23 minute read
BINNENKIJKEN Moderne praktijk tussen kerk en kroeg.
binnenkijken Huisartsenpraktijk Diessen
TEKST: BERBER BIJMA // FOTOGRAFIE: SIMONE MICHELLE
Advertisement
Moderne uitstraling met oud-Hollandse kleuren
Boven de praktijk zijn twee bouwlagen met appartementen gemaakt
Het keramieken beeld bij de ingang is een karikatuur van een dokter De locatie van de huisartsenpraktijk in Diessen had niet Brabantser gekund: precies tussen de kerk en de kroeg. Marcel Rouwenhorst en Olga
Oerlemans openden de praktijk in het nieuwbouwpand in 2017, nadat ze een kleine tien jaar in een voormalig
Rabobank-kantoor praktijk hadden gehouden. ‘We zijn begonnen als twee solopraktijken en later als HOED in dat Rabo-kantoor getrokken’, vertelt Rouwenhorst. Al snel gingen ze op zoek naar een pand dat beter aan de eisen voldeed. ‘We hadden het geluk dat op een gegeven moment de supermarkt uit het centrum naar de rand van het dorp verhuisde.’ De oude supermarkt werd gesloopt en op die plek verrees de nieuwe huisartsenpraktijk, met daarboven twee lagen appartementen.
Nieuwbouw gaf de mogelijkheid het pand precies naar wens in te delen.
Rouwenhorst: ‘Daar hebben we LHV
Bouwadvies voor ingeschakeld. De eerste tekening leek me wel érg ruim, maar dat bleek toch heel goed. Onze praktijk groeit, in patiënten en in
Het schilderij Doktersbezoek van Elisabeth Wassenbergh hangt in de wachtkamer en was leidend voor de kleuren in de praktijk Huisarts Marcel Rouwenhorst, Olga Oerlemans , ook huisarts, staat op de foto linksonder
(Ver)bouwadvies nodig?
LHV Bouwadvies heeft bijgedragen aan de realisatie van deze huisartsenpraktijk. Wij denken graag met u mee en kunnen u in contact brengen met onafhankelijke, deskundige adviseurs.
Nieuwbouw en verbouw Bij nieuwbouw of verbouw van uw praktijk is het belangrijk dat u en uw team er straks prettig en efficiënt kunnen werken. In de Gouden Regels van LHV Bouwadvies staan de belangrijkste kenmerken van een goed ontworpen huisartsenpraktijk. U kunt ze downloaden op www.lhv.nl/bouwadvies
medewerkers. Bovendien heb ik nu de ruimte om huisartsen op te leiden, wat ik al langer wilde.’ De wachtkamer is lekker groot. Het schilderij van vier bij twee meter dat er hangt, vormde het uitgangspunt voor de kleuren en de sfeer in de hele praktijk. Dat bezorgde Rouwenhorst wel wat kopzorgen. ‘Toen de schilders begonnen aan de oudbruine onderkant van de wanden – als een soort lambrisering – belden ze met de vraag of ik metéén wilde komen kijken of het echt zo moest. De hoofdkleuren zijn groen, roze en oudbruin. Ik heb een paar keer gedacht: ik kom naar even een tijdje niet kijken. Maar het resultaat is ongelooflijk mooi. Ik heb grote bewondering voor de interieurarchitect die deze combinatie bedacht en de praktijk een moderne uitstraling en een prettige sfeer heeft gegeven. Het team, patiënten, collega’s die langskomen – iedereen vindt het prachtig.’ ¶
Bij huisartsenpraktijk Diessen werken 3 huisartsen, 1 aios, 1 co-assistent, 2 POH’s (somatiek), 1 POH-GGZ, 1 POH-jeugd GGZ en 4 assistentes. Het prachtige poppenhuis in de spreekkamer trekt kinderen. ‘Ik ga er vaak bij zitten om ze daar te onderzoeken’
De koffiekamer – met grote boomstamtafel – is belangrijk voor goede samenwerking, maar zeker ook voor ontspanning
MIRJAM VAN ’T VELD NA EERSTE WERKBEZOEKEN
Duidelijk maken waar huisartsen goed in zijn en wat er nodig is om die sterke kanten overeind te houden, ook op de langere termijn. Dat is de taak waar de LHV voor staat, concludeert Mirjam van ’t Veld na verscheidene werkbezoeken. In haar eerste maanden als LHV-voorzitter reist ze het hele land door om met huisartsen in gesprek te gaan.
TEKST: BERBER BIJMA / FOTOGRAFIE: MIRJAM VAN DER LINDEN
Eén keer bevond ze zich onverwacht midden in een consult: toen LHV-voorzitter Mirjam van ’t Veld in Rotterdam in gesprek was met huisarts en verslavingsarts Nelly van der Gaarden stapte een patiënt binnen die even op de weegschaal wilde. De gewichtstoename van zes kilo leidde tot een big smile bij zowel patiënt als huisarts. Een betere illustratie van de persoonlijke relatie en vertrouwensband tussen huisarts en hun patiënt is er bijna niet, zegt Mirjam van ’t Veld. ‘In alle praktijken die ik de afgelopen weken heb bezocht, zag ik dat terug: huisartsen zijn enorm gecommitteerd aan hun patiënten. Ik zie oprechte emotie en vaak ook zorg over de toenemende tweedeling in de maatschappij.’ Van ’t Veld bezocht sinds haar aantreden op 1 juli wekelijks meerdere praktijken door het hele land. Soms op eigen verzoek, soms op uitnodiging. Ze bezocht onder meer apotheekhoudende huisartsen, huisartsen in achterstandswijken, kaderhuisartsen met diverse expertises, grote praktijken, kleine praktijken, huisartsen met een opvolgingsvraagstuk of ernstig personeelstekort, met goede of juist minder goede samenwerking in het sociale domein – noem maar op. ‘Ik wilde graag met eigen ogen zien hoe het huisartsen vergaat, met alle regionale en inhoudelijke verschillen die er zijn. Mijn beeld is niet zozeer veranderd, wel verdiept. Ik zag met eigen ogen de gevolgen van de vermaatschappelijking van de zorg. Mensen met allerlei problemen die vroeger elders terecht konden, vallen nu onder de huisarts. En zoals een van de huisartsen het zei: sociale problematiek uit zich vaak als een gezondheidsprobleem. Het aantal patiënten dat achter een gezondheidsklacht een wereld van sociale problemen heeft, is toegenomen. Het ▲
Nelly van der Gaarden verwelkomde Mirjam van ’t Veld onder de metrobaan in Rotterdam. Ze is kaderhuisarts ggz en werkt als verslavingsarts bij Anteszorg, een zorgorganisatie op het gebied van psychiatrie en verslaving. ‘Ik wilde Mirjam graag laten zien hoe breed het huisartsenvak kan zijn en hoe hier binnen de ggz de zorg geregeld is voor mensen met psychiatrische problemen en verslaving. Er rust vaak een enorm stigma op hen. Daarnaast wilde ik duidelijk maken hoeveel kennis en expertise er zit bij de kaderhuisartsen ggz en ons netwerk PsyHAG. Wij zijn altijd bereid om te sparren en willen graag betrokken zijn bij beleidsdiscussies.’ ‘Gelukkig hebben we tijdens het werkbezoek ook veel gelachen. Mooi om te laten zien dat je in zo’n zwaar vak ook een hoop lol kunt hebben. Met kleine doelen en laagdrempelige zorg kun je bovendien veel bereiken. De patiënt die spontaan binnenkwam om zich te laten wegen, was daarvan een perfecte illustratie. De toename in gewicht heeft bij hem alles te maken met betere zelfzorg, een dak boven zijn hoofd, dagbesteding en minder geleefd worden door het gebruik. Een enorme vooruitgang. Het compliment daarvoor deed hem goed. We waren beiden oprecht blij.’ ‘Inhoudelijk heb ik duidelijk willen maken dat het realiseren van een onafhankelijk kwaliteitsregister voor de POH-GGZ – los van al bestaande, verenigingsgebonden kwaliteitsregisters, maar wel complementair daaraan – hoog op de agenda moet staan. We kunnen als huisartsen veel goede zorg dicht bij huis bieden met onze POH’sGGZ, in samenwerking met het sociaal domein en de lokale ggz-aanbieders. We moeten kritisch zijn op wat écht naar de specialistische ggz moet. Tegelijk moeten de wachtlijsten voor de specialistische ggz korter, zodat we als huisartsen ons eigen vak kunnen blijven uitvoeren.’ ‘Ik heb het werkbezoek als ontzettend leuk en goed ervaren. Ik merkte dat Mirjam betrokken was en écht luisterde. Ik kreeg het gevoel: daar zit iemand die mijn belangen wil behartigen. We hebben afgesproken dat de lijnen kort blijven. Het was mooi om zo een bijdrage aan haar inwerkperiode te leveren.’
‘In dit zware vak kun je ook een hoop lol hebben’
Jacqueline Langeslag, HID en kaderhuisarts spoedzorg, ontving Mirjam van ’t Veld in Amsterdam-West, samen met waarnemend huisarts Hicham el Jilali en aios Sela Bekker. ‘Die anderhalf uur waren razendsnel voorbij’, blikt Langeslag terug. ‘Er is een brede mix aan onderwerpen voorbijgekomen. We hebben bijvoorbeeld gepraat over de verschillen tussen praktijkhouders en waarnemers in de ANW-zorg. Enerzijds is de vraag: hoe zorgen we dat als een waarnemer een dienst overneemt, hij of zij dan daadwerkelijk verantwoordelijk is voor de invulling daarvan? Anderzijds: in onze regio doen waarnemers minstens 60 procent van de diensten; in de vergadering van bij de huisartsenpost aangesloten huisartsen mogen zij wel meepraten, maar hebben ze geen stemrecht. Het was nuttig om daar met Mirjam over te spreken.’ ‘Een andere uitdaging in onze regio zijn de tekorten bij onze ketenpartners. De laatste weken merken we vooral de gevolgen van tekorten in de thuiszorg en bedden voor eerstelijns verblijf. Huisartsen moeten soms van alles in het werk stellen om een thuissituatie aanvaardbaar en houdbaar te maken. Ik zie daarin voor de LHV een signaleringsfunctie en de taak om partners, financiers en VWS te laten zien wat de gevolgen zijn van die tekorten bij ketenpartners voor de werkdruk van huisartsen.’ ‘Om de ANW-diensten te ontlasten zetten we in Amsterdam in op spoed=spoed. Dat heeft wel tot verbetering geleid, maar bijvoorbeeld gebrek aan gediplomeerde triagisten zorgt ervoor dat we dit moeilijker kunnen realiseren. Bovendien kan de reguliere zorg overdag tekortschieten – recent bijvoorbeeld doordat de Quin-huisartspraktijken onvoldoende functioneerden – waardoor er overloop naar de ANW is. Kortom: de praktijk is weerbarstig. Mirjam komt later dit jaar op bezoek bij onze huisartsenpost, om ook daar kennis van te nemen.’ ‘Wij vonden het een heel plezierig werkbezoek, in een prettige, open sfeer. Mirjam stelde goede vragen en pikte relevante punten op. Sela, onze aios, vond het erg interessant om vanuit een breder perspectief te discussiëren en te horen waar de LHV mee bezig is. Alle drie kijken we er met een goed gevoel op terug.’
‘Open gesprek over een mix van onderwerpen’
is schrijnend dat huisartsen in hun zoektocht naar goede samenwerking in het sociaal domein, soms tegen een muur aanlopen.’
◼ MET ÉÉN MOND SPREKEN Haar belangrijkste conclusie na enkele maanden van werkbezoeken: de LHV moet op zoek naar een ander verhaal. ‘Als je de gemiddelde Nederlander vraagt wat voor beeld hij of zij van de huisarts heeft, hoor je waarschijnlijk dat huisartsen te veel werk hebben en onder grote druk staan. Dat klopt helemaal, maar ons verhaal moet verder gaan dat het signaleren van problemen. We moeten beter laten zien wat de kracht van de huisarts en de huisartsenzorg is en wat ervoor nodig is die zorg op niveau te houden. We moeten niet alleen zeggen wat we niet meer willen, maar ook oplossingsrichtingen aangeven, met bijbehorende randvoorwaarden.’ ‘Dat vraagt ook dat we vaker met één mond spreken. We zijn het eens over de kernwaarden, maar de interpretatie daarvan verschilt. De ene huisarts wil linksaf, de ander rechtsaf. Natuurlijk: binnenskamers kunnen we op het scherpst van de snede discussiëren en het met elkaar oneens zijn, maar waar we een gezamenlijk belang te verdedigen hebben of beleid willen beïnvloeden, is het belangrijk dat we één geluid laten horen aan alle tafels waar we zitten: zorgverzekeraars, ministerie, gemeenten.’
◼ ENTHOUSIASTE JONGE HUISARTSEN Na een hele serie werkbezoeken concludeert ze ook: niet alles is zo negatief als het in de beeldvorming soms lijkt. ‘Ja, we hebben een opvolgingsprobleem in de huisartsenzorg. Maar ik heb óók heel enthousiaste jonge praktijkhouders gesproken die het ontzettend leuk vinden om een praktijk helemaal vorm te geven zoals ze zelf willen. Daar zit heel veel energie en spirit. Dat moeten we óók laten zien. Als we blijven benadrukken dat
het allemaal zo erg is, ontmoedigt dat zowel de stoppende praktijkhouders als hun potentiële opvolgers. Er zijn bovendien veel creatieve oplossingen. Zo ontmoette ik in Zeeland een praktijkhouder die meerdere hidha’s heeft met allemaal een eigen patiëntenpopulatie.’ Ook als het gaat over het tekort aan doktersassistenten, is Van ’t Veld er voorstander van meer nadruk op het mooie van het vak leggen dan op het nijpende tekort. ‘We moeten mensen enthousiasmeren – en uiteraard goede praktijkopleidingen bieden.’
◼ SAMENWERKING SOCIAAL DOMEIN Ze mag dan liever praten in oplossingen dan in problemen, voor complexe zaken waar de huisartsenzorg al jaren mee worstelt, zorgt een nieuwe LHV-voorzitter uiteraard niet zomaar voor kant-en-klare oplossingen, zegt Van ’t Veld met een glimlach. Al was het maar omdat voor de oplossingen ook andere partijen nodig zijn: gemeenten, ggz-instellingen, de landelijke overheid. Steeds opnieuw wil Van ’t Veld aan overlegtafels duidelijk maken waar huisartsen goed in zijn en wat ze nodig hebben om dat te kunnen blijven doen. ‘Goede samenwerking in het sociaal domein is bijvoorbeeld cruciaal om het werk van de huisarts behapbaar te houden. Een van de grote frustraties van huisartsen in die samenwerking is de voortdurende doorloop van personen: iedere keer als je contact zoekt, heb je met weer een nieuwe medewerker te maken. Nee, wij kunnen niets doen om het personeelsverloop bij anderen te verminderen, maar we kunnen aan gemeenten andere samenwerkingspartners wel duidelijk maken wat de consequenties ervan zijn: zo werkt het niet, op deze manier komt de samenwerking in het sociale domein niet van de grond.’ Wat daarentegen wél goed loopt, moet structureel mogelijk zijn. ‘Van Meer Tijd Voor de Patiënt weten we dat het echt loont. De verwijzingen naar de tweede lijn nemen af, werkdruk wordt minder, werkplezier neemt toe. Maar de huidige financieringswijze, op projectbasis, maakt het moeilijk er structureel op in te zetten. Bovendien: de huisartsenzorg wordt misschien wat duurder door Meer Tijd Voor de Patiënt, maar het is kortzichtig om huisartsen daarop af te rekenen, want je bespaart het in de tweede lijn. Om die kortzichtigheid te vermijden, moeten we – hoe complex ook – meer naar domeinoverstijgende financiering in plaats van het huidige financiële hokjesdenken. Ook dat is een zaak van langere adem.’
◼ GGZ-PROBLEMATIEK Van ’t Veld hoorde tijdens de werkbezoeken ook meerdere verhalen over de problemen in de ggz. ‘De wachtlijsten zijn dramatisch. Voor de patiënten zelf, maar ook voor de huisarts die zich soms gedwongen voelt zorg te leveren die hij of zij niet kan leveren. Het probleem is geagendeerd, maar daarmee nog niet opgelost. Ook hier zie ik onze rol vooral in het duidelijk
maken van de consequenties: patiënten worden niet goed geholpen en huisartsen komen onder zoveel druk te staan dat ze hun werk niet kunnen doen zoals ze willen. Huisartsen willen de problemen van hun patiënten heel graag oplossen – wat doe je als iemand in jouw praktijk komt die elders niet wordt geholpen? Je wilt die patiënt niet aan z’n lot overlaten. Dat is prijzenswaardig, maar voor deze patiëntengroep hebben we de samenwerking van onze ggz-partners nodig. Daar moeten we op blijven hameren, aan alle tafels.’ Nog zo’n taai probleem: de avond-, nacht- en weekendzorg. ‘Het tekort aan triagisten en waarnemers lossen we niet zomaar op. Over de verantwoordelijkheid voor de ANW-diensten moeten we als LHV naar mijn idee wel op korte termijn een ei leggen, samen met InEen en de VPH. Met “we als LHV” bedoel ik dan: bestuur én achterban. Ik merkte al snel dat er bij onze leden verschillende ideeën heersen over wie de verantwoordelijkheid voor de ANW-diensten hoort te dragen: praktijkhouders of álle huisartsen. Dat vraagt om een breed gedragen besluit en het is me duidelijk geworden dat dit onderwerp behoorlijk bovenaan de agenda moet staan.’
◼ OVERKOEPELENDE VRAGEN ‘Er liggen verscheidene complexe vraagstukken op ons bord’, concludeert Van ’t Veld. ‘Vaak problemen die al jarenlang spelen en die we niet zomaar oplossen. Naar aanleiding van mijn kennismakingsronde langs huisartsen en gesprekken die ik met andere partijen heb gevoerd, zie ik dit als de belangrijkste overkoepelende vragen waar de LHV op dit moment voor staat: hoe positioneren we de huisarts in het gehele krachtenveld om hem of haar heen, hoe zorgen we voor voldoende mensen, tijd en geld voor de huisartsenzorg en: wie zijn daarbij onze stakeholders? Met die vragen gaan we de komende tijd aan de slag.’ ¶
Bastiaan van Nieuwenhuizen
kwam bewust niet met een wensenlijstje aan toen Mirjam van ’t Veld op bezoek kwam in zijn praktijk in Oost-Souburg. ‘Alleen maar problemen aankaarten vind ik te makkelijk. De LHV heeft natuurlijk geen toverstaf.’ Hij kijkt terug op een ‘leuk werkbezoek’. ‘Het was wat je verwacht van een professionele en geïnteresseerde nieuwe voorzitter. Ze is op zoek naar nieuwe inzichten.’ ‘Ik heb Mirjam mee willen geven dat we ons in de huisartsenzorg naar mijn idee te veel focussen op het praktijkhouderschap, terwijl er veel hidha’s en waarnemend huisartsen zijn die goed zijn in hun vak en echt wel verantwoordelijkheid willen nemen. Tegelijk zit niet iedereen te wachten op alles wat bij ondernemerschap komt kijken. Dat hoeft ook niet om volwaardig huisarts te kunnen zijn. Mijn praktijk heeft 10.000 patiënten en ik werk met drie hidha’s en meerdere waarnemers die elk hun eigen patiëntengroep hebben. Op die manier lukt het prima om persoonsgerichte, individuele zorg te geven. Als we meer tijd voor de patiënt willen, zijn grotere praktijken onvermijdelijk. Voor veel kleine praktijken met genoeg ondersteuning om meer tijd aan de patiënt te geven, hebben we simpelweg de mensen niet.’ ‘Veel huisartsen zien huisartsenzorg als zorg door de huisarts, terwijl assistentes en POH’s net zo goed huisartsenzorg leveren. Taakdelegatie hoort daarom niet te draaien om het afschuiven van taken; het moet gaan over de vraag: wie kan deze taak het beste uitvoeren? Ketenzorg is bij een praktijkondersteuner echt in betere handen dan bij mij.’ ‘Ik heb het werkbezoek niet gezien als een gelegenheid om iets te halen. Ik ben liever deel van de oplossing dat dat ik alleen maar problemen aankaart. Als je kiest voor het ondernemerschap, moet je niet bij iedere hobbel roepen dat iemand dat voor je moet oplossen. Natuurlijk, partijen met wie wij samenwerken, hebben zaken te verbeteren, maar als je iets wilt veranderen, begint dat bij jezelf. Van de LHV verwacht ik dus niet allerlei oplossingen, maar wel het stimuleren van een open gesprek. Wat betekenen steeds grotere praktijken voor de aantrekkelijkheid van het praktijkhouderschap? Wat willen we met de spoedzorg? Meningen te over, maar het ontbreekt aan een goed gesprek.’
Personeelstekort vraagt meerdere oplossingen
Steeds meer huisartsen zitten te springen om assistenten, en huisartsenposten om triagisten. Het probleem wordt nijpender, ziet LHV-bestuurder en huisarts Aard Verdaasdonk. De LHV draait aan meerdere (bestuurlijke) knoppen om het tij te keren en ziet ondertussen creatieve oplossingen bij individuele huisartsen. ‘We móeten tijd nemen om op te leiden.’
TEKST: BERBER BIJMA / FOTO: DITTA VAN GENT ‘Op sommige plekken is het tekort aan triageassistenten op de huisartsenpost zo groot, dat huisartsen zelf de triage gaan doen.’ LHV-bestuurder en huisarts
Aard Verdaasdonk spreekt regelmatig een huisarts die de LHV advies vraagt omtrent een acuut personeelstekort.
De behoefte aan medewerkers is inmiddels zo groot, dat de LHV er een van de bestuurlijke speerpunten voor de komende tijd van heeft gemaakt.
‘Het meest nijpend is het tekort aan assistenten voor de dagpraktijk en triage-assistenten voor de huisartsenposten. In mindere mate speelt ook een tekort aan praktijkondersteuners en andere leden van het ondersteunend team.’
Personeelstekorten spelen in meerdere regio’s al jarenlang. Inmiddels hebben praktijken in bijna het hele land ermee te maken. Met de huidige, extreem krappe arbeidsmarkt is een snelle oplossing niet voorhanden.
Verdaasdonk: ‘Het probleem is het afgelopen jaar verergerd, doordat meer medewerkers met corona uitvielen, terwijl de druk op de huisartsenzorg juist groter werd. Buiten de vakanties gaat het vaak nog wel. In de vakanties zijn veel huisartsen gedwongen tot houtje-touwtje-oplossingen. Sommige assistenten werken dan voor meerdere praktijken tegelijk. In andere praktijken nemen andere medewerkers taken van de doktersassistent over. De werkdruk voor de anderen neemt toe, en vaak ook voor de huisarts zelf. Als je als huisarts op de huisartsenpost gaat triageren, betekent dat minder vrije tijd, misschien minder vakantiedagen. Soms betekent het tekort aan assistenten dat de praktijk minder goed bereikbaar wordt. Dat is het laatste wat we als huisartsen willen, maar we moeten nu eenmaal roeien met de riemen die we hebben.’ Van de huidige doktersassistenten is één op de vijf 55 jaar of ouder. Met heel wat pensioneringen in zicht, wordt het probleem de komende jaren dus alleen maar groter.
1 op de 6 werkenden in Nederland werkt in de zorgsector
◼ TEVREDEN WERKNEMERS Wie eenmaal in de huisartsenzorg werkt, is doorgaans heel tevreden met dat werk, vertelt Verdaasdonk. ‘Werknemersenquêtes laten uitstekende scores zien. De meeste huisartsen geven veel aandacht aan hun medewerkers, de samenwerking binnen het team is vaak plezierig, er is voldoende loopbaanperspectief, de persoonlijke band met patiënten wordt gewaardeerd. Veel mensen blijven lang in dezelfde praktijk werken of blijven in ieder geval in de huisartsenzorg. We hebben dus een prima sector om in te werken, maar ondertussen kampen we wel met een personeelstekort.’ Alle reden dus om hard te trekken aan de komst van meer doktersassistenten. De LHV werkt daarvoor bijvoorbeeld samen met de Stichting Sociaal Fonds Huisartsenzorg, die zich onder meer bezighoudt met het stimuleren van stageplekken. ‘Het paradoxale van de stageplekken is dat de werkdruk in veel praktijken zo hoog is, dat er geen tijd is voor stagebegeleiding. Iemand opleiden kost nu eenmaal tijd. Die tijd móeten we nemen. Als we niet investeren in onze reserves, komen we niet uit de klem van het personeelstekort’, zegt Verdaasdonk. Hij biedt in zijn eigen praktijk in Elst (Utrecht) vanaf volgend jaar een stageplek voor een doktersassistent. ‘Ook om onze praktijk met nieuwe, andere ideeën te versterken. Zo merk ik dat de twee jonge doktersassistentes die sinds kort bij ons werken, onze praktijk verrijken met hun kennis over bijvoorbeeld social media.’ Een ander probleem bij het bieden van stageplekken is het ruimtegebrek waarmee veel huisartsen kampen. ‘Een mogelijke oplossing daarvoor kan zijn om een stagiair te delen met een andere praktijk. Daar zitten nog wel wat haken en ogen aan, bijvoorbeeld met betrekking tot vergoedingen, maar in samenwerking met SSFH proberen we daar een oplossing voor te vinden.
◼ MINDER PAPIERWERK Het mogelijk maken van een stage verdeeld over twee praktijken is een van de voorbeelden van de inzet van de LHV om het opleiden van nieuwe assistenten te vergemakkelijken. ‘We proberen het papierwerk zo veel mogelijk terug te dringen, of anders in ieder geval bij de huisarts weg te halen. Aan een beetje papierwerk rond stages ontkom je als huisarts niet, maar met de modelovereenkomsten die op de LHV-site staan is dat te overzien. De LHV onderzoekt samen met SSFH of het werkgeverschap voor BBLstagiairs belegd kan worden bij een ander dan de huisarts, bijvoorbeeld bij de regionale huisartsenorganisatie.’ De LHV komt daarnaast in september met een update van de subsidiewijzer. ‘Het is mooi dat er subsidies zijn voor het opleiden van assistenten, maar het is nog weleens puzzelen welke subsidie je moet aanvragen en hoe dat in z’n werk gaat. Met de subsidiewijzer wordt dat een stuk makkelijker.’ Verdaasdonk ziet dat in verschillende regio’s creatieve ideeën zijn ontstaan voor het opleiden van doktersassistenten. ‘In het zuiden van het land zijn diverse goede wervingsprojecten opgezet en in de regio Haaglanden is dit voorjaar een mooi traject voor zij-instromers van start gegaan (zie ook het artikel op pagina 20, red.). Dat project is snel van de grond gekomen, in samenwerking met SSFH, UWV, een regionaal ROC en twee zorggroepen. UWV heeft op aangeven van de LHV het beroep doktersassistent de status van kansrijk beroep gegeven, waardoor er voor zo’n zij-instroomtraject meer subsidiemogelijkheden zijn. Dit soort succesvolle projecten kunnen we breder trekken en bekendmaken aan de rest van het land. Dat is bij uitstek de rol van de LHV, die de problemen én de goede voorbeelden in alle regio’s overziet. Van het zij-instroomtraject in de regio Haaglanden brengen we daarom in september een draaiboek uit dat ook andere regio’s kunnen gebruiken om in hun eigen gebied een soortgelijk traject op te zetten, bijvoorbeeld met de eigen regionale huisartsenorganisatie en een ROC. Hopelijk kunnen we het draaiboek de komende tijd uitbreiden met meer goede, regionale voorbeelden om doktersassistenten te werven en op te leiden.’
◼ MEDEWERKERS BINDEN Naast het werven is het behouden van doktersassistenten essentieel om het tekort te bestrijden. ‘Het werk-
1 op de 5 medewerkers in de dokterspraktijk is 55 jaar of ouder
42% van de huisartsenpraktijken heeft een moeilijk vervulbare vacature voor doktersassistent. De regionale verschillen zijn groot: in de Gooi- en Vechtstreek is dit 75%, in de Achterhoek 7%
Uitstroom huisartsen en gezondheidscentra, eerste kwartaal 2021:
8% uitstroom uit zorg en welzijn 7% uitstroom naar elders in de huisartsenzorg 6% uitstroom naar andere branche binnen zorgsector
BRONNEN: CBS, NIVEL
Om u verder te helpen
Kampt u met een tekort aan assistenten of met praktische hindernissen voor het aannemen van stagiairs? De LHV en samenwerkingspartners hebben diverse producten ontwikkeld die u verder helpen.
Subsidiewijzer
Welke subsidies zijn er voor stageplekken en hoe vraag ik die aan? De LHV-subsidiewijzer die eind september is verschenen, geeft praktische antwoorden. U vindt de subsidiewijzer op lhv.nl.
Handreiking ‘Medewerkers werven, inwerken en behouden’
Praktische handvatten om nieuwe medewerkers aan te trekken en hen aan de praktijk te binden. U vindt de handreiking op lhv.nl (zoek op de titel).
LHVWerkgevershandboek
Alles wat bij het werkgeverschap komt kijken, van caobepalingen tot aantrekkelijk werkgeverschap. U vindt het handboek op lhv.nl (zoek op de titel).
mijnbaanindepraktijk.nl
Deze website, geïnitieerd door de SSFH, zet alle functies in de huisartsenzorg in begrijpelijke taal op een rij. U kunt bijvoorbeeld potentiële zij-instromers wijzen op deze oriëntatiewebsite.
Gesprekskaarten
Om medewerkers aan u te binden, is het van belang dat u weet wat hen beweegt en wat hun ambities zijn. De SSFH heeft twee gesprekskaarten uitgebracht die u helpen een kwalitatief goed gesprek met uw medewerkers te voeren: een algemene kaart ‘Het goede gesprek’ en een gesprekskaart specifiek over werkdruk. U vindt de kaarten op lhv.nl (zoek op gesprekskaart).
RegioPlus
werkgeversorganisaties in zorg en welzijn zijn regionaal georganiseerd in RegioPlus-organisaties. Zij brengen partijen bij elkaar en kunnen bijvoorbeeld opleidingsplannen initiëren. De RegioPlus-organisatie in uw regio vindt u via regioplus.nl.
geverschap is niet iets waar we als huisartsen voor zijn opgeleid’, zegt Verdaasdonk. ‘We kunnen wel een goed gesprek voeren, maar bij het werkgeverschap horen ook technische zaken als een risico-inventarisatie en -evaluatie en kennis van de cao. De LHV heeft allerlei handreikingen uitgebracht over diverse aspecten van werkgeverschap. Met goed werkgeverschap bind je medewerkers aan je. Het is belangrijk dat zij zich gehoord voelen en merken dat ze de juiste begeleiding krijgen om met hun kennis en vaardigheden goed te functioneren.’
◼ ACUTE OPLOSSINGEN Voor de wat langere termijn zet de LHV met samenwerkingspartners meerdere instrumenten in om nieuwe medewerkers voor de huisartsenzorg te werven. Maar wat te doen bij een acuut probleem? Afhankelijk van de situatie zijn er meerdere noodoplossingen denkbaar, zegt Verdaasdonk. ‘Binnen een hagro kun je wellicht afspraken maken over een gezamenlijke telefoondienst. Bij een tekort op de huisartsenpost zou je studenten geneeskunde kunnen inzetten voor de triage, met goed afgebakende afspraken. Binnen een praktijk is het wellicht mogelijk taken te verdelen en de POH enkele taken van de assistente te laten overnemen.’ Verdaasdonk is geen groot voorstander van commerciële doktersdiensten, noch van digitale oplossingen. ‘De overheid en de patiëntenorganisaties blijven er maar op hameren dat e-health druk wegneemt. Ik vind dat we ons dat niet door anderen moeten laten aanpraten. Een e-consult kost tijd, net als een gewoon consult. Natuurlijk, je kunt het als een vorm van service aan patiënten bieden, maar niet als instrument om de werkdruk te verminderen of het assistententekort op te vangen.’ Om het personeelstekort écht op te vangen, moeten er simpelweg meer mensen worden opgeleid, concludeert Verdaasdonk, hoe lastig dat ook is in een tijd dat er op de gehele arbeidsmarkt meer vacatures dan werkzoekenden zijn. Op de langere termijn wordt het probleem alleen maar complexer, want over enkele decennia zijn er veel minder werkenden en veel meer mensen die zorg nodig hebben. ‘Over die wat verdere toekomst moeten we nu al nadenken, ook met beleidsmakers. De uitdaging waar we voor staan, is groot. Voor mij staat buiten kijf dat bij alle oplossingen die we bedenken, de persoonlijke relatie met patiënten moet blijven bestaan. Juist vanuit die persoonlijke relatie kunnen wij patiënten het beste ondersteunen in hun gezondheid en welzijn. Dat is wat ons vak mooi maakt en daar moeten we voor blijven vechten.’ ¶