Turning 65

Page 1

65 turning

turning 65

65 VROUWEN VAN 65 PORTRETTEN EN VERHALEN

Martijn Gijsbertsen en Ria de Wit



Inleiding

Vrouwen van 65 voelen zich jong en staan midden in het leven. Vaak werken ze nog, volgen een stu­­ die of cursus, reizen de wereld rond en passen tussen­door op de kleinkinderen. 65 van deze vrouwen zijn geportretteerd in hun eigen omge­ ving en ze vertellen openhartig over hun belang­ rijkste keerpunten: momenten die zo ingrijpend of indrukwekkend waren dat ze de loop van hun leven hebben beïnvloed. De verhalen gaan over uiteenlopende onderwerpen, maar hebben een duidelijke overeenkomst: vrouwen zijn sterk en krabbelen altijd weer op. De vrouwen in Turning 65 komen uit heel Neder­ land, hebben diverse achtergronden en van een aantal van hen stond de wieg in een ander land. Het zijn echte babyboomers, geboren in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog. In hun jeugd hadden ze het meestal niet breed en onder invloed van de woelige jaren zestig en zeventig maakten

ze zich los van de normen en waarden die ze van huis uit hadden meegekregen. Ze trouwden vaak jong en als er kinderen kwamen, stopten de meesten met werken. Om enkele jaren later, onder invloed van de emancipatiegolf, hun kans te grijpen. Ze sloten zich aan bij praatgroepen, verenigingen of vrouwencafés en veel van hen vonden opnieuw werk. Door die emancipatie stonden sommige huwelijken onder druk en een flink aantal van de vrouwen in dit boek maakte een scheiding mee. Turning 65 is een verzameling portretten en verhalen, tot stand gekomen dankzij de open­ hartigheid van 65 vrouwen. Zij geven een inkijkje in hun leven en praten openlijk over hun kwets­ baarheid en hun kracht. Hoe heftig de keerpun­ ten soms ook waren, allemaal vonden ze steeds opnieuw een manier om hun leven in balans te brengen.



Feiten & cijfers

• Er wonen 112.434 vrouwen van 65 in Nederland. • De meeste vrouwen van 65 zijn getrouwd: 77.920. • 5757 vrouwen zijn ongetrouwd, 13.268 zijn weduwe en 15.489 zijn gescheiden. • 123 vrouwen van 65 hebben nog een thuiswonend kind. • 195 vrouwen van 65 wonen samen met de vader van hun kinderen, maar zijn nooit getrouwd. • Het gemiddeld aantal kinderen per 65-jarige vrouw is 1,9. • 12% van de 65-jarige vrouwen is kinderloos. • De werkende vrouwen van 55 tot 65 jaar hebben een baan van gemiddeld 24,2 uur. • In 2012 gingen 19.600 vrouwen van 65 met pensioen. • 28,8% van de 65-jarige vrouwen heeft nooit gewerkt, 63,5% is met werken gestopt en 7,7% werkt nog steeds. • 1718 vrouwen van 65 hebben een niet-Nederlandse nationaliteit. Ze komen uit 76 verschillende landen. De grootste groep is Turks (345). • Vrouwen tussen de 65 en 75 besteden ruim 15 uur per week aan het huishouden en bijna 9 uur per week aan vrijetijdsactiviteiten.


8|


Naam | 9

Etuschka Benschop Etuschka verliet haar man en drie jonge kinderen om te gaan samenwonen met een vrouw. De kinderen verbraken het contact, met een van hen is het nooit meer goed gekomen.


‘H

et volgen van mijn hart heeft mij en mijn kinderen veel gekost. Destijds leek het de beste oplossing, zowel praktisch als finan­ cieel: de kinderen bleven bij hun liefhebbende vader in Enschede en ik vertrok naar Amsterdam om een ander leven te beginnen met de vrouw op wie ik verliefd was. Ik had geen idee hoe dat zou verlopen en wilde mijn kinderen zo’n onzeker bestaan niet aandoen. Ik was achttien toen ik trouwde – er was onbe­ doeld een kind op komst. Dat voelde niet als een probleem, het gebeurde gewoon. Er kwamen nog twee kinderen en na de laatste realiseerde ik me met een schok dat ik niet nog een keer zwanger wilde zijn. Ik was niet ongelukkig, maar ik vroeg me wel regelmatig af: is dit het nou? Het waren de woelige jaren zeventig en ik was een vrijgevochten vrouw. In mijn vrije tijd werkte ik bij het COC en

begeleidde vrouwen die in de knoop zaten. Soms had ik ook iets met een vrouw, ik was daar open over. Mijn man vond het geen bedreiging, op mijn manier was ik trouw aan hem. Maar toen werd ik echt verliefd, op een collega bij het COC. Ik wilde bij haar zijn, mijn leven met haar delen. Mijn man voelde zich enorm gekwetst, maar ik kon niet anders dan voor haar kiezen. De kinderen waren twee, zes en acht; heel jong nog. Uit schuldgevoel liet ik ze bij hun vader, zodat hun leven zo gewoon mogelijk zou door­ gaan. In het begin zag ik de kinderen nog wel. Ik haalde ze in het weekeinde op met de trein en bracht ze ook weer terug. Na een paar jaar kreeg mijn ex-man een nieuwe relatie en werd het contact steeds minder. Op een dag kreeg ik een brief van

‘Ik heb een hoge prijs betaald voor mijn keuze’


Etuschka Benschop | 11

mijn oudste dochter, ook namens haar zusje en broertje: ze wilden niet meer in twee verschil­ lende werelden leven en bleven voortaan bij hun papa en nieuwe mama. Ik had het gevoel dat het mijn eigen schuld was. Gek genoeg heb ik hetzelfde gedaan als mijn moeder: afstand gedaan van kinderen. Haar leven is heel bizar verlopen, het was een getrau­ matiseerde vrouw. Rond de Eerste Wereldoorlog is mijn moeder te vondeling gelegd in Letland, daar zijn papieren van. Maar wat er in de acht jaar daarna is gebeurd, is onbekend. In ieder geval is ze in Nederland in een tehuis terechtge­ komen. Ze trouwde met een alcoholist en kreeg met hem twee kinderen. In de Tweede Wereld­ oorlog stierf hij door de drank en mijn moeders kinderen werden van haar afgenomen. Ik weet niet waarom, ze heeft er nooit over willen praten. Later is ze getrouwd met mijn vader en heeft opnieuw een gezin gesticht. Ik heb dus een half­ broer en halfzus, maar alleen met mijn halfzus heb ik contact. Mijn ouders konden vreselijk ruzie maken. Mijn moeder was onmachtig, ze vond het moeilijk om liefde te geven. Wat mij gered heeft, is de dans. Toen ik acht was danste ik op de muziek van mijn vader; hij was musicus en vanwege zijn werk woonden we in Indonesië. Ik heb dansopleidingen gedaan in Yogyakarta en later in Amsterdam en Utrecht. Ik trad op in eigen gezelschappen en maakte dansstukken, ook met theater. Dansen is voor mij een manier om nonverbaal te uiten wat ik te verwerken heb. Dansen heelt. Helaas kan ik momenteel niet dansen; mijn lijf is zwak. Misschien omdat ik zoveel hef­ tige dingen heb beleefd.

Uiteindelijk bleek die vrouw in Amsterdam toch niet de liefde van mijn leven. Bovendien stond de pijn om de kinderen altijd tussen ons in. We gingen uit elkaar en ik had andere relaties. Ik heb mijn leven altijd vrij passievol geleefd, misschien wel om mijn kwetsbaarheid te beschermen. En toen ontmoette ik Betsy. Mijn relatie met haar is het meest puur van allemaal. Het is wat het is, er zijn geen façades. Ik heb haar zo lief, het is moeilijk dat ze nu ziek is. Ze heeft sinds twee jaar lymfklierkanker. Soms ben ik overbezorgd, terwijl zij juist controle wil houden. Dan zit ik te veel in mijn kwetsbaarheid en zij juist te veel in haar kracht. Terwijl je eigenlijk van allebei evenveel nodig hebt. Maar we doen dit samen, we zoeken naar de juiste balans. De keuze die ik heb gemaakt toen de kinde­ ren klein waren, heeft mij veel verdriet, pijn en een schuldgevoel bezorgd. Ik ben mezelf trouw gebleven, ik kon niet anders dan weggaan. Wei­ nig mensen begrijpen dat. Ze zeggen: “Je bent zo zorgzaam, hoe kon je je gezin in de steek laten?” Vrienden verbraken het contact, wilden niets meer met mij te maken hebben. Achteraf realiseer ik me dat ik niet goed heb ingeschat wat de keuze voor mezelf betekende. Ik heb een hoge prijs betaald.’ Het verhaal van Etuschka’s vrouw Betsy staat op pagina 63.


12 | Mieke Meijer-Brus


Mieke Meijer-Brus | 13

‘Soms vraag ik me af of ik niet te vroeg ben gestopt met werken’ Aan haar moeders sterfbed beloofde de veertienjarige Mieke dat ze voor haar acht broers en zussen zou zorgen. Ze nam ook een kloek besluit over haar toekomst: ze wilde verpleegster worden. ‘Mijn moeder was zwanger van haar tiende kind toen ze een zware astmaaanval kreeg. Ze is in het ziekenhuis gestorven. Ik was de oudste dochter en moest meteen flink aanpakken, daardoor kon ik weinig onderwijs volgen. Mijn vader hertrouwde en mijn tweede moeder stimuleerde me om de ver­ pleging toch een kans te geven. Dat beroep bleek me op het lijf geschreven. Mijn kinderen waren nog klein toen ik een vervolgopleiding deed aan de hogeschool. Daarna werd ik wijkverpleegkundige en dat paste nog beter bij me dan het werk in een ziekenhuis. Het is heel mooi om mensen te verzor­ gen in hun eigen leefomgeving. Ik heb gewerkt tot mijn 62ste en nu geniet ik van mijn pensioen en van de kleinkinderen. Soms vraag ik me af of ik niet te vroeg ben gestopt met wer­ ken, mijn gezondheid is nog prima. Toch is het ook goed zo; je weet nooit hoeveel tijd je nog hebt.’



Naam | 15

Alice Chin-On

Alice woonde in de jaren tachtig in Suriname vlakbij een kazerne van legerleider Desi Bouterse. Toen de strijd tussen Bouterse en de rebellen van Ronny Brunswijk te hevig werd, vluchtte ze met haar man en hun geadopteerde dochtertje naar Nederland.


‘H

et was jarenlang onrustig in Suriname. Het begon in 1980 met een coup door een aantal militairen, onder wie Desi Bouterse. We woonden destijds vlakbij het hoofdbureau van politie in Paramaribo en werden wakker van schoten. De volgende ochtend reden er tanks door de straten, we verlieten ons huis en dat was maar goed ook: mariniers schoten vanaf een schip het politiebureau in brand en de vlammen sloegen over naar de houten huizen in de straat. De wind stond gunstig en daardoor bleef ons huis gespaard. Mijn man had medicijnen gestudeerd en kreeg kort na de coup een huisartsenpost toegewezen in een van de Surinaamse districten, grenzend aan Guyana. Toevallig stond de dokterswoning in mijn geboortedorp, waar ik nooit meer was geweest sinds mijn babytijd; de reis vanuit Para­ maribo nam destijds twee dagen in beslag. Het voelde meteen vertrouwd, mensen herkenden

mijn naam en haalden herinneringen op aan familie­leden. Ik kon in het dorp aan de slag als wiskunde­lerares en het was een goed leven, rusti­ ger dan in de hoofdstad. We hadden geen kinderen. Het lukte niet en ik had geen zin in gepruts aan mijn lijf om de vruchtbaarheid te bevorderen; bovendien had ik dan steeds de reis naar Paramaribo moeten ondernemen en dat vond ik een hele opgave. We hadden ons erbij neergelegd, kinderen zijn je gegeven of niet. Op een dag belde een verloskun­ dige op: een jong, Hindoestaans meisje was de avond ervoor bevallen van een dochtertje. Haar zwangerschap was een schande in de familie en het was ondenkbaar dat ze het kind zelf zou opvoeden. De verloskundige vroeg of het kindje bij ons terecht kon. Mijn eerste reactie was: we beginnen er niet aan, we hebben ons er niet op kunnen voorbereiden.

‘Het duurde ruim drie jaar voor de naturalisatie rond was’


Alice Chin-On | 17

Maar toen ze de volgende dag weer belde en aan­ drong, hebben we toch ja gezegd. Met als voor­ waarde dat de moeder volledig afstand zou doen van haar kind. Ik wilde niet het risico lopen dat ze zich zou bedenken. En zo waren we ineens vader en moeder van een prachtig meisje van twee dagen oud. Ik heb altijd tegen haar gezegd: “Je bent heel bijzonder, want je hebt twee moeders; bij de een ben je geboren en bij mij groei je op.” Goederen waren schaars en op de bon, maar omdat veel spullen illegaal naar Guyana werden gebracht konden wij er makkelijk aan komen. Zo hielpen wij onze familieleden in Paramaribo een beetje. Legerleider Bouterse had een kazerne in de buurt van ons dorp, maar we hadden er weinig last van. Dat veranderde toen rebellen, onder leiding van Ronnie Brunswijk, plannen maakten voor militaire acties. Rond de kazerne liep de spanning flink op en we voelden ons niet meer veilig. Ook werd het voor mijn man steeds moeilijker om zijn werk te kunnen doen. Hij had alleen maar pijnstillers in de praktijk, verder waren er geen medicijnen te krijgen. We besloten te vertrekken naar Nederland en daar opnieuw te beginnen. Eigenlijk waren we twee jaar te laat: tot 1985 was het geen probleem om naar Nederland te gaan en een paspoort te krijgen, maar daarna werd dat lastiger. In Suriname waren alle verloven ingetrokken en het was onmogelijk om voor het hele gezin een visum te krijgen. Als je toch met z’n allen vertrok, liep je het risico om op de luchtha­ ven te worden aangehouden. We bereidden ons vertrek in stilte voor en mijn dochtertje en ik vertrokken alleen; mijn man kwam vier maanden later. Het was me wel duide­ lijk dat Nederland in die tijd anders aankeek tegen de komst van Surinamers dan een paar jaar daar­ voor, want we werden behandeld als vluchtelin­ gen. Ondanks het feit dat we van niets of niemand

afhankelijk waren – we hadden een huis en allebei een baan – duurde het toch ruim drie jaar voor de naturalisatie rond was. Een heel verschil met de jaren zeventig, toen het heel gewoon was dat Suri­ naamse jongeren in Nederland gingen studeren en vervolgens familie lieten overkomen. Zo was het destijds ook bij mijn zussen en ouders gegaan. Ik vond het niet moeilijk om te aarden in Neder­ land. Eigenlijk voel ik me overal wel thuis, ik pas me makkelijk aan. Het belangrijkste is dat je kunt communiceren met de mensen in je omgeving. Daarom ben ik nu ook bezig met een cursus Chi­ nees. Mijn voorouders komen uit China en ik zie er Chinees uit, maar ik beheers de taal niet. Ik ben opgegroeid met Haka-Chinees, een taal die nage­ noeg uit China is verdwenen. Chinezen spreken nu vooral Kantonees en Mandarijn en daar versta ik niets van. We houden van reizen en waar ik ook ben: ik ontmoet altijd Chinezen die tegen me beginnen te praten en in Chinese restaurants krijg ik de menukaart in het Chinees. Nu ik niet meer werk – ik ben een paar jaar geleden om gezond­ heidsredenen gestopt – wil ik het onder de knie krijgen. Taal was nooit mijn favoriete vak, ik houd meer van rekenen, maar ik wil weten wat mensen tegen me zeggen. Op mijn 65ste breekt een nieuwe periode aan in mijn leven: ik word oma. Ik vind het heel bij­ zonder om de zwangerschap van mijn dochter mee te maken, zelf heb ik dat stukje gemist. Het ongeboren kind heeft me nu al veranderd. Ik leef bewuster en denk meer na over hoe ik mijn tijd zal indelen; ik wil zo weinig mogelijk missen. En als mijn man met pensioen gaat, verhuizen we mis­ schien wel naar de woonplaats van mijn dochter. Veel heb je niet nodig in het leven: gezondheid en de familie om je heen. Dat is alles.’


18 | Anna Garssen


Anna Garssen | 19

Anna voelt zich sinds de overgang een wijze vrouw en heeft nieuwe energie gevonden. ‘De disbalans in mijn lijf viel samen met de slopende ziekte van mijn zwager. Ik verzorgde hem jarenlang, samen met mijn zus, en ging in die tijd over al mijn grenzen heen. Daardoor werd ik zelf ook ziek. Niet verstandig, dat weet ik nu, maar ik kan het mezelf vergeven.’


Ursula van Rijthoven 20 | Naam

Schipperskind Ursula bracht haar schooltijd door op internaten, wat ze heel moeilijk vond. Toch gebeurde hetzelfde bij haar eigen kinderen, want net als haar moeder werd ze verliefd op een schipper.


Naam | 21


‘Varen betekent leven in je eigen wereldje; je kunt moeilijk vriendschappen opbouwen’


Ursula van Rijthoven | 23

‘D

at ik mijn eigen kinderen ook naar een internaat moest brengen, vond ik heel erg. Ze hadden allebei last van heimwee en hingen vaak huilend aan de telefoon. Maar je hebt geen keus als je vaart, kinderen zijn nou eenmaal vanaf zes jaar leerplichtig. Mijn ouders voeren op een binnenvaartschip naar Duitsland en België. Onze thuishaven was Rotterdam, mijn moeder deed daar de inkopen voor de volgende reis, we haalden er de post op en gingen naar de dokter als dat nodig was. Als klein meisje ging ik af en toe naar de kleuter­ school, dat kon alleen als we een paar dagen stil lagen. Op mijn zesde moest ik naar een internaat. Ik heb heel wat gehuild omdat ik mijn ouders, broer en zusjes zo miste. Een keer per maand kon ik een weekend naar ze toe. In het begin haalde mijn moeder of oma mij op, maar al snel ging ik zelf met de trein naar de plaats waar op dat moment het schip lag. Ook de huishoudschool deed ik op een internaat en na mijn examen moest ik van mijn ouders weer aan boord komen. Eigenlijk wilde ik kapster worden of in een kledingzaak werken, maar dat mocht niet. “Leer maar koken en naaien, dat is handig als je gaat trouwen”, zei mijn moeder. En zo gebeurde het, ik zorgde voor het huishouden en voor mijn geestelijk gehandicapte broer en haalde mijn zusjes op als ze thuiskwamen van hun internaat. Mijn moeder vond dat allemaal wel makkelijk.

Varen betekent leven in je eigen wereldje. Je ont­ moet wel veel andere mensen maar kunt moei­ lijk vriendschappen opbouwen, iedereen woont immers op zijn eigen schip. Toen ik achttien was, ging ik naar het schippersbal in Rotterdam en daar ontmoette ik mijn man, ook een schippers­ kind. Vlak voor ons trouwen stierf zijn vader; wij zijn op het schip gaan varen dat al drie generaties in de familie was. Op dat schip hebben we bijna veertig jaar gewoond en gewerkt, het was een fijne tijd. Toch vind ik het jammer dat ik nooit mijn eigen geld heb kunnen verdienen. Natuurlijk hielp ik mee op het schip en ik mocht alles kopen wat ik wilde, maar het is toch anders dan werken aan de wal. Met veel moeite konden we het schip verkopen toen mijn man 65 werd en nu wonen we in een flat. Dat was wel even wennen. Mijn gezondheid is niet goed, ik kreeg tijdens mijn eerste zwangerschap diabetes en dat is nooit meer overgegaan. Ik heb daardoor veel in het ziekenhuis gelegen. Een paar jaar geleden ben ik aan mijn gezicht geopereerd waardoor het een heel andere vorm kreeg. Ook mijn nieren hebben te lijden onder de diabetes, ze werken niet meer optimaal. Als ik toe ben aan een nier­ transplantatie, wil mijn man een nier afstaan. Hij is onderzocht en blijkt de perfecte donor. Geweldig dat hij dat wil doen, dat is echte liefde.’


24 | Naam

Nellie van den Akker

Iedere tegenslag maakte haar sterker: Nellie zette haar schouders eronder en ging verder met haar leven. Ook na de dood van haar tweede man, die ze leerde kennen dankzij haar zus.


Naam | 25


‘M

ijn zus en een van haar vriendinnen hadden een blind-date voor me gere­ geld. Ze kenden een leuke, alleenstaan­ de man en dachten dat het wel eens zou kunnen klikken tussen ons. Ik zag het eerst niet zitten, een afspraak met een onbekende is niks voor mij. Maar ze bleven zeuren en toen heb ik het maar gedaan. We hadden afgesproken in een restaurantje, hij stond in de deuropening toen ik eraan kwam. Ik vond het meteen een knappe vent. We raakten aan de praat over onze jeugd en waar we van­ daan kwamen. Tot mijn verbazing kende hij het dorpje waar ik ben opgegroeid, een piepklein plaatsje in De Peel. In de Tweede Wereldoorlog was zijn vader vanuit de Randstad tewerkgesteld door de Duitsers en had onderdak gekregen op

een boerderij in datzelfde dorp. Pas toen ik naar huis reed, ging ik er verder over nadenken. Mijn opa en oma hadden in de oorlog een man in huis gehad, zou dat dezelfde zijn? Mijn moeder had het er altijd over, volgens mij had ze stiekem een oogje op hem. Zijn vrouw en twee kleine kinderen waren in de hongerwinter ook op de boerderij van mijn opa en oma geweest, om aan te sterken. Ik heb mijn zus gebeld, zij had een doos vol foto’s uit die tijd. En wat bleek: het was inderdaad de vader van mijn date. Sterker nog: die twee kleine kinderen, daar was hij er een van. Ik zei tegen hem: “Je hebt mijn hele leven bij ons thuis in de schoenendoos gezeten.” Dat was zo geweldig, het voelde als thuiskomen. We wilden onze relatie eerst op een laag pitje houden, maar zijn moeder was heel enthousiast en wilde mij

‘Als het afscheid zo fijn is geweest, ben je niet kapot van verdriet’


Nellie van den Akker | 27

meteen ontmoeten. Ze vertelde dat ze nog lang contact had gehouden met mijn ouders, ze was zelfs op hun veertigjarige bruiloft geweest. Mijn hele familie sprak erover: “Heb je het gehoord van Nellie? Die heeft verkering met de zoon van Jan, die in de oorlog bij onze opa en oma woonde.” Met mijn eerste man ben ik heel jong getrouwd, we waren allebei achttien toen ik zwanger raak­ te. Het was het praatje van het dorp. Mijn ouders waren niet boos, dat heb ik ze altijd in dank afgenomen. Ze regelden binnen drie maanden het huwelijk en vonden een bovenwoning, waar de eerste van onze drie zoons is geboren. Daarna zijn we wel elf keer verhuisd. Mijn man had overal zaakjes lopen: hij zat in de bouw, handel­ de in antiek en runde een paar winkels. Steeds weer kocht hij huizen die opgeknapt moesten worden; daardoor zaten we altijd in de troep. Zodra de verbouwing achter de rug was, gingen we naar een volgend huis. Soms zette ik alles op z’n kop omdat ik niet weg wilde. Ook voor de jongens was het moeilijk: ze moesten steeds naar een andere school en nieuwe vriendjes zoeken. Toen door de crisis in de jaren zeventig de bouw instortte, kregen we problemen met banken en de belastingdienst; dat waren flinke klappen. Vanaf dat moment ging het mis tussen ons, er was te veel gebeurd. Na zeven moeilijke jaren heb ik de echtscheiding aangevraagd. Ik was 52 toen ik voor de tweede keer trouwde, met mijn blind-date. Mijn tweede man kwam uit een heel andere wereld dan ik; hij had gestu­ deerd en was een nette ambtenaar met vergelijk­ bare vrienden, terwijl mijn vriendenkring vooral

bestond uit ondernemers – echte doeners. Ik genoot van de avonden waarop we zaten te pra­ ten over onze levens, we hebben veel van elkaar geleerd. Na tien mooie jaren werd hij ziek. De ene dag won hij nog een wedstrijd op de golfbaan, de andere dag zaten we in het ziekenhuis en kregen te horen dat hij ongeneeslijk ziek was. Maag­ kanker, niets meer aan te doen. Er volgden acht bijzondere weken. Mijn man was heel open en duidelijk: “Ik wil naar huis, nog een paar mooie weken hebben en als mijn levenskwaliteit ach­ teruit gaat, wil ik euthanasie.” Dat was moeilijk, maar ook fijn; we konden overal over praten. In die weken waren we met z’n allen heel hecht: wij samen, mijn kinderen, zijn kinderen, de zoon van zijn tweede vrouw, alle partners en kleinkin­ deren. Het was een waardevolle, intensieve tijd. Voor mij was zijn openheid een grote leerschool: je hoeft niet bang te zijn voor de dood. Als het afscheid zo fijn is geweest, ben je niet kapot van verdriet. Ik neem mijn petje af voor wat hij heeft gedaan: zo bewust kiezen voor euthanasie. Natuurlijk zijn er momenten dat ik hem heel erg mis – ik heb geen maatje meer. Maar ook hier ben ik sterker uit gekomen; ik heb weer een nieuw leven opgebouwd. En al onze wederzijdse vrienden zijn gebleven, dat is heel fijn. Ik doe wat ik altijd heb gedaan: schouders eronder en doorgaan. Opnieuw beginnen, ik kan het.’


| Anne 28 Vrouwen van 65 Wagenaar zijn sterk. Dat blijkt uit de openhartige verhalen in Turning 65. Fotograaf Martijn Gijsbertsen portretteerde 65 vrouwen van 65 jaar in hun eigen omgeving, journalist Ria de Wit vroeg naar hun belangrijkste keerpunten. Turning 65 is een indrukwekkende verzameling portretten, verrijkt met verhalen over kwetsbaarheid en kracht. Een prachtig tijdsbeeld van vrouwenlevens na de Tweede Wereldoorlog. Armoede, de pil, emancipatie, geloof, immigratie: 65 jaar maatschappelijke ontwikkeling krijgt kleur in persoonlijke verhalen.

Martijn Gijsbertsen (1973) fotografeert sinds 2004. Hij doorliep met succes de Fotoacademie in Amsterdam en studeerde af met de fotoserie Same Time Same Place. De internationale Pride Photo Award beloonde deze serie in 2011 met de tweede prijs. Portretseries vormen het handelsmerk van de fotograaf. Ria de Wit (1962) is freelance journalist en schrijver van levensverhalen. Indringende en persoonlijke teksten zijn haar specialiteit. Haar motto luidt: iedereen heeft een verhaal.

‘Na ieder keerpunt werd ik sterker’

6


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.