Backstage02

Page 1

Piet Boekhoud over graaien:

‘Het zijn allemaal leugens’ Experimenten Docenten langer aan het werk

Transparantie De mbo-sector moet homogener worden

Maatwerk ROC schoolt voor gastvrijer ziekenhuis

#2

Op Be i ni e n roe e bl ed ps a d uc o n ov at d e e r ie rw ijs

Ba ck

sta ge

januari 2010

mboraad.nl


4 De staat van ons onderwijs Trude Maas, Geri Bonhof, Jos Leenhouts en Clémence Ross; Opzij plaatst ze op de lijst van meest invloedrijke vrouwen. Deze vier topvrouwen willen excellent onderwijs en ambitieuzere scholen!

14 Afscheid van een voorzitter Piet Boekhoud verlaat zijn Albeda College: ‘Natuurlijk ben ik niet tevreden, ik maak nu af waar ik aan begonnen ben.’

22 T ransparantie en verantwoording Overheid, inspectie en samenleving willen meer transparantie over schoolprestaties. Logisch vinden scholen, maar men schiet door.

Colofon Back Stage is het tweemaandelijks opinieblad van de MBO Raad. De MBO Raad is de brancheorganisatie voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Eerste jaargang nummer 2, januari 2010 Overname van teksten is toegestaan onder bronvermelding en met toestemming van de redactie. Redactie Marije Hulsbosch (interim-hoofdredacteur), Roel Smit (adviseur), Marie-José Linders (eindredacteur), Dagmar de Kruif-Pot (redactie). Aan dit nummer werkten mee: Marja van Bijsterveldt, Somajeh Ghaeminia, Seb Jarnot, FMAX, Friso Keuris, Corien Lambregtse, Luuk Obbink, Jeroen Poortvliet, Ton Poortvliet, Annette van Soest, Frans Strous, Henk Veenstra, Elmer Veerhoff.

BACK STAGE

Concept en vormgeving Link Design, Amsterdam. Drukwerk: Senefelder Misset, Doetinchem. Coverfoto: Friso Keuris. Abonnementen en adreswijzigingen: backstage@mboraad.nl. Back Stage wordt gericht, kosteloos, toegezonden aan onderwijsorganisaties en particulieren. Betaalde abonnementen kosten 30 euro per jaar inclusief BTW en verzendkosten. Redactie-adres: H outtuinlaan 6 3447 GM Woerden tel. 0348 - 75 35 00 backstage@mboraad.nl


2/3

30 ‘De weerstand hebben we wel overwonnen’

36 L anger doorwerken in het onderwijs

Het TweeSteden Ziekenhuis wilde een gastvrijere organisatie en vroeg ROC Tilburg een speciale opleiding op maat te ontwerpen voor een nieuwe functie.

Aob-voorzitter Walter Dresscher voorziet gedonder. Dresscher en MBO Raadvoorzitter Jan van Zijl in discussie.

rubrieken 9 column

20 in beeld

34 column

Staatssecretaris Van Bijsterveldt is trots op het mbo, maar…

Galajurken, smokings & paparazzi: mbo’ers in the picture.

Docent Elmer Veerhoff kijkt met verbazing naar collega’s.

10 dat dan weer wel

27 column

Duurzaam mbo en een succesvol dom blondje.

Jan van Zijl wil meer bestuurlijke moed van VNO-NCW en MKB.

35 Staatssecretaris voor 1 dag

17 carrièremakers BLØF-drummer Norman Bonink behoedt de succesvolle band voor een Borsato-drama.

28 wat doet hij zoal?

Dan weet BON-voorzitter Ad Verbrugge het wel: ‘Weg met die MBO Raad!’

Leraar van het jaar Harm den Dekker moet

39 pittige taal

nog wennen aan zijn status.

Ongemotiveerde docenten moeten de deur uit, stelt hoogleraar Mathieu Weggeman.

18 6-Daagse Terugblik op de eerste week voor het beroepsonderwijs.

13 Uitblinker ‘leren uit boeken kost moeite , maar ik heb geen les gemist’ Ashwin Zondag is verkozen tot eerste Ambassadeur Beroepsonderwijs.

BACK STAGE


Excellente vrouwen over excellent onderwijs:

Veel talent gaat verloren

Geri Bonhof

BACK STAGE

Jos Leenhouts

ClĂŠmence Ross

Trude Maas


4/5

Vergrijzing, Lissabondoelstellingen: Nederland heeft elk talent nodig. Een belangrijke rol voor het onderwijs. Maar hoe excellent zijn onze scholen? We vragen het Trude Maas, Geri Bonhof, Clémence Ross en Jos Leenhouts. Alle vier betrokken bij het onderwijs en alle vier staan ze in de Opzij-top 100 van meest invloedrijke vrouwen.

Tekst Marie-José Linders Beeld Link Design “Ach”, reageert Jos Leenhouts op haar vermelding in de Opzij-top 100: “Als ik écht een van de honderd machtigste vrouwen zou zijn, was het niet zo gelopen met het inburgeringsonderwijs. Als je macht hebt, krijg je je zin. En dat heb ik manifest niet gekregen; de politiek heeft de inburgering verkwanseld.” Leenhouts (59) is voorzitter college van bestuur van het Haagse ROC Mondriaan en begon haar carrière in de jaren ‘70 als docent. Trude Maas (62) is onder meer voorzitter van de raad van commissarissen bij Philips Nederland en richtte in het verleden de Hay Group Vision Society op waar­van zij ook president was. Als Eerste Kamerlid voor de PvdA hield Maas zich onder meer bezig met onderwijs. Eerder was zij voorzitter van het Nationaal Initiatief Lang Leve Leren en in het verleden werkte zij bij CITO. Geri Bonhof (55) is voorzitter college van bestuur Hogeschool Utrecht en vicevoorzitter van de HBO-raad. Clémence Ross (52) heeft als directeur van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) veel met het onderwijs te maken: projecten om jongeren in beweging te krijgen, worden georganiseerd in samenwerking met scholen, zoals Dubbel30, Alle leerlingen Actief en natuurlijk de maatschappelijke stage in de sport. Eerder was Ross staatssecretaris van het ministerie van VWS.

Fundamentele discussie noodzakelijk Er is veel te bedenken om het Nederlandse onderwijsstelsel verder te verbeteren concludeert Geri Bonhof. Alle studenten moeten optimale kansen krijgen. Goede overgangen tussen de verschillende onderwijstypen zijn dan belangrijk. Daar moeten voortgezet onderwijs, middelbaar en hoger beroepsonderwijs én de universiteiten zich gezamenlijk voor inzetten. “De aansluiting mbo en hbo is beter dan een

aantal jaar geleden. De begeleiding van studenten bij de overgang kan echter geïntensiveerd worden.” Wil Nederland écht alle talenten benutten, dan is een fundamentelere oplossing nodig vindt Bonhof: “Veel talent gaat verloren doordat we te vroeg selecteren. Aan het einde van groep 8 worden kinderen voorgesorteerd. Te vroege selectie is fnuikend voor het ontplooien van talenten. De wegen om te stapelen zijn systematisch afgebroken. Daar is gelukkig nu weer aandacht voor. Maar ik ben realist genoeg om te beseffen dat je na de commissie Dijsselbloem niet over een stelseldiscussie moet beginnen.”

Meer ruimte claimen Het onderwijs mag bovenal ambitieuzer zijn vindt Trude Maas, want goed onderwijs is meer dan zorgen dat studenten een diploma behalen. “Een school zou pas tevreden moeten zijn als studenten een baan hebben in het vak waarvoor ze zijn opgeleid. Dat zegt meer over de kwaliteit van het onderwijs dan het aantal studenten dat de eindstreep haalt. Maar ja, scholen worden afgerekend op rendementscijfers. We moeten er voor waken dat het onderwijs een supermarkt van de samenleving wordt.” Rendement en afrekenen, het zijn termen waar Ross van gruwt. “Meten is alleen interessant omdat de Tweede Kamer bijvoorbeeld wil weten hoeveel studenten er uitvallen. Er wordt vooral gekeken naar knelpunten, dat wat goed gaat op de scholen lijkt geen nieuws te zijn. Het rijk reguleert het onderwijs dicht, terwijl scholen vooral ruimte nodig hebben om te kunnen bepalen hoe zij het beste onderwijs kunnen bieden.” Scholen zouden dan ook meer ruimte moeten claimen vindt Ross. Ook Jos Leenhouts ziet in het politieke klimaat belemmeringen voor het onderwijs: “Kamer­

‘Onderwijs is nu te veel een product dat verkocht moet worden’

BACK STAGE


veel talent gaat verloren vervolg

‘Aan het einde van groep 8 worden kinderen voor­gesorteerd; dat is fnuikend’ Geri Bonhof: ‘Zo’n meisje tussen al die jongens’ “Mijn ouders, ik kom uit een middenstandsgezin, zagen onderwijs als dé kans om te stijgen op de sociale ladder. Ik was één van de drie meisjes in een hbs-b-klas, goed in wis- en natuurkunde en erg sportief. Ik wilde sportgenees­ kunde of scheikunde studeren. Sportgeneeskunde vond mijn vader ineens lang: een studie van zo’n zeven jaar voor een meisje. Want wat als je ging trouwen? De beroepskeuzeadviseur raadde me scheikunde af: “zo’n meisje tussen al die jongens...”. Uiteindelijk ben ik naar de academie lichamelijke opvoeding gegaan. Een dijk van een opleiding, maar ik had behoefte aan meer diepgang en ben uiteindelijk, naast mijn baan, onderwijskunde gaan studeren. Vrouwen hebben

de onderwijsachterstand inmiddels ingehaald, maar onze samen­leving is echter doortrokken van de gezinscultuur. Vrouwen werken vaker in deeltijd en dat breekt carrières.” Geri Bonhof ging na de academie lichamelijke opvoeding aan de slag in het onderwijs. In de avonduren studeerde ze onderwijskunde. Bonhof is sinds 2003 bestuursvoorzitter van de Hogeschool Utrecht, daarvoor (2000-2003) was zij bestuurslid van de Hogeschool van Amsterdam. In 2004 werd Bonhof bestuurslid van de HBO-raad, waarvan zij sinds 2006 vicevoorzitter is. Momenteel is ze onder meer bestuurslid van het Platform Bètatechniek (sinds 2004) en lid van de stuurgroep Utrecht Science Park (sinds 2004).

‘Kamerleden hebben geen idee hoe het er aan toe gaat op scholen’ Jos Leenhouts: ‘Mannen beter? Een ingesleten opvatting’ “Ik was een risicojongere. Kind van twee dove ouders, mijn moeder overleed toen ik anderhalf was en mijn vader heeft nooit goed Nederlands leren spreken. Mijn vader was een ambitieuze man en had er de pest in dat hij doof was en alleen als kleermaker of timmerman kon werken. Hij wist hoe hij ons moest laten leren, welke instrumenten hij moest gebruiken: het nieuws van de radio navertellen, de bijbel voorlezen zodat hij onze lippen kon lezen. Wij moesten voortdurend laten zien dat we wel bij onze vader konden wonen en dat we hartstikke goed waren. Ik heb steeds banen gezocht waar ik van kon leren. Mezelf afgevraagd wat levert dit mij op in kennis- en vaardig­heidsontwikkeling? Het heeft mij behoorlijk wat tijd gekost om door het glazen plafond heen te breken. Het ‘vrouwenvoorkeursbenoemingsbeleid’ van de Amsterdamse wet­houder Wildekamp doorbrak voor

BACK STAGE

mij het glazen plafond, zonder dat beleid zou ik nooit directeur van een meao zijn geworden. Het is een ingesleten opvatting dat mannen beter zijn.” Jos Leenhouts studeerde onderwijskunde. Van 1975 tot 1995 werkte zij in het onderwijs: van universitair, mbo, mavo/lbo tot havo/vwo, als leraar, wetenschappelijk medewerkster, decaan, mentor, leerplanontwikkelaar, tv-programmamaker. Sinds 2002 is Leenhouts voorzitter college van bestuur van ROC Mondriaan en sinds 2008 bestuurslid van de MBO Raad. Daarnaast is zij lid van de raad van toezicht van Hogeschool Fontys en het Nationaal Historisch Museum. Eerder werkte Leenhouts als directeur beroepsonderwijs en volwasseneneducatie ministerie van OCW (1995-1999) en directeur Europese integratie ministerie van EZ (1999-2001).


6/7

leden zijn druk met ageren tegen de kwaliteit van het onderwijs en de veranderende positie van docenten. Ze hebben geen scherp beeld van hoe het er aan toe gaat op een school. Dát is het probleem. Vervolgens worden er allerlei controlemechanismes opgetuigd waarvan de invoering soms langer duurt dan de jaren die een parlementariër in Den Haag zit. Dat bestuurlijke gedoe kost ontzettend veel tijd. Tijd die we niet aan het onderwijs kunnen besteden. Tel daar een volledig gebrek aan historische kennis bij op. We lijken niet meer te weten waarom we met z’n allen voor het onderwijs hebben gekozen zoals dat nu is. De ambachtsscholen waren ook niet zaligmakend; toen vielen veel meer mensen uit en na de lagere school leerden ze überhaupt niet door.” Onderwijs lijkt nu te veel een product dat verkocht moet worden vindt Leenhouts. “Onderwijs is een maatschappelijk goed voor alle burgers van deze samenleving. Nu ontstaat er een soort achteroverleungedrag. Burgers zijn geen klanten, natuurlijk, goed onderwijs is een

recht, maar je bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van je eigen leven en dus voor je leren en maatschappelijke participatie.”

Waar zijn de bevlogen docenten? Clémence Ross kent het beroepsonderwijs vanuit NISB, maar ook persoonlijk: twee dochters gingen naar het mbo en een volgt een hboopleiding. “In dit land moet je vooral doen waar je nog niet goed in bent. Terwijl docenten hun studenten zouden moeten inspireren en motiveren zodat ze trots kunnen zijn op zichzelf. Dergelijke bevlogen docenten zie je nog wel op het hbo, maar op de mbo-scholen van mijn dochters leken ze er nauwelijks te zijn.” We moeten ons afvragen waarom stelt Ross. Zijzelf denkt dat mbo-docenten te weinig erkenning krijgen en dat het lesgeven op het hbo meer status heeft. “Die ranking zie al je terug bij de ministeries. De minister doet de duurste en belangrijkste opleidingen, de staatssecretaris de uitvoerders.” Het zit in onze hele samenleving vinden Ross en Bonhof: “We geven mbo’ers

‘We moeten het onderwijs niet de supermarkt van de samenleving laten worden’ Trude Maas-de Brouwer: ‘Leren, leren en dwars durven zijn’ “De kansen zijn nu groter, zeker voor vrouwen. Ik kreeg nog te horen dat ik op de plek van een man zat. Toen ik studeerde was er geen maatwerk. Ik kwam van het gymnasium en ging naar de universiteit. Ik heb het niet zwaar gehad, werd niet uitgedaagd en dat is jammer. Ik lag voor op het programma en docenten waren meer bezig met hun eigen ding, dan dat ze oog hadden voor de student met wie ze aan tafel zaten. Ik hoor studenten wel eens zeggen dat ze een studie volgen omdat ze dan later goed gaan verdienen. Verbazend. Mensen moeten zich realiseren dat niets vanzelf gebeurt, ook de weg er naar toe is belangrijk. Je moet leren, leren en dat doe je door zelf initiatief te nemen, dwars durven zijn, goed luisteren en anderen om feedback vragen. Zo heb ik het ook gedaan.” Maas is onafhankelijk toezichthouder en

bestuurder, ging naar het Gymnasium (b) en haalde daarna haar doctoraal algemene taalwetenschappen. Na haar studie werkte Trude Maas in diverse functies bij CITO, onder meer als adjunct-directeur. In 1999 richtte ze de Hay Vision Society Group op en werd president van deze organisatie (1999-2006). Momenteel is ze voorzitter raad van commissarissen Philips Electronics Nederland en van de Schiphol Group, commissaris bij ABN Amro en Arbo Unie. Van 1998 tot 1999 en 2002 tot 2007 was Maas Eerste Kamerlid voor de PvdA; zij hield zich onder meer bezig met wetenschapsbeleid, hoger onderwijs en economische zaken. In diezelfde periode (1988-1998) werkte Maas als bestuurs- en directielid voor BSO/Origin Services Nederland.

BACK STAGE


veel talent gaat verloren vervolg

‘We geven mbo’ers te veel de boodschap dat ze door moeten studeren’

soms te veel de boodschap dat ze nog verder moeten studeren. Een grote groep mensen met een mbo-opleiding doet belangrijk werk. Het is jammer dat we dat onvoldoende zien.” En raar, vindt Ross, dat we mensen die cognitief het meest pres­teren alle erkenning geven, terwijl het er om gaat dat jongeren zich als complete mensen ontwikkelen. “We willen dat onze ouders goed verzorgd worden en onze kinderen goed worden opgevangen: dat doen mensen met een beroepsopleiding. Daar mag best meer erkenning voor zijn: zonder hen zakt de hele boel in elkaar.”

Gesloten bastions kunnen het niet alleen Bovenal is het onderwijs niet alleen verantwoordelijk voor talent­ontwikkeling stellen de vier vrouwen. Maas en Ross kennen goede voorbeelden van scholen die de samenwerking opzoeken met sportclubs en zorgorganisaties in hun directe omgeving en zo jongeren uitdagender onderwijs bieden en gezamenlijk een bijdrage leveren aan de samenleving.

Maas: “De scholen denken nog te veel dat ze het allemaal zelf moeten kunnen. Scholen zijn gesloten bastions, docenten hebben vaak alleen in het onderwijs gewerkt en redeneren vanuit deze kaders. Je moet je studenten voor je winnen, ook als ze de school verlaten. Het zijn je klanten van morgen die later weer bij je aankloppen voor bijscholing. Als het onderwijs, en dan bedoel ik mbo, hbo en de universiteiten, zich niet steviger manifesteren op deze markt, springen commerciële partijen in dit gat.” Leenhouts, Maas, Bonhof en Ross zien een nieuwe groep van gezinnen ontstaan met slecht opgeleide ouders en weinig binding met de samenleving. Voor grote groepen jongeren is studeren geen vanzelfsprekendheid en voor scholen is het moeilijk deze ouders te bereiken en te betrekken bij de scholing van hun kind. Waar vroeger de pastoor arbeiderskinderen stimuleerde om door te leren lijkt het alsof niemand zijn rol heeft overgenomen. “We moeten opnieuw bedenken wat we kunnen doen om talent niet verloren te laten gaan.”

‘In dit land moet je vooral doen waar je niet goed in bent’ Clémence Ross: ‘Die docent vond mij belangrijk’ “Ik ben een echte stapelaar: mavo, havo en vwo. Ik was een vroege leerling; 11 jaar toen ik naar de havo ging en ik bleef meteen zitten. Ik had geen idee waar ik was beland. Je moet zo jong kiezen, maar ik had gelukkig ouders die vonden dat ik moest doen wat ik wilde. Ik heb dus goed rondgekeken: organiseerde schoolfeesten, zat in het jeugdparlement en werd student-assistent. Zo heb ik ontdekt waar mijn kracht ligt en zo ontwikkelde ik mijn veelzijdigheid. Maar je hebt ook een rolmodel nodig, iemand waarvan je denkt: zo zou ik ook willen worden. Voor mij was dat een docent op de mavo. Hij gaf Duits en was ook conrector. Hij wist wat ons als tieners bezighield en leerde mij ongemerkt veel door aan

BACK STAGE

te sluiten bij mijn interesses. Hij vond het belangrijk dat het wat werd met mij. Ik heb hem nog wel eens opgezocht en we pakten de draad meteen weer op.” Na het vwo volgde Clémence Ross een opleiding tot dokters­ assistente, vervolgens de lerarenopleiding Nederlands en Engels en studeerde ze af als sinoloog. Sinds 2007 is zij directeur van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB). Daarnaast is Ross voorzitter van de stichting Eredivisie Vrouwen en de stichting Ik Kies Bewust. Haar politieke carrière begon in 1998 als Tweede Kamerlid voor het CDA. Van 2002 tot 2007 was Ross staatssecretaris voor volksgezondheid, welzijn en sport.


8/9

Column Foto Friso Keuris

Beroepsonderwijs ‘gewoon’ waardevol

Bij het schrijven van deze column dacht ik terug aan de tijd waarin ik zélf voor het eerst te maken kreeg met het beroepsonderwijs. Ik was zestien jaar, had net de mavo achter de rug en wist niet wat ik wilde. In Rotterdam centrum was een goede meao, misschien was dat wat. Hoewel de stof zeker niet saai was, was de overgang voor mij groot: van het dorp, waar we met een grote meute naar de mavo fietsten, naar het centrum van Rotterdam, waar sprake was van een stadse cultuur. De meao werd het niet. Ik vervolgde mijn weg en haalde mijn havodiploma. Na een blauwe maandag op een accountantskantoor, waar ik na verloop van tijd alle koffiebeurten overnam omdat ik dat leuker vond dan cijferen en administratie, belandde ik uiteindelijk in de verpleging. Dát was het voor mij. Hands on, geen lange uren met je neus in de boeken, maar heerlijk bezig zijn met mensen en doen waar je goed in bent. Het was een bbl-opleiding pur sang. Veel werken en leren in de praktijk en af en toe een aantal weken naar school met docenten die van de hoed en de rand wisten. Door deze ervaring voel ik me een typisch voorbeeld van hoe het met veel mbo’ers gaat. Lang onzeker over wat je eigenlijk wil worden. Best veel mogelijkheden in je, maar de juiste snaar moet nog geraakt worden. Maar áls je dan eenmaal op het goede spoor zit, dan kom je er wel. In de afgelopen jaren heb ik óók in mijn werk als staats­secretaris veel te maken gehad met de dagelijkse werkelijkheid van het mbo. Inmiddels weet ik dat het mbo vele gezichten heeft. Dat naast die gemiddelde mbojongere, er een heel divers volkje rondloopt op al die scholen in ons land. Jongeren met soms heel forse problemen, die veel aandacht vragen. Maar ook excellente jongeren met een duidelijk talent en heldere ambities. Al die jongeren vinden, met behulp van goed maatwerk, via het mbo hun weg. Het overgrote deel verlaat de school met een diploma, een schat aan ervaring en heel wat steviger in hun vel dan bij aankomst. Dat is de corebusiness van onze scholen en die is van ongelooflijke waarde. De komende tijd ga ik de individuele prestaties van de mbo-instellingen in beeld brengen. Om af te komen van de grijze deken van ‘het gaat niet goed met de roc’s’, om scherp te zijn op waar het beter moet en om recht te doen aan de inzet van alle scholen waar het goed gaat. Ik ga dat doen vanuit een duidelijke grondhouding, namelijk dat ik ontzettend trots ben op ons mbo, met al die betrokken mensen die elke dag opnieuw werken aan de toekomst van ons land!

Marja van Bijsterveldt Staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschap


dat dan weer wel Eerste mbo-journalist zorgt voor commotie

De rijksoverheid heeft zich gecommitteerd aan honderd procent duurzame inkoop in 2010. Met de ondertekening van het Convenant Duurzaam Inkopen neemt ook de mbo-sector zijn verantwoordelijkheid. In 2012 streeft de sector naar vijftig procent duurzame inkoop, drie jaar later moet dit honderd procent zijn.

Alexander Bakker van ROC Friese Poort heeft voor opschudding gezorgd in medialand. Bakker mag zich sinds november 2009 de allereerste journalist met een mbo-diploma noemen. Een pluim voor Alexander, want hij wist zijn studie ook nog eens versneld af te ronden. De beroepsgroep denkt er anders over.

“De mbo-sector heeft duur­zaamheid echter al jaren hoog in het vaandel staan”, zegt Ton van Gerven, voorzitter college van bestuur Koning Willem I College en één van de trekkers van het convenant. “Kritisch kunnen denken, verantwoordelijkheid nemen voor jezelf en anderen en zuinig omgaan met de wereld om je heen, dat is waar het om draait in het mbo. De onder­ tekening van het convenant is weer een stap op weg naar structurele inbedding van duurzaamheid in de ontwikkeling van missie en visie, onderwijsprogramma’s en bedrijfsvoering.” En het meest duurzame roc is… ROC de Leijgraaf mag zich sinds november 2009 een jaar lang de meest duurzame mbo-school noemen. Het roc kreeg de prijs uit handen van minister Cramer (VROM) omdat het roc zwerfafvalproblemen in Veghel heeft aangepakt. Met de schoolsupermarkt voorkomt De Leijgraaf dat jongeren hun afval op straat gooien na een bezoek aan de supermarkt verderop in de wijk. www.rocthegame.nl www.duurzaammbo.nl BACK STAGE BACKSTAGE

Wat is het nut van een mbo-opleiding journalistiek op een toch al zo krappe arbeidsmarkt? Wat doet dit met de kwaliteit van de journalistiek? Alexander blijft nuchter onder alle ophef. “Ik ben blij dat de discussie wordt gevoerd. Nu het wat slechter gaat met de sector is het niet onverstandig kritisch te kijken naar bestaande werkwijzen. Mbo’ers zorgen voor deze frisse blik. Juist dankzij hun praktische insteek zien zij de dingen toch net even anders.“ Volgens Alexander kunnen hbo’ers qua werkhouding nog

Bron Spits!

Foto David Rozing (HH)

Mbo-sector: in 2015 honderd procent duurzaam inkopen

wat van mbo’ers leren. “Een hbo’er is vaak afwachtender, als ze mij ergens neerzetten ga ik meteen aan de slag. Ik wil mezelf wat meer bewijzen, misschien juist omdat ik dat hbo-papiertje niet heb.”

Voorlopig lacht Alexander het laatst. Stageplekken bij NOS Headlines en Spits! zijn zeker niet de minste. En tijdens de 6-Daagse Beroepsonderwijs sierde zijn naam meerdere malen paginagrote full color artikelen in de ochtendkrant Spits!. ROC Friese Poort begon met de opleiding Journalistiek en Fotografie in 2006 om te voldoen aan de groeiende behoefte aan journa­listieke scholing onder vmbo-scholieren in voorbereiding op de journalistieke hbo-opleidingen.

The sky is the limit ROC West-Brabant mag zich de eerste Europese publieke opleider noemen die de opleiding Vliegtuigtechniek volgens de Europese richtlijnen aanbiedt. Dankzij deze erkenning zijn studenten in staat overal in Europa als vliegtuigmechanicus aan het werk te gaan. Ook Deltion College, ROC van Amsterdam Airport, Leeuwerborgh opleidingen en ROC Tilburg profiteren van de zogenoemde EASA Part 147-erkenning van ROC West-Brabant. De vijf roc’s werken onder de naam MBOluchtvaarttechniek.nl nauw samen. Dankzij de erkenning van ROC WestBrabant krijgen nu alle mbostudenten Vliegtuigtechniek de kans om naast hun mbodiploma de Europese licentie te behalen en eventueel door te stromen naar het hbo. www.MBOluchtvaarttechniek.nl


10 / 11

laa

n

or t i s f po hu Ho k en Z ie an ba nd l la e idd

r op ab aa n

M

len

n

Eu

a

o gm

aa

n

Za

ut

nl

n

aa

W

u iv

erh

or

st b

aa

n

Europabaan

Foto KM Press Group Rex Features

Ho

i tu

io at

er b

Hoofdrol Anubis-film voor student Deltion College Patrick Wessels uit Hoogeveen, tweedejaars student artiest/drama aan het Deltion College, speelt een hoofdrol in de nieuwe Anubis-film: ‘Anubis en De Wraak van Arghus’. De film is gebaseerd op de populaire jeugdserie ‘Het Huis van Anubis’. In deze serie gaan negen jongeren op zoek naar een schat. Wessels kruipt in de huid van Danny die niets liever doet dan mensen pesten en manipuleren.

St

MBO Raad

lan

Kevin hoorde de mop over het domme blondje dat een hoogopgeleide advocaat te slim af is jaren geleden op een familiefeestje. Tijdens een interview in het Overijsselse Hart liet Kevin weten het moppen­ tappen voorlopig voor gezien te houden. Een carrière als cabaretier ziet hij niet zitten. Reader’s Digest houdt zelf ook wel van een grapje. Op hun website is bij de Nederlandse

De Mbo Raad is verhuisd

Po

Uit zo’n 15.000 moppen van over de hele wereld beloonde Reader’s Digest de mop van de Zwolse roc-scholier Kevin Snaterse met een achtste plaats. Daarmee is Kevin automatisch de grappigste moppentapper van Nederland. Zweden ging er met de eerste plek vandoor.

inzending niet de Nederlandse, maar de Belgische vlag te zien. De mop van Kevin lees je via: www.rd.com

Woerden A1 2

E 25

De MBO Raad begint het nieuwe jaar in een nieuw pand. Het pand in De Bilt waar de MBO Raad, niet altijd onder deze naam, zo’n 23 jaar gevestigd was is overgedragen aan Gemeente De Bilt. Het nieuwe, volledig gerenoveerde gebouw ligt aan de Houttuinlaan 6 in Woerden, nabij het staton en centrum en goed bereikbaar via de A12.

Foto Harri Tahvanainen (HH)

Dom blondje doet het goed

Grensverleggend onderwijs Dat is het thema van het congres dat de MBO Raad bedrijfstakgroep ESB&I organiseert op 18 en 19 maart in Antwerpen. Centraal staat de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven, examinering in de praktijk en internationale stages. Kijk voor meer informatie op: www.mboraadcongres.nl/grensverleggend

BACK STAGE


Dat dan weer wel

Personalia Back Stage krijgt een nieuwe hoofdredacteur. Twan Stemkens start op 1 februari 2010 als manager in- en externe communicatie bij de MBO Raad. Hij volgt daarmee Dianne Paarhuis op die per 1 juni 2009 de overstap maakte naar de Landelijke Huisartsen Vereniging. Stemkens werkt nu nog als manager Corporate Communicatie en Marketing bij Amarantis Onderwijsgroep in Amsterdam. Anja van Gorsel heeft per 1 januari 2010 Piet Boekhoud opgevolgd als voorzitter college van bestuur van het Albeda College. Van Gorsel werkte daarvoor als directeur bij het advies- en managementbureau BMC. Eerder richtte zij het werving- en selectiebuerau PublicSpirit op dat zich richt op topfuncties in de publieke sector. Daarvoor was Van Gorsel onder meer voorzitter van de raad van bestuur van SVRZ en werkte ze bij Boer & Croon. Piet Boekhoud is nu actief als voorzitter van het Rotterdams Offensief en lector bij de Hogeschool Rotterdam. Na tien jaar legt Berend Kamphuis zijn werkzaamheden als voorzitter college van bestuur van het Alfacollege neer. Kamphuis begint per 1 februari 2010 als voor­zitter college van bestuur van het Christelijk Voortgezet Onderwijs Zuid-West Fryslân. De stichting bestaat uit vier scholen voor voortgezet onderwijs; het Bogerman met vestigingen in Sneek, Koudum en Wommels, het Marne College in Bolsward, CSG Gaasterland te Balk en de BACK STAGE

Zuiderpoort in Sneek. Engel Antonides volgt Kamphuis als bestuursvoorzitter. Antonides is sinds 2003 lid college van bestuur van het Alfa-college. De raad van toezicht van het Koning Willem I College is uitgebreid met Paul Bleijs en Gerard van Oosten. Bleijs is Brewery Manager bij Heineken in Den Bosch. Bleijs is één van de MBO Marshals. Van Oosten is werkzaam als directeur van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), een organisatie die de belangen behartigt van boeren, tuinders en andere ondernemers op het platteland van Zeeland, NoordBrabant en Zuid-Gelderland. De bestuursvoorzitter van het Koning Willem I College, Coen Free, is gekozen tot president van de European Foundation for Open and Digital Learning (EFODL). Deze organisatie zet zich in voor digitaal onderwijs en het leren via internet. Het EFODL is gesprekspartner en adviseur van de Europese Unie op het gebied van digitaal leren. Mark Frequin is met ingang van 1 januari 2010 gestart als directeur-generaal van Wonen, Wijken en Integratie. Hij volgt daarmee Leon van Halder op. Frequin is sinds 2006 directeurgeneraal Energie en Telecom bij het ministerie van Economische Zaken. Eerder was Frequin directeur-generaal Telecommunicatie en Post bij hetzelfde ministerie, directeur-generaal bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat en plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Justitie.

VVD Tweede Kamerlid Ton Elias, SER Kroonlid Hans Kamps en designer en oud-mbo uitblinker Omar Munie (ROC Mondriaan) zijn lid geworden van het Platform Ambachtseconomie. Het platform is opgericht in april 2009 en wil het belang van de ambachtseconomie voor de samenleving onderstrepen en het imago ervan bij de tijd brengen. Het Platform Ambachtseconomie bestaat nu uit 23 leden. Het Noorderpoortcollege heeft Cor Zijdeveld in november 2009 benoemd als lid van de raad van toezicht. Zijdeveld is oud-directievoorzitter AKZO-Noord Nederland en voorzitter van Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta (SBE). Daarnaast is hij bestuurslid van VNO-NCW Noord. Oege de Jong heeft per 1 oktober 2009 Hans Meijer opgevolgd als lid van het college van bestuur bij ROC ID College. Door de komst van De Jong heeft er een verschuiving plaatsgevonden in portefeuilleverdeling. De Jong neemt de portefeuille Bedrijfsvoering voor zijn rekening. Otto Jelsma, voorzitter college van bestuur, neemt de zorg op zich voor het Strategisch Beleid, Primair Proces en Human Resource Management.

van het Alfa-college.

Nieuws? Berichten voor deze rubriek kunt u sturen naar: backstage@mboraad.nl.


12 / 13

Uitblinker

‘Mijn ouders dachten dat ik deze status niet zou behalen’ Waar licht is, daar is Ashwin Zondag (22). Tijdens zijn opleiding elektrotechniek aan ROC de Leijgraaf in Oss blonk hij al uit. Dankzij zijn creativiteit, goede ideeën en grote inzet staat hij opnieuw in de schijnwerpers: nu als Ambassadeur Beroepsonderwijs 2009. Samen met vijftig andere mbo-studenten streed Ashwin om deze titel tijdens het slotgala van de 6-Daagse Beroepsonderwijs. Tekst Somajeh Ghaeminia Foto Friso Keuris

“Is de kermis in de stad, dan fiets ik het liefst een aantal dagen voor de opening over het kermis-­ terrein. Ik maak foto’s van de mooiste attracties. Die probeer ik thuis op schaal na te bouwen. De techniek daarachter zit zo ongelofelijk knap in elkaar. Daar gaat mijn hart sneller van kloppen. Ik ben nu vijf jaar bezig de breakdance na te bouwen: een trillende carrousel met armen waarop nog meer carrousels ronddraaien. De bouwtekeningen, berekeningen: ik doe alles zelf. Ik ben er nog wel een jaar of vijf zoet mee. Naast mijn huidige baan als elektricien wil ik een bedrijfje opzetten dat speciale verlichting maakt voor bouwmodellen: lampjes die zo klein zijn dat je ze nauwelijks ziet.” “Mijn afstudeerproject was een nagebouwde kermisattractie op schaal, compleet computer bestuurd. Mijn klasgenoot en ik hebben niet alleen gewerkt aan de elektrotechniek ervan, maar ook veel aandacht besteed aan de versiering en verlichting. De grafische decoratie van de attractie ontwierp ik zelf op de computer. Dat laatste was niet de opdracht maar zulke details horen er wel bij. Ik vind: als je aan iets begint, moet je dat goed afmaken.”

Behulpzame ambassadeur “Er hing een gemoedelijke sfeer op ROC de Leijgraaf. Ik heb het er goed en gezellig gehad. Een ding heeft grote indruk op me gemaakt: het Slowakijeproject waar ik via school aan meewerkte. We hebben daar op een arme school twee leslokalen uit de grond gestampt, de elektrische installatie en internet aangelegd en onze oude schoolcomputers op een nieuw netwerk aangesloten. De mensen waren erg dankbaar en gastvrij terwijl ze zo weinig hebben, dat doet wat met me. Ik blijf ze volgen, ik heb die school nu zeven keer bezocht.” “Ik steek graag mijn handen uit de mouwen om te helpen, vind voor elk probleem wel een oplossing. Mede hierdoor ben ik benoemd tot Ambassadeur Beroepsonderwijs. Mijn ouders zaten met tranen in de ogen toen ik die titel kreeg. Ze hadden niet verwacht dat ik zo’n status zou behalen. Ik ging namelijk wel eens met tegenzin naar school. Leren uit boeken kost me moeite, ik moet met mijn handen bezig zijn. Maar geen les heb ik gemist. Dat wil ik als ambassadeur ook duidelijk maken aan de toekomstige studenten: zie je het even niet zitten, geef niet op! Als mbo’er ben je goed opgeleid en kun je alle kanten op. Misschien neem ik wel mijn mini-kermisattracties mee om ze enthousiast te maken.” BACK STAGE


De havens, de school en nu het Offensief:

Het werk van Boekhoud is nog niet gedaan

BACK STAGE


14 / 15

Na 38 jaar Rotterdams beroepsonderwijs neemt bestuursvoorzitter Piet Boekhoud (59) afscheid van het Albeda College. Zijn laatste jaar gekleurd door berichten over ‘graaigedrag’. Leugens vindt Boekhoud. Hij keert het onderwijs en de stad zeker niet de rug toe: “Ik maak af wat is blijven liggen.”

Tekst Marie-José Linders Illustratie Seb Jarnot - Unit CMA Foto Michel Campfens “Het gaat Piet altijd en overal, van begin tot eind om mensen. Om jonge mensen waar je het beste uit wilt halen.” Met deze woorden ridderde staatssecretaris Marja van Bijsterveldt Piet Boekhoud in de orde van Oranje Nassau. Twee weken later, 22 juni 2009, bedankte het stads­bestuur de bestuursvoorzitter voor zijn inzet met de Wolfert van Borselenpenning, een penning die zijn naam ontleent aan de stichter van Rotterdam. “De orde heb ik keurig opge-­ borgen in de kast. Ik had dit nooit verwacht; ik kom niet uit een milieu waar dit speelt. Zo’n orde is tegelijk wat abstract, de Van Borselenpenning; dat is iets écht Rotterdams. Het is de stad waar mijn familie zijn geschiedenis heeft, waar ik voor gewerkt heb en voor blijf werken: ik ben Rotterdam.” In dezelfde week dat Boekhoud de penning ontving, doken de eerste verhalen op over een riante vertrekpremie. “Opgeschreven zonder de zaak goed te controleren,” reageert Boekhoud.

Geen gezeur Studeren was geen vanzelfsprekendheid voor Boekhoud, telg uit een familie van bootwerkers. Op zijn 21e werd hij docent bij een lhno in zijn buurt. In de avonduren studeerde hij pedagogiek, in 1976 werd hij directeur van diezelfde lhno, de school fuseerde, Boekhoud werd voorzitter van de centrale directie, er volgde nog een fusie waaruit in 1993 het Albeda College ontstond met Boekhoud als bestuursvoorzitter. “Mijn vader was de enige uit zijn gezin die doorleerde, hij was degene die uit de armoede moest komen. In die tijd werd je dan schoolmeester; een vak met status. Op zijn beurt wilde hij dat zijn kinderen hun kansen pakten. Logisch was dat niet; mijn vrienden en broers gingen werken na de mulo. Ik koos voor

de kweekschool, niet doordacht, maar je had ook niet zoveel te kiezen. Als je technisch was ging je naar de hts, dan had je nog de sociale academie en de kweekschool.” Die kweekschool vond Boekhoud verschrikkelijk. Hij voelde zich er niet thuis en besloot dat hij nooit in het onderwijs zou werken. Hij ging aan de slag in de havens en als vrachtwagenchauffeur. Tussenkomst van zijn moeder en een medewerker van de lhno veranderde dit. “Ik ben niet met een verheven doelstelling het onderwijs in gegaan. Het is dat die man van de lhno langsging bij mijn moeder. Of ik kon helpen want ze kwamen leraren tekort. Dat heb ik maar gedaan. Mijn moeder wilde het graag, ik wilde van het gezeur af zijn en dacht dat ik daarna weer mijn eigen gang kon gaan. Al snel wist ik dat dit klopte en ben ik blijven hangen. Leerlingen uit het Rotterdam waar ik zelf opgroeide; dit beroepsonderwijs was mijn wereld.” Een baan als bestuurder zag Boekhoud niet direct voor zich: “Ik dacht dat ik counselor zou worden, daar lag mijn kracht, het is totaal anders gegaan. Ach, dat gaat gewoon zo.” “Of ik tevreden ben? Natuurlijk niet. Er moet meer aandacht komen voor pedagogiek in het mbo. Klassen moeten kleiner en dit land lijkt niet te begrijpen dat je nu moet investeren in jongeren en dat het tijd nodig heeft eer je de effecten ziet. We werken nog steeds met jaar­begrotingen en vaste budgetten, daardoor weet je niet hoeveel geld je volgend jaar hebt en wordt er vaak te laat ingegrepen. Maar we zijn op de goede weg; de loopbaan van jongeren staat centraal en de relatie met de arbeidsmarkt is verstevigd. Overal kom ik oud-studenten tegen die wat van hun leven hebben gemaakt en beseffen wat ze aan de school hebben gehad. Voor mijn afscheidsdiner heb ik twee

‘Dit zijn de spelletjes zoals ze gespeeld worden’

BACK STAGE


Het werk van boekhoud is nog niet gedaan vervolg

‘Onder dat stoere uiterlijk gaat veel eenzaamheid schuil’

oud-studenten uitgenodigd. Die hebben we destijds uit de goot geraapt, de een is nu leraar en de ander heeft een goede baan bij een auto­matiseringsbedrijf. Ze hebben een lange weg afgelegd en zo zijn er meer. Dan weet je dat het allemaal niet te vergeefs is, dat die school het verschil maakt. Ik wil meer doen. In Rotterdam hebben we veel jongeren die op straat leven en school niet leuk vinden. We moeten het onderwijs beter op hen laten aansluiten en zorgen dat ze zich écht kunnen ontwikkelen. We hebben te lang gedacht dat het mbo scholing is voor een beroep. De samenleving is zo onevenwichtig, jongeren hebben onvoldoende eigen identiteit en worden meelopers. Die trend moeten we keren. Leren dat je gelukkig wordt als je meedoet aan de samenleving, identiteit ontleent aan een beroep. Dat heet dan ineens burgerschap, het betekent dat er meer gevormd moet worden dan we dachten.”

Les geleerd

Curriculum vitae Geboren 1950 in Ridderkerk. Studie kweekschool en pedagogiek. Werk bestuursfuncties bij Savantis, Kenteq, Youth for Christ, Landelijk Werkverband Risicojongeren, Rotterdam Jongerenhoofdstad. Voorzitter van de Commissie Boekhoud (2001), ingesteld door minister Hermans, die zich bezighield met de doorstroomagenda. Politiek CDA, informateur Rotterdams college van B&W (2007).

BACK STAGE

Het zijn thema’s die Boekhoud als bestuursvoorzitter van het Albeda College al wilde aanpakken. Zo kregen studenten die op straat leefden een flat, bood de school schuldhulp­ verlening en verslavingszorg. Het roc kwam er door in financiële problemen en moest personeel ontslaan. “Het bleek onbetaalbaar. Met het reguliere onderwijsgeld kun je deze zorg niet bieden. Dat is een belangrijke les die ik heb geleerd. Als je bedenkt dat we in 1997 9.500 studenten hadden en nu 22.000, en dat zonder fusie. Wat onderwijsdeelname betreft is het mbo-concept dus zonder meer een succes. Mbo-scholen moeten toegankelijk zijn voor iedereen en er moeten minder studenten uitvallen. Dat wordt steeds moeilijker; het duurt een aantal jaar voordat je succes bereikt met families waar scholing niet normaal is en pa zijn hele leven werkloos is. Het is voor deze studenten belangrijk dat ze goede ondersteuning krijgen. Onder dat stoere uiterlijk gaat veel eenzaamheid, frustratie en onzekerheid schuil. De meeste mensen lijken echter te zijn vergeten dat we juist zijn opge­r icht om al deze jongeren perspectief te bieden. De geldproblemen hebben er toe geleid dat we met ministeries zijn gaan praten en dat we kunnen

starten met het Rotterdams Offensief. Ik krijg de kans het een boost te geven.” ‘Kan niet bestaat niet’ is het motto van het Rotterdams Offensief waarvan Boekhoud sinds januari voorzitter is. Daarnaast is hij lector pedagogiek beroepsonderwijs aan de Hogeschool van Hogeschool Rotterdam. Het Offensief is een samenwerking tussen het Albeda College, Zadkine en de stichting LMC voortgezet onderwijs. De scholen willen bereiken dat jongeren het maximale uit zichzelf halen. Een van de manieren om dat voor elkaar te krijgen zijn de zogenoemde plusscholen waar het kabinet de komende twee jaar zestig miljoen euro voor uittrekt. “Rotterdam is het meest laagst geschoolde gebied van Nederland. Kinderen verlaten de basisschool met een leerachterstand van drie jaar en deze samenleving verwacht dat ze op het mbo hetzelfde diploma halen als alle anderen. Wij moeten dat met hetzelfde geld doen als scholen die deze problemen niet kennen, daarmee staan deze kinderen altijd op een achterstand. Ik wil dat jongeren die op straat leven inzien dat ze wel degelijk een loopbaan kunnen hebben. Maar ook studenten die meer kunnen dan wij ze nu bieden, daadwerkelijk meer geven.”

laatste woord ‘De zoveelste topgraaier’, ‘Boekhoud laat Albeda achter met een miljoenenschuld’ kopten de media een kleine week nadat Boekhoud de ridderorde en de Wolfert van Borselenpenning in ontvangst mocht nemen. Hij zou zo’n zeven ton krijgen als adviseur voor het Albeda College. “Dit zijn de spelletjes zoals ze gespeeld worden. De bedragen voor mijn pensioen en salaris voor het Rotterdams Offensief zijn bij elkaar opgeteld en men dacht dat ik dat in mijn zak heb zitten. Hier moet ik de komende jaren gewoon voor werken. Het zijn leugens. Daar kan ik wel om gaan huilen, maar het gaat niet om de schade die mij wordt aangedaan, het gevaar is dat de school er de dupe van wordt. Voor mij telt wat mijn vrienden zeggen, wat de wethouders vinden; dat zij blijven investeren in de school. En dat doen ze. Iedereen kan wel over mij oordelen, maar uiteindelijk hebben wij mensen niet het laatste woord.”


16 / 17

carrièremakers

BLØF-drummer Norman Bonink:

‘ik heb wel eens gedacht dat mijn meao-jaren verloren jaren waren’ Tekst Marie-José Linders Foto Hans Peter van Velthoven Norman Bonink (46) drumt sinds 2001 bij een van de succesvolste Nederlandse bands: BLØF. BLØF is een volwaardig bedrijf: de vier houden veel in eigen hand en organiseren jaarlijks het festival Concert at Sea. Dan kun je een drummer met een meao-opleiding wel gebruiken.

me en pepte me op om weer door te gaan. Hij vroeg me als drummer bij zijn band en dankzij hem leerde ik ook andere muziekstijlen spelen dan alleen pop. Hubert en ik hebben nog altijd contact. Je gunt elke student zo’n leraar.”

In de voetsporen “Op de havo wist ik al dat ik naar het conservatorium wilde. Verzamelde als kind stokjes in het bos om vervolgens mee te drummen met TopPop. Mijn vader werkte bij Philips en trad vier avonden per week op met zijn band. Hij wist uit eigen ervaring hoe moeilijk het is als muzikant je brood te verdienen. Ik moest een echt vak leren. Het werd de meao; de economische vakken lagen mij wel. Ik wist echter al snel dat ik nooit boekhouder zou worden; herkende de tweeslachtigheid van mijn vader in mijzelf. Het sensitieve, het creatieve. Cijfers zijn kil; je maakt geen gepassioneerde winstberekening.” “Mijn theologiedocent en mentor, Hubert Hendriks, zag dat ik geen standaard student was. Hij herkende het emotionele in mij, wist dat ik het soms moeilijk had. Hij luisterde naar

“Na mijn diensttijd ging ik alsnog naar het conservatorium. Daarna drumde ik elf jaar in de band van Frank Boeijen, werkte met Margriet Eshuis, Liesbeth List en Stef Bos. Toen overleed Chris Götte, de drummer van BLØF. We kenden elkaar, wilden van elkaar leren. Hij was autodidact en nieuwsgierig naar mijn conservatoriumachtergrond. Enkele weken later werd ik gevraagd door BLØF. Dat is onbeschrijfelijk dubbel.” “Het mooie van het spelen in een band is dat je elkaar dwingt om boven jezelf uit te stijgen. Iets wat ik leerde op de meao: volhouden en afmaken. Dankzij de meao heb ik een degelijke opleiding die ik bij een band als BLØF goed kan gebruiken; wij zijn ondernemers. Ik weet hoe ik de cijfers moet interpreteren. Zoiets als met Marco Borsato zal ons niet snel overkomen.”

Naam Norman Bonink. School Meao De Haaskamp (nu ROC Nijmegen). Afgestudeerd 1983. Trots op “Dat ik met een goed rapport de meao heb afgerond”. Minder trots op “Ik zou niets anders doen”.

BACK STAGE


6-Daagse: vatbaar voor herhaling Het experiment van de eerste 6-Daagse Beroepsonderwijs, een initiatief van alle mbo-scholen, is geslaagd. En de mbo’s hebben besloten dat er een tweede 6-Daagse komt; najaar 2010. Maar nu eerst een terugblik op de eerste 6-Daagse. Zie ook: www.6dbo.nl. Tekst Roel Smit Foto’s Freddy Schinkel, Jeroen Poortvliet

Goed nieuws over modernisering

Het was de rode draad tijdens het openingsprogramma van de 6-Daagse Beroepsonderwijs en daarmee van het tv-programma ‘Vet Vak Man!’: studenten van Rijn IJssel ondernamen een poging het Europees record langste sushirol (133 meter) te verbeteren. De poging werd een succes: de rol werd gemeten onder toeziend oog van de notaris en bleek een lengte te hebben van ruim 136 meter.

Goed nieuws op CompetentCity, de derde dag van de 6-Daagse Beroepsonderwijs. De waardering voor competentiegericht onderwijs groeit.

Foto Freddy Schinkel

De langste sushirol van Europa

CompetentCity in Ede trok ook dit jaar veel bezoekers: 1.600 geïnteresseerden, merendeels docenten, hadden zich verzameld in De Reehorst om bijgepraat te worden en ervaringen uit te wisselen over de modernisering van het beroepsonderwijs. Deze modernisering, in vakjargon: competentiegericht onderwijs genoemd, krijgt steeds meer waardering. Dit bleek uit twee onderzoeken die deze dag gepresenteerd werden. Uit een enquête van Colo onder de deelnemers werd duidelijk dat driekwart echt draagvlak ziet voor deze vernieuwing. Uit een ander onderzoek (de cgo-monitor) blijkt ook dat het draagvlak bij leerbedrijven en studenten toeneemt.

Open Huis op 150 locaties

Jan van Zijl, voorzitter MBO Raad, bracht een bezoek aan ROC van Amsterdam en bezocht daar een tentoonstelling van studenten. Het was op één van de maar liefst honderdvijftig locaties die hun deuren hadden geopend tijdens het eerste gezamenlijke open huis in de geschiedenis van het mbo. Ouders, aankomende studenten en andere belangstellenden konden op één dag verschillende instellingen voor beroepsonderwijs bezoeken. BACK STAGE

Foto Jeroen Poortvliet

Het paste niet bij elke school perfect in het programma van open dagen. Juist daarom is het zo bijzonder dat vrijwel alle mbo-instellingen op zaterdag 10 oktober deelnamen aan een gezamenlijk open huis. Het gebeurde op de tweede dag van de 6-Daagse Beroepsonderwijs.

Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt was geregeld te zien tijdens de 6-Daagse, onder meer hier bij CompetentCity.


18 / 19

Dag van Stagiair

Niet iedere campagne slaagt…

De MBO Raad wil van de Dag van de Stagiair een jaarlijkse traditie maken. Alle erkende leerbedrijven werden al in september gewezen op de dag. Dit gebeurde met medewerking van Colo. Leerbedrijven konden hun stagiairs aanmelden voor een droomstage, zoals: stages op Circuit Zandvoort, bij sterrenrestaurant Aan de Poel, bij het Porschecentrum, Radio 538, TMF, geluidsstudio B-wave, op de redactie van Glamour Magazine en bij topfotograaf Robin Utrecht. In totaal zijn 3.205 stagiairs aangemeld.

De vijftig mbo-uitblinkers voerden intensief campagne om zoveel mogelijk stemmen binnen te halen. Niet iedere campagne leidde naar het podium van het Slotgala. In elk geval niet die van Bas en Ricardo.

Foto Jeroen Poortvliet

De mbo-scholen hebben intensief campagne gevoerd voor hun eigen uitblinkers. ROC Nova College liet posters maken met van Ricardo Fabel, student beveiliging. “Met jouw stem help je Nova uitblinker Ricardo Fabel de landelijke verkiezing te winnen”. Ricardo kwam stemmen tekort om bij de tien genomineerden te horen. Bas Kruijswijk (Sint­Lucas/Eindhovense school) nam voor een groot deel zelf het initiatief en benaderde media. Helaas haalde hij het podium niet. Van het ambassa­deurschap had hij zich al een hele voor­stelling gemaakt: “Je hebt folders van het mbo, maar het is veel duidelijker als je in de klas vertelt wat zo’n studie inhoudt, dat je met een mbo-opleiding net zoveel kunt bereiken als met een hbo-opleiding.”

‘Waarom moet het mbo voor een koopje?’ Geld investeren in hoger onderwijs is prima, maar het mbo kan blijkbaar het beste voor een koopje. Het beeld dat in de media soms wordt geschetst, ergert Jan van Zijl, de voorzitter van de MBO Raad. ‘Bescheiden diploma, hoge prijs’ luidde kort voor de 6-Daagse Beroepsonderwijs de kop boven een artikel in het Financieele Dagblad. Een student opleiden voor een mbo-diploma kost de belastingbetaler relatief veel geld, oordeelde de krant. Tijdens de opening van de 6-Daagse Beroepsonderwijs maakte Jan van Zijl zich daar boos over. Hij wees erop dat “in veel mbogediplomeerden zeer aanzienlijk is geïnvesteerd om soms grote achterstanden, die eerder zijn opgelopen weg te werken. Niet alleen in het mbo, maar vooral ook in de jaren ervoor. Dit lijkt mij maatschappelijk van groot belang. De kop boven het artikel had dus moeten luiden: maatschappelijk relevant diploma voor een nette prijs.”

BACK STAGE


in beeld

Uitblinkers Met bubbels in de limousine Tekst Roel Smit Foto Sam Rentmeester (FMAX) Het zal je gebeuren. Helemaal opgedoft, in je beste pak in een limousine op weg naar een gala waar je zelf het middelpunt van belangstelling bent. Het overkwam vijftig Uitblinkers Beroepsonderwijs tijdens het slotgala van de 6-Daagse Beroepsonderwijs. Dan gaat een glaasje bubbels er best in. De vijftig toppers van het mbo (stuk voor stuk door hun eigen school aangewezen) werden in glanzend gepoetste limousines naar het Event Centre in Aalsmeer gebracht, waar ze op de groene 6-Daagseloper werden gefotografeerd door niemand minder dan paparazzi Joop van Tellingen. Binnen wachtte de vijftig een spannend programma, dat door een kleine zevenhonderd genodigden werd bijgewoond, en waarbij uiteindelijk Ashwin Zondag (ROC de Leijgraaf) werd gekozen als nummer 1. Hij mag zich Landelijk Ambassadeur Beroepsonderwijs 2009 noemen. www.6dbo.nl


20 / 21


BACK STAGE


22 / 23

Transparantie en verantwoording over schoolprestaties:

meten is geen weten Overheid, inspectie en samenleving eisen meer transparantie van scholen. Vanzelfsprekend vinden de scholen: ‘we worden immers betaald met belastinggeld’. Maar gedreven door twijfels over de kwaliteit van het mbo, schiet deze overheid door in een rendementsdenken dat indruist tegen de maatschappelijke taak van het mbo: onderwijs geven aan iedereen. Tekst Marie-José Linders foto Maarten Hartman / HH Eind 2009 verscheen de Keuzegids mbo. Een gids die op weer­stand stuitte in de mbo-sector: de samenstellers interpreteerden de gebruikte cijfers onjuist waardoor een onvolledig beeld ontstond en scholen ten onrechte als slecht te boek kwamen te staan. Een maand later zag de onderwijsinspectie zich gedwongen de publicatie van zwakke mbo-opleidingen uit te stellen omdat een school aangaf dat de inspectie beoordeelde op basis van oude gegevens. Deze voorbeelden laten zien dat de sector beducht is voor een verkeerd beeld en tekenen de frictie die verantwoordingsvragen van onder meer overheid, Kamerleden, inspectie en gemeenten kunnen opleveren. Behalve toenemende administratieve lasten, lijkt de focus op rendement (het aantal diploma’s, voortijdig schoolverlaters) te conflicteren met de opdracht van diezelfde overheid: bij het ontstaan van de roc’s is besloten dat het mbo een drempelloze instroom kent. Het onderwijs moet voor iedereen, met of zonder vooropleiding, toegankelijk zijn.

instellingen rekening met vergelijkbare groepen. We houden oog voor de opdracht waar instellingen voor staan.” Een uitgave als de Keuzegids vindt Steur een goede zaak, mits zorgvuldig samengesteld. Hij vindt dat mbo’s last hebben van koudwatervrees; over het vo publiceert de inspectie al twaalf jaar opbrengstenkaarten en media kunnen alle informatie opvragen, de rankings komen er toch. “Een zelfbewuste sector ontsluit zelf deze informatie.” Hans Schutte, als MBO Raad-bestuurslid verantwoordelijk voor de benchmark, ziet dit iets anders: “Dergelijke lijstjes suggereren dat je op basis van objectieve maatstaven een school op een bepaalde plek kunt zetten. Maar de studentenpopulatie van scholen verschilt zeer, daar kun je geen rankings van maken. Scholen in grote steden hebben groepen studenten die met een achterstand aan het mbo beginnen en door allerlei problemen niet altijd een diploma behalen. Dat is wat anders dan een school in de Achterhoek of scholen die alleen niveau 4-opleidingen aanbieden waarvan het merendeel van de studenten de eindstreep haalt.” Als bestuursvoorzitter van ROC van Twente heeft Schutte ook te maken met bedrijven die medewerkers specifiek willen bijscholen, dit zijn niet per se trajecten die leiden tot een diploma. “Hier worden we op afgerekend. Je levert het door de overheid gewenste maatwerk, maar scoort vervolgens onvoldoende op rendement.” Het mbo is voor openheid en het afleggen van verantwoording maar wel in het juiste perspectief, schetst Hans Schutte.

Onderzoeker Ben Hövels: ‘Dit

rendementsdenken is de dood in de pot’

Openheid in perspectief “Het mbo doet het best goed. Iets meer dan één procent van de opleidingen kun je als zwak beschouwen, in het voortgezet onderwijs zijn dit er meer,” zegt hoofdinspecteur Rick Steur. Naast de lijst met zwakke opleidingen wil de inspectie in 2010 schoolprofielen publiceren om de kwaliteit van mbo-scholen inzichtelijker te maken. “We zijn er niet voor de scholen, maar voor studenten en ouders. Zij moeten zich kunnen informeren over de kwaliteit van een school, zodat ze een goede keuze kunnen maken en niet tal van inspectierapporten hoeven door te worstelen. De inspectie houdt bij de beoordeling van deze

SP-Tweede Kamerlid Jasper van Dijk plaatst vraagtekens bij de openheid die mbo-scholen geven. “Ik wil dat ze volledige BACK STAGE


meten is geen weten vervolg

SintLucas: ‘Verantwoording nemen moet in je haarvaten zitten’ Het vakcollege in het Brabantse Boxtel biedt niveau 4-opleidingen en heeft 1.340 studenten en 150 medewerkers. Walther Tibosch is de bestuursvoorzitter, tevens MBO Raad-bestuurslid. “Wij zijn zeer transparant. Wij onderzoeken regelmatig wat studenten, ouders en bedrijven vinden van de school en je vindt alles terug op onze site. Maar kwaliteit begint op een ander niveau. Het belangrijkste is het nemen van verantwoordelijkheid. Bestuurders moeten te allen tijden integer zijn. Verantwoording nemen en afleggen moet in de haarvaten van een organisatie zitten. In 2001 oordeelde de onderwijsinspectie dat onze school extra toezicht nodig had. Nu is dat totaal anders en zitten we in de meest betrouwbare categorie. Dat doe je met je 150 medewerkers. In een cultuur waarin je elkaar aanspreekt en dat in alle lagen van de school. Dat zorgt voor betrokkenheid en betrokken mensen willen leren van hun fouten. Met een open cultuur beïnvloedt je kwaliteit meer dan met het publiceren van cijfers.” Walther Tibosch

transparantie bieden en tot op de komma aangeven waar ze het belastinggeld aan uitgeven. De overheid is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en bepaalt hoeveel belastinggeld er naar het mbo gaat. Juist in het mbo maak ik me zorgen over de kwaliteit en de besteding van het geld. Ik bemerk onder docenten ongenoegen, ze vragen zich af wat er met het geld gebeurt en wantrouwen het management. Dan heb je als bestuur een probleem en wil ik als Kamerlid tot op de komma weten wat er met het belastinggeld gebeurt.” Scholen leggen jaarlijks verantwoording af in het geïntegreerd jaardocument en brengen een jaarverslag uit. Daarnaast publiceert de MBO Raad elk jaar een benchmark met gegevens over wat studenten vinden van het onderwijs, hoe de instellingen het budget besteden en hoeveel studenten het mbo verlaten met een diploma. Deze benchmark biedt scholen informatie waarmee ze kunnen sturen op hun kwaliteit. Kamerleden Van Dijk en Staf Depla (PvdA) vinden dit onvoldoende. Depla: “Jaarverslagen en de benchmark geven geen inzicht in afzonderlijke opleidingen: je krijgt cijfers over het totaal of sectorgemiddelde. Dat zegt mij niet zo veel. Een school kan goede en slechte opleidingen hebben. De slechte verschuilen zich achter gemiddelden en de goede krijgen niet de aandacht die ze verdienen. Ik ben niet voor het vastleggen van normen, maar zover komt het wel als het vertrouwen niet op orde is.” Depla vraagt zich af of het effectief is een minimum percentage vast te stellen dat aan het primaire proces besteed moet worden. Dat scholen verantwoording afleggen, daarover is geen enkele discussie vindt Hans Schutte. Scholen worden gefinancierd met

belastinggeld en zijn er voor de studenten en bedrijven waar mbo’ers aan de slag gaan. “Daarbij is het logisch dat gemeten wordt hoe tevreden onze stakeholders zijn maar er schuilt ook gevaar in. We moeten focus houden en de zaken meten die er toe doen: tevredenheid van studenten, ouders en bedrijven, een goede inzet van middelen en de meerwaarde die een school biedt.” Schutte merkt dat de verantwoordingsvraag alsmaar groter wordt: daarbij draait het steeds nadrukkelijker alleen om het aantal gediplomeerden. Daarmee doe je het mbo tekort.” Er is sprake van tegengestelde prikkels vindt hij. “Dat scholen nu worden afgerekend op rendement leidt er in feite toe dat het selecteren aan de poort wordt beloond. Want studenten die hun papiertje niet halen, maar wel kunnen gaan werken tellen niet mee. Terwijl ze het zonder een mbo-opleiding niet hadden gered.” Tweede Kamerlid Ineke Dezentjé Hamming (VVD) herkent dit. Rendement kan gezien worden als toegevoegde waarde, maar er wordt te veel gefocust op studentenaantallen en diploma’s voor bekostiging, de VVD ziet liever een financiering op basis van kwaliteit. Het Kamerlid pleit daarnaast voor een onafhankelijkere onderwijsinspectie. Een inspectie waar ouders en studenten terechtkunnen met klachten. Transparantie moet leiden tot beter onderwijs, niet tot het oplepelen van nog meer cijfers. Van Dijk vult aan: “Waar zijn we mee bezig als we zeggen dat het aanbieden van alleen niveau 4 een beter rendement oplevert dan een AKA-opleiding? Dan zijn we echt van ons padje.” Depla begrijpt de bezwaren tegen al te veel verantwoording. Maar vraagt zich af wat er mis is met de maatstaf van het aantal

Hoofdinspecteur Rick Steur: ‘Mbo-scholen hebben last van koudwatervrees’

BACK STAGE


24 / 25

Hoe werkt het bij… de ziekenhuizen? studenten dat een diploma haalt. “Het maakt nogal uit of je een AKA-er aan een diploma helpt of een havo-klant. Maar dan laat je dat verschil toch zien? Natuurlijk moet je naar de toegevoegde waarde kijken, maar we moeten geen concessies doen aan het einde: het diploma.”

Gevangen in verantwoordingsreflex Politici zitten vast in een verantwoordingsreflex vindt CDATweede Kamerlid Jack Biskop. “In de Kamer bespraken we de klachten over de klachtenprocedures. Een politicus wil dan meteen weten welke school het wel of niet goed doet. Maar voor je het weet staat het in het toezichtskader en zijn de verantwoording en controle weer verder uitgebreid. Kamerleden moeten niet tot op de komma nauwkeurig willen weten waar het geld naar toe gaat. We moeten scholen vertrouwen geven en ja, dan loop je een risico.” Dat is ook de ‘high trust’ waar onderzoeker Ben Hövels het over heeft in ‘Kiezen en delen, beleidsopties voor een toekomstbestendig mbo’. Hövels is senioronderzoeker en directeur van het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (KBA) en betrokken bij de mbo-benchmark. Meten is van betekenis, maar niet als dit alleen wordt gedaan in termen van intern rendement en formele kwalificaties. De toegevoegde waarde van het mbo wordt nu buiten beschouwing gelaten. Waar het om draait: goed onderwijs en aansluiting op de arbeidsmarkt.” Net als Dezentjé Hamming, Biskop en Schutte benadrukt Hövels dat verantwoording en transparantie vooral de meerwaarde van het

Over de ziekenhuizen worden al enige jaren rankings gepubliceerd. Roelf de Boer, voorzitter NVZ vereniging van ziekenhuizen: “Ziekenhuizen maken meer informatie openbaar, dat hoort ook bij zorgverlening. De samenleving moet weten dat ziekenhuizen hun best doen om hoge kwaliteit te leveren.” De Boer vindt rankings zoals het Algemeen Dagblad en Elsevier deze publiceren prima, maar bemerkt dat de data vaak verkeerd worden geïnterpreteerd waardoor de vergelijkingen aan kwaliteit te wensen overlaten en patiënten niet de goede informatie krijgen. “Daar hebben we last van, ziekenhuizen worden er op af gerekend en er ontstaat verwarring. Maar het is inherent aan het streven naar meer transparantie.” De NVZ houdt een interne benchmark. Met deze gegevens kunnen ziekenhuizen hun beleid verder verbeteren. De vereniging overweegt een benchmark voor patiënten en zorgverzekeraars, waarin alle aspecten van de zorg die ziekenhuizen leveren aan de orde komen, want, zo zegt De Boer: “Verantwoording gaat samen met vertrouwen”.

ROC van Amsterdam: ‘Jezelf de maat nemen’ Edo de Jaeger is bestuursvoorzitter van ROC van Amsterdam. Het roc heeft ruim 25.000 mbo-studenten en verschillende locaties in Amsterdam, Amstelveen, Hoofddorp en Hilversum. “We leggen voortdurend verantwoording af; in het jaarverslag, aan de inspectie, pers, medewerkers, studenten, ouders, bedrijven en gemeenten. Ons jaarverslag is een uitgebreid stuk, wij doen meer dan we verplicht zijn. We hebben een drempelloze instroom, zo’n 14,5 % verlaat de school voortijdig en een iets hoger percentage gaat naar een andere. In totaal haalt bijna 40 % geen diploma bij ons. Daar zijn we hard mee bezig. Terwijl we in de Randstad te maken hebben met kinderen die met flinke achterstanden van de basisschool en het vo komen. Vervolgens hebben wij daar als vervolgopleiding last van. We hebben meer dan 300 verschillende opleidingen. Daar zitten wel eens zwakkere opleidingen tussen. Daar zijn we niet trots op, maar er gaan wel eens dingen mis. We streven naar een zo hoog mogelijke kwaliteit en klachten nemen we serieus. In Amsterdam hadden we een vechtpartij, de media waren snel op de hoogte. We hebben een persverklaring uitgebracht en ouders direct geïnformeerd over de maatregelen die we hebben genomen. Dat is ook transparant zijn en verantwoording afleggen. We willen het beste voor onze studenten en een leeromgeving creëren waarin het goed toeven is. Waar het om gaat is dat wij onszelf de maat nemen, daar doelen aan koppelen en zo blijven verbeteren.” Edo de Jaeger

BACK STAGE


meten is geen weten vervolg

Alfa-college: ‘Studenten beoordelen docenten’

Foto Henk Veenstra

Minister Plasterk voelt er niets voor om docenten te laten beoordelen door studenten. Het Alfa-college doet dit al bij een aantal opleidingen. Berend Kamphuis, bestuursvoorzitter en lid van de Onderwijsraad, ziet dit als een van de vele vormen waarop een school verantwoording aflegt: “Na de les bespreken studenten en docenten wat ze willen verbeteren. Het is essentieel dat er binnen de school geen afrekencultuur is, maar een cultuur waarin we van hoog tot laag van elkaar leren.” Bij het Alfa-college volgen 12.000 studenten een opleiding. Het roc heeft locaties in Groningen, Hoogeveen, Hardenberg, Assen, Emmen en Leek en er werken ongeveer duizend mensen. “Wij leggen op twee manieren verantwoording af: in het wettelijke verplichte jaarverslag en elke dag aan de mensen die betrokken zijn bij onze school. Elke twee jaar nodigen we bijvoorbeeld ouders uit voor een bijeenkomst, dan bespreken we de koers van de school. Tijdens de eerste bijeenkomst kregen we op ons kop: klachten over lesuitval, onduidelijke communicatie. Daar zit je dan met je bestuur, opleidingsmanagers en docenten. We hebben een plan van aanpak gemaakt en de ouders geïnformeerd wat we hebben gedaan. Dit had niet gekund op basis van cijfers, dan ben je al te ver: echte ontevredenheid uit zich eerder. En als bestuurder voel je al lang dat het niet goed zit.” Het Alfa-college heeft een instellingsadviesraad, elke regio een adviesraad en het roc vormt een kwaliteitskring met ROC Friese Poort, Landstede, Amarantis en ROC A12. “We delen ervaringen en bespreken wat we willen verbeteren.” Berend Kamphuis

onderwijs inzichtelijk moeten maken. Dan gaat het echt over kwaliteit, namelijk: “Wat leveren mbo-scholen in termen van een kwalitatieve bijdrage aan de competentieontwikkeling van mensen met het oog op hun leer- en beroepsloopbaan. Waarmee studenten wat kunnen in hun latere leven. Deze toegevoegde waarde komt op meerdere manieren tot uiting: voor een deel is dit vastgelegd in formele kwalificaties, maar scholen doen meer. Het gaat er ook om dat een student zichzelf kan redden in deze samenleving, een beroepshouding aanleert en passie krijgt voor het werk dat hij gaat doen en een volwaardig lid van onze samenleving wordt.” Hövels vindt dat de overheid zich moet afvragen of de term rendement wel geschikt is voor het onderwijs, het is een economische term waardoor alleen wordt gekeken naar datgene wat direct meetbaar is. “De overheid heeft een marktmechanisme ingevoerd in het mbo, waardoor scholen de neiging hebben elkaar uit de markt te duwen. In ‘Kiezen en Delen’ pleiten we voor een beweging terug naar de intenties van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs: de positionering van mboscholen als spinnen in het web van hun regio en voor onderlinge samenwerking in plaats van concurrentie. OCW, sociale partners en de inspectie stellen vanuit hun eigen rol allerlei eisen aan het mbo. Dat is voor een deel legitiem, maar deze eisen kunnen

botsen. Kwaliteitsverbetering komt vooral tot stand komt door instellingen van elkaar te laten leren en door te weten wat je voor studenten en bedrijven realiseert. Dát moet voorop staan. Het huidige monomaan ingevulde rendementsdenken is de dood in de pot. Het moet over zijn met het straffen en belonen van scholen en bestuurders op basis van gesimplificeerde rendementscijfers. Dat is politieke rekenkunde en zorgt voor nare, onproductieve vormen van afrekengedrag.” Mbo-scholen moeten de hand in eigen boezem steken en hun klaagzang staken dat ze altijd slecht in het nieuws zijn: “Natuurlijk gooien media soms zaken op een hoop, bijvoorbeeld competentiegericht onderwijs en het nieuwe leren. Sommige scholen maken er ook een puinhoop van, de berichten voeden het gebrek aan vertrouwen bij andere partijen, ook al zijn ze onterecht. Zorg dat de kwaliteit op orde is, laat dat zien in de benchmark voor de gehele sector en goede rapporten op instellingsniveau. Dit betekent wel dat de scholen eenduidiger en genuanceerd verantwoording af moeten leggen. De sector moet homogener worden in haar gedrag; het mbo lijkt nu vaak op een kruiwagen met kikkers die alle kanten opspringen. Het moet afgelopen zijn met het onderling concurreren; pas dan kun je de sector sterk maken en laten zien wat het mbo biedt aan toegevoegde waarde. Dan komt het vertrouwen ook weer.”

Jasper van Dijk (SP): ‘Ik maak me zorgen over de kwaliteit van het mbo’

BACK STAGE


Column

26 / 27

bestuurlijke moed Foto Friso Keuris

Onderwijs is arbeidsmarkt en arbeidsmarkt is onderwijs, zei ik bij mijn aantreden. Iedereen snapte deze wat kromme formulering: het bedrijfs-­ leven moet nauw betrokken zijn bij ons mbo en andersom. Maar, vinden wij van het mbo, ‘het bedrijfsleven’ is nogal divers in verschijning en heeft niet zelden dito opvattingen over het mbo. Zo zijn er landelijke koepels, VNO-NCW, MKB, maar ook landelijke sectorale brancheorganisaties zoals Bouwend Nederland en FME en last but not least de individuele bedrijven in de regio. Dan is er nog een vierde ‘soort’: de kenniscentra, brug tussen bedrijfsleven en onderwijs. De kenniscentra adviseren de staatssecretaris over het ‘wat’ van het onderwijs, bijvoorbeeld de kwalificatiestructuur, en het waarborgen en certificeren van voldoende leerbedrijven. Het onderwijs gaat over het ‘hoe’, zoals de indeling in domeinen, examinering en stagebegeleiding. Op papier een werkbare verantwoordelijkheidsverdeling, maar de realiteit is helaas een andere. Het onderwijs ervaart zelden dat de brug een oever bereikt, met als gevolg conflicten, zelfs op landelijk niveau tussen Colo en MBO Raad. Dankzij de goede bestuurlijke verhoudingen lossen we de meeste conflicten op, maar vraag niet wat daarvoor nodig is. Wat dat aan (negatieve) energie kost. En of de gesloten compromissen bijdragen aan een effectief, arbeidsmarktgericht onderwijsproces. Aan de andere kant: vraag het wel, het antwoord is de reden dat ik hier pleit voor fundamentele hervormingen! In de eerste plaats moeten we met elkaar terug naar het uitgangspunt van goed, op de arbeidsmarkt georiënteerd beroepsonderwijs. Dat delen we en juist dat maakt het onlogisch de verantwoordelijkheden voor ‘wat’ en ‘hoe’ zo gekunsteld verdeeld te houden. Veel beter is de landelijke verantwoordelijkheid zo in te richten dat ze door bedrijfsleven en onderwijs gezamenlijk wordt genomen. De kenniscentra kunnen dan benut worden voor kennisontwikkeling en besluitvorming over onder­werpen die vragen om sectorale besluitvorming en/of coördinatie. Bijvoorbeeld de kwalificatiestructuur, examinering, de pbv, domeinen, de verhouding regionaal-sectoraal, maar ook imago- en positioneringsactiviteiten. Van het onderwijsveld vraagt dat de bereidheid om onderwerpen die nu niet formeel onder de verantwoordelijkheid van de kenniscentra vallen daar wel onder te brengen. Dat kan alleen als het bedrijfsleven bereid is de verantwoordelijkheid, of minder diplomatiek geformuleerd de macht c.q. de bestuurszetels in de kenniscentra, met het onderwijsveld te delen. Daarmee worden de kenniscentra van ons samen in plaats van een brug van niks naar nergens. Ik weet het, voor het zetten van deze stappen is bestuurlijke moed nodig. Een goed begin maken we door als voorzitters van VNO-NCW, MKB en de MBO Raad indringend met elkaar te gaan verkennen of de hierboven geformuleerde denkrichting realiteit kan worden. Bij dezen staat de uitnodiging!

Jan van Zijl Voorzitter MBO Raad BACK STAGE


en wat doet hij zoal?

De week van Harm den Dekker, Leraar van het Jaar 2009

‘ik geef les met passie; maar wil er ook iets voor terug’ Het ene moment sta je voor de klas en het volgende roept minister Plasterk je uit tot mbo-leraar van het jaar, ga je op bezoek bij de staatssecretaris en word je geïnterviewd voor radio en tv. Het overkwam Harm den Dekker (32), in het dagelijks leven horecadocent bij De Rooi Pannen in Tilburg.

Ma

Di

Tekst Dagmar de Kruif-Pot Foto’s Frans Strous

Zenuwachtig onder de meesters “Mijn

Geven en nemen “Tijdens de praktijklessen probeer

verkiezing als Leraar van het Jaar brengt veel met zich mee. Zo heb ik vanavond meegedaan aan een kookwedstrijd met meesterkoks. Het is lang geleden dat ik zo zenuwachtig ben geweest. Ik ben wat roestig na vijf jaar niet meer in de keuken te hebben gestaan; ben niet meer zo snel, mors wat meer. Maar de jury en ikzelf waren erg enthousiast over het resultaat. Ik wil mezelf niet vergelijken met de meesterkoks, maar ik heb zeker geen flater geslagen. Ik heb ze laten zien dat de docenten van de Rooi Pannen wel degelijk kunnen koken!”

ik altijd een extraatje mee te geven. Ik maak zelf iets moois of lekkers om mijn studenten te prikkelen, laat ze nieuwe gerechten en ingrediënten ontdekken. Dat houdt ze scherp. Mijn lessen zijn intensief en humorvol. Mijn studenten kunnen er van op aan dat ik de stof met passie aan ze uitleg. Maar daar wil ik ook iets voor terug. Studenten moeten me het idee geven écht bezig te zijn met dat wat ik ze leer. Doe je dat niet, dan neem ik je dat kwalijk. Dat stukje zelfstandigheid bij studenten vind ik belangrijk.”

BACK STAGE


28 / 29

Do Leren van anderen “Ik ben erg trots op het Chef-Kok-programma van de Rooi Pannen. Tweedejaars studenten zijn één dag chef-kok in restaurant La Chapelle van de school. Ze stellen hun eigen menu samen, vertalen dit in het Engels en Frans, doen de bestellingen, berekenen de verkoopprijs, stellen een advertentie op. Het is ook volmaakte cohesie van docenten. De perfecte docent bestaat niet. Het is het team dat succesvol is. Daarom vind ik het moeilijk mijn benoeming tot Leraar van het Jaar een plekje te geven. Iedereen plaatst me op een voetstuk, terwijl ik leraren om me heen zie waar ik juist veel van kan leren.”

Vr

Wo

Gecontroleerde vrijheid “Tachtig procent van mijn werkzaamheden bestaat uit twintig procent van mijn studenten. De theorielessen zijn daar een voorbeeld van. De meesten werken zelfstandig. Daardoor kan ik studenten die meer moeite hebben met de stof intensief coachen. Dat is het grote voordeel van competentiegericht onderwijs. Maar ik hoor er vaak negatieve verhalen over; alsof we studenten niet begeleiden. Als school moet je zorgen voor ‘gecontroleerde vrijheid’. Als je de kans krijgt zo te mogen werken moet je er gebruik van maken. Competentiegericht onderwijs verhoogt mijn werkdruk, maar ook mijn kwaliteit.”

Juiste beslissing “Na een dag lang stagebedrijven bezocht te hebben ben ik altijd erg trots op mijn school en studenten. De twee studenten die ik vandaag heb bezocht hebben heel verschillende manieren van werken, maar zijn beiden gemotiveerd. Stagebedrijven vinden dat studenten een goede basis hebben en daar goed mee uit de voeten kunnen. Die basis komt van ons, de docenten. Soms twijfel ik wel eens of ik de juiste beslissing heb genomen de keuken te verlaten en les te gaan geven. Koken vind ik toch ook wel erg leuk, toch voel ik mezelf echt docent. Na zeven jaar weet ik nog steeds zeker dat ik de juiste beslissing heb genomen.”

BACK STAGE


Opleiden op maat:

ROC Tilburg schoolt ziekenhuispersoneel

BACK STAGE


30 / 31

Toen het Tilburgse TweeSteden ziekenhuis de nieuwe functie van gastteammedewerker creëerde, was er één probleem: er was geen opleiding voor. ROC Tilburg nam de uitdaging aan en ontwierp een opleiding op maat, in nauw overleg met het ziekenhuis. Een eerste groep van achttien medewerkers is inmiddels aan de slag. Tekst Luuk Obbink Foto’s Ton Poortvliet

Zo rond half acht in de ochtend is het nog doodstil op de gang van de afdeling neurologie op de zesde verdieping van het TweeSteden ziekenhuis, maar een kwartier later begint het er te bruisen van de activiteiten. Het is de start van de werkdag van Anja Landsheer (55) en Ria van Venrooij (46), in hun groene jasjes goed herkenbaar voor de patiënten. Ze beginnen de dag met het wekken van ‘de gasten’ en het serveren van ontbijt. “Goedemorgen mevrouw De Vries, zal ik de gordijnen even opendoen? En wat voor ontbijt had u willen hebben?” In de buffetkar die van deur tot deur gaat, zit van alles: boterhammen, beschuit, margarine, allerlei soorten vleeswaren, kaas en ga zo maar door. Op een tweede kar zijn alle dranken te vinden: koffie, thee, melk, karnemelk en vruchtensappen.

Boterhammen gaan op maat: bij de een worden ze gesneden, bij de ander worden de korsten er afgeknipt. “Maar wat mensen zelf kunnen, doen ze ook zelf”, zegt Landsheer, als Ronnie Timmermans zijn ontbijt krijgt. Hij moet zelf zijn brood beleggen. Na de ontbijtronde is het tijd voor de andere taken van de gastteammedewerkers: het eventueel helpen bij het wassen van patiënten, het schoonmaken van de kamers, het naar behandelafdelingen brengen van patiënten en hen weer op­halen, het bijhouden van het linnengoed en als er behoefte aan is, het maken van een praatje aan het bed. Het is ook de start van de dienst van Ineke Doorhakkers (59), de derde gastteammedewerker die vandaag op de afdeling neurologie werkt. 

BACK STAGE


ROC tilburg schoolt ziekenhuispersoneel vervolg

Els van Rhijn (TweeSteden Ziekenhuis):

‘Deze opleiding is echt een cadeau van de werkgever’

In totaal is het een ploeg van zes mensen – opmerkelijk genoeg allemaal vrouwen – die deze afdeling bestiert. Volgens een ingewikkeld rooster, waarbij de medewerkers zelf een verdeling hebben gemaakt van wie wat doet en wanneer. Het lijkt een chaos. Iedereen loopt door elkaar: de witte jassen van verpleging en artsen, de schoonmaakploeg, die ruimtes als gangen en toiletten schoonhoudt en zo nu en dan een verdwaalde bezoeker. “Het is chaos, maar wel georganiseerde chaos”, zegt Van Venrooij. “Je zou het niet zeggen, maar er is hier wel degelijk structuur. Ik zou ook niet zonder kunnen.” Het drietal maakt deel uit van een groep van achttien gastteammedewerkers, die in juli hun diploma kregen van de School voor de Gezondheidszorg van ROC Tilburg. Ze hebben daarvoor een klein jaar in de schoolbanken gezeten, twee dagen in de twee weken. Het is een voor de functie op maat gemaakte versie van de opleiding Helpende Zorg en Welzijn. “Nadat we ons hebben georiënteerd op de werkzaamheden, hebben we bepaald welke bestaande opleiding het best bij de functie past”, vertelt directeur Marjolein de Leeuw-Reulen van de School voor de Gezondheidszorg, onderdeel van ROC Tilburg. “Want het moest een erkende opleiding worden, zodat mensen er ook elders mee aan de slag kunnen. Dat is een kwestie van goed werkgeverschap van het ziekenhuis.” Met name op het gebied van facilitaire zaken moest er wat aan de opleiding worden toegevoegd. “Er konden wel dingen af, maar daar moet je mee oppassen”, zegt De Leeuw-Reulen, die inmiddels de nodige ervaring heeft met maatwerk in opleidingen. “Als je te veel schrapt, kan de erkenning in gevaar komen. Het speelde hier niet, maar soms is er de druk vanuit het werkveld om een vak als Engels te schrappen, terwijl dat er echt niet uit mag.” Voor de drie op neurologie was er niet veel meer te leren als het BACK STAGE

om voedsel gaat, want hun vorige functie was voedingsassistent. Maar bijvoorbeeld wel als het gaat om het tillen van patiënten, het wassen van mannen en vrouwen – ‘da’s een heel verschil’ – en het gebruik van apparatuur als de tillift en rolstoelen.

Profileren en slimmer organiseren De nieuwe functie is in het leven geroepen omdat het ziekenhuis zich nadrukkelijker met gastvrijheid wilde profileren, maar ook als een manier om het werk ‘slimmer te organiseren’, zoals praktijkbegeleider Els van Rhijn het zegt. Allerlei functies zijn vervallen en de taken zijn ondergebracht bij de nieuwe functie van gastteammedewerker. Wie zich in het verleden bezighield met deze meestal huishoudelijke taken, kreeg de gelegenheid te solliciteren, maar moest dan wel de opleiding volgen. “Een cadeautje van de werkgever”, zegt Van Rhijn. “Bij de start van de opleiding zat er een strik om het boekenpakket, want zo zien we het echt.” Zij is bijzonder te spreken over de manier waarop ROC


32 / 33

Marjolein de Leeuw-Reulen (ROC Tilburg):

‘Mensen moeten deze opleiding ook in een ander ziekenhuis aan de slag kunnen’

kunnen omgaan. Dat is meestal te veel voor een 18-jarige.” Aan belangstelling voor de functie is geen gebrek. “We krijgen veel open sollicitaties. En dat terwijl er straks een tekort aan verpleegkundigen dreigt”, zegt Van Rhijn. En zo verschuift een deel van het werk van verpleegkundige niveau 5 en 4 naar mbo’ers van niveau 2.

Weerstand en kritiek

Tilburg de opzet van de opleiding heeft aangepakt. “Ik spreek graag met kracht tegen dat het mbo niet flexibel zou zijn, men was zeer coöperatief. Zelfs toen vlak voor de start van de opleiding bleek dat onze planning niet klopte en er een nieuw rooster gemaakt moest worden.” Zich richtend tot De LeeuwReulen: “Het had me niet verbaasd als jullie toen hadden afgehaakt.” Het was een hels karwei, alles moest opnieuw, maar afhaken? “Nee, natuurlijk niet”, zegt De Leeuw-Reulen. Na de eerste lichting van achttien geslaagden komen er nog twee groepen van ieder twintig aan, waarna er nog twee van twintig volgen. De eerste helft werkte eerder al in het ziekenhuis, de tweede helft komt van buiten. “Mensen uit allerlei leeftijdscategorieën”, vertelt De Leeuw- Reulen, “maar ze hebben wel gemeen dat ze de nodige levenservaring meenemen.” Van Rhijn: “We vragen ook wel wat: het is een breed takenpakket, je moet het overzien, kunnen samenwerken, maar ook met zieke mensen

Natuurlijk was er in het ziekenhuis ook wel de nodige weerstand te overwinnen. Om te beginnen onder verpleegkundigen. Van Rhijn: “We hebben natuurlijk wel wat aan de formatie geknabbeld. En waar ze vroeger assistenten hadden lopen, hebben ze nu opeens met een zelfstandig opererend team te maken.” Maar ook voor de voormalige voedingsassistenten zit er een keerzijde aan al dit moois. Sommigen zagen het inwisselen van hun witte jas voor een groene aanvankelijk als een soort degradatie. En voorheen werden ze ook niet met schoonmaakmiddelen gesignaleerd. Maar die kritiek is goeddeels verstomd en geldt bovendien uitsluitend voor de voormalig voedingsassistenten; medewerkers uit andere functiegroepen zijn er alleen maar op vooruitgegaan. “Toch denk ik niet dat ik dit werk tot m’n 67ste wil doen”, zegt Van Venrooij. “Niet alleen omdat het best zwaar is, maar ook omdat ik misschien wel verder wil leren.” En ook Landsheer is per saldo positief over haar nieuwe baan. “De patiënt krijgt meer aandacht en heeft een duidelijk aanspreekpunt.” Maar voor haarzelf? “Het is een verbreding van het takenpakket, met meer ruimte voor zorg. En dat is zeker een verrijking van de functie”, zegt ze. En dan gaat ze snel weer aan het werk, want de patiënt, daar gaat het om.

BACK STAGE


Column

waar zijn wij mee bezig? Foto Friso Keuris

Met competentiegericht beroepsonderwijs worden docenten geconfronteerd met nieuwe rollen: assessor, portfoliobegeleider, studieloopbaanbegeleider‌ De beste docent is een docent die zich goed kan inleven in deze rollen en die energie steekt in het oefenen van die rollen. Ik ben er van overtuigd dat niet iedereen dat kan. Je kunt twintig jaar pianoles krijgen, zonder talent word je nooit een goed musicus. En talent, daar ontbreekt het nog al eens aan. Ik word nu opgeleid tot gecertificeerd assessor. Daar investeer ik veel tijd in en mede dankzij mijn muziek­verleden heb ik geen moeite met het spelen van de docentenrollen. Maar wie monitort of ik wel goed ben in het vervullen van die rollen? En is degene die monitort wel competent? Heeft de assessor genoeg kennis om te assessoren? Niemand monitort of ik nog wel vakinhoudelijk competent ben. Maar mijn vak is het overbrengen van kennis aan studenten. Je kunt onmogelijk een goed beroepsbeoefenaar worden zonder kennis. Ik maak mij zorgen over de student. Hij wordt geconfronteerd met veel docenten in verschillende rollen. Hij ziet door de bomen het bos niet meer. De ene docent zegt dit, de andere docent dat. De deelnemer zit daar als een kameleon tussen. Het zal hem worst wezen, als hij zijn diploma maar haalt. Positief aan het competentiegerichte onderwijs vind ik dat de student moet nadenken over leerdoelen, het behalen van die doelen, het plannen van zijn studieroute en het zoeken van een stage die daar bij past. De stagebegeleider (weer een rol) moet daarop aanvullen. En daar zit hem nou net de kneep. Docenten hebben het vreselijk druk en de stagiair is daar de dupe van. Een docent hoort zijn student tijdens de stage tweemaal te bezoeken en de leerdoelen te bewaken. Ons stagebureau heeft de grootste moeite docenten te motiveren tot de juiste en zorgvuldige begeleiding van stagiairs. Sommige docenten hebben gewoon geen zin in de rol van stagebegeleider. Verbazend. Maar een docent moet zich ook kunnen concentreren op zijn vakinhoudelijke competenties en daar de tijd voor krijgen en vooral dat kunnen doen waar ook zijn talenten liggen.

Elmer Veerhoff Docent ICT Academie ROC Leiden en schreef als songwriter vele Nederlandstalige hits

BACK STAGE


34 / 35

Staatssecretaris voor 1 dag

Ad Verbrugge, voorzitter vereniging Beter Onderwijs Nederland:

‘als ik Marja ben, schaf ik meteen de mbo raad af’ Tekst Corien Lambregtse Foto’s Nout Steenkamp (FMAX) “Het mbo is alleen te redden met de beste leraren. Daarom moeten we investeren in leraren en niet in onderwijsontwikkeling.” Ad Verbrugge is voorzitter van de vereniging Beter Onderwijs Nederland en universitair hoofddocent culturele en sociale filosofie aan de Vrije Universiteit. Wat doet Verbrugge als hij één dag staatssecretaris van Onderwijs zou zijn? “Aan één dag zou ik niet genoeg hebben. Er is in het onderwijs zo verschrikkelijk veel mis, reken maar gerust dat er vijf jaar nodig zijn om het allemaal weer een beetje goed te krijgen. Mijn eerste daad? Ik zou de MBO Raad meteen afschaffen. Ik kom niet om vrienden te maken, ik zou de zaak meteen serieus aanpakken. Niet dat ik alles wil afschaffen. De raad zou ook mogen blijven bestaan, maar dan zou ik hem geen enkele zeggenschap meer geven. Ik houd niet van instituties die beslissingen nemen over publieke gelden zonder daar democratisch verantwoording over af te leggen. De landelijke overheid heeft de zeggenschap in het onderwijs gedecentraliseerd, maar daardoor is de bureaucratie op locaties in het land verdubbeld en diffuus geworden. We zijn er geen cent mee opgeschoten. Als staatssecretaris zou ik onmiddellijk de regie weer naar mijzelf toe trekken. De kwaliteitsproblemen in het onderwijs zijn zo ernstig dat je die niet aan het onderwijs zelf kunt overlaten. De tijd dat de overheid op afstand kan blijven, is voorbij. Dat geldt voor de financiële sector, de zorg, en ook voor het onderwijs.”

Alleen de besten redden het mbo “Ik zou de leraar weer centraal stellen. Er gaat idioot veel geld naar allerlei zaken rónd het onderwijs. Niet naar het primaire proces, maar naar onderwijsontwikkeling, onderwijskundi-

gen, rapportages, naar de praat- en overleg­ cultuur. Er gaat veel meer geld naar wat ik noem de lay-out dan naar de inhoud. Investeren in zogenaamde onderwijsontwikkeling is een doodlopende weg. We moeten investeren in goed onderwijs en vooral in goede leraren. Wat zeg ik: de béste leraren. Alleen de beste leraren kunnen het mbo redden. We hebben mensen met visie nodig. Leraren met een culturele roeping, die studenten eisen stellen, maar zich ook over hen ontfermen en hen de zin van het leven bijbrengen. We zullen wel moeten als we de uitval uit het onderwijs, vooral onder allochtone jongeren, willen keren. En als we het niet doen, creëren we een enorm sociaal en etnisch probleem voor de toekomst. Want die jongeren zullen rancuneus worden tegen een samenleving die allochtonen geen kansen biedt. Ik zou ook zeker een verbod op fusies afkondigen, omat ik ervan overtuigd ben dat scholen het van ‘binding’ moeten hebben. Terug naar de locatie! Bestuur, leraren en studenten moeten elkaar fysiek tegenkomen op het schoolplein. En als scholen om organisatorische redenen deelnemen aan een samenwerkingsverband, moeten ze zoveel mogelijk zaken op de eigen locatie regelen.” “We zijn bezig het onderwijs te verkwanselen. Er worden veel mooie woorden gezegd, ook door het kabinet, maar die moeten eerst maar eens in praktijk worden gebracht. En daar moeten we veel meer haast mee maken.”

Ad Verbrugge:

‘We creëren een probleem voor de toekomst’

BACK STAGE


discussie

jan van zijl in discussie met …walter dresscher Ook in het onderwijs moeten we later met pensioen gaan.

D

“De opstelling van meneer Wientjes in het overleg met de vakbonden over de AOW heeft veel kwaad bloed gezet. De werkgevers hebben maandenlang achterover geleund. De FNV heeft tientallen alternatieven gepresenteerd voor de bezuinigingsvoorstellen van het kabinet, maar dat heeft niets opgeleverd doordat de werkgevers achterovergeleund hebben in het vertrouwen dat minister Donner alles al geregeld had.”

vZ

“Beste Walter, je spreekt hier met Jan van Zijl van de MBO Raad en niet met Bernard Wientjes van VNO-NCW.”

D

“Die opereert toch mede namens de werkgevers van de MBO Raad? Dit conflict in de Sociaal-Economische Raad heeft grote schade toegebracht aan de arbeids-

BACK STAGE

verhoudingen en dat gaan we dus ook merken in de roc’s.”

vZ

“Ik voel me niet geroepen hierop uitgebreid commentaar te leveren. Met de voorzitter van de onderwijsbond praat ik liever over de vraag: hoe zorgen we dat in het onderwijs mensen op een verantwoorde wijze langer hun werk kunnen doen? Want dat is echt noodzakelijk. We hebben iedereen nodig om de verzorgingsstaat overeind te houden. In veel sectoren, waaronder dus ook het onderwijs, bestaat krapte. De leeftijd waarop mensen uittreden is inmiddels opgelopen tot 62,5 jaar, maar dat moet echt nog wat hoger worden. Laten we beginnen met streven naar 65 jaar. Langer werken dus. Of ontken je de noodzaak daarvan?

D

“Ik heb er niets tegen dat mensen langer werken, als ze dat willen en als dat


36 / 37

De arbeidsmarkt vraagt het, dus moeten we ook in het onderwijs op latere leeftijd met pensioen. Jan van Zijl (voorzitter MBO Raad) verdedigt deze stelling. Niets móet, zegt Walter Dresscher (voorzitter onderwijsbond AOb). “Docenten moeten vooral een vrije keuze hebben.” Tekst Roel Smit Foto’s Jeroen Poortvliet

mogelijk is. Het heeft geen zin mensen langer te laten werken als ze daar zelf geen brood in zien. Dan gaan mensen de ziektewet in, worden arbeidsongeschikt, kortom, dan komt er gedonder. We hebben in het onderwijs levendige en gemotiveerde mensen nodig.”

vZ

“Je kunt mensen wel stimuleren om langer te blijven werken.”

D

“Stimuleren is in deze wereld nog wel eens een eufemisme voor allerlei nare dingen.”

vZ

“We moeten ons afvragen of er in onze cao elementen zitten die men­sen juist stimuleren om eerder te stoppen met werken. We kennen de BAPO-regeling, op grond waarvan onderwijs­ personeel dat 54 jaar of ouder is het – deels op eigen kosten, deels op kosten van de werk-

gever – tijdelijk wat kalmer aan kan doen. De gedachte is dat mensen dan tot op latere leeftijd gezond kunnen doorwerken, maar er zit in de regeling natuurlijk ook een prikkel tot minder werken. Kunnen we het geld dat ermee gemoeid is, niet beter besteden aan zaken die er wel voor zorgen dat mensen langer blijven werken?”

D

“De BAPO werkt wat dat betreft juist prima, precies zoals de regeling was bedoeld. Mensen werken wat minder, waardoor ze het langer volhouden. Daardoor verminderen de risico’s op een burnout. Dat blijkt uit onderzoek.”

vZ

“Die onderzoeken kennen wij niet. Wij zien niet dat mensen door de BAPO langer en fitter blijven werken.”

BACK STAGE


discussie jan van zijl in discussie met walter dresscher vervolg

om draait: de BAPO-regeling kost de onderwijsinstellingen jaarlijks vele tientallen miljoenen euro’s. Zien we geen kans dat geld geleidelijk in te zetten voor maatregelen die meer effect hebben? Ik denk aan scholing. En dat kan veel vormen hebben: dat hoeft niet in de schoolbank, maar het kan ook in de vorm van excursies die mensen informeren en motiveren of in de vorm van uitwisseling met het bedrijfsleven.”

‘Stimuleren is nog wel eens een eufemisme voor allerlei nare dingen’

D

“Het probleem is hier niet de BAPO. Uit onderzoek van de OESO blijkt dat docenten in het buitenland een lessentaak hebben die gelijk is aan die van onze docenten, zelfs als je de effecten van de BAPO meerekent. Eén van de grote problemen is dat docenten te weinig betrokkenheid voelen bij hun werk. Ze willen zelf sturing kunnen geven aan de manier waarop ze hun werk invullen. Ze willen gewoon hun beroep uitoefenen en worden voortdurend om de oren geslagen met beleidsplannen, inspecties en ga zo maar door.”

vZ

“Prima, laten we dan samen ten strijde trekken tegen allen die scholen voortdurend lastig vallen met controle- en inspectievoorschriften. Die leiden alleen maar af van het primaire proces, het onderwijs. Daarom ben ik ook zo blij met het professioneel statuut, waarin de verbetering van de

BACK STAGE

professionaliteit van het personeel in de mbo-sector centraal staat. Dat geeft docenten ruimte en sturingsmogelijkheden.”

D

“Het ligt niet alleen aan de overheid. Uit onderzoek blijkt ook dat docenten hun beroep nog wel leuk vinden, maar ze vinden de instelling vervelend en de leiding is niet te vertrouwen…”

vZ

D

“Prima, laten we vooral experimenteren met andere manieren om mensen langer gemotiveerd te houden, zoals stages en sabbaticals. Voor zulke individuele arran­ gementen willen wij best als proef een deel van het budget van de BAPO aanspreken. Zaken als scholing en loopbaanbegeleiding zijn iets anders. Daarvoor is de BAPO niet bedoeld. Zulke zaken kunnen roc’s betalen uit de

arbeidsvoorwaardenruimte. Bedrijfseconomisch leveren ze bovendien veel op: met werknemers die uit eigen overweging investeren in hun loopbaan bereik je op de lange termijn meer. De BAPO hoeft daarvoor echt niet aangetast te worden; daardoor zou veel negatieve energie vrijkomen.”

vZ

“Je bent te optimistisch over de financiële positie van de roc’s. De franje, voor zover aanwezig, gaat ervan af en we moeten ons opmaken voor drie tot vier jaar hand op de knip. Daarom is het juist een uitdaging om te zien hoe we geld vanuit de BAPO kunnen vrijspelen om beter te besteden. Het gaat ons écht niet om een bezuiniging. En ik begrijp best dat we als werkgevers niet kunnen zeggen: u krijgt er iets moois voor terug, mogelijk in 2025…”

“…kort samengevat.”

D

“Ik wil niet flauw zijn, maar docenten in het mbo moeten nogal eens verkassen. Ze kennen vaak niet eens de collega’s op dezelfde werkvloer. En geloof me: daar is veel aan te doen.”

vZ

“Walter, ik vind dat je nogal overdrijft; hierin herken ik onze scholen niet. Ik ken de meeste bestuurders als moderne people managers. Waar het natuurlijk in de kern

‘Langer werken dus. Of ontken je de noodzaak?’


38 / 39

Pittige taal

Pittige taal van… Mathieu Weggeman Tekst Annette van Soest Foto Bram Saeys (HH)

heel goed manager maken, als je dat zou willen, want dan hebben we het niet meer over het vak. Of ze worden coach of iets anders vaags waardoor ze toch nog dingen kunnen doen die voor hen interessant zijn. Dat lukt als je een mbo-school bent. Anders moet je ze gewoon eerder weg laten gaan.” U bent wel heel hard. Waarom zulke drastische maatregelen? “Het zijn mensen die heel veel tijd creëren voor zichzelf, veel koffie drinken en praten over vroeger. Ze houden alleen maar anderen van het werk en hebben dus een negatief effect op de productiviteit van collega’s. Bovendien kost het resultaten bij de studenten als je ze met gedateerde methoden hun gang laat gaan.” Hoe pak je dat dan praktisch gezien aan? Je kunt iemand niet zomaar ontslaan. ‘Ongemotiveerde “Het klinkt natuurlijk lullig, maar je moet het op een docenten moeten goede, nette manier doen. Dus vervroegd met de deur uit’ pensioen sturen, mooie regelingen, of je biedt ze dus een andere positie aan. Het geld dat je uitspaart door mensen langer te laten werken zou wel eens Ongemotiveerde mbo-docenten moeten een negatief saldo kunnen hebben. Je laat mensen langer doorwerken, maar ze gebruiken oude technieken die veel meer zo snel mogelijk de deur worden uitkosten en die slecht zijn voor de studenten. gewerkt. Aldus Mathieu Weggeman in de MBO Dan bespaar je wel op de AOW, maar de maatschappelijke kosten zijn hoog.’”

krant. Volgens de hoogleraar organisatiekunde aan de Technische Universiteit Eindhoven en bestuursadviseur richten deze uitgebluste docenten alleen maar schade aan als ze blijven. Pittige taal, maar zit er een kern van waarheid in? Op welke docenten doelt u precies? “Mensen doorlopen in hun professionele levenscyclus vier fasen. In de laatste fase word je ‘verteller’. Je hebt én geen groei meer, én geen productiviteit. Binnen die groep heeft zo’n tachtig een soort mentale moeheid: ‘Moet ik het nu wéér anders doen? Ik ben al drie keer van leermethode, didactiek en pedagogiek veranderd.’ Ik zie het ook op mijn universiteit: ze houden alleen maar stoelen bezet voor jonge talenten.” Is er geen enkele manier om deze docenten te behouden? “Slechts twintig procent is te veranderen. Voor die overige tachtig procent geldt dat zij niet meer te veranderen zijn. Je kunt ze wel

Ligt hier een taak voor managers, om al in een eerder stadium mogelijke problemen aan te pakken zodat het niet zo ver hoeft te komen? “Managers moeten het zichzelf aanrekenen dat ze die vertellers hebben laten ontstaan, door niet in een eerdere fase te signaleren dat ze bepaalde dingen niet meer zo goed kunnen en dat daar iets aan gedaan moet worden. Bijvoorbeeld door de toepassing van meester-gezelrelaties, repertoireverkleining of het op een andere manier ontwikkelen van talent. Als managers het zelf gedaan hebben, moeten ze ook boeten voor de fouten die ze gemaakt hebben. Dan kost het veel geld om die mensen de organisatie uit te laten gaan, maar dan hadden ze maar beter op moeten letten.” Durven managers nog te weinig die moeilijke stap te zetten? “Dat durven ze helemaal niet. Het is een verschrikkelijk vervelend gesprek wat ze moeten voeren. Ze laten die docenten liever uitdieselen. Ze worden vanzelf 65 hè, we organiseren er wel omheen... Men vindt het ontzettend lastig om die klus aan te pakken. Maar dan zeg ik: daarom ben je directeur of manager en krijg je meer betaald.”

BACK STAGE


‘Het klinkt pedant, maar dit is een elitaire school aan het worden.’

‘Op nog meer papier zit niemand te wachten.’

Directeur Ferry Brokers van het Vakcollege voorspelt de toekomst in de Amersfoortse Courant.

Minister Plasterk reageert in Trouw op het advies van de Onderwijsraad om leraren te laten tijdschrijven.

‘Dat 85% van de basisschool­ leerkrachten nu vrouw is remt de mannelijke innovatiedrang.’

‘Nederlandse drop-outs aan een baan helpen is trekken aan een dood paard.’

Constateert psycholoog en zelfstandig onderzoeker Henk Noort in het FD.

Directeur Paul Muller van detacheringsbureau TecLine prijst de Duitse mentaliteit in het AD.

‘In Rotterdam verloopt alles beter en sneller. De metro is net zo moeilijk aan te leggen als in Amsterdam, maar hier is niet een huis verzakt.’ Zadkine- en Albeda-studenten kennen geen twijfel in De Dordtenaar.

‘De Onderwijsraad is een extreem voorbeeld van een gezelschap goedbetaalde adviseurs die de regering inhoudelijke ideetjes aan de hand doen.’ Ook columnist Beatrijs Ritsema heeft een mening in HP/De Tijd.

‘We hebben vooral behoefte aan een mbo’er, een echt werkpaard dat activiteiten uitvoert en twee rechter­handen heeft.’ Het wervingsbeleid van Wim de Graaf, voorzitter YMCA.

‘Waarom de AOW-leeftijd verhogen? Laat de regering eerst zorgen dat ze beroepswerklozen aan het werk krijgen. Als ik dat kan bedenken met mijn mbo-opleiding, waarom zij dan niet?’ Briefschrijver heeft zijn buik vol van de politiek.

‘Er zijn hier zo veel mensen. Doe zo’n klimaatconferentie voortaan via Skype.’ BNR heeft zijn mensen ter plaatse.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.