Loket voor energiehout - Rapport

Page 1

L I M B U R GSE B O SG R O E P EN RAPPORT

LOKET VOOR ENERGIEHOUT



LIMBURGSE BOSGROEPEN

RAPPORT

LOKET VOOR ENERGIEHOUT

Met steun van de Met steun van de Vlaamse overheid Vlaamse overheid Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijnin platteland Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert zijn platteland

www.vlaanderen.be/pdpo



VOORWOORD

Beste lezer, Maar liefst 80 procent van de wereldwijde energie komt uit fossiele brandstoffen, die binnen enkele decennia volledig uitgeput zullen zijn. Bovendien heeft verwarming met fossiele brandstoffen een grote impact op het milieu. De nood aan meer duurzame, hernieuwbare energiebronnen was nog nooit zo groot. Energie uit houtige biomassa die vrijkomt bij beheerwerken is zo’n duurzame, hernieuwbare energiebron. Helaas zijn heel wat bedrijven en instanties zich nog niet bewust van de voordelen die houtsnippers kunnen bieden. Met het project Loket voor Energiehout willen de Limburgse Bosgroepen hier verandering in brengen. Dit is een PDPO-project (Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling), waarbij de verschillende plattelandsfuncties op elkaar afgestemd worden. Als organisaties voor en door boseigenaars, die duurzaam bosbeheer en onderlinge samenwerking en afstemming tussen boseigenaars stimuleren, zijn de Bosgroepen goed geplaatst om het onbenutte potentieel aan landschapsenergie te helpen ontsluiten en een draagvlak te creëren bij eigenaars en afnemers. Tegelijkertijd is het aanwenden van landschapsenergie een uitstekende manier om het vaak achterstallige beheer in bossen en houtkanten economisch rendabel(er) te maken, ook voor (kleinere) privébossen. Dit beheer is belangrijk voor de biodiversiteit en het behalen van ecologische doelstellingen. Dat de Limburgse Bosgroepen ruim vijftien jaar ervaring hebben met bosbeheer en houtverkoop, bleek al snel een grote troef bij de uitwerking van dit project. Het bestaande netwerk werd gebruikt om heel wat experimenten op te zetten, waaruit veel informatie werd gehaald rond het oogsten en vermarkten van houtige biomassa. De werking van de Bosgroepen werd ook uitgebreid met een vrijwilligerswerking van bosconsulenten. Dit zijn gedreven vrijwilligers die de coördinatoren van de vijf Limburgse Bosgroepen voortaan op het terrein bijstaan. Er zijn ook nog heel wat uitdagingen. Dat bleek ook uit de vele experimenten die de Bosgroepen in de loop van dit project uitvoerden. De ontwikkelingen op het gebied van het verwerken van houtige biomassa zijn nog erg pril, de kennis ontbreekt vaak nog, en er zijn heel wat praktische zaken die aandacht vragen, zoals de nood aan gespecialiseerde machines voor het efficiënt oogsten en verwerken van houtsnippers. Mits de nodige samenwerkingen worden opgezet en met behulp van doordachte maatregelen, kan houtige biomassa in de nabije toekomst een belangrijke bron van hernieuwbare energie worden in Limburg. Dit alles past niet enkel binnen de Europese 20 20 20-doelstellingen, maar kadert ook perfect binnen het Limburg klimaatneutraal-verhaal. Deze CO2-neutrale energie uit onze bossen is wederom een mooi voorbeeld van hoe het groene Limburg haar natuurlijke rijkdommen op een duurzame manier kan aanwenden. Het illustreert hoe ecologie en economie elkaar kunnen versterken. De inspanningen die hiervoor worden geleverd, betalen zichzelf terug. Veel leesgenot! Ludwig Vandenhove, gedeputeerde van Leefmilieu en Natuur voorzitter Limburgse Bosgroepen

3


4


I N H O U D S TA F E L 1. Inleiding 1.1 1.2 1.3

Aanleiding 1.1.1 Duurzame energievoorziening 1.1.2 Hernieuwbare energie in Vlaanderen 1.1.3 Energie uit biomassa 1.1.4 Verbranding Bosgroepen Doelstelling van het project

2. Het landschap voor biomassa

2.1 2.2 2.3 2.4 2.5

Klankbordgroep biomassa Energieconversieparken (ECP) Towards eco-energetic communities (TWECOM) Limburgs groen voor een groene economie KOBE-project

3. Vermarkting van houtige biomassa 3.1 Wetgeving 3.1.1 Algemene principes uit wetgeving 3.1.2 Bepalingen in verband met het gebruik van houtige biomassa voor energie 3.1.3 OVAM 3.1.4 Actieplan duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015-2020 3.2 Verkenning van de markt 3.2.1 Positie Limburgse Bosgroepen op de markt 3.2.2 Principes gevolgd door de Limburgse Bosgroepen 3.2.3 Types beheerwerken waardoor houtige biomassa vrijkomt 3.3 Scenario’s van vermarkting houtsnippers 3.4 Experimenten 3.4.1 Verkoop van hout bestemd voor biomassaproductie 3.4.2 Verkoop van rondhout met een bijzondere voorwaarde in verband met het kruinhout 3.4.3 Verkoop van brandhout aan particulieren 3.4.4 Vaststellingen 3.4.5 Conclusies rond de vermarkting van houtige biomassa voor energie 3.5 Loket voor energiehout

4. Vrijwilligerswerking 4.1 4.2 4.3

Juridische en administratieve aspecten 4.1.1 Juridische aspecten 4.1.2 Concept bosconsulenten 4.1.3 Administratieve aspecten Vrijwilligers op het terrein Evaluatie werking

5. Conclusie 6. Bijlagen

Bijlage 1 – Overzicht van de experimenten Bijlage 2 – Voorbeeld vrijwilligersregister Bijlage 3 – Voorbeeld nominatieve lijst (activiteitenlogboek bosconsulenten) Bijlage 4 – Afsprakennota vrijwilligers Bijlage 5 – Overzicht opleidingen voor bosconsulenten Bijlage 6 – Activiteitenlogboek voor Bosgroepcoördinatoren

7. Bronnen

7 9 9 9 10 11 13 14 17 19 21 22 23 26 29 31 31 32 33 34 37 37 41 43 44 49 49 51 57 59 62 65 67 69 69 73 75 78 79 81 85 86 94 95 96 100 102 105

5



1 INLEIDING

7



LOKET VOOR ENERGIEHOUT • INLEIDING

1.1.

Aanleiding

1.1.1.

Duurzame energievoorziening

De huidige energievoorziening heeft geen duurzaam karakter. Maar liefst 80 % van de wereldwijde energie komt momenteel van fossiele brandstoffen. De voorraad neemt voortdurend af: bij een constante productie en consumptie zal de beschikbare hoeveelheid fossiele olie binnen 41 jaar, aardgas binnen 64 jaar en steenkool binnen 155 jaar volledig uitgeput zijn. Bovendien zullen fossiele brandstoffen steeds duurder worden, zowel door de beperkte hoeveelheid als door exploitatie op steeds moeilijker bereikbare plaatsen. Fossiele brandstoffen brengen bovendien heel wat vervuiling met zich mee, waarbij de reststoffen van de energieproductie in de bodem, het water en de atmosfeer terecht komen. Dat veroorzaakt ernstige milieuproblemen, zoals het broeikaseffect en zure regen. Er is een rechtstreeks verband tussen de klimaatproblematiek en de stijgende concentraties van de broeikasgassen koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4) en lachgas (N2O). Deze broeikasgassen zijn immers verantwoordelijk voor ‘onnatuurlijke’ schommelingen in het klimaat. Het reduceren van deze broeikasgasemissies zal zorgen voor een verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en een verbeterde lucht- en milieukwaliteit. Een goede strategie voor een meer duurzame energievoorziening omvat o.a. de volgende elementen: efficiëntieverbeteringen van de energievoorziening, energiebesparingen aan de vraagzijde, vermindering van de vervuiling en vervanging van fossiele brandstoffen door verschillende vormen van hernieuwbare energie. De nood aan alternatieven blijft groot. Windenergie, zonne-energie, warmtekrachtkoppeling en bio-energie (energie uit biomassa) zijn de belangrijkste hernieuwbare energievormen.

1.1.2.

Hernieuwbare energie in Vlaanderen

De Vlaamse energiesector staat voor een grote uitdaging. Ze moet voorzien in een stijgende vraag naar energie en tegelijkertijd negatieve milieueffecten zoals verzuring, de ozonproblematiek en klimaatverandering tegen gaan. Het is daarom noodzakelijk om het gebruik van hernieuwbare energiebronnen drastisch te verhogen. De Europese Unie tracht het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen te bevorderen aan de hand van richtlijnen. In het Europese klimaat- en energiepakket stelt de EU zichzelf de ambitieuze 20 20 20-doelstellingen. Deze omvatten drie hoofddoelstellingen, die de EU wil bereiken tegen 2020. Ten eerste moet 20 procent van het finale energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen komen. Ten tweede wil de EU dat er 20 procent minder energie verbruikt wordt dan bij een onveranderd beleid het geval zou zijn. En ten derde moet de uitstoot van broeikasgassen met minstens 20 procent dalen ten opzichte van 1990. Deze doelstellingen werden in de richtlijn 2009/28/EG vertaald naar het niveau van de lidstaten. Zo moet België tegen 2020 in totaal 13 procent van haar totale energieverbruik uit hernieuwbare bronnen halen. Hier moet worden benadrukt dat dit richtlijnen zijn. De lidstaten kunnen zelf bepalen hoe ze deze doelstelling behalen en met welke types hernieuwbare energie. Een extra voorwaarde is wel dat minimum 10 procent van de energie voor transport hernieuwbaar is. Bovendien moet elke lidstaat een Nationaal Actieplan voor hernieuwbare energie uitwerken. Hier wordt onder het luik wetgeving verder op ingegaan.

9


Deze doelstellingen zorgen voor een stijgende vraag naar houtige biomassa voor bio-energie. Tegelijkertijd blijft ook de vraag naar hout voor de verwerkende industrie stijgen. Hierdoor zal de vraag naar hout al snel het aanbod in Europa overstijgen. Er is nu al sprake van een verhoogde druk op bosecosystemen omdat er meer houtige biomassa wordt geoogst dan in het verleden. Het is dus belangrijk om erover te waken dat deze verhoogde oogst aan houtige biomassa een duurzame activiteit blijft.

1.1.3.

Energie uit biomassa

Energie uit biomassa is een interessante vorm van alternatieve energie en kan het gebruik van fossiele brandstoffen drastisch doen dalen. Het gebruik van biomassa als brandstof is echter niet zonder risico’s: het kan watervervuilend zijn, de voedselvoorziening bedreigen, de natuur schaden, ... Het netto-effect van biomassa-energie kan zowel een positief als negatief effect hebben op de energiebalans, afhankelijk van het gebruikte gewas, de technologie die nodig is voor de omvorming van biomassa naar energie en de gevolgen van een eventuele verandering in landgebruik. Denk bijvoorbeeld aan ontbossingen voor palmolieplantages bij de productie van palmolie als biobrandstof. In dit project wordt enkel de energie die verkregen wordt uit houtige biomassa bekeken, meer specifiek de houtige biomassa die vrijkomt bij het beheren van bossen. Deze biomassa is CO2-neutraal, mits ze op een correcte manier wordt omgezet naar energie. Bij het verbranden van biomassa komt het broeikasgas CO2 vrij. De CO2 die vrijkomt, is echter dezelfde als die de planten en het plantaardig materiaal tijdens hun groei uit de atmosfeer hebben gehaald. Er is dus geen nieuwe uitstoot: de energievalorisatie van biomassa is CO2-neutraal. De koolstofcyclus wordt dan ook neutraal of gesloten genoemd.

CO2

O2

Lucht: O2, CO2, water, ...

H2O

Assen

Grond: water, mineralen fotosynthese verbranding

Mineralen H2O

Figuur 1. Neutrale koolstofcyclus bij verbranding houtige biomassa.

De benutting van deze houtige biomassa voor energie draagt niet bij tot de klimaatopwarming, op voorwaarde dat er op een duurzame en verantwoordelijke wijze aan bosbouw wordt gedaan. Hieronder verstaan we ook dat deze houtige biomassa lokaal en op een duurzame wijze geproduceerd, geoogst, getransporteerd en verwerkt wordt. Zoals geĂŻllustreerd in figuur 2, kan men de klimaatverandering, het energieverbruik en het landgebruik niet los van elkaar zien, wil men op een doordachte manier omgaan met onze schaarse grondstoffen. In dit project wordt getracht om al deze aspecten zo goed mogelijk met elkaar te combineren.

10


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • INLEIDING

klimaatverandering

duurzaam gebruik van grondstoffen landgebruik

energie

Figuur 2. Aspecten bij een duurzaam gebruik van grondstoffen.

1.1.4. Verbranding De houtige biomassa die vrijkomt bij het beheren van bossen, kan op verschillende manieren worden omgezet in energie. Dit kan gaan van directe verbranding tot pyrolyse (ontleding van organisch materiaal door verhitting tot extreem hoge temperaturen), vergassing, … In dit project focussen we enkel op de houtige biomassa die vrijkomt bij bosbeheer en de omzetting hiervan in energie door directe verbranding. Hoe verhoudt zich nu de energie-inhoud van deze houtige biomassa ten opzichte van de fossiele brandstoffen? Hieronder vind je een vergelijking van de energie-inhoud van verschillende brandstoffen. Zo is de energie-inhoud van 1000 liter stookolie = 1000 m³ aardgas = 2 ton pellets1 = 12 m³ houtsnippers2 = 75 stère gestapeld hout3. Over het algemeen bedraagt de energetische (of calorische) waarde van houtige biomassa ongeveer een derde van die van fossiele brandstoffen (figuur 3).

Aardgas (kWh/m3)

10,28

Stookolie (kWh/l)

10

Pellets (kWh/kg)

4,9 3,6

Houtsnippers (kWh/kg) 0

2

4

6

8

10

12

Figuur 3. Calorische waarde brandstoffen.

1 2 3

vochtgehalte < 15 % ± 280 kg/m³, met een vochtgehalte < 30 % gemiddelde waarde

11


Het proces van biomassaverbranding vindt plaats in drie elkaar overlappende fasen, waarvan de aard en duur afhankelijk zijn van het type biomassabrandstof. • Droogfase: in deze fase verdampt het aanwezige vocht en warmt het hout op. Verdamping van vocht vraagt netto-energie en beperkt dus de hoeveelheid (surplus) energie die beschikbaar komt. Daarom is hout met een hoge calorische waarde en een laag vochtgehalte het meest geschikt voor verbranding. • Vergassingsfase: in deze fase vergassen de vluchtige bestanddelen uit het hout, die vervolgens verbranden. Een aanzienlijk deel van hout, ongeveer 80 %, bestaat uit vluchtige bestanddelen. Chemische energie wordt hierbij omgezet in warmte en licht (vlammen). Uit de warmte die vrijkomt bij de verbranding kan met behulp van een stoomturbine elektriciteit worden opgewekt. De restwarmte kan voor verwarmingsdoeleinden gebruikt worden. De hoeveelheid opgewekte energie hangt in grote mate af van de calorische waarde (kJ per kg droge stof) en het vochtgehalte van de brandstof. • Uitbrandfase: in deze fase brandt de houtskool verder uit. Omdat er in deze fase vrijwel geen vluchtige bestanddelen meer vrijkomen, gloeit het materiaal alleen nog (geen vlammen meer). Een ketel moet zodanig worden ontworpen dat de verschillende fasen van het verbrandingsproces optimaal kunnen verlopen. Het gaat dan onder meer om het verdampen van vocht, de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van assen. Er bestaan heel wat types biomassaketels, in heel wat verschillende soorten en formaten. Voor elke installatie zijn er specifieke randvoorwaarden op basis waarvan de juiste biomassaketel voor de juiste locatie en omstandigheden gekozen kan worden. Zo zijn het benodigde vermogen, de brandstof (prijs, opslag, karakteristieken, beschikbaarheid, …) en de middelen (budget, tijd en inspanning, ruimte) hierin de meest bepalende factoren. Meer informatie hierover vind je in een publicatie die gemaakt is in het kader van twee Interreg-projecten, ARBOR en TWECOM. Deze kan je downloaden via: http://www.twecom.eu/results/publications/groene-warmte-door-kleinschalige-houtverbranding/16/. Hoewel kleine ketels op houtige biomassa mogelijk zijn, genieten middelgrote installaties de voorkeur. Middelgrote installaties die meerdere gebruikers lokaal (via warmtenetten) voorzien van warmte zijn efficiënter. Ze kunnen de biomassa efficiënter en vollediger verbranden zodat de uitstoot beperkt blijft en het rendement van de installatie optimaal. Bovendien zijn deze installaties iets minder kieskeurig op het gebied van kalibratie en vochtgehalte van de biomassa. Het goed functioneren van de verwarmingsketel is afhankelijk van vier criteria: 1. Het vochtgehalte moet lager zijn dan 30 %. Hoe vochtiger het hout, hoe meer energie verloren gaat en hoe sneller de ketel vuil wordt. 2. De granulometrie (de vorm en grootte) van de houtsnippers moet zo homogeen mogelijk zijn en aangepast aan het type ketel. Vermijd lange en onregelmatige stukken hout om het verstoppen van de aanvoer en het stilvallen van de ketel te voorkomen. 3. Het hout moet zuiver genoeg zijn. Indien er meer dan 3 % as achterblijft na de verbranding, bevat het hout te veel onzuiverheden, zoals zand en schors. Indien er te veel as achterblijft, kan deze te hoge temperaturen bereiken, waarbij de as smelt, met slakvorming tot gevolg. 4. Er mogen geen vreemde stoffen in de verwarmingsketel aanwezig zijn. De kwaliteit van de houtsnippers is vooral in kleine stookinstallaties van groot belang. Op dit moment bestaan er geen wettelijk vastgelegde kwaliteitseisen voor houtsnippers. Wel werd er een Europese norm voor vaste biobrandstoffen opgesteld waarin de kwaliteit van houtige biomassa (EN14961) wordt gedefinieerd. Deze norm moet de eerder opgestelde Oostenrijkse Önorm 7133 vervangen. De kwaliteit van de houtige biomassa wordt bepaald aan de hand van verschillende criteria zoals de oorsprong van het hout, de stukgrootte, het vochtgehalte en het asgehalte. Biomassaleveranciers kunnen via deze norm de kwaliteit van houtsnippers definiëren, wat de afnemer in staat stelt de kwaliteit beter in te schatten. 12


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • INLEIDING

1.2.

Bosgroepen

Ongeveer 70 % van de 185.736 hectare (Boswijzer, 2013) Vlaamse bossen is eigendom van particulieren. Daarnaast is het bos in Vlaanderen enorm versnipperd. Voor de individuele eigenaars is het beheer van hun bos financieel vaak onrendabel. Ze kunnen ook moeilijk inschatten wat de waarde van hun eigendom is. De Bosgroepen werden opgericht om deze privé-eigenaars van bossen in Vlaanderen te adviseren en te ondersteunen. Het zijn verenigingen van en voor boseigenaars. In deze samenwerking staat de beheervrijheid van de boseigenaar centraal. De basis voor de werking van de Bosgroepen in Limburg, is de boscomplexwerking. Per boscomplex kan aan de hand van het opstellen van gezamenlijke (uitgebreide) beheerplannen en het uitvoeren van de vastgelegde beheerwerken op veel plaatsen een dunningsachterstand worden weggewerkt. Ondanks hun soms versnipperde eigendomssituatie kunnen die bossen toch als een groter geheel worden beheerd. De dagelijkse taak van de Bosgroepen is bosbeheerders helpen bij alle aspecten van beheer. Dit kan gaan over aanvragen van subsidies en kapmachtigingen, het organiseren en coördineren van beplantingen, het opmaken van beheerplannen, houtverkoop, ... De algemene doelstellingen van de Bosgroepen kunnen kort samengevat worden als: • het stimuleren van een duurzaam bosbeheer • het op elkaar afstemmen en coördineren van de beheerdoelstellingen en -maatregelen voor de bossen van de verschillende bosbeheerders. In Limburg zijn er vijf deelgebieden waarvoor telkens minstens een coördinator en een medewerker de concrete werking met eigen accenten uitbouwen. Elke Bosgroep is een aparte vzw met leden en wordt bestuurd door een Raad van Bestuur en een Algemene Vergadering. De dagelijkse werking is uniform voor de vijf Limburgse Bosgroepen. Ze zijn ook samen gehuisvest. De Limburgse Bosgroepen hebben de Coöperatieve van de Limburgse Bosgroepen cvba (CoLimBo) opgericht, waarin alle gezamenlijke commerciële activiteiten zijn opgenomen. Dit omvat onder andere: • • • •

Houtverkoop: de organisatie en opvolging van de houtverkoop staan bovenaan de takenlijst van CoLimBo. Hiertoe behoort zowel de verkoop van brandhout als industriehout. Arbeidersploeg: voor onrendabele beheerwerken kunnen de leden van de Limburgse Bosgroepen beroep doen op een arbeidersploeg (sociale tewerkstelling). De enige voorwaarde is dat de werken een ecologische meerwaarde betekenen voor het bos, zoals de bestrijding van exoten, het aanplanten van bosranden, ... Beheerwerken: rendabele beheerwerken kunnen via de bemiddeling van CoLimBo uitbesteed worden aan gespecialiseerde bedrijven. Vorming: om privé-boseigenaars voldoende theoretische en praktische bagage mee te geven om zelf aan de slag te gaan in hun bos, wordt een uitgebreid vormingsprogramma aangeboden.

De Limburgse Bosgroepen informeren hun leden ook door middel van het driemaandelijks tijdschrift ‘t Limburgs Bosbelang, de website voor de Limburgse Bosgroepen, een nieuwsbrief, een Facebookpagina, …

13


1.3.

Doelstelling van het project

De recente aandacht voor alternatieve energieopwekking en nieuwe methoden voor de (efficiëntere) verbranding van (houtige) biomassa biedt mogelijkheden om bepaalde vormen van bosbeheer (resthout in bossen na exploitaties, eerste dunningen, bosranden, houtkanten, ...) op een rendabele manier uit te voeren. In Limburg staat er heel wat “biomassa” met een beheerachterstand in het landschap. Vooral in bossen en houtkanten bleef het beheer de laatste 30 jaar vaak achterwege omdat het economisch niet rendabel was. Indien er een rendabel systeem kan worden opgezet om deze beheerwerken te organiseren, kunnen heel wat ecologisch zinvolle beheerwerken op een rendabele manier worden uitgevoerd. De restfracties van houtige biomassa in privé-bossen krijgen tot nu toe onvoldoende aandacht. De ontwikkelingen in de verwerking van houtige biomassa zijn erg pril, de stap van theorie naar praktijk is nog niet (volledig) gezet. Uit andere projecten kan men heel wat theoretische en technische kennis halen. Om tot een werkbaar systeem in de Limburgse privé-bossen te komen, moet deze praktische kennis echter op zowel technisch, economisch als juridisch vlak geconcretiseerd worden. De Limburgse Bosgroepen zijn goed geplaatst om de oogst van biomassa in privébossen te organiseren. Ze hebben al meer dan 15 jaar ervaring met het beheer van privé-bossen van hun ondertussen 4.313 leden, waaronder 2.726 boseigenaars. Dit zijn niet alleen privé-boseigenaars, maar ook het provinciebestuur, de 44 Limburgse gemeenten en andere instanties. De Limburgse Bosgroepen hebben bovendien ervaring met het opzetten van commerciële activiteiten, want ze verkopen al 15 jaar industrie- en brandhout uit privé-bossen. Verder beschikken zij over een uitgebreid netwerk in de houtsector, waardoor experimenten konden worden uitgevoerd en de haalbaarheid van een dergelijk systeem onderzocht kon worden. Het opzetten van een lokaal productiesysteem kan de motor voor regionale ontwikkeling en een grotere sociale cohesie in de streek zijn. Bossen zijn belangrijke bronnen van biodiversiteit. Duurzaam beheer van bossen heeft bovendien een positieve impact op de biodiversiteit. Dit wordt onder andere aangetoond door de stabiele situatie van bossoorten. Gezien de door Europa aan Vlaanderen opgelegde verplichtingen in verband met het behoud van de biodiversiteit, is goed beheer van bossen met oog voor de biodiversiteit belangrijk in het kader van de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor bossoorten. Ook in bossen staat die biodiversiteit onder druk omdat bepaalde vormen van beheer, zoals hakhoutbeheer en beheer van

14


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • INLEIDING

bosranden, met de nodige kennis van zaken moet gebeuren. Dit beheer is ook tijds- en arbeidsintensief en moet op regelmatige basis herhaald worden. De gemiddelde Limburgse privé-boseigenaar heeft echter minder dan 1 hectare bos. Kennis, tijd en geld ontbreken vaak bij deze mensen. Momenteel zijn de kosten om eerste dunningen uit te voeren, bosranden te beheren, … hoger dan de opbrengsten. Hierdoor verwaarlozen veel privéeigenaars hun bos of wordt er pas gedund als de bomen al over hun omslagpunt zijn. Bovendien is de gemiddelde oppervlakte veel te klein om rendabel houtige biomassa te kunnen oogsten. De verkoop van deze biomassa kan een extra opbrengst betekenen voor de privé-boseigenaar. Met behulp van dit project wordt het potentieel aan hout in privé-bossen beter beheerd, doordat eerste dunningen mogelijk rendabel worden. Op die manier wordt ook gemikt op hogere houtkwaliteit. Verder krijgen bijproducten, zoals takresten die normaal achter blijven op het perceel, een hoogwaardige toepassing. Goed beheerde bossen hebben bovendien een hogere recreatieve en educatieve waarde. De privé-boseigenaars van goed beheerde bossen worden zo de beschermers van het lokale natuurlijke patrimonium en krijgen hiervoor waardering. Door een gerichte communicatie kan het belang van duurzame energieproductie en de rol van privé-bos in dat kader duidelijk gemaakt worden aan de Limburgers. Zo wordt ook het draagvlak voor de Limburgse Bosgroepen vergroot. Kortom: een WIN-WIN-WIN situatie. Door deze fractie op een duurzame wijze te oogsten en vermarkten kunnen er meer privé-eigenaars betrokken worden bij duurzaam bosbeheer, stijgt de biodiversiteit in de privébossen en vergroten de kansen om kwaliteitshout te produceren. Investeren in natuur wordt aantrekkelijker. De belevingswaarde van dergelijke bossen is bovendien hoger.

De doelstellingen van de Limburgse Bosgroepen bij de opstart van dit project zijn de volgende: 1.

Het potentieel van de houtige biomassa, bruikbaar voor energie, uit de Limburgse privé-bossen helpen ontsluiten.

2.

Draagvlak creëren bij de Limburgse boseigenaars en bevolking voor duurzaam bosbeheer en hernieuwbare energie.

3.

De werking van de Limburgse Bosgroepen uitbreiden met een Loket voor energiehout, ondersteund door bosconsulenten.

15



2 HET LANDSCHAP VOOR BIOMASSA Aangezien de biomassamarkt nog in volle ontwikkeling is, is het belangrijk om dit project te kaderen in een aantal Vlaamse en Limburgse initiatieven met betrekking tot biomassa en de (groene) energiemarkt. Gedurende het project is er immers op regelmatige basis contact geweest met andere stakeholders die geĂŻnteresseerd zijn in de biomassamarkt van Limburg en Vlaanderen en vaak ook zelf een project hadden lopen. Een aantal projecten, de betrokken stakeholders en hun impact op de biomassamarkt en het belang ĂŠn de leerpunten voor het project van de Limburgse Bosgroepen worden in dit hoofdstuk kort overlopen. Het is onmogelijk om hier alle initiatieven rond houtige biomassa te vermelden, daarom worden enkel de projecten die relevant zijn in het kader van dit project hier weergegeven. 17



LOKET VOOR ENERGIEHOUT • HET LANDSCHAP VOOR BIOMASSA

2.1.

Klankbordgroep biomassa

De Klankbordgroep biomassa kwam tot stand dankzij een samenwerking van de provincie Limburg, de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) en de Universiteit Hasselt. De voornaamste reden om deze klankbordgroep op te richten, was om enerzijds vraag en aanbod van lokale biomassastromen slim samen te brengen en anderzijds de complementariteit tussen lopende projecten te versterken. Doelstellingen Klankbordgroep biomassa: • kennis uitwisselen rond biomassastromen en biomassaverwerking • aansturen van biomassaprojecten (begeleidingsgroep) • stimuleren en ondersteunen van lokale biomassa-valorisatie • vormen van een geïntegreerde visie rond lokale biomassa-valorisatie De leden van de Klankbordgroep biomassa komen zo’n drie keer per jaar samen. Steeds worden er een aantal interessante projecten rond biomassa voorgesteld. Het is een nuttig platform gebleken om met mogelijke partners in contact te komen. Daarnaast zijn er ook een aantal concrete zaken verwezenlijkt. Zo is er een korte brainstorm gehouden rond vier thema’s: • logistiek van biomassa • economische haalbaarheid van biomassaverwerking • organisatie van biomassa • materialen versus energie Van elk van deze thema’s werden de volgende aspecten besproken: projecten, partners, knelpunten, oplossingen en een mogelijk actieplan. Deze vier thema’s vormen de voornaamste knelpunten en mogelijke oplossingen rond de vermarkting van biomassa. Uiteraard bevat de figuur op de volgende bladzijde niet alle knelpunten en oplossingen, maar het geeft toch al een goed zicht op de mogelijke hindernissen én oplossingen bij de vermarkting van biomassa.

19


Knelpunten

Oplossingen

Geen transparante markt

Zorgen voor meer transparantie

Transport

Transport efficiënter maken

(hoge transportkosten; lage energiedichtheid versus hoog vochtgehalte zorgt voor inefficiënt transport; ...)

• zoveel mogelijk lokaal transporteren • voorbehandeling biomassa voor vervoer

Regelgeving en subsidiebeleid

Aanpassing regelgeving en beleid

Gebrek aan logistieke keten

Logistieke keten voor biomassa opzetten

(beschikbaarheid biomassa; producenten en consumenten vinden elkaar niet; geen zicht op de verschillende types biomassa, ...)

(cf. aardgasnet, benzinestations, ...)

• betere afstemming tussen producent en afnemer, bijvoorbeeld m.b.v. virtuele markt • samenwerken terreinbeheerder en exploitant • ‘biomassapark’ als centrale plaats voor biomassa • hefboomfonds om nieuwe technieken ingang te laten vinden

• integratie van biogas in bestaand aardgassysteem en elektriciteitsnet • ‘biomassapark’ als centrale plaats voor biomassa

Ladder van Lansink

Begeleiding van cascade

biomassa als materiaal, energie, afval, ... ?

• vrije markt met beperkte controle door diverse partijen zoals overheid, privé- en kennispartners • adequate wetgeving

Seizoensafhankelijkheid bepaalde stromen

Buffer creëren

(piekbelasting, nood aan opslag)

20

• stockage • afstemming producent-afnemer


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • HET LANDSCHAP VOOR BIOMASSA

2.2.

Energieconversieparken (ECP)

Een EnergieConversiePark (ECP) wordt omschreven als een synergetische, multidimensionale biomassaverwerkingssite waarbij een sterk geïntegreerde combinatie van conversietechnologieën een veelheid aan regionale biomassa(rest)stromen verwerkt tot energie en materialen. Met andere woorden: een ECP benut diverse lokale biomassastromen via een combinatie van meerdere verwerkingstechnieken om daaruit energie en andere producten te bekomen. Door het maken van combinaties en koppelingen (clusteringen) komen ze tot efficiënte en kosteneffectieve oplossingen. Door het regionale karakter van zo’n ECP wordt de logistieke keten een stuk duurzamer. De transportafstanden worden immers aanzienlijk korter, met minder kosten en minder uitstoot tot gevolg. In de periode april 2010 - maart 2014 werd hierover door een Belgisch-Nederlandse samenwerking een Interreg IVa-project uitgevoerd. De deelnemende partners waren het VITO, de Avans Hogeschool, de Hogeschool Zeeland, de universiteit van Wageningen en de Universiteit Hasselt. Het doel van het project was om de mogelijkheden, voordelen en de haalbaarheid van een ECP te demonstreren aan de hand van een aantal concrete casussen. Een tweede doelstelling was om te komen tot een kennisplatform waarin de ontwikkelde kennis en opgedane ervaring werd gebundeld. Het rapport van het project vind je op http://ecp-biomass.eu/. Hieronder worden een aantal leerpunten van het thema beschikbare biomassa weergegeven, die het meest relevant zijn in het kader van het project van de Limburgse Bosgroepen.

De lokaal/regionaal beschikbare biomassa is dé vertrekbasis van waaruit een ECP wordt uitgebouwd. Je dient een goed zicht te hebben op de omvang en het aanbod, het verloop in de tijd (seizoenschommelingen), de samenstelling, de herkomst en de contracteerbaarheid (met eventuele prijs). AANDACHTSPUNTEN: Biomassapotentieel – Theoretische cijfers van biomassapotentieel kunnen een idee geven van een bovengrens van wat er in de omgeving mogelijk beschikbaar is. Het feitelijk benutbaar of contracteerbaar potentieel is doorgaans slechts een fractie van het theoretische potentieel. Variabele kentallen – Kentallen zoals opbrengst per hectare, aandeel van specifieke, interessante componenten in een gewas en vochtgehaltes blijken erg variabel en staan continu ter discussie. In veel rapporten is daar geen rekening mee gehouden, wat flinke discrepanties tussen de uitkomsten van verschillende inventarisaties kan opleveren. Huidige benutting – Het is moeilijk te bepalen of en welke biomassastromen al benut worden, en op welke wijze. Vele biomassastromen liggen op één of andere manier al onder contract, of er zijn al systemen opgezet voor de verwerking ervan (bv. via intercommunales). Zulke systemen zijn moeilijk open te breken, en het is eerder aan te raden om binnen zo’n systeem samen te werken. Niet-regionale biomassa – Ook potentiële biomassastromen van buiten de regio kunnen – direct of indirect – een bron zijn voor een regionaal georiënteerd ECP. Denk hierbij aan relatief makkelijk transporteerbare stromen (droog hout), maar ook aan geïmporteerde landbouwproducten en reststromen die vrijkomen bij de verwerking van voeding en veevoeding. Onzekere prijzen – Prijzen of gate fees4 voor dit type biomassa zijn heel onzeker en hangen sterk af van het ondersteuningsbeleid van de overheid (dat regelmatig wisselt). Dit maakt het moeilijk om langetermijncontracten af te sluiten of een betrouwbaar businessplan op te stellen. Gate fee: een gate fee is een prijs die voor een type biomassa betaald moet worden aan de poort van een installatie om deze te verwerken. In theorie komt deze prijs overeen met de operationele kosten en afschrijvingskosten per eenheid verwerkt materiaal.

4

21


2.3. Towards eco-energetic communities (TWECOM) Regionaal Landschap Lage Kempen zette ook een project op rond het benutten van energie uit biomassa uit het landschap. Dit is een partnerschap met de Boerenbond – Agrobeheercentrum Eco², Philipps University Marburg, het Organic Research Centre, Innovatiesteunpunt vzw, Inagro en de Zuidelijke Landen Tuinbouworganisatie. Dit project wordt ondersteund door het Interreg IVB-programma. Het doel van dit project is het duurzaam valoriseren van de tot nog toe onbenutte biomassa van landschapselementen voor lokale warmte- en energieproductie. Het project loopt van januari 2013 tot december 2015. Eén van deze typische landschapselementen zijn houtkanten. Deze hadden in het verleden steeds een economische functie in een groot deel van Noordwest-Europa. Deze benutting is in de 20ste eeuw echter zo goed als verdwenen. Dit heeft ook tot gevolg gehad dat veel van deze landschapselementen verdwenen zijn. Houtkanten hebben echter een belangrijke ecologische (biodiversiteit) en sociale (recreatie, regionaal belang) functie. Daarom wordt geijverd om deze landschapselementen te bewaren. Tijdens dit project werd getracht om een lokale, korte keten op te zetten waarbij biomassa op een economisch rendabele manier uit landschapselementen gevaloriseerd wordt. Tegelijkertijd wordt er ook een meerwaarde gerealiseerd voor de ecologische, sociale en culturele functies van deze landschapselementen. Omdat de doelstellingen van dit project gelijkaardig zijn aan de doelstellingen van het project van de Limburgse Bosgroepen, werd op regelmatige basis met Regionaal Landschap Lage Kempen overlegd en werden ervaringen uitgewisseld. Zo zijn we samen in Oostenrijk gaan kijken hoe daar lokale coöperaties voor de verkoop van biomassa worden opgericht. Daarnaast heeft het Regionaal Landschap samen met de Boerenbond ondertussen een netwerk opgebouwd van landbouwers die de biomassa uit de houtkanten oogsten met aangepaste machines. Deze machines zouden ook in bosranden perfect kunnen worden ingezet. Verder is er ook een programma ontwikkeld door het Regionaal Landschap Lage Kempen, nl. Digitaal Platform Landschap of DIPLA. Met dit programma kan het beheer van houtkanten op kaart worden ingepland, geanalyseerd en vastgelegd voor de komende jaren. Er wordt nog onderzocht of dit ook kan worden gebruikt door de Limburgse Bosgroepen, waarbij het beheer en de opvolging van het beheer van private bossen in het systeem kan worden ondergebracht. Hoewel er heel wat gelijkenissen zijn tussen beide organisaties en er wel degelijk een aantal synergiën mogelijk zijn tussen deze projecten, zijn er tevens essentiële verschillen. Zo verschilt de eigendomssituatie van de biomassa, wat heel wat gevolgen heeft voor de randvoorwaarden die aan de benutting ervan vasthangen. In het kader van dit project werd een lokale coöperatieve vennootschap Landschapsenergie opgericht in de gemeente Bocholt. Leden van de coöperatie zijn Regionaal Landschap Lage Kempen, de gemeente Bocholt, basisschool De Driehoek, PVL, Biotechnicum en Agro|Aanneming. Het doel van deze coöperatieve is het verwarmen van de scholencampus en het Parochiehuis via een houtsnipperketel en warmtenet met houtsnippers, geoogst uit lokale houtkanten in Bocholt. De coöperatie nam, met ondersteuning van de provincie Limburg en de Vlaamse Overheid, de investering in de snipperkachel en het warmtenet op zich. Ze baat ook de installatie uit en staat in voor het onderhoud. De verschillende partners binnen de coöperatie vervullen elk hun eigen rol. De gemeente Bocholt brengt haar houtkanten in en is verantwoordelijk voor exotenbestrijding en heraanplanting van houtkanten. De landbouwers, verenigd in een agrobeheergroep, staan in voor het cyclisch hakhoutbeheer (het oogsten) van de houtkanten. De scholencampus en het Parochiehuis zijn aangesloten op het warmtenet en engageren zich om de lokale houtsnippers af te nemen voor hun houtsnipperketel.

22


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • HET LANDSCHAP VOOR BIOMASSA

Regionaal Landschap Lage Kempen ten slotte, helpt met het opstellen van een houtkantenbeheerplan voor de komende dertig jaar. Om schoolgebouwen en het parochiehuis een jaar lang te verwarmen is zo’n 190 ton lokale houtsnippers nodig. Die hoeveelheid wordt geoogst uit circa 4 kilometer houtkanten. In Bocholt zijn zo’n 100 kilometer aan houtkanten aanwezig. Dit project illustreert goed hoe houtsnippers op lokaal niveau, met een beperkt aantal partners, op een duurzame wijze geoogst én lokaal benut kunnen worden. Een aantal bepalende factoren voor een succesvolle ontwikkeling van deze keten waren: • De eigendomssituatie van de houtkanten: er was slechts één betrokken eigenaar, namelijk de gemeente Bocholt. • De subsidies van Vlaanderen en provincie Limburg die de investering in de benodigde machines mogelijk maakte (velkop, houtsnipperkachel, …). • De bereidheid van de aanwezige scholen om hun energievoorziening drastisch te veranderen. Voor de scholen is dit uiteraard ook een ideaal instrument om hun leerlingen te onderwijzen over onderwerpen zoals natuur, hernieuwbare energie en korteketenprocessen. • De interesse vanuit de landbouwers om in een kalmere periode op het landbouwbedrijf het oogsten van deze houtige biomassa als nevenactiviteit op te nemen.

2.4. Limburgs groen voor een groene economie Nog een project dat door de Limburgse Bosgroepen werd opgevolgd, is het MIP-project ‘Limburgs groen voor een groene economie’. Dit project liep van oktober 2010 tot september 2012 en was een samenwerking van ANB, Inverde, BioNerga NV en MIG bvba. Het doel van dit project was om de haalbaarheid van energetische valorisatie van houtige biomassastromen in de provincie Limburg te vergroten door de barrières die de markt momenteel nog hinderen geheel of gedeeltelijk weg te werken. Van dit project is ook een eindrapport gepubliceerd. Dit is verkrijgbaar op http://www.inverde. be/biomassa. In dit eindrapport is onder andere een studie gemaakt naar het theoretisch en realistisch potentieel aan houtige biomassa in Limburg. Volgens deze studie bedraagt het theoretisch houtige biomassapotentieel (= de hoeveelheid biomassa die in theorie geoogst zou kunnen worden) in de bossen in provincie Limburg circa 112.000 ton droge stof per jaar. Dit potentieel bestaat voor 84 % uit stamhout en 16 % uit taken tophout. Omgerekend per ha bedraagt dit ongeveer 2,22 ton droge stof per jaar per hectare. Rekening houdend met het feit dat 70 % hiervan privé-bos is, bedraagt het theoretisch potentieel in privébos 78.083 ton droge stof, waarvan 65.648 ton droge stof stamhout en 12.434 ton droge stof tak- en tophout. Dit theoretisch potentieel is vervolgens ook omgezet naar een realistisch potentieel; dit is de hoeveelheid houtige biomassa die op dit moment potentieel beschikbaar is in de provincie Limburg. Het realistisch potentieel bedraagt ongeveer 59.000 ton droge stof per jaar, waarvan 98 % bestaat uit stamhout. Omgerekend voor de privébossen, zou dit 39.381 ton droge stof aan stamhout zijn en slechts 941 ton droge stof aan tak- en tophout. Dit is volgens dit rapport vooral te verklaren door het feit dat er op dit moment in de Limburgse bossen niet voldoende geoogst wordt (onderbenut potentieel). Naast deze studie naar het potentieel van houtige biomassa in Limburg, werden heel wat randvoorwaarden voor de extra oogst uit bossen en andere beplantingen in kaart gebracht:

23


TYPE RANDVOORWAARDE

RANDVOORWAARDE TE BEKIJKEN AFWEGINGEN

Ecologisch

Bodemvruchtbaarheid

• Wat is het effect van het afvoeren van deze biomassa op de nutriëntenbalans van het ecosysteem? • Welk bodemtype is hier aanwezig? • Is hier sprake van overbemesting/ stikstofdepositie waardoor de bodemvruchtbaarheid niet in het gedrang komt?

Bodembeschadiging

• Is hier sprake van een kwetsbare bodem? • Zo ja, is exploitatie dan wel wenselijk of kunnen er maatregelen genomen worden om bodembeschadiging tot een minimum te beperken?

Biodiversiteit

• Wegen de voordelen van een verhoogde houtoogst (meer licht in het bos, verjonging, …) af tegen de nadelen (minder dood hout, waarvan veel planten, schimmels en diersoorten afhankelijk zijn)?

Technologisch

• Zijn de machines en technieken aanwezig om de oogst, transport en verwerking van de houtige biomassa uit te voeren? • Zo ja, kunnen deze op een efficiënte wijze worden ingezet (bekijk hier o.a. logistiek, voldoende grote partijen, …)?

Methodologisch

• Wordt bij de oogstmethode voldoende rekening gehouden met de extra oogst van dit top- en takhout? • Is een rendabele oogst mogelijk (bekijk hier o.a. bereikbaarheid van de biomassa, voldoende grote partijen, …)?

Beheertechnisch

• Wat is het geplande beheer en past hier een extra oogst van houtige biomassa (bekijk de beheerdoelstellingen, schoontijd, doelstellingen voor jacht, wens van eigenaar om zelf hout te benutten als brandhout, …)?

Prijs

• Wat zijn de kosten verbonden aan het oogsten, bewerken, transporteren en opslaan van de houtige biomassa? • Gegeven deze kosten, is een oogst nog wenselijk (is er budget om bv. een onrendabele oogst uit te voeren)?

Technisch

Economisch

Prijs is een uiterst belangrijke randvoorwaarde, die het meest bepalend is om te beoordelen of deze extra oogst uitgevoerd zal worden. Deze randvoorwaarde kan ook niet los worden gezien van de bovenstaande randvoorwaarden. De efficiëntie van het totale logistieke systeem (technische randvoorwaarden) bepaalt uiteraard ook de prijs. Soms kan omwille van ecologische randvoorwaarden een oogst evenwel net vereist zijn, waardoor de prijs een minder bepalend effect heeft. Ook in dit project werden heel wat knelpunten die de mobilisatie van houtige biomassa in Limburg bemoeilijken in kaart gebracht: • Wet- en regelgeving: biomassa dat als afval kan worden beschouwd, onduidelijkheid rond welke vergunning nodig is voor de oogst van houtige biomassa, … • Versnippering van beplantingen en eigendommen. • Gegarandeerde aanvoer: afnemers van houtige biomassa vragen vaak een gegarandeerde aanvoer in volume en kwaliteit. Als individuele terreineigenaar is het moeilijk om aan deze eis te voldoen.

24


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • HET LANDSCHAP VOOR BIOMASSA

• • • • • •

Daarnaast is er een grotere opslagcapaciteit nodig om de houtige biomassa op te slaan en te drogen. Ook de regelgeving inzake het broedseizoen maakt deze gegarandeerde aanvoer soms moeilijk. Draagvlak voor energieopwekking uit houtige biomassa moet worden uitgebreid. Lokale afzet is vaak (nog) niet mogelijk. Bereikbaarheid en terreinomstandigheden bemoeilijken vaak de biomassaoogst. Subsidies voor het stimuleren, opstarten en ondersteunen van initiatiefnemers en investeerders zijn slechts beperkt mogelijk. Exotenbestrijding gebeurt op te kleine schaal. Op grotere schaal zou deze biomassa benut kunnen worden. Oogsttechnieken en gespecialiseerde machines ontbreken nog of zijn erg duur in gebruik.

Verder werden in het kader van dit project negen praktijkcases uitgevoerd. Deze cases omvatten onder andere heideherstel, bosrandbeheer, achterstallig beheer van een houtkant, eerste dunningen, bestrijden van Amerikaanse vogelkers, verwijderen van houtopslag en het opruimen van takhout. Hierbij dient wel de kanttekening gemaakt dat de bossen die hier beheerd worden door het Agentschap voor Natuur en Bos vooral een ecologische functie hebben. Bij een private eigenaar is het uiteraard vaak eerder van belang dat het beheer economisch rendabel of op zijn minst een nuloperatie is. Het merendeel van de uitgevoerde experimenten bleek economisch niet rendabel, maar door de verkoop van het hout aan een energiecentrale werd de beheeringreep wél minder onrendabel tot zelfs een nuloperatie. In sommige gevallen was de beheeringreep wel rendabel. Dit was bijvoorbeeld het geval wanneer het takhout na een kaalkap van een voldoende grote oppervlakte benut kon worden.

25


2.5.

KOBE-project

Het Agentschap voor Natuur en Bos en Inverde vzw investeren onder de noemer KOBE samen in kennisondersteuning en innovatie bij de valorisatie van natuur en bos. KOBE staat voor ‘KennisOndersteuning bij Beheer en Economie van natuur-, groen- en bosdomeinen’. Het project focust op kennisleemtes of uitdagingen binnen het ANB en Inverde, maar het spreekt voor zich dat binnen de sector vaak gelijkaardige vragen leven. In het project wordt dan ook maximaal ingezet op kennisdeling. De Limburgse Bosgroepen volgen heel wat onderdelen van dit project op. Daarbij focussen ze zich vooral op onderdelen in verband met houtige biomassa en de benutting ervan. Als mede-terreinbeheerder worden de Limburgse Bosgroepen uitgenodigd op heel wat klankbordgroepen, om ervaringen uit te wisselen en om een aantal zaken op het terrein mee uit te testen. Een overzicht van de belangrijkste bevindingen in het kader van de benutting van houtige biomassa voor energie vind je hieronder. Een van de zaken die in het KOBE-project werden onderzocht, is de draagkracht van bossen voor een verhoogde biomassaoogst. Omdat de Limburgse Bosgroepen een duurzame biomassaoogst steeds voorop willen stellen, was dit een zeer interessante studie. In deze studie werden de effecten van oogst op productiviteit én biodiversiteit onderzocht. Biomassaoogst neemt nutriënten weg uit het bos en leidt tot bodemverzuring. Dit kan de bodemvruchtbaarheid en de productiecapaciteit van de bosbestanden in gevaar brengen. De mate waarin dit het geval is, hangt af de geoogste biomassacomponenten (stamhout, takhout, bladeren, stobben, …), de boomsoort (strooiselkwaliteit en nutriëntengehalte) en de standplaats (bodemtype, buffering grondwater, …). Daarnaast zijn heel wat soorten gebonden aan dood hout (gemiddeld een derde van de totale soortenrijkdom in bossen). De voornaamste bron van dood hout in Limburgse bossen is afkomstig van exploitatieresten. Bij een verhoogde oogst van houtige biomassa kan het volume dood hout en de daarmee samenhangende biodiversiteit verminderen. De conclusie van deze studie luidde dat er geen specifieke richtlijnen gegeven kunnen worden, omdat veel afhangt van de lokale omstandigheden. Er zijn wel een aantal aanbevelingen meegegeven: • In biologisch zeer waardevolle bossen (oud bos of al goed ontwikkeld recent bos) wordt het oogsten van extra biomassa niet aangeraden, tenzij een specifieke situatie dit vereist. • In recente bossen (recente bebossingen op zandgronden, valleien, landbouwbebossingen) kan de oogst van exploitatieresten, onder specifieke omstandigheden een optie zijn. Er zijn hier echter nog verschillen in: – In naaldbossen die worden omgevormd naar loofhout of naaldbos op oud-boslocaties en met belangrijke bosgerelateerde natuurwaarden is het best om de exploitatieresten te behouden. – Voor naaldbossen met als doelstelling ‘naaldbos na naaldbos’, waarbij de ecologische waarden vooral liggen in de ‘kapvlaktefase’ en in lichtrijke, door naaldhout gedomineerde bossen is de oogst van deze exploitatieresten een verantwoorde keuze. – Bossen die relatief recent ontstaan zijn op verrijkte landbouwgrond bieden tevens mogelijkheden voor de oogst van exploitatieresten. Verder werd in het KOBE-project ook onderzoek uitgevoerd naar nieuw ontwikkelde machines en oogststrategieën voor het exploiteren van houtige biomassa in bos- en natuurterreinen. Er werden experimenten uitgevoerd in twee verschillende beheermethodes: kaalslag en dunningen van bossen. •

26

Uit de experimenten rond kaalslag werd ondervonden dat kleinere aftopdiameters een negatief effect hebben op de productiviteit, maar dit niet opweegt tegen de economische voordelen door een groter aandeel van het hout voor de industrie te kunnen benutten. Indien het aantal handelingen die het materiaal ondergaat bovendien beperkt worden, heeft dit weinig effect op de vervuilingsgraad van de houtsnippers. Verder werd ook geconcludeerd dat in het bestand hakselen zowel qua


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • HET LANDSCHAP VOOR BIOMASSA

productiviteit als kostenefficiëntie het meest voordelig is. Uit de experimenten van dunningen werd duidelijk dat, wanneer de dimensies van de houtige biomassa het toelaten, een gecombineerde oogst van OSB-hout en biomassa tot de economisch meest interessante situatie leidt. Wanneer het hout niet kan worden geoogst voor OSB-doeleinden, wordt het beste resultaat bereikt door het oogsten met een rupskraan met een knipkop. Het uitrijden van de biomassa met een forwarder en hakselen aan de rand van het bestand bleek uit de experimenten het meest kostenefficiënt. Door de lage prijs voor houtsnippers, was er een zeer beperkte netto-opbrengst bij het oogsten van biomassa uit dunningen.

In het kader van dit KOBE-project werden bovendien een aantal praktische rekenbladen voor de terreinbeheerder uitgewerkt. Deze rekenbladen moeten de verschillende stappen in het beslissingsproces van de beheerders van natuur- en bosgebieden ondersteunen, om zo te helpen bepalen of het rendabel is om houtige biomassa te oogsten en wat daarbij de mogelijke inkomsten of uitgaven zijn. Na het kiezen van de juiste parameters en het invoeren van de nodige gegevens, berekent het rekenblad de volumes, kosten en/of baten. Er zijn verschillende rekenbladen beschikbaar: • • • • • • •

de volumebepaling van houtige biomassa op stam kosten-batenanalyse van energiehout op stam (in €/m³) kosten-batenanalyse van energiehout op stam (in €/uur) kosten-batenanalyse van het oogsten van stapels tak- en tophout als houtsnippers kosten-batenanalyse voor het opladen, uitrijden en transporteren van een hoop houtsnippers kosten-batenanalyse per geoogste m³ van de oogst, verwerking en transport van de verschillende fracties, zoals werk-, industrie- en energiehout (in €/m³) kosten-batenanalyse per geoogste m³ van de oogst, verwerking en transport van de verschillende fracties, zoals werk-, industrie- en energiehout (in €/uur)

Deze rekenbladen zijn online beschikbaar op: http://www.ecopedia.be/biomassa/rekenbladen_houtige_biomassa

27



3

VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

De Limburgse Bosgroepen beschikken ondertussen over meer dan 15 jaar ervaring met het beheer van privĂŠ-bossen van 4.313 leden, waaronder 2.726 boseigenaars. Bij het beheren van bossen wordt op regelmatige basis hout gekapt. De Bosgroepen hebben dus ook al 15 jaar ervaring met het opzetten van commerciĂŤle activiteiten zoals het verkopen van rondhout (fineer, zaaghout, bulk- en brandhoutloten). Ook in het verkopen van brandhout aan particulieren hebben de ze heel wat ervaring opgebouwd. De verkoop van houtsnippers was echter een volledig nieuw aspect aan de werking van de Limburgse Bosgroepen. In dit project werd specifiek de verkoop van hout voor energiedoeleinden onderzocht, het energiehout. Onder deze term begrijpen de Limburgse Bosgroepen zowel brandhout als houtsnippers. Beide vormen van hout worden immers aangewend voor energie. Het belang en volume van brandhout in Vlaanderen was tot kort erg slecht gekend. In het kader van de grote ecosysteemdienstenstudie van het INBO (2014) werd duidelijk dat dat belang en volume veel groter zijn dan voorheen werd gedacht. 29



LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

3.1.

Wetgeving

De geldende wetgeving in verband met het gebruik van materialen is het materialendecreet. De wettekst gaat uit van een integrale kijk op de materiaalketen, die onontbeerlijk is om een blijvende oplossing te vinden voor het afvalvraagstuk. Ze verankert het duurzaam materialenbeheer in Vlaanderen. Het decreet implementeert de Europese kaderrichtlijn (EG) 2008/98 voor het beheer van afvalstoffen in Vlaanderen. Het materialendecreet richt zich op het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. In vergelijking met de Europese kaderrichtlijn markeren enkele termen een verbreding en verdieping van de thematiek. Zo is er een definitie voor ‘materiaal’. Alle afvalstoffen zijn materialen, maar niet alle materialen zijn afvalstoffen. Ook ‘materiaalkringloop’ is een sleutelbegrip voor een goede afbakening van het materialenbeleid. Het slaat op het geheel van opeenvolgende handelingen doorheen de hele levenscyclus, vanaf het onttrekken van materialen aan de natuur tot en met het moment dat ze al dan niet terugkeren naar de natuur in de vorm van afvalstoffen. Parallel aan het decreet werd een nieuw uitvoeringsbesluit opgemaakt. Het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het VLAREMA, bevat meer gedetailleerde voorschriften over (bijzondere) afvalstoffen, grondstoffen, selectieve inzameling, vervoer, de registerplicht en de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het Materialendecreet en het VLAREMA zijn gelijktijdig in werking getreden op 1 juni 2012.

3.1.1.

Algemene principes uit wetgeving

Artikel 4 van het Materialendecreet stelt als doel: materialenkringlopen tot stand brengen waarbij de volgende ‘verwerkingshiërarchie’ (of het principe van de Ladder van Lansink) wordt gehanteerd voor de inzet van materialen: • • • • •

In de eerste plaats moeten we de preventie bevorderen en werk maken van duurzame productieen consumptiepatronen. De tweede trede wil de voorbereiding voor hergebruik stimuleren. Ten derde recycleren we zoveel mogelijk en sluiten we materialenkringlopen. In de vierde plaats worden andere vormen van nuttige toepassing aangemoedigd, zoals energieterugwinning en de inzet van materialen als energiebron. Op de vijfde plaats komt de verwijdering van afvalstoffen, met storten als laatste optie.

Bij het vaststellen van maatregelen voor bepaalde materialen kan de Vlaamse regering afwijken van de materialenhiërarchie als dat op basis van het levenscyclusdenken gerechtvaardigd is. Cascadering is een keten van processen op basis van één grondstof. Het doel is daarbij het optimaal valoriseren van hout in een zo hoogwaardig mogelijke toepassing. Een cascade is een prioriteitsvolgorde die kan worden opgemaakt op basis van economische, sociale of ecologische criteria of een combinatie ervan. De cascade geeft het gebruik en de verwerking van biomassa weer, rekening houdend met de draagkracht van het leefmilieu. Afhankelijk van de prioriteiten kunnen verschillende cascades verkregen worden.

31


3.1.2.

Bepalingen in verband met het gebruik van houtige biomassa voor energie

De Vlaamse regelgeving (Energiedecreet, Materialendecreet) voorziet erin dat enkel resthout en hout dat niet gebruikt kan worden voor materiaalrecyclage in aanmerking komt voor bio-energie. Het Materialendecreet en het VLAREMA bevatten het wettelijke kader om een onderscheid te maken in materialen, tussen afval, bijproducten en grondstoffen. Bijproducten worden geproduceerd als integraal onderdeel van een productieproces van het hoofdproduct. Ze kunnen met zekerheid en zonder verdere behandeling nuttig worden gebruikt, rechtmatig en zonder ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid. Materialen die voldoen aan die omschrijving, moeten niet als afvalstof worden beschouwd. De voorwaarden hiervoor werden opgenomen in artikel 37 van het Materialendecreet. Voorbeelden van bijproducten zijn stro (strooisel), houtsnippers uit de houtverwerkende industrie (spaanplaten), draf (veevoeder) of misvormde of over-/ondermaatse appels (sapproductie). Afvalstromen kunnen niet zomaar worden ingezet. Ze moeten worden verwerkt zodat de negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu tot een minimum beperkt blijven. Een afvalstof kan na een transformatieproces (meestal een recyclagehandeling) opnieuw een grondstofstatuut krijgen. Vlaanderen heeft ervoor gekozen om zowel voor bijproducten als einde-afvalmaterialen een gelijkvormig beoordelingskader te ontwikkelen. Dat is terug te vinden in hoofdstuk 2 van het VLAREMA. Voor specifieke materiaaltoepassingen zoals bodemverbeteraar/meststof bevat het VLAREMA specifieke einde-afvalcriteria. Voor andere toepassingen valt men terug op het algemene beoordelingskader zoals vermeld in artikel 36 en 37 van het Materialendecreet (zie hieronder). Artikel 36. Sommige specifieke afvalstoffen zijn niet langer afvalstoffen als ze een behandeling voor nuttige toepassing, waaronder recyclage, hebben ondergaan, en als ze voldoen aan specifieke criteria die opgesteld moeten worden onder de volgende voorwaarden: 1° de stof of het voorwerp wordt gebruikelijk toegepast voor specifieke doelen; 2° er is een markt voor of vraag naar de stof of het voorwerp; 3° de stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen; 4° het gebruik van de stof of het voorwerp heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid. Artikel 37. Een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, kan alleen als een bijproduct en niet als een afvalstof worden aangemerkt, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1° het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt; 2° de stof of het voorwerp kan rechtstreeks worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is; 3° de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; 4° verder gebruik is rechtmatig, met andere woorden de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften voor producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid. De einde-afvalstatus is een instrument om de materiaalkringlopen te sluiten. De status is dan ook een stimulatie voor een hogere toepassing in de cascade. Wanneer een hogere toepassing in de cascade niet

32


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

mogelijk is op basis van ecologische en economische randvoorwaarden, kan de einde-afvalstatus gebruikt worden om materialen uit de afvalsfeer te halen wanneer voldaan is aan de eisen van artikel 36 en 37 van het Materialendecreet. Voor een aantal biomassa(rest)stromen werd bevestigd dat ze geen afval zijn of dat ze een einde-afvalstatus verkregen. Hieronder volgt voor de kringloop groen-, natuur-, bos- en landschapsbeheer een overzicht van de materialen die bij een bepaalde toepassing niet moeten worden beschouwd als afvalstof: • Niet-gevaarlijke houtige biomassa uit de bosbouw die rechtstreeks wordt gebruikt in de bosbouw, of als materiaal of energiebron. • Houtige biomassa afkomstig van landschapselementen onderworpen aan ecologisch hakhoutbeheer, uitgezonderd het snoeihout van het reguliere beheer van landschapselementen (houtkanten, …) om de veiligheid van weggebruikers te waarborgen of ongewenste ondergroei te beperken (dat snoeihout valt onder groenafval). • Hoogstammige bomen die geveld zijn in natuurgebieden, langs (water)wegen, tuinen of parken of bij het bouwrijp maken van percelen. • Korteomloophout en andere energieteelten. • Houtpellets die voldoen aan de geldende productnormen of die een einde-afvalstatus hebben verkregen. • Houtige biomassa die wordt gebruikt als mulch en voldoet aan de kwaliteitseisen van de omzendbrief ‘Kwaliteit van houtsnippers voor gebruik als mulchmateriaal’. • Biomassa die geschikt is als veevoeder. Onder deze bepalingen valt dus ook de houtige biomassa uit de bosbouw die gebruikt wordt als materiaal of energiebron. Bijgevolg wordt deze biomassa niet als afval beschouwd en is het wettelijk gezien mogelijk om deze biomassa te benutten.

3.1.3. OVAM De Vlaamse organisatie bevoegd voor het beheer van afval, materialen en bodem in Vlaanderen is het OVAM (Openbare Vlaamse Afvalmaatschappij). De OVAM heeft zes doelstellingen: • • • • • •

De afvalberg verkleinen; Afval hergebruiken en recycleren; Afval milieuvriendelijk verwerken; De omslag naar kringloopeconomie – een economie waarin goederen duurzaam worden geproduceerd en hergebruikt – inzetten; Het saneren van verontreinigde gronden; Het voorkomen van nieuwe bodemverontreinigingen.

De OVAM bestaat ondertussen al meer dan 30 jaar en haar maatschappelijke rol is in die tijd sterk gewijzigd. De organisatie evolueerde van een voornamelijk regelgevende en opvoedende rol naar een eerder faciliterende, coördinerende en regisserende rol. In dit kader heeft de OVAM een Actieplan duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015-2020 opgemaakt, waarin bindende bepalingen in verband met het beheer van deze biomassa(rest)stromen werden opgenomen. Deze bepalingen van het actieplan gelden voor de administratieve overheden van het Vlaamse Gewest, de provincies, de gemeenten en de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met taken van openbaar nut inzake milieubeleid. Hieronder wordt hier dieper op ingegaan.

33


3.1.4. Actieplan duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015–2020 Omdat biomassa in Vlaanderen een item is dat meer en meer onder de aandacht komt, werd door OVAM een Actieplan duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015 – 2020 opgemaakt. Het is een richtinggevend en inspirerend kader om de biomassa(rest)stromen die tijdens verschillende processen vrijkomen, duurzaam en efficiënt in te zetten. Het werd op 10 juli 2015 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. In het actieplan wordt de reden van de opmaak ervan duidelijk gemaakt: ‘De behoefte aan een geïntegreerde, afgestemde benadering van biomassa(rest)stromen, waarbij alle neuzen in dezelfde richting wijzen, is groot. Vanuit verschillende toepassingen en sectoren is er een groeiende vraag naar biomassa(rest)stromen die vaak in toenemende mate schaars zijn. Biomassa en biomassareststromen nemen immers een steeds belangrijkere plaats in bij de transitie van een fossiele naar een niet-fossiele samenleving. Ze zijn een interessante grondstof geworden en tegelijkertijd zijn stromen zoals hout, oliën en vetten door hun hoge calorische waarde ook een aantrekkelijke bron van hernieuwbare energie. De vraag is hoe het aanbod aan biomassa(rest)stromen duurzaam vergroot kan worden en maatschappelijk zo optimaal mogelijk ingezet. Daarbij moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de diverse bezorgdheden en overwegingen. Zo zijn er de sectoren, zoals de voedings-, veevoeder- en houtindustrie, die door hun activiteiten intrinsiek afhankelijk zijn van biomassa(rest)stromen als grondstof, evenals de sectoren die traditioneel hun grondstoffen uit fossiele bronnen halen en die nu steeds meer inzetten op biomassa(rest)stromen, bijvoorbeeld als stabiele hernieuwbare energiebron. Concreet moeten we de soms conflicterende bezorgdheden en doelstellingen inzake de inzet van biomassa(rest)stromen vanuit het afval- en materialenbeleid, het energiebeleid, het economische beleid en het bredere milieu- en natuurbeleid tegenover elkaar afwegen. Zo is het doel van het afval- en materialenbeleid om kringlopen te sluiten en biomassa(rest)stromen zo lang mogelijk in de productie- en gebruiksketen houden. Het energiebeleid wil met biomassa(rest)stromen zoveel mogelijk betrouwbare en kostenefficiënte duurzame energie produceren. Het economische en innovatiebeleid wil via de inzet van biomassa(rest)stromen economische activiteiten en duurzame groei stimuleren. Dat is geen gemakkelijke oefening. Enerzijds is er nood aan richtinggevende uitgangspunten en afspraken, anderzijds is er ook behoefte aan meer specifieke afwegingen en bijsturingen. Zo is ook het beleid rond biomassa, zowel in Vlaanderen als Europees, voortdurend in ontwikkeling.’ Het actieplan is opgebouwd in functie van drie materiaalkringlopen: • De kringloop van organisch-biologische (rest)stromen uit de keten landbouw-voeding-consument; • De kringloop van (rest)stromen van groenbeheer en open ruimte; • De kringloop van hout(rest)stromen van industrie en huishoudens. Vanuit de bovenstaande opsomming is duidelijk dat de vermarkting die de Limburgse Bosgroepen willen uitvoeren, onder de tweede materiaalkringloop valt. De actieprogramma’s van deze kringloop kaderen in het gezamenlijke doel om de reststromen uit het groen-, natuur-, bos- en landschapsbeheer maximaal te mobiliseren, met respect voor de hoofdfuncties die aan elk gebied werden toegewezen, en op voorwaarde dat de biodiversiteitsdoelstellingen en het organisch stofgehalte van de bodem niet in gevaar komen. In het kader van dit project wordt specifiek gekeken naar het beheer van de open ruimte, waaronder bosbeheer. Het beheer van de open ruimte moet invulling geven aan uiteenlopende functies die

34


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

worden toegewezen aan deze open ruimte. Onder meer ecologische, economische, recreatieve en cultuurhistorische aspecten zijn van belang. De uitdaging bestaat erin om deze aspecten met elkaar te verzoenen en van daaruit een optimaal beheer van de open ruimte en de daarbij vrijkomende biomassareststromen te realiseren. De vrijkomende biomassa(rest)stromen (afval en niet-afval) moeten zoveel mogelijk met respect voor de cascadering worden ingezet. Concreet houdt deze cascade in: • gebruik als voeder (bijv. natuurmaaisel dat geschikt is als veevoeder); • gebruik als materiaal: hout-, papier- en plaatmateriaalproductie, lignine- of lignocellulose gebaseerde materialen (bijv. platformchemicaliën), isolatiemateriaal, valdempend materiaal, compost, digestaat, teeltsubstraten; • gebruik als energiebron: energieopwekking via verbranding, gebruik van bijvoorbeeld biogas als transportbrandstof; • verwijdering: verbranding zonder energierecuperatie en storten zijn verboden. Bij de implementatie van de cascade moet worden gestreefd naar een maatschappelijke en economische meerwaarde, waarbij aan een aantal (o.a. ecologische) randvoorwaarden wordt voldaan. Hieronder wordt aangegeven welke criteria onder meer bepalen wanneer kan worden afgeweken van de cascade voor de houtige biomassa(rest)stromen van bos- en natuurbeheer en landschapselementen: • de biomassa wordt gemobiliseerd in overeenstemming met de goedgekeurde beheerplannen. Die beheerplannen moeten garanderen dat het gebied waaruit de biomassa wordt gemobiliseerd, wordt beheerd met het oog op het behalen van de ecologische doelstellingen voor dat gebied; • het beheer en het gebruik van de biomassa gebeurt binnen de regio van herkomst, waardoor er een grotere maatschappelijke meerwaarde wordt gerealiseerd; • het gebruik van de biomassa gebeurt in overeenstemming met de geldende milieuvoorwaarden. Overeenkomstig het Materialendecreet kan van de cascade worden afgeweken om over het geheel genomen het beste resultaat voor milieu en gezondheid te bereiken. Dat kan betekenen dat bij het vaststellen van maatregelen voor bepaalde materialen moet worden afgeweken van de verwerkingshiërarchie, als dat op grond van het levenscyclusdenken gerechtvaardigd is. Uit de beschrijving hierboven wordt duidelijk dat ook met dit nieuwe gegeven van het Actieplan duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015-2020 houtige biomassa uit regulier bosbeheer kan worden benut, zolang aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan (cascadeprincipe, ecologische randvoorwaarden, …).

35



LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

3.2.

Verkenning van de markt

3.2.1.

Positie Limburgse Bosgroepen op de markt

De Limburgse Bosgroepen zijn in dit project begonnen met het in kaart brengen van de verschillende manieren waarop houtige biomassa in hun werking aan bod komt en hoe deze vermarkt wordt. Dit hebben ze in beeld gebracht in de Houtcyclus van de Limburgse Bosgroepen (figuur 4). Voor elk onderdeel van de houtcyclus werden randvoorwaarden bepaald waaronder de vermarkting van het hout mogelijk is. Zo is de verkoop van houtige biomassa als industriehout pas mogelijk wanneer er voldoende volume hout kan worden gebundeld. De Limburgse Bosgroepen hanteren hier als grens 90 m³. Verder moet het hout ook bereikbaar zijn voor de oogstmachines en moeten de bomen een kwaliteit en omtrek hebben die interessant is voor industrieel gebruik. Ten slotte moet de verkoop van dit hout ook in de planning van de Limburgse Bosgroepen passen. De Bosgroepen werken immers volgens een planning waarbij ze een bepaald boscomplex in een bepaalde gemeente één keer om de zes jaar bezoeken. Op dat moment krijgen alle boseigenaars binnen dit complex de mogelijkheid om met de coördinator het terrein op te gaan en het bos te bezoeken. Op basis van dit terreinbezoek wordt vervolgens bekeken of in dit bos moet worden gekapt en hoe het hout het best wordt vermarkt (als industriehout, brandhout of op een andere wijze). Dit hout kan op verschillende manieren verder worden verwerkt en benut door de industrie: als fineerhout, zaaghout, hout voor OSB-platen, brandhout, … Indien het hout niet geschikt is als industriehout, kan het mogelijk wel worden benut als brandhout. Dit brandhout wordt dan door de Limburgse Bosgroepen aan andere particulieren van de omgeving verkocht (op stam). Ook hier gelden een aantal randvoorwaarden. Zo moet het hout minstens polsdik zijn om interessant te zijn voor particuliere brandhoutkopers. Omdat particulieren niet zo’n grote brandhoutbehoefte hebben, wordt hierop een limiet van ongeveer 90 m³ hout gezet. Indien het een groter volume betreft, kan het hout beter worden vermarkt als industriehout, maar dan voor de professionele brandhoutkopers. Uiteraard moet ook hier het bos weer voldoende bereikbaar zijn en moet de brandhoutverkoop in de planning van de Limburgse Bosgroepen passen. Sinds de opstart van dit project, wordt ook bekeken of het hout kan worden benut als houtsnippers. Om hout te vermarkten als houtsnippers, zijn er echter heel wat randvoorwaarden, waar slechts zelden aan wordt voldaan. Zo moet er een minimaal volume van ongeveer 30 m³ houtsnippers voorhanden zijn. Dit komt overeen met het laadvolume van de gemiddelde kleinste container. Verder moet het hout goed bereikbaar zijn en liefst reeds verzameld op de rand van het perceel of op hopen binnen het perceel zijn gelegd. Indien de koper het hout nog moet verzamelen over het gehele perceel, is het economisch niet rendabel. Hierbij moet er vaak ook al vooraf worden nagedacht over de organisatie van de logistieke keten van deze biomassa. De logistiek is nauw verbonden met de manier van verwerken. Als een grote hoeveelheid vooraf kan worden uitgereden tot op een voor een vrachtwagen bereikbare stapelplaats, levert dit een aanzienlijk voordeel op en blijft de logistieke kost beperkt. Het combineren van de juiste schakels tot een passende keten is hierbij de uitdaging. Momenteel zijn in Vlaanderen zeer weinig gespecialiseerde oogstmachines voor houtsnippers aanwezig, waardoor deze vaak met klassieke bos- en landbouwmachines worden geoogst, die vaak niet de meest rendabele optie zijn. Verder moet worden getracht om de transportkost zo laag mogelijk te houden, door over zo kort mogelijke afstanden te transporteren.

37


Een andere belangrijke randvoorwaarde is de zuiverheidsgraad van de houtige biomassa. Indien er veel stenen, zand, kleine takken, naalden of bladeren aanwezig zijn, is deze houtige biomassa minder interessant om te benutten als houtsnipper. Deze verontreinigingen veroorzaken namelijk slijtage aan de invoerapparatuur en vergoten de onderhoudskosten aan de verbrandingsinstallatie. Het eventueel verwijderen van deze verontreinigingen kost veel tijd en is erg duur. Een ander belangrijk kwaliteitsaspect is het vochtgehalte van de biomassa. Een hoog vochtgehalte zorgt voor een lager rendement bij de verbranding. Er moet immers meer energie worden toegevoegd om het aanwezige vocht te verdampen, alvorens de biomassa-droge stof zelf tot ontbranding kan worden gebracht. Vocht veroorzaakt bovendien broei en schimmelvorming bij opslag, waardoor massa- en kwaliteitsverlies optreedt. Tot slot zorgt een hoog vochtgehalte voor onnodige massa en daarmee extra kosten bij het transport. Drogen van biomassa kost echter tijd, ruimte en energie (en dus geld). De belangrijkste randvoorwaarde, die de beoordeling van de verkoopbaarheid het meest beïnvloedt, is uiteraard de prijs die wordt betaald voor deze houtige biomassa. Deze prijs bepaalt of de beschikbare houtige biomassa ook effectief zal worden geoogst en moet in verhouding zijn tot de kosten voor het oogsten, verwerken en transporteren van het hout. Deze prijs is echter ook variabel en afhankelijk van de kwaliteit van de houtige biomassa. Indien de situatie dit vereist, wordt hout occasioneel ook onderhands verkocht. Dit geldt zowel voor industrie- als voor brandhout. Voorbeelden hiervan zijn: • zeer moeilijke exploitaties; • exploitaties die dringend moeten gebeuren; • wanneer er niet voldoende volume beschikbaar is. In dit geval kan het hout eventueel onderhands worden aangeboden bij een lot dat reeds in de buurt wordt geëxploiteerd. • … Ten slotte is er altijd een hoeveelheid hout dat in het bos achterblijft. Dat kan omwille van verschillende redenen: • het is economisch niet rendabel om het hout te vermarkten; • het is ecologisch niet verantwoord om houtige biomassa uit het bos te oogsten (nadelig voor biodiversiteit, bodemvruchtbaarheid, bodemstructuur, …); • het bos is niet voldoende ontsloten om hier hout te oogsten; • …

38


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

Industriehout

• Voldoende volume (vanaf 90 m³) • Kwaliteit • Omtrek • Timing • Ontsluiting van het hout

• Minstens polsdik • Kleine hoeveelheden (tot ± 90 m³) • Timing • Ontsluiting van het hout

Brandhout

Houtsnippers

Hout dat onderhands wordt verkocht

Hout dat in het bos blijft

• Voldoende volume (± 30 m³) • Zuiverheidsgraad • Type hout • Vochtgehalte • Transportafstand • Ontsluiting van het hout

• Dringende redenen • Kleine hoeveelheden • Exploitatievoorwaarden • Snelle exploitatie noodzakelijk

• Ecologische randvoorwaarden • Technische randvoorwaarden • Economische randvoorwaarden

Energiehout = brandhout + houtsnippers

Figuur 4. Houtcyclus van de Limburgse Bosgroepen

39


Momenteel is 8.113,69 hectare privébos en 11.673,03 hectare openbaar bos (exclusief domeinbos) in beheer van leden van de Limburgse Bosgroepen. De Limburgse Bosgroepen trachten alle privé-boseigenaars systematisch aan te schrijven en te motiveren om aan bosbeheer te doen. Zo werd van deze 8.113,69 hectare reeds 4.717,73 hectare opgenomen in beheerplannen. Jaarlijks worden ook verschillende, nieuwe beheerplannen opgemaakt. De opvolging van deze beheerplannen wordt opgenomen in de planning, waardoor elk beheerplan elke zes jaar wordt opgevolgd. Indien nodig wordt een houtverkoop georganiseerd. Naast de opvolging van deze beheerplannen krijgen de Limburgse Bosgroepen jaarlijks heel wat spontane vragen (houtverkoop, opmaak beheerplan, …), waar in de mate van het mogelijke op wordt ingespeeld. De combinatie van de standaard bosgroepwerking en deze spontane vragen, resulteren in houtverkopen. Hieronder vind je de cijfers met betrekking tot houtverkopen van de laatste drie jaar. Uiteraard is hier jaarlijks wat variatie op (grootte beheerplan, respons van eigenaars varieert, …), daarom wordt er ook een gemiddelde van genomen. INDUSTRIEHOUT (IN M3)

HOUT DAT ONDERHANDS VERKOCHT WORDT (IN M3)

BRANDHOUT (IN M3)

2013

14.108,23

1.963,37

3.299,00

2014

21.814,17

1.313,90

1.358,23

2015

18.838,38

3.875,65

1.379,70

Gemiddeld

18.253,59

2.384,31

2.012,31

We kunnen dus stellen dat in een gemiddeld jaar 20.637,90 m³ industriehout (zowel op de gezamenlijke houtverkoop als onderhands) en 2.012,31 m³ brandhout wordt vermarkt door de vijf Limburgse Bosgroepen. Deze cijfers worden verder in het rapport gebruikt om een inschatting te maken van de mogelijkheden van de vermarkting van houtige biomassa als houtsnippers.

40


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

3.2.2.

Principes gevolgd door de Limburgse Bosgroepen

Bij alle houtverkopen die de Limburgse Bosgroepen organiseren, worden een aantal vaste principes gehanteerd. Bij de experimenten in het kader van de vermarkting van energiehout is dit uiteraard niet anders geweest. Hieronder worden de voornaamste principes even op een rijtje gezet.

De beheervrijheid van de eigenaar Een zeer belangrijk principe dat de Limburgse Bosgroepen hanteren, is het principe van de beslissingsvrijheid van de eigenaar. De eigenaar blijft steeds baas in eigen bos. Dit principe is inherent verbonden aan het type organisatie dat de Bosgroepen zijn: vzw’s opgericht voor en door private boseigenaars. Voor alle activiteiten die de Limburgse Bosgroepen organiseren en/of uitvoeren geldt dat de terreinbeheerders volledig vrij zijn om deel te nemen. Deze doelstellingen zijn duidelijk opgenomen in het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (art. 54 bis): §1. Een bosgroep responsabiliseert en stimuleert in hoofdzaak de beheerders van terreinen met het oog op het duurzaam invullen van de ecologische, de economische en/of de sociale functie via het geïntegreerd beheer in uitvoering van het decreet. De bosgroep beoogt ook het coördineren van beheeractiviteiten, een basisdienstverlening ten aanzien van het beheer en de opmaak van gezamenlijke beheerplannen. §2. Een bosgroep is een duurzaam samenwerkingsverband tussen terreinbeheerders. Alle terreinbeheerders kunnen toetreden tot en gebruik maken van de diensten van een bosgroep. Een bosgroep heeft het statuut van een private rechtspersoonlijkheid, onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.

De Criteria Duurzaam Bosbeheer In 2003 voerde de Vlaamse Regering criteria in voor duurzaam bosbeheer, die een inhoudelijk kwaliteitsniveau bepalen voor verantwoord bosbeheer in Vlaanderen. Deze criteria vormen een leidraad voor de werking van de Bosgroepen. De criteria voor duurzaam bosbeheer zijn ingedeeld in vijf groepen: • Groep 1. Het waarborgen van de socio-economische functies. Omvat criteria als de naleving van wettelijke regelingen, de erkenning van het belang van participatie, de aandacht voor recreatieve en cultuurhistorische elementen, en de uitbouw van scholings-, gezondheids- en veiligheidsvoorzieningen. • Groep 2. Het waarborgen van de productie- en economische functies. Omvat criteria die onder meer gericht zijn op het behoud van het bos en de standplaatskwaliteit, de capaciteit van natuurlijke regeneratie en de bosbeheer - en exploitatievormen. • Groep 3 en 4. Milieu Waarbij ‘milieu’, is opgevat zoals in het Decreet algemene bepalingen van het milieubeleid. Het betekent dus niet alleen de atmosfeer, de bodem en het water, maar ook de ecosystemen, de flora, de fauna en de overige organismen andere dan de mens. Zo omvat groep 3 criteria voor het behoud en de bescherming van het milieu, met onder meer verzuring, vermesting, verspreiding, verwijdering, terwijl groep 4 criteria omvat voor het behoud en de bevordering van de biodiversiteit in bosecosystemen. • Groep 5. Criteria m.b.t. planmatig en controleerbaar beheer. Omvat verschillende criteria voor het bosbeheer, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor beheerplannen en de implementatie daarvan.

41


In de praktijk zal niet elk onderdeel van een bos op ieder ogenblik aan alle criteria van duurzaam bosbeheer kunnen voldoen. Via het bosbeheerplan wordt het totaalbeeld getoetst aan het streven naar een duurzaam bosbeheer. De beheermaatregelen in het beheerplan moeten aantonen dat de indicatoren binnen een aanvaardbare termijn en op een verantwoorde wijze zullen worden bereikt. De criteria voor duurzaam bosbeheer gelden dus als een algemeen afwegingskader voor het gevoerde bosbeheer. De Limburgse Bosgroepen trachten op allerlei manieren tegemoet te komen aan deze criteria Duurzaam Bosbeheer. Zo werken ze al sinds 2004 met vaste ruimingspistes in het bos bij industriële exploitaties. Dit houdt in dat er in het bos om de 18 meter een strook van 3 à 4 meter wordt aangeduid. Zwaardere machines zijn enkel op deze stroken toegelaten. Deze stroken worden, telkens wanneer er in het bos hout wordt geoogst, opnieuw gebruikt. Hierdoor wordt de verdichting van de bosbodem, veroorzaakt door zwaardere machines, beperkt tot enkel deze pistes. Daarnaast worden bij een kwetsbare bodem bijzondere verkoopsvoorwaarden opgelegd, zodat er enkel wordt geëxploiteerd na langdurige droogte of bij grondvorst. Via deze bijzondere verkoopsvoorwaarden kunnen nog extra voorwaarden worden opgelegd, ook indien dit nodig zou zijn om te exploiteren volgens de criteria Duurzaam Bosbeheer. Zo wordt in deze bijzondere verkoopsvoorwaarden ook steeds aangegeven of er sprake is van schoontijd. De schoontijd is een periode waarin niet in het bos mag worden gewerkt. De reden is natuurbescherming: het broedseizoen van de vogels, de aanwezigheid van beschermde diersoorten, de bloeitijd van kwetsbare vegetaties of andere ecologische redenen. Deze periode loopt normaal gezien van 1 april tot 30 juni, maar afhankelijk van de situatie kan ze worden aangepast, verkort of verlengd. Ook speciale aandachtspunten in het kader van de criteria Duurzaam Bosbeheer kunnen steeds in de bijzondere verkoopsvoorwaarden worden aangegeven. Met het nieuwe decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zullen deze criteria Duurzaam Bosbeheer worden omgevormd tot criteria Duurzaam Natuurbeheer. Momenteel is het uitvoeringsbesluit hiervan nog in voorbereiding door de Vlaamse regering.

Cascadering Een cascade is een prioriteitsvolgorde die kan worden opgemaakt op basis van economische, sociale of ecologische criteria of een combinatie ervan. Het doel is daarbij het optimaal valoriseren van hout in een zo hoogwaardig mogelijke toepassing. De Limburgse Bosgroepen bepaalden, op basis van verschillende economische, ecologische en sociale criteria de cascade die, op dit moment, voor hun werking het beste is (figuur 5). Op dit moment is de economische waarde van houtsnippers voor de producent nog gering. Indien de markt in de toekomst verder ontwikkelt, kan dit veranderen en kan de houtsnipperproductie op een hogere positie komen, indien de randvoorwaarden het toelaten (voldoende toegankelijk, voldoende volume, machinepark aanwezig, …). Opvallend is dat het brandhoutcircuit van de Limburgse Bosgroepen omwille van zowel ecologische criteria (houtbenutting dicht bij locatie houtoogst, kleinschalige exploitaties), economische criteria (vaak rendabeler dan houtsnippers) als sociaal-recreatieve criteria (burgers worden gemotiveerd om zelf te werken in het bos) op dit moment hoger scoort in de cascade. fineerhout zaaghout OSB- of vezelplaten brandhout houtsnippers Figuur 5. Cascade houtbenutting van de Limburgse Bosgroepen.

42


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

Wetgeving Het spreekt voor zich dat de Limburgse Bosgroepen geen kappingen laten uitvoeren die niet conform de wetgeving zijn. Concreet betekent dit dat er voor alle houtkappingen steeds een vergunning moet zijn. Dit kan onder verschillende vormen: • een stedenbouwkundige vergunning • een kapmachtiging, afgeleverd door het Agentschap voor Natuur en Bos • de kappingen werden opgenomen in een goedgekeurd bosbeheerplan. Uiteraard moet, in het kader van de benutting van houtige biomassa voor energiedoeleinden, ook voldaan zijn aan het wetgevend kader dat eerder al werd besproken in het Actieplan duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015-2020.

3.2.3.

Types beheerwerken waarbij houtige biomassa vrijkomt

Vooraf trachtten de Limburgse Bosgroepen in te schatten bij welke types beheerwerken de tot houtsnippers verwerkbare houtige biomassa kan vrijkomen. We onderscheiden een aantal types beheerwerken: • beheerwerken waarbij een cyclisch beheer noodzakelijk is om de habitat te behouden. Dit is het geval bij: – bosranden – houtkanten – hakhoutstoven; • het uitvoeren van eerste dunningen; • kruinhout dat vrijkomt bij exploitaties; • hout op stam met kleine diameter, dat ongeschikt is voor professionele houtkopers (bv. het bestrijden van Amerikaanse vogelkers die nog niet dik genoeg is voor benutting als brandhout); • …

43


3.3.

Scenario’s van vermarkting houtsnippers

Eenmaal duidelijk was uit welke beheerwerken deze houtsnippers konden voortkomen, zijn er een aantal scenario’s uitgewerkt rond de vermarkting van de snippers (figuur 6).

verkoop biomassa als snipperhout

als onderdeel van industrieel lot

biomassa ongeschikt voor kleine centrales

biomassa geschikt voor kleine centrales

biomassa laten drogen en erna versnipperen

biomassa centraliseren m.b.v. partners

als biomassalot

biomassa wordt versnipperd en gedroogd

ter plaatse, in onderaanneming

biomassa als staand/liggend hout aanbieden

snipperhout wordt afgevoerd en op locatie gedroogd m.b.v. partners

biomassa als staand/liggend hout aanbieden

ter plaatse, in onderaanneming

Figuur 6. Mogelijke scenario’s voor de vermarkting van houtsnippers.

44

biomassa wordt versnipperd

snipperhout wordt afgevoerd m.b.v. partners


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

Omdat in de loop van het project echter meer en meer duidelijk werd dat de vermarkting van houtige biomassa als houtsnippers niet als een apart type van vermarkting kan worden gezien, werd een tweede scenarioanalyse uitgevoerd waarbij de vermarkting van houtsnippers wordt opgenomen in de algemene werking van de Limburgse Bosgroepen. Dit is het Afwegingskader houtverkoop van de Limburgse Bosgroepen. Hoe de verschillende stappen in dit afwegingskader geïnterpreteerd worden, werd al eerder uitgelegd onder hoofdstuk 3.2.1. De Limburgse Bosgroepen op de markt. Bij dit afwegingskader dient wel opgemerkt dat houtsnippers op de huidige Vlaamse markt per ton houtsnippers en niet per m³ houtsnippers worden verkocht. Het gewicht van deze houtsnippers is echter heel variabel en zeer afhankelijk van het vochtgehalte van het hout. Om een algemene waarde te bekomen, kan de volgende redenering worden gehanteerd. Het gemiddeld gewicht voor vers hout (massief volume) is 950 kg/m³. Als je weet dat 1 m³ vast hout gelijk is aan 2,5 m³ snippers in bulk, kom je op 380 kg voor 1 m³ verse houtsnippers. Uit de experimenten bleek echter dat dit gewicht van 1 m³ verse houtsnippers gewoonlijk lager ligt en zeer sterk varieert. Om echter de verschillende volumes met elkaar te kunnen vergelijken, is er voor gekozen om slechts met één meeteenheid te werken over het hele afwegingskader heen, namelijk m³. Zo is 1 m³ vast hout = • 1,48 m³ gestapeld brandhout • 1,35 m³ gestapeld volume rondhout • 2,5 m³ snippers in bulk Opgelet: deze waarden zijn gemiddeld en kunnen verschillen naargelang de houtsoort. Aan de bovenstaande opsomming kan je ook zien dat 1 m³ rondhout niet overeenkomt met 1 m³ houtsnippers. Op de volgende bladzijde (figuur 7) vind je een afwegingskader voor het vermarkten van hout. De meeteenheden in m³ rondhout zijn weergegeven in bruine kaders, het aantal m³ houtsnippers in zwarte kaders. 45


Hout toepasbaar voor industriële toepassingen?

JA

NEE

Eerste dunning of afzetten bosrand?

Volume (rondhout)

> 90 m3

< 90 m3

JA

Brandhoutverkoop voor particulieren

Industriële houtverkoop

Volume

< 12 m3 < 30 m3

goed

30-250 m3

Snipperhout voor kleine installaties

Bereikbaarheid

NEE

Hout op stam

> 250 m3

Snipperhout voor kleine en/of grote installaties

JA

slecht

Brandhoutverkoop voor particulieren

Niet verkoopbaar

Volume per perceel

7,5-225 m3

< 3 m3

m3

rondhout

m3

houtsnippers

Niet verkoopbaar

3-90 m

opbrengst < kosten

+ Snipperhout voor kleine en/of grote installaties

wil bijdragen

Snipperhout voor kleine en/of grote installaties

46

Marktprijs / Rendabiliteit

Brandhoutverkoop voor particulieren

Rendabiliteit snipperhout

Figuur 7. Afwegingskader houtverkoop.

> 225 m3

3

opbrengst > kosten

Brandhoutverkoop voor particulieren

Eigenaar

wil niet bijdragen

Niet verkoopbaar


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

Volume per perceel (kroonhout)

NEE

< 3 m3

Niet verkoopbaar

7,5-30 m3

> 30 m3

3-12 m3

Brandhoutverkoop voor particulieren

Bereikbaarheid / Ligging

goed

Niet verkoopbaar

Vervuild?

JA

Volume kroonhout

< 225 m3

slecht

NEE

Snipperhout voor kleine en/of grote installaties

> 225 m3

< 90 m

3

Brandhoutverkoop voor particulieren

Snipperhout voor grote installaties

47



LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

3.4.

Experimenten

Om te onderzoeken of er extra energiehout uit privébossen kan worden vermarkt, werden uiteraard een aantal experimenten uitgevoerd. Bij al deze oefeningen zijn steeds de algemene principes en voorwaarden van de houtverkopen van de Limburgse Bosgroepen gerespecteerd. Enkel indien aan alle voorwaarden werd voldaan, werden deze testen uitgevoerd. Indien op voorhand bleek dat het experiment niet rendabel was en de eigenaar de extra kosten niet op zich wenste te nemen, ging de test niet door. De experimenten kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën: • verkoop van hout bestemd voor biomassa-productie • verkoop van rondhout met als bijzondere voorwaarde dat het kruinhout volledig moet worden opgeruimd • verkopen van brandhout aan particulieren Hieronder worden de experimenten in de drie bovenstaande categorieën besproken en wordt ook telkens aangegeven hoe en onder welke vorm de houtige biomassa vervolgens werd benut. Een volledig overzicht, met de weergave van alle experimenten vind je als bijlage 1.

3.4.1.

Verkoop van hout bestemd voor biomassaproductie

Experimenten waarbij het hout effectief als energiehout werd benut 1. In Leut (Maasmechelen) werd een eindkap van populier uitgevoerd bij een privé-boseigenaar. Hierbij werd eerst het stamhout verkocht (voor de reguliere houtmarkt – lot 11/416) en vervolgens werd het kroonhout als houtsnippers verkocht. In de bijzondere voorwaarden van het lot met het rondhout waren een aantal voorwaarden in verband met het kruinhout opgenomen. Zo moesten de takken op stroken worden gelegd, mocht er niet over het takhout worden gereden én moet het kroonhout vanaf een diameter van 15 centimeter op het perceel achterblijven. Dit waren in het totaal 289 bomen, goed voor 1.116,49 m³ stamhout en 504,12 ton houtsnippers. 2. Ook bij een dunning in een houtkant langs een holle weg in Lummen voerden de Limburgse Bosgroepen een experiment uit. De meest voorkomende boomsoorten waren Amerikaanse eik, zomereik, Amerikaanse vogelkers, robinia, fijnspar, Japanse lork en olm. Dit energiehout werd eerst onderhands aangeboden (lot 11/515). Hiervoor werden 10 firma’s aangeschreven, maar er kwam geen bod. Uiteindelijk werd deze dunning uitgevoerd via het Regionaal Landschap Lage Kempen met subsidies in het kader van het MIP-project Limburgs groen voor een groene economie, waarbij de Bosgroep West-Limburg vzw optrad als adviesverlener. In totaal waren dit 509 bomen, goed voor 163,46 m³ stamhout en 187,32 ton snipperhout. 3. In samenwerking met Elia, de beheerder van het Belgisch transmissienet voor elektriciteit, hebben de Limburgse Bosgroepen recent nog een experiment opgezet. Deze firma moest een bijkomende lijn hangen op de bestaande hoogspanningsleiding 380 kV Van Eyck – Zutendaal, die zich uitstrekt over de gemeenten Genk, Bilzen, Zutendaal, As, Dilsen-Stokkem en Maaseik. Bij de terreinen waarover deze hoogspanning zou lopen, waren ook heel wat percelen privébos. Elia ging het engagement aan om hiervoor een gezamenlijk beheerplan op te maken. Onder deze hoogspanning moest een strook van 35 meter volledig vrij blijven. Langs de strook moest bovendien een strook van

49


vijftien meter worden voorzien waar geen hoogstammige bomen mogen staan, maar enkel bosrand. Er moest dus heel wat gekapt worden. De Limburgse Bosgroepen bemiddelden tussen Elia en de private boseigenaars. Zij kregen van Elia twee keuzes: het hout zelf gebruiken (als brandhout of voor andere doeleinden) en afvoeren of het hout mee laten verkopen in een industrieel lot van de Limburgse Bosgroepen (lot 15/4176). In dit lot werd uiteindelijk hout van 64 private boseigenaars gebundeld, goed voor ongeveer 1.223,7 m³ hout. Vervolgens moest ook het kroonhout worden opgeruimd op de percelen van zowel private als openbare eigenaars. Het inschatten van het volume snipperhout dat hier zou vrijkomen was zeer moeilijk. Het stamhout dat over de hele strook zou vrijkomen, werd geschat op 3.000 m³. Volgens de schattingen zou het volume kroonhout zo’n 10 à 15 % hiervan zou zijn, wat op 300 à 450 m³ snipperhout neerkomt. De Limburgse Bosgroepen vermarkten dit kroonhout afzonderlijk als snipperhout en schreven acht bedrijven aan. Al snel bleek het volume snipperhout zwaar onderschat omdat niet alle stamhout werd meegeteld in de oorspronkelijke raming. Momenteel werd reeds 2.520,58 ton snipperhout afgevoerd, wat overeenkomt met zo’n 6.633 m³ (1 m³ = 380 kg) snipperhout. Zoals eerder gezegd, is dit echter een algemene waarde en zal het aantal m³ houtsnippers in de praktijk wellicht hoger liggen. Momenteel is er nog zo’n 1.000 m³ snipperhout aanwezig op de percelen. 4. Tijdens het project werd ook één experiment uitgevoerd in het kader van het bestrijden van Amerikaanse vogelkers (een invasieve exoot). Dit was bij een private eigenaar in Hechtel-Eksel op een oppervlakte van 1,67 hectare. Op deze oppervlakte stond voornamelijk verjonging van Amerikaanse vogelkers (10 – 15 jaar oud, stammen van maximaal 5 centimeter diameter), met als bovenetage een zeer geringe hoeveelheid zomereiken. De vogelkers werd op de volledige oppervlakte verwijderd. De eigenaar wil dit perceel in de toekomst als parkbos gebruiken. Daarom was het ook noodzakelijk dat het aanwezige takhout werd afgevoerd. De eigenaar bracht zelf al het takhout tot aan de rand van de weg. Vervolgens werd overeengekomen met de exploitant dat het takhout door hen ter plaatse wordt versnipperd en kosteloos wordt meegenomen. Uiteindelijk zijn hier zo’n 100 m³ houtsnippers geoogst.

Experimenten waarbij het hout een andere benutting dan energiehout kreeg of op het perceel bleef 1. Na een exploitatie (dunning) van grove den, Corsicaanse den en Amerikaanse eiken (19.966 bomen, goed voor 4.669,40 m³) in het Mechels Bos (Maasmechelen) was er veel kroonhout blijven liggen. Er werd onderzocht of dit als energiehout kon worden verkocht. Na overleg met een exploitant bleek dit echter niet rendabel. 2. Bij de gezamenlijke houtverkoop van 21 juni 2012 van de Limburgse Bosgroepen werden ook enkele biomassabedrijven aangeschreven. Lot 12/608 bevatte in totaal 55 populieren (eindkap), goed voor ongeveer 115 m³ hout. De koper verkocht het stamhout aan een zagerij voor verpakkingsmateriaal. De toppen werden verwerkt tot papierhout. 3. Ook op 3 percelen in Neerpelt en Bocholt was na een eindkap van grove en Corsicaanse den naar schatting zo’n 326 m³ kroonhout blijven liggen (lot 12/294 ‘Bocholt – Kolis’). Het volume aan kroonhout werd geschat op 12,5 % van het volume rondhout. Uiteindelijk bleek er geen interesse voor dit kroonhout.

50


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

3.4.2.

Verkoop van rondhout met een bijzondere voorwaarde in verband met het kruinhout

Experimenten waarbij (een deel van) het hout door de koper effectief benut werd als energiehout 1. Bij de gezamenlijke houtverkoop van 21 juni 2012 voor lot 12/341 ‘Wellen – Berlingen’ werd als bijzondere verkoopsvoorwaarde opgenomen dat het takhout volledig moest worden opgeruimd, omdat het perceel ook dienst doet als weide. Het betrof 104 populieren met een geschat volume van 149 m³. De plantafstand tussen de bomen was kleiner dan 8 meter op 8 meter (de gebruikelijke plantafstand), waardoor de bomen een kleine kroon en dus weinig takhout hadden. De spil werd volledig opgewerkt tot een diameter van circa 7 centimeter. De onderstammen waren bestemd voor fineer en de toppen voor de papierindustrie. Het overige takhout werd in opdracht van de koper door een particulier verzaagd tot brandhout voor eigen gebruik. Het kleine takhout dat nadien achterbleef, werd nog geklepeld door de koper. 2. Ook in een lot van een eindkap van voornamelijk Amerikaanse eiken, was een bijzondere verkoopsvoorwaarde in verband met het kroonhout opgenomen. Zo werd er aangegeven dat de exploitant het kroonhout moest verzamelen langs de pistes (lot 12/455 – FN Herstal AE). Dit omwille van de aanwezigheid van een bosrand en het feit dat de verkoper het bos na de exploitatie opnieuw wilde beplanten. In totaal lag hier kroonhout van 495 bomen (grove den, Amerikaanse eik, berk en Amerikaanse vogelkers), goed voor 227,67 m³ stamhout. Na de exploitatie bleef veel kroonhout achter, het geschat volume was ongeveer 50 m³ hout. De Limburgse Bosgroepen legden hiervoor verder geen specifieke voorwaarden op bij de verkoop, omdat ze wilden kijken hoe de markt zichzelf organiseerde. Was er voldoende interesse in snipperhout zodat de verkoop van dit kroonhout als snipperhout de meest economisch rendabele keuze is of werd dit nog steeds als brandhout verkocht? De verkoop van dit hout als brandhout bleek economisch rendabeler. De exploitant heeft het achterblijvende hout tot op een diameter van ongeveer 5 centimeter opgewerkt. Daarna is het perceel geklepeld en herbebost. 3. Ook voor lot 13/2001 ‘Kinrooi’ uit de gezamenlijke houtverkoop van juni 2013, werd in de voorwaarden opgenomen dat het takhout volledig moest worden opgeruimd. Het betrof een eindkap van 300 populieren met een stamhoutvolume van 751 m³. De populieren bevonden zich op de dijken aan beide zijden van waterloop de Goort. De onderstammen, bestemd voor fineer en deels voor zaaghout, werden onmiddellijk na het kappen via de waterloop tot aan de stapelplaats afgedreven. Door de slechte weersomstandigheden werden de toppen (papierhout) en het overig takhout (houtsnippers) op de dijken gestapeld. Een onderaannemer heeft half april 2014 de stapels takhout ter plaatse verchipt en afgevoerd met een hakselaar met eigen opvangbunker. Deze bunker werd overgestort in lege vrachtwagencontainers. Bij gebrek aan voldoende lege containers werd een gedeelte van het snipperhout tijdelijk gestockeerd op een braakliggende maïsakker langs de openbare weg. Omdat deze combinatie van machines niet alle takresten kon opruimen met de houtklem, liet de firma na afloop het volledige terrein nog op eigen kosten klepelen. 4. Voor een ander lot uit de gezamenlijke houtverkoop van 2013, werd in de voorwaarden niet opgelegd dat het kroonhout volledig moest worden opgeruimd (het kruinhout moest worden opgeruimd tot een diameter van 15 centimeter) en toch heeft de koper hier al het takhout laten ruimen voor verwerking tot houtsnippers. Daaruit blijkt dat de vraag naar houtsnippers toch begint te stijgen. Hier ging het om lot 13/3006 ‘Montenaken’, goed voor 277 populieren met een volume van 562 m³.

51


5. Op de onderhandse houtverkoop van 12 november 2013 werd een lot populieren verkocht, zijnde lot 13/3009 ‘Runkelen - Pop’. Dit lot omvatte een eindkap van 160 populieren, goed voor 342,30 m³ stamhout. Het kruinhout moest worden opgeruimd tot een diameter van 7 centimeter. De firma liet na het vellen en afvoeren van de bomen al het takhout op stapels leggen, verspreid over het perceel. Nadien kwam er een forwarder om al het takhout tot aan de verharde weg te brengen, waar het uiteindelijk werd versnipperd. 6. Lot 13/4005 ‘Dilsen-Stokkem – pop’, een dreef van 119 populieren met een totaal volume van ongeveer 414 m³ rondhout. Als bijzondere verkoopsvoorwaarde werd vermeld dat het kruinhout moest worden opgeruimd tot minstens een diameter van 7 centimeter. Omdat het kroonhout nabij de weg lag en de kost om het hout te verzamelen bijgevolg lager lag, was de kans dat dit hout als energiehout verkocht wordt, groter. Tijdens een lange, droge periode werd het stamhout tot aan een verharde bosweg gesleept. Het hout werd uitgesorteerd in drie categorieën: zaaghout/fineerhout, papierhout en energiehout. Het energiehout werd verkocht aan een onderaannemer, die het takhout met een rupskraan in de weide op grote stapels legde. Vervolgens werden deze stapels ter plaatse verchipt en afgevoerd. De achtergebleven takresten werden geklepeld. De gebruiker van de weide heeft de achtergebleven houtsnippers mee onder gefreesd, waarna er opnieuw gras werd ingezaaid. 7. Lot 14/2058 ‘Maaseik’ – Siemkesheuvel: Het ging over een dunning van 394 bomen (75 % grove den, 13 % Amerikaanse eik, 6 % Corsicaanse den, 6 % zomereik), goed voor 144,70 m³ hout. Hierbij was het de bedoeling dat de zware kruinen van Amerikaanse eiken werden opgeruimd tot een diameter van 7 centimeter. De koper heeft deze kruinen verder verkocht als brandhout. Het overige kruinhout werd over het bos verspreid. 8. Ondertussen werd een bijkomende hoeveelheid hout onder de vorm van een dunning (lot 15/2109 ‘Maaseik – Siemkesheuvel 2’ - 169 m³ rondhout, 54 % Amerikaanse eik, 38 % grove den, 5 % zomereiken, 2 % Amerikaanse vogelkers, 1 % tamme kastanje), grenzend aan dit bos, onderhands verkocht. Hierbij was in de bijzondere voorwaarden opgenomen dat het kroonhout volledig moest worden opgeruimd en verhakseld. De koper heeft dit onderhands verkocht aan een firma die de kruinen verhakselde en meenam. 9. Lot 14/3041 ‘Hasselt – xPo’: In de verkoopsvoorwaarden werd opgenomen dat het kruinhout moest worden opgeruimd tot op een diameter van 7 centimeter. De koper gaf het dikke takhout gratis weg aan een particulier om te verwerken tot brandhout. In totaal zaten er 55 populieren (eindkap) in dit lot, goed voor 75,03 m³ stamhout. 10. Lot 14/3042 ‘Hoeselt – Wijngaardbos – xPo’: In de verkoopsvoorwaarden werd opgenomen dat het kruinhout moest worden opgeruimd tot op een diameter van 7 centimeter. De koper gaf het dikke takhout gratis weg aan een particulier om te verwerken tot brandhout. In totaal zaten er 143 populieren in dit lot, goed voor 208,25 m³ stamhout. 11. Lot 14/4118 ‘Zutendaal – Trichterweg’: In de verkoopsvoorwaarden werd opgenomen dat het kruinhout moest worden opgeruimd tot op een diameter van 7 centimeter. Het betrof een dunning van een gemengd bos, van in totaal 272 bomen (58 % fijnspar, 16 % douglas, 12 % Amerikaanse eik, 7 % grove den, 6 % lork, 1 % zomereik) goed voor 71,23 m³ hout. De buurman heeft het takhout tot 7 centimeter diameter uitgezaagd en ruimt alles op. Hij zal dit zelf benutten als brandhout. 12. Lot 14/4125 ‘As – Klaverberg – eindkap Cors.’: In de bijzondere verkoopsvoorwaarden van dit lot werden twee mogelijkheden gegeven: het kruinhout moest op stroken van maximaal 2 meter

52


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

breedte en een onderlinge afstand van circa 18 meter worden gelegd of moest volledig afgevoerd worden. De koper koos ervoor om het takhout op rijen te leggen. De koper was van oordeel dat er onvoldoende takhout aanwezig was om het af te voeren als energiehout. Daar het ging om 1.551 vrij oude Corsicaanse dennen (1.247,45 m³ stamhout), waren de rijen takhout erg hoog en gingen de Bosgroepen alsnog op zoek naar een firma om het hout te verwerken. Uiteindelijk heeft een andere firma in opdracht van de Bosgroepen het takhout afgevoerd in ruil voor het hout. Er werd dus geen bijkomende prijs betaald. Hierbij moet worden opgemerkt dat er nog steeds een deel van het takhout achterblijft op het perceel en er dus niet zonder verdere bewerkingen kan worden aangeplant. 13. Lot 14/4128 ‘Maasmechelen’ – gemengd LH. Hier moest een dunning in loofhout worden uitgevoerd (54 % Amerikaanse vogelkers, 46 % Amerikaanse eik). Het lot bevatte 1.477 bomen, goed voor 193,13 m³ stamhout. In de bijzondere verkoopsvoorwaarden stond dat het kruinhout moest worden opgeruimd tot op een diameter van 7 centimeter. De koper heeft het takhout mee verwerkt tot brandhout op lengtes van 2,40 meter. 14. Lot 14/4130 ‘Dilsen-Stokkem – Bergerven – xPo’. Het lot omvatte 63 populieren (eindkap), goed voor 232,21 m³ stamhout. De verkoopsvoorwaarden stelden dat het kruinhout moest worden opgeruimd tot op een diameter van 7 centimeter. De koper heeft al het achtergebleven takhout met de rupskraan (waarmee ook de bomen uitgehaald werden) tot langs de verharde weg gebracht en daar op hopen gelegd, waarna het werd versnipperd. 15. Lot 14/4131 ‘Dilsen-Stokkem – Rotem – xPo’. In de bijzondere verkoopsvoorwaarden werd opgenomen dat het kroonhout volledig moest worden opgeruimd, omdat het perceel ook dienst doet als weide. Het lot bestond uit 35 populieren (eindkap) of 128,39 m³ stamhout. Het takhout van deze populieren werd benut als papier- en snipperhout. 16. Lot 14/2068 ‘Hamont-Achel – Beverbeek – xPo’. De koper nam het hout mee dat bruikbaar was voor de industrie als papierhout. Vervolgens benutte de boseigenaar het resterende kroonhout als brandhout. In totaal werden hier 257 populieren en fijnsparren gekapt, goed voor 170,27 m³ stamhout. In de bijzondere voorwaarden van het lot stond dat het kruinhout moest worden opgeruimd tot op een diameter van 7 centimeter. 17. Lot 14/2065 ‘Bocholt – Lozerheide – xPo’. Dit is een eindkap van 61 populieren, goed voor 58,74 m³ stamhout. De bijzondere voorwaarden van het lot stelden dat het kruinhout moest worden opgeruimd tot op een diameter van 7 centimeter. De koper benutte een deel van het kroonhout als papierhout. Vervolgens heeft de boseigenaar het resterende kroonhout zelf als brandhout gebruikt. 18. Lot 14/3037 ‘Nieuwerkerken – xPo – FSC’. In dit lot werden 92 populieren gekapt (257,98 m³ stamhout). Het kroonhout moest worden opgeruimd tot op een diameter van 7 centimeter. De koper stelde na de kapping een firma aan om alle kroonhout met minder dan 25 centimeter diameter te versnipperen. Al het takhout werd dan ook netjes opgeruimd. 19. Lot 14/4117 ‘Zutendaal – Bessemer – eindkap fijnspar’. In dit lot zaten 814 fijnsparren, goed voor 437,23 m³ stamhout. In de bijzondere voorwaarden werd opgenomen dat het takhout volledig moet worden opgeruimd en afgevoerd, om aan herbebossing te kunnen doen. De koper topte de bomen af op circa 7 centimeter diameter. Het resterende takhout werd op hopen gelegd aan de kant van de weg en daar versnipperd. Om het gehalte naalden te verminderen, is het takhout enkele maanden blijven liggen en dan pas versnipperd.

53




20. Lot 14/3039 ‘Zepperen – xPo – FSC’. Dit was een eindkap van 156 populieren, goed voor 342,79 m³ stamhout. Het kroonhout moest worden opgeruimd tot op een diameter van 7 centimeter. De exploitant nam de toppen tot circa 10 centimeter diameter zelf mee. De dikke zijtakken en overige resten werden door een particulier verder verwerkt voor brandhout. Takresten kleiner dan 5 centimeter diameter bleven verspreid achter op het perceel. 21. Lot 14/3036 ‘St.-Truiden – xPo’. In dit lot worden 147 populieren gekapt, goed voor 326,79 m³ stamhout. In de bijzondere voorwaarden van het lot is opgenomen dat het kruinhout volledig moet worden opgeruimd, omdat het perceel ook gebruikt wordt als een weide. De kope’r heeft uitstel gekregen voor deze exploitatie tot 31/03/2016. De koper zal het takhout na exploitatie zelf op hopen leggen en laten versnipperen.

Experimenten waarbij het hout een andere functie dan energiehout kreeg of het hout achter bleef op het perceel 1. Lot 14/1075 ‘Tessenderlo – xPo’. Dit lot omvatte 101 populieren, goed voor 88,60 m³ stamhout. De koper werkte het hout zoals gevraagd op tot 7 centimeter diameter. Het hout werd vermarkt als papierhout en dus niet als energiehout. 2. Lot 14/2059 ‘Kinrooi – Berkenbroek – xPo’. De koper heeft hier 95 populieren, goed voor 138,75 m³ stamhout geëxploiteerd. Het kroonhout moest tot op een diameter van 7 centimeter door de exploitant worden meegenomen. Het hout werd vermarkt als papierhout en dus niet als energiehout. 3. Lot 14/3035 ‘Gingelom – xPo – FSC’. De koper heeft het hout zoals gevraagd opgewerkt tot 7 centimeter diameter. Het lot omvatte 77 populieren, goed voor 180,49 m³ stamhout. Het hout werd vermarkt als papierhout en dus niet als energiehout. 4. Lot 14/4122 ‘As – Oeleinderheide – eindkap Cors’. Dit lot bevatte 1.853 bomen, goed voor 961,33 m³ stamhout. De koper heeft er bij dit lot voor gekozen om het takhout op rijen te leggen van circa 2 meter breedte (om de 18 meter). Aangezien het ging om Corsicaanse den in een dicht plantverband, was er onvoldoende takhout aanwezig om het af te voeren. In de bijzondere voorwaarden werden beide mogelijkheden gelaten. 5. Lot 14/4123 ‘As – Nedereinde – eindkap’. Dit lot omvatte 2.140 bomen (76 % fijnspar, 22 % Corsicaanse den, 2 % overige), goed voor 557,43 m³ stamhout. De koper koos er bij dit lot voor om het takhout op rijen te leggen van circa 2 meter breedte (om de 18 meter). Aangezien het ging om kleinere fijnspar en Corsicaanse den in een dicht plantverband, was er onvoldoende takhout aanwezig om het af te voeren. In de bijzondere voorwaarden werden beide mogelijkheden gelaten. 6. Lot 14/2060 ‘Bree – ’t Hasselt – xPo’. Dit lot was een eindkap van 591 populieren, goed voor 602,97 m³ stamhout. Het kroonhout moest tot op een diameter van 7 centimeter door de exploitant worden meegenomen. Dit hout is benut in de verwerkende industrie en niet als energiehout. Vervolgens is het bos geklepeld. 7. Lot 14/5063 ‘Hechtel – eindkap fijnspar’. In dit lot zaten 760 fijnsparren (308,85 m³ stamhout). De koper heeft de bijzondere verkoopsvoorwaarde nageleefd en het takhout op rijen gelegd van circa 2 meter breedte (om de 18 meter). Aangezien het ging om dunne fijnspar in een dicht plantverband, was er onvoldoende takhout aanwezig om het af te voeren.

56


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

3.4.3.

Verkoop van brandhout aan particulieren

1. Bij lot 11/111 had de koper al het takhout (van 81 populieren of 140,18 m³ stamhout) opgestapeld langs de bosweg. Daar hij zelf het takhout nooit heeft afgevoerd, hebben de Bosgroepen het takhout nogmaals apart aangeboden na oplevering van de exploitatie. Naar onze inschatting ging het om circa 1 container snipperhout (+/- 30 m³). Voor dit lot werd een kost van € 175,00 gevraagd om het hout af te voeren. De eigenaar heeft besloten niet in te gaan op dit aanbod en heeft het takhout aan een andere particulier verkocht als brandhout. 2. Ook met Agro|Aanneming cvba trachtten de Limburgse Bosgroepen een experiment op te zetten. Agro|Aanneming cvba werkt met een systeem waarbij gemotiveerde boeren/tuinders, als werkend vennoot van Agro|Aanneming cvba, volgens de geldende arbeidsreglementering, met de nodige administraties én verzekerd een nevenactiviteit kunnen opnemen. Agro|Aanneming verzorgt dan de coördinatie van de werken en de administratie. Het experiment dat op het terrein werd onderzocht, is een eerste dunning in een bestand van Corsicaanse dennen van 2 hectare in Overpelt. Agro|Aanneming stelde voor om deze eerste dunning kosteloos uit te voeren in ruil voor het hout. Na overleg met de eigenaar werd beslist om het hout niet via Agro|Aanneming te verkopen, maar om het als lot op te nemen in de brandhoutverkoop van 2014. Het lot bracht € 480,00 op. 3. Lot 14/5064 ‘Hechtel – West’. Dit lot betrof een eindkap in een naaldhoutbestand (89 % grove den, 10 % Corsicaanse den en 1 % fijnspar) van 4.591 bomen, goed voor 1.461,56 m³ stamhout. Binnen de voorwaarden van dit lot werd niet expliciet gevraagd om het takhout op rijen te leggen of af te voeren. De koper heeft dat dan ook niet gedaan. Aangezien het perceel in die toestand niet kan worden herbebost, boden de Bosgroepen het dikke takhout te koop aan via de brandhoutverkoop van 4 december 2014. Het hout werd verkocht voor de som van € 145,00. De eigenaar heeft nadien het kleine takhout nog laten klepelen met een bosfrees. Hiervoor werden 5 werkuren aangerekend aan € 125,00 per uur voor de oppervlakte van 0,6503 hectare. De netto-kost voor dit experiment bedroeg dus € 480,00.

57


58


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

3.4.4. Vaststellingen Scenario’s In het kader van dit project werden de verschillende eerder bepaalde scenario’s uitgetest. Al snel bleek dat het apart aanbieden van houtige biomassa als biomassalot vaak niet economisch rendabel is. Enkel bij zeer grote volumes (zoals bij het experiment onder de hoogspanning) of indien het vermarkten van tak- en tophout noodzakelijk was in het kader van de beheerdoelstellingen (zoals bij de experimenten in Leut, Lummen en de vogelkersbestrijding in Hechtel-Eksel) werd deze houtige biomassa effectief geoogst. Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat slechts 2 van deze 4 experimenten ook economisch rendabel waren. In de economisch rendabele loten werd tijdens de exploitatie al rekening gehouden met het feit dat deze biomassa/oogstresten nadien nog werden vermarkt. Dit is cruciaal om tot een succesvolle vermarkting te komen. Zo werd bijvoorbeeld opgelegd dat er niet over het takhout gereden mocht worden, om vervuiling van het hout te voorkomen. Bij het experiment in Leut werd bovendien ook opgelegd dat het kruinhout slechts tot op een diameter van 15 centimeter mocht worden geoogst, om zo te garanderen dat er voldoende volume op het perceel aanwezig bleef. Dit wordt ook bevestigd door een studie van Suadicani en Talbot (2010). Zij stellen dat de oogst van kroonresten slechts economisch rendabel is wanneer het volledige kroonhout (hier geschat op 15 m³/ha) wordt benut voor biomassaproductie. Het zwaardere hout kan dan niet worden benut voor andere doeleinden, zoals brandhout of papierhout. Het creëren van specifieke biomassaloten door stam- en kroonhout gescheiden aan te bieden, is vaak niet aan te raden, omwille van de volgende redenen: • De kapper van het stamhout houdt onvoldoende rekening met de verwerking van het takhout nadien, met als gevolg vervuild hout en extra werk om het takhout op te ruimen. Een mogelijke oplossing hiervoor is specifieke voorwaarden betreffende het kruinhout opleggen (vb. er mag niet over het kruinhout gereden worden). • De verplaatsingskosten zijn voor één werf vaak te hoog in verhouding tot de opbrengst. Een exploitant kan beter meerdere werven binnen een beperkte afstand combineren. • De koper van het stamhout wil het hout maximaal benutten, waardoor het hout zo dun mogelijk wordt afgetopt. Daardoor wordt in veel gevallen het verwerken van het takhout onrendabel. • Het is gemakkelijker om de oogst van stam- en takhout te combineren: de exploitant kan met één machine zowel het stamhout als het takhout tot aan de weg brengen. Bij de niet-geslaagde experimenten (Mechels bos, Helchteren, Bocholt – Kolis), werd op voorhand onvoldoende rekening gehouden met de mogelijke benutting van deze oogstresten, waardoor er bij rondvraag achteraf geen interesse in was. Het was niet rendabel om dit kroonhout nog bijkomend te benutten als houtsnipper of het was rendabeler om het te benutten onder de vorm van papierhout of als brandhout voor particulieren. Door het beperkte succes van deze biomassaloten, is er redelijk snel gekozen om de vermarkting van deze extra biomassa te realiseren door deze aan te bieden als onderdeel van een industrieel lot. Hiervoor kunnen, afhankelijk van de beheerdoelstelling, bijzondere voorwaarden worden opgenomen. Zo zijn tijdens het project de volgende bijzondere voorwaarden in de experimenten opgelegd: • het kruinhout moet volledig worden opgeruimd • het kruinhout moet langs de ruimingspistes worden gelegd • het kruinhout moet worden opgeruimd tot een diameter van 15 centimeter • het kruinhout moet worden opgeruimd tot een diameter van 7 centimeter 59


• •

het kruinhout moet op stroken van maximaal 2 meter breedte en een onderlinge afstand van circa 18 meter worden gelegd of moet volledig worden afgevoerd na velling moeten de takken op stroken van maximaal 2 meter breedte worden gelegd, met een onderlinge afstand van circa 18 meter

Als het takhout niet volledig moet worden opgeruimd en er kleine takresten of hakselhout mag achter blijven op het perceel zal de houtkoper er vaak voor kiezen om de stam maximaal op te werken tot de verschillende sortimenten. Aangezien de top van de spil het minst kwalitatief hout is, wordt deze in dat geval verwerkt tot: • papierhout / brandhout bij populier • voornamelijk vezelhout en in mindere mate brandhout bij naaldhout • brandhout bij loofhout Ook het feit dat de koper er vaak voor kiest om zijn hout maximaal op te werken tot iets anders dan houtsnippers, illustreert dat de kosten voor oogst en productie van houtsnippers uit oogstresten vaak zeer hoog liggen. De laatste mogelijkheid die bij de scenario’s werd aangegeven, het vermarkten van energiehout door de biomassa te centraliseren met behulp van partners, werd tijdens dit project niet verder onderzocht. Op dit moment is in Limburg geen centrale verwerkings- en verzamellocatie (een zogenaamd biomassaplein, biomassapark of biomassawerf) aanwezig. Het verzamelen van houtige biomassa op een centrale locatie biedt echter heel wat logistieke en energetische voordelen: • de biomassa kan centraal worden verzameld, wat de logistieke kosten kan drukken • door de biomassa te verzamelen, kunnen ook kleinere partijen hout mogelijk rendabel worden verkocht • de kwaliteit van het hout (bv. houtsnippers) kan beter worden bewaakt en uniform gehouden • het hout kan ter plekke drogen en worden opgeslagen • je kan grotere volumes vermarkten, wat zorgt voor een betere prijs • er kunnen buffers worden aangelegd om een continue bevoorrading te verzekeren (bijvoorbeeld om de schoontijd te overbruggen) • … Het lokaal vermarkten én benutten van houtige biomassa is bovendien duurzamer (geen lange transporten). Het oprichten van een dergelijk biomassaplein zou een katalysator kunnen zijn voor het benutten van houtige biomassa voor energiedoeleinden.

Houtsoort en beheeringreep Het opleggen van deze bijzondere voorwaarden leidde niet steeds tot een geslaagd experiment, maar maakte wel duidelijk in welke gevallen een benutting van deze oogstresten wél mogelijk was. Uit de experimenten blijkt dat er voor een eindkap van populieren (met zware takken) een markt bestaat om het takhout te laten verwerken tot energiehout. Dit blijkt zowel uit de experimenten waarbij de verkoop van het (kroon)hout bestemd is voor biomassaproductie (voor de benutting als houtsnippers), als uit de experimenten waarbij rondhout werd verkocht en er bijzondere voorwaarden rond het kruinhout werden gesteld. Zo gaat de exploitant soms zelf over tot het afvoeren van het takhout en de benutting ervan voor energiedoeleinden. Van de geslaagde experimenten waarbij voorwaarden voor het kroonhout werden opgelegd (21), waren er 14 experimenten waarbij een eindkap van populier werd uitgevoerd. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat bij slechts 8 van deze 14 experimenten het hout effectief tot snipperhout werd ver60


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

werkt. In de andere experimenten koos de koper ervoor om het hout als brandhout te laten benutten, al dan niet tegen betaling. Bij een eindkap van naaldhout is het vaak wenselijk om het takhout te laten opruimen in functie van een herbebossing. Uit de experimenten blijkt dat het aanbieden van takhout na een eindkap van naaldhout zeer moeilijk is, indien er op voorhand geen voorwaarden betreffende het kroonhout worden opgelegd, zoals de voorwaarde dat er niet over het takhout mag worden gereden. Verder zal het takhout ook niet altijd in dezelfde richting worden gestapeld of soms te dun uitgetopt worden. Zeker in deze gevallen is het dus aangewezen om het opruimen van takhout als voorwaarde op te nemen bij de verkoop van het stamhout en dit ten laste van de koper. Zelfs indien deze extra voorwaarde wordt opgenomen, blijkt dat de houtkopers het takhout doorgaans liever op rijen leggen of het zelfs laten klepelen als deze mogelijkheid wordt gegeven. In dit laatste geval kan de houtkoper een groter volume vezelhout uit de spil recupereren. Hieruit mogen we afleiden dat de opbrengst daaruit een stuk hoger ligt dan die van biomassa. Dit wordt ook bevestigd in de bevindingen van het KOBE-project. Het feit dat de oogst van deze houtige biomassa onder de vorm van houtsnippers nog niet rendabel is, wordt ook bevestigd in het enige geslaagde experiment van een eindkap in naaldhout. Hier werd het snipperhout kosteloos opgehaald. Over het algemeen kunnen we stellen dat bij dunningen het oogsten van extra houtige biomassa voor energiedoeleinden niet snel zal gebeuren, zelfs indien hier extra bijzondere verkoopsvoorwaarden in verband met het kroonhout worden opgelegd. In sommige gevallen wordt het hout wel nog aangeboden als brandhout, maar dit is eerder beperkt. Dit komt waarschijnlijk ook doordat de percelen uit deze dunningsloten van zeer veel verschillende eigenaars zijn en vaak niet op elkaar aansluiten. De sterkte van de Bosgroepen is net dat ze al deze kleine percelen bundelen en als een gezamenlijk lot verkopen, als lasthebber van de verschillende eigenaars. Dit betekent echter ook dat de verzamel- en transportkosten van oogstresten vaak té hoog zijn ten opzichte van de mogelijke opbrengsten. De houtige biomassa die vrijkomt bij het uitvoeren van een eerste dunning, kan voorlopig rendabeler vermarkt worden als brandhout of OSB / vezelhout, dan als houtsnipper. Dit wordt duidelijk uit de experimenten en wordt ook bevestigd door een aantal experimenten die werden uitgevoerd in het kader van het KOBE-project. Hier zijn verschillende redenen voor: • Het uitvoeren van een dunning vraagt meer tijd ten opzichte van een kaalslag. Bijgevolg liggen de productiekosten hoger. • Als het hout wordt benut als OSB / vezelhout, brengt het meer op. • Momenteel wordt de oogst bij zo’n eerste dunning vaak uitgevoerd door een harvester. Een rupskraan met knipkop, in combinatie met een forwarder (zeer wendbaar), zou hier de productiekost aanzienlijk kunnen verlagen. Gespecialiseerde, wendbare machines voor het uitvoeren van een eerste dunning zijn zeer beperkt aanwezig op de Vlaamse markt. Gedurende het project werd slechts één experiment uitgevoerd waarbij takhout van een bestrijding van Amerikaanse vogelkers kon worden benut onder de vorm van houtsnippers. In dit experiment was dit wel mogelijk omdat de eigenaar zelf inspanningen leverde én omdat de verwijdering van dit takhout nodig was om aan de beheerdoelstelling van het bos te voldoen. Indien de omtrek van deze Amerikaanse vogelkers niet voldoende groot is (vuistregel: polsdik, ongeveer 20 centimeter), is het oogsten van dit hout onder de vorm van energiehout nog steeds een onrendabel beheerwerk. Indien de bomen echter dik genoeg zijn, slagen de Bosgroepen er al jaren in om deze Amerikaanse vogelkers succesvol te bestrijden met behulp van hun particuliere brandhoutkopers.

61


3.4.5.

Conclusies rond de vermarkting van houtige biomassa voor energie

Het is voor de Limburgse Bosgroepen moeilijk om in te schatten welke en hoeveel beheerwerken jaarlijks moeten worden uitgevoerd. Zoals eerder aangegeven, staat de beheervrijheid van de eigenaar centraal in de werking van de Limburgse Bosgroepen en is het dus zeer moeilijk om op voorhand te bepalen welke volumes mogelijk vermarktbaar zijn. Op basis van de bevindingen van deze experimenten en de studies die de voorbije jaren werden uitgevoerd rond de vermarkting van houtige biomassa als energiehout, kan een idee worden gegeven van de mogelijke potenties aan houtige biomassa in de Limburgse privébossen. Zo heeft Limburg 54.287 hectare bos (Boswijzer, 2013), waarvan ongeveer 70 % of 38.000 hectare in privé-eigendom. Je kan op verschillende manieren tot een inschatting komen. Zo bedraagt volgens de studie van het INBO uit 2014 de benuttingsgraad van de aanwas in private bossen ongeveer 50 %. Als je dan ook weet dat de gemiddelde jaarlijkse aanwas in deze studie bepaald wordt op 8,8 m³/ha per jaar, dan zou er uit de Limburgse privébossen jaarlijks 167.200 m³ hout worden benut. Volgens de studie in het kader van het MIP-project Limburgs groen voor een groene economie, zou hier theoretisch gezien 16 % als tak- en tophout geoogst kunnen worden. Als je dit dan met behulp van de schatting via de studie van het INBO omrekent naar een volume, komt dit overeen met 26.752 m³ tak- en tophout dat als energiehout benut kan worden. Dit wordt ook genuanceerd in een huidig realistisch potentieel, wat slechts 2 % van het volume dat jaarlijks wordt geoogst zou bedragen, wat overeenkomt met 3.344 m³ tak- en tophout volgens de cijfers van het INBO. Dit wordt vervolgens ook omgezet naar een toekomstig (tegen 2020) realistisch potentieel. Hier zou het jaarlijks oogstbaar tak- en tophout 7 % van het totaal oogstbaar volume bedragen of 11.704 m³ hout volgens de cijfers van het INBO. In deze MIP-studie werd het potentieel ook in volume weergegeven. Voor Limburgs privébos (= 70 %) zouden dit de volgende volumes zijn: • Jaarlijks theoretisch potentieel: 65.648 ton droge stof spilhout en 12.434 ton droge stof tak- en tophout. In deze studie werd voor loofhout aangenomen dat 1 m³ vers rondhout = 0,51 ton droge stof en voor naaldhout dat 1 m³ vers rondhout = 0,42 ton droge stof. Dit wil zeggen dat het overeen zou komen met 24.380 – 29.604 m³ tak- en tophout. • Jaarlijks huidig realistisch potentieel: 39.381 ton droge stof aan spilhout en 941 ton droge stof aan tak- en tophout. Dit zou overeenkomen met 1.845 – 2.240 m³ tak- en tophout. • Jaarlijks toekomstig potentieel: 45.132 ton droge stof aan spilhout en 3.200 ton droge stof aan tak- en tophout. Dit zou overeenkomen met 6.275 – 7.619 m³ tak- en tophout. In een studie van het INBO (2012) rond de ecologische effecten van een bijkomende oogst van exploitatieresten bij exploitatie worden ook een aantal kerncijfers gegeven in verband met de potenties. Zo stellen ze dat het volume van het sortiment kleiner dan 20 centimeter m omtrek (± 7 centimeter diameter) zowel in beheerde als onbeheerde bossen rond 4 m³/ha schommelt. Voor een omtrek van 31,4 (10 centimeter diameter) bekomen ze hier een volume van ongeveer 5 m³/ha in dit sortiment. Ten slotte stellen ze dat bij een gemiddelde exploitatie in Vlaanderen ongeveer 10 m³/ha aan kroonresten worden geproduceerd, die in aanmerking komen voor een bijkomende oogst. Door de Limburgse Bosgroepen wordt jaarlijks op zo’n 200 hectare een kapping georganiseerd, wat zou neerkomen op 2.000 m³ aan kroonresten die in aanmerking komen voor een bijkomende oogst, naast het jaarlijks gemiddelde van 20.637,90 m³ industriehout (zowel op de gezamenlijke houtverkoop als onderhands) en 2.012,31 m³ brandhout. Deze 2.000 m³ is uiteraard het theoretisch potentieel dat kan worden geoogst. Het realistisch potentieel zal lager liggen door de vele belemmeringen en randvoorwaarden bij de oogst van deze houtige biomassa. 62


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

Uit bovenstaande berekeningsmethodes wordt duidelijk dat er nog steeds zeer veel onduidelijkheid is over de hoeveelheid houtige biomassa die potentieel geoogst kan worden voor energiedoeleinden. Wat wel duidelijk werd uit verschillende gesprekken met stakeholders, verwante projecten en de uitgevoerde experimenten, is dat de vermarkting van energiehout onder de vorm van houtsnippers niet zo eenvoudig is. Er zijn namelijk verschillende belemmerende factoren: • De voornaamste belemmerende factor voor een bijkomende oogst of een oogst onder de vorm van houtsnippers, blijft de prijs die momenteel voor de houtsnippers wordt gegeven. Vaak is een benutting onder een andere vorm (vb. brandhout of vezelhout) economisch rendabeler. De prijs voor houtsnippers is variabel en afhankelijk van de olieprijzen. Door deze lage prijzen moet er bovendien ook een groter volume aan houtsnippers aanwezig zijn voordat de aankoop, oogst en productie voor een koper interessant worden. • Gespecialiseerde machines voor de houtoogst onder de vorm van houtsnippers zijn op de Vlaamse markt slechts beperkt voorhanden. Vooral bij eerste dunningen is dit vaak een probleem. • Er wordt bij het oogsten onvoldoende rekening gehouden met de benutting van de oogstresten onder de vorm van houtsnippers. Hierdoor wordt het moeilijk om het oogsten op een rendabele manier te organiseren. Daarnaast kan dit ervoor zorgen dat het tak- en tophout wordt vervuild. • Een afnemer van houtsnippers (vb. een biomassacentrale) is minder geïnteresseerd in een occasioneel aanbod van houtsnippers en zal eerder geïnteresseerd zijn in het aangaan van een langetermijncontract, met een jaarlijks gegarandeerd aanbod. Dit is echter voor vele aanbieders van houtsnippers niet eenvoudig. De Bosgroepen kunnen een dergelijk jaarlijks aanbod ook niet garanderen. Het aanbod varieert jaarlijks, afhankelijk van het boscomplex waar wordt gewerkt, de wensen van de eigenaar, … • Specifiek voor de Bosgroepen, kan het soms een nadeel zijn dat de loten zijn samengesteld uit kleinere, soms versnipperde percelen. Dit zorgt ervoor dat de productiekost voor houtsnippers stijgt, waardoor het economisch niet interessant is om het hout onder de vorm van houtsnippers te oogsten. Bovenop de bovenstaande factoren, is het voor de Limburgse Bosgroepen niet wenselijk om op te leggen onder welke vorm het hout moet worden geoogst of opgeruimd. Dit is immers niet het doel van de houtoogst. Het doel is om beheerwerken uit te voeren opdat het bos duurzaam wordt beheerd. Indien het opruimen van oogstresten vereist is in het kader van het beheer van het perceel, zoals wanneer het wordt gebruikt als weide of er een herbebossing wordt gepland, is de eigenaar soms bereid om zelf bij te dragen om zo de beheerdoelstelling te bereiken. Een aantal studies, waaronder een studie van het INBO (2014) rond ecosysteemdiensten, geven aan dat de benutting van brandhout uit de bossen mogelijk veel hoger ligt dan voorheen gedacht. Ze spreken hier van jaarlijks zo’n 500.000 m³ in Vlaanderen. De ervaring van de Bosgroepen hier is dat er wel degelijk interesse bestaat om brandhout te kopen én dat ook vele private eigenaars zelf het hout uit hun bossen benutten. Het is echter zeer moeilijk om dit te kwantificeren. Uit de experimenten blijkt wel duidelijk dat brandhout momenteel veel makkelijker vermarktbaar is dan houtsnippers. Dit is zeker het geval wanneer we spreken over relatief beperkte volumes en/of hout dat aanwezig is op kleinere, versnipperde percelen.

63



LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VERMARKTING VAN HOUTIGE BIOMASSA

3.5.

Loket voor energiehout

Gedurende het project bleek meer en meer dat de energiehoutmarkt geen aparte niche vormt, maar onderdeel uitmaakt van de reguliere houtmarkt voor de industrie. Ook door deelname aan verschillende studiedagen, infomarkten, cursussen en excursies werd dit verder bevestigd. Hier werden verschillende oorzaken van aangegeven: • geen transparante markt • geen aangepaste regelgeving • geen eenduidige en vaak een lage opbrengst • de versnipperde eigendommen in Vlaanderen maken het benutten van houtige biomassa voor energie vaak moeilijk • de koper wil vaak een gegarandeerde aanvoer, wat vaak niet eenvoudig is (broedseizoen, gebrek aan opslagcapaciteit, …) • oogsttechnieken en gespecialiseerde machines voor de oogst ontbreken vaak nog of zijn erg duur in gebruik • … Daarom kiezen de Limburgse Bosgroepen ervoor om de vermarkting van dit energiehout niet onder te brengen in een apart loket, zoals oorspronkelijk voorzien, maar om dit aspect van hun werking op te nemen in de Coöperatieve van de Limburgse Bosgroepen cvba (CoLimBo). De ColimBo cvba werd in 2007 opgericht door de vijf Limburgse Bosgroepen met als doel om als intermediair orgaan de Limburgse Bosgroepen te ondersteunen in hun werking en het bereiken van hun doelstellingen. Zo worden o.a. de commerciële activiteiten van de verschillende Bosgroepen gebundeld in de CoLimBo cvba. De coöperatieve is onder meer verantwoordelijk voor de organisatie van de houtverkopen van de Limburgse Bosgroepen. Ondertussen hebben zij heel wat ervaring en expertise in de houtverkoop opgebouwd en beschikken ze over een uitgebreid netwerk in de houtsector.

65



4 VRIJWILLIGERSWERKING Een ander belangrijk aspect van dit PDPO-project, dat rechtstreeks verband houdt met de vermarkting van energiehout en het bijhorende extra terreinwerk, is de vrijwilligerswerking die de Limburgse Bosgroepen hebben opgestart. Deze vrijwilligers wonen bij voorkeur in het gebied waarvoor ze verantwoordelijk zijn. Zo kunnen ze kort op de bal spelen en het personeel van de Limburgse Bosgroepen zeer snel informeren over eventuele problemen, mensen doorverwijzen naar de Bosgroepen, en noem maar op. In de volgende hoofstukken worden de verschillende aspecten van de vrijwilligerswerking die in de loop van dit project werden opgestart kort weergegeven.

67


48


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VRIJWILLIGERSWERKING

4.1.

Juridische en administratieve aspecten

Vooraleer je start met een vrijwilligerswerking, moet je uiteraard als organisatie weten waar je naartoe wil. Welke taken zullen deze vrijwilligers uitvoeren? Welke taken mogen/kunnen ze niet uitvoeren? Hoe worden deze vrijwilligers aangestuurd? Wat is de meerwaarde van deze vrijwilligerswerking? Wat wordt er verwacht van de vrijwilligers? Wat verwachten zij van de organisatie? Wanneer deze vragen duidelijk zijn, kunnen de knelpunten rond de juridische en praktische aspecten van deze vrijwilligerswerking in kaart gebracht worden (zie figuur 8). Taken bosconsulenten

Juridische aspecten

Concept bosconsulenten

Criteria en profiel vrijwilligers Selectieprocedure

Aansprakelijkheid en verzekering Juridische documenten

Vrijwilligerswerking

Uitkeringsgerechtigden

Opleiding Gegevensverwerking (H)Erkenning en materiaal

Administratieve aspecten

Vergoeding Opvolging en evaluatie

Figuur 8. Mindmap vrijwilligerswerking Limburgse Bosgroepen.

Uiteraard zijn er in Limburg en de rest van Vlaanderen andere organisaties en instanties die al een tijdje met vrijwilligers werken. Zij helpen om een volledig beeld te krijgen van de mogelijke knelpunten en uitdagingen bij het werken met vrijwilligers. De Limburgse Bosgroepen zijn hiervoor onder andere te rade gegaan bij een aantal andere Vlaamse Bosgroepen. Ook het Provinciaal NatuurCentrum (PNC) heeft al heel wat ervaring met vrijwillige natuurgidsen en werd gecontacteerd. Daarnaast raadpleegden de Limburgse Bosgroepen het Provinciaal steunpunt voor vrijwilligerswerk en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), vooral in verband met de wettelijke aspecten van de vrijwilligerswerking.

4.1.1.

Juridische aspecten

Voordat er met een vrijwilligerswerking gestart kan worden, moet de organisatie een aantal zaken onderzoeken. Welke verzekeringen zijn er nodig? Hoe zit het met de aansprakelijkheid van de vrijwilligers? Welke documenten en formaliteiten moet de organisatie volgens de wetgeving zeker hebben? Zijn er nog andere zaken die wettelijk geregeld moeten worden?

Aansprakelijkheid en verzekering ‘Aansprakelijkheid’ of ‘aansprakelijk zijn’ wil zeggen dat een persoon die een fout heeft gemaakt, verplicht is de schade die daaruit voortvloeit voor derden te herstellen of te vergoeden. Er is pas sprake van burgerrechtelijke aansprakelijkheid als er drie elementen samen voorkomen: er is een fout, er is schade en er is een verband tussen fout en schade. Vzw’s zoals de Limburgse Bosgroepen zijn wettelijk verplicht een verzekering te sluiten voor de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de organisatie voor de risico’s van het vrijwilligerswerk. Concreet houdt dit in dat vrijwilligers ‘immuun’ zijn of dat wanneer een vrijwilliger een fout maakt die schade veroorzaakt aan derden, de schadelijder de vrijwilliger niet persoonlijk kan aanspreken. De schadelijder zal zich tot de organisatie wenden.

69


Deze ‘immuniteit’ vervalt echter wanneer: • De vrijwilliger herhaaldelijk een lichte fout maakt. Dat is het geval als zo’n fout bij de vrijwilliger eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt; • De vrijwilliger een grove fout maakt. Dit is een fout die niet alleen bijzonder ernstig is, maar waarvan de betrokkene ook wist – of alleszins moest weten – dat het een zware fout is; • De vrijwilliger bedrog pleegt en bewust schade veroorzaakt aan de organisatie of aan anderen. Daarnaast is het aan te raden een bijkomende verzekering voor rechtsbijstand op te laten nemen in de polis voor vrijwilligerswerk. Rechtsbijstand is een systeem dat voorziet in juridische bijstand, bijvoorbeeld om advocaten of experts in te schakelen en te betalen. Zo is de vrijwilliger goed voorbereid en kan hij optimaal zijn rechten verdedigen. Ook een polis lichamelijke ongevallen is aan te raden. Een verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid komt namelijk enkel tussenbeide als het lichamelijk letsel ontstaat door de fout van een ander, dus niet bij een lichamelijk ongeval, waar niemand behalve het slachtoffer schuld treft.

Juridische documenten Wanneer een organisatie vrijwilligers taken wil laten uitvoeren, zijn er een aantal wettelijke documenten die elke organisatie met vrijwilligers moet opmaken/bezitten: • het vrijwilligersregister • de nominatieve lijst • een document waarin een aantal zaken worden verduidelijkt conform de informatieplicht. Indien de vrijwilligers onder het gezag van de vereniging werken, als m.a.w. duidelijke richtlijnen worden gegeven over het tijdstip, de plaats en de wijze waarop ze het vrijwilligerswerk uitvoeren, is de organisatie verplicht om een vrijwilligersregister bij te houden. Dit vrijwilligersregister bevat van elke vrijwilliger minstens de volgende gegevens: • naam • adres • geboortedatum • geboorteplaats • geslacht • rijksregisternummer • nummer identiteitskaart • datum van in- en uitdiensttreding van de vrijwilliger Een voorbeeld van dit vrijwilligersregister vind je als bijlage 2. De opmaak van dit vrijwilligersregister is onafhankelijk van het feit of de vrijwilliger een kostenvergoeding ontvangt. Dit is niet het geval voor de nominatieve lijst, die volgens de wetgeving op inkomensbelastingen moet worden opgemaakt. Dit document wordt enkel opgemaakt wanneer de organisatie via een systeem van forfaitaire kostenvergoedingen werkt. Er bestaan twee systemen om kosten van vrijwilligers te vergoeden: het systeem van de vaste kosten (forfaitaire kostenvergoeding) en het systeem van de variabele kosten (reële kostenvergoeding). Bij een forfaitaire kostenvergoeding wordt aan de vrijwilligers een vast, door de organisatie bepaald bedrag uitbetaald, zonder dat hiervoor bewijsstukken moeten worden ingebracht. Op deze bedragen gelden echter wel maxima, die jaarlijks worden geïndexeerd. In 2015 bedraagt dit maximum 32,71 €/dag en 1.308,38 €/jaar. In dit systeem moet de organisatie niet steeds de nodige bewijsstukken aan de ver-

70


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VRIJWILLIGERSWERKING

schillende vrijwilligers vragen. Nadeel van dit systeem is echter dat de organisatie wél een nominatieve lijst van de vrijwilligers moet bijhouden waar per vrijwilliger en per dag de bedragen staan genoteerd. Een voorbeeld van zo’n nominatieve lijst vind je in bijlage 3. Bij het tweede systeem van kostenvergoedingen, de reële kostenvergoeding, moet er geen nominatieve lijst worden opgemaakt. In dit systeem wordt de vrijwilliger vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten, die met bewijsstukken worden gestaafd. Uiteraard moeten de bewijsstukken wel worden bijgehouden. Opgelet! Een vrijwilliger mag in hetzelfde kalenderjaar slechts via één systeem van kostenvergoedingen worden vergoed, met uitzondering van een beperkte terugbetaling van vervoerskosten naast een forfaitaire kostenvergoeding. Deze vervoerskosten moeten dan wel worden bewezen. De vrijwilliger moet zelf waken over het niet mengen van beide systemen én de maxima die hij mag ontvangen, want een organisatie weet alleen wat zij vergoedt en niet wat de vrijwilliger eventueel elders ontvangt. Ten slotte heeft elke vrijwilliger volgens de wet recht op een minimum aan informatie, de zogenaamde informatieplicht. Zo kunnen er een aantal afspraken tussen vrijwilliger en organisatie worden gemaakt. Vanaf het moment dat de vrijwilliger en de organisatie het eens zijn en de vrijwilliger aan de slag gaat, ontstaat er immers een engagement. De vrijwilliger én de organisatie aanvaarden dan een aantal rechten en plichten, ook als ze niet op papier staan. De meeste organisaties komen deze informatieplicht na door met de vrijwilliger een afsprakennota af te sluiten. Een voorbeeld van een afsprakennota vind je als bijlage 4. Wat moet er volgens deze informatieplicht minimaal gecommuniceerd worden? • De sociale doelstelling van de organisatie en haar juridisch statuut. • De bevestiging dat de organisatie een verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de organisatie heeft afgesloten. Ook eventuele (niet-verplichte) vrijwilligersverzekeringen worden vermeld. • Of er kostenvergoedingen worden betaald en zo ja, wanneer en hoeveel. Indien ervoor wordt gekozen om de vrijwilligers via het systeem van forfaitaire kostenvergoedingen te vergoeden, kan er eventueel een verklaring op eer worden opgenomen waarin de vrijwilliger bevestigt dat hij of zij op de hoogte is van de jaarlijks toegelaten maximale bedragen en dat zij of hij erover zal waken om niet over dit maximum te gaan. • Dat de vrijwilligers zich aan de geheimhoudingsplicht moet houden.

Uitkeringsgerechtigden Niet iedereen mag zomaar vrijwilligerswerk doen. Er kunnen bijzondere regels van toepassing zijn op mensen die in een bepaalde sociale categorie thuishoren. Deze verschillende ‘categorieën’ worden even op een rijtje gezet: •

WERKNEMERS Werknemers kunnen in het vrijwilligerswerk stappen waar en wanneer ze willen. Ze moeten hun plannen niet voorleggen aan hun werkgever, directie of wie dan ook. Een uitzondering hierop is wanneer iemand als werknemer in een organisatie werkt. Die persoon mag geen vrijwilligerswerk doen voor de uitvoering van eenzelfde activiteit binnen de organisatie waarvoor hij/zij werkt.

• AMBTENAREN Voor elke activiteit die een ambtenaar naast het ambt uitoefent, moet hij/zij toestemming vragen. Dit geldt ook voor activiteiten in de privésfeer, zoals vrijwilligerswerk.

71


• ONDERWIJSPERSONEEL Voor mensen in het onderwijs is er geen probleem. Zij kunnen zich als vrijwilliger inzetten, ook degenen met het statuut van terbeschikkinggestelde. • MENSEN DIE EEN UITKERING ONTVANGEN VAN DE RVA Regel: iedereen die een uitkering van de RVA ontvangt, moet de RVA op de hoogte brengen van het feit dat hij/zij vrijwilligerswerk wil doen, zelfs al is de uitkering gering. – Werklozen: werklozen moeten via de uitbetalingsinstelling aan de RVA melden dat ze vrijwilligerswerk doen. Na de schriftelijke melding mogen ze direct aan de slag. Het is aan de RVA om al dan niet te reageren. Krijgt de werkloze na 12 dagen na zijn/haar melding geen bericht, dan mag hij/zij ervan uitgaan dat de RVA geen bezwaar heeft. Een stilzwijgende aan vaarding wil echter niet zeggen dat je geen controle meer kan krijgen. Inspectie blijft altijd mogelijk. Het is ook mogelijk dat de RVA binnen de 12 dagen negatief reageert of beperkingen oplegt. De vrijwilliger moet dan zijn activiteiten staken, of de inzet aanpassen. – Bruggepensioneerden: zelfde regeling als bij werklozen. – Mensen in loopbaanonderbreking: zelfde regeling als bij werklozen. – Mensen die deeltijds werkloos zijn: zelfde regeling als bij werklozen. – Mensen in wachttijd: Mensen die zich bij de RVA hebben ingeschreven, maar nog geen uitkering ontvangen, mogen zonder enige formaliteit vrijwilligerswerk uitvoeren. Vanaf het moment dat er een wachtuitkering wordt uitbetaald, vallen ze onder hetzelfde systeem als de werklozen. Meer informatie over hoe deze melding in haar werk gaat en welke formulieren ingevuld moeten worden, vind je op: www.rva.be of www.vrijwilligerswetgeving.be. •

MENSEN DIE EEN UITKERING ONTVANGEN VAN HET ZIEKENFONDS Zij vragen de adviserend geneesheer om te oordelen of het vrijwilligerswerk verenigbaar is met de algemene gezondheidstoestand van de betrokkene. De formulieren voor de aanvraag bij de adviserend geneesheer kan men bij de mutualiteit opvragen en vervolgens ook daar indienen.

MENSEN MET EEN BEROEPSZIEKTE / NA EEN ARBEIDSONGEVAL De instantie verantwoordelijk voor deze uitkeringen is het Fonds voor Beroepsziekten of het Fonds voor Arbeidsongevallen. Zij leggen geen voorafgaande toelating of meldingsplicht op, dus er kan op elk moment gestart worden met vrijwilligerswerk.

• MENSEN DIE EEN LEEFLOON ONTVANGEN Mensen die een leefloon ontvangen, moeten hun maatschappelijk assistent(e) op de hoogte brengen van het feit dat ze vrijwilligerswerk zullen doen. • GEPENSIONEERDEN Een gepensioneerde mag zonder problemen vrijwilligerswerk doen. Hij/zij heeft enkel meldingsplicht wanneer hij/zij een activiteit uitoefent die inkomsten kan opleveren. Vrijwilligerswerk is per definitie onbezoldigd en dus is er geen enkele formaliteit vereist.

72


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VRIJWILLIGERSWERKING

4.1.2.

Concept bosconsulenten

Eenmaal de organisatie zich zo heeft georganiseerd dat ze met vrijwilligers kan werken, wordt het tijd om eens na te denken over wat ze met deze vrijwilligers wil bereiken. Waarom hebben we vrijwilligers nodig? Wat verwachten we van de vrijwilliger? Wie kan er vrijwilliger in onze organisatie worden? Om als organisatie een duidelijk antwoord op al deze vragen te geven, hebben de Limburgse Bosgroepen een conceptnota bosconsulenten opgesteld. Hierbij wordt een gestart met een definitie van de vrijwilliger of bosconsulent: Een bosconsulent is een vrijwilliger die de Bosgroep op het terrein bijstaat. Ze helpen Bosgroepleden met raad en daad, evalueren de exploitaties en leggen soms uit hoe het beter kan in de toekomst. Het zijn steeds mensen die, vanuit hun passie voor bos, met kennis van zaken, de privébosbeheerders een handje toesteken. Op deze manier bereikt de Bosgroep meer mensen dan één enkele coördinator zou kunnen. Kortom: Een gedreven duizendpoot met een gezonde hoeveelheid vrije tijd en veel zin in streven naar duurzaam bosbeheer! Vervolgens werden de taken voor de bosconsulenten bepaald. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat deze bosconsulenten hun taken steeds vrijwillig uitvoeren en dat het takenpakket persoonsgebonden is. Een aantal basistaken zouden echter door elke bosconsulent uitgevoerd/ingevuld kunnen worden: • lokaal aanspreekpunt voor de boseigenaars en voor de Bosgroep, ombudsman voor het boscomplex of de gemeente • opvolgen van exploitaties (zowel brand- als industriehout) • opvolgen van beplantingen • opvolgen van de arbeidersploeg • ter beschikking stellen van informatie aan boseigenaars, zoals formulieren voor de aanvraag van een kapmachtiging, de aanvraag van subsidies en toetredingsformulieren • controle van dunningen • inventarisatie van bijvoorbeeld zaadbomen van Amerikaans vogelkers • ondersteuning geven bij activiteiten (contactdag, plantacties, terreinbezoeken, opmaak van beheerplannen, uitstippelen van wandelingen, …) Daarnaast zijn er nog enkele taken die enkel mogen worden uitgeoefend door bosconsulenten die voldoende bosbouwkundige kennis hebben opgebouwd: • verpleging van jonge bestanden; • brandhoutloten maken; • grenzen bepalen (steeds MET een personeelslid van de Bosgroepen); • opmeten van kroonhout; • eigenaars helpen met aanduiden van een dunning indien het hout voor eigen gebruik is bestemd; • terreinondersteuning bij het opmaken van een toegankelijkheidsregeling. Hierbij is het zeer belangrijk om op te merken dat deze taken enkel door de bosconsulenten worden uitgevoerd indien de Bosgroepcoördinator hiertoe de opdracht geeft. Eenmaal het profiel en de taken van de vrijwilligers duidelijk zijn, wordt het tijd voor de organisatie om na te denken over hoe ze vrijwilligers kunnen aantrekken en hoe mogelijke kandidaten worden geselecteerd. De Limburgse Bosgroepen kozen ervoor om vrijwilligers te zoeken in hun huidig ledenbestand. De leden kennen immers de werking van de Bosgroepen al en hebben een zekere affiniteit met de doelstellingen. De Limburgse Bosgroepen hebben hun leden op drie manieren aangesproken: via het uitdelen van flyers op de Algemene Vergaderingen van 2012, door het plaatsen van een artikel in het ledentijdschrift ’t Limburgs Bosbelang en via een bericht op de website van de Limburgse Bosgroepen.

73


Deze oproep miste haar doel niet: al snel meldden zich 42 kandidaat-vrijwilligers aan. Na de kandidatuurstelling van de vrijwilliger werd er een kennismakingsgesprek met de Bosgroepcoördinator georganiseerd. Dit gesprek werd bij voorkeur georganiseerd in het gebied waar de vrijwilliger actief zou zijn. Tijdens dit gesprek werd gepolst naar de verwachtingen, de kennis, de motivatie en de interesses van de vrijwilliger. Op basis van een aantal cases en typevragen werden de competenties van de kandidaat-bosconsulent duidelijk. Ook werd de vrijwilliger verder geïnformeerd over de organisatie en wat er werd verwacht. Elke kandidaat-vrijwilliger ontving een informatiebrochure over de organisatie en het vrijwilligerswerk. Na dit gesprek legde de Bosgroepcoördinator elke kandidatuur voor aan de Raad van Bestuur. Pas na de goedkeuring door de Raad van Bestuur én de ondertekening van de afsprakennota kon de bosconsulent aan de slag. Momenteel zijn er bij de Limburgse Bosgroepen 39 bosconsulenten actief, verdeeld over de vijf Limburgse Bosgroepen.

Tips voor het vinden van de juiste vrijwilliger • • • • •

74

Zoek op de juiste plaats Gebruik het juiste communicatiemiddel Spreek de potentiële vrijwilligers rechtstreeks aan Stel je eisen niet te hoog Wees duidelijk en concreet


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VRIJWILLIGERSWERKING

4.1.3.

Administratieve aspecten

Aan een vrijwilligerswerking is uiteraard ook heel wat administratief werk verbonden. Voor de Limburgse Bosgroepen houdt dit onder andere in: het uitwerken van een opleiding, het organiseren van een systeem waarin de activiteiten van de bosconsulenten worden bijgehouden en het ter beschikking stellen van kledij en materiaal.

Opleiding Voor de bosconsulenten werd een degelijke basisopleiding uitgewerkt. Deze basisopleiding werd gegeven in juni 2012 en omvatte twee theoretische avondopleidingen en één volledige dag praktijkopleiding. Op de eerste avond werd de werking van de Limburgse Bosgroepen toegelicht. Op de tweede avond kwamen bosbouwkundige zaken aan bod, zoals boswetgeving en technisch bosbeheer. Voor het theoretische deel van de basisopleiding werd een informatiemap samengesteld. Deze bevat alle documenten die de bosconsulenten bij hun werk nodig hebben en folders over een aantal specifieke onderwerpen (informatie over teken, bomenwaaier om soorten te herkennen, veiligheidskledij in het bos, beperkte bosbeheerplannen, …). Verder zit er ook achtergrondinformatie in over onderwerpen die tijdens de opleidingsdagen aan bod kwamen. Het laatste luik van de basisopleiding bestond uit een terreinbezoek met het personeel van de Limburgse Bosgroepen. Tijdens deze dag werd er uitleg gegeven over een aantal bosbouwtechnische aspecten zoals (her)bebossing, het aanduiden van dunningen, het herkennen van bomen en struiken, …

75


Naast deze driedaagse opleiding kregen de bosconsulenten gedurende het project de mogelijkheid om nog heel wat extra cursussen te volgen. Deze opleidingen worden onderverdeeld in drie categorieën: • Bosgroepspecifieke praktijkopleidingen. Dit zijn opleidingen waarbij de bosconsulenten samen met het personeel van de Limburgse Bosgroepen het terrein op gaan en al doende heel wat praktische zaken leren. Dit kan gaan over het aanduiden van brandhoutloten, het evalueren van exploitaties,het evalueren van beplantingen, … • Extra opleidingen die de Limburgse Bosgroepen voor de bosconsulenten organiseren. Dit zijn opleidingen over onderwerpen die de Bosgroepen als ‘vereiste’ kennis voor een goede bosconsulent beschouwen. Voorbeelden hiervan zijn een democursus over kettingzagen, een cursus Herkennen van bomen en struiken in de winter, wandelingen in boscomplexen van de Limburgse Bosgroepen, een cursus over de QD-methode, … • Andere relevante cursussen. Daarnaast krijgen de bosconsulenten de mogelijkheid om – mits akkoord van de Bosgroep coördinator – andere relevante cursussen te volgen op kosten van de Bosgroep. Voorbeelden hiervan zijn de cursus Brandhout maken en Amerikaanse vogelkers bestrijden, de cursus Bosranden – aanleg en beheer, een studiedag over het beheer van exoten, … Het opleiden van bosconsulenten gebeurt niet enkel via het volgen van cursussen, ook excursies zijn een belangrijk vormingsinstrument. De bosconsulenten krijgen dan ook op regelmatige basis de mogelijkheid om deze te volgen. Een aantal voorbeelden hiervan zijn: excursie naar de bosbouwbeurs van Libramont, de jaarlijkse ledenreis van de Vlaamse Bosgroepen, excursie naar de rondhoutveiling in Arnhem, … Een volledig overzicht van de opleidingen en excursies vind je als bijlage 5. Ook in de toekomst wordt verder ingezet op het opleiden van de bosconsulenten.

76


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VRIJWILLIGERSWERKING

Gegevensverwerking De Limburgse Bosgroepen verdeelden de uit te voeren taken van de bosconsulenten in verschillende categorieën, zodat er een duidelijk systeem kan worden gehanteerd over de verschillende Bosgroepen heen. Verder werden afspraken gemaakt rond de tijdsbesteding die ze kunnen opgeven voor een bepaalde activiteit. Dit is weergegeven in de onderstaande tabel. ACTIVITEIT

STANDAARD AANTAL DAGEN * **

1. Houtverkoop 1.1 Controle dunning

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

1.2 Opvolging exploitatie

1 week opvolging = 1 dag

1.3 Brandhoutloten maken

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

1.4 Dunning aanduiden met eigenaar

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

1.5 Opmeten kroonhout

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

2. Arbeidersploeg opvolgen

1 week opvolging = 1 dag

3. Inventarisatie

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4. Ondersteuning 4.1 Speciale activiteit (wandeling, …)

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.2 Informeren boseigenaar

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.3 Terreinbezoek

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.4 Opmaak beheerplan

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.5 Toegankelijkheidsregeling

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.6 Grenzen bepalen

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

5. Beplanting opvolgen

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

6. Andere

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

* 1 dag Bosgroepondersteuning = 8 uur ** 2 uur = 0,25 dag; 4 uur = 0,5 dag, 6 uur = 0,75 dag, 8 uur = 1 dag

Het personeel van de Limburgse Bosgroepen geeft telkens aan in het activiteitenlogboek (zie bijlage 6) voor welke activiteiten en hoe lang ze de bosconsulent het terrein op sturen. De bosconsulent vult nadien op zijn activiteitenlogboek – nominatieve lijst (bijlage 3) in waar hij naartoe is geweest en voor hoe lang. Dit wordt vervolgens per kwartaal ingediend bij de Limburgse Bosgroepen zodat ze hun vrijwilligersvergoeding kunnen ontvangen. De Limburgse Bosgroepen hebben ervoor gekozen om de bosconsulenten een forfaitaire dagvergoeding te geven van 30 euro per dag, met een maximum van 1.200 euro per jaar (of 40 dagen bosgroepondersteuning).

Bosconsulentenoutfit en -materiaal Om de bosconsulenten van de Limburgse Bosgroepen ook herkenbaar te maken op het terrein, worden ze voorzien van een bosconsulentenoutfit. Deze outfit bevat een polo, een fleece, een pet, een herkenningskaart én een button. Verder worden ze ook voorzien van werkmateriaal, zoals de spuitbussen voor het aanduiden van brandhoutloten. Elke bosconsulent ontving ook een terreinmap. Hierin zit alles wat ze nodig hebben tijdens hun werking: gegevens over het boscomplex waarvoor ze verantwoordelijk zijn (kaarten, oppervlaktes, …), folders van de Bosgroepen, lidmaatschapsformulieren, affiches om op te hangen op het terrein, … Omdat ook het opvolgen van exploitaties op het terrein een onderdeel is van het takenpakket van de bosconsulenten, moeten de Limburgse Bosgroepen hiervoor de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen voorzien. Daarom werd voor iedere bosconsulent een veiligheidshelm en een fluohesje aangekocht. 77


4.2.

Vrijwilligers op het terrein

Opvolging en evaluatie Na de basisopleiding werden de bosconsulenten eerst gedurende een inwerkperiode van nabij opgevolgd. De Bosgroepcoördinatoren namen de bosconsulenten op regelmatige basis mee bij terreinbezoeken. Telkens wanneer de coördinator een opdracht had voor de bosconsulent, werden hierover afspraken gemaakt. Waar moet de bosconsulent op letten? Hoe lang is opvolging of controle van de beheerwerken nodig? Wanneer moet er worden teruggekoppeld met de coördinator? Nadat de bosconsulenten ongeveer een jaar voor de Limburgse Bosgroepen actief waren, werd een informele evaluatie uitgevoerd. Hier werd gepolst of het vrijwilligerswerk voldeed aan hun verwachtingen, of er eventuele problemen of opmerkingen waren en hoe de samenwerking met de Limburgse Bosgroepen nog beter kon.

Realisaties op terrein Figuur 9 geeft een overzicht van de in het activiteitenlogboek geregistreerde dagen dat de bosconsulenten op het terrein zijn ingezet, per Bosgroep en per activiteit, gedurende de periode van 30 juni 2012 tot 30 juni 2015. Uit deze figuur komt duidelijk naar voor dat de bosconsulenten vooral in het kader van de houtverkoop een belangrijke bijdrage leveren. Dit was ook de verwachting bij de aanvang van het project: dat de bosconsulenten de Limburgse Bosgroepen zouden ondersteunen bij het vermarkten van energiehout. Uiteindelijk blijkt dit energiehout echter voornamelijk brandhout te omvatten en in veel kleinere mate snipperhout. Dit komt, zoals reeds eerder aangehaald, vooral door de trage ontwikkeling van de markt. De voornaamste taken van de bosconsulenten, die duidelijk worden uit de figuur zijn: opmaken van brandhoutloten, opvolgen van exploitaties, controleren van dunningen, Bosgroepen ondersteunen bij activiteiten, zoals een wandeling, infovergadering, de Limburgse Bos- en Houtbeurs, … In totaal hebben de bosconsulenten over heel Limburg gedurende deze 3 jaren zo’n 650,25 dagen activiteiten voor de Limburgse Bosgroepen uitgevoerd (zie figuur 9). Vermoedelijk ligt dit cijfer echter heel wat hoger, omdat niet alle bosconsulenten hun activiteiten even nauwkeurig aangeven. 140

Activiteiten 1. Houtverkoop 3. Controle dunning 3. Opvolging explotatie 4. Brandhoutloten maken 5. Dunning aanduiden 6. Arbeidersploeg 7. Inventarisatie 8. Evenement 9. Informeren 10. Terreinbezoek 11. Opmaak beheerplan 12. Toegankelijkheid 13. Grenzen bepalen 14. Beplanting opvolgen 15. Andere 16. Administratie

Aantal dagen

120 100 80 60 40 20

HOGE KEMPEN LIMBURGSE DUINEN NOORDOOST-LIMBURG

0 1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

Activiteiten Figuur 9. Activiteiten bosconsulenten per Bosgroep, periode 2012-2015.

78

WEST-LIMBURG ZUID-LIMBURG


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • VRIJWILLIGERSWERKING

4.3.

Evaluatie werking

De bosconsulentenwerking werd na één jaar geëvalueerd door het personeel van de Limburgse Bosgroepen. De bosconsulentenwerking wordt als een grote meerwaarde voor de Bosgroepen ervaren. De bosconsulenten zorgen voor een tijdsbesparing wanneer de coördinator minder vaak op het terrein moet gaan controleren, problemen kunnen snel gesignaleerd en opgelost worden, de algemene werking verloopt vlot en er is nog veel groeipotentieel. Het is wél zo dat de bosconsulenten een tijdsinvestering vragen van de coördinatoren, vooral in de beginfase, waar ze nog veel moeten leren en op het terrein ervaring opdoen. Dit geldt niet voor alle bosconsulenten, sommige zijn al wat meer onderlegd. Deze verschillen tussen bosconsulenten zorgen er ook voor dat je niet elke bosconsulent voor elke taak kan inzetten. Daarnaast wordt ook nog opgemerkt dat een coördinator niet in al zijn/haar gemeentes tegelijkertijd aan het werk is, wat ervoor zorgt dat er slechts een beperkt aanbod is voor 40 bosconsulenten tegelijkertijd. Dit kan voor wat onrust zorgen bij sommige bosconsulenten, waardoor sommigen kunnen afhaken. Dit wordt ondervangen door verschillende keren per jaar opleidingen en excursies te organiseren. Daarnaast is er minstens één keer per jaar een moment waarop alle bosconsulenten van een Bosgroep samen op het terrein een aantal zaken gaan bekijken. Niettegenstaande het feit dat het inwerken van de bosconsulenten tijd gevraagd heeft, hebben ze hun meerwaarde voor de Limburgse Bosgroepen al meer dan bewezen! Ze zijn ondertussen onmisbaar geworden in de werking. Ze ondersteunen de Bosgroepen in bijna al hun publieke activiteiten (wandelingen, infovergaderingen, Contactdag, brandhoutverkoop, …). Daarnaast zijn ze in hun respectievelijke boscomplexen ondertussen ook gekend onder de private boseigenaars en brengen ze zo ook nieuwe leden aan voor de Bosgroepen. Vooral op het vlak van houtverkoop zijn ze onmisbaar geworden, ze gaan regelmatige het verloop van zowel de industriële als particuliere kappingen controleren en brengen de Bosgroep op de hoogte van eventuele problemen. Zo kunnen de Limburgse Bosgroepen gemakkelijk en snel de vinger aan de pols houden, zonder dat ze zelf steeds op het terrein aanwezig zijn. De bosconsulentenwerking wordt in de toekomst nog verder uitgewerkt. Momenteel zijn nog niet in alle gemeentes bosconsulenten aanwezig.

Tips voor werken met vrijwilligers • • •

Wees je ervan bewust dat niet elke vrijwilliger hetzelfde is. Deze verschillen maken het net interessant, want zo kunnen ze ook leren van elkaar. Niet elke vrijwilliger kan evenveel tijd vrijmaken. Respecteer dit. Waardeer en ondersteun je vrijwilligers. Dit kan op verschillende manieren: – Benadruk het onmisbare belang van vrijwilligerswerk voor de vereniging – Laat vrijwilligers ervaringen uitwisselen met elkaar – Laat vrijwilligers plezier maken en zich amuseren – Vier samen feest om het geleverde werk van het voorbije jaar – Voorzie aangepaste kledij en naamkaartjes – Geef opleiding – Vier de Week van de Vrijwilliger

79



5 CONCLUSIE

81


In de voorgaande hoofdstukken werden reeds een aantal conclusies besproken. De voornaamste conclusies worden hier nog eens kort overlopen: •

Er is geen ideaal scenario mogelijk voor de verkoop van houtsnippers. Afhankelijk van de mogelijkheden op terrein, de timing in het kader van samenwerken met partners en de oorsprong van de houtige biomassa kan een andere werkwijze gekozen worden. Dit wordt weergegeven in het afwegingskader voor de houtverkoop van de Limburgse Bosgroepen.

• De markt van houtige biomassa voor energie, en meer specifiek de markt van houtsnippers is niet zo snel geëvolueerd als bij de aanvang van het project werd verondersteld. Dit heeft verschillende oorzaken: – Er is een geringe samenwerking tussen beheerders van bossen en verwerkers van hout. Ook grensoverschrijdend is er zeer weinig samenwerking. – Er is een gebrek aan kennis. Zo is er weinig kennis over recente ontwikkelingen in de verwerking van hout. Ook welke impact exploitaties hebben op de draagkracht van het bosecosysteem, is niet altijd geweten. Er is bovendien onvoldoende kennis over hoe de restfractie best wordt aangeboden. – De aanwezige juridische en beleidsinstrumenten zijn (nog) niet aangepast aan de huidige omstandigheden. – De versnipperde eigendommen in Vlaanderen maken benutting van houtige biomassa voor energie vaak moeilijk. – De koper wil vaak een gegarandeerde aanvoer, wat niet eenvoudig is (broedseizoen, gebrek aan opslagcapaciteit, …) – Oogsttechnieken en gespecialiseerde machines voor de oogst ontbreken vaak nog of zijn erg duur in gebruik. – De prijs voor houtige biomassa is niet gestegen. Deze prijs is erg afhankelijk van de olieprijzen. • Uit de experimenten blijkt echter wel dat, onder bepaalde voorwaarden, de vermarkting van deze houtsnippers rendabel kan gebeuren. Zo kan dit rendabel zijn bij: – Voldoende grote volumes die gemakkelijk bereikbaar zijn – Een eindkap van populieren – Loten met industriehout waarbij bijzondere verkoopsvoorwaarden worden opgelegd voor het kruinhout, bij: > Een eindkap van populieren (vaak) > Een eindkap van naaldhout • Het is aangewezen de verwerking van het takhout op te leggen aan de houtkoper (koper van het stamhout). Zij zien vaak zelf opportuniteiten om meerdere werven binnen een bepaalde straal te combineren en kunnen tijdens de exploitatie al rekening houden met de procedure van de verdere verwerking. • Het oogsten van energiehout onder de vorm van houtsnippers, is zelden rendabel in het geval van (eerste) dunningen en beheerwerken waarbij Amerikaanse vogelkers wordt bestreden. • De vraag naar brandhout in Vlaanderen is gezien de dichte bevolkingsgraad hoog in verhouding tot de beperkte oppervlakte bos. Hierdoor ligt de interesse aanzienlijk hoger dan in omringende landen. • Mogelijk zullen samenwerkingsverbanden, zoals de mogelijkheid om biomassa te centraliseren m.b.v. partners op een zogenaamde ‘biomassawerf’ in de toekomst wél extra mogelijkheden bieden voor de vermarkting van houtsnippers.

82


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • CONCLUSIE

Privébossen kunnen aansluiten als (micro)leverancier voor biomassaprojecten/installaties, maar ze kunnen niet de rol opnemen van een ‘basisleverancier’. Hier wordt steeds een garantie op continuïteit en hoeveelheid van levering gevraagd en dit kunnen de meeste private eigenaars niet bieden.

• De Limburgse privé-boseigenaar overweegt vaak ook zelf of de oogst van biomassa kan bijdragen tot het behalen van zijn beheerdoelstellingen en is soms zelfs bereid om hier zelf in te investeren. •

De bosconsulentenwerking vormt een enorme meerwaarde voor de werking en de organisatie van de Limburgse Bosgroepen. Deze vrijwilligers verhogen de efficiëntie van de organisatie én bieden een onmisbare steun bij activiteiten. Hierbij is het belangrijk om je vrijwilligers blijvend en voldoende te waarderen.

Tips voor de vermarkting van energiehout • Indien je als organisatie echt wenst in te zetten op het oogsten van houtige biomassa onder de vorm van houtsnippers, moet je beheer hierop worden afgestemd. •

Ook het vermarkten van energiehout onder de vorm van brandhout is een valabel alternatief. Vaak bestaat hier voldoende interesse voor en kan er zo nog een kleine meeropbrengst worden bekomen. Voorwaarde is dat de oogst hiervan op een duurzame wijze wordt uitgevoerd en het hout lokaal benut. Uiteraard moet de verbranding dan ook voldoende efficiënt gebeuren. De Bosgroepen verspreiden hier op regelmatige basis informatie en tips over naar hun leden.

83



6 BIJLAGEN

85


Bijlage 1 – Overzicht van de experimenten

Verkoop van hout bestemd voor biomassa-productie (benutting als houtsnipper), aangeboden als biomassalot Experimenten waarbij het hout effectief benut werd als energiehout Lot

Naam

Type hout

Type houtkap

Soort

Aard terrein

# bomen

# m3 stamhout

Opbrengst stamhout

Prijs / m3

1

11/416

Leut

kruinhout

eindkap

100 % populier

weide, zeer goed bereikbaar

289

1 116,49

€ 50 850,00

€ 45,54

2

NVT

Lummen - holle wegen

houtkant

dunning

Am. eik, zomereik, robinia, Am. vogelkers, grove den, Japanse lork en olm

holle weg langs veld

509

163,46

€ 0,00

€ 0,00

3

15/4176

Elia

stam + kruinhout

eindkap

grove den, Cors. den, berk, zomereik, Am. eik en Am. vogelkers

goed bereikbaar

0

± 3 000

€ 0,00

€ 0,00

4

NVT

Hechtel - Eksel - bestrijding Am. vogelkers

takhout

verwijdering opslag

100 % Am. vogelkers

goed bereikbaar

0

0

€ 0,00

€ 0,00

* schatting volume kroonhout = 10 tot 20 % van het stamhout, deze werd ingeschat op basis van de betakking van de bomen. Indien dat niet bekend was, werd als gemiddelde 12,5 % van het stamhout genomen.

Verkoop van hout bestemd voor biomassa-productie (benutting als houtsnipper), aangeboden als biomassalot Experimenten waarbij het hout een andere benutting dan energiehout kreeg of achter bleef op het perceel Lot

Naam

Type hout

Type houtkap

Soort

Aard terrein

# bomen

# m3 stamhout

Opbrengst stamhout

Prijs / m3

1

11/423

Mechels bos

kruinhout

dunning

grove den, Cors. Den en Am. Eik

uitgestrekt bos, goed bereikbaar

19 966

4 669,40

€ 118 755,00

€ 25,43

2

12/608

Helchteren

stamhout

eindkap

100 % populier

natte beemd

55

114,93

€ 2 200,00

€ 19,14

3

12/294

Bocholt - Kolis

kruinhout

eindkap

79 % grove den, 2 % Cors. den, 1 % Am. Eik

uitgestrekt bos

4 521

2 612,53

€ 95 000,00

€ 36,36

* schatting volume kroonhout = 10 tot 20 % van het stamhout, deze werd ingeschat op basis van de betakking van de bomen. Indien dat niet bekend was, werd als gemiddelde 12,5 % van het stamhout genomen.

86


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • BIJLAGEN

Bijzondere voorwaarden naar exploitatie (i.v.m. energiehout)

Koper / Aannemer

• takken op stroken leggen • er mag niet over het takhout gereden worden • het kruinhout moet blijven liggen vanaf 15 cm diameter

Schatting volume kroonhout (in m³) *

# ton houtsnippers

Prijs / ton

Totaal prijs

Conclusies

Opmerkingen

NVT

504,12

€ 7,00

€ 3 528,84

Er blijven altijd kleine resten takhout achter => achteraf heeft men de weide nog moeten klepelen.

Ook kruinhout afkomstig van naburige populier en tamme kastanje werd meegerekend, maar is niet gekubeerd als stamhout.

• het kruinhout moet volledig opgeruimd worden • een aantal bomen moeten geknot worden

Vandervelden bosbouw

NVT

187,32

€ -84,10

€ -15 754,00

Deze dunning was niet rendabel en werd uitgevoerd via het Reg. Landchap Lage Kempen m.b.v. subsidies i.k.v. het MIP-project Limburgs groen voor een groene economie.

Via de onderhandse houtverkoop via de bosgroep kwam er geen enkel bod van erkende exploitanten.

het kruinhout moet volledig opgeruimd worden

Vandervelden bosbouw

10 - 15 % van stamhout --> 300 - 450

2 520,58

€ 10,60

nog niet bekend

Wanneer er voldoende volume aanwezig is, kunnen houtsnippers rendabel vermarkt worden.

Dit experiment is nog niet afgerond. Vermoedelijk zal hier nog zo'n 1 000 m³ houtnsippers bijkomen.

het takhout moet volledig opgeruimd worden

Vandervelden bosbouw

NVT

36,00

0,00

0,00

Met de firma Vandervelden werd overeengekomen dat het takhout kosteloos werd opgehaald.

De eigenaar had zelf het hout al getransporteerd tot op de rand van het perceel.

Opmerkingen

Bijzondere voorwaarden naar exploitatie (i.v.m. energiehout)

Koper / Aannemer

Schatting volume kroonhout (in m³) *

# ton houtsnippers

Prijs / ton

Totaal prijs

Conclusies

NVT

Geen interesse

466,94

NVT

NVT

NVT

Kostprijs voor het ruimen bedroeg € 500,00/ ha. Het kroonhout bleef achter op het perceel.

NVT

Biomassa Limburg; Theo Deracourt

17,24

NVT

NVT

NVT

Het kroonhout werd verkocht aan de papierindustrie.

NVT

Geen interesse

261,25

NVT

NVT

NVT

Het kroonhout bleef achter op het perceel.

87


Verkoop als rondhout met bijzondere voorwaarden in verband met het kruinhout Experimenten waarbij (een deel van) het hout effectief benut werd als energiehout door de koper Lot

Naam

Type hout

Type houtkap

Soort

Aard terrein

# bomen

# m3 stamhout

Opbrengst stamhout

Prijs / m3

1

12/341

Wellen - Berlingen

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

weide

104

148,64

€ 3 828,00

€ 25,75

2

12/455

FN Herstal AE

stam + kruinhout

eindkap

97 % Am. eik, 3 % grove den

uitgestrekt bos

495

227,67

€ 5 500,00

€ 24,16

3

13/2001

Kinrooi

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

dijken van waterloop

300

751,37

€ 19 500,00

€ 25,95

4

13/3006

Montenaken

stamhout

eindkap

100 % populier

beemd

277

562,04

€ 16 156,00

€ 28,75

5

13/3009

Runkelen - pop

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

160

342,30

€ 16 500,00

€ 48,20

6

13/4005

Dilsen-stokkem - pop

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

119

414,13

€ 14 351,00

€ 34,65

7

14/2058

Maaseik Siemkesheuvel

stam + kruinhout

dunning

75 % grove den, 13 % Am. eik, 6 % Cors. den, 6 % zomereik

bos

394

144,70

€ 4 590,00

€ 31,72

8

15/2109

Maaseik Siemkesheuvel 2

stam + kruinhout

dunning

54 % Am. Eik, 38 % grove den, 5 % zomereiken, 2 % Am. vogelkers, 1 % tamme kastanje

bos

320

169,19

€ 0,00

€ 0,00

9

14/3041

Hasselt - xPo

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

populierenaanplanting

55

75,03

€ 3 412,00

€ 45,48

10

14/3042

Hoeselt Wijngaardbos - xPo

stam + kruinhout

eindkap

10 0% populier

bebossing op helling

143

208,25

€ 7 362,00

€ 35,35

11

14/4118

Zutendaal Trichterweg

stam + kruinhout

dunning

58 % fijnspar, 16 % douglas, 12 % Am. eik, 7 % grove den, 6 % larix, 1 % zomereik

bos

272

71,23

€ 2 050,00

€ 28,78

12

14/4125

As - Klaverberg - eindkap Cors.

stamhout

eindkap

100 % Cors. den

uitgestrekt bos

1551

1 247,45

€ 56 560,00

€ 45,34

13

14/4128

Maasmechelen - gemengd LH

stam + kruinhout

dunning

54 % Am. vogelkers, 46 % Am. eik

bos

1477

193,16

€ 4 166,00

€ 21,57

14

14/4130

Dilsen-Stokkem Bergerven - xPo

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

63

232,12

€ 10 450,00

€ 45,02

15

14/4131

Dilsen-Stokkem Rotem

stam + kruinhout

eindkap

10 0% populier

35

128,39

€ 5 140,00

€ 40,03

weide

* schatting volume kroonhout = 10 tot 20 % van het stamhout, deze werd ingeschat op basis van de betakking van de bomen. Indien dat niet bekend was, werd als gemiddelde 12,5 % van het stamhout genomen.

88


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • BIJLAGEN

Bijzondere voorwaarden naar exploitatie (i.v.m. energiehout)

Koper / Aannemer

Schatting volume kroonhout (in m³) *

# ton houtsnippers

Prijs / ton

Totaal prijs

Conclusies

Bollen Patrick

18,58

NVT

NVT

NVT

Spil werd uitgetopt op ca. 7 cm diameter. Zijtakken werden geschonken aan particulier als brandhout. Overig klein takhout (< 3 cm diameter) werd geklepeld

Muffels François

50,00

NVT

NVT

NVT

Koper heeft bomen uitgetopt op ca. 5 cm diameter en hiervan een deel verkocht als brandhout. het resterend takhout werd geklepeld en bleef ter plaatse. 8 u klepelwerk aan € 80,00-

het kruinhout moet volledig opgeruimd worden

Weijtmans Boomrooierij

135,25

NVT

NVT

NVT

Takhout werd op kleine stapels op de dijk gelegd. De toppen werden deels gebruikt voor papierindustrie en deels benut als houtsnippers.

het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 15 cm

Muffels Leon; Eubiom

84,31

NVT

NVT

NVT

Het kruinhout werd benut als houtsnipper op eigen initiatief van de koper.

Cohout

42,79

NVT

NVT

NVT

Het kroonhout werd benut als houtsnipper.

Manuchar

74,54

NVT

NVT

NVT

Het hout werd uitgesorteerd in 3 categorieën: zaaghout/fineerhout, papierhout en snipperhout. Het snipperhout werd verkocht aan een onderaannemer, die het hout ter plekke versnipperde.

het kruinhout van de Am. Eik moet volledig opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm

Norbord

18,09

NVT

NVT

NVT

Het kruinhout van de Am. eiken werd verkocht als brandhout.

het kruinhout moet volledig opgeruimd en verhakseld worden

Bomans Bosbouw

25,38

NVT

NVT

NVT

De exploitant heeft dit lot onderhands verkocht aan de firma Van Stipdonk, die het hout als houtsnipper heeft benut.

het kruinhout moet worden opgeruimd tot een diameter van 7 cm

Rondho

9,38

NVT

NVT

NVT

De koper heeft het takhout gratis weggeven aan een particulier om het te gebruiken als brandhout.

het kruinhout moet worden opgeruimd tot een diameter van 7 cm

Caluwaerts Willy

26,03

NVT

NVT

NVT

De koper heeft het takhout gratis weggeven aan een particulier om het te gebruiken als brandhout.

het kruinhout moet worden opgeruimd tot een diameter van 7 cm

Theo Deracourt

7,12

NVT

NVT

NVT

Het kroonhout is doorverkocht aan een buurman die het als brandhout zal gebruiken.

Norbord; Vandervelden

124,75

NVT

NVT

NVT

Het kruinhout werd na de exploitatie door Norbord, waarbij het op hopen werd gelegd, door Vandervelden kosteloos opgehaald en versnipperd.

het kruinhout moet worden opgeruimd tot een diameter van 7 cm

Muffels Leon

24,15

NVT

NVT

NVT

De koper heeft het takhout mee verwerkt als brandhout.

het kruinhout moet worden opgeruimd tot een diameter van 7 cm

Cohout

34,82

NVT

NVT

NVT

Het takhout werd met de rupskraan verzameld en versnipperd.

EFM

23,11

NVT

NVT

NVT

Het takhout werd deels als papierhout en deels als houtsnipper benut.

het kruinhout moet volledig opgeruimd worden

het kruinhout moet langs de ruimingspistes gelegd worden

het kruinhout moet worden opgeruimd tot een diameter van 7 cm het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm

het kruinhout moet op stroken gelegd worden van max. 2 m breedte en een onderlingeafstand van ca. 18 m OF moet volledig afgevoerd worden

het kruinhout moet volledig opgeruimd worden

Opmerkingen

Muffels Leon had het kruinhout niet tijdig afgevoerd, dus het werd opnieuw verkocht aan Eubiom.

Omdat dit zeer moeilijke vellingen waren, heeft de koper niets moeten betalen voor het hout.

89


vervolg van pag 89

Verkoop als rondhout met bijzondere voorwaarden in verband met het kruinhout Experimenten waarbij (een deel van) het hout effectief benut werd als energiehout door de koper Lot

Naam

Type hout

Type houtkap

Soort

Aard terrein

# bomen

# m3 stamhout

Opbrengst stamhout

Prijs / m3

16

14/2068

Hamont-Achel Beverbeek xPo

stamhout

eindkap + dunning

72 % populier, 28 % fijnspar

bos

257

170,27

€ 5 111,00

€ 30,02

17

14/2065

Bocholt Lozerheide xPo

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

bos

61

58,74

€ 2 066,00

€ 35,17

18

14/3037

Nieuwerkerken xPo - FSC

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

bos

92

257,98

€ 9 029,00

€ 35,00

19

14/4117

Zutendaal Bessemer eindkap fijnspar

stam + kruinhout

eindkap

100 % fijnspar

bos

814

437,23

€ 20 320,00

€ 46,47

20

14/3039

Zepperen xPo - FSC

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

populierenaanplanting

156

342,79

€ 14 050,00

€ 40,99

21

14/3036

St.-Truiden xPo

stam + kruinhout

eindkap

10 0% populier

weide

147

326,79

€ 12 388,00

€ 37,91

* schatting volume kroonhout = 10 tot 20 % van het stamhout, deze werd ingeschat op basis van de betakking van de bomen. Indien dat niet bekend was, werd als gemiddelde 12,5 % van het stamhout genomen.

90


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • BIJLAGEN

Bijzondere voorwaarden naar exploitatie (i.v.m. energiehout)

Koper / Aannemer

Schatting volume kroonhout (in mÂł) *

# ton houtsnippers

Prijs / ton

Totaal prijs

Conclusies

het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm

Muffels Leon

21,28

NVT

NVT

NVT

De koper heeft het hout, bruikbaar voor de industrie als papierhout, meegenomen. Vervolgens heeft de boseigenaar het resterende kroonhout benut als brandhout.

het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm

Rondho

7,34

NVT

NVT

NVT

Een deel van het kroonhout is benut als papierhout. Het resterende kroonhout is door de boseigenaar benut als brandhout.

het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm

Adams Ward

38,70

NVT

NVT

NVT

De koper heeft na de kapping een firma aangesteld om alle kroonhout < 25 cm diameter te versnipperen. Al het takhout werd netjes opgeruimd.

Boeve en Hop

54,65

NVT

NVT

NVT

De koper heeft de bomen afgetopt op ca. 7 cm diameter. Het resterende takhout hebben ze zelf op hopen gelegd langs de kant van de weg en daar laten versnipperen door een externe firma.

EFM

61,70

NVT

NVT

NVT

De exploitant heeft de toppen zelf mee genomen tot ca. 10 cm diameter, met als bestemming de papierindustrie. De overige dikke takken en resten werden door een particulier verder opgeruimd als brandhout tot een diameter van ca. 5 cm.

Bex Jimmy

49,02

NVT

NVT

NVT

De koper heeft aangegeven dat dit hout op hopen gelegd zal worden en vervolgens versnipperd wordt.

het kruimhout moet volledig opgeruimd en afgevoerd worden

het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm

het kruinhout moet volledig opgeruimd worden

Opmerkingen

Ze hebben het takhout eerst enkele maanden laten liggen om te drogen.

De koper heeft uitstel gekregen voor deze exploitatie tot eind maart 2016. De exploitatie is bijgevolg nog niet afgerond.

91


Verkoop als rondhout met bijzondere voorwaarden in verband met het kruinhout Experimenten waarbij het hout een andere benutting dan energiehout kreeg of achter bleef op het perceel Lot

Naam

Type hout

Type houtkap

Soort

Aard terrein

# bomen

# m3 stamhout

Opbrengst stamhout

Prijs / m3

1

14/1075

Tessenderlo - xPo

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

populierenaanplanting

101

88,60

€ 3 552,00

€ 40,09

2

14/2059

Kinrooi Berkenbroek - xPo

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

bos

95

138,75

€ 5 160,00

€ 37,19

3

14/3035

Gingelom xPo - FSC

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

populierenaanplanting

77

180,49

€ 7 530,00

€ 41,72

4

14/4122

As Oeleinderheide - eindkap Cors.

stamhout

eindkap

99 % Cors. den, 1 % Am. eik

bos

1 853

961,33

€ 42 370,00

€ 44,07

5

14/4123

As - Nedereinde - eindkap

stamhout

eindkap

76 % fijnspar, 22 % Cors. den, 2 % overige

bos

2 140

557,43

€ 24 360,00

€ 43,70

6

14/2060

Bree - 't Hasselt - xPo

stam + kruinhout

eindkap

100 % populier

populierenaanplanting

591

602,97

€ 23 670,00

€ 39,26

7

14/5063

Hechtel - eindkap fijnspar

stamhout

eindkap

100 % fijnspar

bos

760

308,85

€ 15 200,00

€ 49,21

* schatting volume kroonhout = 10 tot 20 % van het stamhout, deze werd ingeschat op basis van de betakking van de bomen. Indien dat niet bekend was, werd als gemiddelde 12,5 % van het stamhout genomen.

Verkoop als brandhout voor particulieren Experimenten waarbij het hout effectief benut werd als energiehout Lot

Naam

Type hout

Type houtkap

Soort

Aard terrein

# bomen

# m3 stamhout

Opbrengst stamhout

Prijs / m3

1

11/111 + brandhout

Paal - pop

kruinhout

eindkap

100 % populier

bos

81

140,18

€ 3 612,00

€ 25,77

2

14/5106 + 14/5107

Overpelt

eerste dunning

dunning

100 % Cors. den

bos

0

10,00

€ 480,00

€ 48,00

3

14/5064

Hechtel - West

kruinhout na exploitatie

eindkap

89 % grove den, 10 % Cors. den, 1 % fijnspar

bos

4 591

1 461,56

€ 54 296,00

€ 37,15

* schatting volume kroonhout = 10 tot 20 % van het stamhout, deze werd ingeschat op basis van de betakking van de bomen. Indien dat niet bekend was, werd als gemiddelde 12,5 % van het stamhout genomen.

92


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • BIJLAGEN

Bijzondere voorwaarden naar exploitatie (i.v.m. energiehout)

Koper / Aannemer

Schatting volume kroonhout (in m³) *

# ton houtsnippers

Prijs / ton

Totaal prijs

Conclusies

het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm

Caluwaerts Willy

13,29

NVT

NVT

NVT

Het hout werd vermarkt als papierhout.

het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm

Cohout

20,81

NVT

NVT

NVT

Het hout werd vermarkt als papierhout.

het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm

Rondho

27,07

NVT

NVT

NVT

Het hout werd vermarkt als papierhout.

et kruinhout moet op stroken gelegd worden van max. 2 m breedte en een onderlinge afstand van ca. 18 m OF moet volledig afgevoerd worden

Norbord

96,13

NVT

NVT

NVT

De koper heeft er bij dit lot voor gekozen om het takhout op rijen te leggen van ca. 2 meter breedte (om de 18 meter). Aangezien het ging om Cors. den in een dicht plantverband, was er onvoldoende takhout aanwezig om het af te voeren.

het kruinhout moet op stroken gelegd worden van max. 2 m breedte en een onderlinge afstand van ca. 18 m OF moet volledig afgevoerd worden

Norbord

55,74

NVT

NVT

NVT

De koper heeft er bij lot voor gekozen om het takhout op rijen te leggen van ca. 2 meter breedte (om de 18 meter).Omdat het ging om kleinere fijnspar en Cors. den in een dicht plantverband, was er onvoldoende takhout aanwezig om het af te voeren.

Rondho

72,36

NVT

NVT

NVT

De bomen zijn tot een diameter van 7 centimeter opgewerkt. Nadien is het bos nog geklepeld.

Int. H. Ras

30,89

NVT

NVT

NVT

De koper heeft er bij dit lot voor gekozen om het takhout op rijen te leggen van ca. 2 meter breedte (om de 18 meter). Aangezien het ging om dunne fijnspar in een dicht plantverband, was er onvoldoende takhout aanwezig om het af te voeren.

het kruinhout moet opgeruimd worden tot een diameter van 7 cm na velling moeten de takken op stroken van max. 2 m breedte gelegd worden, met een onderlinge afstand van ca. 18 m

Bijzondere voorwaarden naar exploitatie (i.v.m. energiehout)

Koper / Aannemer

Schatting volume kroonhout (in m³) *

# ton houtsnippers

Prijs / ton

Totaal prijs

Conclusies

NVT

Rondho; brandhoutkoper

8,00

NVT

NVT

NVT

Het kruinhout werd na exploitatie door eigenaar aan brandhoutkoper verkocht op de brandhoutverkoop van 2014 voor € 200,00.

NVT

particuliere brandhoutkopers

NVT

NVT

NVT

NVT

Deze eerste dunning werd uiteindelijk uitgevoerd door een brandhoutkoper, die het hout kocht voor € 480,00.

Muffels Leon

14,00

NVT

NVT

NVT

Het kruinhout werd aangeboden op brandhoutverkoop van 2014 en werd verkocht voor de som van € 145,00.

na velling moeten de takken in het bos verspreid worden

Opmerkingen

Opmerkingen

93


Bijlage 2 – Voorbeeld vrijwilligersregister

Bosgroep West-Limburg vzw VR IJWILLIGERSREGISTER Universiteitslaan 1 3500 Hasselt Ondernemingsnummer 0479.742.895

1

2

94

Naam

Adres

Geboorteplaats

Geboortedatum

Rijksregisternummer

Nummer identiteitskaart

Datum van indiensttreding

Datum van uitdiensttreding

Naam

Adres

Geboorteplaats

Geboortedatum

Rijksregisternummer

Nummer identiteitskaart

Datum van indiensttreding

Datum van uitdiensttreding

Geslacht

Geslacht


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • BIJLAGEN

Bijlage 3 – Voorbeeld nominatieve lijst (activiteitenlogboek bosconsulenten) ACTIVITEITENLOGBOEK BOSCONSULENT

-

NOMINATIEVE LIJST

PERIODE: ! De vrijwilligersvergoeding is niet hoger dan 30 euro per dag en 1200 euro per jaar ! Naam:

……………………………………………………………………………………………

Tel.:

……………………………………………………………………………………………

IBAN:

……………………………………………………………………………………………

Bosgroep Limburgse Duinen vzw Universiteitslaan 1 Adres: …………………………………………………………………………………………… 3500 Hasselt 011 23 83 19 …………………………………………………………………………………………… Ond. nr.: 0882.247.464

DATUM

OMSCHRIJVING LOCATIE (gemeente, naam eigenaar,...)

TOTAAL

* 2 uur = 0,25 dag; 4 uur = 0,50 dag, 6 uur = 0,75 dag, 8 uur = 1 dag

# DAGEN*

BEDRAG

1 2 3 4 5 6 7 8 EURO

De vrijwilliger verklaart voor het hierboven vermeld kwartaal een vergoeding te ontvangen.

Handtekening bosconsulent,

95


Bijlage 4 – Afsprakennota vrijwilligers A F S P R A K E N N O TA V R I J W I L L I G E R S W E R K

1. ORGANISATIE Naam organisatie: Bosgroep Limburgse Duinen Juridisch statuut: v.z.w. Naam verantwoordelijke: Lore Bellings Adres: Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Telefoonnummer: 011 23 83 19 (coördinator) of 011 23 83 15 (medewerkster) E-mail: bosgroeplimburgseduinen@limburg.be

2. DEFINITIE BOSGROEP: Bosgroep: een duurzaam samenwerkingsverband tussen bosbeheerders binnen een bepaald gebied, teneinde de realisatie van de door dit decreet opgelegde doelstellingen door een rationeler beheer mogelijk te maken.

3. DOELSTELLINGEN BOSGROEP (conform de statuten): De vereniging heeft tot doel: 1. het stimuleren van een duurzaam bosbeheer met als richtingskader de criteria duurzaam bosbeheer zoals bepaald door de Vlaamse Regering conform het bosdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten; 2. het op elkaar afstemmen en coördineren van de beheerdoelstellingen en -maatregelen voor de bossen van de verschillende bosbeheerders; 3. de samenwerking inzake bosbeheerwerken verbeteren en het op elkaar afstemmen van deze werken; 4. de organisatie van de houtwinning, de verkoop van hout en het verkrijgen van alternatieve inkomsten verbeteren; 5. het recreatieve medegebruik verbeteren door de openstelling van de bossen op elkaar af te stemmen; 6. de organisatie van de bosarbeid verbeteren, met inbegrip van het welzijn op het werk en van werkgelegenheidsinitiatieven; 7. het op elkaar afstemmen, wat de bossen betreft, van de gebiedsgerichte terreinvisies uit andere beleidsdomeinen, zoals onder meer de jacht, het visbeheer, de recreatie, het natuurbehoud, de landschapszorg, de waterbeheersing en de waterwinning; 8. het stimuleren van de responsabilisering van de bosbeheerders; 9. het invullen en het verbeteren van de ecologische functie op het niveau van de Bosgroep; 10. bij de functie-invulling van de betrokken bossen, rekening houden met de behoeften van de lokale gemeenschap en de bosgebruikers; 11. het nemen van bijzondere initiatieven die de toetreding van de bosbeheerders van kleine boseigendommen bevorderen; 12. in voorkomend geval, zich actief richten op de realisatie van de doelstellingen en maatregelen van het natuurrichtplan, conform de artikelen 48 en 50 van het decreet van 21 oktober 1997 inzake het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. Het beheer is daarvoor verantwoordelijk. 13. het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor duurzaam bosbeheer.

4. AARD VAN HET VRIJWILLIGERSWERK De vrijwilliger engageert zich om voor de organisatie belangeloos activiteiten te verrichten. De vereniging schakelt de vrijwilliger in voor de opdracht:

96

Ondersteuning Bosgroepwerking


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • BIJLAGEN

5. MOGELIJKE TAKEN BOSCONSULENT Niet elke bosconsulent zal evenveel taken uitvoeren; het takenpakket is persoonsgebonden. Dit zijn de basistaken van de bosconsulent: • • • • • • • •

Lokaal aanspreekpunt voor de boseigenaars en voor de Bosgroep, ombudsman voor het boscomplex of de gemeente. Opvolging van exploitaties (zowel brand- als industriehout). Opvolgen van beplantingen. Opvolgen van de arbeidersploeg. Ter beschikking stellen van informatie aan boseigenaars, zoals formulieren voor de aanvraag van een kapmachtiging of subsidies, toetredingsformulieren, … Controle van dunningen. Inventarisatie van bijvoorbeeld zaadbomen van AvK. Ondersteuning geven bij activiteiten (contactdag, plantacties, terreinbezoeken, opmaak van beheerplannen, uitstippelen van wandelingen, …).

Naargelang de kennis en de interesse van de bosconsulent kan het takenpakket worden uitgebreid. Deze taken worden bovendien ENKEL UITGEVOERD wanneer de Bosgroepcoördinator hiertoe de opdracht heeft gegeven. Het vrijwilligerswerk omvat NOOIT de uitvoering van bosbeheerwerken op het terrein met gebruik van materiaal zoals kettingzaag, bosmaaier, snoeischaar, e.d.

6. VERANTWOORDELIJKHEID EN AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BOSCONSULENT(E) De organisatie is burgerlijk aansprakelijk voor de schade die de vrijwilliger berokkent aan de organisatie en aan derden, bij het verrichten van het vrijwilligerswerk. De vrijwilliger kan slechts aansprakelijk worden gesteld in geval van bedrog, zware fout of herhaalde lichte fout. Hij/zij handelt steeds te goeder trouw. De vrijwilliger verbindt zich ertoe elk ongeval zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de 24 uur te melden aan de Bosgroepcoördinator (011 23 83 19).

7. VERZEKERING VOOR VRIJWILLIGERS De organisatie heeft (zoals verplicht volgens de wet) een verzekering voor de vrijwilligers van de organisatie. Gewaarborgd risico

Burgerlijke aansprakelijkheid, Lichamelijke Ongevallen, Rechtsbijstand

Maatschappij Polisnummer

8. CODE VAN GOEDE PRAKTIJK - AANPAK De vrijwilliger benadert de boseigenaars, bosgebruikers en omwonenden met respect en een grote luisterbereidheid. Hieronder volgen een aantal belangrijke krachtlijnen van de aanpak van de Bosgroep. • • •

Eigenaar blijft steeds baas over eigen bos: De klant is koning! Wanneer we advies geven of afspreken met een boseigenaar in het bos, gaan we eerst luisteren naar de verlangens en visie van de boseigenaar. Deze wensen dienen we ook te respecteren. Ook indien ze niet stroken met je eigen visie. Vrijwillige samenwerking: Het staat de boseigenaar vrij om te beslissen of hij al dan niet wil samenwerken met de Bosgroep. Neutraal en onafhankelijk: De Bosgroep stelt zich neutraal op. We zijn geen vakbond van boseigenaars en geen verlengstuk van de overheid.

97


• • • •

Eerlijk en transparant: Eerlijkheid duurt het langst. We streven naar een langetermijnaanpak waar vertrouwen met de boseigenaars kan groeien. Stimuleren van duurzaam bosbeheer: Duurzaam bosbeheer is voor de Bosgroep samen groeien naar een bosbeheer dat rekening houdt met de private en maatschappelijke behoeftes. Deze maatschappelijke behoeftes zitten vervat in de criteria duurzaam bosbeheer en de multifunctionaliteit van bossen. Geen politieagent: We zijn geen boswachters, noch politieagenten! We treden dus niet op bij overtreding van de wet. We hebben geen bevoegdheid om overtredingen vast te stellen of PV’s te schrijven. We focussen ons op het informeren, ondersteunen en stimuleren van boseigenaars, bosgebruikers en omwonenden voor een duurzaam gebruik van de bossen. Bij knelpunten kan er intern met de Bosgroep (en eventueel met andere partijen) overlegd worden over hoe dit best kan aangepakt worden. Discretie m.b.t. eigendomsgegevens: De vrijwilliger voert zijn/haar opdracht uit met inachtname van de regels inzake discretie m.b.t. eigendomsgegevens van de boseigenaars.

9. WEDERZIJDSE RECHTEN EN PLICHTEN De vrijwilliger heeft recht op informatie over zijn activiteiten, afbakening van zijn werkveld en werktijden, een contactpunt bij conflictsituaties, over de noodzakelijke uitrusting, over aangepaste vorming en bijscholing. De vrijwilliger heeft de plicht tot geheimhouding: vrijwilligers die in het kader van hun opdracht in vertrouwen worden genomen en persoonlijke informatie over iemand krijgen, mogen dit niet naar buiten brengen. Wie de hulp van een vrijwilliger inroept, moet op deze geheimhouding kunnen rekenen, zelfs al gaat het niet uitdrukkelijk over een ‘geheim’. Onder geheimhoudingsplicht valt alle informatie over gezondheid, sociale en familiale toestand, financiële toestand, sociale problemen, persoonlijke, religieuze, filosofische of levensbeschouwelijke overtuiging. De organisatie heeft recht op een correcte deontologische houding van de vrijwilliger m.b.t. het naleven van de onderlinge afspraken, het respecteren van de afbakening van het activiteitsveld.

10. VERGOEDINGEN VOOR KOSTEN De organisatie betaalt een vergoeding van 30 euro aan de vrijwilliger voor een volledige dag (8u). Op jaarbasis mag het bedrag van 1.200 euro niet overschreden worden. De vergoedingen zullen per kwartaal uitbetaald worden. Vrijwilligers die genieten van een uitkering zoals werklozen, bruggepensioneerden, tijdelijk arbeidsongeschikten, mensen met een leefloon, … moeten zich in regel stellen vooraleer ze het vrijwilligerswerk aanvatten. Ondergetekende verklaart bovendien op eer ervan op de hoogte te zijn, dat de volgende wettelijke grenzen niet overschreden mogen worden, ook niet door vrijwilligerswerk bij één of meerdere andere organisatie(s): • het dagbedrag mag in 2015 niet hoger zijn dan 32,71 euro; • het jaarbedrag mag in 2015 niet hoger zijn dan 1.308,38 euro. Ik wens geen vrijwilligersvergoeding te ontvangen.

98


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • BIJLAGEN

11. VRIJWILLIGER De door u verstrekte gegevens zullen door de Bosgroep Limburgse Duinen vzw, met zetel te 3500 Hasselt, Universiteitslaan 1, worden verwerkt. Zij zullen uitsluitend worden gebruikt voor het intern databeheer. Overeenkomstig de wet van 8 december 1992, zoals gewijzigd, kan u steeds om mededeling en verbetering vragen van de u betreffende verwerkingen. Naam Adres Tel. E-mail Geboortedatum Geboorteplaats Rijksregisternummer Identiteitskaartnummer Bankrekeningnummer Te contacteren bij ongeval Bosconsulent in boscomplex / gemeente Ondergetekende ……………………….……. (naam) geeft toestemming aan de Bosgroep Limburgse Duinen vzw om de hem/haar betreffende persoonsgegevens te verwerken en om

de contactgegevens door te geven aan bosbeheerders van de Bosgroep Limburgse Duinen vzw

de persoonsgegevens door te geven aan de RVA

en dat deze persoonsgegevens worden gebruikt door deze derden in het kader van zijn/haar engagement als bosconsulent.

12. OPVOLGING EN EVALUATIE Beide partners hebben het recht om op elk moment deze overeenkomst stop te zetten. De tevredenheid van de boseigenaar blijft voor de Bosgroep een belangrijke doelstelling en zal periodiek worden opgevolgd. De vrijwilliger en de Bosgroep verklaren op de hoogte te zijn en akkoord te gaan met de bepalingen van deze afsprakennota.

In twee exemplaren opgemaakt te ……………………….......…… (plaats) op ……………........(datum)

Bosconsulent Bosgroep Limburgse Duinen vzw DEZE AFSPRAKENNOTA VOLDOET AAN DE BEPALINGEN OVER DE INFORMATIEPLICHT, VOLGENS DE WET VAN 3 JULI 2005 (EN AANVULLINGEN) , BETREFFENDE DE RECHTEN VAN VRIJWILLIGERS (BELGISCH STAATSBLAD 29 AUGUSTUS 2005).

99


Bijlage 5 – Overzicht opleidingen voor bosconsulenten ORGANISOTOR OPLEIDING

DATUM

Limburgse Bosgroepen

2012-06-20 31

Algemene opleiding voor bosconsulenten (Bosgroepwerking)

Limburgse Bosgroepen

2012-06-26 37

Cursus boswetgeving en - beheer

Limburgse Bosgroepen

2012-06-28 41

Praktijkdag Nieuwenhoven (herkennen bomen en struiken, aanduiden dunning, ‌)

Hoge Kempen

2012-07-10 7

Excursie BG HK

Noordoost-Limburg

2012-07-14 9

Excursie BG NOL

West-Limburg

2012-07-26 6

Excursie BG WL

Limburgse Duinen

2012-07-30 7

Excursie BG LD

Zuid-Limburg

2012-09-12 2

Excursie BG ZL

West-Limburg

2012-09-19 2

Aanduiden brandhoutloten BG WL

Zuid-Limburg

2012-09-20 5

Excursie Kriekels

Limburgse Duinen

2012-09-21 3

Excursie BG LD

Noordoost-Limburg

2012-09-27 9

Beoordelen aanplanting en tekenen van brandhout

Limburgse Duinen

2012-09-28 7

BG NOL

Noordoost-Limburg

2012-10-19 11

Excursie BG LD

Hoge Kempen

2012-10-21 3

Overleg werkingsgebied NOL

Noordoost-Limburg

2012-10-25 7

Wandeling i.h.k.v. week van het bos in Zutendaal

Noordoost-Limburg

2012-10-26 3

Aanduiden brandhoutloten BG NOL

Limburgse Duinen

2012-11-09 5

Aanduiden brandhoutloten BG NOL

West-Limburg

2012-11-16 6

Aanduiden brandhoutloten BG LD

Hoge Kempen

2012-11-22 7

Overleg werkingsgebied WL

Zuid-Limburg

2012-12-10 1

Aanduiden brandhoutloten BG HK

Zuid-Limburg

2012-12-12 2

Aanduiden brandhoutloten BG ZL

Hoge Kempen

2012-12-14 4

Aanduiden brandhoutloten BG ZL

Hoge Kempen

2012-12-15 6

Schouwing brandhoutloten BG HK

Limburgse Duinen

2013-02-01 30

Brandhoutverkoop BG HK

Limburgse Duinen

2013-02-21 16

Informatieavond Energiehout

Limburgse Duinen

2013-02-23 2

Cursus Herkennen bomen en struiken in de winter

Hoge Kempen

2013-03-08 13

Cursus Herkennen bomen en struiken in de winter

Noordoost-Limburg

2013-03-16 16

Cursus Demo Kettingzaaggebruik

Limburgse Bosgroepen

2013-03-23 35

Contactdag Limburgse Bosgroepen

Limburgse Duinen

2013-04-12 1 2013-04-13

Cursus Kettingzaag ECS 1

West-Limburg

2013-05-03 1 2013-05-04

Cursus Kettingzaag ECS 2

Inverde

2013-05-14 3 tot 05-19

Vlaamse Bosgroepenledenreis (Lincolnshire - Engeland)

Noordoost-Limburg

2013-07-20 3

Excursie wandeling domein Berkenbroek (Spaas Jan)

Limburgse Bosgroepen

2013-07-31 21

Excursie Bosbouwbeurs Libramont

100

AANTAL DEELNEMERS

OMSCHRIJVING


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • BIJLAGEN

ORGANISOTOR OPLEIDING

DATUM

AANTAL DEELNEMERS

OMSCHRIJVING

West-Limburg

2013-08-22 3

Excursie BG WL

Limburgse Duinen

2013-08-28 7

Excursie BG LD

Hoge Kempen

2013-09-03 7

Excursie BG HK

Hoge Kempen

2013-09-15 3

Wandeling Langeberg, vallei van de Ziepbeek in Lanaken

Limburgse Bosgroepen

2013-09-14 12

Cursus Demo Kettingzaaggebruik

Limburgse Bosgroepen

2013-09-21 4

Cursus Vogelkersbestrijding en brandhout maken

Limburgse Bosgroepen

2013-09-26 2

Cursus Onderhoud kettingzaag en bosmaaier

Noordoost-Limburg

2013-10-12 16

Excursie BG NOL

Noordoost-Limburg

2014-01-28 9

Terreinexcursie beplantingen bij Jan Spaas BG NOL

Limburgse Bosgroepen

2014-02-19 22

Excursie QD (Westerlo) + verkenning locatie Bos en

Houtbeurs (Zutendaal)

2012-09-21 3

Excursie BG LD

Limburgse Bosgroepen

2014-02-21 19

Excursie Boeve en Hop en Rondhoutveiling

Noordoost-Limburg

2014-03-18 8

Terreinexcursie aanplanting met proef INBO bij Spaas Jo

Limburgse Bosgroepen

2014-03-22 13

Contactdag Limburgse Bosgroepen

Limburgse Duinen

2014-05-03 12

Wandeling domein Hoeverheide (Houthalen-Helchteren)

Limburgse Bosgroepen

2014-05-13 1

Excursie Wildbescherming en nieuwe bosaanleg

Noordoost-Limburg

2014-05-17 8

Excursie BG NOL

Hoge Kempen

2014-07-01 7

Excursie BG HK

Zuid-Limburg

2014-07-02 3

Excursie BG ZL

West-Limburg

2014-08-21 4

Excursie BG WL

Limburgse Duinen

2014-09-05 4

Excursie BG LD met BG Zuid-Nederland (Hechtel-Eksel)

Inverde

2014-09-26 2

Studiedag ‘Invasieve uitheemse planten’

Zuid-Limburg

2014-10-15 1

Wandeling i.h.k.v. Week van het Bos "Slag der Zilveren

Helmen"

2012-12-15 6

Schouwing brandhoutloten BG HK

Limburgse Duinen

2015-01-30 21

Informatie pdpo-project voor bestuurders en

bosconusulenten

2013-02-21 16

Informatieavond Energiehout

Noordoost-Limburg

2015-03-01 7

Wandeling domein Masy

Limburgse Bosgroepen

2015-03-21 25

Contactdag Limburgse Bosgroepen

Limburgse Duinen

2015-04-16 7

Excursie BG LD

Hoge Kempen

2015-05-22 8

Excursie BG HK

Inverde

2015-06-02 7 tot 06-05

Vlaamse Bosgroepenledenreis Lorraine

West-Limburg

2015-06-12 4

Excursie BG WL

Inverde

2015-06-26 8

Excursie en opleiding Marteloscope van Vecmont

101


Bijlage 6 – Activiteitenlogboek voor Bosgroepcoördinatoren Bosgroep Limburgse Duinen vzw ACTIVITEITENLOGBOEK BOSCONSULENT Bosconsulent: Werkingsgebied:

Universiteitslaan 1 3500 Hasselt 011 23 83 19

(Boscomplex / gemeente)

Vergoeding: JA Jaar: 2015 DATUM

LOCATIE(S)

(STRAAT/EIGENAAR)

AANTAL DAGEN * **

ACTIVITEIT

OPMERKING

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 * 1 dag Bosgroepondersteuning = 8 uur ** 2 uur = 0,25 dag; 4 uur = 0,5 dag, 6 uur = 0,75 dag, 8 uur = 1 dag

ACTIVITEIT

STANDAARD AANTAL DAGEN * **

1. Houtverkoop 1.1 Controle dunning

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

1.2 Opvolging exploitatie

1 week opvolging = 1 dag

1.3 Brandhoutloten maken

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

1.4 Dunning aanduiden met eigenaar

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

1.5 Opmeten kroonhout

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

2. Arbeidersploeg opvolgen

1 week opvolging = 1 dag

3. Inventarisatie

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4. Ondersteuning 4.1 Speciale activiteit (wandeling, …)

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.2 Informeren boseigenaar

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.3 Terreinbezoek

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.4 Opmaak beheerplan

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.5 Toegankelijkheidsregeling

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

4.6 Grenzen bepalen

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

5. Beplanting opvolgen

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

6. Andere

Aantal dagen Bosgroepondersteuning

102




7 BRONNEN

105


BRONVERMELDING ARBOR en TWECOM (2015) Groene warmte door kleinschalige houtverbranding: voor landbouw, kmo’s en industrie. [online] Beschikbaar op: http://www.twecom.eu/results/publications/groene-warmte-door-kleinschaligehoutverbranding/16/ [datum van opzoeking: 14/11/2015] Biomass Trade Centre (2012) Technical backgrounds for advanced techniques and technologies in biomass production [online] beschikbaar op: http://www.biomasstradecentre2.eu/wood-biomass-production/technicalbackgrounds/ [datum van opzoeking 19/11/2015] Bomans E., Bries J., Elsen F., Janssens P., Moens W. (2009) Geïntegreerde verwerkingsmogelijkheden (inclusief energetische valorisatie) van bermmaaisel. OVAM, Mechelen. 241p. BOS+ (2014). BOS+ visie op houtige biomassa als energiebron. BOS+, Gontrode. [online] Beschikbaar op: http://www.bosplus.be/nl/kenniscentrum/bosbeleid/in-de-wereld/item/973-bos%20-visie-op-houtige-biomassaals-energiebron [datum van opzoeking: 14/11/2015]. Briffaerts, K., Cornelis E., Dauwe T., Devriendt N., Guisson R., Nijs W., Vanassche S. (2009) Prognoses voor hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling tot 2020. [online] Beschikbaar op: http://emis.vito.be/prognosesvoor-hernieuwbare-energie-en-warmtekrachtkoppeling-tot-2020 [datum van opzoeking: 14/07/2015] Brouwers J., Aernouts K., Jespers K., Geurds M., Liekens J., Buelens W., Vandermersch M., Fernagut B., Wustenberghs H. (2005) Energie, zoektocht naar milieuvriendelijke energievormen. [online] Beschikbaar op: http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/milieuthemas/klimaatverandering/ [datum van opzoeking: 14/07/2015] Burke M., Cassman K., Falcon W., Gaskell J., Liska A., Naylor R., Rozelle S. (2007) The Ripple effect. Biofuels, food security and the environment. Environment, volume 49: 30-43. Demolder H., De Keersmaeker L., Esprit M., Thomaes A., Vandekerkhove K., Van Daele T., Van der Aa B. (2014) Natuurrapport - Toestand en trend van ecosystemen en ecosysteemdiensten in Vlaanderen. Technisch rapport Hoofdstuk 13 Ecosysteemdienst houtproductie. INBO. 75 p. Departement Landbouw en Visserij (2014) Energieke landbouw: Watt brengt dat op?! [online] Beschikbaar op: http://www.enerpedia.be/websites/1/uploads/files/documents/energieke-landbouw-watt-brengt-het-op_ 27-72015_15_41_44.pdf [datum van opzoeking: 28/10/2015] Devisch O., Jochems H. (2015) Energieke houtkanten: de return van betrokkenheid. [online] beschikbaar op: http://www.twecom.eu/results/publications/energie-houtkanten/28/ [datum van opzoeking 15/11/2015] Fargione J., Hill J., Tilman D., Polasky S., Hawthorne P. (2008) Land clearing and the biofuel carbon debt. Science magazine, volume 319: 1235-1238. Field C.,Campbell J., Lobell D. (2007) Biomass energy: the scale of the potential resource. Trends in ecology and evolution, volume 23: 65 -72. Goldemberg J. (2007) Ethanol for a sustainable energy future. Science magazine, volume 315: 808 – 810. Gybels R., Wouters R., Schuurmans B. en Verbeke W. (2012) Houtige biomassa voor energie in Limburg. Eindrapport van het MIP2-project “Limburgs groen voor een groene economie”, 159 p. Inverde (2015) Ecopedia: bouwen aan groenexpertise [online] beschikbaar op: http://www.ecopedia.be/ [datum van opzoeking: 14/07/2015] Koning Boudewijnstichting (2008). Vrijwilligerswerk: De wet - praktische vragen en antwoorden. 64p. Leung D., Leung M., Ni M., Sumathy K. (2006) An overview of hydrogen production from biomass. Fuel Processing Technology, volume 87: 461-472.

106


LOKET VOOR ENERGIEHOUT • BRONNEN

LOUCUS, samenwerkingsverband steunpunten vrijwilligerswerk, SoCius, steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Steunpunt Vrijwilligerswerk Limburg en Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk vzw (2009). In-team – vervolmaak uw vrijwilligersrelatie in tien stappen. 116 p. Lund H. (2007) Renewable energy strategies for sustainable development [online] Beschikbaar op: http://vbn. aau.dk/files/156708/240_Lund.pdf [datum van opzoeking: 14/07/2015] Mantau U., Saal U., Prins K., Steierer F., Lindner M., Verkerk H., Eggers J., Leek N., Oldenburger J., Asikainen A., Anttila P. (2010) EUwood - Real potential for changes in growth and use of EU forests. Hamburg. ODE: Organisatie voor Duurzame Energie Vlaanderen. (2007) Duurzame energie. Wegwijzer 2007. [online] Beschikbaar op: http://www.ond.vlaanderen.be/energie/pdf/Brochure%20Duurzame%20Energie%202007.pdf [Datum van opzoeking: 14/07/2015] Opdebeeck S., Brouwers J., Maes F., Overloop S. (2009) Milieuverkenning 2030: Hoofdstuk 1: Beleidsscenario’s. [online] Beschikbaar op: http://www.milieurapport.be/Upload/main/01.pdf [datum van opzoeking: 17/07/2015] Osselaere J., Vangansbeke P. (2013) Technieken en strategieën voor de oogst van houtige biomassa: resultaten van de terreinexperimenten uitgevoerd in Bosland. Inverde en het Agentschap voor Natuur en Bos. 63p. OVAM (2015) Achtergrond van het materialendecreet. [online] beschikbaar op: http://www.ovam.be/ achtergrond-van-het-materialendecreet [datum van opzoeking: 14/07/2015] OVAM (2015) Actieplan duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen. [online] beschikbaar op: http://www.ovam. be/afval-materialen/wetgeving-en-beleidsplannen-of-programmas/ontwerp-van-actieplan-duurzaam-beheervan-biomassareststromen-2015-2020 [datum van opzoeking: 13/07/2015] OVAM (2015) Ondernemingsplan OVAM 2015 [online] beschikbaar op: http://www.ovam.be/sites/default/files/ atoms/files/ONDERNEMINGSPLAN%20OVAM%202015.pdf [datum van opzoeking 14/07/2015] Pelckmans L. (2013) Energie Conversie Parken: Slim benutten van regionale biomassastromen. VITO. 25p. provincie Limburg (2011) Organisatienota voor gidsen. provincie Limburg, Hasselt. 22 p. Suadicani K., Talbot B. (2010) Extracting and chipping hardwood crowns for energy. Scandinavian Journal of Forest Research 25. p. 455-461. Tilman D., Hill J., Lehman C. (2006) Carbon-negative biofuels from Low-Input High-Diversity grassland biomass. Science magazine, volume 314: 1598-1600. Twidell J. & Weir T. (2006) Renewable energy resources. Taylor & Francis, Oxon. 121p. Vandekerkhove K., De Keersmaeker L., Van der Aa B. (2012) Advies betreffende de ecologische effecten van een bijkomende oogst van exploiattieresten (kroonhout, stobben) bij bosexploitatie. INBO. 30p. VITO (2012) Energie Conversie Parken: Leerpunten in verband met beschikbare biomassa. [online] beschikbaar op: http://ecp-biomass.eu/node/228 [datum van opzoeking: 14/07/2015] Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk vzw (2008) vrijwilligerswerk.be [online] beschikbaar op: http://www.vrijwilligerswerk.be/ [datum van opzoeking 18/11/2015] Vlaamse overheid - CODEX (2015) Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu [online] beschikbaar op: http://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1005915.html [datum van opzoeking: 14/07/2015]

107


COLOFON

EEN UITGAVE VAN Bosgroep Limburgse Duinen vzw, Bosgroep Hoge Kempen vzw, Bosgroep West-Limburg vzw, Bosgroep Noordoost-Limburg vzw, Bosgroep Zuid-Limburg vzw en de provincie Limburg TEKST Lore Bellings REDACTIE Lore Bellings, Frederik Bollen, Jan Mampaey, Karolien van Diest Leen Raats – Schrijfbureau Teksttype (copywriter) C O O R D I N AT I E Sonja Schreurs, Dienst Milieu en Natuur GRAFISCHE VORMGEVING Luc Schreurs – Blikvoer FOTOGRAFIE Beeldendatabank van de Limburgse Bosgroepen DRUK & AFWERKING Printkamer – Directie Facilitair Beheer, provincie Limburg OPLAGE 3OO ex. VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Johan Van den Broek, directeur Dienst Milieu en Natuur D/2015/5.857/045

108




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.