NR. 09 | 14 MEI 2013 vakblad voor financieel adviseurs
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
Thema Pensioen Egbert Berkhoff kraakt heilige huisjes pensioen VERDIEPEND Werkgever dwingt pensioenadviseur tot vernieuwing PRAKTISCH Goed pensioenadvies nog niet gegarandeerd
GRATIS PE IN VVP
De Goudse, ING Excellent, Legal & General en NH1816 geloven in meerwaarde adviseur
‘Wij kozen voor een pensioen zonder verrassingen voor ons en onze werknemers.’ Ward Vleugels, CEO Q-Park NV
‘Wij kozen voor een pensioen waarbij in één oogopslag duidelijk is wat de kosten zijn en wat naar de pensioenpot gaat.’ Nicòle van der Veeken, Manager Personeelszaken Van Meijel Automatisering
No 1 in het Nationaal Performance Onderzoek Pensioenverzekeraars 2012 van IG&H
Deze werkgevers kiezen bewust voor een pensioenoplossing van Delta Lloyd. Delta Lloyd onderscheidt zich door het ruime keuzeaanbod. Daarom is ervoor iedere werkgever een passende oplossing. Ook voor uw klanten. Bekijk het aanbod op deltalloyd.nl/zakelijk/pensioen
commentaar
gratis pe in VVp met gepaste trots bied ik al onze abonnees namens VVp een jaar lang gratis permanente educatie aan. zoals iedereen weet zijn vanaf 1 januari 2014 zijn de nieuwe pe-eisen van kracht. er is veel aanbod, weinig overzicht en veel wildgroei, vooral digitaal. dat zorgt voor verwarring bij financieel adviseurs. zeker is dat elke adviseur op dagbasis zijn deskundigheid zal moeten bijhouden en dat zijn deskundigheid eens in de drie jaar wordt geëxamineerd. Vijf keer zoveel dienstverleners als nu zullen verplicht examen moeten gaan doen. om iedereen met klantcontact te ondersteunen in zijn of haar vak biedt VVp alle abonnees met ingang van deze editie een jaar lang gratis pe-ondersteuning van vakexperts. VVp biedt in het hart need to know informatie voor de pe-modules particulier schade, zakelijk schade (inkomen), leven en hypothecair krediet. het hart is eenvoudig uit te nemen en te bewaren en bevat korte en krachtige informatie, aangeleverd door de onafhankelijke vakexperts anita hol, martin gast en jerry aarts. ook zijn wij er trots op dat we vier business partners bereid hebben gevonden deze permanente educatie een jaar lang mogelijk te maken. Business partners die het belang van onafhankelijk advies onderschrijven en onvoorwaardelijk ervoor kiezen om adviseurs in hun ondernemerschap te ondersteunen. dit zijn: nh1816 voor de pe-module schade particulier, de goudse voor de pe-module schade zakelijk/inkomen, ing excellent voor de pe-module hypothecair krediet en legal & general voor de pe-module leven individueel. met deze ondersteuning laten deze maatschappijen ook zien dat ze volop vertrouwen hebben in de deskundige, professionele adviseur omdat de behoefte aan individueel advies in deze onzekere en ingewikkelde tijden alleen maar verder toe zal nemen. een visie die uitstekend past bij het vakblad VVp. juist in deze nieuWe financiËle Wereld – waarin oude waarden onherroepelijk vervangen worden door nieuwe waarden – hebben we elkaar harder nodig dan ooit. Wij hopen in ieder geval dat wij met dit gezamenlijk initiatief, dat relevant is voor al uw medewerkers met klantcontact, uw ondernemersleven weer een beetje makkelijker en overzichtelijker maken. Veel leerplezier! ««
“Vijf keer zoVeel dienstVerleners als nu zullen Verplicht examen moeten gaan doen”
Willem Vreeswijk, hoofdredacteur VVP w.vreeswijk@nijgh.nl
vakblad voor financieel adviseurs | 14 mei 2013
3
4klank
DON’T STOP THINKING ABOUT TOMORROW Ik hoor zo vaak dat Nederland trots moet zijn op haar pensioenstelsel. Maar waar moet ik dan trots op zijn? Dat we bereid zijn grote stromen geld te betalen voor toekomstig inkomen of vermogen zegt toch helemaal niets over het stelsel. – Waarom kunnen we niet (een deel van) ons pensioenvermogen aanwenden naar eigen wens? (lumpsum withdrawal in Engeland en VS) – Waarom richt pensioenadvies zich alleen tot de werkgever en moet de deelnemer zichzelf maar zien te redden? – Waarom leggen de bestuurders van veel pensioenfondsen zoveel restricties op aan fondsmanagers en dwing je dus dure experts om in een index te beleggen? – Waarom zit er zo weinig leerstof over de kapitaalmarkt in de opleiding Wft Pensioenen? – Waarom kan je niet pensioensparen/banksparen bij een onafhankelijke adviseur, iemand die niet wil kiezen voor huisfondsen? – Waarom kan je binnen een beschikbare premieregeling niet beleggen in het totale aanbod van beleggingsfondsen? – Waarom moet ik verplicht pensioeninkomen aankopen ongeacht de stand van de rente, terwijl ik best wil wachten? Ik wil mijn koopkrachtrisico liever beheersbaar houden. – Waarom lifecycle principes in het product versleutelen? Dit zou in een individueel advies geregeld moeten worden. – Waarom kan de deelnemer niet meer invloed uitoefenen op de manier waarop belegd wordt? – Waarom ben ik in een collectieve regeling mijn nabestaandenpensioen kwijt als ik van werkgever wissel?
“TIJD VOOR ADVISEURS OM EEN AMBITIEUZE HAND TE REIKEN AAN WERKGEVERS EN WERKNEMERS” – Waarom kan ik niet overal online zien wat mijn pensioen nu is en mogelijk straks wordt? – Waarom is er geen vrije keuze mogelijk over waar het pensioenvermogen wordt geadministreerd? – Waarom is er een afkoopverbod? Van wie is dat pensioengeld ook al weer! – Waarom zijn adviseurs, accountants en klanten altijd op zoek naar fiscale begunstiging en zijn zij bereid hun ziel daarmee aan de duivel te verkopen? – Waarom is er een (terechte) hetze ontketend over kosten en transparantie in box 3, terwijl de gemiddelde particulier het leeuwendeel belegt in dure ondoorzichtige pensioenoplossingen? – Waarom is het niet makkelijk pensioenvermogen over te zetten naar andere dienstverleners? We zijn nu toch klaar met het provisiemodel? (rollover in Engeland en VS) – Waarom zijn er bij pensioenverzekeraars nog steeds veel beleggingsfondsen die buiten toezicht van de AFM vallen? – Waarom zijn er zo weinig accountants die de ondernemer het eerlijke verhaal over zijn pensioen – of eerder zijn gebrek aan pensioen – vertellen? – Waarom blijft, ondanks communicatieve inspanningen, het pensioenbewustzijn en de financiële geletterdheid zo laag? – Waarom zorgen pensioenen (op kapitaalbasis) voor meer verdeeldheid tussen jong en oud, terwijl dat toch juist het tegenovergestelde zou moeten zijn? – Waarom begrijpen bestuurders en politici niets van economisch risicomanagement, dat we in goede tijden voor slechte tijden moeten reserveren? Er is nog wel enige ruimte voor ambitie lijkt mij. Jammer dat de politiek lethargisch is over innovatie in de pensioenwereld. De grote conservatieve bedrijven kennen de lobby en houden vast aan hun melkkoe. Tijd voor lente, tijd voor adviseurs om een ambitieuze hand te reiken aan werkgevers en werknemers. Adviseurs staan immers meer dan ooit aan de kant van de klant en kunnen samen innovatie afdwingen. ««
‘4Klank’ is een wisselcolumn waarin vier auteurs hun mening geven over een actueel onderwerp in relatie tot de financiële dienstverlening. De ‘4Klankers’ zijn: Egbert Berkhoff (NNEK), Kalo Bagijn (Brand New Day), Henri Drost (Oostdam & Partners) en Berend Tooms (Assurantiehuis Adviesgroep). Reacties op deze column zijn welkom op e.berkhoff@fondsenplatform.nl
EGBERT BERKHOFF directeur NNEK
4
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
HET IS TIJD VOOR EEN MODERN PENSIOEN Wij vinden het tijd voor een modern pensioen en heldere communicatie, waarbij een mobiele dienstverlening uiteraard niet mag ontbreken. Daarom heeft BeFrank de App ‘Mijn Pensioen’ ontwikkeld. Met de App ervaren werknemers van bedrijven die het pensioen bij BeFrank hebben ondergebracht de dienstverlening die ze gewend zijn. Altijd en overal, hebben deze klanten toegang tot hun persoonlijke pensioenrekening. Bovendien hebben klanten inzicht in de pensioenbeleggingen en de kosten. De pensioenplanner toont de verwachte hoogte van de pensioenuitkeringen én de mate van risico. Inmiddels is aan de hand van gebruikersfeedback de App ‘Mijn Pensioen’ verbeterd. Zo is de App nu ook beschikbaar voor de iPad en zijn andere verbeteringen doorgevoerd. Wilt u ook onze dienstverlening ervaren? Download dan nu de App waaraan de demofunctionaliteit is toegevoegd. Met het invullen van enkele gegevens kunt u zelf berekeningen maken met de pensioenplanner en de andere onderdelen van de App bekijken. BeFrank combineert de online kracht van BinckBank met de pensioenkennis van Delta Lloyd. Wilt u ook een begrijpelijk pensioen tegen lage kosten? Ontdek BeFrank en download de app of ga naar www.BeFrank.nl
Nieuwsgierig naar de laatste versie van de App ‘Mijn Pensioen’? Download de App voor iOS of Android. We zijn benieuwd wat u ervan vindt.
VerDiePeND
advieswaarde
gouden ToeKoMsT voor FinanCieeL adviseurs Deze uitgave van VVP is het startsein van een jaar lang gratis Permanente educatie voor financieel adviseurs. Dit uitneembare katern wordt mede mogelijk gemaakt door vier aanbieders met een rotsvast geloof in de kracht en de meerwaarde van de onafhankelijke adviseur. Waarom ondersteunen zij dit traject? Het antwoord is helder. “omdat kennis de essentie van het adviesvak is, omdat consumenten absoluut gebaat zijn bij het deskundig en integer advies van een onafhankelijk adviseur en omdat wij geloven dat in een complexere tekst: Willem Vreeswijk, groepsfoto: rodney Kersten wereld de rol van de adviseur alleen maar belangrijker wordt.�
Vlnr: Cas Verhage, Hidde Coebergh, Michel Lamie en Arno Dolders.
6
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
D
it is de overtuiging van Hidde Coebergh (directeur Hypotheken iNG Nederland), Arno Dolders (algemeen directeur Legal & General), michel Lamie (bestuursvoorzitter De Goudse) en Cas Verhage (directeur NH1816). Alle vier ondersteunen zij de permanente educatie in VVP in hun eigen discipline: iNG voor de module hypotheken, Legal & General voor Vermogen (Leven), de Goudse voor Zakelijk Schade (en inkomen) en NH1816 voor Particulier Schade. een uiteenlopend palet: van simpele schadeverzekeringen tot aan complexe producten waar het provisieverbod sinds 1 januari voor geldt. eén ding hebben deze volstrekt verschillende aanbieders echter gemeen: hun absoluut geloof in de financieel adviseur. een bijzonder gezelschap derhalve, want de liefde voor het intermediaire advieskanaal is de laatste jaren bepaald niet door alle marktpartijen met woord en daad beleden. Waarom hebben deze partijen hun geloof in het onafhankelijke advieskanaal in deze hectische tijden juist niet verloren? “Kennis van risico’s is de essentie van het vak, zowel bij aanbieders als bij adviseurs”, zegt Lamie. “in een wereld die complexer wordt, neemt het belang van vakkennis alleen maar toe. Adviseurs staan dicht bij hun klanten, kennen de ondernemers en hun bedrijven, weten welke risico’s ze lopen en kunnen hun klanten daar bewust van maken. Juist in de zakelijke markt zien wij nog volop kansen voor de adviseur.” “Voor de hypotheekmarkt heeft iNG nadrukkelijk voor de adviseur gekozen”, stelt Coebergh. “Voor hypotheekadviezen is het onafhankelijk advieskanaal altijd al van wezenlijk belang geweest en dat zal ook niet veranderen. investeren in kennis is en blijft een eerste vereiste voor hypotheekadviseurs.” Verhage: “Het gaat niet alleen om kennis, maar ook om vaardigheden. Wij dragen graag een steentje bij om de kennis en vaardigheden van adviseurs naar een hoger plan te tillen. Daar heeft de klant baat bij, de adviseur die de klant het beste advies moet geven en natuurlijk ook wijzelf. Zonder deskundige adviseurs hebben wij immers geen bestaansrecht.” Deskundigheid is altijd al het stokpaardje van Arno Dolders geweest. Hij was onder meer van 2003 tot 2009 voorzitter van de Stichting examens Assurantiebedrijven (SeA) die later werd omgedoopt tot de Stichting examens Financiële Dienstverlening (SeFD). Hoewel er toen nog geen overeenstemming kon worden bereikt voor een centraal deskundigheidsbouwwerk heeft Dolders wel mede de richting van dit bouwwerk bepaald. Het is dan ook logisch dat hij, in een wereld die er alleen maar complexer op wordt, onverminderd blijft hameren op het belang van gedegen vakkennis. “Zonder die kennis kun je je rol als adviseur immers niet waarmaken.” Meer adviseurs nodig Al zolang er adviseurs zijn, wordt er gesproken van een aanstaande shake-out van het onafhankelijke advieskanaal. Nu kan niemand ontkennen dat de financiële sector op dit moment de storm tegen heeft. Naast de economische crisis
Hidde Coebergh:
“KLANt CeNtrAAL SteLLeN iS eeN WerKWoorD”
hebben financieel dienstverleners immers te maken met totaal nieuwe spelregels waar ook de klant aan zal moeten wennen, de opkomst van nieuwe technologieën en de naweeën van de reputatieschade veroorzaakt in het verleden door onder meer de snelle sluiters. Financieel adviseurs zitten, net als aanbieders, in een enorme transitie. en helaas zal lang niet iedereen het hoofd boven water kunnen houden. Veel onderzoeksbureaus voorspellen om die reden opnieuw een drastische inperking van het aantal advieskantoren. De vraag is of dat wel waar is. De kracht van de adviseur is immers zijn persoonlijk en onafhankelijk advies. Wil je al je klanten goed kunnen bedienen, dan zullen veel advieskantoren in de toekomst minder klanten in de boeken krijgen, die meer zullen gaan opleveren. Gezien de toenemende complexiteit van de samenleving zullen meer consumenten »
vakblad voor financieel adviseurs | 14 mei 2013
7
advieswaarde » behoefte krijgen aan de vakkennis, integriteit en onafhankelijkheid van een adviseur die hen met raad en daad bijstaan. er zal in Nederland dus juist behoefte zijn – en blijven – aan een robuust aantal adviseurs. een visie die de vier deelnemers aan dit gesprek onderschrijven. “Verzekeringen zijn en blijven low interest producten”, zegt Verhage. “Consumenten gaan niet op zaterdagmiddag even gezellig winkelen om een avp’tje te kunnen scoren. Natuurlijk wil een deel van de Nederlanders een eenvoudige schadeverzekering zelf via internet afsluiten. maar er is en blijft ook een groot deel dat de meerwaarde van een adviseur inziet en kiest voor ontzorging en financiële nachtrust. er bestaan immers geen eenvoudige producten. Het recente GfK-onderzoek wees uit dat consumenten zeer tevreden zijn over onder meer de schadeafhandeling van hun financieel adviseur. Hoeveel bewijs wil je hebben?” “er bestaan al helemaal geen eenvoudige levensverzekeringen”, aldus Dolders. “Niet alleen wordt de samenleving complexer, ook trekt de overheid zich steeds meer terug en
zal de burger het steeds meer zelf moeten uitzoeken. Juist bij levensverzekeringen is een adviseur onontbeerlijk. Hetzelfde GfK-rapport trekt de conclusie dat de advieskosten met eenderde zullen dalen én dat mensen het daarom zelf gaan doen. misschien dat het eerste deel van deze conclusie waar zou kunnen zijn, maar het tweede deel pertinent niet. De meeste mensen zijn nu eenmaal niet in staat om een complex product te doorgronden en zullen het daarom ook niet zelf durven afsluiten.”
“trieSt DAt iN DeZe tiJD De orGANiSAtieGrAAD oNDer Het iNtermeDiAir VerDer AFBroKKeLt” Coebergh:”onafhankelijk hypotheekadvies is absoluut noodzakelijk. Adviseurs zijn als geen ander in staat om de portefeuilles van hun klanten goed te beheren. Zij hebben regelmatig contact met hun klanten en weten wat er speelt. ook uit onderzoek blijkt keer op keer dat consumenten over zoiets belangrijks als een hypotheek advies willen inwinnen bij een onafhankelijk expert. Daar gaan wij op geen enkele manier aan tornen. Wij geloven niet in execution only bij complexe producten.” Lamie: “ook in de zakelijke markt is er behoefte aan ontzorging. De trend is een toenemende behoefte aan onafhankelijk experts die kennis en adviezen bieden om de continuïteit van een bedrijf beter te waarborgen. Voor adviseurs die zich deze rol eigen kunnen maken, zie ik enorme kansen.”
arno dolders:
“ADViSeurS moeteN LereN ZiCHZeLF te VerKoPeN.”
8
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
HeLdere adviesWaarde in deze overgangsfase worstelen veel adviseurs op dit moment nog met de vraag hoe ze de meerwaarde van hun advies helder en krachtig kunnen overbrengen bij hun klanten. “De klant centraal stellen, is een werkwoord”, stelt Coebergh. “Voor wie portefeuilles actief beheert, de zorgen van de klant wegneemt en met de klant meedenkt, is er altijd toekomst.” Verhage: “Wij vragen ondernemers altijd waar ze over drie of vier jaar willen staan. Vaak een lastige vraag, want de waan van de dag regeert. Je ziet ook wel een kentering in de markt. Aan de ene kant is het logisch dat adviseurs die vele jaren gewend waren om het adviesvak op een bepaalde – en in die tijd goede – manier uit te oefenen, moeite hebben met deze snel veranderende wereld. Aan de andere kant zie je dat nieuwe toetreders vaak hoger opgeleid zijn, een uitstekend business plan hebben en door hebben dat het rendabeler is om een kleine groep klanten heel goed te bedienen. Dit geldt overigens ook voor aanbieders: wij doen ‘slechts’ zaken met 600 advieskantoren en varen daar wel bij.” “Bij iNG is het niet anders”, zegt Coebergh. “Wij doen zaken met een kleine 2.000 professionele business partners.
Van deze groep nemen circa 400 kantoren deel aan het iNG excellent programma met onder meer opleidingen en deze groep is groeiende. We zien enerzijds dat een deel van de ‘babyboom’ generatie uit het vak stapt maar anderzijds gelukkig ook nieuwe toetreders en opvolgers van hoog niveau.” Volgens Dolders moeten we niet vergeten dat we met een ‘paradigma shift’ te maken hebben. “Deze mensen hebben hun klanten vaak heel goed bediend. Ze hoefden nooit uit te leggen wat ze precies deden en de klanten dachten dat de adviezen ook nog gratis waren. Dit is drastisch veranderd. Voor nieuwkomers is deze wereld eenvoudig te begrijpen, maar bestaande adviseurs moeten echt door een zure appel heen bijten en zullen vooral moeten leren om zichzelf te verkopen. Vooral ook bij consumenten zal de knop om moeten. Het zal drie tot vier jaar duren eer de consument echt begrijpt dat advies niet gratis is en ook bereid is om direct voor een advies te betalen.” Coebergh onderschrijft dit beeld, maar benadrukt wel dat consumenten altijd wel bewust of onbewust hebben geweten dat hypotheekadvies niet gratis is. Vroeger betaalde men afsluitprovisie, nu een fee aan de adviseur. overigens krijgen wij van onze business partners terug dat de nieuwe financiële realiteit voor starters op de woningmarkt vooralsnog een beperkt issue lijkt. Zij kennen de nieuwe regels en weten precies waar ze aan toe zijn.” ook is Coebergh van mening dat adviseurs zelf maximaal twee jaar de tijd krijgen om zich aan te passen. “De klant dwingt immers de prijs van advies verder naar beneden en daar moet je je business model wel op tijd op hebben ingericht.” Volgens Lamie gaat iedere transitiefase gepaard met onzekerheid. “in deze fundamenteel andere wereld zal de behoefte van de klant opnieuw moeten worden gekoppeld aan de vakkennis van een adviseur. Dat heeft tijd nodig. maar het perspectief is gunstig.” LoCaL Hero “Niemand staat dichter bij de klant dan de onafhankelijk adviseur”, aldus Verhage. “Hij is de local hero. Banken zijn veelal vertrokken uit de regio en de adviseur is in zo’n dorp nog wel gevestigd naast de apotheker, de bakker en de dokter. of het nu om simpele of om complexe producten gaat, zo’n adviseur is makkelijk benaderbaar en aanspreekbaar. De faillissementen van ineas, DSB en icesave hadden in
Michel Lamie:
“KerN ADVieSVAK iS DeSKuNDiGHeiD.”
ieder geval gemeen dat de klant het allemaal zelf kon uitzoeken, er alleen voor stond. een local hero staat naast de klant en neemt de zorgen uit handen. Dat is ongelooflijk veel waard. Daarnaast kent de adviseur niet alleen zijn klanten, » advertentie
EEN JAAR LANG GRATIS PE IN VVP WORD NU VOORDELIG ABONNEE www.vvponline.nl/pe vakblad voor financieel adviseurs | 14 mei 2013
9
advieswaarde ook Dolders onderschrijft dit. “Dit houdt ook in dat aanbieders hun business partners zelf mogen uitkiezen en niet verplicht moeten worden om alle met alle adviseurs zaken te doen, zoals Adfiz verlangt. Wij leggen de lat graag hoog. Wie bijvoorbeeld mee wil doen met ons Vermogensadviesprogramma zal meer stappen moeten zetten dan wettelijk is vereist. Die lat kan voor sommige adviseurs te hoog zijn. maar zo behoud je als aanbieder wel je onderscheidend vermogen.” verBand van HeT inTerMediair een tip van alle deelnemers aan dit gesprek: organiseer je. Begin 2008 opperde de NVA al om naar analogie van het Verbond van Verzekeraars een Verband van het intermediair op te richten. in dat Verband zouden Adfiz, ovFD, NVGA en CFD zich moeten scharen. Dan kun je een veel krachtiger lobby organiseren. Zaak is dan wel dat adviseurs zich ook echt gaan aanmelden bij een van deze belangenverenigingen. “Het is triest te moeten constateren dat juist in deze hectische tijden de organisatiegraad onder het intermediair alleen maar verder afbrokkelt”, aldus Dolders. “Juist nu is het van groot belang georganiseerd te zijn. Natuurlijk zijn de leden van het Verbond van Verzekeraars het ook niet altijd met elkaar eens over de te volgen route, maar er is geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om uit het Verbond te stappen. Het belang van het Verbond voor de sector is daarvoor veel te groot.”
Cas verhage:
“LoCAL Hero iS oNGeLooFLiJK VeeL WAArD.”
» maar selecteert hij ze ook. Samenwerken met adviseurs is een win/win-situatie voor iedereen, dus ook voor ons.” “in de nieuwe financiële wereld heb je elkaar harder nodig dan ooit”, zegt Coebergh. “Wij kunnen niet zonder adviseurs en de adviseurs zullen ons beoordelen op onze processen, op onze producten en op de prijs van de producten. Daarnaast zal ook altijd de emotionele voorkeur mee spelen.” Lamie: “Wij zijn een familiebedrijf met een langetermijnfocus. Wij hebben altijd naar volle tevredenheid samengewerkt met adviseurs en zullen dat ook blijven doen. Geen enkele transitie kan daar verandering in brengen. ook wij zijn ervan overtuigd dat de samenwerking er alleen maar hechter op zal worden. Juist omdat je over en weer meer dan ooit behoefte hebt aan business partners op wie je ook op de lange termijn kunt vertrouwen en bouwen.”
10
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
over vier Jaar De deelnemers hopen in ieder geval dat Bgfo 3 over vier jaar helemaal is ingedaald en dat de markt de komende jaren niet met nog meer versies van de wet te maken zal krijgen. Verhage: “We moeten met z’n allen de tijd krijgen om te wennen aan de nieuwe spelregels en ze ook te implementeren. Het heeft echter geen zin om nog in opstand te komen tegen de spelregels die er nu zijn. ondernemers die nu aan de slag gaan, staan er straks beter voor.” “De transitiefase zorgt voor veel uitval onder advieskantoren”, zegt Dolders. “Je gunt vanzelfsprekend niemand een faillissement, maar uiteindelijk zal dit goed zijn voor het imago van de hele adviessector. ik hoop oprecht dat we over drie tot vier jaar kunnen spreken van een brede professionele, deskundige en integere adviesmarkt. Deze adviseurs zitten op een gouden berg die nog veel groter is dan ze denken.” Coebergh denkt dat de klant over vier jaar de financiële waarde van een advies goed inziet en dat adviseurs nog beter beseffen dat ‘meer’ vaak ‘minder’ is. “met minder klanten kun je de klant blijvend en meer centraal stellen en een gezonde bedrijfsvoering overeind houden.” Lamie hoopt dat het marktaandeel van onafhankelijk adviseurs over vier jaar minimaal gelijkwaardig is aan dat van nu. “Dat marktaandeel kan alleen worden behouden door een hoge klantwaardering. De kern van het adviesvak is en blijft deskundigheid. Wie daarop focust heeft een gouden toekomst.” ««
VERDiEPEND
pensioen
Goed peNsioeNAdvies NoG AltiJd Niet GeGArANdeerd Pensioenadvies tweede pijler is volop in beweging, niet in de laatste plaats door de introductie van de Wftmodule Pensioen. Er blijft echter nog wel wat ruimte voor verdere verbetering. “De boekhouder kan – niet gehinderd door enige vorm van kennis – adviseren om maar geen pensioenregeling voor het personeel te Toon Berendsen treffen.”
D
e datum 1 januari 2014 komt dichterbij, het moment waarop pensioenadviseurs tweede pijler zich moeten hebben gekwalificeerd voor de Wft-module Pensioenverzekeringen. Deze module werd in 2012 ingevoerd, maar adviseurs hebben dus nog tot en met dit jaar de tijd het benodigde diploma te behalen en bij de AFM te deponeren. Dat wil zeggen: de adviseurs die voor 1 juli 2012 bij de toezichthouder aangaven te gaan voor de module en ook een betalingsbewijs toonden waaruit bleek dat ze zich hadden opgegeven voor een opleiding. in januari had de AFM, aldus haar nieuwsbrief, “iets meer dan 2.700 aanmeldingen ontvangen onder het overgangsregime. inmiddels is de deelvergunning Pensioenverzekeringen en Premiepensioenvorderingen bij meer dan 700 financiële dienstverleners weer ingetrokken. in sommige gevallen is dit gebeurd op eigen verzoek, maar de meest voorkomende reden voor het intrekken is het niet tijdig opsturen van een betalingsbewijs voor een opleiding. Meer
STANDAARD DVD iS POLiTiEKE KEUZE EN DAN WORDEN ER WEL VAKER DiNGEN DOORGEDUWD dan 200 financiële dienstverleners hebben al aangetoond dat de feitelijk leidinggevende de juiste diploma’s heeft behaald. Voor de overige 1.800 financiële dienstverleners geldt dat zij voor het einde van dit jaar moeten aantonen dat de juiste diploma’s zijn behaald.” Alhoewel. Dik van Velzen, consultant bij Nibe-SVV en een van dé deskundigen als het gaat om het vakbekwaamheidsgebouw, wees onlangs op Delta Lloyd Pensioenplaza op een ‘lek’ in het overgangstraject. Van Velzen: “inmiddels is op 1 januari 2013 de overgangsregeling voor het nieuwe vakbekwaamheidsstelsel van kracht geworden. Deze nieuwe regeling stelt dat elke financiële dienstverlener die op 31 december 2013 aan de vakbekwaamheidseisen voldoet, van
12
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
rechtswege tot 1 juli 2015 aan de vakbekwaamheidseisen voldoet. Die periode van anderhalf jaar is bedoeld om iedereen in de gelegenheid te stellen nieuwe Wft-diploma’s te halen. Maar voor de pensioenadviseur, die op 31 december 2013 het pensioendiploma nog niet hoefde te hebben, heeft dit als onbedoeld gevolg dat hij tot 1 juli 2015 ook als pensioenadviseur volledig vakbekwaam is. Wenselijk is dit laatste natuurlijk niet. Gelukkig heeft de wetgever nog tot eind dit jaar de tijd om dit lek te dichten.” Aangenomen mag worden dat dit laatste gebeurt en dat pensioenadviseurs tweede pijler vanaf 1 januari 2014 aan de diplomaplicht behorende bij de Wft-module Pensioenverzekeringen moeten voldoen. Van Velzen wijst daarnaast nog op een ander interessant feit: voor louter het beheren van de pensioenportefeuille is geen vergunning vereist. “in het nieuwe stelsel berust de diplomaplicht op de adviseur. Dat betekent dat iedereen die niet adviseert géén Wft-diploma hoeft te hebben. Dus een financiële dienstverlener die besluit om geen pensioenadviezen meer uit te brengen, maar wel zijn bestaande portefeuille blijft beheren, heeft straks helemaal geen Pensioendiploma nodig.” De vraag is natuurlijk wel of het klantbelang hiermee gediend is. Dus toch maar overdragen die portefeuille als men niet heeft gekozen voor de status van Wft Pensioenadviseur. vriJstelliNG Juist het klantbelang maakt het zo verwonderlijk dat de roemruchte Vrijstellingsregeling Wft niet wordt ingetrokken als het gaat om de pensioenen die vallen onder de nieuwe module. Een pensioenadviseur hoeft onder voorwaarden geen vergunning te hebben voor het adviseren over financiele producten. Dit geeft ruimte aan bijvoorbeeld accountants en actuariële adviesbureaus om pensioenadvies te leveren. Een adviseur meent: “Wat niet zo in de publiciteit is geweest, is het feit dat de accountant of zelfs de administrateur op de hoek voor advisering aan de dga geen vergunning nodig heeft. Dus concreet: de boekhouder adviseert de dga om het pensioen maar in eigen beheer te houden, ook het partnerpensioen. “ik durf te stellen dat de meeste boekhouders en ook ac-
countants geen enkel besef hebben van de reikwijdte van hun ‘advies’. Dit wordt bevestigd door de problemen die er nu bestaan bij dga’s met een ouderdomspensioen in eigen beheer. Door de gedaalde rentestand is er niet genoeg gereserveerd voor aankoop van een ouderdoms- of zelfs een partnerpensioen. “Ook voor advisering aan een bedrijf, inclusief de hele aanloop van inventariseren, analyseren en adviseren is geen vergunning nodig, zolang het maar niet tot een verzekering leidt. Ook hier kan de boekhouder, niet gehinderd door enige vorm van kennis, adviseren om maar geen pensioenregeling voor het personeel te treffen. Even kort door de bocht: voor het advies om je ouderdoms- en nabestaandenpensioen maar niet te verzekeren heb je geen kennis en vergunning nodig.”
Boekhouder kan zonder vergunning ‘pensioenadvies’ geven.
Advies duurder? De verleiding om het pensioenadvies aan accountant te laten, kan juist door de introductie van de Wft-module Pensioenverzekeringen groter worden. Natuurlijk borgt de module een goed advies, dat zou ondernemers moeten aanspreken. Aan de andere kant: de professionalisering van het advies, die gepaard gaat met een afname van het aantal adviseurs, kan een prijsopdrijvend effect hebben. En als advies te duur wordt, zullen bedrijven er juist onderuit proberen te komen. Zeker in deze economisch barre tijden. De geluiden in de markt wat de adviestarieven betreft zijn verschillend. Sommigen zeggen dat de tarieven omhoog gaan, volgens anderen zijn de tarieven niet wezenlijk veranderd. Uit het artikel van iG&H op pagina 18 t/m 20 van dit themanummer Pensioen blijkt dat met name mkb-ondernemers momenteel niet genegen zijn te betalen voor een volledig adviestraject. iG&H noemt als kosten van zo’n traject 3.500 euro, een bedrag dat VVP ook hoort in de markt. Werkgevers zijn bereid meer zelf te doen als ze daarmee advieskosten kunnen uitsparen, schrijft iG&H. Daar kun je als adviseurs natuurlijk ook wel weer je voordeel mee doen, door bedieningsconcepten in deze trant te bedenken. Aan de andere kant: moet je als pensioenadviseur op execution only-achtige oplossingen willen inzetten als het gaat om zoiets belangrijks als pensioen? dvd Nu differentiatie in dienstverlening oprukt, kan het geen kwaad de ondernemer houvast te bieden met betrekking tot wat hij nu eigenlijk van zijn financiële dienstverlener
mag verwachten. Het dienstverleningsdocument is hierbij een goed hulpmiddel. De AFM sleutelt momenteel aan een standaard dienstverleningsdocument voor vier dienstverleningsvragen. Een daarvan is: pensioenvraag werkgever. inmiddels is de consultatie over de standaard dvd, die naar verwachting per 1 juli wordt ingevoerd, afgerond. De AFM heeft de resultaten onlangs teruggekoppeld aan de markt. in de terugkoppeling wordt niet ingegaan op de kritische consultatiereactie van de Kring van Pensioenspecialisten (KPS). De kring stelt: “De doelstelling die de AFM wil bereiken met het gestandaardiseerde dvd is niet haalbaar. inzicht in de prijs die een consument of cliënt betaalt en wat hij daarvoor krijgt is alleen te geven in een concrete op de adviesvraag afgestemde offerte/opdrachtbevestiging. De KPSwerkgroep Wft-pensioenverzekeringen pleit voor meer aandacht voor het opstellen van een offerte/opdrachtbevestiging die voldoet aan de eisen van de Europese dienstenrichtlijn en de eisen die het Burgerlijk Wetboek stelt aan een overeenkomst van opdracht. Een dergelijke offerte/opdrachtbevestiging kan wel het doel bereiken dat de consument/cliënt in staat is, de prijs en wat hij ervoor krijgt te vergelijken. Een gestandaardiseerd dvd kan effectief zijn bij het geven van informatie/toelichting over de aard en reikwijdte van de dienstverlening en de verschillende wijzen waarop financiële dienstverleners de beloning vaststellen in aanvulling op de offerte/opdrachtbevestiging.” politieke keuze Maar ja, het standaard dvd is nu eenmaal een politieke keuze en dan worden er wel vaker dingen doorgeduwd. ««
vakblad voor financieel adviseurs | 14 MEi 2013
13
PRAKTiSCH
pensioen
penSiOenaDVieS VereiSt HelDere cOMMUnicatie “Houd pensioenadvies eenvoudig en betaalbaar. Dat is de enige manier waarop de boodschap over de bühne komt.” Jan-Willem Spijkerman van Pensioen Advies Twente in Almelo maakt zich hard voor een betere pensioenadvisering. “ik ben een pensioengek en zie een markt die veel behoefte heeft aan goede advisering en Katja van Roosmalen bewustwording voor een redelijke fee.”
S
pijkerman is ervan overtuigd dat kantoren toe moeten naar specialisatie en hun krachten moeten bundelen. “Het is bijna niet mogelijk om alle kennis onder één dak te hebben. met die constatering begon ik in 2010 Pensioen Advies Twente. Samen met een aantal collega’s van andere kantoren bundelen wij onze krachten. Duidelijkheid naar de klant staat voorop, zowel ten aanzien van het advies als de beloning. Zo maken we op voorhand afspraken met elkaar over kosten en de uitvoering. Bij maatwerk maken we een extra afspraak over de bijbehorende kosten en urenbesteding.” markt voor pensioenadvies is er volgens Spijkerman voldoende. “Al moet je mensen wel bewust maken van de noodzaak. maar het toenemende aantal zzp’ers en het besef van ondernemers dat het lang niet altijd mogelijk is om op de pensioengerechtigde leeftijd de waarde van je onderneming te verzilveren, dragen wel bij aan het inzicht dat je ook op een andere manier een oudedagsvoorziening moet opbouwen.” Terwijl volgens Spijkerman pensioenadvies steeds belangrijker wordt, constateert hij ook dat het aantal kantoren met een pensioeninschrijving bij de AFm tot op dit moment
“iNTeGReReN VAN WeTTeLiJKe mAATReGeLeN eN ReALiSTiSCHe TOeKOmSTViSie STeeDS meeR VAN BeLANG” beperkt is tot circa tweehonderd. “er zal nog wel een aantal bijkomen, want ik hoor dat er veel animo is voor de Wft-module pensioenverzekeringen. maar eerlijk gezegd verwacht ik ook dat veel adviseurs de eindstreep niet zullen halen. De eisen die gesteld worden zijn zwaar. Het gaat immers niet langer uitsluitend om kennis. De communicatieve vaardigheden en dan vooral de wijze waarop je een advies verwoordt - daar gaat het om. Laatst hoorde ik van een collega dat hij gezakt was voor het mondeling examen omdat hij te gemakkelijk langs een probleemstelling ging en zei:
14
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
‘Dat regelen wij wel’. een dergelijke benadering is bij pensioenadvisering niet meer van deze tijd. Juist de wijze waarop de klant wordt benaderd en de uitleg bij het advies zijn belangrijk. en niet alleen voor een examen, ook in de praktijk. Want uitsluitend een heldere communicatie waarbij alle punten zijn benoemd, voorkomt aansprakelijkheidstellingen.” rappOrtage Opvallend is dat de rapportage van het pensioenadvies bij Pensioen Advies Twente hooguit twee pagina’s beslaat. Spijkerman legt uit waarom hij kiest voor zo’n ‘eenvoudige’ vorm van rapportage. Op de eerste pagina staan de inkomenswensen geformuleerd en op pagina twee de mogelijkheden, de getroffen voorzieningen en de issues die in het gesprek aan bod zijn geweest. Alles overzichtelijk samengevat in een tabel. Omdat Spijkerman een reële casus uit zijn praktijk naar voren brengt, zijn er ook enkele zaken die direct opvallen. Ten eerste het begrijpelijk woordgebruik, waarin de vraagstelling van de klant duidelijk naar voren komt. maar misschien nog opvallender: de rekenrente van 5 procent en de uitleg daarbij. Spijkerman: “De dga heeft in dit geval elders een pensioenpolis afgesloten in een tijd dat het nog gebruikelijk was om met hoge rentes te rekenen. Dat is niet langer realistisch, maar hij wilde een gelijkblijvende premie en geen risico van affinanciering. in de tabel staat dat ik hem erop heb gewezen dat het gewenste jaarlijkse pensioen waarschijnlijk niet wordt gehaald door te rekenen met deze rente.” Letterlijk staat er: ‘Door te kiezen voor een rekenrente van 5 procent houden wij de premie gelijk. Wij hebben u uitdrukkelijk gewezen op het feit dat de rekenrente zeer bepalend is voor de hoogte van uw feitelijke pensioenuitkering.’ Woorden die weinig te aan de verbeelding overlaten. Het interessante aan deze casus is dat het direct laat zien dat hoe goed een pensioenadviseur ook is, de klant uiteindelijk bepaalt. en het lijkt erop dat deze klant ondanks het duidelijke advies zijn eigen plan trekt. “in dit geval is dat ook verantwoord”, voegt Spijkerman toe. “De klant heeft meer vermogensbestanddelen die hij straks kan aanwenden voor zijn pensioen. Dat vind ik een gezonde situatie, want ik ben van mening dat uitsluitend een traditi-
oenadvies betaalbaar? “Volgens mij moeten we toe naar een constructie zoals deze nu ook wordt toegepast bij hypotheken en waarbij de kosten beperkt blijven”, aldus Spijkerman. “in het begin hanteerden wij voor volledig hypotheekadvies een tarief van 2.500 euro, inmiddels is dit een tarief vanaf ongeveer 1.500 euro. We hebben dit tarief omlaag kunnen brengen doordat we klanten veel meer zelf laten doen. en volgens mij is dat ook de wijze waarop we pensioenadvies betaalbaar kunnen houden. mensen zijn prima in staat om zelf informatie te vergaren, zoals de NAW-gegevens, een uittreksel van de KvK, de saldi van bankrekeningen, eventuele overige pensioentoezeggingen, een balans en verlies- en winstrekening en de huwelijkse voorwaarden die een rol spelen bij een dga. Ze kunnen veel geld besparen als ik dat niet hoef te doen. We moeten er rekening mee houden dat de uren die mensen bereid zijn te betalen voor pensioenadvies beperkt zijn. Dat is de reden waarom ik pleit voor een verdienmodel op basis van een vast tarief. Heeft de klant speciale wensen of moet er veel uitgezocht worden, dan werk ik met een opslag op basis van fee of uren.”
Jan-Willem Spijkerman: “Uiteindelijk beslist de klant zelf.”
onele pensioenopbouw niet volstaat. ik pleit ervoor dat de oudedagsinkomsten worden gevormd door meerdere pijlers. Daarbij moet je niet alleen denken aan AOW, vermogensopbouw in de zaak of in de woning, maar ook aan spaargeld en andere beleggingen. Door het pensioen vanuit diverse kanten te benaderen, wordt het risico gespreid.” Om de risico’s te beperken, licht Spijkerman tegenwoordig ook de performance van verzekeraars door. “Hoe staat een maatschappij ervoor en hoe presteren de fondsen? mensen zijn voorzichtig geworden door de actuele ontwikkelingen bij banken. ik kijk tegenwoordig ook naar de rating (Standard & Poors, KvR) van een verzekeraar. De performance van de onderliggende fondsen bestuderen en vergelijken wij al jaren.” Door de heldere wijze waarop Spijkerman uitlegt hoe een pensioenadvies tot stand komt, ontstaat ook direct een voorstelling van de wijze waarop hij bij zijn klant zit. “ik voorkom vakjargon als dat mogelijk is, probeer me goed in te leven in de vraagstelling van de klant en leg complexe zaken uit in korte zinnen. eigenlijk precies zoals de brief is opgesteld.” en het komt aardig overeen met de communicatiewijze die gewenst is voor de Wft-module Pensioenverzekeringen. BetaalBaar een ander punt dat op dit moment leeft is: hoe blijft pensi-
Financiële planning Spijkerman waakt er echter voor om pensioenen als een enkelvoudig product of advies te benaderen. “Dat is uit de tijd. Pensioen is een onderdeel van je inkomen na je werkzame leven. en door maatschappelijke en demografische ontwikkelingen kun je je als adviseur niet beperken tot uitsluitend het pensioen. Het integreren van wettelijke maatregelen en een realistische toekomstvisie is van steeds meer belang bij pensioenadvies. eigenlijk moet je toe naar een volledige financiële planning waarbij wordt samen gewerkt met andere specialisten, zoals bijvoorbeeld een notaris en een accountant.” De vermogensopbouw kan immers door allerlei factoren in gevaar komen. Bijvoorbeeld door een scheiding of een benarde financiële positie van het eigen bedrijf. Het opstellen en onderhouden van de huwelijkse voorwaarden wordt dan essentieel. “Van belang bij inkomens- en pensioenadvies is dat naar alle inkomsten wordt gekeken, maar ook naar de wensen en voorwaarden. Zo zijn bij het aangaan van een huwelijk vaak wel voorwaarden opgesteld – bijvoorbeeld ten aanzien van de verevening – maar een aantal jaren verder blijkt meestal dat de administratie niet is bijgehouden, waardoor de rechter bij een scheiding dezelfde lijn trekt als bij een huwelijk in gemeenschap van goederen. Dat kan mensen duur komen te staan. “een mogelijkheid om een pensioen veilig te stellen is een clausule opnemen waarin staat dat de Wet verevening pensioenen niet van toepassing is”, zegt Spijkerman. “Dat is enorm van belang omdat bij een scheiding het pensioen wordt afgestort op basis van de commerciële waarde, die in veel gevallen twee keer hoger is dan de balanswaarde. De eerlijkheid gebiedt me echter te zeggen dat van alle klanten slechts één persoon die clausule heeft opgenomen. Toch vind ik het van belang om mensen hierop te wijzen, zeker nu het omzetten en aanpassen van de huwelijkse voorwaarden veel minder kostbaar is.” ««
vakblad voor financieel adviseurs | 14 mei 2013
15
16
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
opinie
nutteloos besluit de aow-ingangsdatum is vanaf dit jaar niet meer de 65-ste verjaardag. door de stijgende levensverwachting gaat de aow in stappen naar 67. dit jaar is hij 65 jaar en een maand. Volgend jaar 65 jaar en twee maanden. en zo komen we in 2021 op 67 uit. tenminste als we het regeerakkoord volgen. op basis van de vorig jaar aangenomen wet bereiken we de 67-jarige leeftijd pas in 2023. de pensioenrichtleeftijd gaat in 2014 in een keer naar 67. de tot die tijd opgebouwde aanspraken blijven ongewijzigd. Voor deze aanspraken blijft de pensioenrichtleeftijd dus 65. Vanaf dit jaar lopen de pensioenrichtleeftijd en de aowingangsleeftijd niet meer synchroon. in 2013 gaat de aow een maand later in dan de pensioenrichtleeftijd in de tweede pijler. Vanaf 2014 gaat de aow eerder in dan de pensioenrichtleeftijd voor de nog op te bouwen aanspraken, maar later voor de tot 1 januari 2014 opgebouwde aanspraken. de eerste Kamer constateerde hier een mogelijk probleem. als je de met pensioenrichtleeftijd 65 opgebouwde aanvullende pensioenaanspraken ook op de aow-ingangsdatum wil laten ingaan, moet je de ingangsdatum van dit pensioen dus uitstellen. Fiscaal geldt hierbij echter de voorwaarde dat je dan moet doorwerken. uitstel zonder doorwerken leidt tot een belaste pensioenaanspraak. pvda-senator Han noten diende daarom een motie in waarin hij de regering verzocht het doorwerkvereiste in deze situaties te laten vervallen. want dit leidt volgens hem tot onduidelijke situaties voor zo-
Herman Kappelle, directeur aegon adfis
“VerVallen doorwerKVereiste VeroorzaaKt eerder een probleem dan dat Het wat oplost” wel pensioenuitvoerders als burgers. de eerste Kamer nam de motie aan en de staatssecretaris van Financiën voerde hem uit door op 5 december 2012 een besluit te publiceren. in dit besluit keurt de staatssecretaris goed dat (ex-)werknemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren de ingangsdatum van hun tweede pijler pensioen kunnen uitstellen tot de voor hen geldende aow-ingangsleeftijd, zonder dat moet worden doorgewerkt. Het besluit is tijdelijk en vervalt met ingang van 1 april 2015. met dit besluit voert de staatssecretaris de motie-noten keurig uit. maar, met alle respect voor onze senatoren, ik vraag me af welk probleem hij hiermee oplost. een werknemer heeft pensioenaanspraken met een pensioeningangsdatum die ligt op de eerste van de maand waarin hij 65 wordt. zijn aow gaat in 2013 in op zijn 65-ste verjaardag plus een maand. als je, zoals ik, op de 28ste jarig bent, krijg je op de eerste van de maand waarin je 65 wordt je aanvullende pensioen en duurt het dan nog bijna twee maanden voordat je aow krijgt. op basis van het besluit mag de werknemer op de eerste van de maand waarin hij 65 wordt dus uit dienst gaan en zijn pensioen uitstellen tot de aow-ingangsdatum. dat lijkt aantrekkelijk, maar wat is het resultaat? Hij gaat uit dienst en krijgt dan geen salaris meer. Hij stelt zijn pensioen uit en krijgt dus ook geen pensioen. Kortom, hij creëert voor zichzelf een periode waarin hij helemaal geen inkomen heeft! de motie-noten en het daaruit voortvloeiende besluit veroorzaken dus eerder een probleem dan dat zij het oplossen. en is het probleem nu echt zo groot? in de tijd dat we een pensioeningangsdatum hadden die voor de 65ste lag, hadden we toch ook een periode waarin we wel pensioen en geen aow ontvingen? en als het echt een probleem is, was het beter geweest om de ingangsdatum van de aow toch te flexibiliseren, zoals in eerste instantie de bedoeling was. als de aow-ingangsdatum, onder een actuariële korting, kan worden vervroegd, kunnen aow en aanvullende pensioen op dezelfde datum ingaan. zonder dat sprake is van een periode zonder inkomen. ««
vakblad voor financieel adviseurs | 14 mei 2013
17
VeRDiePeND
onderzoek
werKgever dwingt PensiOenAdviseur tOt sPeCiALisAtie en vernieuwing De economische crisis en aangescherpte wet- en regelgeving hebben al tot forse concentratie in de pensioenadviesmarkt geleid. Uit onderzoek van iG&H blijkt echter dat deze marktomstandigheden ook een ‘perfect storm’ voor vernieuwing kunnen zijn. er komen diverse nieuwe adviesmodellen op, waarmee pensioenadviseurs invulling geven aan de uitdagende eis van werkgevers: een beter advies tegen een lagere prijs. Door: Bas van Donselaar, Bob van Opstal en ellen metaal
e
en pensioenregeling afsluiten verliep lang volgens een vast ritueel: een ondernemer ging langs bij zijn vertrouwde adviseur, die zelfstandig koos voor een verzekeraar. De adviseur werd door de aanbieder betaald en beheerde het contract tot in lengte van dagen. De ondernemer kreeg een factuur voor de regeling en had zo moeiteloos een belangrijk deel van zijn arbeidsvoorwaardenpakket ingevuld. KOstendruK BiJ werKgever Aanhoudende crisis en nieuwe wet- en regelgeving hebben het kostenbewustzijn van bedrijven echter fors vergroot. Hoewel pensioen voor werkgevers een belangrijke arbeidsvoorwaarde blijft, kijken zij steeds kritischer naar de kosten en proberen zij te besparen waar mogelijk. Hierbij verschilt het gedrag tussen kleine en grote bedrijven noemenswaardig. (Klein) mkb. Waar advieskosten vroeger veelal ‘onzichtbaar’ waren (ze zaten als provisie versleuteld in de totale premie), liggen deze nu onder het vergrootglas. De kosten van een pensioenadvies zijn tastbaarder geworden, doordat ze up-
Figuur 1. Pensioenadviseur staat van diverse kanten onder druk; specialisatie en opkomst van innovatieve adviesmodellen bieden uitkomst.
18
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
front en expliciet in rekening worden gebracht. Juist in tijden van economische crisis zet dit de kostenbewuste mkb’er aan tot actie. Onderzoek dat iG&H begin 2013 onder honderden mkb’ers uitvoerde, toont de gevolgen: 85 procent geeft aan meer tijd in oriëntatie, advies en afsluiten te willen steken, als zij zo kosten kunnen besparen. Ook is het opvallend dat – ex ante – slechts 5 procent de voorkeur geeft aan een volledig door de adviseur uitgevoerd adviestraject (à 3.500 euro). Liever
“WAAR ADVieSKOSTeN VROeGeR VeeLAL ‘ONZiCHTBAAR’ WAReN, LiGGeN Ze NU ONDeR HeT VeRGROOTGLAS” zouden zij kiezen voor een digitaal traject tegen minimale kosten, eventueel ondersteund door een telefonische hulplijn (59 procent). Ook een model waarin de werkzaamheden over de adviseur en de werkgever worden verdeeld (25 procent), is een reële optie. Grootzakelijk segment. Voor grote bedrijven ligt dit anders: zij zijn gewend fees te betalen en juist provisie (een vast percentage over een hoge totale premie) leidde vaak tot hoge kosten. in hun bezuinigingsdrift kijken deze bedrijven daarom steeds kritischer naar de regeling: een relatief grote kostenpost met ruimte voor onderhandeling. Randvoorwaarde hierbij is dat (internationale) risico’s onder controle zijn en de regeling uitlegbaar is richting (vaak kritische) stakeholders. iG&H onderzoek onder de top van de pensioenadviesmarkt (uitgevoerd in maart 2013) bevestigt dit: 74 procent ervaart dat grote bedrijven (250+ fte) steeds kritischer zijn over de kosten van de regeling. Dit mondt uit in intensievere selectietrajecten. Slechts 18 procent van deze adviseurs geeft aan dat zij met deze bedrijven vaker discussies over adviestarieven hebben dan vroeger.
Bas van Donselaar.
Bob van Opstal.
Adviseur: vernieuwing reeds ingezet Terwijl klanten steeds kritischer worden, is ook de omgeving van pensioenadviseurs roerig. Zo staan nieuwe aanbieders met concurrerende (directe) distributiemodellen op (bijvoorbeeld Brand New Day dat execution only aanbiedt en de Rabo PGGm PPi die via lokale Rabobanken een groot marktbereik heeft). Voor adviseurs is het zaak om door scherpe keuzes expliciete meerwaarde te tonen, waardoor diverse nieuwe business modellen ontstaan. (Klein) mkb. Hoewel kleine bedrijven een verlaging van advieskosten wensen, blijkt dit in de praktijk lastig. Zo verwachten de meeste grote pensioenadviseurs (54 procent) dat de gemiddelde advieskosten tussen nu en 2015 gaan stijgen. Vier op de tien verwachten zelfs een stijging van meer dan 10 procent. Zij wijten dit vooral aan nieuwe regelgeving, waardoor het aantal benodigde adviesuren zal oplopen. Om toch de concurrentie met nieuwe partijen aan te kunnen,
Figuur 2. Bij cross-channel advies komt het advies, veelal gebruikmakend van digitale mogelijkheden, via co-creatie tot stand.
Ellen Metaal.
zoekt een onderstroom van innovatieve adviseurs naar vernieuwing. Grofweg gebeurt dit op drie manieren. 1. Cross channel advies. Bij cross channel advies komt het advies via co-creatie tot stand. in de praktijk neemt de werkgever - als aanvulling op één of meerdere persoonlijke adviesgesprekken – werkzaamheden uit het adviesproces over, veelal digitaal. Op dit moment biedt circa één op de vier topadviseurs deze adviesvorm aan, waarbij digitalisering veelal optreedt bij de inventarisatie (zoals het uploaden van bedrijfs- en deelnemersinformatie) en het beheer. Omdat het gros van de adviseurs verwacht dat advieskosten door digitale ondersteuning met circa 30 procent verlaagd kunnen worden, verwacht nog eens zo’n 20 circa van deze topadviseurs deze adviesvorm de komende twee jaar te introduceren. 2. Kortere selectietrajecten. Om het aantal adviesuren te beperken, werkt nu al 64 procent van de adviseurs bij het klein mkb met een voorselectie van (maximaal vijf) geselecteerde partijen, die zij periodiek herijken. Deze beweging zet door: de verschillen tussen aanbieders nemen volgens adviseurs af, waardoor brede oriëntatie onvoldoende loont. De overtreffende trap hiervan is advies exclusief voor één (gebonden) of enkele aanbieders (verbonden). Waar deze adviesvorm nu door zo’n 10 procent wordt aangeboden, kan dit de komende jaren naar verwachting verdubbelen. 3. Brede financiële dienstverlening. in toenemende mate ontstaan ‘brede financiële concepten’. Dit gebeurt zowel door zelf diverse diensten te ontwikkelen (accountants die een pensioenpraktijk opzetten), maar ook door samenwerking (bijvoorbeeld pensioenadviseurs met accountants). De adviseur kan zo meerwaarde leveren (door een betere klantrelatie en het gemak van ‘één loket’), maar ook kosten besparen - hij heeft immers al veel klantinfor- »
vakblad voor financieel adviseurs | 14 mei 2013
19
onderzoek »
matie beschikbaar. Hoewel anno 2013 slechts 5 procent voor dit model kiest, is een ver(drie)dubbeling tussen nu en 2015 te verwachten. Grootzakelijk segment. Binnen het grootzakelijke segment wordt de concurrentie tussen pensioenadviseurs in de eerste plaats gevoerd op kwaliteit. De zoektocht naar onderscheidend vermogen resulteert vooral in specialisatie. 1. Productspecialisatie. een grote groep adviseurs (54 procent) heeft zich binnen dit segment gespecialiseerd in employee benefits (eB) en/of collectief pensioen. enerzijds omdat zij alleen binnen deze personeelsvoorzieningen mogelijke overlap zien, anderzijds om het gewenste kwaliteitsniveau te kunnen leveren. Deze beweging zet door: 61 procent verwacht in 2015 binnen het grootzakelijk segment alleen eB of pensioen te adviseren. 2. Rolspecialisatie. Slechts 63 procent van alle topadviseurs voert voor bedrijven met meer dan 250 deelnemers een volledig adviestraject uit. Vooral communicatie, beheer en/of deelnemersadvies worden niet altijd opgepakt. Deze specialisatie vergroot de focus binnen de adviespraktijk, waardoor een gerichter verdienmodel kan worden vormgeven en in specifiekere kennis kan worden geinvesteerd. De verwachting is dat slechts 60 procent van
Welke rol(len) in de pensioenketen pakt u op? 100% 17% 75%
50%
12%
18%
8%
Soms
25% 98%
(Vrijwel) nooit
17%
88%
alle topadviseurs in 2015 nog beheer doet voor klanten met 50 tot 250 deelnemers. Voor klanten met meer dan 250 deelnemers ligt dit aandeel op slechts 52 procent. Om te voorkomen dat bijvoorbeeld beheer niet opgepakt wordt, werkt ruim 60 procent van deze gespecialiseerde adviseurs samen met een externe partij. in de overige gevallen blijft vaak onduidelijk wie uiteindelijk de verantwoordelijkheid draagt en komt de bal meer dan eens bij de aanbieder te liggen. diversiteit vrAAgt OM FLeXiBiLiteit Lange tijd zag de werkgever pensioenadvies als iets waarin weinig te kiezen viel. Crisis en wetgeving hebben dit echter veranderd: bedrijven zijn zich meer bewust van welke prijs zij voor welke dienstverlening betalen. Zij zoeken vaker bewust naar advies dat op hun wensen aansluit en zijn kritisch over de prijs/kwaliteitverhouding. Voor de adviseur een uitdaging, die heeft geleid tot diverse nieuwe business modellen. Adviseurs maken steeds scherpere keuzes, bijvoorbeeld op basis van de omvang van een bedrijf of de sector waarin het actief is. Hierbij ontstaan specialisering naar specifieke productgroepen en/of rollen in de keten, als ook brede financiële concepten. Daarnaast worden adviesvormen als cross channel en verbonden advies geïntroduceerd. Aanbieders worden geconfronteerd met een pensioenadviesmarkt die steeds heterogener wordt. Dit stelt hen voor vragen op het gebied van bediening, rolverdeling en organisatie. Pensioenadviseurs zullen in een complexere toekomst minder eenvoudig in ‘hokjes’ te verdelen zijn. Als aanbieder succesvol zijn in de wereld van morgen vraagt dan ook om flexibiliteit en het vermogen om de verbinding te leggen met verschillende, individuele adviseurs. ««
(Vrijwel) altijd 80%
75%
58%
25%
0% Advies Ad i aan werkgever
Advies Ad i aan deelnemer
B idd li Bemiddeling C Communicatie i ti
B h Beheer
Figuur 3. Advies aan deelnemers, communicatie en beheer worden lang niet altijd opgepakt door pensioenadviseur.
Bas van Donselaar is werkzaam als consultant, Bob van Opstal als senior consultant en ellen metaal als director bij iG&H Consulting & interim.
advertentie
20% KORTING OP EEN VVP ABONNEMENT INCLUSIEF EEN JAAR LANG GRATIS PE www.vvponline.nl/pe
20
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
opinie
Wat gaat aanpassIng van Ons pEnsIOEn kOstEn?
“OnvErstandIg OM dE adMInIstratIEvE kOstEn van dE aanpassIngEn buItEn bEEld tE latEn”
Er wordt de laatste tijd druk gerekend aan en overlegd over de aanpassing van onze pensioenen. diverse modellen en scenario’s worden doorgerekend om te bekijken op welke wijze het pensioenstelsel het beste kan worden aangepast, met een eerlijke verdeling van de lasten en opbrengsten. de berekening van de kosten van de aanpassingen worden daarbij echter overgeslagen en dat is onverstandig.
60 procent van de totale uitvoeringskosten, een goed en eenvoudig te administreren oplossing is dus belangrijk. Een complexe oplossing kost veel meer geld, dat dus ten koste van de pensioenopbouw gaat.
Het nederlandse pensioenstelsel gaat veranderen, zoveel is duidelijk. de werkgevers vinden een verdere stijging van de pensioenpremie onacceptabel, dat kan onze economie namelijk niet dragen. Werknemers moeten dus een groter deel van de risico’s (zoals tegenvallende rendementen, stijgende levensverwachting en het renterisico) zelf gaan dragen. Om dit te kunnen realiseren moeten de pensioenreglementen en rekenregels worden aangepast. Over de manier waarop dit moet gebeuren wordt lang – naar mijn mening veel te lang – gediscussieerd. Opmerkelijk genoeg worden in deze discussie de administratieve kosten van al deze aanpassingen niet aan de orde gesteld. dat de kosten niet aan de orde komen is vreemd, omdat lagere uitvoeringskosten direct meer pensioen oplevert. Een kostenverlaging van 0,25 procentpunt levert over een termijn van veertig jaar maar liefst 7,5 procent meer collectief pensioenvermogen op. de administratiekosten bedragen
In maart 2009 publiceerde het ag&aI (genootschap voor actuarissen) een rapport over de gevolgen van de verhoging van de aOW-leeftijd en de gevolgen ervan voor de tweede pijler. de onderzoekers gaven daarin aan dat de uitvoerder – als álle details bekend zijn – tenminste twee jaar nodig zal hebben voor de implementatie. In dit rapport wordt overigens ook gewezen op het belang van (beheersing van) de uitvoeringskosten. Hoewel al sinds 2010 (het eerste pensioenakkoord van de sociale partners) gesproken wordt over de aanpassing van ons pensioenstelsel, moeten anno 2013 nog heel veel details worden uitgewerkt. dit terwijl de wijzigingen al per 1 januari 2015 zouden moeten ingaan. recent kwam ook in het sociaal akkoord dit onderwerp aan de orde, er werd gesproken over het verplicht invaren van oude rechten, de wens tot een integraal financieel toetsingskader en de mogelijkheid van een netto pensioenspaarfaciliteit. sociale partners willen voor 1 juni met het kabinet tot een keuze komen. Er valt nog veel werk te verzetten en de details zijn nog lang niet uitgewerkt. Het creëren van een draagvlak voor de benodigde aanpassingen is essentieel. daar moeten de sociale partners voor zorgen, maar het belang van een goede uitvoering moet niet worden onderschat. Het wordt dan ook hoog tijd dat de pensioenuitvoerders zich in het debat gaan mengen en zorgen dat we ondanks alle noodzakelijke compromissen uitvoerbare regelingen behouden, zonder (onnodig) hoge uitvoeringskosten. anders gaan we het oorspronkelijke doel – het pensioen betaalbaar houden – niet halen. ««
patty kuIjpEr, manager detachering Welten pensioen professionals
vakblad voor financieel adviseurs | 14 MEI 2013
21
VeRDiePeND
pensioen
BescHikBaRe pRemieRegelingen nog onVoldoende tRanspaRant Beschikbare premieregelingen bestaan al behoorlijk lang, ook in Nederland. De basis ligt in de Verenigde Staten waar ruim dertig jaar geleden de zogenoemde 401 (k) plannen werden geïntroduceerd, vernoemd naar een artikel in de daar geldende belastingwetgeving, dat ruimte gaf voor deze vorm van pensioensparen. Nederland kent van oudsher een groot aandeel salarisafhankelijke pensioenregelingen. Slaat de balans ook bij ons door naar beschikbare premieregelingen? Jan Donselaar wijst op de voetangels en klemmen. “Beschikbare Jan Donselaar premieregelingen zijn interessant, maar voor wie?”
i
n de kern is een beschikbare premieregeling een vorm van pensioensparen, hoewel het meestal meer met beleggen te maken heeft. in ieder geval is het uitgangspunt de inleg: wat heb je (of je werkgever) over voor je pensioen. in Nederland is traditioneel het uitgangspunt geweest welk pensioen iemand na zijn actieve periode verdiende. Dat geldt zelfs voor de algemene basisuitkering, de AOW, waarbij de financiering is geregeld via een fiscaal omslagstelsel. maar het geldt zeker voor de regelingen waarbij het pensioen, via allerlei redelijk ingewikkelde formules, van het salaris en de diensttijd afhankelijk is, en de premie dus de sluitpost. Wel oF geen BescHikBaRe pRemie Je zou dus denken dat, als je streeft naar eenvoudige en daardoor goed communiceerbare pensioenregelingen, een keuze voor beschikbare premie voor de hand ligt. maar tegenstanders van het beschikbare-premiesysteem wijzen vooral op de onzekerheid over de pensioenopbrengst. Die onzekerheid heeft te maken met verschillende risico’s: het beleggingsrisico gedurende de opbouwfase, het zogenoemde
“BiJ De HUiDiGe ReNTeSTAND KRiJG Je ReLATieF WeiNiG PeNSiOeNWAAR VOOR Je PRemieGeLD” transformatierisico (de omzetting op de pensioendatum van vermogen naar inkomen) en het langlevenrisico (hoe lang moet worden uitgekeerd). Bij al deze risico’s geldt dat ze twee kanten op kunnen werken: negatief maar ook positief. Cruciaal is van welke verwachtingen je uitgaat. Op deze risico’s kom ik verderop terug. Als je de ‘neutrale’ bron Wikipedia zou mogen geloven, stijgt in met name Angelsaksische landen, waar het beschikbare-premiesysteem (ook wel bekend als Defined Contribution, DC) erg populair is, het aantal niet-verzekerden (witte
22
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
vlekken). Door foute beleggingskeuzes zou er bovendien zoveel geld worden verspeeld aan professionele beleggers, dat gepensioneerden zelfs moeten bijklussen. Wie durft er met deze wetenschap nog een beschikbare premieregeling te adviseren? Gezien onder meer het redelijke succes van de sinds enkele jaren bestaande premie pensioen instellingen (PPi’s) die ook op deze basis werken, kennelijk nog heel veel (pensioen)adviseurs. maar hard gaat het nog niet, omdat met name werknemersorganisaties zich er – door de onzekere uitkomsten – vaak tegen verzetten. Verder hebben de woekerpoliservaringen, met tegenvallende beleggingsopbrengsten en veel te hoge kosten, ook niet echt enthousiasmerend gewerkt. Van oudsher zijn de meeste Nederlandse pensioenregelingen zogeheten middelloon- of eindloonregelingen; die laatste vorm komt bijna niet meer voor. Als bij dergelijke regelingen het beleggingsresultaat tegenvalt, kan de uitkering worden verlaagd (‘afgestempeld’) zoals nu bij heel wat pensioenfondsen is afgedwongen. maar in het verleden was de premie vaak de sluitpost, wat inhield dat de werkgever (en soms ook de actieve werknemer) meer moest gaan betalen. Daar staat tegenover dat in de vette jaren (wie herinnert ze zich nog?) premievakanties werden toegekend. er waren zelfs overmoedige pensioenfondsen die geld terugstortten naar de werkgever. Het zal duidelijk zijn dat dit voor het gemiddelde bedrijf veel onzekerheid met zich meebrengt. Door nieuwe boekhoudregels kan een bedrijfsresultaat daardoor stevig jojoën door effecten die vrijwel niets met de bedrijfsvoering hebben te maken. Hoe hoog de inleg bij beschikbare premie is, wordt meestal in samenspraak tussen werkgevers en werknemers bepaald, waarbij er wel rekening moet worden gehouden met fiscale bovengrenzen. Door de staffels die de Belastingdienst hanteert, stijgt bij de meeste beschikbare premieregelingen de premie bij het ouder worden. Ondanks dat is het geen wonder dat werkgevers meestal voorstander zijn van beschikbare premieregelingen: ze weten veel beter waar ze qua pensioenlasten aan toe zijn. Bij pensioendiscussies gaat het vaak ook over solidariteit tussen de generaties: wie draait bijvoorbeeld op voor eventuele tekorten? Bij beschikbare
premieregelingen speelt dat niet omdat iedereen in feite op ieder moment voor zichzelf betaalt. en dat maakt de boel een stuk overzichtelijker, met daardoor minder kans op manipulatie. sooRten Regelingen en de Risico’s in de Pensioenwet zijn drie soorten zogenoemde premieovereenkomsten opgenomen: de zuivere, waarbij alleen wordt belegd en twee waarbij direct wordt omgerekend naar een kapitaal respectievelijk een periodieke uitkering. De laatste twee varianten slaan min of meer de brug naar de traditionele pensioenregelingen, doordat een deel van de risico’s door de verzekeraar wordt overgenomen. De zuivere beschikbare premieregeling is de meest voorkomende: het gaat daarbij alleen om pensioenpremies die tot aan de pensioendatum worden belegd. Het beleggingsrisico maar ook het langlevenrisico liggen in dit geval gedurende de opbouwfase bij de werknemer. Op de pensioendatum is er een kapitaal bijeengebracht, waarvan de hoogte onzeker is: bij een slecht beursklimaat is het risico dat de beleggingsrendementen ongunstig uitpakken en het kapitaal, en daarmee ook het pensioen, lager wordt dan verwacht. maar dat geldt net zo makkelijk bij de traditionele regelingen zoals we inmiddels weten. De beste en meest toegepaste beleggingsstrategie is die waarbij de beleggingsmix is afgestemd op de fase in de lifecycle: voor jongeren wordt een stuk agressiever belegd, bijvoorbeeld in aandelen. Voor ouderen wordt geleidelijk belegd in relatief veilige obligaties en dan liefst met een looptijd die zo goed mogelijk aansluit op die van de gemiddeld verwachte pensioenperiode. Zo wordt het risico van een dalende rente zoveel mogelijk tegengegaan. Probleem is daarbij wel dat de looptijd van de courante obligaties (veel) korter is dan de verwachte uitkeringsduur van pensioenen. Het transformatierisico wordt dus maar ten dele afgedekt. Bij de variant met een gegarandeerd pensioenkapitaal worden de premies omgerekend naar een kapitaal, en wordt het beleggingsrisico door de verzekeraar overgenomen. maar het langlevenrisico blijft nog voor rekening van de werknemer, en een nog groter risico is het al eerder genoemde transformatierisico. Het pensioenkapitaal staat bij deze optie wel vast maar de hoogte van de uitkering niet. Het enige voordeel van deze regeling is dat op de pensioendatum nog kan worden geshopt voor een beter pensioen. maar de actuele marktrente op de pensioendatum is het meest bepalend voor de hoogte van de uitkering: een lage rentestand betekent ook een laag pensioen. Daarom is een gegarandeerd pensioenkapitaal zo’n beetje de meest beroerde garantie die je een klant kunt bieden: schijnzekerheid tegen een forse prijs! De VVD heeft eerder dit jaar geopperd dat mensen hun pensioen in meerdere termijnen zouden moeten kunnen aankopen, waardoor ze minder de dupe zouden zijn van de huidige lage rentestand. Beter lijkt het mij om deze variant helemaal niet (meer) aan te bieden. Bij een gegarandeerde pensioenuitkering wordt iedere premie direct omgezet in een aanspraak op een uitkering. Hierdoor komt zowel het langlevenrisico als het beleggingsrisico voor rekening van de verzekeraar en weet de werknemer
Jan Donselaar: “Klanten de keuze bieden om risico’s af te dekken.”
per storting precies hoeveel pensioen is opgebouwd. Daarbij zal de verzekeraar de nodige veiligheidsmarge incalculeren, want iedere garantie kost geld. maar hoeveel precies is, net als bij traditionele salaris-diensttijd regelingen, moeilijk te achterhalen. in ieder geval moet duidelijk zijn dat ook bij deze variant door schommelingen in de rentestand de pensioenopbouw nog fors kan variëren. en bij de huidige rentestand krijg je relatief weinig pensioenwaar voor je premiegeld. Regelingen tRanspaRanteR maken Het mooiste zou zijn als bij een zuivere beschikbare premieregeling de keuze geboden zou worden om de genoemde risico’s geheel of gedeeltelijk af te dekken. Het grote voordeel hiervan is niet alleen een veel groter bewustzijn van welke risico’s er spelen, maar vooral ook welk prijskaartje hangt aan afdekking ervan. Overigens liggen in de uitkeringsfase het langlevenrisico en het beleggingsrisico nu altijd bij de verzekeraar. Het allermooist zou zijn als ook in die fase nog een keuze gemaakt zou kunnen worden in welke mate en tegen welke prijs de pensioentrekker dit risico wil verzekeren. Op deze manier worden pensioenregelingen en de kosten ervan veel transparanter en zal het begrip en de betrokkenheid van iedere deelnemer worden vergroot. interessant voor iedereen, lijkt mij! ««
vakblad voor financieel adviseurs | 14 mei 2013
23
VerDiepenD
pensioen
pEnSioEnaKKoord iS aanJaGEr van prodUctinnovatiES pEnSioEnEn een van de rode lijnen in het in 2011 gesloten pensioenakkoord is dat het reële pensioen de komende jaren de norm kan gaan worden en daarmee het nominale pensioen verdringt. Dat heeft commerciële consequenties voor verzekeraars. zij zullen moeten inspelen op een marktvraag naar ‘zachte’ pensioenregelingen. Dergelijke productinnovaties vragen om systemen die snel en flexibel maatwerkaanbiedingen kunnen doen. Dat is in de verzekeringswereld met doorgaans verouderde systemen bepaald geen vanzelfsprekendheid. Alexander van Stee en olivier roodenburg, director resp. manager kpmg Advisory nV
H
et goede nieuws: Solvency ii en de nieuwe boekhoudregels (iFrS 4 fase ii) dwingen verzekeraars toch al tot een inhaalslag in hun iT-landschap. en passant komt hiermee de weg vrij voor productinnovaties op het gebied van reële producten. laStiGE SpaGaat menig pensioenfonds moest afgelopen jaren slecht nieuws brengen aan deelnemers in de vorm van het korten van pensioenafspraken. Deelnemers die hun pensioen bij een verzekeraar hebben ondergebracht kregen dat slechte nieuws niet. Verzekeraars kunnen immers – wettelijk – niet afstempelen omdat de pensioenen door hen worden gegarandeerd. Dat neemt echter niet weg dat verzekeraars in een lastige spagaat zitten. De marktvraag naar levensverzekeringsproducten is grotendeels opgedroogd. De levenrisico’s – met een langetermijnkarakter – zijn erg groot gebleken, onder meer omdat de levensverwachting sterker stijgt dan verwacht en er daarmee voor zorgt dat de verzekeraar meer geld kwijt is aan uitkeringen en het ophogen van voorzieningen. en ook de aanhoudend lage rente maakt dat de verplichtingen aan deelnemers hoog zijn en zet daarmee de resultaten onder druk.
Alexander van Stee: “Verzekeraars zitten in een lastige spagaat.”
24
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
KlEinE rEvolUtiE Tegelijkertijd zorgt het in 2011 gesloten pensioenakkoord voor een kleine revolutie in de markt voor pensioenen. een van de rode lijnen in dit akkoord is dat de deelnemer minder zekerheden kan gaan krijgen dan voorheen – wanneer voor een reëel contract in plaats van een nominaal contract wordt gekozen – en dat deze dus zelf meer meedeelt in de risico’s van beleggingsresultaten en sterfteontwikkelingen. Vroeger domineerde de nominale pensioenregeling de pensioenwereld, nu zou het kunnen dat de reële regeling steeds meer de norm gaat worden. in zo’n reëel contract beweegt het pensioen mee met de levensverwachting en met de beleggingsresultaten. garanties zijn niet aan de orde: het pensioen is een reële afspiegeling van de financiële werkelijkheid. nu dergelijke ‘zachte’ vormen van pensioen oprukken, zullen ook verzekeraars daarop moeten inspelen. een belangrijke factor daarbij is de voortgaande trend dat pensioenfondsen besluiten dat ze te klein zijn voor een zelfstandig voortbestaan en hun regeling willen onderbrengen bij een verzekeraar. De verzekeraars staan dus voor de uitdaging om nieuwe soorten levensverzekeringscontracten te introduceren die inhaken op die vraag naar reële regelingen. Dat is geen vanzelfsprekendheid binnen de huidige kaders van wet- en regelgeving, al is het maar omdat de wet van verzekeraars verlangt dat er verzekerde elementen in een levensverzekering moeten zitten. tontinE een mogelijkheid die in de Hoofdlijnennota over het pensioenakkoord (van 30 mei 2012) wordt geopperd is de zogeheten tontine. een tontine is een spaarkas waarin een groep deelnemers spaart en waarin de waarde van de pot na een bepaalde periode wordt verdeeld onder de dan nog in leven zijnde deelnemers. Dit is een vorm die onder de Wft is toegestaan waarbij alle risico’s volledig bij de deelnemers neergelegd kunnen worden (bij de uitwerking van het nieuwe Financieel toetsingskader moet nog worden onderzocht in hoeverre de waarborgen voor deelnemers uit de pensioenwet die nu voor rechtstreeks
verzekerde regelingen gelden ook voor tontines blijven gelden). omdat het levenrisico wordt gedeeld met anderen – evenals bij pensioenfondsen – is het financieel een aantrekkelijke vorm: de premies kunnen stabiel blijven. een dergelijk product – dat met wat haken en ogen waarschijnlijk wettelijk kan worden uitgevoerd door een verzekeraar – kan een manier zijn om in te spelen op de vraag naar reële producten en tegelijkertijd de langlevenrisico’s van de balans van de verzekeraar te houden. een tontine is een product uit het verleden – de 18e en 19e eeuw – en kwam naar verluidt in een kwaad daglicht te staan, omdat menig detective vroeOlivier Roodenburg: “Solvency II is blessing in disguise.” ger bezig was met het oplossen van een moordzaak op één van de twee laatste nog in leven zijnde participanten in de tontine. Hoe het ook zij, een tontine is maar een voorbeeld Solvency ii wordt door sommige marktpartijen gezien als een van een product dat verzekeraars kunnen ontwikkelen om in kostbare implementatie van herziene eisen voor verslaglegte spelen op de nieuwe realiteit in de nederlandse levensverging. in werkelijkheid biedt deze regelgeving juist een uitgelezekeringsmarkt. Aan het uitvoeren van een pensioenregeling zen kans voor bestuurders van verzekeraars om een einde te in de vorm van een tontine zitten ongetwijfeld nog juridische maken aan de veelheid aan spreadsheets en losse toepassinhaken en ogen, maar het kan ook een interessante productingen en om hun organisatie volgens de juiste uitgangspunten aan te sturen. Daarmee ontstaat een betere basis voor strategische beslissingen en gerichte productinnovatie.
“VerzekerAArS zullen moeTen inSpelen op een mArkTVrAAg nAAr ‘zAcHTe’ penSioenregelingen” novatie zijn. Tegelijkertijd laat de markt zien dat zij nog maar schoorvoetend tot nieuwe producten komen. een niet te missen factor in dat verband is de remmende werking van legacy systemen. Wie als verzekeraar nu wat nieuws wil ondernemen, moet steeds weer een kostbaar stukje informatietechnologie ontwikkelen bovenop de oude systemen – die soms nog uit de jaren zeventig van de vorige eeuw stammen. SolvEncy ii De oplossing daarvoor kan uit onverwachte hoek komen: de invoering van het nieuwe toezichtskader Solvency ii. Dit dossier levert menig bestuurder de nodige hoofdbrekens op. Het nieuwe raamwerk is onder meer gebaseerd op marktconsistente waardering, waarin de financiële eisen beter dan voorheen de risico’s weerspiegelen die verzekeraars lopen. De essentie hiervan is dat verzekeraars in staat moeten zijn om de driehoek kapitaal-risico-rendement permanent te monitoren. ook de overgang naar nieuwe boekhoudregels (iFrS 4 fase ii, in ontwikkeling bij de international Accounting Standards Board) stelt nieuwe eisen aan de financiële verslaglegging voor verzekeringscontracten zoals marktconsistente waardering. Dat vergt in veel gevallen ingrijpende aanpassingen aan systemen die momenteel onvoldoende snel en diep inzicht kunnen geven in marktwaarde en risico’s van producten.
ExtrEEm EfficiëntE it een van de consequenties van de invoering van Solvency ii is dat een verzekeraar op elk moment inzicht moet hebben in risico’s en marktwaarde en daartoe moet kunnen ‘afdalen’ tot het laagste niveau van verzekeringsproducten. Het nieuwe stelsel vraagt dan ook om een extreem efficiënte iT-omgeving. Dat is een ingrijpende operatie, maar ook een operatie die potentieel een enorme marktkans oplevert omdat het daardoor mogelijk wordt om op nieuwe wensen van de markt in te spelen. in tegenstelling tot honderd jaar geleden – toen de solidariteitsgedachte de hoofdrol speelde – is de maatschappij nu juist sterk geïndividualiseerd. Veel consumenten zijn dan ook niet meer geïnteresseerd in producten die uitgaan van de solidariteitsgedachte, maar willen op maat bediend worden in hun wensen op verschillende terreinen zoals wonen, werken en pensioen. Die behoeften variëren door de jaren heen en bewegen mee met de individuele levenscyclus. in optima forma wil de consument op elk moment aan de knoppen draaien en zijn of haar wensen bij zijn verzekeraar kunnen wijzigen. SprEadShEEtS ovErboord Solvency ii kan een prima breekijzer zijn om ervoor te zorgen dat verzekeraars innovatieve producten in de markt gaan zetten die inspelen op deze verwachtingen van de consument. Als de spreadsheets eenmaal overboord zijn gezet – wat vanuit het oogpunt van adequate governance toch al nodig is – ontstaat er ruimte voor producten die nu soms bij voorbaat worden afgeschoten vanwege praktische onhaalbaarheid in systemen. in die zin is Solvency ii dan ook een blessing in disguise. ««
vakblad voor financieel adviseurs | 14 mei 2013
25
prAktiscH
pensioen
beperking pensiOenOpbOuw tOt 100.000 eurO raakt OOk dga Het kabinet is van mening dat het boven een inkomensniveau van 100.000 euro niet langer nodig is om pensioenopbouw fiscaal te ondersteunen. mensen met een inkomen boven deze grens zijn zelf in staat om te sparen voor een aanvulling op het inkomen na pensionering. Doordat de sociale partners met een alternatief vera Hek, adviseur bij Aegon Adfis voorstel komen, is invoering van de aftoppingsmaatregel echter onzeker.
H
et plan om de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw te beperken tot inkomens tot 100.000 euro uitte het kabinet in het regeerakkoord. Dit resulteerde in een wetsvoorstel dat het kabinet begin april indiende bij de tweede kamer. Het wetsvoorstel ziet niet alleen op het aftoppen van de pensioenopbouw maar ook op een versobering van het Witteveenkader (met onder meer een verlaging van de opbouwpercentages). volgens het wetsvoorstel is het de bedoeling dat met ingang van 1 januari 2015 de fiscale ondersteuning van pensioenopbouw stopt bij een pensioengevend loon van drie keer modaal. De fiscale ondersteuning vindt plaats in de vorm van de omkeerregel. De omkeerregel (aanspraken vrijgesteld, uitkeringen belast) geldt dan alleen nog maar voor het pensioengevend inkomen dat maximaal 100.000 euro (2015) bedraagt. volgens het wetsvoorstel wordt dit maximum van met ingang van 2016 geïndexeerd. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd geldt het maximumbedrag naar evenredigheid. fiscale gevOlgen aftOpping Als een werknemer op 1 januari 2015 een salaris heeft dat meer bedraagt dan 100.000 euro en zijn pensioenovereenkomst het pensioengevend salaris niet beperkt tot die grens, dan vervalt voor hem de omkeerregel. Dit heeft tot gevolg dat zijn volledige pensioenaanspraak belast is. De omkeerregel geldt dan ook niet meer voor de toekomstige pensioenopbouw en -premie. De werkgever zal de loonheffing die zij moet betalen over de pensioenpremies in mindering bren-
vOOrbeeld Peter (50 jaar) bouwt bij zijn werkgever jaarlijks 2,25 procent ouderdomspensioen op. Het pensioen gaat in op 65 jaar. Het pensioengevend salaris van Peter is 197.000 euro. Dit is ongeveer gelijk aan de Balkenendenorm. Het aftoppen van het pensioengevend salaris op 100.000 euro heeft tot gevolg dat Peter vanaf 2015 tot zijn pensioeningangsdatum (ongeveer 15 jaar) over bijna de helft van zijn inkomen niet langer fiscaal ondersteund pensioen opbouwt.
26
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
gen op het overige loon. De werknemer gaat daardoor een lager netto inkomen ontvangen. in de inkomstenbelasting verhuist het pensioen van box 1 naar box 3. De werknemer betaalt jaarlijks 1,2 procent vermogensrendementsheffing over de waarde van het pensioen, terwijl hij nog geen pensioeninkomen heeft. Het is duidelijk dat dit gevolgen Vera Hek: “Vooral budgettaire heeft voor het besteedbaar maatregel.” inkomen van deze werknemer. vanaf het moment dat zijn pensioen ingaat, betaalt hij overigens geen belasting meer over de pensioenuitkeringen. De werkgever kan voorkomen dat de omkeerregel helemaal vervalt. zij moet de Belastingdienst dan tijdig vragen om het pensioen voor de toekomst te splitsen in een deel dat betrekking heeft op het pensioengevend salaris tot 100.000 euro en een deel op het salaris daarboven. Dan wordt alleen het deel van de pensioenopbouw dat betrekking heeft op het pensioengevend loon boven de 100.000 euro belast. Alleen dit deel van het pensioen komt dan in box 3 terecht. nettO pensiOen Het pensioendeel dat betrekking heeft op het pensioengevend loon boven de 100.000 euro heet ook wel ‘netto pensioen’. omdat de omkeerregel niet geldt voor dit pensioen(deel) is de pensioenpremie hiervoor belast. Hierdoor wordt over de pensioenuitkeringen geen belasting meer betaald. omdat hier nog wel sprake is van een pensioen, gelden de bepalingen van de pensioenwet. zoals dat het pensioen ondergebracht moet zijn bij een pensioenuitvoerder. een pensioenuitvoerder is echter niet verplicht om een netto pensioen aan te bieden. of alle pensioenuitvoerders in staat
en bereid zijn een netto pensioen uit te voeren zal afhankelijk zijn van diverse factoren. De pensioenuitvoerder moet bijvoorbeeld jaarlijks de waarde van dit pensioen opgeven aan de Belastingdienst. of dit eenvoudig te doen is of dat hiervoor het administratiesysteem moet worden omgebouwd, zal per uitvoerder verschillen. een ander punt van aandacht is wat er gebeurt bij waardeoverdracht wanneer de overdragende pensioenuitvoerder wel een netto pensioen heeft maar de ontvangende pensioenuitvoerder niet. De wetgeving voorziet nog niet in een oplossing van dit probleem. mag werkgever pensiOen aftOppen? vrijwel geen enkele pensioenregeling kent een maximering van 100.000 euro. Als de werkgever de pensioenopbouw wil beperken tot het voorgestelde maximum, betekent dit in de meeste gevallen dus dat zij de pensioenovereenkomst gaat wijzigen. of de werkgever de pensioenregeling mag wijzigen, hangt onder meer af van wat hierover is opgenomen in de pensioenovereenkomst. Als de pensioenovereenkomst de werkgever hiervoor niet de ruimte biedt, moet zij hiervoor instemming krijgen van de or en/of de werknemer. Het ligt voor de hand dat werknemers – wanneer hun pensioen wordt afgetopt – hiervoor een vergoeding vragen om de vermindering van de beloning te compenseren. idee van aftOppen is niet nieuw Het idee om het pensioengevend loon af te toppen is niet nieuw. verschillende commissies stelden dit in de afgelopen jaren al voor. in 2012 opperde de commissie-van Dijkhuizen bijvoorbeeld om de fiscale behandeling van het aanvullende pensioen af te toppen vanwege de grotere financiële zelfredzaamheid van hoge inkomens. in 1994, bij de totstandkoming van het Witteveenkader, gaf de commissie-Witteveen al aan dat een nadere bezinning nodig is om onbedoeld gebruik, zoals excessief gefaciliteerd sparen, weg te nemen. in de tussenliggende periode hebben meer commissies het maximeren van pensioen geopperd. budgettaire maatregel De voorgestelde beperking van het Witteveenkader is een puur budgettaire maatregel. De wetgever neemt aan dat de versoberingsmaatregelen (zoals verlagen van de opbouwpercentages en de aftoppingsmaatregel) leiden tot lagere pensioenpremies. Dit levert een hogere belastingopbrengst op doordat de werknemerspremie lager wordt en het brutoloon (naar verwachting) hoger. volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel levert het verlagen van het maximum opbouwpercentage 1,1 miljard euro op. De aftoppingsmaatregel moet structureel 300 miljoen euro opleveren. De tijd zal leren of de geraamde besparingen ook daadwerkelijk gehaald worden. alternatief vOOrstel sOciale partners volgens de sociale partners ondermijnt het kabinet met de verdere verlaging van de opbouwpercentages vanaf 2015
gevOlgen vOOr dga met inkOmen bOven 100.000 eurO Het wetsvoorstel maakt geen onderscheid tussen een ‘gewone’ werknemers en een directeur-grootaandeelhouder (dga). Er treedt wel een verschil op bij de dga met een inkomen boven 100.000 euro waarvan het pensioen in eigen beheer wordt gehouden. Als de BV niet tijdig het pensioengevend salaris beperkt tot 100.000 euro of tijdig vraagt om een splitsing van de aanspraken zal sprake zijn van aan de vennootschap ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen (de zogenoemde tbs-regeling). Het pensioen verschuift – nadat hierover belasting is betaald – niet naar box 3 maar blijft in box 1. Wanneer wel tijdig gevraagd wordt om een splitsing van de aanspraken wordt alleen het deel van de pensioenopbouw dat ziet op het pensioengevend loon boven de 100.000 euro belast en vervolgens overgeheveld de tbs-regeling. Verder heeft de maximering van het pensioengevend loon tot gevolg dat na die datum geen backservice over de jaren vóór 2015 meer mogelijk bij loonstijgingen vanaf 1 januari 2015 boven een loon van 100.000 euro. De aftopping heeft ook gevolgen voor de lijfrentepremie-aftrek. In lijn met de versobering van de het aanvullende pensioen stelt het kabinet voor om ook de lijfrentepremie-aftrek te beperken. De maximumpremiegrondslag gaat per 1 januari 2015 omlaag naar 100.000 euro.
de opbouw van een adequaat pensioen en het vertrouwen in het pensioenstelsel. De sociale partners spraken in het sociaal akkoord af met het kabinet dat zij uiterlijk 1 juni 2013 met een alternatief voorstel komen. De kans is groot dat dit alternatief een aanpassing tot gevolg heeft van de voorgestelde aftoppingsmaatregel. Onzekerheid Over invOering Als het wetsvoorstel wet wordt, kan een werknemer vanaf 2015 niet langer fiscaal ondersteund pensioen opbouwen over een inkomen hoger dan 100.000 euro. Het kabinet
“DoorDAt sociAle pArtners met een eigen voorstel komen, is Het onzeker of De mAAtregel DoorgAAt” vindt dat personen met een hoger inkomen zelf in staat zijn om voor aanvullend pensioeninkomen te sparen in box 3. en dit levert ook nog een besparing op voor de schatkist. Degenen die worden getroffen door de aftoppingsmaatregel kunnen de schade mogelijk beperken door zo snel mogelijk (maar uiterlijk in 2014) eventueel onbenutte pensioenruimte uit het verleden te benutten. De ruimte wordt met ingang van 2014 al beperkt door het verlagen van de opbouwpercentages. in 2015 gaat dit verder door het verder verlagen van de opbouwpercentages en de aftoppingsmaatregel. Doordat de sociale partners uiterlijk 1 juni 2013 met een alternatief voorstel komen, is het nog onzeker of de aftoppingsmaatregel in de voorgestelde vorm doorgaat. ««
vakblad voor financieel adviseurs | 14 mei 2013
27
VERDIEPEND
beleggingsverzekeringen
naar rEalistisChEr rEndEmEntsvErWaChtingEn De beleggingsverzekering is vooral in diskrediet geraakt door discussies over hoge verborgen kosten. Het echte probleem van deze productvorm is echter het jarenlang werken met te hoge prognoses. Door de Code rendement & risico gesanctioneerde prognoserendementen liepen op richting 20 procent per jaar. Daardoor leken doelkapitalen binnen bereik te komen bij premies, die slechts een fractie waren van wat nodig was. Vooral bij polissen van vlak vóór het knappen van de bubbels op de beurzen, heeft dit geleid tot steeds groter wordende gaten tussen prognose en realisatie. Dat dit op termijn vanzelf weer bij zal trekken, is helaas niet Alfred Oosenbrug, Aviso realistisch.
I
edereen kent de met de Code rendement & risico voorgeschreven slogan ‘Rendementen uit het verleden geven geen garanties voor de toekomst’. Waar het ging om de bepaling van het maximaal te hanteren prognoserendement was diezelfde code echter geheel gebaseerd op: jawel, rendementen uit het verleden. En die historische rendementen logen er niet om in de voor de code relevante referentietijdvakken. Zo steeg de CBS-herbeleggingsindex in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw met meer dan 20 procent per jaar. Daarmee vormden die decennia echter – overigens ook economisch goed verklaarbare – uitschieters zonder weerga. Dergelijke uitschieters langjarig doortrekken tot in de verre toekomst, stond feitelijk garant voor de nu algemeen bekende teleurstellingen die volgden. Rendementen uit het verleden gaven op de pieken van de beurzen wel degelijk een garantie voor de toekomst, en wel dat het zich opnieuw realiseren van die sprookjesachtige rendementen een illusie is. Al in 2000 werd er in een artikel in ESB op gewezen dat alleen al de historische onderschrijdingsfrequentie bij een dertigjarige looptijd gewoon honderd procent was.
Alfred Oosenbrug: “Rendementen uit het verleden, creëerden de gaten van het heden.”
28
uit mEt dE prEt Vanaf de eeuwwisseling was het dan ook werkelijk gedaan met de pret. Het eerste decennium van de nieuwe eeuw bedroeg het gerealiseerde brutorendement ruim drie procent per jaar negatief. Met zo’n zeven miljoen verkochte polissen had toen echter al bijna heel Nederland een langlopend beleggingsproduct aangeschaft. En voor het lopende decennium staat de teller ook nog niet veel hoger dan op zo’n vier procent per jaar; veelal niet
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
of amper genoeg om de kosten van de beleggingspolis mee goed te maken. Ieder jaar dat het rendement achterblijft bij de prognose, neemt het gat tussen werkelijke poliswaarde en prognosekapitaal echter verder toe. En de toenmalige prognoserendementen logen er gewoonlijk niet om. rEndEmEntsnormEn Op de top van de productiehausse (in 1999) schreef de Code rendement & risico voor dat in offertes voor beleggingsverzekeringen in elk geval drie voorbeeldkapitalen moesten worden vermeld, te weten een voorbeeldkapitaal op basis van: 1. het historisch fondsrendement; 2. het standaardfondsrendement voor de desbetreffende beleggingscategorie, en; 3. het met een voorgeschreven standaardafslag verminderde historisch fondsrendement. Voor een breed gespreid Nederlands aandelenfonds lag het historisch fondsrendement rond de 18,5 procent. Met een bij aandelenfondsen toe te passen afslag van zestig procent bedroeg het fondsrendement na afslag dan 7,4 procent. Het standaardfondsrendement was voor aandelen-fondsen 10 procent. Eerder (in VVP van 5 juli 2006) heb ik al uiteengezet welke enorme verschillen dit gaf in de geoffreerde voorbeeldkapitalen. Het hoogste voorbeeldkapitaal was normaliter een veelvoud van het laagste. Daarmee waren offertes feitelijk nietszeggend geworden voor de doorsnee consument, terwijl wel de indruk werd gewekt dat de voorbeelden op basis van het standaardrendement en het rendement na afslag behoorlijk pessimistisch waren. Voor wat betreft het standaardrendement werd zelfs de ‘wetenschappelijk gecertificeerde’ uitspraak gedaan dat dit met 95 procent betrouwbaarheid indicatief was voor het te verwachten rendement. Werd (mede) belegd in vastgoed-, obligatie- en/of geldmarktfondsen, dan lagen de te hanteren voorbeeldrendementen gewoonlijk lager, en waren de gevolgen minder
extreem. Uiteindelijk is dit echter slechts een gradueel en geen principieel verschil. gEvolgEn tE hoog prognosErEndEmEnt De gevolgen van het hanteren van te hoge prognoserendementen kunnen het best worden geïllustreerd aan de hand van een gestileerd voorbeeld. Daartoe wordt uitgegaan van een begin 1999 – op de top van de productiehausse – gesloten hypothecair verpande beleggingsverzekering met een doelkapitaal van 300.000 euro. Van meeverzekerde risicodekkingen wordt gemakshalve geabstraheerd. Bij aanvang wordt een eerste hoge storting verricht van tienmaal de doorlopende premie. Tegen de achtergrond van het historisch fondsrendement van 18,5 procent wordt de te betalen premie bepaald op basis van een rendement van 12 procent. Wordt dat rendement behaald, dan resulteert exact het voor de aflossing benodigde bedrag van drie ton. Wordt het historisch rendement gemaakt, dan resulteert daarentegen het kapitale bedrag van 1,45 miljoen euro. Op grond daarvan wordt ervan uitgegaan dat met de gekozen 12 procent een flinke voorzichtigheidsmarge in acht is genomen en dat het bereiken van het doelkapitaal daarmee dus zo goed als zeker is gesteld. Op basis van het werkelijk gerealiseerde rendement is ultimo 2012 echter nog geen 17.000 euro opgebouwd, waar dat volgens de offerte al meer dan 51.000 euro had moeten zijn. Zou het 12 procent offerterendement gedurende de rest van de looptijd wel worden gehaald, wat ten zeerste de vraag is, dan komt op de einddatum nog geen 125.000 euro beschikbaar, oftewel bij lange na nog niet eens de helft van wat nodig is. Om alsnog het gestelde doel te bereiken, zou de resterende zeventien jaar niet jaar in jaar uit 12, maar liefst 18,5 procent moeten worden gemaakt. Stomtoevallig is dat exact het oorspronkelijk gehanteerde historisch fondsrendement. Alleen is dat historisch fondsrendement ultimo 2012 inmiddels gezakt naar een in dit kader nog maar schamele zes procent. Zou dit de toekomst worden, dan zou op de einddatum zelfs nog minder dan 55.000 euro resulteren. Al met al is de realisatie van het doelkapitaal dan ook inmiddels zo goed als illusoir geworden. 300.000
250.000
oorspronkel i jke prognose
200.000 werk.+ vanaf 2013 oorspr. progn.
150.000
werk.+ vanaf 2013 benodi gd 100.000 werk.+ vanaf 2013 geact . hi st . fndsrend.
50.000
Figuur 1. Rendementsscenario’s.
2029
2026
2023
2020
2017
2014
2011
2008
2005
2002
1999
0
EEn gEluk(jE) bij EEn ongEluk En dan blijkt het een geluk bij een ongeluk te zijn dat sprake is van hoge verborgen kosten. Waren die er niet geweest, dan was de voor de realisatie van het doelkapitaal benodigde premie indertijd nog lager vastgesteld – en was er nu in elk geval geen recht geweest op compensatie. Dankzij de verborgen te hoge kosten kan in het gegeven voorbeeld – bij een veronderstelde normkostenafslag van 2,5 procentpunt per jaar én van een verder te behalen rendement van 12 procent per jaar – aanspraak worden gemaakt op een compensatie van zo’n 1.800 euro. Het gat tussen uitkering en doelkapitaal wordt daarmee navenant kleiner. Gezien de zelfs bij een rendement van 12 procent resulterende omvang van het gat (zo’n 175.000 euro), blijkt dit echter niet meer dan een druppel op de gloeiende plaat, ofwel een wel erg klein gelukje bij een ongeluk. In de figuur linksonder zijn de verschillende rendementsscenario’s samengevat. Wat is dan Wél dE oplossing? Een eventuele kostencompensatie is dus mooi meegenomen, maar zal normaliter bij lange na geen afdoende oplossing bieden voor het echte probleem. En dat het op de lange duur wel weer bijtrekt, lijkt zo goed als kansloos. Daardoor moet ofwel de premie (zeer) fors worden verhoogd om het doelkapitaal alsnog weer in beeld te kunnen krijgen, ofwel moet worden geaccepteerd dat de realisatie van het doelkapitaal definitief buiten beeld is geraakt. Door de volledig ‘gepolitiseerde’ verhoudingen op de kapitaalmarkten, is het thans echter volkomen onmogelijk om de omvang van het probleem op ook maar enigszins betrouwbare wijze te concretiseren. Van Europa tot de Verenigde Staten en van Japan tot het Verenigd Koninkrijk, ja zelfs van China tot Saoedi-Arabië, is alom sprake van een sterk expansief monetair beleid. Daarmee zijn de ontwikkelingen op de beurzen een speelbal van de grillen van de politieke en monetaire autoriteiten. Op rationele analyses gebaseerde toekomstverwachtingen zijn daarmee niet meer te geven. Maar één ding is zeker: opnieuw is sprake van aanhoudende bellenblazerij op de kapitaalmarkten. Vroeg of laat zullen die luchtbellen weer knappen of langzaam maar zeker leeglopen. Op langere termijn is het beleggingsperspectief dan ook niet bepaald uitnodigend. Als er sprake is van een harde noodzaak om een beoogd doelkapitaal te halen, zal de consument actie moeten ondernemen. Hij zal moeten bijstorten, aflossen of aanvullend gaan sparen (als hij daarvoor de financiële ruimte heeft). Bij het ontbreken van zo’n harde noodzaak is er maar één echte oplossing: pak het verlies en reken verder op niet meer dan de – momenteel lage – kapitaalmarktrente, of zet de polis gewoon om naar een hypotheekspaarrekening (met een nog relatief hoog rendement). Indachtig de economenkreet dat er geen gratis lunches bestaan, blijft iedere andere oplossing uitermate speculatief. Terwijl ook dan het nu al nemen van een fors deel van de pijn onvermijdelijk is. ««
vakblad voor financieel adviseurs | 14 MEI 2013
29
COLOFON
AGENDA 27 MEI 2013
VVP | Vakblad voor financieel adviseurs Uitgave van Nijgh Periodieken B.V. Eenenzeventigste jaargang 2013 Uitgever: Rinus Vissers Hoofdredacteur: Willem Vreeswijk (010) 427 41 91 Eindredacteur: Lennart Kik (010) 427 41 61 Redacteur: Toon Berendsen (010) 427 41 85 Redactie-secretariaat: Dora Pompe (010) 427 41 60 Persberichten: vvp@nijgh.nl Medewerkers: Jan Aikens, Ronald Bruins, Rob Goedhart, Rosali de Hart, Hella Kuijpers, Katja van Roosmalen, Charles Muetstege, Robert Paling, Jan van Stigt Thans, Ivo Valkenburg, Roel Veldwijk, Wim Verkerk Redactie-adres: Postbus 122, 3100 AC Schiedam Fax (010) 473 20 00 Internet: www.vvponline.nl, e-mail: vvp@nijgh.nl Senior Accountmanager: Petra Hesselink (010) 427 41 53 Accountmanager: Irshaad Raghoebar (010) 427 41 50 Marketing: Wouter Stolk (010) 427 41 82 Media-order: Carola Sjoukes (010) 427 41 09 Abonnementenservice: Tini van Schijndel (010) 427 41 08 Telefonisch bereikbaar van 9.00 tot 12.00 uur e-mail: abo@nijgh.nl Abonnementsprijs 2013: binnenland per jaar 143,50 euro excl. btw buitenland per jaar 196 euro excl. btw Studenten: 69 euro excl. btw Losse nummers: 8,50 euro excl. btw Sinds 1 januari 2012 is de nieuwe wet inzake verlengingen opzegtermijnen van abonnementen voor consumenten van kracht. Dit geldt niet voor abonnementen op vakinformatie uit hoofde van uw beroep of bedrijf. Financieel intermediair dat beschikt over een Wftvergunning komt in aanmerking voor een ATPabonnement. Aanvragen voor deze abonnementen via abonnementenservice. De abonnementsprijs bedraagt 43 euro per jaar, excl. btw. Bij klachten over bezorging s.v.p de abonnementen-administratie inlichten. Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk te geschieden, uiterlijk 6 weken vóór het aflopen van de abonnementsperiode, aan bovenstaand postadres. Advertentieplaatsingen worden uitgevoerd overeenkomstig ‘De Regelen 2010 Stichting ROTA ’. Copyright: Nijgh Periodieken, 2013 Basis ontwerp vormgeving: Studio 3017 Prepress en druk: DeltaHage, Den Haag Aangesloten bij de Presse Internationale des Assurances Aangesloten bij het Nederlands uitgeversverbond Groep uitgevers voor vak en wetenschap. ISSN: 1388-2724
30
Amsterdam Titel: Vertrouwen in de financiële branche: een ontdekkingsreis naar nieuwe wegen voor vertrouwen in onze financiële wereld Wie: René de Haan, Jan Jacob Stam, Eva Beerends en Esther de Haan Wat: Workshop Kosten: De kosten voor zaal, lunch en drankjes worden gezamenlijk gedeeld. Afhankelijk van het aantal deelnemers bedragen de kosten tussen de 50 en 75 euro per persoon. Informatie: E: www.hellingerinstituut.nl
31 MEI 2013 Driebergen-Zeist Titel: Dag der Verandering Wie: Yijing Business Academy Wat: Dag die bijdraagt aan meer openheid over het Boek der Verandering Waar: Antropia Aanvang: Inloop vanaf 9.30 uur; Sluiting circa 16.45 uur. Kosten: Bij inschrijving voor 30 april 239 euro ex. BTW. Na deze datum: 270 euro ex. BTW. Sprekers: Herman Wijffels, Ap Dijksterhuis, Hans Gerding, Patty Harpenau en Marcel Dierselhuis Informatie: E: md@yjba.nl, I: www.dagderverandering.nl
5 JUNI 2013 Den Haag Titel: Vrijheid, Gelijkheid en Broeder-/Zusterschap als sturende principes voor de financiële sector! Wie: New Financial Forum Wat: New Financial Inspiration Voor: Ambassadeurs van het New Financial Forum Waar: Verbond van Verzekeraars Aanvang: 13.30 uur ontvangst, 14.00 uur welkomstwoord Verbondsdirecteur Richard Weurding Kosten: Gratis voor Ambassadeurs van het New Financial Forum Spreker(s): Damaris Matthijsen, Economy Transformers Informatie: T: 010-4274160, E: dora@newfinancialforum.nl, I: www.newfinancialforum.nl Vrijgebroed begeleidt transitieprocessen richting een vitale economie en samenleving. Leidraad daarbij zijn de drie waarden Vrijheid, Gelijkheid en Broeder-/Zusterschap. Deze waarden worden ingezet om het eigen werk, het bedrijf, de sector en de samenleving vitaal en menselijk te maken. Sturende principes dus voor een mooiere (financiële) wereld! Damaris Matthijsen: “U leert zien en begrijpen wanneer er te veel of te weinig van één van de principes aanwezig is. En u ervaart hoe een principe een positief of negatief effect heeft op een systeem. In de workshop gebruiken we technieken zoals ‘social presencing’, waardoor u op een mentale, emotionele en fysieke wijze heel snel tot de kern van het onderwerp kan komen. De lens van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap werkt het sterkst wanneer u het direct kunt toepassen op uw eigen omgeving, daarom werken we graag met voorbeelden uit de groep.”
20 SEPTEMBER 2013 Heusden Titel: New Financial Day Wie: New Financial Forum Voor: De Ambassadeurs van het New Financial Forum en iedereen die de financiële sector een warm hart toedraagt. Kosten: 95 euro Informatie: T: 010-4274161, E: willem@newfinancialforum.nl, ivo@ivovalkenburg.nl, I: www.newfinancialforum.nl Op 20 september vindt de derde New Financial Day plaats, voor de laatste keer in Heusden. Dan openen de inwoners van dit fraaie vestigingsstadje voor de derde keer gastvrij hun deuren voor iedereen die de financiële sector een warm hart toedraagt. En omdat het de laatste keer is, wordt deze sessie grootser en spectaculairder dan ooit, waarbij een grote inbreng van de Ambassadeurs zeer op prijs wordt gesteld. Meer informatie volgt, maar blokkeer svp alvast deze bijzondere dag in je agenda zodat je er bij kunt zijn.
Volledige agenda: zie vvponline.nl Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
Bouw mee aan een gezonde financiële sector! Het New Financial Forum bundelt krachten, ideeën en best practices van de ambassadeurs van de nieuwe financiële wereld en maakt dit zichtbaar. Het New Financial Forum bestaat uit een interactief portal, een magazine en netwerkbijeenkomsten. Op vrijdag 20 september vindt de gouden editie plaats van de New Financial Day in Heusden. Op 25 bijzondere locaties bij particulieren en middenstanders maken financiële dienstverleners gezamenlijk een blauwdruk van hun toekomst. Een historische dag waar je bij moet zijn geweest. Het platform voor
Het platform voor
Het nieuwe bankieren Het nieuwe verzekeren Het nieuwe beleggen Het nieuwe adviseren
Heusden
Bouw mee aan een gezonde en gerespecteerde financiële sector, en meld je aan op
www.newfinancialforum.nl Een initiatief van VVP Vakblad voor financieel adviseurs.
KAN UW KLANT STRAKS WEL
GENIETEN VAN ZIJN
OUDE DAG?
ZEKER TE WETEN! Het Garantie Plan: verzekerd vermogen opbouwen voor pensioenaanvulling
Voordelen van het Garantie Plan voor u en uw klant: • Gegarandeerd kapitaal. Dit in tegenstelling tot: - (bank)sparen, waar de rente bij periodieke inleg onzeker is en de uitkomst dus ook - beleggen, waar het kapitaal ook nul kan zijn • Overlijdensrisicodekking op maat
Een goede pensioenaanvulling is tegenwoordig geen
• Spaardiscipline voor de klant door premieverplichting
overbodige luxe. Met het Garantie Plan zit uw klant
• Laag-hoog premie mogelijk
goed en heeft hij de zekerheid dat hij aan het eind
• Flexibel aan te passen
een gegarandeerd kapitaal heeft opgebouwd
• Ideaal voor voortzettingen
waarmee hij een pensioenaanvulling regelt. Lees er alles over op erasmusleven.nl/garantieplan
midden in het leven
erasmusleven.nl
Erasmus Leven is een handelsnaam van Delta Lloyd Levensverzekering NV