levensblad editie Pasen 12-13
De Levensboom Wevelgem De Levensboom Marke Buurtschool V-Tex Kortrijk
Marke
6 34
V-tex
onze sponsors
Algemeen nieuws
2
43
16 Wevelgem
Voorwoord Tijd voor een update van onze pedagogische visie? Je herkent dit wellicht wel. Aangesproken worden door iemand die de Levensboom maar kent van horen zeggen met de vraag “En dat Freinetonderwijs, wat is dat dan juist?“ Daar sta je dan: aan de toog met een pint in je handen, onder de douche na het squashen, aan tafel op een familiefeestje, tussen de rekken van de Delhaize… (vul zelf in naar eigen ervaring). Zodra je probeert in het kort uit te leggen wat ervaringsgericht Freinetonderwijs is en hoe we dat in de Levensboom gestalte geven, voel je eigenlijk dat de uitleg te lang is, dat je zelf naar je woorden moet zoeken, dat het niet zo maar in één-twee-drie uit te leggen is. Of misschien moet je op dat moment zelfs toegeven dat je het eigenlijk zelf niet zo goed weet. Het is ook niet eenvoudig als je niet in slogans wil vervallen. Daarom heb ik een tijdje geleden op verzoek van de ouders op het schoolforum te Wevelgem gezocht naar een nieuwe invalshoek. Het moest in een beperkte tijd en in begrijpbare taal duidelijk maken wat ervaringsgerichte pedagogie is, wat de Freinetvisie en –technieken inhouden, waar het coöperatieve gedachtegoed zich situeert, enz… Bovendien zijn er in de loop der jaren ook nieuwe inzichten en onderdelen aan onze ‘boom‘ gegroeid. Zo is cultuurbeschouwing momenteel nog een vaag begrip, maar het zou in de toekomst wel eens de reddingsboei van de kleine onderwijsverstrekkers zoals wij kunnen worden in het debat om schaalvergroting en eigenheid van ons, kleine schooltjes. Mede daarom moet cultuurbeschouwing in onze visie een plaats krijgen. En waar past het begrip Brede School? Midden in dit Levensblad vind je als een soort katern een aanzet tot een nieuwe vertaling van onze pedagogische visie. Het is een ontwerp dat kan inspireren om in de loop van volgend schooljaar verder uit te diepen, aan te vullen en/of te verduidelijken. Het is dus niet kant-en-klaar. Op de infoavond voor ouders te Wevelgem viel het alvast in goede aarde. Bekijk het zelf eens met een kritisch oog. En van welke vestiging je ook bent, laat me misschien weten of je dit een goed ontwerp van een oud document vindt om mee verder te werken. Reacties graag naar de.levensboom@belgacom.net Alvast bedankt! Yf Tanghe Coördinator Wevelgem
Pedagogische visie als boom, zie pagine 4 en 5
Inhoud Voorwoord Pedagogische visie als boom Klasnieuws Wevelgem Klasnieuws Marke Klasnieuws V-Tex Paastekeningen Algemeen nieuws Kalender Onze sponsors
3 4 6 16 34 42 43 62 63
Levenswatte?
DE PLOEG
Het Levensblad krijg je driemaal per jaar. Je krijgt het als ouder, begeleider of sponsor. Heb je om het even welke bijdrage voor het Levensblad? Mail ze naar:
Wevelgem Wouter Vanhees, Olivia Van Buggenhout, Dieter Dewitte Marke Maarten Devos, Barbara Vergote, Marie Vandorpe V-Tex Elke van de Vyver, Carine Staelraeve, Anja Spriet
levensblad@levensboom.be Je artikel, foto, weetje,... komt zeker in een volgend Levensblad (let wel, tekst en foto’s apart mailen)
3
4
5
s w u e i n s a kl m e g l e v e W
6
Ons prille begin….
Wij waren de voorbije weken erg geïnteresseerd in ons eigenste prille begin. Hoe verliep de tijd toen we in de buik van onze mama zaten? We vroegen het aan onze ouders. We hoorden een heleboel leuke geboorteverhalen, met heel veel fijne details. Sommige kinderen werden geboren in het ziekenhuis, anderen gewoon thuis en nog andere kinderen zijn in het water geboren. Er waren kinderen die wat te vroeg uit de buik van hun mama kwamen piepen en die mochten dan eventjes in de couveuse. Anderen hadden geen zin om het warme nestje te verlaten en moesten geholpen worden door de dokter. Er waren kinderen die langs mama’s ‘babygaatje’ zijn gekomen, anderen werden verlost met een keizersnede. De zus van Basiel is vroedvrouw. Zij kwam ons nog wat meer uitleg geven. Tijls mama was er ook bij. Tijl verwacht een kleine broer of kleine zus. De baby zit al 7 maanden in de buik van zijn mama. We mochten samen met de vroedvrouw ook even luisteren! En voelen! En ik kan jullie verzekeren: na dit bezoek werd er nogal wat afgetast aan elkaars buik. Maar misschien was het omdat dat gewoon zo leuk is.
oudste kleuter - klas Marieke - Wevelgem 7
Het leven zoals het is … het jongste kleuter in Wevelgem …
Ole: “Gaan we met de vriendjes van de klas naar het echte dinomuseum?” Nele: “Dat is wel in Brussel” Miel: “ Met de trein is het niet zo ver hoor” Anderen: “jaaaa … “
Nog altijd in de ban van de dino’s ….
Zo gezegd, Zo gedaan! Waw! Sneeuw! Voor uit het jongste kleuwant …. Ze mochte Brussel. We hadden per 2 kleuters, dagverloop armbanden mooie dino lunchpakketten hadden van die
de eerste keer sneeuw! Voor de kleuters ter is dit echt aan hen voorbijgegaan ten op stap naar het dinomuseum alles goed geregeld. 1 begeleider een informatief boekje met het zodat thuisblijvers konden mee volgen, met mijn gsm nummer werden met een print gemaakt, treintickets werden aangevraagd, zaten in gemakkelijke rugzakken en last but not least, we lekkere dinosauruskoeken mee.
En weg waren wij …. Spannend! Zal de trein op tijd zijn? Zal de plotselinge sneeuwzorgen? Nee nee, daar was hij dan, stipt om 9 uur aan het perron die ons tot in Brussel zou brengen. Voor de kleuters een begeleiders toch wat spanning om iedereen op tijd op de 2 uur lang was het genieten, naar buiten kijken, in dinosauverorberen, ik zie ik zie ik zie wat jij niet ziet spelen, drinken, te doen, genoeg ambiance.
val voor geen extra hinder van Wevelgem, onze trein enorme belevenis, voor de trein te krijgen. rus boeken kijken, 10-uurtje naar toilet gaan, … Genoeg
“Joepie, wij gaan naar Brussel” “Joepie, we zijn in Brussel” Afstappen, kinderen tellen, bij begeleider aan de hand staan , wandelen, van perron veranderen, opstappen, in de trein zitten, afstappen, kinderen tellen, bij begeleider aan de hand, wandelen tot aan het dino museum ….
jongste kleuter - klas Nele - Wevelgem 8
“Waw, kijk een echte dino!” “Waw, zo een grote dino” “Waar zijn de andere dinosaurussen?” “Wanneer gaan we naar binnen?” “Waar zijn de andere dinosaurussen?”
De kleuters waren supernieuwsgierig om naar binnen te gaan. waren ze in Brussel, eindelijk waren ze in het dinomuseum. Na een plasstop en lunchpauze kon het echte beginnen. Elke begeleider ging met zijn stap door het museum. De de indruk van de megagrote ander was gefascineerd door zochten alle soorten dino’s op van archeologen en doen, of ze deden spelen op de wils dus! We brachten de andere verdere levensgrote diete wachten. Zelfs de lift groot avontuur. Na 2 uur avontuur in het museum was het jammergerichting Wevelgem te trekken. Kinderen tellen, wandelen pen op, trappen af, wachten op het perron, kinderen tellen, ken, afstappen, wandelen naar ander perron, kinderen tellen, jas uitdoen, … Weer 2 uur op het gemak in de trein. Opnieuw tijd lezen, rusten, eten, drinken, plassen, spelletjes spelen, …
Eindelijk avontuur 2 kleuters op één was onder dino skeletten, de een 3D film, anderen of ze kropen in de huid mochten echte opgravingen allerlei interactieve dino computer… Voor elk wat ook een bezoek naar diepingen waar anren op ons stonden nemen, was een noeg tijd om weer naar het station, trapopstappen, plaats zoeopstappen, afstappen, om naar te kijken, in boeken
Waw! Wat loopt het toch lekker vlot! Wat doen de kleuters het super goed! Wat een avontuur! “Aandacht, aandacht, aan de reizigers voor bestemming Kortrijk – Poperinge, gelieve in het station van Kortrijk over te stappen naar de eerste 2 wagons van de trein. De eerste 2 wagons rijden verder richting Poperinge”
Niets ‘we zullen
Oh nee, we hebben veel te vroeg gejuicht ! Wij weer jassen aantrekken, kinderen verzamelen, bij je begeleider staan, afstappen, … Om tot de vasttelling te komen dat de eerste 2 wagons stamp stamp stamp maar echt stamp vol zaten. Zelfs in de tussengangen kon er geen kleuter meer bij! aan te doen, telefoon naar school met de boodschap een trein later moeten nemen, de onze zit overvol’.
Moe maar heeeeeeeeeel voldaan kwamen we om 17u aan in het station van Wevelgem! Alleen maar blije gezichten! “We zijn naar Brussel geweest” “We zijn naar het dinomuseum geweest” WAT EEN AVONTUUR !!!! Dankjewel aan de vele helpende handen om dit mooi dino avontuur mogelijk te maken! Merci !
9
Het jongste lager verkent de buurt van de school
Op stap in de buurt met het wiel We trokken op stap door de buurt... met ons wiel. Telkens als je een klikje hoorde, dan had je een meter gestapt. Superhandig, want op het wiel zit een tellertje. We hoefden dus zelf de tel niet bij te houden. Vandaag ging de wandeling in de richting van het huis van Marius, Milo H en Erynn. Onderweg kwamen we ook de bakker, de slager, de Ipso en het huis van nonkel Lucien (de nonkel van Saar) tegen. Ook daar hielden we even halt om op ons tellertje te kijken. Er waren veel liefhebbers om met het wiel te stappen, dus werd er geregeld van bestuurder gewisseld. Nog te doen: de huizen van Myrthe, Kobe en Lente. In de klas tekenden we op de kaart onze wandelingen uit. We schreven de afstanden erbij en vergeleken die met elkaar.
Aan de slag op de kaart Iedereen kreeg een kaart van de buurt. We duidden het noorden aan met een grote letter N. Dat is de bovenkant van de kaart. Zo weten we steeds hoe we de kaart moeten houden. Dan zochten we onze school. Op dat plekje kleefden we een groen bolletje. Alle huizen van de kinderen van de klas kregen een rood bolletje. Geen simpele opdracht. Enkelen raakten letterlijk en figuurlijk een beetje het noorden kwijt... We maken bij onze kaart ook een legende. Zo begrijpen andere mensen ook wat de tekentjes op onze kaart betekenen.
jongste lager - klas Marian en K-trien - Wevelgem 10
Hoe het begon... Elke week stappen we samen naar het zwembad. Dan komen we voorbij de IPSO. Dat is een chocoladefabriek, dacht Erynn. Ze stelde voor om er met de klas een bezoek te brengen. Wat bleek… er werd geen chocolade gemaakt (jammer), maar industriële wasmachines. We kregen een interessante rondleiding en zo leerden we iets bij over de buurt van de school. De interesse om de buurt te verkennen was gewekt …
Samen plannen maken De kinderen wilden graag een buurtonderzoek doen. Volgende zaken wilden ze onderzoeken of organiseren: -Waar ligt het huis van de kinderen in de buurt en hoe ver is het stappen? -Op een kaart de school, de huizen van de kinderen, de bakker, de slager, … aanduiden en zo zelf een buurtkaart maken. Als afsluit wilden ze een speurtocht in de buurt organiseren voor het lager.
Teksten We zijn bezig met een buurt onderzoek. Met het wiel doen we alle huizen van de kindjes die dichtbij wonen. We maken een buurtkaart.
Speurtocht in de buurt We verdeelden alle kinderen van het lager in 7 groepjes. Elk groepje kreeg een mapje met daarin een kaart van de buurt en een blad met zoekopdrachten. Onder begeleiding van een ouder of een begeleider, vertrok elk gemengd groepje (groot en klein door elkaar) op stap. Sommigen pleegden eerst overleg, anderen vlogen er onmiddellijk in... Bij de huizen van de opgegeven adressen moest er telkens gezocht worden naar een letter. Er zat ook een doe-opdracht bij. Eénmaal terug op school bleken de letters een woord te vormen. En het woord was ..... LEVENSBOOM! Het werd een leuke, sportieve en leerrijke activiteit. Op die manier sloten wij ons buurtproject af.
Judiet en Lucas Het jongste lager gaat op uitstap met het wiel. Het wiel telt de meters die je stapt. We gaan langs het huis van Erynn en Milo H en Marius, om te meten hoe lang het van de school naar hun huis is. Erynn en Milo C
jongste lager - klas Marian en K-trien - Wevelgem 11
Pema Dorjee op bezoek in onze klas Pema Dorjee is blij om hier in onze klas te zijn. Pema is een boedhistische monnik. Hij heeft al veel kinderen ontmoet in Zweden, Amerika, Israel, Noorwegen en Nederland. In een school in Nederland mochten de kinderen vragen stellen. Een vierjarig meisje stak heel de tijd haar hand op. Ze had eigenlijk geen vraag, maar ze wou haar mooie ring tonen aan hem ! Hij zal ons vertellen over zijn kindertijd in Tibet, Nepal en zijn verdere leven in India. In Tibet is hij geboren, maar daar zijn ze moeten vluchten. Nu woont hij in India. Toen hij geboren is was Tibet nog een land. Nu is dat niet meer zo, het is nu een deel van China. Thuis waren zij nomaden. Ze hadden geen vast huis. Ze waren met hun kudde dieren steeds op reis. Op één jaar tijd woonden ze op elf verschillende plaatsen. Hij houdt van de zomer en van de winter. In Tibet lag er in de winter veel sneeuw. Ze maakten met de sneeuw sneeuwleeuwen en sneeuwjaks. Jaks zijn grote dieren met veel wol. In de zomer kwamen de baby’s van de schapen en de jaks. Dan zag je al die kleintjes met grote dieren. Dan was er ook veel lawaai. Er waren er geen honderden maar duizenden. Dat was zeer zeer mooi. Ik vond het interessantste in de struiken. Daar waren er veel nesten. Je zag er allerlei soorten eieren : kleine, grote, blauwe, groene,… Daar waren heel veel vogels dus, want de struiken vond je aan de meren. Er zijn ook heel hoge bergen waar de sneeuw altijd blijft liggen. Het beeld van de witte bergen, het groen van de weiden en het blauw van de beekjes en de rivieren was bijzonder mooi. In de meertjes gingen we zwemmen. Pema heeft de vlag mee van Tibet. Maar Tibet bestaat niet meer. De Tibetanen zijn vluchtelingen. Ze hebben die vlag altijd bij zich. Voor hen bestaat ze wel nog. Thuis hebben ze een altaartje. Daar hangt ook een schilderijtje bij, dat noemt een tanka. Hij toont ons een tanka die het lange leven uitbeeldt. Er staat ook een zilveren schotel om zuiver water of brood of fruit te offeren. De lama ( monnik) komt soms in het gezin en leest uit dit boek. Hij leest opdat het gezin en de kudde welvarend en gezond zou zijn. Buiten of hoog in de bergen hangen ze 5-kleurige vlaggetjes voor vrede en geluk. Ze stellen de natuurelementen voor : water, vuur, aarde en wind. De elementen worden daardoor rustiger. Op elk vlaggetje staat een gebedje, vb. voor een lang leven, problemen oplossen, met moeilijke dingen omgaan, opdat onderwijs, zaken en werk gemakkelijk gaan.
Pema
Dorjee
op bezoek
in onze klas
De ouderen gaan daar niet naar een rustoord. Ze blijven thuis bij hun familie. De jongeren hebben respect voor hen. Pema toonde een gebedswiel en daar zitten ook gebedjes in. De ouderen bidden veel en drinken veel thee, wel dertig kopjes per dag. Een kralenketting gebruiken zij om te bidden. Deze is nodig om je gebedjes te kunnen tellen. Soms moesten ze van hun leraar 100 00 keer bidden OM MA NI PET ME HO Daar is ook een pluim aan om de tel niet kwijt te geraken. Hij had ook wierookstokjes mee om aan het altaar te zetten. Een lange witte sjaal dient om bezoek te begroeten, daarbij houden ze hun hoofden tegen elkaar. De kinderen hun vragen aan de Pema en de oma van Vlinder : Kelly : Hoe ken jij die taal ? Oma : Ik ken die ook niet. Briek : Hoe heb jij hem leren kennen ? Oma : In 1970 was ik op reis in India. We waren in een gebouw waar ze kunstwerken maken. Hij was daar Boedhistische leraar en hij had daar een vriend uit Duitsland. Via die vriend zijn wij ook vrienden geworden. Bernice : Wat draag je als het sneeuwt en zo koud is ? Pema : Ik draag altijd dezelfde kleren. Alleen het bovenste kleed kan ik ook over mijn armen doen. Dan heb ik ook een muts. Ik draag nooit jassen. Ernest : Is die taal zo moeilijk om te leren als Latijn ? Oma : Voor hem is dat gemakkelijk, voor ons is dat ook zo moeilijk als Latijn leren. Vere : Hoe lang vlieg je om naar hier te komen ? Pema : Eerst rijden we van bij mij thuis naar Delhi, dat is 10 uur. Dan neem ik het vliegtuig van Delhi naar Parijs, dat is 6 en een half uur. Dan rijdt hij van Parijs naar Nederland, dat is ongeveer 2 uur. De oma van Vlinder komt hem met de auto halen aan het vliegtuig. WarRe : In dat boek staan 5 afbeeldingen, zijn dat ook de elementen ? Pema : Die zijn niet dezelfde. Dat zijn 5 Boedhafamilies met 5 elementen van ons lichaam. Enkel de monnik doet die oefeningen, de gewone mensen niet. Chloé : Zijn er lama’s (dieren) in Tibet ? Pema : Nee. ( Chloé stelde die vraag want Yf had dat gevraagd op de zorgcirkel) Bij ons is een lama iemand die een zeer hoge leraar is, hij heeft veel meer kennis en ervaring dan de studenten. Noor V. : Moet ik die foto kopieren ? ( Het is een foto van haar mama met Pema) Pema : Dat zou fijn zijn. Fien : Het zijn supermooie dingen dat je meehebt ! Luz : Ik vind dat boek supermooi ! Maxime : Hebben jullie daar ook computers ? Pema : Ja, en ook andere technologie. ( Hij toonde zijn I-phone) Kelly : Mijn mama maakte een Boedha als decoratie. Vere : Ja, ze gebruiken veel Boedha-beelden in de massage. Briek : Waar woon je nu als je hier bent ? 12
middelste lager - klas Inge - Wevelgem
Pema : Bij de oma van Vlinder. Bernice : Maar waar stond jullie tent dan ? Pema : De tent stond niet op een vaste plaats. De dieren van onze kudde hadden veel gras nodig. Als het gras in een gebied op was moesten we naar een verder gebied verhuizen. Matisse : Welk speelgoed had je in Tibet ? Pema : We speelden dikwijls huisje. Met mama en papa en kinderen en dieren. We speelden ook spelletjes met steentjes. Vlinder : Heb je dan geen koud in de winter ? Pema : Nee, dit gewaad is zeer warm. Toen het in Noorwegen -17°C was had ik nog geen koud. Mathijs : Woon je daar dicht bij de zee ? Pema : Nee, ik woon wel dicht bij de Himalaya. ….En zo kregen we een PowerPoint te zien. Waar Nepal en India liggen, de Himalaya, het leven van de straatkinderen in de grote steden, het leven in de dorpen, …..Hopelijk kan ik ze op onze nieuwe blog zetten zodat iedereen er thuis ook kan van genieten. We kregen hem wel voor onze klas van de oma van Vlinder. Pema reist veel voor liefdadigheid. Hij krijgt geld van mensen om scholen en ziekenhuizen te bouwen en oude mensen te helpen. Hij toonde ons veel foto’s van die scholen en ziekenhuizen die daar al gebouwd zijn daardoor. ….Daarna konden de kinderen vragen stellen : Vlinder : Welke ziektes hebben de mensen daar ? Zijn dat dezelfde als bij ons ? Pema : Er is veel TBC, longziektes, maagproblemen, oogproblemen en gewrichtsproblemen. Er zijn geen ziekenhuizen of dokters dichtbij. Als de mensen verkouden zijn of de griep hebben noemen ze dat zelfs nog niet eens ziek zijn. Om naar de dokter te gaan moet je drie dagen door de bergen. Onderweg sterven er ook mensen. Chloé : Draag je nog kleren onder deze dat je aanhebt ? Pema : Nee, dat is alles. Warre : Hoe oud ben je ? Pema : 65 jaar. Ernest : Hoe dansen ze daar ? Pema : Niet zoals wij elk apart, maar altijd allemaal samen. Milan : Wanneer is het je verjaardag ? Pema : 3 december. Van westerse vrienden krijg ik dan soms telefoontjes en zingen ze samen Happy Birthday over de telefoon. Luz : Waar is het leukste waar je ooit geweest bent ? Pema : In Lumla, dat is een centraal dorpje in India, in het noord-oosten. Daar zijn rondom 54 dorpen en dat ligt in het midden. Mathijs : Wat krijg je voor verjaardagskado ? Pema : Het is bij ons moeilijk voor de mensen om kadootjes te geven want hij is monnik. Een vrouw uit Zweden stuurt hem wel al 5 jaar elk jaar een paar zelfgebreide kousen. Noor V. : Wat verkoop je voor jouw projecten ? Oma : Hij verkoopt niets, maar komt zoals nu overal graag uitleg geven. De mensen verkopen wel voor acties. Lente : Heb je huisdieren ? Pema : Nu niet meer, maar hij had vroeger een Duitse Boxer, zo een zonder staart. ( …A ja, zoals Boxy) Fien : Als er iemand dood gaat, hoe is de begrafenis dan ? Pema : Er is een verschil tussen Nepal en India. Meestal cremeren ze de doden. Dat brengt onkosten mee voor de mensen, maar iedereen, ook de kenissen helpen mee betalen. Als de crematie gedaan is drinken ze alcohol. Kelly : Wat doen ze bij verjaardagen van arme kinderen ? Pema : Er gebeurt niets, want de kinderen kennen hun verjaardag niet. Dus krijgen ze ook niets. Briek : Kan je ons iets zeggen in jouw taal ? Pema : ‘Tasjederl’, dat is om iemand te groeten. Vere : Heb je kinderen ? Pema : Nee, maar ik zorg wel voor zeer veel kinderen, maar het zijn de mijne niet. Warre : Welke muziekinstrumenten spelen jullie ? Pema : Er zijn cimbalen, fluit, een kleine gitaar, en nog een paar snaarinstrumenten. Luz : Heb je broers of zusters ? Pema : Ja, ik heb een broer die 1 jaar ouder is en een zus die 4 jaar jonger is. Matisse : Hoe vind je je leven daar ? Pema : Ik hou van mijn leven, ik heb wel duizend vrienden, zowel in het Oosten als in het Westen. Briek : Hoe groot ben je ? Pema : Zo groot als de Mount Everest !! En daarmee sloten we onze vragen af. Alle kinderen groetten Pema en de oma van Vlinder. ’t Was zeer aangenaam en een heel warm bezoek van Pema en de oma van Vlinder! Dank je!
middelste lager - klas Inge - Wevelgem
13
Platte band Ons project gaat deze keer over auto's. We zochten een leuke naam en we vonden platte band wel leuk! We maakten een mind map met alle dingen die we graag willen doen,weten en maken. Onder andere naar het auto salon gaan, een rijbewijs maken en de verkeersregels leren, en ook weten met welke schoenen je mag rijden, ... Het idee komt door een actua van Hannah. Het ging over straatracers. We keken naar de merken van de auto's het was een Mercedes en een Porsche. Toen we wisten welk merk het was begonnen we alle merken te zoeken die we kenden. We kwamen ook bij volgende namen: cabrio, limousine en old timer, maar Joke vertelde ons dat dit geen merken zijn, wel soorten. Één van de dingen die we zeker wilden doen was zelf een auto “restylen”. Dus zo gezegd, zo gedaan. We kregen een auto van de mama en papa van Kaydee. Daarna konden we beginnen … We moesten natuurlijk eerst weten hoe je aan de carrosserie van een auto moet beginnen. We gingen daarom op bezoek bij een carrosseriebedrijf in de buurt.
Carrosserie Beyls We gingen kijken hoe er op professionele manier gewerkt wordt aan de carrosserie van de auto's. We kregen een heel boeiende en leuke rondleiding: * Hoe haal je een bluts uit een auto? * We namen een kijkje in de spuitcabine. * In het verflabo wordt de verf gemaakt en gemengd. * Een voorruit van een auto is supersterk! We mochten dit zelf ondervinden: iedereen mocht met een hamer zo hard als hij of zij kon op de autoruit slaan.
Ze ging niet stuk. Dit is voor de veiligheid. Als er een ongeluk gebeurt, dan kan de bestuurder niet gekwetst worden door glasscherven afkomstig van de voorruit. * Er waren ook een paar mensen aan het werk aan een oldtimer. * In een aparte garage stond een speciale tractor --> een Porsche tractor! vrijdag 18 januari 2013
Autorijden met de Kortrijkse rijschool Onze volgende uitdaging was echt autorijden! Via de Kortrijkse rijschool mochten alle kids autorijden. We trotseerden de barre kou en het lange wachten op de bus die maar niet kwam maakte het wat spannender... Uiteindelijk besliste ik om toch wat ouders, grootouders en begeleiders op te bellen om ons naar de rijschool te brengen. Tien minuutjes later dan voorzien kwamen we aan. We kregen eerst een woordje uitleg over het verkeer en de verkeersregels. Enkele kinderen mochten ook eens in een auto zitten om te ervaren wat een dode hoek is. En dan begon het echte werk! Iedereen mocht een toertje rijden op het oefenterein van de rijschool: draaien, richtingaanwijzer gebruiken, toeteren, …
14
oudste lager - klas Joke - Wevelgem
Liefste zonnetje, Bedankt voor je bezoekje aan de Levensboom Wevelgem. We hebben ten volle genoten van je aanwezigheid. We konden volop buiten spelen, in de zandbak ravotten, genieten van je zonnestralen, ‌ Kortom we waren helemaal ontspannen, tot je plots verdween‌ hopelijk kom je gauw nog eens langs en blijf je een beetje langer bij ons. Dankuwel zonnetje!!!
oudste lager - klas Joke - Wevelgem 15
s w u e i n s a l k e k r a M
16
Klas Reinald organiseert "THE GIVE BOX" Eind december lazen we in de krant dat er in grootsteden zoals Berlijn, Londen, Brussel op straat een "give box" werd ge誰nstalleerd. Het idee achter deze "give box" is dat mensen er spullen kunnen inleggen die ze niet meer gebruiken maar die nog bruikbaar zijn. Wij installeerden dit ook in onze school. We fleurden een kast op. Enkele kinderen legden het principe van de "give box" uit. In het begin dachten de kinderen dat ze er enkel iets konden uithalen als ze er ook iets nieuws inlegden. Ondertussen is dit misverstand van de baan. Onze "give box" draait nu op volle toeren. Heel wat boeken, kleding, speelgoed........kreeg op deze manier reeds een nieuwe eigenaar.
6de leerjaar - klas Reinald - Marke 17
Dooi-experiment Tijdens één van de winterprikken heeft klas Jan zich even op de wetenschappelijke toer gewaagd... Met een heus dooi-experiment hebben we onderzocht welk soort zout het best zou werken om het ijs en de sneeuw te doen dooien.Op een vierkante meter strooiden we vijf soorten zout (en ook suiker.. je weet maar nooit…) De proef zag er als volgt uit: We strooien het zout op 1 m² sneeuw Effect meteen na het strooien Effect na 1 uur Na één uur hebben we het zout ‘ingestapt’… We stapten op de m² om het zout goed te laten inwerken in de sneeuw. Effect na 2 uur (en na het stappen) Effect na 1 dag
Algemene besluiten dooi-experiment: Dit is de volgorde van het beste ‘dooiproduct’ 1.Grof zout 2.strooizout 3.keukenzout 4.zeezout 5.selderiezout 6.suiker Bij de eerste 4 was er duidelijk ‘dooi’ te merken. Dit kon je zien doordat het de dag nadien erg papperig was. Bij het selderiezout was er echter geen effect. We denken dat hierin te veel andere kruiden zitten en te weinig echt zout. We kunnen dus zeggen dat alle soorten ‘zout’ werken om het ijs te laten dooien. (uitgezonderd selderiezout). Sommige zouten werken echter rapper dan andere. Het is ook belangrijk dat je genoeg zout smijt. Een klein beetje zout doet de sneeuw niet dooien. Er moet genoeg gestrooid worden. Het experiment zou misschien correcter geweest zijn indien we van alle soorten zout precies dezelfde hoeveelheid hadden gebruikt. Dit hebben we nu niet gedaan, waardoor de resultaten misschien wat vervormd zijn...
5de leerjaar - klas Jan - Marke 18
Prins en prinses carnaval in klas Jan De week voor de krokusvakantie was klas Jan in de ban van carnaval‌ Heel wat activiteiten werden opgezet. Zo werd gezocht naar de oorsprong van carnaval en maakten we ook Venetiaanse maskers. Maar het hoogtepunt was ongetwijfeld de verkiezing van prins en prinses carnaval. Er waren vier kandidaten voor prins carnaval en drie voor prinses‌ Iedere kandidaat kon rekenen op een helper uit de klas om een heuse campagne op te zetten. Kandidaat PRINS CARNAVAL Jeroen
Sam
Konstandinos
Vic
Kandidaat PRINSES CARNAVAL
Evelyn
Luz
Luna
De kandidaten maakten affiches, flyers en stelden zichzelf voor in een heus verkiezingsshowtje in de klas. Daarna mochten alle kinderen van het lagere hun stem uitbrengen. En de winnaars waren:
Prins carnaval van de Levensboom 2013: Konstandinos !!! Prinses carnaval van de Levensboom 2013: Luna !!! Na afloop bleven we slapen op school, maar vooraf kwamen een tiental mama's en papa's naar school om samen met de kinderen een heus buffet klaar te maken. We konden genieten op een zeeeeeer uitgebreide maaltijd !!! Dankjewel aan de keukenprinsen en -prinsessen !!!
5de leerjaar - klas Jan - Marke 19
In het jongste lager doet met om beurt een voorstelling. De kinderen mogen kiezen waarover ze vertellen; een hobby, hun verzameling, het werk van papa, wat ze zijn gaan bezoeken, over een dier of plant of land,….. Seppe deed deze week een verrassende voorstelling. Hij had het over ‘boomklimmen’! Hij had heel wat materiaal mee! Hier zien we de gordel waar heel wat materiaal, touwen en musketons aanhingen.
Voorzichtig als je zagen
Ook voor de veiligheid moet gezorgd worden Hier zien we Seppe in volle aktie!!
Dat wilden ze natuurlijk ook wel eens uitproberen…….. Jongste lager - klas Jos (+lieselot) - Marke 20
Ook de ketting zaag en de touwen mochten niet ontbreken !
mag vasthouden
Hier enkele sfeerbeelden van het klimmen.
Jongste lager - klas Jos (+lieselot) - Marke 21
Het jongste lager van Merijn had een project over stenen. Jens was op bezoek geweest in een steenkoolmijn en deed daar voor de groep een inspirerende voorstelling over. De groep van Jos zat een beetje in dezelfde richting over de aarde, aardbevingen en vulkanen. Xaviera was, op tocht naar een schaatswedstrijd, langs een steenkoolmijn gereden. Er moest nog niet te lang gestemd worden want een bezoek zag iedereen volledig zitten!!....
Het bezoek aan de kolenmijn was fantastisch mooi en leerrijk. Ja, het was wat lang op de bus zitten maar zeker de moeite. Vandaar ook een uitgebreide fotoreportage. Geniet maar mee. De mijngebouwen:
Voor we naar beneden kunnen, moeten we ons omkleden.
En nu in de lift, 30 meter onder de grond!!
Jongste lager - klas Merijn (+ Lieselot) Marke 22
Na 5 seconden zijn we aangekomen in de eerste galerij. Klaar voor heel wat uitleg!!
Jongste lager - klas Merijn (+ Lieselot) Marke 23
Nu met de trap naar de volgende galerij op 60 meter diepte!! Daar zijn nog heel wat boormachines die een hels lawaai produceren! Dan terug in de lift, 80 meter naar omhoog, in de gebouwen waar de kolenwagentjes moeten uitgeladen worden.
Hier zien we heel wat machines om de kolen te wassen, te sorteren, te laden,‌‌
Jongste lager - klas Merijn (+ Lieselot) Marke 24
Het jongste lager werd in drie groepen verdeeld en op maandag-, dinsdag- en donderdagnamiddag werden we telkens in een ander atelier verwacht. We kregen verschillende opdrachten om uit te voeren, maar moesten ook het meetresultaat noteren. Hiervoor was de hulp van ‘een tweede’ voor ‘een eerste’ zeker nodig.
Gieten bij Merijn
- Met een maatbeker vullen van allerlei flessen en voorwerpen → wat is één liter? - Hoeveel liter kan er in een emmer? - Uitgieten van 1 liter water en een krijtlijn er rond trekken. - Een literfles vullen met natuurlijke maateenheden: lepels, spuiten, potjes,… - 1 liter water drinken - Voorwerpen rangschikken volgens inhoud: meer dan, minder dan, evenveel als…. Enz….
Jongste lager - klas Merijn (+ Lieselot) Marke 25
Meten bij Lieselot
- Een meter maken - Zichzelf meten en een strook maken. - Lange afstanden meten - Meten hoeveel zaken in 1 meter kunnen. - Schatten, meten en tellen Enz……………..
Wegen bij Jos - Met de personenweegschaal: zichzelf wegen en allerlei zware dingen. Gezondheid!
- Op de winkelweegschaal kijken hoeveel dingen in een kg kunnen.
Jongste lager - klas Jos (+lieselot) - Marke 26
Al of niet op de weegschaal kijken of voorwerpen meer, minder of precies 1 kilogram wegen.
Zelf een zak zand afwegen van 1 kilogram, 1 halve kilogram en 100 gram.
Jongste lager - klas Jos (+lieselot) - Marke 27
Samenwerking tussen Buda Kunstencentrum, ABC ART BASICS for CHILDREN en het middelste lager van de Levensboom Marke : ABC en de levensboom participeerden in het kunstproject “What’s the matter with money”.
Ruilhandel was er voor het geld. Maar ook schelpen. Dan waren er buidels met geldstukken in. Het was metaal dat heel slap werd gemaakt, in een ronde vorm werd geknipt met een prent erin geslaan. In het Engels is het “money”. We hebben centenvoetbal mogen spelen. Je moet met een kartonnetje tegen de cent stoten. Guust Taillieu
We hebben geldzakjes gemaakt. We kregen 3 dingen : een Chinees dodengeldbriefje, een geluksschelpje (was vroeger Afrikaans geld) en een spiksplinternieuwe munt van 1 cent recht uit de nationale bank. We hebben geknutseld. We hebben een briefje van 500 gezien. We hebben 2 spelletjes gespeeld. Het was superleuk met jullie. Ik heb veel bijgeleerd. Nel Gruwez
Wij maakten een tasje om geld in te steken. We speelden ook muntvoetbal. We kregen 3 dingen : een Chinees dodengeldbriefje, een geluksschelpje en een gloednieuwe cent. Het was tof !!!!!!! Lore Guillierme
We hebben over geld geleerd. We hebben een portemonneetje gemaakt uit de vroegere tijden. We hebben geleerd welke biljetten er bestaan. We hebben een echte goudmunt gezien. We hebben muntvoetbal gespeeld en dat was leuk. Ik heb van een munt een kunstwerk gemaakt. Luka Blancke
We hebben eerst gesproken over een schilderij. Toen moesten we geld onderzoeken. Er zijn verschillende soorten munten en biljetten : 1ct, 2 ct, 5 ct, 10 ct, 20 ct, 50 ct, 1 euro en 2 euro. Er bestaan ook biljetten van 5, 10, 20, 50, 100, 200, 500 euro. We hebben muntvoetbal gespeeld. Het was leuk !!!! Viktor Vandromme
Een dagje in het geld… Eerst gingen we bij Janne in een kring zitten. We spraken over een prent met een man die zijn broekzakken leegde. Dan zaten we aan een tafel. Janne had een schatkist. Dan maakten we een geldbuidel. Het was tof. Zoé Vandenberghe
Er was daar een soort van voetbaltafel. Je moest met een plankje op 20 cent slaan en met Donderdag 21 februari om 9.40 zijn we die 20 cent moest je proberen om op 1 cent te vertrokken naar Buda. Ik zat bij Trui. We zijn mikken in het doel. We hebben ook een portebegonnen met waar het geld vandaan komt. monneetje van vroeger gemaakt. Je moest eerst We waren met de kinderen van Annabel. We een cirkel knippen uit een vel leder, gaatjes erin maakten buidels. We deden muntvoetbal. Het maken en er een touwtje door rijgen. Dan trek was tof. je aan dat touwtje en dan moet je er een parel Timon in stoppen en er een knoop in leggen. Wolf Desauw
Middelste lager - klas Trui - Marke 28
Op het einde mochten we zelf een geldbriefje maken in spiegelbeeld. En toen was er een mevrouw en zei vroeg aan ons : “Kan je leven zonder geld ?”. Iedereen die “nee” zei moest aan de linkerkant gaan zitten en iedereen die “ja” zei moest aan de rechterkant zitten. Je kon ook de andere groep overtuigen om naar links of naar rechts gaan. Ik vond het super de super leuk. Matisse Demaeght
We hadden met klas Trui een leuk project rond koekjes bakken. Het begon doordat Viktor, Nel, Luka, Matisse en Baziel trakteerden met eigen gebak. Per 2 kinderen mochten we een recept uitkiezen en uitvoeren. Alleen de schuimpjes waren mislukt omdat we niet goed gelezen hadden dat die zo lang op een laag vuur moesten bakken. De klas mocht proeven en we ontdekten vooral talent bij Matisse die later bakker of kok wil worden. Zijn chocopuntjes die hij samen met Timon maakte, waren zelfs geschikt voor Table d’amis, zei Juliette. Een andere keer maakten we met zijn allen tegelijk koekjes. We namen hetzelfde basisrecept en vervingen de margarine door boter, de kristalsuiker door rietsuiker,… Ook voegden we bij de één gemalen nootjes toe, bij de ander gember of andere kruiden. Zo hadden we een heleboel dezelfde-maar-toch-andere koekjes ! We trakteerden de hele school ! Het basisrecept : 275 g bloem, 100 g suiker, 75 g boter en 1 ei Zeef de bloem, roer de suiker erdoor. Snijd de boter in stukjes. Wrijf bloem en boter tussen je vingers. Breek het ei, klop het los. Maak een kuiltje in het bloemmengsel en voeg het losgeklopte ei toe. Meng alles goed door elkaar tot een gladde deegbal. Je kan de deegbal 30 minuten in een plastic zak in de koelkast leggen. Daarna kan je het deeg veel beter uitrollen. Strooi een beetje bloem op de tafel en op de deegrol. Rol het deeg uit tot een gladde lap van ½ cm dikte. Heb je geen uitsteekvormpjes, gebruik dan een glaasje. Druk de vorm in het deeg, leg de koekjes op bakpapier op een bakplaat. Bak ze in een kwartiertje in een voorverwarmde oven op 170°. En vooral : laat ze smaken !
Samenwerking met Katho-Ipsoc :
De studenten van het traject kunst en cultuur begeleidden de kinderen van klas Trui in de tentoonstelling “vrouwenkuren” die de Ipsoc organiseert i.s.m. het Guislainmuseum. De kinderen schreven er het volgende over : Vrijdag 8 maart gingen we naar de tentoonstelling Vrouwenkuren. Het was zeer boeiend. Sommige schilderijen vond ik vies. De verhalen van schilderijen en foto’ s vond ik mooi. De studenten vond ik lief. Ze hebben het goed uitgelegd, het was super leuk! Jo Hashikawa Vrijdag 8 maart zijn we naar de tentoonstelling Vrouwenkuren geweest. Er waren mooie schilderijen maar ook foto’s en filmpjes. Het mooiste schilderij vond ik dat meisje waar er Chinese inkt uit liep. Er stond ook tekst in haar ogen. Dat vond ik wel eng. Het waren toffe begeleiders en ze waren lief. Ik heb veel bijgeleerd zoals dat vrouwen het soms heel lastig hebben. Er waren ook foto’s, allemaal van borsten. Ze deed er allemaal verschillende dingen mee,dat vond ik wel tof. Anna Vandorpe Hallo, Ik vond vrouwenkuren een mooie naam voor de tentoonstelling. En er waren heel veel mooie schilderijen. Ik vond de schetsen wel mooi gedaan. En die mevrouw waar Chinese inkt uitvloeide, vond ik wel een beetje eng. Ik ben benieuwd wat er in haar ogen stond. En ik vond het wel tof dat we mochten rondkijken en beoordelen! Het was ook leuk met het gastenboek. En de stressbal is leuk om in te knijpen. Bedankt dat we mochten komen. Het was super leuk. Matisse Demaeght We vertrokken met de fiets richting Katho. Het was tof met de fiets naar de Katho, maar nog veel toffer was jullie tentoonstelling. In het begin dacht ik : o nee, dat gaat hier allemaal met borsten zijn. Maar toen we onze jas weglegden en eens mochten rondkijken, zaten er toch nog mooie schilderijen en foto’s bij. De studenten riepen ons bij elkaar bij de vrouwenkip van Koen Vanmechelen. We mochten onze mening geven op enkele schilderijen en foto’s. Het eerste waar we onze mening mochten op geven was een foto van Marilyn Monroe. De kunstenaar had haar foto vol getatoeëerd. Ik gaf maar een 7 op 10 want ik vond het wat vies met die borsten en ze stond ook wat vies op haar foto. Zo moesten we veel meningen geven. Meestal gaf ik een 10 !!! Ik vond het zeer toffe rondleiders en een zeer fascinerende tentoonstelling. Daarom geef ik een 10 ! Alvast bedankt ! Baziel Deconinck 29
Jongste kleuter - klas Griet - Marke 30
Gefocust
Romeo veilig te paard
Lou giraf maakt met de blokken een lange gevlekte nek
men at work
Smakelijk women at work
yoga
Visboer Maurel
- klas Isabelle - Marke 31
project Anne Frank
Wij werkten met de klas een project uit rond Anne Frank en haar wereldberoemde dagboek. Enkele kinderen van de klas hielden een dagboek bij en stelden die voor in de ronde, zo kwamen we bij het beroemdste en bekendste dagboek ter wereld uit: het dagboek van Anne Frank. Anne hield een dagboek bij tijdens het onderduiken voor de nazi’s in wereldoorlog 2 in Amsterdam. Per twee onderzochten we een aspectje van haar leven (spelen, familie, oorlog, maatregelen, angst, dagboek, overleven, verliefd, verraden, verschrikkingen) en maakten hierover een affiche. We toverden de klas om tot een echt achterhuis. De trap naar de duplex werd verstopt achter de materiaalkast. De hele duplex werd bovendien ingepakt in krantenpapier en was dus bijna niet meer zichtbaar. We nodigden na het forum de andere klassen en de mama’s en papa’s uit, we lieten hen binnen in ons achterhuis en vertelden het hele verhaal. Nog steeds schrijven heel veel kinderen van de klas in hun dagboek en hopen dat ook hun dagboek ooit eens zal verschijnen als een echt boek, maar dan een dagboek van een kind dat leeft in veel betere leefomstandigheden!
Middenste lager - klas Annabelle - Marke 32
Middenste lager - klas Annabelle - Marke 33
s w u e i
n s a l k x E T V
34
Wij klas Tijs zijn naar het toneel niks mee te maken geweest. Het toneel was in Marke. We gingen er met de auto van Ursy en els en zo voort. Ik ging mee met Ursy en nog met andere kinderen. In het toneel kreeg Jim een vriend Dries. Jim liegt erg veel bvb Jim zegt dat zijn papa prof voetballer is maar dat is niet waar. Hij zei ook dat zijn mama dood was maar dat is ook niet waar. En hij zat ook in een vrieskist en zei tegen zijn vader dat hij het ijs moest afkrabben. maar eigenlijk deed hij dat gewoon omdat zijn mama super raar doet. Op het einde van de voorstelling mochten we vragen stellen. Achteraf spraken we er ook over in de klas, in de natuurͲ en cultuurronde. De meeste kinderen vonden het toneel mooi. Ik vond het super mooi en grappig want een jongen plaste in een beker.
- klas Thijs - V-tex
Zaterdag 12 januari Klusdag en winterBBQ
Om het nieuwe jaar feestelijk in te wijden, werd er door en voor de ouders van de Vtex Buurtschool een winterBBQ georganiseerd. Maar met één kleine addertje onder het gras: een lange waslijst klusjes lag al een tijdje te wachten… De ouders werden opgetrommeld om eerst samen de handen uit de mouwen te steken om deze lijst af te werken! Met succes! Een ganse dag werd er flink getimmerd, geschilderd en gepoetst… De beloning mocht er zijn: een supergezellige avond met feeërieke verlichting van de vuurmanden en de geur van knisperende worstjes op het vuur… Samen genieten!
35
Nog planeten waar Ruby bracht een actua in de klas: nieuwe Aarde-achtige planeet ontdekt. Na het bespreken van het artikel in kwestie, ontstond een levendig filosofisch gesprek. Het ging ongeveer zo: - Kun je je dat voorstellen, nóg planeten waar leven mogelijk is? - Misschien kunnen we eens naar daar gaan! - Nee, nee ’t is te ver. Je kan er niet geraken in een mensenleven. - Maar dan steken we toch een zwangere vrouw in de raket, dan kan haar kind die planeet bezoeken! - Maar zeg! - Nee,nee, ’t is nog verder dan dat! - Huh? - Het is in een ander sterrenstelsel, hé. Niet in het onze. - Ewel… Je kan toch een heleboel mensen in die raket steken, en die maken kindjes en die kindjes maken weer kindjes, en zo door tot ze er zijn. - Ah ,ja! - Nee, dat mag niet, die kinderen zullen gehandicapt zijn , want die ouders zijn familie van elkaar. Ik heb dat eens gehoord. - En wat gaan ze dan doen met de mensen die onderweg sterven? Ze kunnen ze toch niet zomaar uit de raket gooien?! - Hoe zou dat zijn, je hele leven in een raket? - Dat zou saai zijn… - En veel te klein. Er is bijna geen plaats in een raket. - Hun eten en drinken zit precies in luchtbelletjes - Als je heel je leven in een raket doorbrengt, dan ken je niks van wat we hier hebben: de natuur, buiten zijn… Je kent de aarde alleen maar vanuit de ruimte. - Pff… - Hoe zou het leven op die planeten er uit zien? - Marsmannetjes! - Nee, dat bestaat niet, er zijn geen levende wezens op Mars! - Groene mannetjes! - Met één oog! - Smurfen! - Zouden ze op ons lijken? Ze zeggen in het artikel ook niet welk leven. Wat leefde hier op aarde eigenlijk voor de mens bestond? - Dino’s! - En nog daarvoor? - … - De eerste levens op aarde waren eencelligen. - Wat is dat? - Dat zijn heel kleine organismen. Je kan ze nog het best vergelijken met bacteriën. Misschien is het leven op die andere planeten wel zoiets? - Mhmm… (lichte teleurstelling) - Of misschien lijkt het toch op ons, maar is hun leven wel helemaal anders… Misschien kunnen ze leven zonder regels… - En maken ze nooit ruzie… - Misschien kunnen zij wel naar hier reizen! - Ah ja! - … - Ik zou eens willen een tekst schrijven over zo’n planeet! Mag dat? - Natuurlijk. En misschien kun je jouw planeet ook namaken? Dan kunnen we zien hoe jouw planeet er uit ziet
- klas Tilly - V-tex 36
leven mogelijk is? En toen gingen we aan het werk. Sommigen alleen, sommigen met twee. We vonden het ook een goed idee om ons zonnestelsel na te maken, 5000 keer kleiner dan in het echt. We leerden er alles over. Kijk je mee?
Onze pplaneet heeet Boesh. Het is een rode planeet die d vol roeetsjbanen staat. Er zit vvan ondereen aan dee rand vann de planeeet een groot , voor d e arme wezenttjes. Onze w wezentjes heten Googels. De vlagg staat booven op onnze planeet, hij is reedelijk grooot en kleeurrijk. Het is ddaar 40°C . Op de strandjess zit het alttijd bomvool Googells. Somm mige plekkken op de planeet ziijn donkerr en somm mige licht.. De Gooogels staaan op wiellen. Googeels eten alleen maaar fruit, beehalve als het snoep pdag is . Snoeppdag is één keer op een jaar, dan eten ze allemaaal zoete ddingen. Ze drinnken alleeen maar water. w Ze worrden supeer oud, wel 200 jaarr. Ze gaaan naar scchool zoalss wij naarr school gaaan, en huun ouderss gaan werken maar oop een speeciale maanier: ze kknutselen of ze kunnnen les geeven . Ze gaaan naar scchool tot ze 18 jaar zijn. Op Boeesh zijn de Googelss rijk, behalve die die d in de grot g wonenn. Ze hebbben rare huisdieren. Ze heteen de Babbbas zij etenn alleen maar m groennten. De Bab abbas zijn bruin. Ze leveen in hutjees, en ze kunnen k weel 159 jaaar worden. Het zijnn meer pooetsvrouw wen en poeetsmanneen daarom m zijn er heel veel Googels die d Babbaas hebbenn. En zo leven de Googels G enn de Babbbas nog laang en gellukkig vaan Esther & Emma
- klas Tilly - V-tex 37
38
- klas Thijs - V-tex
- klas Thijs - V-tex
39
Rommelen De buurtwerking V-tex is dit jaar toe aan zijn derde editie van de rommelmarkt op Sint-jan. Elk jaar zijn er verschillende organisaties uit de buurt die deze activiteit mee kleur geven: de buurtschool V-tex zorgde voor een bar aan de Sint-Janskerk, Chiro Sint-Jan keek voor een bar in de Pieter de Conincklaan, de gezinsbond organiseerde in het poortgebouw een tweedehandsbeurs voor kinderkledij en –gerief, de unie der zorgelozen installeerde een koffieterras,… Tex-tival Dit jaar heeft de buurtschool V-tex het idee om een festival, het ‘Tex-tival’ genoemd, te organiseren op de grasweide achter het poortgebouw in de Pieter de Conincklaan. We voorzien er alles wat nodig is om tot een leuk festival te komen: een overdekt podium, een ruime bar met drank, soep, ijsjes, croque monsieurs,… Vele tafeltjes en stoelen, extra openbare toiletten, randanimatie gebracht door alle mogelijke organisaties die passen in het concept van Tex-tival. We zoeken jonge, frisse muzikanten of groepjes, dansers, grappenmakers die wel eens voor een ruimer publiek willen spelen en die er vooral zin in hebben! Hiervoor werken we opnieuw samen met de buurtwerking V-tex. We voorzien een 10-tal optredens van 10 uur tot 19 uur. Om 19 uur, als de rommelmarkt eindigt, nodigen we alle groepjes, standhouders en sympathisanten uit op de grasweide om bij een lekker glas na te kaarten. We eindigen de avond om 20u. Zo kan de buurt rustig de avond in gaan. Sint-jan leeft De bedoeling is dat we samen met alle organisaties uit de buurt een aangename dag, een mooi buurtfeest, beleven. Sint-jan is een buurt die leeft! Met de rommelmarkt en nu ook Tex-tival willen we verder kleur geven aan de aangename sfeer die er heerst. We maken, wat al mooi was en is, nog mooier!!
40
Past‘da Past ‘da 3 februari 2013 Op 3 februari stonden we weer met z’n allen aan te schuiven voor een heerlijk bord dampende spaghetti in het poortgebouw. Het poortgebouw was terug omgetoverd in een gezellige feestzaal. Kinderen en begeleiders gingen aan de slag in de werkwinkels voor de tafelversiering, tafels en stoelen werden aangebracht, de bar gevuld en bemand, een heus dessertbuffet, een gezellig muziekje op de achtergrond, veel sfeer en een gezellige drukte. Kortom, alle ingrediënten voor een geslaagde spaghetti-namiddag waren aanwezig. We waren met velen : ouders, kinderen, familie, vrienden en kennissen. In het totaal zijn 270 volwassen en kinderen komen eten. Na een flinke portie pasta en een lekker stukje taart werden we nog getrakteerd op een forum. De kinderen toonden ons alle hoeken van de zaal, zelfs de tafels gebruikten ze voor een ‘groenten-modeshow’. Bedankt aan chef-kok Heidy! De organisatie was prima en de pasta was super lekker ! Bedankt aan alle helpende handen : zonder jullie was het niet gelukt. Bedankt aan iedereen die hielp om : de enorme berg groenten te snijden de dag voordien, saus klaar te maken, taarten te bakken, de zaal klaar te zetten, de bar te bemannen, spaghetti te bedienen, op te ruimen,… Van zoveel werklust zou je haast weer honger krijgen !
Hasta la pasta en tot volgend jaar ! 41
Lukas Vandorpe Afdeling Marke
Ella Bettens Afdeling Marke
Elias Vandendriessche Afdeling Marke Nanook Vanlaere Afdeling Marke
Mimi Tassew Wodaje Afdeling Marke Hannes De Bolle Afdeling Marke 42
s w u e i n n e e m e m g l o a o b s n e v le Jaume Gruwez Afdeling Marke
Tuur Vandaele Afdeling Marke
43
TERUGBLIK
OPEN KLASDAG
WEVELGEM
44
45
Waar hebben jullie het eigenlijk over? De historie van de Levensboom
Irmgard, Yf en Koen Op de agenda van het forum stond ‘vraag van V-Tex rond solidariteit ivm aankoop nieuw gebouw’. De discussie ging van start: over de aankoop van het eerste gebouw van V-Tex, leningen van de één aan de ander, aankoop en verbouwingen van Herman & Vandamme, renteloze leningen, smijten met geld, solidariteitsfonds, verbouwingen in Marke, … Sommige van de aanwezige ouders namen actief deel aan het gesprek, anderen niet. Je zag hen met gefronste wenkbrauwen van de één naar de ander kijken tot er plots “één van hen” het woord nam: “Waar hebben jullie het eigenlijk over? Ik begrijp er niets van.” Nieuwe ouders zijn inderdaad niet op de hoogte van beslissingen uit het verleden en van (financiële en andere) verstrengelingen van de 3 vestigingen. Diezelfde nieuwe ouders stelden voor om moment te organiseren waarop iemand hen en alle geïnteresseerde ouders inleidde in de geschiedenis van de Levensboom. Dit vond plaats op 19 februari ll. in Wevelgem. Diezelfde avond was Olivier (voorzitter schoolbestuur) te gast om ook de huidige situatie en de vraag van de V-Tex toe te lichten. Koen Cappon en Yf zijn in hun archief gedoken, feiten en foto’s kwamen boven. Uiteraard hoorde er een quizje bij: welke foto hoort bij welk feit? Het prille begin van de Levensboom ligt in mei 1980. Omdat de regering in 1973 de remwet had ingevoerd (er mogen geen nieuwe scholen bij komen) en een aantal ouders uit het Kortrijkse zich niet goed voelden in de bestaande scholen, richtten zij een kinderopvanginitiatief in, gebaseerd op de ervaringsgerichte pedagogie van Ferre Laevers. 12 kleuters vinden een plaatsje in “’t Speelhuis” dat op vrijwilligers (7 ouderparen) draait en leidt tot de oprichting VZW van ’t Soetekind. In september van dat zelfde jaar verhuizen zij van Gullegem naar Heule
verder op giften. Als in 1984 de remwet wordt opgegeven, ontstaan er uit de FOS 5 fusiescholen, waaronder VLOM met de Buurt, Speelhuis Oudenaarde, Wase freinetschool en Speelhuis Kortrijk. Zij vinden een stek in de budastraat en in
Blijkt dat er in Vlaanderen nog dergelijke alternatieven zijn en onder het moto ‘samen sterk’, richten zij met 21 aangesloten alternatieven FOS op. Zo kunnen zij in 1982 oa. bekomen dat er 40 BTK’ers (de huidige PWA’ers) en gewetensbezwaarden ter beschikking gesteld worden. Subsidies zijn er nog niet, ’t speelhuis draait
1987 verhuizen zij naar de Pottelberg
46
De school evolueert en in het schooljaar 1989 – 1990 voegt Speelhuis Kortrijk de freinetvisie toe aan hun pedagogie en veranderen zij hun naam in ‘Levensboom’. In 1991 is er een “wissel van de wacht”. Uit het bestaande team blijven enkel Trui, Filip en Mieke over. Zij krijgen versterking van Annemarie, Klaas, Lieve en Yf . We weten niet als het daardoor is dat het aantal kinderen zo snel stijgt maar in ieder geval komen er 100 bij! In het toenmalige gebouw zorgt dat voor plaatsgebrek en is er een wildgroei van containerklassen. De containers worden geleverd door ARGO en die beginnen een beetje jaloers te worden op het succes van de Levensboom. Zij stellen daarom hun voorwaarden: jullie mogen verder onze containers gebruiken ALS jullie aansluiten bij ARGO. De Levenboom kiest gelukkig voor de eigen visie en pedagogie; beslist dus om niet aan te sluiten bij ARGO. Gevolg: in 1995 staat de levensboom op straat! Gezien geen enkele betrokken partij op een realistisch alternatief komt, mag dat heel letterlijk genomen worden … De levensboom legt zich daar uiteraard niet bij neer.
Er is nl. een leegstaande school in de beheersstraat die door het Kortrijkse stadsbestuur niet toegewezen wordt. Reden: het gebouw zal afgebroken worden. Uit
protest beslist de Levensboom de leegstaande stadsschool in de beheersstraat te kraken. Blijkbaar was die afbraak niet voor direct want het Kortrijkse stadsbestuur zegt dan toch toe: de Levensboom mag 3 jaar in dat gebouw blijven. Een nieuwe mijlpaal: in september 1996 is de Levensboom een zelfstandige school met een eigen directie (Klaas) en eigen secretariaat (Caroline). Zij hebben nl beslist uit de VLOM te stappen. Een jaar later staat de Levensboom weer voor een gebouwenkwestie: 2 opties. 1) Overleie (waar nu het vrijzinnig centrum zit): midden in de stad, een echte buurtschool of 2) de Bruyningstraat: kans om alles volledig naar eigen goesting ge doen, ruimte, … Na veel overweging wordt voor de Bruyningstraat gekozen. Dit is niet naar de zin van iedereen. In een uitgave van dit blad van 1997 staat te lezen dat de ouders teleurgesteld zijn in het feit dat de Levensboom kiest voor een locatie die niet voldoet aan de verwachtingen voor een buurtschool: aan de rand van de stad dus niet actief deel uitmakend van de buurt, niet voor iedereen vlot bereikbaar, … Nvdr: Deze ouder heeft de V-tex altijd een warm hart toegedragen maar kon niet begrijpen waarom er zo’n drang was naar een derde vestiging en waarom het persé een buurtschool moest zijn. Volgens mij is de droom hier ontstaan en is de zoektocht naar een geschikte locatie -voor wat wij nu de V-Tex noemen- dus al bezig sinds 1997. Na het hele proces van de aankoop van de grond, eerste steenlegging, …, verhuis, neemt de Levensboom zijn intrek in de Bruyningstraat na de krokusvakantie van 1999. Ondertussen had de levensboom graag een BUSO- richting aangeboden. Deze poging is mislukt. Zonder wrok gaat de school verder en gaat in op een nieuwe uitdaging: een tweede vestiging. Op het einde van het schooljaar 1998 – 1999 huurt de Levensboom het schooltje in de kijkuitstraat in Wevelgem.
Zij hebben dus ruim 2 maanden om het schooltje klaar te maken voor de start in september. Een aantal ouders van het eerste uur zijn nog actief in de school. De tweede vestiging van de Levensboom
is dus een feit. Dankzij de middelen en personeel uit Marke, kan de school van start gaan. Wegens doorstroom naar Wevelgem, zijn er nieuwe begeleiders nodig in Marke: de Levensboom verwelkomt Jos, Vincent, Reinald en Tim. K-Trien is dan ook al bij de Levensboom, blijft voorlopig in Marke. De twee vestigingen werken nauw samen, worden samen bestuurd en toch blijken zich verschillen in cultuur en werking te ontwikkelen. Opnieuw is er veel overleg en een jaar later is de conclusie: we schakelen over naar 2 autonome vestigingen. Er wordt een structuur geïnstalleerd waarbij elke school een eigen vestigingsbestuur heeft en er een overkoepelend schoolbestuur is. Om de stabiliteit op financieel vlak te garanderen, wordt ook het solidariteitsfonds opgericht: elke vestiging schenkt 5% van de werkingsmiddelen tot we een spaarpot van €25.000 hebben. Een appeltje voor de dorst … Het idee van de buurtschool is nooit ver weg. Er is ondertussen een ‘werkgroep brede school’ die steeds op zoek is naar een stek voor een vestiging van de Levensboom die de principes, ideeën van 1997 (en eigenlijk al van bij het prille begin) vorm te geven. Er steken verschillende mogelijkheden de kop op: de StJanswijk in Kortrijk, het betonskelet in de V-Tex,
het JOC, het gebouw waar nu De Puzzel in zit, …
gem niet stil. Het kijkuit- schooltje heeft zijn limieten bereikt en buur Herman & Vandamme overweegt om te verhuizen. De uitdaging lonkt en in 2004 gaan de onderhandelingen opnieuw van start. De gebouwen worden aangekocht, plannen getekend, financiën uitgedokterd, administratieve dossiers uitgewerkt,
… Terwijl Yf zich ontpopt tot een ware bouwpromotor, gaan ook de onderhandelingen voor de derde vestiging weer van start. Dit keer is het raak: ons oog is gevallen op een groot doktershuis in de guldensporenlaan. De guldensporenlaan grenst aan de V-Tex gebouwen en daar is een actieve buurtwerking. De school kan daar deel van uitmaken, de locatie is in hartje van de stad en de ideeën van 1997 komen weer uit de frigo. Na overleg met betrokken partijen in de buurtwerking, stadsbestuur, inspectie, … wordt overwogen hoe het project kan gefinancierd worden. Een gulle ouder beslist het gebouw aan te kopen voor de school. Mits een renteloze terugbetaling, is het gebouw na 5 jaar van de school. Alle lichten op groen dus en er wordt overgegaan tot de aankoop van het gebouw in de Guldensporenlaan (maart 2009), dat zal gebruikt worden in combinatie met het Poortgebouw van de V-tex . 6 maanden tijd is er nu, om de school klaar te krijgen tegen komend schooljaar.
Steeds is er een reden om er niet op in te gaan: grondvervuiling, te klein, te groot, te duur, te veel werk, … Ondertussen zitten we ook in Wevel47
Ook in 2009, zijn de verbouwingen in de gebouwen van Herman & Vandamme -min of meer- af.
In juni is er de grote verhuis en nemen de leerlingen hun intrek in de nieuwe school. Marke investeert opnieuw in materiaal en begeleiders om de derde vestiging van de Levensboom uit de startblokken te laten schieten. Inge, Vincent en Els zijn het oorspronkelijke team. In september 2009 is de start van ‘buurtschool V-Tex’ en de bijhorende buurtwerking een feit.
Op vlak van “immobiliën” is er even rust nu. Schooljaar 2009 – 2010: de Levensboom bestaat uit 3 vestigingen met elk hun eigen pedagogische werking, team, ouderwerking, … Al enkele schooljaren wordt Klaas in zijn coördinatorschap bijgestaan door Yf. Toch blijkt de bestaande structuur niet meer te voldoen voor de organisatie die de Levensboom geworden is. Daarom wordt beslist om de Levensboom administratief op te splitsen: 2 scholen (enerzijds Marke, anderzijds Wevelgem + V-Tex) onder 1 inrichtende macht. Daardoor is er recht op meer coördinatoruren en heeft iedere vestiging een (deeltijdse) coördinator: Klaas, Yf en Els. 48
En dat brengt ons op de ‘vraag van VTex rond solidariteit ivm aankoop nieuw gebouw’. Daarvoor zouden we eigenlijk nog de financiële stromen sinds 1999 moeten uit de doeken doen. Dat heeft Olivier voor ons gedaan, die 19e. Als u, lezer, al tot hier gekomen bent, vind ik het lovenswaardig. Het komt er op neer dat de 3 vestigingen solidair blijven aan elkaar, elkaar steunen in goede en kwade dagen.
De school evolueert en in Marke neemt het leerlingenaantal toe. Uiteraard heeft dat een grote invloed op de werking: meer begeleiders, andere klasstructuur, andere verwachtingen aan het schoolgebouw en je hoort het al komen: de school wordt te klein! Het verhaal van de containerklassen komt opnieuw op gang. Om een stabiele oplossing aan de groei te bieden, gaan ook hier verbouwingswerken van start. Ook in de V-Tex groeit het leerlingenaantal veel sneller dan verwacht. Na 3,5 jaar werking, blijkt de vraag groter te zijn dan het aanbod. Om hierop een antwoord te bieden, beslist de levensboom om vervroegd het aantal kinderen per klas te verhogen van 7 naar 8. Uiteraard heeft dat een grote invloed op de werking en je hoort het al komen: de school wordt te klein! Tijdelijk verhuist de kleuterwerking naar het gebouw van de puzzel. Om een stabiele oplossing aan de groei te bieden, wordt rustig uitgekeken naar een opportuniteit voor een eigen, passend gebouw voor de V-Tex buurtschool. Op vandaag denken zij die gevonden te hebben: aan de overkant van de huidige school.
Ik vind dit een boeiend verhaal. En dan zijn dit nog maar de feiten, opgehangen aan de kapstok van de gewezen en huidige schoolgebouwen. Wat moet dat dan niet zijn als we al de histories zouden horen van projecten, werkgroepen, feestjes, vergaderingen, acties, … Een volgende keer? Irmgard, ouder in Wevelgem Aanrader:
het roze-lila boekje, te verkrijgen bij Yf en Klaas.
Van suikerminnaar tot suikermaagd Marie Vandorpe, ouder Marke
De voorbereiding Met de verrijzenis van een geliefde Jood voor de deur gaf ik mij als goede atheïst op voor een onthouding van vlees en vis gedurende 40 dagen; vasten op de moderne manier. Nu ben ik niet vies van een uitdaging en besloot de lat voor mezelf dit jaar een tikkeltje hoger te leggen en terug te grijpen naar een klassiekere invalshoek. Naast eerder genoemde, mag ik géén geraffineerde suikers meer tot de zoete geur van verse chocolade-eitjes zijn intrede doet en meneer paashaas mij rijkelijk beloont voor het harde werk. Zucht. Het is niet mijn eerste poging zonder het witte goedje. Ervaring leert me dat een goede voorbereiding het halve werk is en bijgevolg staat mijn kast volgestouwd met lekkernijen als agave- en rijststroop, rauw geslingerde woudhoning, ahornsiroop en stevia in maar liefst drie verschillende uitvoeringen. Het zijn mijn -vrij verantwoorde- achterpoortjes wanneer de drang naar zoet te groot wordt. Een berg links, artikelen en documentaires worden vanonder het stof getrokken. Gelukkig kan ik mijn info over een weekje opfrissen en verrijken met een toespraak van Geert Verhelst. Hij komt met zijn kennis De Levensboom in Wevelgem (on)veilig maken.
denken we toch. Het productieproces van suiker is zo goedkoop geworden dat we het in massale hoeveelheden verbruiken, geraffineerd. Dat wil zeggen: gestript van al zijn voedingsstoffen. En niet alleen gestript, neen, wat blijkt? Sucrose dat uit twee delen bestaat (glucose en fructose) heeft bij de verbranding van zijn component, glucose, nutriënten nodig zoals magnesium, vitamine B en calcium. Deze vitaminen en mineralen zitten in het oorspronkelijk product. Gezien we na intake van geraffineerde suiker zonder hun hulp nog steeds glucose moeten verteren, worden onze lichaamsreserves aangesproken. Concreet betekent het dat wij op ons beurt gestript worden van de nodige voedingsstoffen. Karma jongens? De vergelijking met goden gaat verder, want wij zijn in de waan dat ons inmiddels nutriëntarme lichaam vlekkeloos het strijdgewoel van een grillige glycemische index, overbelaste pancreas en uitgeputte bijnieren kan doorstaan. Cholesterol, dat op zijn beurt zorgt voor een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, is niet alleen toe te schrijven aan die eendenborst en lekkere Rambol. Ze blijkt voor maar liefst 80% afhankelijk te zijn van onze eigen lever die door al die bloedsuikerpieken- en dalen onder hevige druk staat. Onder andere insuline zorgt ervoor dat ons lichaam na de impact van een suikerpiek terug kan stabiliseren, maar het reguleert ook de vetopslag. Gevolg: welvaartsziekten als zwaarlijvigheid en diabetes type 2. Als we een bij ons passend dieet zouden volgen, komen we nooit tot zo’n dramatische pieken, laat staan in deze frequentie. Zoet van dit allure is nimmer te bekennen in de vrije natuur. Nu wordt er door fabrikanten handig ingespeeld op onze ingebakken voorliefde voor zoet. Suiker wordt ons met de paplepel ingegeven, letterlijk! Baby’s fruitmaaltijd wordt verrijkt met een bitterfood. Tegen de volwassenheid kunnen we nauwelijks weerstaan aan het overaanbod zoetwaren en zelfs mensen die pertinent koek en snoep weigeren, krijgen het hard te verduren, want verborgen suikers zijn misschien nog wel de grootste boosdoeners…
De voordracht Dokter Verhelst blijkt een bezield spreker te zijn. Drie uur lang houdt hij ons aan onze stoelen gekluisterd. Deze allround geneeskundige met een hele reeks opleidingen op zijn palmares begon zijn boeiende voordracht met een reis door de tijd. Beginnend bij de oermens wiens enige bron van zoet, fruit -dat toen nog veel minder krachtig smaakte- en later ook honing was. Het duurde tot 600 n.C. voor de eerste raffinage (isoleren van sucrose) in Perzië een feit was. Daar ging de ontdekking van een wild riet dat oorspronkelijk in Nieuw-Guinea voorkwam aan vooraf. Later werd het in Oost-India bewerkt tot oersuiker, ons beter bekend als ongeraffineerde, ruwe rietsuiker. Deze luxe lekkernij werd niet door de gewone bevolking geconsumeerd, maar was uitsluitend voor goden bestemd. Tegenwoordig lijken wij de rol van goden op ons te nemen of dat 49
Vreemde zaken Tijd om de theorie in praktijk te brengen! Vervangzoetstoffen lijken niet zo ideaal te zijn als ik aanvankelijk dacht. Geen enkele zoetstof is een wondermiddel, hoewel stevia als enige een verdiende gooi naar de titel maakt. Alles met mate lijkt het sleutelwoord. Alleen artificiële zoetstoffen dienen ten allen tijde vermeden te worden. Mijn koelkast kan wel een update gebruiken dus begeven we ons naar de winkel. Al snel wordt duidelijk dat geen enkele ingrediëntenlijst onberoerd gelaten mag worden. Werkelijk overal lijkt wat toegevoegd te zijn. Wat dacht je van smoothies, limonade vermomd als vruchtendrank en de oh-zo-gezonde actimel? Zelfs gedroogd fruit, soya- of natuur yoghurt worden als je even niet oplet opgesmukt met suiker. Hier stopt het helaas niet. Wie denkt hartig in plaats van zoet te kopen, komt wel eens bedrogen uit. Zo bevat menig supermarkt speklapje, kippenvleugel, veggieburger of komkommersla toegevoegde suiker. Laat je niet misleiden door claims als ‘natuur gezoet’, maar check de achterkant van je verpakking en wees de fabrikant te slim af. Deze laatste liegt immers niet, hij verzwijgt en dat is een groot verschil. In natuurgesuikerde yoghurt zit wel degelijk een voedseleigen zoetmiddel, namelijk lactose, maar vóór dit ingrediënt staat gegarandeerd een niet te verwaarlozen hoeveelheid suiker af te lezen. Niet verwonderlijk toch dat we aan een adembenemend jaarlijks gemiddelde van 50 kilo suiker per Belg komen?
Daar maak ik de grootste kans om alternatieven te vinden waar niet mee gerotzooid is. Mangoreepjes zijn een aanrader voor zoetekauwen. Het occasioneel blokje kaas, handjevol noten of zelfs een sporadisch zout chipje gaan ook vlot naar binnen, al genieten verse vruchten mijn voorkeur. Een sinaasappel heeft in tijden niet zo zoet gesmaakt!
Verrassende conclusie Het afkicken van suiker lijkt te lonen. In plaats van de buik is het mijn broek die hangt. Ik ben vrolijker en elke dag die voorbij gaat, is er één waarin ik minder moe ben en kwieker die fiets onder mijn billen schuif. Na weken op droog zaad, uh, fruit geleefd te hebben, kan de paashaas mijn eieren in zijn konijnenhol stoppen. Ik heb het gevoel dat ik mijn lichaam vergiftig en afhankelijk maak van een onzinnig product. De vergelijking met een afgekickte roker of alcoholverslaafde valt en ik blijf standvastig; van hervallen is geen sprake!
Wanneer de snacknood hoog wordt, besluit ik een natuurwinkel op te zoeken.
??? 50
Nuttige info werd gehaald uit de voordracht van Dr. Geert Verhelst. Details kan je terugvinden in zijn boek “Suiker & zoetstoffen”. Afbeelding 1: Edward King en James Wells Champney: The Great South (bron: Hartford, Conn.: American Publishing Co., 1875) Afbeelding 2: Adolph Northen : Napoleon’s retreat from Moscow (bron: Wikimedia) Afbeelding 3: Piet Huysentruyt: “Gezonde appelcake” (bron: koken.vtm.be) Voor tips en weetjes, surf naar: www.suikerwijzer.nl Marie Vandorpe, ouder Marke
Februari is dé maand waarin in de meeste Vlaamse scholen de zogenaamde schoolrijpheidstesten worden afgenomen bij de kleuters van de derde kleuterklas. Ook in onze scholen zijn schoolrijpheidstesten afgenomen. De afgelopen jaren zijn deze testen herhaaldelijk bekritiseerd. Deze testen geven immers geen beeld van de totale persoonlijkheidsontwikkeling van kleuters. Wat is nu de zin en de onzin van de schoolrijpheidstesten? Wat is schoolrijpheid eigenlijk? Is het bepalen van schoolrijpheid nodig? Hoe worden kleuters voorbereid op de ‘overstap’? Deze vragen speelden mee in een geanimeerde discussie op de klasvergadering van de oudste kleuters (Levensboom Marke) in januari 2013 . Hierbij een samenvatting van wat door de begeleidsters verduidelijkt werd, en wat in de literatuur hierover te vinden is. Er is een verschil tussen het leren van een kleuter en het leren van een kind uit de lagere school. Bij een kleuter is er geen echte grens tussen ‘leren’ en ‘spelen’. Een jong kind ontwikkelt en leert door allerlei spelactiviteiten. Het leren bij kleuters verloopt minder bewust. Iets nieuws leren gebeurt vaak onverwacht, na verloop van tijd, na het opdoen van talrijke ervaringen. Men spreekt van ‘incidenteel leren’. De werking van het kleuteronderwijs sluit aan bij dit soort van leren, schept kansen en stimuleert de ontwikkeling op alle vlakken door het aanbieden van spelactiviteiten die tevens rijk zijn aan ontwikkelingskansen. Leren lezen, schrijven en rekenen is een soort leren met een duidelijke, doelgerichte, afgebakende en systematische leerintentie. Dit intentioneel leren verschilt sterk van het incidenteel leren dat tot dan heeft plaats gevonden. Rond 6 jaar wordt het geleidelijk aan voor kinderen ook mogelijk om iets te leren met een duidelijke intentie in een doelen taakgerichte situatie. Ze beschikken over competenties als planmatig en doelgericht handelen, zelfreflectie, stapsgewijs denken, enz. Deze vaardigheden zijn in zekere mate onmiskenbaar om te lezen, schrijven en rekenen. Ze zijn echter niet voor alle kinderen vanzelfsprekend en komen niet bij alle zesjarigen tegelijk op gang. Om goed te kunnen functioneren in het lager onderwijs, moet het kind enerzijds klaar zijn om op een intentionele manier te leren. Daarnaast is het belangrijk dat het kind enkele vaardigheden die nodig zijn om vlot te leren lezen, schrijven en rekenen, al in enige mate onder de knie heeft. Enkele voorbeelden (het lijstje is illustratief en onvolledig). Zo is het bijvoorbeeld belangrijk dat de fijne motoriek bij een kind voldoende ontwikkeld is, om goed te kunnen schrijven, want schrijven moet vooral vanuit bewegingen vanuit de hand en pols komen, en niet alleen vanuit de elle boog en schouders. Zo is het ook belangrijk dat een kind kleine verschillen tussen geluiden kan horen, zodat het bij het leren schrijven het verschil tussen bepaalde letters als tussen een F en een V, of tussen een B en een P kan maken.
Kleine verschillen tussen dingen moet een kind ook goed kunnen opmerken, want bepaalde letters lijken wat op elkaar. Zo is het belangrijk in functie van het leren rekenen dat het kind goed begrijpt wat hoeveelheden zijn. Een kind moet bijvoorbeeld begrijpen dat het getal vijf ook voor vijf appels staat, een kind moet begrijpen wat ‘meer’ en ‘minder’ is, en dit in allerhande situaties ook kunnen toepassen. Verder moet het kind een klasdag, een klasweek op school kunnen aarden, het moet zich goed voelen in een groep met andere kinderen en gemotiveerd zijn om te leren. Begint een kleuter interesse te tonen voor geschreven letters en woordjes? Gaat het in zijn spel iets “opschrijven”, praat het over leren lezen, schrijven en rekenen? Bij het bepalen van schoolrijpheid wordt de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind ook in rekening genomen. Waar men vroeger eerder een biologische invulling van het begrip voor ogen had, het ‘rijp’ worden van een kind, is vandaag duidelijk dat het meer is dan louter een biologische kwestie maar dat ook de omgeving een beïnvloedende rol heeft. Schoolrijpheid wordt gezien als een interactioneel gegeven met zowel factoren in het kind als in zijn omgeving. Zo kan het kind nu nog niet schoolrijp zijn, maar enkele maanden later dit wel worden, gewoon omdat het kind biologisch rijper wordt. Het blijft echter belangrijk dat de omgeving (lees: gezin en kleuterschool) de kinderen kansen geeft en stimuleert om Barbara Vergote een taakgerichtheid en werkouder Levensboom Marke houding op te bouwen (een aangevatte taak goed aan te vatten en af te werken). Het is belangrijk dat de omgeving in activiteiten de fijne motoriek van de kleuters aanspreekt, dat kinderen in spelletjes uitgedaagd worden in het gebruiken van hun visuele, auditieve en cognitieve mogelijkheden. Oog hebben voor het welbevinden is daarbij de basis. Ferre Laevers (Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs) is voorstander van een informele aanpak van wiskunde, leesen schrijfonderwijs, waarbij de leerkracht vertrekt vanuit de kleuters, hun leefwereld en interesse. “Gooi allerlei voedsel in de vijver, ga na waarin de vis bijt en hou daar bij de volgende worp rekening mee”, klinkt het in een artikel in Kleuters & ik. Daar hebben we dus opnieuw het aanbieden van materiaal (bijv. boeken, letterdozen,…) of activiteiten (bijv. rijmspelletjes, telspelletjes, sorteerspelletjes). De tweede stap volgens de grondregels van ervaringsgericht begeleiden bestaat uit het kijken naar de reacties van de kleuters, vervolgens na te gaan wat het kind precies boeit, om hierbij te kunnen aansluiten. Ferre Laevers beklemtoont sterk het vrije initiatief. Forceren, bijv. via het drillen van het alfabet of het opdringen van werkblaadjes is uit den boze. Wat een kind wil doen en weten staat centraal. Dit betekent onder andere dat kinderen op hun eigen manier, volgens hun eigen ontwikkeling, met het aanbod aan materialen kunnen omgaan. Het ene kind gebruikt misschien letterstempels om er mooie patronen mee te maken, het andere kind sorteert misschien of wil woorden namaken.
SCHOOL RIJP ?!
51
Het gebruik van werkblaadjes in het kleuteronderwijs stuit ook op kritiek van onderwijspsycholoog Van Pareren (1991, Fournier, 2007). “Voorbereidende programmaatjes in het kader van voorbereidend lezen, schrijven of rekenen die direct afstevenen op het aanleren van specifieke technieken, zijn niet aangewezen in de kleutertijd. Ze leiden hoogstens tot succes op korte termijn en zijn voor de cognitieve, sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van het jonge kind nadelig […] Kleuters zijn sterk gericht op het aanschouwelijke, dit wil niet zeggen dat ze geen abstracties kunnen verwerven, maar wel dat ze zich op een meer ongedwongen manier en bij voorkeur met de waarneembare aspecten van dingen en situaties bezig houden.” Kleuters leren meestal niet echt bij door alleen het invullen van werkblaadjes. Ze tonen meestal hoogstens wat ze al kunnen, reeds verworven hebben (zoals op de schoolrijpheidstesten). Kleuters leren door doen, ondervinden, kijken, beleven, uitproberen. De mening dat kleuters goed voorbereid worden op de schoolrijpheidstest door ze een heleboel werkblaadjes te laten maken, gaat dus niet op. Schoolrijpheidstesten zoals ze nu bestaan, bijvoorbeeld de toetertest (Taal- En Rekenvoorwaarden, Schrijfmotoriek en observatie van de werkhouding), de Kontrabastest (voor kinderen die minder goed presteerden op de Toetertest) en de meer uitgebreide Nederlandse CITO-testen met Vlaamse normering, hebben enkel een opsporende waarde. Een test kan een signaal geven dat dan tot verdere observatie en verder onderzoek leidt, of de toets kan bevindingen (uit observatie) van de leerkracht bevestigen. In die zin zijn ze waardevol. De school/leerkracht moet er wel altijd mee rekening houden dat zo’n schoolrijpheidstest slechts een momentopname betreft, dat de toetsomstandigheden niet altijd gunstig zijn, dat de voorspellende waarde niet altijd betrouwbaar is, dat sommige toetsonderdelen niet relevant zijn voor deze kleuter of deze klas op dat moment, dat de toets slechts een uitspraak doet over een beperkt aantal ontwikkelingsaspecten. Ze meten bv. het cognitieve, maar niet de gevoelens van een kind, noch hoe het sociaal functioneert), … Uit de observatie van hoe het kind de test aflegt kan je ook slechts in beperkte mate iets afleiden over de werkhouding en taakgerichtheid.
Tot slot: We kunnen wel aandacht hebben voor de schoolrijpheid van onze kinderen, maar dit impliceert ook dat men erover moet waken dat de school ook voldoende kind-rijp is. Zo is het belangrijk dat de werking van de lagere school aansluit bij wat de kinderen reeds gewoon werden in de kleuterklas, dat er ook in het lager onderwijs aandacht is voor ontdekkend en spelend leren, en voor de totale persoonlijkheidsontwikkeling die in het kleuteronderwijs zo centraal staat. Onze school geeft hier vanuit de visie van het Freinetonderwijs gelukkig reeds aandacht aan.
Ter info:
In zijn boek ‘Juf mag ik overvaren?’ legt Marc Litière uit wat schoolrijpheid is, geeft hij praktische tips om kinderen goed te begeleiden en somt hij de voor- en nadelen van de Toetertest op. De schoolrijpheidstoetsen worden onterecht op een voetstuk geplaatst”, nuanceert Marc Litière, specialist schoolrijpheid. “Voor mij komen die pas op de vierde plaats. Op één staat het kind zelf: wil het kind naar het eerste leerjaar? Vraagt het naar letters, wil het leren schrijven? Tweede factor zijn de ouders: hoe voelen zij zich daarbij? Merken ze op dat hun kind speels is, niet graag naar school gaat? Drie is voor de juf: wat zegt haar buikgevoel? Zij volgt het kind al enkele maanden. Vaak weet ze goed waarin een kind sterk is of wat het graag doet. De schoolrijpheidsproef is dan alleen een bevestiging of net niet. Je mag de Toetertest wel gebruiken, maar bekijk hem als een goede aanvulling op alle andere gegevens. Anderzijds creëert de Toetertest soms een stressvolle, kunstmatige situatie en kan hij een kind onzeker en ongelukkig maken. Je moet er rekening mee houden dat kinderen zich grillig ontwikkelen. Kinderen zijn ook veel meer dan de resultaten op een toets en je kunt ze niet zomaar vergelijken met een norm.” Citaat uit: Toetertest uitgetoeterd? – Klasse ; http://www.klasse.be/archief/toetertest-uitgetoeterd/[10/09/2012 14:32:22]
Afbeelding uit de Toetertest, http://www.klasse.be/archief/toetertest-uitgetoeterd/[10/09/2012 14:32:22]
52
Ter info:
fasen in geletterdheid (Loeve, s.a., blz.20.) FASEN IN GELETTERDHEID
ACCENT BIJ ACTIVITEITEN
HOOFDDOELSTELLING PER FASE
1. KENNISMAKEN Het kind maakt op initiatief van de ander kennis met geschreven taal.
Plezier beleven aan mondeling en Het wekken van belangstelling voor schriftelijk taalgebruik. Genieten van geschreven en gedrukte taal voorlezen, vertellen en taalspelletjes. (*) Zien lezen en schrijven; ertoe aangezet worden in functionele situaties geschreven taal te gebruiken.
2. ONTMOETEN Het kind neemt zelf initiatief (bijv. wil voorgelezen worden of schrijft in krabbelschrift)
(*) + Deelnemen aan het maken van groepsteksten; zelf schrijven in krabbelschrift en in letterreeksen; meedoen met eenvoudige taal/leesspelletjes
Het ontwikkelen van het bewustzijn van de functie van geschreven en gedrukte taal en het oproepen van explorerend gedrag m.b.t. deze vormen van taalgebruik.
3. VERKENNEN Het kind gaat de geschreven taal zelf actief verkennen. Het gaat zelf “lezen”, naschrijven en schrijven in de eigen spelling.
(*) + Zelf iets schrijven of naschrijven; diverse soorten tekens en symbolen lezen; meedoen met auditieve spelletjes (rijm, analyse en synthese) (rijm, analyse en synthese)
Het ontwikkelen van het fonemisch bewustzijn (= horen dat woorden uit verschillende klanken bestaan) en de motivatie om te leren lezen en schrijven.
4. LEREN LEZEN Het kind leert alle letters en leert de elementaire leeshandeling. Het maakt gebruik van de eigen letterkennis bij het lezen en schrijven.
(*) + Lezen van eenvoudige teksten en zelfgeschreven teksten; alle letters leren; leren van de elementaire leeshandeling
Het ontwikkelen van de elementaire lees- en schrijfvaardigheid.
5. DOORLEREN Het kind leert moeilijker woorden en moeilijkere teksten lezen en schrijven.
(*) + Veel lezen, maar dan wel met plezier; veel schrijven van functionele teksten.
Het ontwikkelen van tekstvaardigheid.
Standpunt: Het standpunt van de onderwijskoepels over de Toetertest én het standpunt van de auteurs van de Toetertest lees je op: http://www.klasse.be/leraren/18708/de-koepels-over-de-toeters/ http://www.leraar24.nl/video/1625 : een kritische noot over het toetsen van kleuters in Nederland (de CITO’s) en over het gebruik van werkbladen.
Bronnen: MAES, F., VAN PETEGEM, P. & VAN DAMME, J., Onderzoek naar schoolloopbanen in het basisonderwijs, Caleidoscoop, jrg.18, nr. 1, 2006, p.30-35. FOURNIER, M., Meer zorg voor kleuters via contractwerk, Leuven, LannooCampus, 2007. LOEVE, D. (s.a.). Van beginnende geletterdheid tot lezen. Ideeënboek groep 1,2,3. Drunen: Delubas. Laevers, F. (1984 (jrg.4 nr.2)). Leren lezen en schrijven op de kleuterschool (deel 2). Kleuters & Ik , 4-12. Laevers, F. (1984 (jrg.4 nr.3)). Leren lezen en schrijven op de kleuterschool (deel 3). Kleuters & Ik , 9. Lambert, S. (s.d.). VAN AALSVOORT, C., KEGEL, C., VAN DER SLUIS, M., BROOS, D., Toe zijn aan groep 3: de rol van kind- en omgevingsfactoren bij schoolrijpheid, De wereld van het jonge kind, jrg. 34, nr.5, 2007, p.130-132. VERKINDEREN, S. (2011). Onuitgegeven cursus Nederlands didactiek. KATHO, Tielt.
SCHOOLRIJP?!
53
DE WEEK TEGEN PESTEN: FOPEM DOET (NIET) MEE Vincent Vandevyvere pedagogisch begeleider FOPEM Begin februari. Week tegen pesten. Artikels en acties op TV en in de krant. Debatten en fora. Beleidsmakers en pedagogen die vragen stellen en antwoorden genereren. Het Netwerk ‘Kies kleur tegen Pesten’ bijvoorbeeld onderzoekt hoe er vandaag in Vlaanderen rond pesten wordt gewerkt. Ook Limits vzw, dat het Steunpunt ongewenst gedrag op school bemant, werkt hieraan mee1. Ook onze onderwijskoepel wordt op audiëntie gevraagd. Ik mag hen gaan vertellen welk pestactieplan onze FOPEMscholen gebruiken. Welk beleid we voeren? Of we succes boeken en of we nog hulp kunnen gebruiken? Ik probeer hieronder een aantal gedachten te bundelen. Ideeën die mijn gesprek van 28 februari met Anke Luts en Gie Deboutte moeten vormgeven. Laat ons beginnen met de idee dat alle scholen pestvrije scholen zijn maar dat er anderzijds op alle scholen gepest wordt. Dat was vroeger zo en dat blijkt nog zo te zijn. Dat neemt bij momenten zelfs grote proporties aan. Schrijnende beelden op het internet, zware acties via facebook, ... De ergste verhalen halen vlot de media. Maar ook de dagelijkse pesterijen op onze eigen speelplaats verdienen de nodige aandacht. Iedereen is ervan overtuigd dat pesten nefaste gevolgen heeft. We voelen ons machteloos of verstoppen het schaamrood. En hier en daar wordt ondertussen met de vinger gewezen richting onderwijs. Laat ons beginnen met de idee dat ook onze FOPEM-scholen pestvrije scholen zijn waar er jammer genoeg kinderen zijn die pesten en gepest worden. Of zijn wij anders en maken we ergens toch een verschil? Kan een methodeschool specifieke antwoorden vinden in zijn pedagogische visie en de concrete uitwerking daarvan? Voor we onze eigen methode verder onderzoeken, willen we eerst even stilstaan bij het gegeven ‘pesten’ zelf. Pesten gaat verder en dieper dan een ruzie of een conflict. Pesten wordt niet gekoppeld aan een vervelend gedrag of een foute communicatie. Pesten wordt op de persoon gespeeld. Het gebeurt zonder duidelijke aanleiding en mist elke objectiviteit. Je wordt gepest om hoe je eruit ziet of om wie je bent. Het gaat dus dieper en verder. Het is een proces dat groeit en zich herhaalt. Een proces dat machtsverhoudingen polariseert. Een proces waar hele groepen bij betrokken kunnen worden. Waar het slachtoffer 54
machteloos moet ondergaan wat de anderen met hem of haar van plan zijn. Pestactieplannen moeten dergelijke mechanismes blootleggen en ontmijnen. Er moet hier op school dus veel en vaak over gepraat worden. Slachtoffers moeten de kansen krijgen om hun verhaal te doen. De groep en vooral de leerkracht moet altijd beschikbaar zijn. Snel en adequaat reageren kan enkel als de voelsprieten op scherp staan. Kinderen moeten pestgedrag snel detecteren en bespreekbaar maken. De leerkracht moet elk klein signaal doorprikken. Zeker in de wetenschap dat hij van vele interacties niet op de hoogte kan zijn, dat het pesten zich vaak ook buiten zijn gezichtsveld afspeelt. Een cultuur is snel gevormd. En ook negatieve sferen voeden zichzelf. Jammer genoeg. Aan ons allen dus op in te zetten op ’n positief klasklimaat. Het kan pestgedrag mogelijks voorkomen of verminderen. Iedereen is gebaat bij een veilige leefomgeving. Onze FOPEM-scholen zetten hier graag op in. Hieronder bespreken we op welke manieren dat bijvoorbeeld kan gebeuren. Er bestaan concrete werkvormen zoals bv conflicthantering2 die op onze scholen vaak en snel worden ingezet. Het zijn concrete instrumenten die ruzies bespreekbaar willen maken. Deze methode toont aan dat conflicten of meningsverschillen best wel OK zijn. Als deel van het leven gezien moeten worden. Hoe we ermee omgaan echter moet geleerd worden. Door de conflicten stap voor stap te analyseren leren we kinderen empathie verwerven, beter communiceren, gericht naar oplossingen
zoeken. Er wordt getraind in leren neen zeggen. Er wordt getraind in leren luisteren. Gevoelens worden onderzocht. Mogelijks verschillende effecten van mijn woorden en daden in kaart gebracht. Op het einde van een bespreking wordt telkens gezocht hoe we dergelijke situaties in de toekomst anders en beter kunnen aanpakken. Er wordt een concreet besluit geformuleerd of onderlinge contracten gesloten. (Ik heb het gevoel dat ik nooit met jou mag voetballen. Jij mag wel met mij voetballen maar ik zou graag ook nog met mijn andere vrienden spelen. Ik begrijp dat je dat lastig vindt want je zou graag altijd met mij spelen. Ik begrijp dat jij ook graag met andere kinderen speelt. Laat ons afspreken dat we op maandag al zeker samen voetballen. We zien dan wel verder op de week wat er nog meer mogelijk wordt.) Het is belangrijk om ruzies of pesterijen niet als een probleem van het kind te zien. Met de vinger wijzen en naar schuldigen zoeken, is niet genoeg. Beter is te denken dat de kinderen nog bepaalde vaardigheden missen, die gewoon geleerd moeten worden. Ook de methode Kids’skills3 vertrekt vanuit dit standpunt. Angsten, stoornissen of gedragsproblemen zijn dan enkel vaardigheden die nog onvoldoende zijn ontwikkeld. Met gerichte stappen worden concrete doelen gesteld en leert het kind en zijn omgeving eigen gedrag te reguleren. De positieve effecten van de constructieve alternatieven worden duidelijk belicht. Er worden supporters gezocht en goed gedrag wordt extra beloond. Een aantal van onze scholen hebben hiermee alvast mooie resultaten geboekt.
Een andere meer algemenere werkvorm in methodescholen is de klasraad en/of schoolraad. Naast de dagelijkse praatronde wordt deze specifieke kring één keer in de week georganiseerd. In een klasraad wordt de volledige klasorganisatie besproken. Het is het democratisch orgaan van de coöperatie. Er worden afspraken gemaakt, ideeën uitgewisseld, plannen gemaakt. Er worden pluimen en wrevels besproken. Er wordt effectief besproken hoe het samenleven telkens opnieuw anders en beter kan. Welke regels en afspraken nodig zijn om die klas effectief draaiende te houden. Welke zaken besproken moeten worden opdat het geheel veilig en constructief zou zijn. Want de klas is van iedereen. Zorg voor elkaar is dus van kapitaal belang. Deze en andere werkvormen zijn legio in de methodescholen. Ze moeten niet uitgevonden worden als er zich plots een probleem voordoet. Kinderen moeten weten dat ze ten allen tijde mogen spreken en dat er zal geluisterd worden. Dat het normaal is om je gevoelens bespreekbaar te maken. Deze concrete werkvormen staan dus niet op zich. Het zijn veruiterlijkheden van een groter plan. Van een pedagogische visie die kiest voor gelijkheid en emancipatie. Coöperatief werken gaat bij ons niet louter over het samenwerken aan zich maar veeleer over een manier van zijn. Het betekent dat ik me gewaardeerd mag voelen om wie ik ben. Mijn werk staat niet los van de rest. Wat ik doe heeft ook een relevantie voor de klas en het werk van die klas. Mijn deelname is belangrijk. Mijn talent inzetbaar voor het groter geheel. Dergelijke positieve grondstroom kan pesten niet voorkomen maar versterkt zeker mogelijke voorwaarden. Het kind voelt dat hij au serieux wordt genomen. Niets is echt vrijblijvend. Mijn tekening wordt bekeken. Mijn tekst wordt gelezen. Mijn rekenonderzoek komt aan het bord. Ik krijg verantwoordelijkheden die ik wil nakomen. Ik wordt uitgedaagd om mijn werk te verdiepen en uit mezelf te treden. De groep stimuleert dat proces door kritische vragen te stellen. Vragen die niet oordelen maar verrijken. Vragen die enkel gesteld worden in een klas waar veiligheid en begrip zo evident zijn dat ze nooit of te nimmer geschonden worden. Of als dat gebeurt daar direct gepast op gereageerd wordt. Respect en zorg voor elkaar is ook vaker voelbaar in heterogene groepen. Oud helpt jong. Iedereen kan iets maar niemand kan alles. Een gemengde groep
leert kinderen vanzelf hulpvragen stellen en zorgen voor elkaar. De jas van een kleuter dichtritsen, een tekst voor iemand uitschrijven, de verfborstels samen uitspoelen. Wie in jaarklassen lesgeeft streeft vaker naar algemeenheden en normering. Differentiatie blijft er beperkt. Het leerpakket komt op de voorgrond tenkoste van de leerlingen zelf. Er zal onnodige concurrentie optreden en wie uitvalt zal al snel volledig de rol moeten missen. In graadsklassen of leefgroepen zijn de verschillen dermate groot dat ze geen onnodige aandacht kunnen krijgen. Ze worden als normaal ervaren. Anders zijn is niet echt een probleem. Inzetten op diversiteit en het wegwerken van concurrentie is ook een maatschappelijk standpunt. In de neoliberale maatschappij4 die we nu kennen, gaat het te vaak over winst en de competenties om die te maken. Leerlingen worden dan makers van hun eigen geluk en het onderwijs zet in op individuele leertrajecten. De kloof tussen wie slaagt en faalt is daardoor nog vergroot. We normeren, meten en labellen er op los maar zonder positief resultaat. FOPEM kiest liever voor coöperatief werk in diverse groeperingsvormen. De verschillen tussen kinderen hoeven geen barrière te zijn. Het zijn kansen richting inclusief onderwijs. De dynamiek in een klasgroep is best wel een complex verhaal. Werken aan een positief klimaat is niet overal even evident. Het spreekt voor zich dat de leerkracht hier een cruciale rol in speelt. Hij staat garant voor dit veilig klasklimaat. Hij stimuleert en bekrachtigt. Hij staat model en toont voor. Methodescholen zijn geen vrijplaatsen voor willekeur of vrij kiezen zonder meer. Soms wordt verkeerdelijk begrepen dat enkel sterke en mondige kinderen bij ons hun plaats verdienen. Methodescholen willen er zijn voor iedereen en zetten extra in op emancipatie en democratisch onderwijs. De onderwijzer bewaakt en stuurt bij waar nodig. Vanuit een groot respect voor zijn leerlingen en zijn vak zal hij zonder therapeutiserend te werken kinderen hoger en verder vooruit brengen. De afkomst of de rugzak die ze meedragen, speelt daarbij geen enkele rol. De school moet terug school worden. Een plaats waar effectieve leertijd zijn plaats opeist. Een plaats waar niet vanuit verschillen of tekorten wordt gedacht. Maar een plaats waar we vanuit de kansen en de passie willen vertrekken. Enerzijds wordt er rekening gehouden met de leefwereld van het kind. Anderzijds moet het kind die leefwereld ook kunnen achterlaten.
Zijn thuissituatie of achtergrond mag zijn of haar kansen niet bepalen. Ons onderwijs moet emanciperend werken voor alle leerlingen. Het is wandelen op een slappe koord. Betrokkenheid en motivatie moet gekoppeld worden aan het kind én aan de leerstof. De leerkracht staat tussen beide en fungeert als doorgeefluik. Wie na een ruzie op de speelplaats de klas binnenkomt, ga je moeilijk direct aan het werk krijgen. Er wordt tijd genomen om het conflict te bespreken of er wordt afgesproken wanneer het later op de dag een plaats kan krijgen. Een leerkracht vertrekt altijd vanuit ‘de tegenwoordige tijd’. Het kind en zijn context is wat hij binnenkrijgt. De stabiele volwassene zal zijn leerling dus altijd met de glimlach ontvangen. Een schouderklop en een handdruk. Maar daarna moet hij ook verder. De leerling moet zijn eigen leefwereld kunnen ontstijgen. De school moet een fysieke ruimte blijven waar vorming en onderzoek voorop staan5. Het kind moet ook ervaren dat zijn emoties of zijn welbevinden niet alles bepalend zijn. Dat hij ze ook mag afleggen eens hij die klas binnenkomt. De leerkracht waarborgt in die context enkel een veilige leeromgeving. Over de problemen thuis of de ruzies na de klasuren wordt niet gesproken. Het kind hoeft het althans niet te doen. Het kan en mag. Maar het moet niet. Onze scholen zijn pluralistisch. Er wordt geen effectieve godsdienst onderwezen. Wij kiezen voor cultuurbeschouwing6 en brengen waarden en normen binnen via concrete verhalen en situaties die zich aandienen. We willen democratie naar zijn essentie herleiden en het fysiek gegeven van de school heruitvinden. Telkens opnieuw. Ons onderwijs moet kinderen niet klaarmaken voor de maatschappij. Ons onderwijs moet kritische kinderen leveren die in staat zijn een nieuwe maatschappij te creëren. Dergelijk onderwijs is niet normenvrij. Dergelijk onderwijs kiest voor algemene vorming waar burgerzin en maatschappijkritiek hun plaats krijgen. Methodescholen staan niet los van de wereld maar in de wereld. Ze durven kleur bekennen en standpunten innemen. Als laatste kan hier onze sterk uitgewerkte ouderparticipatie genoemd worden. Onze ouders worden betrokken in de werking van de school. Er zijn klasactiviteiten waar ouders bij helpen, werkgroepen en klusdagen, fora en feesten, … In FOPEM-scholen besturen ouders ook effectief mee. Ze worden gehoord en 55
geven hun inbreng over de organisatie van de school en de pedagogische uitwerking ervan. Oudercontacten organiseren we vaak en bijzonder uitgebreid. De rapporten geven een breed beeld van het kind. Samen met ouders gaan de teamleden op zoek naar de kwaliteiten en de sterktes van het kind en wordt gezocht welke ondersteuning er mogelijks nodig is. Ook de sociale emotionele ontwikkeling komt in de gesprekken en de rapporten duidelijk aan bod. Ouders vinden vlot de weg naar de leerkracht. Als er vragen of bezorgdheden zijn dan horen we die graag. Dit is geen duidelijk concreet antwoord op de vraag wellicht? Ik heb geen tools verzameld of specifieke werkkaarten die onze scholen pestvrij moeten maken. Ik probeerde enkel te schetsen op welke onderstroom wij willen werken. In welk nest onze kinderen school mogen lopen. Ik ben ervan overtuigd dat deze aanpak meer rendeert dan welke campagne dan ook. Een project van een week. Een interview op TV. Het brengt pesten even onder de aandacht om daarna terug even snel te verdwijnen. Valt er voor ons dan niets meer te leren? Mogen we de ogen sluiten en op onze lauweren rusten? Heel zeker niet. Wij kiezen voor een specifiek project dat zelden of nooit af is. Emancipatie en coöperatie zijn grote woorden die dagelijkse reflectie verdienen. In navorming of intervisiegroepen kunnen we dit debat met onze scholen verder voeren. Hierboven werd een aanzet gegeven waar nu concreet in de school op verder gewerkt kan worden. Vooral de leerkracht moet zijn bekwaamheidsgevoel versterkt zien. Hij moet pestsignalen sneller opvangen en handvaten7 verzamelen om er effectief rond te werken. Hij moet zich geborgen voelen in een positief schoolklimaat om op zijn beurt een veilige klasomgeving te kunnen opzetten. Laat ons de week van het pesten dus daarvoor gebruiken. En laat ons ook de weken nadien daarvoor gebruiken. FOPEM kiest ook dit jaar voor pestvrije scholen en weet waarom. Succes samen. Vincent Vandevyvere pedagogisch begeleider FOPEM donderdag 31 januari 2013
56
Voor meer info kan je surfen naar www.iswlimits.be en doorklikken via de knop ‘onderwijs’. De organisatie heeft een meldpunt en voorziet vormingen rond pesten en grensoverschrijdend gedrag. Ook het Netwerk heeft een eigen site met heel wat handige tips: www.kieskleurtegenpesten.be. 1
Er worden voor leerkrachten en scholen oa cursussen conflicthantering georganiseerd door bv Mieke De Palmenaer van de Pedagogische Dienst stad Gent. Er wordt onderzocht hoe conflicten ontstaan, hoe communicatie werkt en in welke verschillende stappen conflicten in de klas kunnen besproken worden. 2
Kids’ Skills is een oplossingsgerichte methode waarmee je kinderen kunt helpen hun eigen problemen op te lossen door hen vaardigheden te laten leren. Ben Furman is de bedenker en schrijver van het boek Kids’ Skills. FOPEM leerde de methode oa kennen via een bijscholing met Hilde Leonard. 3
In het boek ‘Identiteit’ van Paul Verhaeghe kan je meer lezen over de gevaren van het neoliberalisme. Op onze coördinatorenvergadering van december hebben onze FOPEMscholen het boek besproken en nagegaan welke inzichten een impact kunnen hebben op ons onderwijs. (Identiteit werd uitgegeven bij www.debezigebij.nl) 4
In het boek ‘Apologie van de school, een publiek zaak’ (Jan Masschelein en Maarten Simons) wordt de rol van de school helemaal doorgelicht. ‘Wat de school doet, is tijd maken waarin kinderen de behoeften en wetmatigheden van dat wat hun dagelijkse leven bezet achterwege kunnen laten.’ (p. 22) 5
FOPEM werkt aan een cahier cultuurbeschouwing die meer inhoud wil geven aan deze vakoverschrijdende eindterm. Het uitgangspunt van het werk wordt tweeledig: samen school maken vanuit een niet gedeelde werkelijkheid + samen cultuur maken voor een toekomst die we delen. 6
Het Steunpunt heeft een publicatie uitgegeven die een mooie start kan zijn. Je kan de pdf downloaden via www.ondvlaanderen/be/antisociaalgedrag. Je klikt door via de knop ‘publicatie’. Ook op de sites vermeld in voetnoot 1 kan je materiaal vinden. 7
Ik zit. Jij blijft zitten. Hij bleef zitten. Hebt u blijven zitten? En wij? Wij zaten rond de tafel en bespraken… zittenblijven!
Klaas
Enige weken geleden staken we de koppen bij elkaar in Marke omtrent het thema “zittenblijven”. Binnen het kwaliteitsbeleid van onze school is het immers wenselijk om op regelmatige tijdstippen even achterom te kijken en bijvoorbeeld ons beleid omtrent zittenblijven onder de loupe te nemen. Was het toeval of niet, de laatste tijd verschenen er ook heel wat artikels in kranten en in vaktijdschriften over dit onderwerp. Een aantal zaken waren hierbij opvallend! Afhankelijk van de auteur en de onderwijsvisie worden soms heel verschillende pro’s en contra’s gegeven omtrent het zittenblijven. Zo zijn er onderwijskundigen die van oordeel zijn dat kinderen beter een jaartje blijven zitten om de leerstof te “herkauwen” vooraleer een nieuwe sprong te maken. Want, wat voor zin heeft het volgens hen om een kind te laten doorschuiven naar een volgend leerstofpakket als het nog zijn basis niet beheerst? Anderen tonen dan via onderzoek aan dat zittenblijven helemaal geen zin heeft. Maar wat zijn onze ervaringen, onze visie en onze aandachtspunten hieromtrent? Om het gesprek te openen, werden in eerste instantie een aantal “klassieke” voorbeelden aangehaald. Wat denk jij, als ouder, trouwens van deze situaties? Zijn dit zinvolle redenen om te besluiten om een kind een jaartje extra te laten doen? Polleke bleef een jaartje extra in het zesde om zijn vaardigheden omtrent leren leren en zelfstandigheid verder te ontwikkelen voor hij naar het secundair onderwijs ging. Sofie bleef in het derde kleuter omdat zij nog niet schoolrijp was. Ze was trouwens bijna een jaar jonger dan haar klasgenootjes. We kozen er dan ook voor om haar nog een jaar te laten rijpen of door te kleuteren. Karel werd na het eerste leerjaar tegengehouden omdat hij nog heel wat fouten maakte tijdens zijn reken- en taaloefeningen. Tine mocht niet naar het OL omdat ze haar tafels niet geautomatiseerd kreeg. Polleke deed zijn jaar over omdat hij op alle terreinen volledig uitviel. In feite is Pol een kind met heel bijzondere zorgen. Zorgen die beter kunnen opgevangen worden in het buitengewoon onderwijs. Voor de ouders was de overstap naar het buitengewoon onderwijs op dat moment nog een brug te ver. Het bisjaar was er dan ook één in functie van het aanvaardingsproces van de ouders. Tijdens een eerste bespreking van de bovenvermelde situaties werden ook een aantal onderzoeksresultaten en onderzoekscijfers besproken. Hierbij een overzichtje van toch wel frappante cijfers. • Vlaanderen heeft het hoogste aantal zittenblijvers binnen Europa. • In Finland doet geen enkel kind zijn jaar over. Het is hierbij ook opvallend dat de Finse kinderen, in vergelijking met de Vlaamse kinderen, heel wat minder “onderwijstijd” krijgen en dat ze quasi geen huiswerk hebben. En toch… toch halen ze betere onderwijsresultaten! • In Vlaanderen blijft ongeveer 20 % van alle kinderen zitten tegen het einde van het zesde leerjaar. Na het eerste leerjaar is dit reeds 7%! • Woon je in een grootstad dan heb je meer kans om te moeten zittenbijven. Tot 33% van de kinderen blijft er een jaartje “haperen”. • Groei je als kind op in een minder-kansrijk gezin, dan heb je zelfs tot 40% kans om te moeten zittenblijven. • Wie zijn derde kleuterklas dient over te zitten, is meestal op het einde van het jaar geboren. Zo blijven er van de kinderen die in de maand januari geboren zijn maar 2% van deze kinderen een extra jaartje in het derde kleuter. Dit loopt op tot 17% bij de kinderen geboren in de maand december. Onderzoek wijst wel uit dat een jaartje extra in het derde kleuter beter is dan het eerste leerjaar bissen. “Onrijpe” kinderen beginnen volop af te haken vanaf november in het eerste leerjaar, wat dus een “valse start” in het lager onderwijs veroorzaakt. Zo’n kinderen toch laten starten in het eerste leerjaar is dus nefast voor het kind zelf en het belast ook de groep, de begeleider en de ouders. Je krijgt in de klas en thuis een kind dat niet meekan en dat zich bijgevolg slecht voelt en een laag zelfbeeld krijgt. 57
• In onze vestigingsplaats te Marke zijn 13 kinderen zittenblijvertjes in de klassen van het lagere. Dit is een 11% en dus toch heel wat lager dan het Vlaamse gemiddelde. • Een grootschalig Vlaams onderzoek (bij 4000 zittenblijvertjes uit het eerste leerjaar) toont aan dat: - Er nauwelijks positieve effecten zijn op de verdere ontwikkeling. - Zowel op korte als op lange termijn zouden deze “bissertjes” beter gepresteerd hebben op het vlak van wiskunde en technisch lezen als ze toch waren overgestapt naar het tweede leerjaar. Dit is zeker ook duidelijk op het vlak van psychologische factoren zoals welbevinden, zelfvertrouwen, … - Blijven kinderen een jaartje overzitten dan is hun zelfvertrouwen en welbevinden steeds lager in vergelijking met hun klasgenootjes. - Wie blijft zitten, is jaren aan een stuk minder “populair”. Pas in een vijfde en zesde leerjaar scoren ze op dit vlak even goed als hun klasgenoten. - Wie als kind het eerste leerjaar bist, verliest zijn “tijdelijke” voorsprong op rekengebied reeds volledig tegen het einde van het eerste leerjaar. De voorsprong op het vlak van technisch lezen is volledig weg in het midden van het tweede leerjaar.
Welke vaststellingen, besluiten, actiepunten,…kunnen we uit het teamgesprek destilleren? 1. Tijdens ons teamgesprek werd al vlug duidelijk dat er een groot verschil is tussen de overtuigingen van ons (als Vlaamse leerkrachten) en de onderzoeksresultaten. Zo zijn onze adviezen over zwak presterende kinderen veelal gebaseerd op onze persoonlijke overtuigingen. Bij de Vlaamse leerkrachten leeft immers nog steeds de hardnekkige overtuiging dat zittenblijven leerachterstanden zal wegwerken. Toch bewijzen alle Europese onderzoeken het tegendeel. Prestaties, motivatie, … stijgen niet door te blijven zitten. 2. Zittenblijven is sterk afhankelijk van de groeperingsvorm die in een school gehanteerd wordt. Zo komt zittenblijven veel frequenter voor in een leerstofjaarklassensysteem. Onze ervaringen met de graadsklassen bewijzen ook dat het veel gemakkelijker is om op een natuurlijke wijze te differentiëren. Het wordt ook eenvoudiger om meer individuele leertrajecten uit te stippelen. 3. Onze pedagogische schoolvisie bepaalt voor een groot stuk onze visie ten aanzien van zittenblijven. Wij gaan er immers van uit dat “iedereen kan iets en niemand kan alles”. Of nog anders geformuleerd, “we gaan samen tot aan de meet”. Kinderen krijgen bij ons niet het idee dat ze dom zijn omdat ze iets niet kunnen. We willen immers vooral inzetten op de zaken die kinderen goed kunnen, waar ze talent voor hebben. Kinderen bloeien namelijk open en groeien als ze voelen dat we in hen geloven. Taal is belangrijk en rekenen ook. Maar sociale vaardigheden, zelfstandig zijn, muzisch actief zijn en over verbale vaardigheden beschikken, zijn minstens even belangrijk! En daarmee raken we ook de kern van ons onderwijs aan. Namelijk dat kinderen, door ons geloof en vertrouwen in hun ontwikkeling en in hun “groeien”, zich goed voelen. Want wij zijn ervan overtuigd dat kinderen pas kunnen leren als ze zich goed voelen, gewaardeerd voelen, vertrouwen voelen,… 4. What’s in the name… een belangrijk nuanceverschil! Misschien dienen we ook niet meer over zittenblijven te spreken maar over “verlengde leertijd”. Zittenblijven is, zoals hierboven beschreven, meestal weinig effectief en doelloos. En, dat heeft vooral te maken met het feit dat zittenblijvertjes meestal weer aan het begin van de leerstoflijn moeten herstarten. Een typisch voorbeeld hiervan is een kind die het eerste leerjaar bist en in het eerste trimester van zijn bisjaar alle letters terug leert “ontdekken” ook al kent hij ze reeds. De centrale vragen die we ons dus steeds moeten stellen zijn: Wat kan het kind? Op welk niveau staat het? Waar zullen we “de draad” terug oppikken? Welke instructies dient het niet meer te volgen “wegens gekend”? Welke inhouden dient het wel nog te krijgen en waar zullen we specifiek op oefenen? Het principe van de verlengde leertijd is ook heel gemakkelijk te integreren binnen onze graadsklassen. Zo kunnen sommige kinderen tijdens het eerste jaar van de tweede graad een deel van het programma van het derde leerjaar afwerken en tijdens het tweede jaar een deel van het derde en het vierde leerjaar. Uiteindelijk stroomt het kind, samen met zijn leeftijdsgenoten, door naar het oudste lagere. Hierbij komt ook een nog een ander voordeel van de graadsklas naar boven. In het eerste jaar kan je een kind volop doorgronden. Je ziet als begeleider hoe het evolueert en volgt het goed op. Het volgende jaar kan je vanaf 1 september het kind meteen, figuurlijk, bij de hand nemen en onmiddellijk van start laten gaan met zijn vervolgtraject zonder dat er nog een uitgebreide “kennismakingsperiode” van doen is. Ook de vertrouwensband tussen kind en begeleider kan hierbij een positief effect creëren. Indien er toch een heel groot verschil is in niveaus kan er wel overwogen worden om binnen de graad de leertijd met een jaartje te verlengen. De uitdaging blijft natuurlijk wel om in deze verlengde leertijd van 1 jaar op het niveau van het kind te werken en dus niet het ganse leerstofpakket te herhalen. En, zelfs al blijft een kind dus drie jaartjes in een graadsklas dan zal het toch heel wat nieuwe inhouden via de rondes, actuapuntjes, projecten, thema’s, … krijgen. Als Freinetschool werken we immers niet met een vastgelegd programma dat moet afgewerkt worden op het vlak van natuur, geschiedenis, aardrijkskunde, … . Een programma dat ieder schooljaar exact moet herhaald worden. 58
5. En wat met kinderen die niet schoolrijp zijn? Zoals hierboven reeds beschreven, merken we dat het inderdaad niet evident is voor kinderen die niet schoolrijp zijn om de overstap te maken naar het lager onderwijs. Zijn we er, als team, van overtuigd dat de vertraagde ontwikkeling met het aspect schoolrijpheid te maken heeft, dan houden we dit kind liever een extra jaartje in het derde kleuter. De dagelijkse klasactiviteiten binnen het derde kleuter zullen een kind immers meer stimuleren in het schoolrijp worden. Binnen onze school hanteren wij de schoolrijpheidstest slechts als laatste factor om te beslissen of een kind een verlengde leertijd krijgt in de derde kleuterklas. De factoren die een veel grotere impact hebben op de beslissing om al of niet de sprong te nemen naar het eerste leerjaar zijn het kind zelf (wat is zijn motivatie, vraagt het zelf naar letters, wil het zelf leren schrijven,…), de ouders (hoe voelen zij zich bij het functioneren van hun kind, merken zij dat hun kind graag naar school komt, waar maken zij zich al of niet bezorgd om) en de klasbegeleider (wat ervaart hij/zij dagelijks in de klas, welke sterke en minder sterke patronen ziet hij bij het kind, wat zegt zijn buikgevoel en jarenlange ervaring).
6. Om zittenblijven (verlengde leertijd) te vermijden willen we vooral inzetten op onderstaande factoren: • Een positief klasklimaat. Door een positief leefklimaat te ontwikkelen, wordt het leerproces van zwakkere kinderen versneld. Dit realiseren we via het uitbouwen van een positieve relatie tussen begeleider en kind, door ouders te betrekken, activiteiten buiten de school te stimuleren. • De klas- en schoolorganisatie zo uitwerken dat er heel wat leerjaaroverstijgende activiteiten plaatsvinden (graadsklassen, peer tutoringsmomenten, kinderen gedurende een aantal jaren door dezelfde begeleider te laten volgen, een soepele overgang tussen het kleuter en het lager uitwerken door middel van het inzetten van de begeleider van het eerste leerjaar in de oudste kleuterklas). • Sterk differentiëren: We willen niet alleen in de hoeveelheid leerstof maar ook in de soort leerstof, het tempo, het niveau, … verschillen tussen kinderen opvangen door middel van differentiatie. • Door regelmatig vorderingen te evalueren. Door gericht te observeren, op te volgen, te evalueren zien we vlugger moeilijkheden en kan er onmiddellijk adequaat begeleid en (bij)gestuurd worden. Je merkt zelf wel bij het lezen van deze tekst dat zittenbijven niet “de” oplossing is voor kinderen met een leerachterstand. Om hieruit af te leiden dat zittenblijven nooit zinvol is, klopt echter ook niet. Het is dan ook voor ons, als Levensboombegeleiders, belangrijk om in te zetten op preventieve maatregelen en indien nodig het principe van de verlengde leertijd te hanteren. En indien het echt niet anders kan, kan er overwogen worden om toch een extra-jaartje als verlengde leertijd in te schakelen. De uitdaging bij het principe van de verlengde leertijd is echter om onmiddellijk in te spelen op het niveau van het kind. Alles klakkeloos herhalen van wat het kind het schooljaar voordien heeft geleerd, is immers zinloos. Bij dit alles blijft het echter onze hoofdopdracht om troeven, talenten, passies bij kinderen te zien en in te zetten in het dagelijks functioneren. Klaas
59
Deel 2
Psychologie van de kindertekening
Maarten Devos papa van Niene (klas Griet) en Wout (klas Isabelle)Levensboom Marke
Psychologie van de kindertekening (deel 2) In deel 1 van dit artikel ging ik in op twee vragen over de kindertekening. Waarom tekenen kinderen eigenlijk? En: wat tekenen kinderen op welke leeftijd? Nu wil ik het hebben over de betekenis van wat een kind betekent. Zou het niet interessant zijn om te weten welke –verborgen- boodschappen je kan halen uit hun werkstukken? 1) Welke informatie bevat een kindertekening? Psychologen willen heel graag het tekenen van kinderen begrijpen en verklaren. Uit onderzoek blijkt dat de informatie in een tekening door drie factoren wordt bepaald. 1. De hoeveelheid kennis die kinderen van een bepaald onderwerp hebben. 2. Hun gedachten over welke delen van die informatie belangrijk zijn om weer te geven. 3. Het vermogen om een tekening te maken waarin die informatie voorkomt. We moeten voorzichtig zijn in het trekken van conclusies over de kennis van kinderen op basis van de informatie in hun tekeningen. Iemand vermeldt bijvoorbeeld dat zijn zes jaar oude dochter de armen van een mens halverwege het lichaam tekende. Uit gesprekken met haar kwam hij erachter dat zij best wist dat armen aan de schouders bevestigd zijn. Ze had er weinig moeite mee om de armen te verplaatsen als haar dat gevraagd werd. Toch koos ze er voor om in tekeningen die zij daarna maakte de armen weer in het midden van het lichaam te tekenen. Zij vond het leuk om de armen zo te tekenen. Dit meisje kon dus best een mens maken met de armen aan de schouders, maar vond het gewoon niet leuk om te doen. Een tekening is geen chronisch verhaal over hoe en wat, wanneer en waarom. Dat komt omdat er tijdens het tekenen allerlei psychische invloeden een rol spelen. Herinneringen en gedachten uit het heden en het verleden, beelden uit het bewuste en uit het onbewuste komen naar voren. Een tekening heeft als het ware verschillende lagen. De eerste laag van de kindertekening: de realiteit Wat er op een tekening staat is een poging de realiteit af te beelden, zoals het huis waar het kind woont, een persoon die het kent of de geweldssituatie die het kind heeft beleefd. De tekening is dan een soort foto, een momentopname. De tweede laag: de emotionele betekenis Hier gaat het over de betekenis die het kind heeft met de personen of met de situatie waarover het getekend heeft. Meestal kan het kind hier zelf iets over vertellen. De derde laag : onbewuste aspecten De derde laag gaat dieper: de onbewuste aspecten van relaties en situaties geeft het kind symbolisch weer. 2) Het analyseren van een kindertekening Eerst en vooral wil ik nog opmerken dat niet altijd alles een betekenis heeft. Een analyse kan dus soms zaken naar voor brengen die er helemaal niet zijn voor het kind. Het is dan ook belangrijk om altijd af te toetsen bij het kind zelf of het klopt wat je meent te zien. Zo kan een tekening de aanleiding zijn tot een goed gesprek. 1. Kleuren zeggen meer Het blijkt dat de intensiteit van het kleurgebruik het grootste is bij jongere kinderen. Tot ongeveer het zevende levensjaar is kleur als lustuiting heel erg belangrijk. De meeste kinderen hebben een voorliefde voor bepaalde kleuren. Ze gebruiken dan nog geen kleuren die met de werkelijkheid overeen komen. Denk maar eens aan kindertekeningen met blauwe bomen of rode mensen. Het kind kiest een bepaalde kleur vaker. Hij heeft een voorkeur voor deze kleur. Dit geldt natuurlijk alleen als het kind uit meerdere kleuren kan kiezen Dit expressieve kleurgebruik neemt af naarmate het impulsieve gedrag van het kind verandert in een volgzame gedragswijze. Wat opvalt, is dat redelijke en beheerste kinderen meer aandacht besteden aan de lijnen en vormen terwijl emotionele kinderen meer gebruik maken van kleurexpressiviteit. Wat ook opvallend is, is dat meisjes vaak meer kleuren gebruiken dan jongens. Dit wordt geweten aan een meer gevoelsmatige instelling bij meisjes 60
Naarmate het intellect groeit, komen de kleuren steeds meer in overeenstemming met de werkelijkheid. Dit geldt met name voor kleuren die kenmerkend zijn voor het getekende onderwerp. Kinderen tekenen bijvoorbeeld het gras groen en de mantel van Sinterklaas rood. Als de kleur echter niet een specifiek kenmerk van het onderwerp is, kiest het kind zelf een kleur uit. Stel een willekeurig persoon heeft een groene trui aan dan kan het kind toch een rode trui tekenen, omdat hij dit mooier vindt. Het kind zal echter geen groene Sinterklaasmantel tekenen, omdat de kleur rood hier verwijst naar het onderwerp, Sinterklaas. De kleuren komen in deze fase steeds meer overeen met de werkelijkheid, maar de kleuren worden nog wel vlak getekend. De kinderen maken nog geen gebruik van schaduw of vervaging van kleuren. Er is nog geen perspectief in de tekening. De kleuren worden gebruikt om de schoonheid van de tekening te verhogen, duidelijk te maken wat voor voorwerp het is of een onbewuste expressie te tonen. Kleur Eventuele betekenis Rood Levendigheid, warmte enthousiasme, gevaar, opstandigheid of een roep om hulp . Blauw Geeft een ‘zweverig’ gevoel weer. Een blauw kledingsstuk kan op jeans duiden of op het gebrek aan veel fantasie. Geel Levendigheid, warmte. Veel gebruik van geel kan wijzen op veel energie. Een schelle kleur geel kan wijzen op boosheid of jaloezie. Zwart Verdrietig, depressief. Bij kleuters en pubers komt zwart veel voor in een fase van opstand. Wit Stilstand of leegte. Groen Hoop, groei en levenskracht. Gifgroen op een onverwachte plek kan duiden op jaloezie of een nare gebeurtenis. Paars Passiviteit, verdriet. Een menging van hitte (rood) en kou (blauw), dit leidt tot spanning. Oranje Wanneer de zon oranje is gekleurd kan dit wijzen op optimisme en hoop. Bruin Gebondenheid . 2. Wat zegt de bladspiegel? De compositie van de tekening zegt veel over de positie die het kind denkt in te nemen in de wereld. Dit is vooral terug te zien in tekeningen waarin het kind zichzelf natekent. Het blad wordt dan gezien als de levensruimte van het kind waar het al zijn activiteiten uitvoert. De positie die het kind op het tekenpapier aangeeft, staat in nauw verband met zijn verlangens en conflicten. Niet alleen de positie maar ook de grootte van de tekening geeft inzicht in de positie van het kind in de wereld. Waar het kind iets plaatst kan iets vertellen. (BL = boven links, BM = boven midden,…) BL BM BR -twijfel -denken -onbekommerdheid -op zichzelf teruggeplooid -verbeelding -irrealisme -dromerig -idealisme -impulsiviteit -regressie ML MM MR -verleden -heden -toekomst -spijt/verdriet -realisme -verlangen -passiviteit -actie -energie -moeder -ik -vader OL OM OR -angst -realiteit -begerigheid -vlucht -materialisme -zich terugtrekken -onbewuste Dit is een schema van Royer en heeft betrekking op rechtshandige in een cultuur waar het geschrift van rechts naar links loopt. De betekenis van de bladspiegel kan omgekeerd zijn bij linkshandige en andere culturen. Net zoals bij de kleuren geldt dat je niet zomaar een tekening kan lezen via deze schema’s. Het kan enkel een uitgangspunt voor een gesprekje over wat het kind getekend heeft. Waar het wel voor kan dienen is het opsporen van moeilijke gevoelens bij kleuters zoals verdriet. Een kind kan dit soort complexe emotie nog niet genoeg verwoorden en kan het dus enkel op papier, in compositie, vorm en kleur kwijt. Door een tekening wat dieper te bekijken kan je zien of het kind verdriet voelt of niet vanbinnen na een bepaalde gebeurtenis. Het kind toont dan dingen in zijn/ haar tekening dat het niet toont op de speelplaats of thuis. Bronnen: * dit artikel is grotendeels – soms letterlijk- gebaseerd op Handleiding ‘huiselijk geweld’ in de kindertekening van Nelske Deij, Lieke Kleijn, Tabitha Mulder, Laura Vernhout en Linda van de Weert. * Interessante link: kindertekeningen.blogspot.be (de afbeeldingen die ik gebruikte vind je op deze website) Maarten
61
maart
april
mei
juni
29
maart
Levensboom
Marke
Wevelgem
V-Tex
paasfeest Wevelgem
14
14
april
april
Tex-tival V-tex
picknickwandeling Wevelgem
21 april
openklasdag Marke
29 april
01
levensboomfuif Track Kortrijk
mei
geen school Levensboom
07
09
21
Sir Ken Robinson OpvoeTen Wevelgem
geen school Wevelgem
geen school Wevelgem
mei
mei
mei
14 juni
lokale vrije dag Marke
21
22
24
28
eindeschoolsjaarfeest Marke
BBQ DOL Wevelgem
algemene verg. Marke
eindeschoolsjaarfeest Wevelgem
juni
62
juni
juni
juni
Adv-MPT(88x55mm)-kleur
21/03/12
16:43
Page 1
Vochtproblemen?
Tel: 0800/14607 www.murprotec.be
Antwerpen • Eigenbrakel • Gent Hasselt • Kortrijk • Leuven
Goedendaglaan 132 - 8500 KORTRIJK
Laurent & Johan Geers BVBA Sint-Jansplein 14 bus 40 8500 Kortrijk tel: 056/21 21 31 email: info@patisseriegeers.be WWW.CATERINGCROP.BE
63
17:26
Page 1
Polet - Verhamme - Vanpoucke F I S CAAL RAADG E V E RS EENMANSZAKEN | VRIJE BEROEPEN | VENNOOTSCHAPPEN
ucke
Pascal Polet Anthony Verhamme Julie Vanpoucke
Staatsbaan 71 B 9870 Zulte F: 09 242 95 99
09/242 95 93 09/242 95 91 09/242 95 94
BOEKHOUDING & FISCALITEIT Pascal Polet Anthony Verhamme Julie Vanpoucke
CHAPPEN
BOEKHOUDING & FISCALITEIT
Staatsbaan 71 B 9870 Zulte F: 09 242 95 99
09/242 95 93 09/242 95 91 09/242 95 94
Bevrijdingsplein 1 - Menen
DITRA DESIGN I N T E R I E U R
-
M A A T W E R K
Moerput 36 - 8940 Geluwe www.ditradesign.be - info@ditradesign.be 0473 72 87 87 - 056 51 55 58
ď ”ď ’ď ď ‰ď ”ď …ď •ď ’
Recht tegenover het station in Menen
ď … ď ‰ ď ?ď Ž
ď † ď ? ď “ď ™
Sint-Jansplein 14/20 8500 Kortrijk Tel.nr. 056/20.39.47
Beeklaan 4 B-8500 Kortrijk Tel. 056/25 61 87 orthigo@skynet.be
64
"
" ! # "
AANLEG & ONDERHOUD VAN TUINEN EN VERHARDINGEN. PLAATSEN VAN AFSLUITINGEN LODE SABBE BURG. MARGOSTRAAT 25A - B-8511 AALBEKE T 056/32 87 04 - GSM 0475/51 36 26 DEGROENEGOLF@TELENET.BE - WWW.DEGROENEGOLF.BE