Félix Vallotton HET VUUR ONDER HET IJS
FĂŠlix Vallotton Het vuur onder het ijs
Marina Ducrey, Katia Poletti, Isabelle Cahn, Fleur Roos Rosa de Carvalho en Nienke Bakker
Van Gogh Museum Lecturis
1.
Zelfportret, 1897 Olieverf op karton, 59,2 x 48 cm Musée d’Orsay, Parijs
Voorwoord
Félix Vallotton was een van de belangrijkste kunstenaars van zijn generatie. Geboren in Lausanne in 1865 en overleden in Parijs in 1925, bevond hij zich op het snijvlak van twee landen – Zwitserland en Frankrijk – en van twee eeuwen. Hij sloot zich in 1893 aan bij de Nabis (Hebreeuws voor ‘profeten’): een groep jonge Franse kunste naars, onder wie Pierre Bonnard, Edouard Vuillard en Maurice Denis, die een nieuwe weg insloegen naar een sterk decoratieve kunst. Binnen de groep bleef Vallotton altijd ‘le Nabi étranger’, de vreem deling. Hij was een tijdgenoot van Gauguin, Van Gogh, Cézanne en Matisse maar volgde zijn eigen weg, los van elke stroming, met een volstrekt eigenzinnige stijl en onderwerpskeuze. Vallotton was een meester in het observeren, een sombere, bittere man die afstand hield tot de wereld maar deze scherp waarnam in al zijn wreedheid en absurditeit. Zijn schilderijen tonen de dagelijkse werkelijkheid maar geven haar tegelijkertijd een vervreemdende sfeer. De afstan delijkheid waarmee hij onderwerpen toont,
7
contrasteert met de diepere emoties die erin zijn verbeeld. Wat speelt zich af tussen de figuren, wat broeit er onder dat gladde oppervlak, welke emoties sluimeren onder die koele schilderstijl? Kortom: wat is ‘het vuur onder het ijs’ bij Vallotton, zoals de criticus Claude Roger-Marx het in 1955 zo treffend omschreef? Dit boek, dat verschijnt naar aanleiding van de overzichtstentoonstelling die in Parijs in het Grand Palais zeer succesvol opende, en daarna in een iets kleinere selectie te zien is in Amsterdam en Tokio, biedt het publiek de gelegenheid om het werk van deze bijzondere kunstenaar te leren kennen of er opnieuw mee kennis te maken. De enige grote tentoonstelling van Vallotton in Nederland vond plaats in 1992 in het Van Gogh Museum, en wij zijn trots dat we nu een nieuwe generatie museumbezoekers de gelegenheid kunnen geven zijn fascinerende oeuvre te ontdek ken. In 2000 heeft de Vincent van Gogh Stichting voor het Van Gogh Museum een omvangrijke collectie werken op papier van de Nabis verworven,
waaronder 90 houtsneden van Vallotton. Hiermee bezit het Van Gogh Museum een van de grootste collecties houtsneden van deze kunstenaar buiten Frankrijk en Zwitserland. Het waren deze baan brekende prenten, met een ongeëvenaarde stijl en uitstraling, die hem in de jaren 1890 inter nationale bekendheid brachten. De tentoonstelling in Amsterdam en het voorliggende boek bevatten een ruime selectie houtsneden uit de collectie van het Van Gogh Museum, die hier samen met Vallottons schilderijen worden gepresenteerd. Wij danken eerst en vooral de conservatoren van de tentoonstelling en auteurs van deze publi catie, Marina Ducrey en Katia Poletti, conserva toren van de Fondation Félix Vallotton, en Isabelle Cahn, hoofdconservator bij het Musée d’Orsay. Gedrieën waren zij verantwoordelijk voor de selectie van de werken en het concept van de tentoonstelling, met een thematische indeling die een nieuw inzicht biedt in Vallottons oeuvre, zijn esthetische, sociale en politieke preoccupaties en zijn persoonlijkheid. Wij danken ook de conserva toren en medeauteurs Nienke Bakker en Fleur Roos Rosa de Carvalho, die in het Van Gogh Museum verantwoordelijk waren voor de selectie van de houtsneden voor de tentoonstelling in Amsterdam. De tentoonstelling had niet kunnen plaats vinden zonder de genereuze bruiklenen uit gerenommeerde openbare en particuliere collec ties. Wij betuigen onze grote dank aan al diegenen die werken hebben uitgeleend. Voor het vele werk dat met de organisatie van de tentoonstelling gepaard ging, willen wij onze collega’s bedanken in Parijs, Amsterdam en Tokio, die ervoor gezorgd hebben dat deze intrigerende kunstenaar in drie wereldsteden voor het voetlicht kan worden gebracht.
Axel Rüger Directeur Van Gogh Museum
Guy Cogeval Directeur Musée d’Orsay en Musée de l’Orangerie
8
9
IJskoude Vallotton?
Marina Ducrey
12
2.
FĂŠlix Jasinski die zijn hoed vasthoudt, 1887 Olieverf op doek, 65,5 x 60,5 cm Ateneum Art Museum, Finnish National Gallery, Helsinki, collectie Antell
14
B
15
ij zijn dood op 29 december 1925 liet Félix Vallotton meer dan 1700 schilderijen na, zo’n 250 prenten, honderden illustraties in tijdschriften en boeken, een ontelbaar aantal tekeningen en studies, een paar beeldjes en decoratieve voorwerpen, drie romans, tien toneelstukken en ruim dertig recensies en geschriften over kunst. Een uit zonderlijk resultaat voor deze Zwitser – hij werd op 28 decem ber 1865 in Lausanne geboren – die in 1900 de Franse nationaliteit kreeg, als we beseffen dat hij maar veertig jaar actief was als kunstenaar. Zijn houtsneden en tekeningen in kranten en tijdschriften veroorzaakten een sensatie in het Parijs van de jaren 1890, door hun verfrissende geestdrift en ongekende stijl, en brachten hem daarna ook elders in Europa en aan de andere kant van de oceaan bekendheid. Hij was, nog geen dertig jaar oud, al een van de meest gevraagde illustratoren van zijn tijd. Als schilder werd hij niet altijd door de critici begrepen, maar hij was wel een vooraanstaande persoonlijkheid in de Parijse kunstwereld, onder andere als medeoprichter van de Salon d’Automne. Dankzij de kunst handelaren die hem verdedigd hebben, eerst de broers Josse en Gaston Bernheim en later ook Eugène Druet, zijn veel van zijn schilderijen in prestigieuze kunstcollecties in Frankrijk terechtgekomen. Hoewel hij zich soms beklaagde over ‘de vernietigende kritiek aangelengd met aardige woordjes’1 die de pers over hem schreef, is hij zijn roeping trouw gebleven: schilderen met de schilderkunst als enige doel, zonder ooit de mode te volgen of de liefhebber te willen behagen. Het dagboek van Vallotton, zijn correspondentie en de getuigenissen van mensen die hem goed hebben gekend, schetsen een contrastrijk portret van een middelgrote man, altijd goed gekleed zelfs wanneer hij geen cent had, en behoor lijk gereserveerd van karakter. Vallotton was egocentrisch en overgevoelig, zoals veel kunstenaars, pessimistisch en verbit terd, zelfs depressief op zijn tijd, maar ook gepassioneerd en sensueel, zeer intelligent en gecultiveerd, een briljant causeur, mits in vertrouwd gezelschap, en dol op ‘vrouwelijk schoon’.2 ‘De schilderkunst was voor Vallotton een groot spiritueel avontuur waar hij zich volledig in stortte’, schreef kunstcriticus Jacques de Laprade.3 Een avontuur met een doel: een oeuvre creëren dat in zijn tijd was verankerd en toch ook een voort zetting van de traditie zou zijn, dus noodzakelijkerwijs een rijk mengsel van genres – portretten, interieurs, naakten, land schappen, stillevens en zelfs historiestukken. Maar bovenal moest het een origineel oeuvre zijn. Dit doel heeft Vallotton ontegenzeglijk bereikt, want hij is bijna een eeuw na zijn dood nog steeds niet onder te brengen in een bepaalde categorie. ‘De vreemdeling’ onder de Nabis heeft bijna alle kunst stromingen rond de eeuwwisseling aan zich voorbij laten gaan en viel uit de toon bij zijn Zwitserse tijdgenoten. Omdat er geen etiket op Vallotton kon worden geplakt, is zijn afwijkende stijl vaak toegeschreven aan het feit dat hij in twee eeuwen, twee landen en twee culturen leefde. Maar hij was niet de enige kunstenaar in deze situatie. Zijn eigenheid is eerder te zoeken in het feit dat hij opgroeide in de schaduw van de protestantse ethiek; vandaar zijn strengheid en spaarzaam heid, maar ook zijn integriteit, arbeidsethos, streven naar orde en terughoudendheid in het uiten van zijn emoties. Maar in
‘Mijn wortels liggen in Parijs’ De Parijse erkenning, 1892-1899
Katia Poletti
28
29
Herfst in Parijs Vallotton en de Salon d’Automne, 1903-1925
Isabelle Cahn
46
De essentie van zwart en wit De houtsneden
Fleur Roos Rosa de Carvalho
62
63
78
Thema’s in het oeuvre
79
Idealisme en zuiverheid van de lijn
Isabelle Cahn
Het specifieke karakter van Vallottons schilder kunst, datgene wat meteen opvalt, is het over wicht van de lijn op de kleur. De motieven lijken uitgeknipt, ingesnoerd, met elkaar verbonden door een dun netwerk van lijnen. De loop van de lijn volgt die van het verhaal dat op het doek wordt verteld, als een rode draad die de complexe hersenspinsels van de kunstenaar naar boven haalt. Zijn eigenaardige schilderkunst heeft zijn tijdgenoten des te meer verbaasd omdat de kleur aan het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw het absolute primaat had, bij de impressionisten van de eerste generatie, gevolgd door de neo-impressionisten en de fauvisten. ‘Vallotton staat in dienst van de lijn’, consta teerde in 1898 zijn eerste biograaf, Julius MeierGraefe. ‘Hij houdt van de lijn, en niet alleen omdat hij tekenaar is; de weinige schilderijen die hij tot nu toe heeft gemaakt, zijn een getrouwe weergave van dit gevoel.’ Toen de jonge Vallotton begon te schilderen, was hij al bedreven in het graveren en illustreren. De lijn betekende voor hem de
80
kortste weg tussen zijn ideeën en zijn schilder kunst, een weg die hem in staat stelde de kracht en het spontane karakter van zijn waarnemingen – die niet per se objectief waren – intact te houden. De lijn, een concentraat van zijn gedachten, was het ideale middel om de kracht van de analyse te behouden, de emotie in toom te houden en de subjectieve taal van de kleur te beheersen. Vallotton schetste eerst het onder werp, waarbij hij meerdere ‘opnamen’ onder verschillende hoeken maakte; daarna gebruikte hij deze schetsen, soms in combinatie met foto’s of reproducties van schilderijen, om in zijn atelier te gaan schilderen. Door een compositie op te bouwen door verschillende elementen samen te voegen, lukte het hem een te letterlijke weer gave van de realiteit te vermijden. Met zijn portretten uit de jaren 1880 – Zelf portret op twintigjarige leeftijd (afb. 55), Félix Jasinski die zijn hoed vasthoudt (afb. 2) – en de portretten van zijn vrienden van La Revue blanche (afb. 56) die hij in het daaropvolgende decennium
81
Vlakke perspectieven
Marina Ducrey
‘De meeste landschappen hebben veel weg van kleurenfotografie. Dat bewijst hoe moeilijk het is’, schreef de schilder Jules Flandrin aan zijn collega Lucien Mainssieux op 31 januari 1912. Hij doelde op het twaalftal landschappen dat op de Vallotton-tentoonstelling in de galerie Druet hing, waaronder Honfleur in de mist (Musée des Beaux-Arts, Nancy) en Laatste zonnestralen (afb. 63). Als Mainssieux dit ter plekke had willen controleren, zou hij de grootst mogelijke moeite hebben gehad Honfleur en omgeving te herken nen, zelfs niet de plek waar dit landschap zou zijn ‘gefotografeerd’. Apollinaire zat veel dichter bij de waarheid in L’Intransigeant van 27 januari 1912, waarin hij, na het zien van dezelfde tentoon stelling, de landschapschilder Vallotton als een leerling van Henri ‘Le Douanier’ Rousseau beschouwde. Natuurlijk, de jungles van Rousseau zijn pure fantasie, terwijl Vallotton zich na de eeuwwisseling altijd door bestaande locaties liet inspireren. Maar door die plekken te benaderen vanuit een nieuwe, verinnerlijkte visie gaf hij ze
88
een dermate ander aanzien dat het onmogelijk is de plaatsen te bepalen waar hij de schetsen heeft gemaakt die de basis voor de schilderijen vormden. Stilistisch zijn deze vormveranderingen terug te voeren op zijn houtsneden uit de jaren 1890, toen hij van een realistische weergave overging op een decoratieve benadering, waarbij lijnen en vlakken worden gecombineerd in een ruimte die zich onttrekt aan de regels van het klassieke perspectief. Het zou heel goed kunnen dat de ommekeer in zijn kunst vanaf de herfst van 1891 te maken had met de publicatie, in maart, van het beroemde artikel van Albert Aurier, ‘Le symbolisme en peinture’. Hierin pleit de auteur voor een kunst die decoratief is en ‘idéiste’, een kunst die ideeën uitdrukt, waarbij ‘de concrete waarheid, het illusionisme en de trompe-l’oeil’ worden uitgeban nen. De streng geselecteerde onderwerpen zouden alleen door middel van ‘lijnen, vormen, algemene en specifieke kleuren’ moeten worden weer gegeven en zo hun ‘ideïstische betekenis’ krijgen.
89
Verdringing en leugen
Isabelle Cahn
Vanaf 1897 tot aan het begin van de jaren 1900 schilderde Vallotton een groot aantal tragi komische zedenschetsen met personages die in uiteenlopende burgerlijke interieurs worden weergegeven. De hoofdrolspelers zijn frontaal in een kader afgebeeld, in vereenvoudigde, bijna stereotiepe decors, zoals in eigentijdse kluchten. Om zijn interieurs samen te stellen verschoof hij de meubels in zijn atelier: zo zien we dezelfde rode stoel in verschillende composities die hij rondom de eeuwwisseling maakte. Vallotton liet de echtelijke relatie tussen zijn personages in het midden – man en vrouw, minnaar en minnares – maar gaf een reeks van liefdessituaties weer, doorspekt met een flinke dosis ironie. De kleuren van het decor, de demon stratieve gebaren en houdingen versterken het idee van een verhaal dat zich achter gesloten deuren afspeelt, als een scène uit een stomme film. De toeschouwer die naar de scène kijkt, is in zijn schik. Hij is getuige van de sterke driften en weinig verheven gevoelens van de personen, zijn
96
aandacht wordt getrokken door de accessoires en snuisterijen rondom het stel, die als wachters getuige zijn van de gebeurtenissen en hun onvermijdelijke vervolg aankondigen. Ze zijn de voorboden die de rust van deze galante afspraken gaan verstoren en geven gestalte aan het schuldgevoel van de hoofdfiguren en waar schijnlijk – bij wijze van projectie – ook aan dat van de schilder zelf. In zijn commentaar op de zes Interieurs (afb. 73, 75), door Vallotton geschilderd tussen 1897 en 1898 en als reeks voor het eerst tentoongesteld bij Durand-Ruel het jaar daarop, legt Gustave Geffroy de nadruk op de essentiële rol van de accessoires in deze komedies, waarin ‘niet alleen de personages wonderbaarlijk goed hun rol spelen, maar ook de meubels, die op een aparte manier grappig zijn door hun stoffen, de plek waar ze staan, de eenvoud van het bestaan die zij demonstreren’ (Le Journal, 15 maart 1899). Vallotton maakte soms gebruik van een metonymie om onzichtbare gebeurtenissen aan te duiden. Een voorbeeld daarvan is het schilderij
97
De hoge hoed (Musée André Malraux, Le Havre) uit 1887, waarin een hoed en stok in het voor vertrek van een verlaten appartement wachten, en daarmee het galante bezoek van hun eigenaar suggereren. Tien jaar later begon hij aan een serie van tien houtsneden die uiteenlopende echtelijke scènes verbeelden, in een volgorde die geen oorzakelijk verband weergeeft. De serie Intimités (afb. 72), in 1899 door La Revue blanche in dertig exemplaren uitgegeven, verscheen in een periode waarin Vallottons liefdesleven ingrijpend was veranderd. Hij had zijn relatie met zijn minnares Hélène Chatenay verbroken en was verloofd met de welgestelde Gabrielle RodriguesHenriques, de zus van de kunsthandelaren Josse en Gaston Bernheim en een jonge weduwe met drie kinderen. Deze serie is dan wel niet direct autobiografisch, maar onthult een gedesillusio neerde opvatting van de liefde bij de kunstenaar. De vrouw wordt afgebeeld als een oppervlakkig, berekenend schepsel, wreed, onverzadigbaar en triomferend. De man, die op stoutmoedige wijze
toenadering zoekt, komt al snel over als over wonnen en ontmoedigd. Geld speelt een centrale rol in het liefdescontract, zoals bij de minnaars van Jules Renard in diens La Maîtresse, door Vallotton in 1896 geïllustreerd, één jaar voordat hij de Intimités maakte. In zijn liefdeskomedies, net als later in zijn roman La Vie meurtrière, liet Vallotton – vermaard om zijn zelfbeheersing – het gladde oppervlak van verdrongen driften openbarsten. ‘We lachen, we huiveren, we hebben medelijden, we zijn verontwaardigd, we rillen. Het heerlijke, verontrustende schouwspel’, schreef Thadée Natanson enthousiast over Intimités in zijn kroniek in La Revue blanche. Er vindt een ware loutering plaats bij het aanschouwen van deze aanklacht tegen de onmogelijkheid van de liefde, weggestopte pijn, wraak- en haatgevoelens. Raymond Bouyer ging nog verder in zijn analyse van het genot dat wij – ook nu nog – ervaren wanneer we naar deze houtsneden kijken, waarbij hij zelfs overeenkomsten vond met ‘het delirium van de Markies de Sade’. Steeds weer moeten we wrang vaststellen dat de sterke emotie die de minnaars aangrijpt al snel wordt afgezwakt door de banaliteit van de afspraakjes op theetijd; de begeerte maakt plaats voor verveling en het onvermogen te communiceren, die de kloof van de scheiding steeds dieper maken. Terwijl Vuillard op een afstand de intieme drama’s observeerde die zich in zijn omgeving afspeelden, belichtte Vallotton van dichtbij, als het ware door de lens van een camera, het noodlottige van de liefde. In De rode kamer (afb. 75) zien we in het midden van de compositie, in de spiegel boven de open haard die de huis kamer van de slaapkamer scheidt, de weer kaatsing van Vuillards schilderij Groot interieur met zes personages, geïnspireerd op het drama van het overspel in de woning van zijn zus. De aanwezigheid van dit doek, dat Vallotton kort daarvoor had ontvangen, vormt een Droste-effect van zijn verbeelding van de verdorvenheid van de liefde als een onvermijdelijk vervolg op het genot van de minnaars. Vallotton hekelde, via een obscuur doolhof van gevoelens en driften, van verdringing en
68.
Interieur, 1900 Olieverf op karton, 55 x 30,5 cm Musée d’Orsay, Parijs
98
leugen, de maatschappelijke neurose van het huwelijk en het geld. Zijn weergaven van de complexe mechanismen van de psyche nemen een belangrijke plaats in binnen zijn oeuvre, in een symbolische, metonymische of theatrale vorm, maar altijd oplosbaar in humor, daar waar de deuren van het onbewuste een stukje worden geopend.
69.
De kuise Susanna, 1922 Olieverf op doek, 54 x 73 cm MusĂŠe cantonal des BeauxArts, Lausanne
99
70.
71.
Interieur, in het blauw geklede vrouw die in een kast zoekt, 1903 Olieverf op doek, 81 x 46 cm Musée d’Orsay, Parijs
Interieur met vrouw in het rood, op de rug gezien, 1903 Olieverf op doek, 93 x 71 cm Kunsthaus Zürich
100
101
De Frans-Zwitserse kunstenaar Félix Vallotton (1865-1925) behoorde als lid van de kunstenaarsgroep ‘Les Nabis’ (de profeten) tot de artistieke voorhoede van Parijs tijdens het fin de siècle. Zijn krachtige en kleurrijke schilderijen tonen ogenschijnlijk dagelijkse taferelen met een vervreemdende sfeer en geladenheid, geschilderd in een koele en afstandelijke stijl: het ‘vuur onder het ijs’. Internationale bekendheid verwierf hij door zijn krachtige zwart-wit houtsneden die niet alleen ongeëvenaard zijn in stijl en techniek, maar ook in sfeer. Ze bevatten een onderhuidse spanning of dreiging, en de humor gaat vaak gepaard met bijtende maatschappijkritiek. Félix Vallotton was een vernieuwer, zonder te breken met de traditie, en een scherp observator, maar ook een sombere, bittere man die de wreedheid en absurditeit van de wereld om hem heen meesterlijk weergaf in zijn werk.
ISBN 978 94 6226 053 5 www.vangoghmuseum.nl www.lecturis.nl