soort in de kijker
Wilde zwijnen: robuuste landschapsarchitecten Vlaanderen en groot wild, het is een moeizame combinatie. In ons dichtbevolkte landsgedeelte, waar lintbebouwing en wegen natuur gebieden versnipperen tot kleine relicten, is haast geen plaats voor ‘woeste’ natuur. En everzwijnen vormen daar absoluut geen uitzondering op. Regelmatig lees je over botsingen - soms letterlijk - tussen dit uit de kluiten gewassen hoefdier en de mens. Wat zijn de meest voorkomende problemen en hoe vermijd je ze? Is het enkel ellende wat de klok slaat, of biedt de aanwezigheid van evers ook voordelen voor de natuur? Evers in je bos
Wilde zwijnen (Sus scrofa) wroeten graag in de bodem, waar ze voedsel zoeken zoals bodemdieren, plantenwortels, eikels en beukennoten. Als ze op een nest bosmuizen stuiten, verdwijnen deze ook in de zwijnenmaag. Vooral in het najaar eten ze veel regenwormen en larven van de langpootmug om goed op te vetten tegen de winter. Wanneer evers wroeten in (moes)tuintjes, sportvelden of begraafplaatsen, zijn mensen hier uiteraard niet bepaald mee opgezet, maar in het bos zijn hun graafbezigheden welkom. Wilde zwijnen woelen zaden naar boven, die daardoor kunnen ontkiemen. Hun graafwerk zorgt voor microbiotoopjes met een specifieke fauna en flora. Tel daar nog eens bij dat de zwijnen zorgen dat er op bepaalde plekken minder zaailingen en jonge boompjes zijn, zodat andere planten meer kansen krijgen, dat ze zaden vervoeren in hun pels en je begrijpt waarom veel terreinbeheerders everzwijnen omschrijven als landschapsarchitecten.
Toch zijn hier enkele kanttekeningen te maken, want een hoge dichtheid aan everzwijnen kan, afhankelijk van het gebied in kwestie, ook een negatieve invloed hebben voor bepaalde kwetsbare planten of dieren, zoals orchideeën of hagedissen. Ook de natuurlijke bosverjonging kan afgeremd worden als er te veel wilde varkens in het bos voorkomen. Of je dit als overlast ervaart, hangt vooral af van je beheervisie en de gestelde doelsoorten.
schemer en het donker maak je meer kans om wilde varkens te treffen, maar ze zijn behoorlijk schuw en beschikken over een heel goed gehoor. Wat hun aanwezigheid wel verraadt, zijn sporen: pootafdrukken, wroetsporen, uitwerpselen, plekken waar ze een modderbad namen, bomen waar ze tegenaan hebben geschuurd, … Als je één everzwijn spot, weet je dat er meer zitten, want het zijn sociale dieren, die in groepen (rotten: Duits voor kudde) leven. Zo’n rotte kan uit enkele tientallen varkens bestaan.
Schuwe schemerdieren
Je kan perfect overdag door een bos lopen waar het krioelt van de everzwijnen zonder dat je ze te zien krijgt. Ze houden zich meestal stil in het struikgewas. Normaal gezien zal een everzwijn niet aanvallen. Moest dat toch gebeuren, moet je gewoon veel lawaai maken en met je armen zwaaien. Wanneer er toch een confrontatie met een wandelaar plaatsvindt, is dat meestal omwille van loslopende honden die de nestplaats verstoren. Bij zeugen met kleintjes is het altijd extra opletten geblazen. In de
Afschotcijfers
Het wilde zwijn komt hier van oudsher voor, zoals blijkt uit vondsten van 13 000 jaar geleden. Obelix en zijn volk aten al eens graag een stukje zwijn, maar hun aantal nam pas zorgwekkend af vanaf de middeleeuwen. De resterende Belgische populaties waren tot twee decennia geleden teruggedrongen naar Voeren en Wallonië. De precieze omvang van populaties meten, is zeer moeilijk en de beste indicatie komt uit de afschotgegevens van het INBO. Daaruit ‘t Limburgs Bosbelang | 64 | lente | 5