GOVERNANCE IN DE PUBLIEKE SECTOR
De stilte voorbij? JET BUSSEMAKER ‘IK BEN GEEN BUREAUCRAAT’
VERSCHOOLSING MBO ZORGWEKKEND OF GOEDE ONTWIKKELING?
DIGITALE DIDACTIEK LEREN DOOR DIEPGAANDE INTERACTIE
#19
OP BE I NI E N ROE E BL ED PS A D UC O N OV AT D E E R IE RW IJS
BA CK
STA GE
FEBRUARI 2013
BACKSTAGEMAGAZINE.NL
4 GOED BESTUUR IN DE PUBLIEKE SECTOR Governance is al jaren een veelbesproken onderwerp in zowel publieke als private organisaties. Welke overeenkomsten zien we in publieke sectoren als de zorg, volkshuisvesting en het onderwijs? En wat kunnen we van elkaar leren?
72 – 28
= 38 – 10 = 150°C ðT x 2 = {34°C} – 200gr bloem = 100°C
+ 27 – 10 =
27 – 10 = 17°C ðT x 2 = 17°C ðT x 2 = {34°C} – 20°C bloem {34°C} – 20°C bloem = 14°C = 14°C
58 – 14
12 ‘DE SECTOR IS TOE AAN RUST’
20 VERSCHOOLSING VERSUS PRAKTIJK
Minister Jet Bussemaker is geen voorstander van grote veranderingen in het onderwijs.
De praktische kant van het mbo verliest terrein aan algemene vakken, concluderen onderzoekers. Onder druk van wet- en regelgeving neemt de ‘verschoolsing’ snel toe.
COLOFON Back Stage is het tweemaandelijks opinieblad van de MBO Raad. De MBO Raad is de brancheorganisatie voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Derde jaargang, nummer 19, februari 2013 Overname van teksten is toegestaan onder bronvermelding en met toestemming van de redactie. Redactie: Twan Stemkens (hoofdredacteur), Nathalie van Dijk (eindredacteur), Dagmar de Kruif-Pot (redacteur) en Marije Hulsbosch (adviseur). Aan dit nummer werkten mee: Berber Bijma, Herman Engbers, Somajeh Ghaeminia, Frits van der Gronde, Samar Haddad, Gerry Hurkmans, Seb Jarnot, Corien Lambregtse, Marie-José Linders, Quinten Manuel, Pieter Matthijssen, Luuk Obbink, Sander Peters, Sander van der Ploeg, Ed van Rijswijk, Nout Steenkamp en Elmer Veerhoff. BACK STAGE
Concept en vormgeving: Link Design, Amsterdam. Drukwerk: Senefelder Misset, Doetinchem. Coverfoto: Tetra Images / HH Abonnementen en adreswijzigingen: backstage@mboraad.nl. Back Stage wordt gericht toegezonden. Betaalde abonnementen kosten 30 euro per jaar, incl. BTW en verzendkosten. Opzeggen abonnement: schriftelijk, uiterlijk 1 augustus 2013. BACK STAGE Redactie-adres: Houttuinlaan 6, 3447 GM Woerden tel. 0348 - 75 35 00 backstage@mboraad.nl www.backstagemagazine.nl ISSN: 2211-2308
2/3
28 DIGITALE DIDACTIEK
32 UITVINDINGEN
De inzet van ICT in het onderwijs biedt veel voordelen: meer differentiatie en meer maatwerk voor de student.
Het melkklontje is lang houdbaar en brengt geen afval met zich mee.
RUBRIEKEN 9
18 IN BEELD
26 VIJF VRAGEN AAN…
Jan van Zijl: ‘Goed in je vak bén je niet, dat
Vier mbo’ers van het Hout- en Meubilerings-
Vmbo-docent en trainer René Kneyber: ‘In het
word je. Dat geldt voor onderwijsgevenden
college maakten voor Madurodam maquettes
onderwijs is gezag geen structureel onderwerp
en bestuurders.’
van Het Prinsenhof in Delft.
van gesprek.’
10 MBOÓHTJES
24 COLUMN
35 PITTIGE TAAL
De prijzenkast van het mbo laat zien dat
ICT-docent Elmer Veerhoff mist één belangrijke
Onderwijsmanager Ruud van Diemen wil de
onze mbo’ers barsten van het talent.
vraag in het debat over wanbeleid van bestuurders:
‘mythe van een overdreven werkdruk in het
wat vindt de werkvloer ervan?
onderwijs’ ontkrachten.
COLUMN
15 COLUMN Quinten Manuel: ‘Den Haag, zorg ervoor dat studenten niet alleen medezeggenschap hebben, maar ook krijgen!’
16 EN WAT DOET ZIJ ZOAL?
25 MINISTER VOOR 1 DAG Als Foppe de Haan onderwijsminister is, gaan studenten van alle leeftijden en alle niveaus iedere dag sporten.
De week voor kerst stond ook in het mbo in het teken van Serious Request. Kristel van der WilkElfering leidde de acties van het ROC van Twente.
8 UITBLINKER AUTODIDACT NALDEN werkt ZEVEN DAGEN PER WEEK, FULLTIME.
BACK STAGE
BACK STAGE
4/5
Goed bestuur en governancecodes in de publieke sector
‘CODES ZIJN PAS ZINVOL ALS JE ZE intrinsiek ervaart’ Governance: al jaren een veelbesproken onderwerp in zowel private als publieke organisaties. Ondanks al bestaande governancecodes kon het toch misgaan bij Vestia en Amarantis. Reden voor sectoren om verdergaande afspraken te maken en het toezicht aan te scherpen. Welke overeenkomsten zien we in publieke sectoren als de zorg, volkshuisvesting en het onderwijs? En: wat kunnen we van elkaar leren?
Tekst Marie-José Linders Illustratie Link Design, Amsterdam Governancecodes in zowel de publieke als private sector worden steeds beter nageleefd, merkt professor dr. ir. Rienk Goodijk, bijzonder hoogleraar governance in de publieke sector aan de Tias Nimbas Business School (Universiteit Tilburg). Het gaat hem dan vooral om de ‘technische naleving’, zoals profielschetsen en zittingstermijnen. De praktische uitvoering laat volgens Goodijk nog te wensen over: interne deskundigheid, bestuur en goed toezicht: het is mondjesmaat ontwikkeld, vindt hij. “In jaarverslagen lees je wel meer over bijvoorbeeld de raad van toezicht, maar nog te weinig over hoe ze toezicht houden.” Te verklaren, vindt de hoogleraar, vanuit de ontwikkeling dat corporaties, zorginstellingen en ook scholen vooral financiële, op output gestuurde targets opgelegd kregen: “Sectoren als de volkshuisvesting, zorg en het onderwijs hebben erg onder druk gestaan; ze moesten vergroten, bezuinigen, efficiënter gaan werken. Er is veel financiële deskundigheid bij besturen en toezichthouders naar binnen gehaald, maar kennis over het primaire proces, zoals onderwijskwaliteit, ontbreekt. De verbinding met kerntaken is verwaarloosd.”
VERZAKELIJKING Begin jaren ‘90 begon de verzakelijking van publieke sectoren met de volkshuisvesting en de zorg. De woningbouwverenigingen werden corporaties en werden bestuurlijk en financieel zelfstandig: de zogenoemde bruteringsoperatie. De eerste governancecode ontwikkelden de – vrijwillig – bij Aedes aangesloten corporaties in 2006, in 2012 nam de sector het initiatief het onderlinge en externe toezicht te versterken. “We zijn wijs geworden van incidenten als Woonbron die miljoenen investeerde in de SS Rotterdam, de gevolgen van Vestia voelen we nog allemaal en berichten over te hoge bestuurderssalarissen helpen ook niet mee.” Wanbeleid bij enkele corporaties die de gehele sector in diskrediet brengen, vindt Van Kempen.
‘De verbinding met kerntaken is verwaarloosd’ Rienk Goodijk
De nieuwe code werd uitgebreid met onder meer een sectorbrede beloningscode voor bestuurders en honoreringsregeling voor commissarissen aangesloten bij de Vereniging van Toezicht Woningcorporaties (VTW). Van Kempen: “Iedere vier jaar worden corporaties doorgelicht op de kwaliteit van onder meer hun BACK STAGE
‘CODES ZIJN PAS ZINVOL ALS JE ZE INTRINSIEK ERVAART’ VERVOLG
bedrijfsvoering. Houden ze zich niet aan de verplichtingen, dan volgt er een waarschuwing en uiteindelijk kan het een royement betekenen.” Dit gebeurde de afgelopen jaren bij 15 van de kleine 400 Aedes-leden. Ook de beloningscode werd aangescherpt: “We hadden al een code die de maatschappelijke norm weerspiegelde, maar daar werd nooit scherp op toegezien; zo moesten de salarissen gepubliceerd worden in de jaarverslagen. Dat gebeurde echter niet altijd.” Aedes vroeg van iedere bestuurder de beloning op en maakte deze inmiddels ook openbaar
instelling voldoet aan de governancecode. Soms krijgt een organisatie dan geen contract, omdat dit niet het geval is. Daar zit de brancheorganisatie niet tussen, maar het heeft wel een werking.” Daarnaast kan een zorginstelling er niet eens komen zonder dat het onafhankelijk toezicht geregeld is. Dat is wettelijk zo geregeld, dat staat in de wet.”
op de Aedeswebsite.
besloten mbo-scholen in 2012 gezamenlijk verdergaande afspraken te maken en werd het volgen van de governancecode een lidmaatschapseis. Deze afspraken maakte de sector bekend, nog voordat het rapport van de Algemene Rekenkamer verscheen. Een rapport dat overigens veel zichtbaar maakte, vinden professor Goodijk en ook Anja van Gorsel, bestuursvoorzitter van het Rotterdamse Albeda College en daarnaast
PROFESSIONALISERING EN DELEN VAN BEST PRACTICES De zorgsector kent een sectorbrede governancecode, een initiatief van de leden van Brancheorganisaties Zorg (BoZ): ActiZ, GGZ Nederland, de Nederlandse Federatie van Universitaire Medisch Centra (NFU), de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). Naleving van de code is een lidmaatschapseis en belanghebbenden die vinden dat een instelling de code niet naleeft, kunnen terecht bij een onafhankelijke commissie. “Een brancheorganisatie moet goed functionerende leden hebben om de belangen goed te kunnen behartigen”, zegt Johan van der Spek, secretaris BoZ. “Hebben collega’s last van een ander, dan zie je de motivatie om incidenten die terugslaan op de hele branche, niet te laten gebeuren.” Van der Spek: “De zorgbrede governancecode is geïnspireerd op de code-Tabaksblat, alleen hadden we behoefte aan meer specificiteit in verband met het karakter van zorginstellingen. Daarmee hebben we een eigen inkleuring aan de code gegeven.” De code wil bijdragen aan professionalisering en het delen van best practices. De eerste zorgbrede code verscheen in 2005 en een geüpdatete versie volgde in 2010. Van der Spek: “Het naleven van een code werkt niet alleen tussen brancheorganisaties en een lid. Het werkt soms ook op een andere manier. Verzekeraars stellen eisen bij het inkopen van zorg en willen bijvoorbeeld weten of een
BACK STAGE
VERANTWOORDELIJKHEID De eerste governancecode in de mbo-sector verscheen in 2005. In het licht van Amarantis
voorzitter van het bestuurdersplatform in de mbo-sector. “Veel mensen bemoeien zich er mee, maar te weinig mensen nemen hun verantwoordelijkheid en dat gold ook voor de inspectie en de overheid”, constateert Van Gorsel die eerder de VTW oprichtte. Goodijk vult aan: “De raad van toezicht is er bij Amarantis gaandeweg wel meer bovenop gaan zitten, maar de interventie werd uitgesteld.”
STILTEGEBIEDEN Voor een waarborgfonds zoals de corporaties dat kennen, voelt Van Gorsel niets. “Het is wel goed kritisch te zijn naar elkaar, omdat het schadelijk kan zijn wat een ander doet; dat raakt de anderen. Maar we kunnen niet met z’n allen voor elkaar verantwoordelijk zijn. Het is onmogelijk tot in detail te weten waar de ander mee bezig is.” Van Gorsel vindt het een illusie te denken dat je met instituten incidenten kunt voorkomen. “Met een waarborgfonds creëer je een enorm bureaucratisch controle instituut. Dat zouden we niet moeten willen. Uiteindelijk is de minister systeemverantwoordelijk. Het gaat allemaal om mensenwerk. Je kunt nog zoveel regelen en afspreken, maar codes zijn pas zinvol als ze leven, als je ze intrinsiek ervaart.”
6/7
Frithjof de Haan, vennoot Maatschap van Communicatie en betrokken bij gesprekken tussen minister en mbo-bestuurders over governance, sluit zich daar bij aan: “Je kunt niet alles vastleggen. Het gaat er om de code tot leven te brengen. Wat betekenen de afspraken voor het handelen van raad van toezicht, directie, managers, deelnemers en docenten? Voer het goede gesprek bij het tot stand komen van de code en vooral ook bij het betekenis geven aan de code. Laat governance geen issue blijven van de bovenbazen, voer de dialoog vooral vanuit
dat binnen Amarantis het mismanagement informeel al lang onderwerp van gesprek was: “Het kwam alleen niet op de goede bestuurstafels terecht. Het was gevaarlijk er openlijk over te praten; en dat is vaak een teken dat een organisatie niet goed functioneert.”
het perspectief van ‘het klaslokaal’. Dat vraagt om communicatieve, luisterende bestuurders die weten over welke onderwerpen er bij het koffieapparaat gesproken wordt. Als je weet wat er speelt in je school, kan je gericht besluiten daar al dan niet iets mee doen. Interactieve organisaties presteren beter, goede interne communicatie leidt tot meer werkpret en betere resultaten. Twijfels en zorgpunten moeten op tafel komen. Als kritiek bestraft wordt, is het snel gedaan met de openheid, dan ontstaat er corporate silence.” De Haan is er van overtuigd
door de algemene ledenvergadering van de brancheorganisaties gegaan. Dan heb je intrinsiek commitment. Wat de wetgever eist en de overheid regelt, geeft een ander effect.” Er is voortdurende dynamiek, vindt Van der Spek: “Het evenwicht van nu is een ander dan dat ten tijde van de code uit 2010. Dat vraagt een voortdurend afwegen en meebewegen, zodat je bent toegerust op wat je omgeving vraagt. In onze code staat bijvoorbeeld ook hoe je met winstuitkering om kan gaan. Als we naar het
VOORTDUREND AFWEGEN EN MEEBEWEGEN Een ander spanningsveld signaleert Van der Spek: het gaat om evenwicht vinden in een spanningsveld: “De governancecode is van de branche zelf en die is tot tweemaal toe
‘Laat governance geen issue blijven van de bovenbazen’ Frithjof de Haan regeerakkoord kijken, blijkt de huidige code daar onvoldoende op toegesneden te zijn. Dat bespreken we dan weer.” De Aedesleden kozen voor ‘toezicht met een bite’. Van Kempen: ‘De arrogantie van ‘we lossen het zelf wel op’, kunnen we ons niet meer permitteren. Je kunt elkaar niet dwingen tot beter gedrag. Je hebt een wetgever nodig die ruggengraat bezorgt, dat helpt je. Ook om leden bij de les te houden en zichtbaar te maken dat wij betrouwbaar zijn. Toezicht beschermt je maatschappelijke rol en
er ondertussen voor dat we meer zicht moeten krijgen op good practices: hoe komt het dat iets wél goed functioneerde. We leren nog weinig van wat er bij anderen is misgegaan.” Er moet voldoende professionalisering ontstaan. In brede zin: niet alleen op financieel gebied, ook onderwijsinhoudelijk. Dus meer richten op het primaire proces, de verbinding zoeken en de kloof verkleinen.
in die rol zit je maatschappelijke legitimatie. Als sector hebben wij toezicht bij DNB als optie genoemd, de ultieme financiële toezichthouder. Dat is ons eigen belang.’ Professor Goodijk pleit
Van Gorsel en Goodijk: “Durf toe te geven dat je fouten kunt maken. Een raad van toezicht die zegt dat ze er naast zat, is een teken van sterk toezicht.”
Het gaat om gedrag en attitude benadrukken
BACK STAGE
UITBLINKER
‘HET BELANGRIJKSTE IS DAT JE je passie VINDT’ Nalden (28) is een van de meest succesvolle bloggers in Nederland. Al meer dan tien jaar inspireert hij duizenden volgers met zijn observaties en meningen over muziek, mode, design en technologische ontwikkelingen. In 2002 startte hij met nalden.net. Zeven jaar later begon hij WeTransfer.com, een website waarmee je gratis grote bestanden kunt versturen. Het verdienmodel zit in de wallpaper-advertenties op de achtergrond. Nalden is ook eigenaar van Kuva.com; op die website kunnen bezoekers wallpapers downloaden voor computer, telefoon en tablet. Tekst Corien Lambregtse Foto Gerry Hurkmans “Mijn grootste kracht is een gezonde dosis enthousiasme, naïviteit en de creativiteit om verbanden te leggen die anderen wellicht niet zo snel leggen. Hoe ik dat heb ontdekt? Voornamelijk door te gaan bloggen en spelenderwijs te gaan ondernemen. Eerst met m’n blog, daarna met WeTransfer. Als er dingen zijn waar ik enthousiast over ben, dan deel ik die graag met anderen. En kennelijk werkt dat aanstekelijk. Ik werk zeven dagen per week, fulltime. Als je een eigen onderneming hebt, stop je nooit met nadenken over alles wat speelt. Maar het is heel goed vol te houden, doordat ik alleen maar doe wat ik leuk vind. Bovendien werk ik met een team van getalenteerde mensen. Dat stimuleert erg. Over tien jaar hoop ik nog steeds fantastische software en andere projecten te ontwikkelen met Present Plus, onze studio voor innovaties, met een passie
BACK STAGE
voor design, software, cultuur en storytelling. Bij Present Plus hebben we de websites WeTransfer en Kuva gebouwd. De havo heb ik niet afgemaakt. Toen ik weer bleef zitten in het derde jaar, ben ik overgestapt naar de mbo-studie Netwerkbeheer in Hoofddorp, later in Amsterdam. Waarom die studie? Heel simpel: er was niets beters. Ik heb niveau 3 gehaald, maar voor de vervolgstudie heb ik nooit een diploma gekregen. Eigenlijk kan ik me van die studie nog maar weinig herinneren. Er zat niet veel uitdaging in. De stages hebben wel bijgedragen aan de vorming van mij als persoon. Ik kreeg er een idee over de schaal waarop de industrie in Nederland werkt, maar ik leerde ook dat ik daar zelf nooit zou willen werken. Nee, ik heb er geen spijt van dat ik mijn opleiding niet heb afgemaakt. Voor veel mensen werkt dat schoolse systeem uitstekend, voor mij niet. Ik ben een autodidact. Ik heb via internet enorm veel kunnen leren. In mijn ogen ben je nooit uitgeleerd, het is wat je er zelf van maakt. In tijden van crisis zie je dat een opleiding niet zoveel zekerheid biedt als mensen soms denken… Belangrijker is dat mensen hun passie vinden, doen wat ze leuk vinden en daar de beste in worden. Als dat via een studie kan, chapeau! Het advies dat ik aan alle studenten zou willen geven, is: verbreed je horizon, probeer veel en verzamel op zo jong mogelijke leeftijd inspirerende mensen om je heen.”
8/9
COLUMN
OUDE doos Foto Ed van Rijswijk
Als de definitie van aandacht kan worden vertaald als het aantal pagina’s dat het regeerakkoord aan onderwijs wijdt, komt het mbo er bekaaid af. Het kabinet heeft genoeg aan één krappe pagina. Onder de complimenteuze kop ‘van goed naar excellent onderwijs’. Gaan we dan nu achterover leunen? Nee, genoeg te doen in het mbo! Focus op Vakmanschap invoeren om de onderwijskwaliteit verder te verbeteren bijvoorbeeld. Die verbetering zit ‘m niet alleen in intensivering van onderwijstijd, verkorting van opleidingen of het vereenvoudigen van kwalificatiedossiers. Onderwijskwaliteit wordt immers in belangrijke mate bepaald door degenen die onderwijs geven en degenen die de school besturen. Op die ene pagina in het regeerakkoord zet het kabinet hun professionalisering terecht op 1. Een school moet kunnen rekenen op goed bestuur dat binnen de overheidskaders de juiste besluiten neemt, zodat onderwijsgevenden en studenten kunnen excelleren. Een ‘Amarantis’ laat zien hoe groot de gebakken peren kunnen zijn als onder meer het bestuurlijk vermogen niet voldoende is. De mbo-bestuurders hebben dan ook binnen de eigen Governance Code vergaande, bindende afspraken gemaakt om goed bestuur verder te professionaliseren en zichtbaar te maken. Dan de professionalisering van docenten en instructeurs. Hoe zorgen wij dat zij gemotiveerd blijven, ook om zichzelf steeds te blijven verbeteren? Het lerarenregister gaat hen daarbij helpen. Al ziet nog niet iedereen dat: zoals vaak bij dingen die ‘moeten’, hebben we nog een weg te gaan om er de handen voor op elkaar te krijgen. In hetzelfde straatje past modernisering van arbeidsvoorwaarden. Het kabinet wil dat de huidige ouderenregeling die nu vooral voorziet in vrije tijd, wordt afgebouwd. Het is logisch daar kritisch naar te kijken nu mensen niet alleen langer mee moeten, maar ook langer meekunnen. Een moderne ouderenregeling bevat creatieve instrumenten om oudere docenten langer fit, inzetbaar en gemotiveerd te houden. We praten er de komende maanden binnen de Stichting van het Onderwijs over. En niet vrijblijvend: het kabinet verbindt er financiële consequenties aan. Echter, professionaliseren en moderniseren kunnen nooit ingegeven zijn door enkel wel/geen geld. De wens om vakmatig te verbeteren en zo bij te dragen aan een groter geheel is uiteindelijk intrinsiek en komt dus vooral uit jezelf. Het is er eentje uit de oude doos, maar met een onbeperkte houdbaarheidsdatum. Goed in je vak bén je niet, dat word je. Dat geldt voor onderwijsgevenden én bestuurders.
Jan van Zijl Voorzitter MBO Raad BACK STAGE
MBOóhtjes óhtjes
Volg al het mbo-nieuws via: www.twitter.com/mbonieuws www.twitter.com/ditismbo
WIST U DAT? PRIJZENKAST 2012
#1
Dat onze mbo’ers veel in huis hebben, is bekend. Ook de ‘buitenwereld’ weet steeds meer het vakmanschap van mbo-studenten te herkennen en te waarderen. Regelmatig vallen onze mbo’ers in de prijzen. Of het nu om een
1
ste
1
innovatief project gaat of om een kampioenschap
UITBLINKER
2
bloemschikken. In MBOóhtjes geven we deze editie een doorkijkje in de prijzenkast van het mbo. Compleet zijn we
3
bij lange na niet, maar een blik op onze prijswinnaars maakt wel één ding kraakhelder: het mbo barst van het talent!
1
ste
1
ste
1
ste
PUBLIEKSPRIJS
4
5
6
DO
JU
2
8
#1
EK
T. E. M.
9
7
de
10
11
1.
Eerste prijs Landelijke Amusewedstrijd Hotelscholen: ROC van Amsterdam
2.
Eerste prijs Nationale Beroepenwedstrijd Tuinaanleg: Matthijs Bruil en Luuk te Brake
12 8.
13
14
Eerste prijs EuroSkills 2012: Leonie Meerkerk (Nimeto), Simone de Meijere (Nimeto), Richard Grootjans (ROC Zeeland), Robin van Wijngaarden (STODT) en Anne de Bruijne
(Groenhorst Velp)
(ROC Zeeland)
3.
Landelijke Uitblinker mbo 2012: Dennis Bijleveld (Rijn IJssel)
9.
4.
Eerste prijs NK Bloemschikken: Jeanine Laporte, Mariska van Ittersum, Lobke Nijhuis,
10. Tweede prijs landelijke kapperswedstrijd Goldwell Color Zoom: Sander van Nunen
Marieke Bernard en Marjolein Herberts (Groenhorst Velp) 5.
Eerste prijs Bouwkampioenschappen regio Noord-Oost Nederland: Jeffrey ten Kate en Aart Juffer (Deltion College)
Beste studentenbedrijf Jong Ondernemen mbo: Express Yourself (AOC Oost) (ROC Tilburg)
11. Derde prijs vakwedstrijd banketbakkers Vereniging Gouden Gard: Kevin van der Zwet (ROC Leiden)
6.
Publieksprijs WoodChallenge: Kere Stams (Hout- en Meubilerings College)
12. Zilveren medaille EK judo: Michael Korrel (MBO Amersfoort)
7.
Nationale Innovatieprijs Beroepsonderwijs 2012: BedrijfsCompetentieCentrum
13. Gouden medaille hockey Jeugd Olympische Spelen Macey de Ruiter (MBO Amersfoort)
(ROC Nijmegen en ROC Twente)
14. Eerste prijs Nationale Toerisme Bokaal: Laura de Reijer (ROC West-Brabant)
BACK STAGE
10 / 11
DAT DAN WEER wel Nationale Innovatieprijs Beroepsonderwijs 2012 voor BedrijfsCompetentieCentrum Het project BedrijfsCompentieCentrum (BCC) voor Mobiliteit en Logistiek van ROC Nijmegen en het ROC van Twente is in december uitgeroepen tot winnaar van de Nationale Innovatieprijs Beroepsonderwijs 2012.
Als goede doel kozen de studenten voor de stichting Foppe Fonds. Dit fonds richt zich op kinderen en volwassenen tot en met 22 jaar met een beperking. Het Foppe Fonds zorgt er onder andere voor dat kinderen met een beperking een sportrolstoel krijgen, zodat ze weer kunnen sporten. De studenten moesten een plan maken om de veiling zo goed mogelijk te organiseren. De opbrengst van de veiling was een prachtig bedrag: 1.125 euro. De klapper van de avond waren twee SC Heerenveen-shirts met handtekeningen van alle spelers. De shirts leverden samen 515 euro op. www.foppefonds.nl
Koninklijke Marine schenkt sleutelmotoren aan roc
De Nationale Innovatieprijs Beroepsonderwijs is een initiatief van het Platform Beroepsonderwijs en de MBO Raad. De prijs is bedoeld voor aansprekende innovatieprojecten uit het mbo. De jury was onder de indruk van de omvang en robuustheid van het BedrijfsCompentieCentrum, en de wijze waarop BCC een plek is geworden van bedrijfsleven en onderwijs samen. In twee regio’s worden nu op alle niveaus honderden cursisten opgeleid voor de mobiele en logistieke sector, zowel studenten als werknemers. De projecten ‘Onderwijs in praktijk’ van het Arcus College uit Heerlen en ‘Food en Freshlab’ van de Groene Campus uit Helmond ontvingen de tweede en derde prijs.
Van suikerklontje naar 1.125 euro ‘Ruil een suikerklontje in voor producten met zoveel mogelijk waarde en organiseer een veiling voor het goede doel.’ Met deze opdracht gingen eerstejaars studenten Marketing en Communicatie en Office Management van het Friesland College Heerenveen in het najaar op pad.
Foto ministerie van Defensie
Foto Marco Hofsté
De Koninklijke Marine heeft twee sleutelmotoren geschonken aan het Nautisch College van het ROC Kop van Noord-Holland. Het Nautisch College is ontzettend blij met de voor de marine overbodig geworden motoren en kan weer jaren vooruit.
De motoren zijn jarenlang ingezet voor lesdoeleinden binnen de technische opleidingen van de marine en stonden nog in de motorenhal gestald. De motoren zijn niet meer werkend te maken. Ook de onderdelen zijn te ver versleten om als onderdeel van een werkende motor te dienen. De Koninklijke Marine was op de hoogte van de behoefte van het Nautisch College aan sleutelmotoren voor maritieme opleidingen. Dankzij de nauwe samenwerking en het belang van goede maritieme opleidingen in de regio is besloten om de motoren aan het roc te geven. Bron tekst en foto: ministerie van Defensie BACK STAGE
‘Het mbo hoeft zich niet miskend te voelen door mij’
BACK STAGE
12 / 13
Jet Bussemaker (PvdA): minister van Onderwijs
‘IK BEN ABSOLUUT GEEN bureaucraat’ Het afgelopen anderhalf jaar bestuurde Jet Bussemaker de Hogeschool van Amsterdam met een duidelijk doel: na de InHolland-affaire het imago van het hbo opvijzelen. Nu mag ze op herhaling, en wel op landelijke schaal als minister van Onderwijs. Want ook het aanzien van het mbo kan volgens haar beter. “Ik wil laten zien waartoe het mbo in staat is.” Tekst Sander van der Ploeg Illustratie Seb-Jarnot – Unit CMA Toen tijdens de formatie afgelopen najaar bleek dat het departement van Onderwijs naar de PvdA zou gaan, ging de naam van Jet Bussemaker (52) als mogelijke bewindsvrouw al snel over tafel. En waarom ook niet? Als voormalig Kamerlid en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kabinet-Balkenende IV weet zij hoe de Haagse hazen lopen.
wapperen. Als rector van de HvA onderhield ik nauwe contacten met de mboinstellingen in de regio Amsterdam om het onderwijsaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de regionale behoeften. Dat doe ik als minister ook, maar dan op landelijk niveau. Vooral in de techniek en de zorg hebben we mbo’ers nu en straks hard nodig.”
En, ook niet geheel onbelangrijk, Bussemaker heeft een gedegen onderwijsprofiel. De minister van Onderwijs gaf zelf jarenlang les aan de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast was ze lid van het gezamenlijke college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam (HvA), de hbo-instelling waar ze tot voor kort ook rector was. Bussemaker is stevig geworteld in het hoger onderwijs. Prima, maar wat is haar affiniteit met het beroepsonderwijs? “Het mbo hoeft zich niet miskend te voelen door mij.”
Het mbo moet dus vooral praktisch zijn ingesteld. “Ja, en dat is ook de kracht van het mbo. Anders dan het voortgezet onderwijs leidt het mbo direct op tot een beroep en niet voor een algemeen diploma. De meeste mbo-docenten staan dan ook met beide benen in de praktijk en studenten straks ook. Daarom vind ik dat mbo’ers niet per se hoeven door te stromen naar het hbo. Een tijd lang was het onderwijsbeleid erop gericht dat zoveel mogelijk mensen maar hoger onderwijs zouden genieten. Dat streven deel ik niet. Nederland zit niet te wachten op louter hoogopgeleiden.”
Wat verwacht u van het mbo? “Het mbo moet in de eerste plaats goede vakmensen leveren waar de arbeidsmarkt echt op zit te wachten en de banden met het bedrijfsleven verder aanhalen. Beide zijn er voor een groot deel verantwoordelijk voor dat Nederland zijn handen kan laten
De economie vraagt, het mbo levert. “Ja, maar meer dan dat. Het mbo heeft ook een zeer belangrijke sociale taak. Misschien nog wel meer dan andere onderwijsniveaus moet het mbo studenten ook goed burgerschap bijbrengen.”
Waarom is dat vooral voor het mbo zo van belang? “In het beroepsonderwijs liggen maatschappelijke problemen meer aan de oppervlakte dan op het hbo of de universiteit. Daar moet je je ogen niet voor sluiten. Als mbo-docent moet je daarom extra stevig in je schoenen staan. De kwaliteit van het mbo staat en valt met de kennis en kunde van de docent. Ik wil dat de lerarenopleidingen aankomende mbo-docenten beter voorbereiden op de beroepspraktijk door ze optimale begeleiding te bieden, zodat ze beter beslagen ten ijs komen. Dat geldt ook voor de zij-instromers uit de beroepspraktijk. Hun ervaring is belangrijk, maar ze moeten wel in een assessment laten zien dat zij geschikt zijn voor het docentenvak. Daarom komt er een speciale afstudeerrichting voor aankomende mbo-docenten. Dat komt de onderwijskwaliteit ten goede, maar ook het sociale aspect. Voor deze nieuwe educatieve minor Beroepsonderwijs stel ik vier miljoen euro beschikbaar. Deze opleiding moet hbostudenten verleiden om te kiezen voor een baan in het beroepsonderwijs. Voor de opleiding en ontwikkeling van mbodocenten is nog eens veertien miljoen euro gereserveerd.”
BACK STAGE
‘IK BEN ABSOLUUT GEEN BUREAUCRAAT’ VERVOLG
Is dat ook een reactie op het soms negatieve imago van het mbo?
Wat zijn de speerpunten van uw beleid als het gaat om het mbo?
“Het mbo is in veel opzichten een afspiegeling van onze maatschappij. Die heeft nu eenmaal goede en mindere kanten. Toch ik maak mij weleens zorgen over het vaak overdreven negatieve imago van het mbo. Daarom maakte ik mij zo kwaad over de Amarantis-affaire, die straalt op de hele sector af. Hetzelfde overkwam het hbo na de schandalen rond InHolland en Windesheim. Begrijpelijk, maar onterecht. Nee, niet alles gaat goed
“Ik hecht veel waarde aan het Actieplan mbo ‘Focus op Vakmanschap’. De schooluitval in het mbo moet omlaag en de onderwijskwaliteit verder omhoog. Ook moet de kwalificatiestructuur minder bureaucratisch worden door duidelijke eisen te stellen aan mbo-opleidingen en docenten. Alleen gecertificeerde leerkrachten mogen voor de klas staan. Docenten zonder de juiste papieren moeten zich bijscholen. Daarnaast moet een studiebijsluiter
binnen het mbo, maar mensen die met hun laarzen in de klei staan weten dat het Nederlandse beroepsonderwijs van een behoorlijk niveau is. De praktijk rond het beroepsonderwijs wordt niet bepaald door falende schoolbestuurders, maar door studenten en docenten. Het mbo op zichzelf staat niet bij alle werkgevers even hoog aangeschreven, maar ze zijn bijna altijd wél heel tevreden over de stagiairs en werknemers die het beroepsonderwijs aflevert.”
worden ingevoerd in het mbo. Studenten en hun ouders moeten een goed beeld hebben van de kansen op de arbeidsmarkt voordat ze hun studiekeuze bepalen. Ook gaan we net zoals in het hoger onderwijs prestatieafspraken maken met het mbo over de kwaliteit van het onderwijs.”
Wat gaat u doen om het imago te verbeteren? “Allereerst pak ik het Amarantis-dossier op. Ik wil er alles aan doen om een dergelijke affaire in de toekomst te voorkomen. Dit betekent dat op de schouders van bestuurders en toezichthouders van onderwijsinstellingen een zware verantwoordelijkheid rust: zij moeten echt kritischer en verantwoordelijker te werk gaan. Maar ik wil vooral laten zien waartoe het mbo in staat is. Het mbo moet vooral zelf ook laten zien wat zijn toegevoegde waarde in het Nederlandse onderwijs is.”
Dat lijkt op het beleid van uw voorganger, Marja van Bijsterveldt. “Ik weet nog niet of mijn beleid en werkwijze erg zullen verschillen van de hare. Dat vind ik niet zo belangrijk, eerlijk gezegd.”
Maar u wilt toch wel uw stempel drukken op uw ministerschap? “Ik ben in ieder geval geen voorstander van grote veranderingen in het onderwijs. De sector is nu toe aan rust. Dat betekent niet dat ik achterover leun. Het Nederlandse onderwijs is prima, maar kan nog beter. Ik wil vooral samenwerken met het onderwijs om een kwaliteitssprong te maken. Ik ben absoluut geen bureaucraat. Als iets fout loopt, pak ik meteen de telefoon en ga met de verantwoordelijken in gesprek. Ja, ik zit
er bovenop. Niet om iemand bij voorbaat af te blaffen, maar omdat ik weet dat er altijd twee kanten zijn aan een verhaal.”
Hoe wilt u uw doelen bereiken in tijden van bezuinigingen? “Allereerst wil ik voorkomen dat op mijn departement meer wordt bezuinigd. Dit kabinet investeert juist in het onderwijs. Nu wordt samen met de onderwijssector onderhandeld over een Nationaal Onderwijsakkoord dat de bakens over een lange periode uitzet. Het Akkoord van Wassenaar (overeenkomst tussen overheid en sociale partners over loonmatiging en arbeidstijdverkorting uit 1982, red.) besloeg maar drie regels. Het Nationale Onderwijsakkoord hoeft wat mij betreft maar een paar A4’tjes te beslaan.”
Hoe wilt u later als minister van Onderwijs worden herinnerd? “Geen idee. Ik ben pas net begonnen. Stel mij die vraag nog eens over vier jaar.”
CURRICULUM VITAE
Dat is te gemakkelijk. Iedere minister heeft ambities.
Geboren: 15 januari 1961, Capelle aan den IJssel
“Als straks niet meer wordt gesproken over falende onderwijsbestuurders die
Studie: Politieke Theorie en Moderne Staat (cum laude), promotie Politieke en Sociaal-Culturele Wetenschappen, UvA Werk: Beleidsmedewerker wetenschappelijk bureau GroenLinks, docent VU en UvA, Kamerlid PvdA, Kroonlid SER , staatssecretaris VWS en minister van OCW.
BACK STAGE
‘Nederland zit niet te wachten op louter hoogopgeleiden’
meer geïnteresseerd zijn in mooie panden en grote leaseauto’s dan in de onderwijskwaliteit van hun instelling, dan ben ik al een heel eind. Studenten verdienen goed opgeleide docenten die trots zijn op hun werk. Als ik daar een positieve bijdrage aan kan leveren, ben ik tevreden.”
14 / 15
COLUMN
LAAT mbo-studenten ZICH ONTPLOOIEN! Foto Ed van Rijswijk
In juni 2009 stemde de Tweede Kamer in met het wetsvoorstel ‘Medezeggenschap in het mbo’. Die wet verplicht mbo-instellingen om studentenmedezeggenschap in te voeren. Den Haag vindt namelijk dat mbo’ers moeten kunnen meepraten over het beleid en het onderwijs. Mijn eigen roc heeft er groot werk van gemaakt. Meer dan 15.000 mbo-studenten kregen in 2011 informatie over de nieuwe wet en er volgden verkiezingen. Een bevoegd docent hielp ons om een deelnemersraad op te zetten en draaiende te houden. Al dat werk heeft het Noorderpoort geen windeieren gelegd, want anno nu draait de ‘studentenraad’ als een tierelier. Dit studiejaar ben ik met trots de voorzitter van deze enthousiaste en gretige raad. De medezeggenschap is dus een succes! Maar bij dat succes zijn ook kanttekeningen te plaatsen. Den Haag vindt dat mbo-studenten medezeggenschap moeten hebben, maar werkt dat tegen door geen duidelijk beleid te stellen voor de geïnvesteerde tijd in studentenraden. Tellen de uren die studenten hiervoor maken mee als onderwijstijd? Als ik deze vraag aan de onderwijsinspecteurs voorleg, krijg ik de reactie dat het college van bestuur zelf het beleid hiervoor moet bepalen. Om de geïnvesteerde tijd te laten meetellen, moet de school aan bepaalde voorwaarden van de inspectie voldoen. Maar deze voorwaarden zijn onvoldoende duidelijk en scherp geformuleerd, ook zijn ze niet bekend bij de scholen. Om mij heen zie ik dat studentenraadleden problemen ondervinden op hun school, doordat zij lesuren missen vanwege vergaderingen. Docenten registreren studenten zelfs als ongeoorloofd afwezig. Dat wringt en staat de persoonlijke ontplooiing van de student in de weg. Studenten staan voor een dilemma: kies je voor school/stage of voor de raad? Belachelijk vind ik. De studentenraad biedt studenten immers een ervaring waar zij tijdens én na de opleiding profijt van hebben. Den Haag wil studenten laten meepraten. Geef ze dan ook een podium! Het gaat niet alleen om medezeggenschap hebben, maar ook om medezeggenschap krijgen. Maak het studenten mogelijk om geoorloofd bezig te zijn voor de studentenraad. En licht stagebedrijven en scholen beter in over wat de studentenraad is en doet. Studenten voelen zich nu niet serieus genomen. Dat was volgens mij niet de bedoeling van een wettelijk verankerd medezeggenschap.
Quinten Manuel Student Verpleegkunde Noorderpoort Groningen BACK STAGE
EN WAT DOET ZIJ ZOAL?
De week van Kristel van der Wilk-Elfering, communicatieadviseur bij het ROC van Twente
‘DE trots en n voldoening BIJ STUDENTEN, DÁÁR DOE JE HET VOOR’ Van Groningen tot Den Haag, de week voor kerst stond bij veel mbo-instellingen in het teken van 3FM’s Serious Request. In heel Nederland organiseerden de scholen talloze creatieve en spraakmakende acties om zoveel mogelijk geld voor het Rode Kruis in te zamelen. Het Glazen Huis stond dit jaar in Enschede. Voor het ROC van Twente, waar Kristel van der Wilk-Elfering (33) vele acties rondom dit event in goede banen leidde, was Serious Request dus een thuiswedstrijd.
Wo SERIOUS KRISTEL “Mijn collega’s noemen me ook wel gekscherend ‘Serious Kristel’. Alle acties die het ROC van Twente voor Serious Request organiseert, worden bij mij gemeld. Ik adviseer de studenten, help ze de financiering rond te krijgen en sponsors te zoeken. Daarnaast mag ik de 24-uurs lessenmarathon organiseren, met alles wat daarbij komt kijken. Ook zorg ik voor de communicatie naar buiten. Ondertussen gaat het gewone werk ook door, dus ik maak lange dagen. Maar ik doe het met veel plezier en in ons projectgroepje heerst telkens een goede sfeer. Het is ook heerlijk om de trots en voldoening bij de studenten te zien, daar doe je het uiteindelijk voor.”
BACK STAGE
Wo
Tekst Somajeh Ghaeminia Foto Herman Engbers
LESSENMARATHON “Als ROC van Twente willen we onze studenten bewust maken van de thematiek in ontwikkelingslanden. We zijn voor de zomervakantie al met Enschede Promotie en het Rode Kruis om de tafel gaan zitten over Serious Request. Kunnen onze studenten niet letterlijk het verschil gaan maken in Afrika? Zij worden immers opgeleid voor de meest prachtige beroepen! Samen met studenten en docenten hebben we verder gebrainstormd. Deze actie moest van hen zijn, en het event moest worden geïntegreerd in het onderwijs. De 24-uurs lessenmarathon is een belangrijk onderdeel geworden; 230 studenten lieten zich sponsoren voor hun deelname.”
16 / 17
OPBRENGST GOEDE DOEL “Of het nu een auto-
Do
wintercheck is die onze studenten van het MBO College voor Transport, Logistiek & Mobiliteit voor 15 euro aanbieden, of onze studenten Beveiliging die in de binnenstad aan het werk zijn: alles staat in het teken van het goede doel. Van het eten tot tandenpoetssetjes voor de marathon en de gastcolleges door o.a. drie burgemeesters: alles wordt gesponsord of vrijwillig gedaan zodat elke cent naar het goede doel kan gaan. Bij de start van de lessenmarathon staat de teller op tienduizend euro. ’s Nachts gaat het richting de vijftienduizend. De eindstand op donderdag is € 38.547,43. Een enorme kick!”
AANBIEDEN CHEQUE “Hans Schutte, de oudvoorzitter van het cvb van het ROC van Twente, noemt dit prachtige bedrag tijdens zijn afscheidsreceptie, die hij bewust in het teken van Serious Request zet. Daarna rijden we samen met drie studenten en Henkjan Smits van Hengelo naar Enschede om de cheque aan de bewoners van het Glazen Huis te overhandigen. Dat moment wordt live uitgezonden op televisie. We drinken backstage koffie, een geweldig moment. Iedereen die iets heeft bedacht, van het speciale rozijnenbrood van onze bakkersopleiding tot aan een klimactiviteit door studenten Sport en Bewegen, beleeft een hoogtepunt.”
Do BEGELEIDEN VAN DE MEDIA “Uiteraard staat alles in
Do
het teken van het goede doel en de bewustwording bij studenten. Maar het is ook geweldig dat het ROC van Twente in de krant en op de regionale televisiezender RTV Oost komt. Naast mijn coördinerende rol begeleid ik de journalisten. Onze studenten Beeld en Media maken samen met TV Enschede beelden van acties voor Serious Request in de regio, die de nationale tv eveneens gebruikt. De gastlessen van mensen van het Rode Kruis en kinderartsen raken onze studenten, las ik in een reportage. Het geeft ze de drive om in actie te komen en indrukwekkende bedragen binnen te halen.”
BACK STAGE
IN BEELD
Het Prinsenhof IN HET KLEIN Tekst Nathalie van Dijk Foto Frits van der Gronde Mbo-studenten van het Hout- en Meubileringscollege hebben het afgelopen studiejaar gewerkt aan een bijzondere opdracht in samenwerking met Madurodam. Vier man sterk hebben in twee maanden tijd maquettes gemaakt van Het Prinsenhof in Delft. De maquettes van Het Prinsenhof zijn nu in het park te bewonderen. De HMC-studenten Alex Blok, Arjen Plaizier, Arjen Verhoeff en Hilko van Idsinga volgen de opleiding Meubelmaker/(scheeps)interieurbouwer. De vierdejaars studenten hebben deze opdracht deels op school en deels op locatie uitgevoerd onder begeleiding van docenten en medewerkers van Madurodam. De maquettes zijn op het HMC met een computergestuurde freesmachine geproduceerd en vervolgens op de juiste plek in Madurodam gemonteerd. Het team professionele decorateurs van Madurodam heeft ze van decoratie voorzien.
BACK STAGE
18 / 19
BACK STAGE
72 – 28
= 38 – 10 = 150°C ðT x 2 = {34°C} – 200gr bloem = 100°C
+
27 – 10 = 27 – 10 = 17°C ðT x 2 = 17°C ðT x 2 = {34°C} – 20°C bloem {34°C} – 20°C bloem = 14°C = 14°C
58 – 14
BACK STAGE
20 / 21
Spanningsveld in het mbo: verschoolsing versus praktijk
TRAINING on the job OF AAP-NOOT-MIES? De praktische kant van het mbo verliest terrein aan algemene vakken, concluderen onderzoekers van het IVA. Onder druk van wet- en regelgeving neemt de ‘verschoolsing’ van het mbo snel toe. Zorgwekkend of juist een goede ontwikkeling? Back Stage vroeg het een aantal betrokkenen. ‘Vakmanschap moet consequenter een plek krijgen binnen het mbo.’ Tekst Sander Peters Illustratie Link Design, Amsterdam Het mbo dreigt te ‘verschoolsen’. Het zorgvuldig gekoesterde evenwicht tussen algemene educatie en beroepspraktijkvorming verschuift langzaam maar zeker in de richting van basisvakken als taal en rekenen. Dat is althans de voornaamste conclusie van een grootschalig internationaal literatuuronderzoek, uitgevoerd onder leiding van onderwijswetenschapper dr. Loek Nieuwenhuis van de Open Universiteit. De onderzoekers constateren dat de nadruk de laatste jaren meer op de algemene onderwijsdoelen – die afkomstig zijn van de overheid – komt te liggen. Dit gaat ten koste van de economische onderwijsdoelen die vooral door het bedrijfsleven worden gestimuleerd. Reden tot zorg, aldus Nieuwenhuis. “We moeten vakmanschap consequenter een plaats geven in het mbo. Anders verslechtert de aansluiting tussen beroepsonderwijs en arbeidsmarkt.”
publieke en private partijen gezamenlijk het curriculum en de examinering inrichten, zou overal en altijd het streven moeten zijn. Ook de jeugdwerkloosheid is hier relatief laag, dus slecht doen we het niet. Maar dat moeten we wel vasthouden.” De bewering van Nieuwenhuis is gebaseerd op drie deelconclusies: steeds meer jongeren kiezen voor een bol-opleiding in plaats van bbl, mbo-instellingen hebben steeds meer moeite om stageplekken te vinden (“Al kan dat door de crisis komen”, nuanceert Nieuwenhuis) en de overheid verlangt steeds meer ruimte voor de algemene vakken. “Ik denk dat het onderscheid tussen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het mbo zelf, het uitgangspunt moet zijn. In het mbo leren mensen een vak, daar hebben ze voor gekozen. Het mbo gaat meer op de havo lijken, dat kan niet de bedoeling zijn.”
ZORGEN
DIENSTENECONOMIE
Laat er geen misverstand over bestaan, stelt Nieuwenhuis: het Nederlandse mbo zit in
Stevige conclusies. Moeten we de stormbal hijsen in het mbo? Willem Houtkoop, onder-
principe goed in elkaar. “Dat bleek ook uit een OECD-rapport uit 2010. Het stelsel waarbij
zoeker bij het landelijk expertisecentrum beroepsonderwijs (ecbo), plaatst kanttekeningen bij het verhaal van Nieuwenhuis. “Ten eerste is een hoog niveau van algemene kennis – denk aan taal, rekenen en allerlei sociale en ‘civiele’ vaardigheden – prima te combineren met een gedegen beroepsopleiding. Ik kijk dan vooral
‘Het mbo gaat meer op de havo lijken, dat kan niet de bedoeling zijn’ Loek Nieuwenhuis
BACK STAGE
TRAINING ON THE JOB OF AAP-NOOT-MIES? VERVOLG
naar Duitsland, waar zowel de algemene vorming als het vakmanschap hoog in aanzien staan. Tegelijk vraag ik me af hoe bewust mbo-studenten kiezen voor een praktijkopleiding. Velen komen op piepjonge leeftijd, meteen na de basisschool, door een negatieve selectie in het vmbo terecht en vervolgens in het mbo. Steeds meer mbo-studenten stromen door naar het hbo. Daaruit maak ik op dat de nadruk op een brede, algemene kennisbasis en dito uitstroomprofielen binnen het mbo geen slechte zaak hoeft te zijn.” Wat Houtkoop misschien wel het meest dwarszit,
‘Algemene vorming is belangrijk, maar dat is toch vooral een taak van de basisschool en het vmbo’ Wouter Vlasblom
= oppervlakte grondvlak = x al ra straal x st ³ = 4.906 cm pi*12,5²*10
BACK STAGE
is de ontkenning van de richting waarin onze economie zich beweegt. “Natuurlijk hebben we straks loodgieters en cv-ketelmonteurs nodig, maar de maakindustrie verliest terrein aan de diensteneconomie. En daar moeten we onze jongeren op voorbereiden. Hoe? Door ze breed te scholen en vooral te focussen op vaardigheden. Flexibiliteit is het sleutelwoord. En taligheid. De meesten moeten straks met symbolen en andere mensen kunnen omgaan, niet met machines.”
Andere voorbeelden: Zweden en Frankrijk. Daar kreeg de aansluiting tussen beroepsonderwijs en arbeidsmarkt jarenlang minder aandacht dan de algemene vorming, maar ook deze landen zijn volgens Van Rens op zoek naar een beter evenwicht. Het stokpaardje van Van Rens is echter het Deense beroepsonderwijs. “Niet alleen de binding met het regionale of lokale bedrijfsleven is daar goed verankerd. Wat mij vooral bevalt, en dat geldt in zekere zin ook voor België, is het beroepskeuzesysteem en de loopbaanbegeleiding. Jongeren kunnen online en op elke plek inloggen in een soort database om een verstandige, actuele en goed onderbouwde keuze voor een bepaalde beroepsopleiding te maken. Hierdoor is de aansluiting tussen beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt beter geregeld. Dat vraagt stevige investeringen, natuurlijk, maar alles draait om prioriteiten. Nederland investeert wel in het Elektronisch Patiëntendossier, maar niet in zulke arbeidsmarktinstrumenten.”
TEKORTEN GOLFBEWEGING Niet alleen Nederland worstelt met de balans tussen theorie en praktijk in het beroepsonderwijs. In heel Europa zie je een soort golfbeweging, aldus Johan van Rens, ouddirecteur van Cedefop, het Europese centrum voor de ontwikkeling van beroepsonderwijs. “Velen roemen het Duitse duale systeem als voorbeeld van de focus op vakmanschap. Maar ook daar hoor je stemmen opgaan om meer ruimte in te bouwen voor algemene vaardigheden en – in het licht van de Europese afspraken – voor een meer modulaire aanpak. Waarom? De Duitse economie is net als de onze vooral een diensteneconomie.”
Een groot bedrijf dat altijd veel behoefte heeft aan jonge technici, is Siemens. Wouter Vlasblom is directeur Human Resources bij het elektronicaconcern. Maakt hij zich zorgen over de verschoolsing van het mbo? “Als dat inderdaad het geval is, vind ik dat zeer zorgelijk. Bijna de helft van ons personeel heeft als basis een mbodiploma. Het niveau van het technische mboonderwijs én de aanwas van goed opgeleide mbotechnici is voor Siemens dus van levensbelang.” Om grip op dat aanbod te krijgen en te houden, werkt Siemens nauw samen met het ROC van Twente in Hengelo. Het bedrijf investeert in het onderwijs, door docenten te leveren, door mbo-docenten te trainen in het bedrijf en door stageplekken te creëren. Het roc biedt op zijn beurt een opleiding die aansluit op de specifieke behoeften van Siemens. De constructie lijkt op de traditionele bedrijfsschool, of niet?
22 / 23
Vlasblom: “Nee, wij werken op contractbasis samen met het roc, maar we willen weer niet dat er pure specialisten opgeleid worden. Wij zoeken juist breed opgeleide technici. Die we vervolgens intern door kunnen laten groeien, veelal richting hbo-niveau.”
REPARATIESLAGEN Waar ‘reus’ Siemens zijn zaken goed op orde heeft, daar hebben de kleine werkgevers het moeilijker om verzekerd te zijn van goed technisch personeel. “Daarom moet de focus blijven liggen op het praktische beroepsonderwijs”, stelt Vlasblom. “Algemene vorming is belangrijk, maar dat is toch vooral een taak van de basisschool en het vmbo.” Dat de algemene kennisbasis van jongeren lang niet altijd in orde is als ze in het mbo instromen, daar weet Carla Langen alles van. Langen is bestuursvoorzitter van ROC Leeuwenborgh in Zuid-Limburg. “Een goede algemene vorming is ontzettend belangrijk. Maar nu zijn mbo-instellingen – mede door de bemoeienis van de overheid – vaak gedwongen een paar fikse reparatieslagen uit te voeren, terwijl die tijd ten koste gaat van het vakonderwijs. Straks komt daar ook nog het vak Engels bij, terwijl vooral Duits en Frans in deze regio relevant zijn.”
BEROEPEN VAN MORGEN Ook Langen kijkt met enige zorg naar de ‘verschoolsing’ van het mbo. Ze vreest vooral dat studenten die makkelijker leren in een praktijkomgeving de dupe worden. “Die groep kiest bewust voor een mbo-opleiding. Voor een beroepsgerelateerde leeromgeving – de school naar het bedrijf halen of andersom. Dat informele leren, leren door (zien) doen, dat mag niet in de verdrukking komen.” Zeker in de technische wereld gaan de ontwikkelingen snel. Scholen moeten bijblijven en dat kan alleen maar door intensief contact met bedrijven. Langen: “We leiden niet op voor de beroepen van gisteren en vandaag,
maar voor die van morgen.” Mooie voorbeelden zijn volgens haar de opleiding tot vliegtuigmonteur, gevestigd op Maastricht-Aachen Airport, en de samenwerking op de DSM-campus, waar onder meer de mbo-laboratoriumopleiding zit. “Dit soort constructies, die raakvlakken vertonen met het Duitse duale stelsel, kunnen we ons helaas niet voor elke opleiding veroorloven. De wederzijdse bevruchting is wel een mooi streven. Begrijp me goed: een terugkeer naar de bedrijfsschool is iets anders. Dat is zelfs een uitermate slecht idee, want niet meer van deze tijd.”
VORMENDE TAAK ROC Leeuwenborgh worstelt met de aanstelling van praktijkmensen als docent. “Die hebben vaak geen didactische aantekening, waardoor ze altijd naast en niet in plaats van een gewone docent voor de klas mogen staan. Gevolg: dubbele kosten”, aldus Carla Langen. Het hbo heeft meer vrijheid en dus meer mogelijkheden in het aanstellen van vakspecialisten als docent, weet Kees Boele, bestuursvoorzitter van de Hogeschool ArnhemNijmegen en lid van het bestuur van de HBO-raad. Bovendien: de kwaliteit van de instromers in het hbo is nu eenmaal hoger dan in het mbo. “Maar”, stelt Boele, “wij herkennen zeker het spanningsveld tussen algemene vorming en beroepspraktijk, waarin het mbo opereert.” De b in de afkorting hbo mag belangrijk zijn, het is slechts één kant van de medaille. Boele: “Natuurlijk heeft Nederland behoefte aan goed opgeleide vaklieden. Maar er is meer: de o staat voor onderwijs, niet voor opleiding. Onderwijs gaat verder dan alleen een vak leren. Onderwijs heeft een belangrijke vormende, sturende taak. Zeker voor deze generatie, onzeker vanwege weggevallen zekerheden, de crisis en de enorme keuzevrijheid. Bovendien: specialistische vakkennis is tegenwoordig in een mum van tijd achterhaald. Bereid jonge mensen
Maatregelen OCW Het evenwicht tussen algemene vorming en beroepspraktijk in het mbo heeft de aandacht van het kabinet. In een brief aan de Kamer (d.d. 18 december 2012) schrijft minister Bussemaker van OCW dat ze wil investeren in de kwaliteit en kwantiteit van docenten in het (v)mbo. Bussemaker zet in op drie maatregelen, die vanaf medio 2013 ingaan voor nieuwe docenten:
1. Invoering van twee afstudeerrichtingen (algemeen vormend onderwijs en beroepsgericht onderwijs) bij de tweedegraads lerarenopleidingen. 2. Verhoging van de kwaliteit van zij-instromers in het mbo door het opstellen van een kwaliteitskader en door betere scholingstrajecten voor zij-instromers. 3. Aanspreken van nieuwe doelgroepen door invoering van een educatieve minor beroepsonderwijs voor hbo-bachelorstudenten buiten de lerarenopleiding. Deze minor wordt een nieuwe route naar het docentschap in de beroepsgerichte vakken in het vmbo en mbo. Lees ook het interview op pagina 12 waarin minister Bussemaker zich over dit onderwerp uitlaat.
er op voor dat ze in het werkende leven flexibel moeten zijn én blijven. Daar voel ik mij zeer toe verplicht als hbo-bestuurder.”
BACK STAGE
COLUMN
BESTUURDERS? Foto Ed van Rijswijk
Het onderwijs is alweer een paar weken in volle gang, maar ik wil toch nog het glas heffen op alle roc-medewerkers en iedereen een leerzaam, gelukkig en gezond Nieuwjaar wensen! De start van een nieuw jaar is altijd het moment voor een terugblik. Met verbazing heb ik het afgelopen jaar in het nieuws gelezen wat er op sommige scholen aan wanbeleid plaatsvindt. Ik heb het dan vooral over Amarantis, een conglomeraat van zo’n zestig scholen in vo en mbo met 3.300 medewerkers en 30.000 studenten. Als het onderzoek naar de val van Amarantis iets heeft aangetoond, dan is het wel een stuitend gebrek aan moreel besef bij vrijwel alle betrokkenen. Dan is het toch niet gek dat het publiek en de pers hier een ongezouten mening over hebben? Het is goed dat dit soort misstanden aan de kaak worden gesteld. Dit komt uiteindelijk het onderwijs ten goede. Er wordt gespeculeerd met onderwijsgeld. Geld van de belastingbetaler die ervan uitgaat dat zijn geld geïnvesteerd wordt in goed onderwijs voor zijn kinderen. Schandalig! Het is de hoogste tijd voor strak financieel toezicht en meer openheid over investeringen in nieuwe gebouwen of geldverslindende prestigeobjecten. Toch wanbeleid van bestuurders? Direct actie ondernemen! Het Amarantisrapport wijst terecht op de verantwoordelijkheid van de raad van toezicht, de Inspectie van het Onderwijs en het ministerie. De raad van toezicht heeft zijn taak niet goed gedaan, terwijl het ministerie meekeek over zijn schouder. Samen hadden ze er voor moeten zorgen dat er capabele bestuurders aan het roer zitten. Een bestuurder die voorheen docent was, is bijvoorbeeld niet per definitie een strateeg. In de discussie over het wanbeleid, mis ik één belangrijke vraag. Wat vinden wij, het onderwijspersoneel, ervan? De ‘werkvloer’ loopt immers tegen de gevolgen van dit wanbeleid aan. Bij Amarantis gaan 250 banen verloren. De docenten die overblijven, moeten meer lesuren draaien en langer doorwerken. Gevolg: slechter onderwijs en grotere ontevredenheid onder medewerkers én studenten. Bestuurders, luister naar wat de docent wil. In het onderwijs staat maar één partij centraal: de student. En welke onderwijsprofessional kent de student beter dan wie dan ook? Juist!
Elmer Veerhoff Docent Nova College Haarlem
BACK STAGE
24 / 25
MINISTER VOOR 1 DAG
Foppe de Haan, voetbalcoach en oud-docent:
‘Als ik Jet ben, VERDWIJNEN DE LEERFABRIEKEN’
Tekst Berber Bijma Foto Nout Steenkamp In de ene dag dat voetbalcoach Foppe de Haan minister van Onderwijs zou zijn, zouden alle ‘leerfabrieken’ vervangen worden door overzichtelijke opleidingseenheden. Wat hem ook hoog zit: iedere student, van welke leeftijd en op welk niveau ook, moet iedere dag bewegen. Niet omdat het zíjn liefhebberij is, maar omdat de positieve effecten volgens wetenschappers evident zijn. “We moeten af van leerfabrieken. In de gigantische onderwijsorganisaties die we nu hebben, zijn opleidingen niet meer zichtbaar en de studenten zelf al helemaal niet. Ze verdwijnen in de massa. Opleidingen kunnen wel een deel van hun financiën en administratie gezamenlijk regelen, maar iedere opleiding moet een eigen gezicht hebben en baas in eigen huis zijn. Met zelfstandige units voorkom je dat een goede vakdocent die met pensioen gaat, wordt vervangen door iemand die elders in de organisatie ‘over’ was maar het niveau van z’n voorganger lang niet haalt. Opleidingen moeten zelf kunnen beslissen wie ze aannemen. Daarmee kunnen ze de onderwijskwaliteit hoog houden. De bestuurder van zo’n unit zou ik verplichten minstens eens per week voor de klas te staan of een dag met een student mee op stage te gaan. Een bestuurder moet uit de praktijk weten waar de studenten voor worden opgeleid.” “Als minister zou ik alle accenten leggen op investeren in docenten. Hun kwaliteit bepaalt de kwaliteit van het onderwijs. Ik zou een puntenstelsel voor docenten invoeren, vergelijkbaar met dat voor artsen. Je moet door bijscholing punten verdienen waarmee je je vak mag blijven uitoefenen. Als je ze niet haalt, heb je een probleem. Daar zou ik dwingend in zijn. Docenten moeten in ontwikkeling blijven. Niet door veranderingen in het onderwijsstelsel – die hebben we genoeg gehad – maar door in
zichzelf te blijven investeren. Dat mag best deels in eigen tijd.” “Als ik dan toch de baas ben, zou ik ook de klassen verkleinen. Studenten zijn gebaat bij overzichtelijkheid en een goed programma. Ik zou ze ook verplichten hun verantwoordelijkheid te nemen bij de aanvang van een opleiding. Ze willen vakman of vakvrouw worden? Dan moeten ze ervoor tekenen dat ze zich daar 100% voor gaan inspannen. Daarnaast moet het contact met de beroepspraktijk beter. Stagebegeleiding verloopt vaak rommelig. De afspraken met leerbedrijven moeten goed zijn en op papier staan. Papier is geduldig, dus: vastleggen en nakomen.”
‘Bewegen is goed voor je fysieke én je mentale ontwikkeling’
“Over één punt is geen discussie mogelijk als ik minister ben: studenten van alle leeftijden en alle niveaus gaan iedere dag sporten. Bewegen is goed voor je fysieke én je mentale ontwikkeling. Het positieve effect op de voorste hersenkwab, de frontale cortex, is inmiddels in allerlei onderzoeken aangetoond. Sporten is goed voor je geheugen en je reken– en taalvaardigheden – nog los van het effect op overgewicht. Voorheen dachten mensen dat ik pleitte voor dagelijks sporten, omdat dat mijn vak is. Nu het positieve effect wetenschappelijk bewezen is, zie ik een kanteling.”
BACK STAGE
VIJF VRAGEN AAN…
Aan:
Onderwerp:
RENÉ KNEYBER, vmbo-docent, auteur en trainer René Kneyber (34) geeft trainingen in klassenmanagement en is wiskundedocent op het vmbo. Na de publicatie van zijn vierde boek ‘Gezagsdragers, De publieke zaak op zoek naar haar verdedigers’ geldt hij als expert op het gebied van gezagsvraagstukken in publieke instellingen. ‘We hebben in Nederland geen visie op gezag.’ Tekst Samar Haddad Foto Gerry Hurkmans
BACK STAGE
26 / 27
Vraag 1:
Wat is de gezagsparadox?
“H
et Sociaal Cultureel Planbureau doet al jaren onderzoek naar de vraag of we sterke leiders in Nederland nodig hebben. In 1995 vond slechts 18 procent van de ondervraagden dat nodig, tien jaar later is dat percentage gestegen naar 61 procent. Er is dus steeds meer vraag naar gezag in de samenleving, maar tegelijkertijd laten mensen zich niets vertellen en hebben ze moeite met het accepteren van gezag. Deze gezagsparadox is een typisch Nederlands verschijnsel, waar we als professionals niet goed raad mee weten. Gezag was tot 2012 geen onderwerp van gesprek in organisaties.”
Vraag 2:
Vraag 4:
“A
ls we tegenspraak krijgen, is het onze neiging om bijvoorbeeld harder en sneller te gaan praten. De kunst is: rustig blijven. Wat je met name in het onderwijs moet leren, is: hoe voorkom ik dat het misgaat in mijn lessen? En hoe reageer ik effectief als het wel misgaat in de les? Tips die ik mijn cursisten vaak geef, zijn: consequent zijn en conflicten niet helemaal uit de hand laten lopen. Bijvoorbeeld door al vroegtijdig contact op te nemen met de ouders. Ook het werken met routines in de les, dus aspecten van de les telkens op dezelfde manier laten terugkeren, kan enorm bijdragen aan meer gezag, rust en controle in de klas.”
Waar komt die gezagsparadox vandaan?
“M
ensen hebben steeds hogere verwachtingen, bijvoorbeeld van het huwelijk, het openbaar vervoer en het onderwijs. Als de verwachtingen tegenvallen, leidt dat tot exits. Niet tevreden over het huwelijk? Dan ga je scheiden. Niet tevreden over de NS? Dan pak je de auto. Er zijn ook terreinen waarop er beperkte exit-mogelijkheden zijn, zoals het onderwijs. Je moet naar school, een eindkwalificatie is verplicht. Wisselen van studie kan maar een beperkt aantal keer. De consequentie daarvan kan zijn dat studenten minder gemotiveerd, maar tegelijkertijd ook kritischer zijn. Als mensen geen keuze hebben om weg te gaan, zie je dat ze hun voice gaan gebruiken: dat ze letterlijk hun stem gaan verheffen.”
Vraag 3:
Is de gezagskritische burger niet gewoon verwend?
“H
Hoe kun je het uitoefenen van gezag in het onderwijs leren?
Vraag 5:
Het gezag van bestuurders in het mbo lijkt af te brokkelen. Hoe kan dat worden hersteld?
“D
at het gezag afbrokkelt, heeft te maken met de grote vraagtekens rond het zelfregulerend vermogen van de besturen. De politiek en de raden van toezicht hebben er weinig grip op. De afstand van de besturen tot de scholen is letterlijk en figuurlijk groot. Veel schoolbesturen zitten buiten de school en praten nooit met het personeel over wie ze beslissen en wiens belangen ze behartigen. Wel op studiereis naar China gaan, maar nooit op school komen om te kijken hoe daar les wordt gegeven, is onbegrijpelijk. Het zou een enorme verbetering zijn als besturen vaker komen kijken en praten.”
oe de burger gezag beleeft, is een logisch gevolg van hoe de democratische rechtstaat zich heeft ontwikkeld. Dat organisaties niet meer weten hoe ze op een goede manier gezag moeten uitoefenen, is de reden dat er problemen zijn. We hebben geen cultuur waarin we over het onderwerp praten, en er is al helemaal geen visie op hoe we gezag kunnen verbeteren. Ook in het onderwijs is het geen structureel onderwerp van gesprek en docenten worden er onvoldoende in opgeleid. Door de cultuur van gelijkwaardigheid bestaat het risico dat de sterkeren over de zwakkeren gaan domineren, bijvoorbeeld door verbaal en lichamelijk geweld. Dat is onacceptabel.”
BACK STAGE
Digitale didactiek
OP NAAR HET ONDERWIJS VAN DE 21e eeuw? Tekst Marie-José Linders Foto iStockphoto
BACK STAGE
28 / 29
Digitale didactiek kan op veel aandacht rekenen. De inzet van ICT in het onderwijs biedt immers veel voordelen: meer differentiatie en meer maatwerk voor de student. ‘Je leert door diepgaande interactie, dat gaat veel beter via ICT dan met een docent voor een grote groep.’ Toch wordt ICT nog vrij traditioneel ingezet. En waar het plaatsongebonden leren mogelijk maakt, lijkt dat op gespannen voet te staan met wettelijke eisen.
We zouden de term digitale didactiek niet moeten gebruiken, stelde professor dr. Robert-Jan Simons al in zijn inaugurale rede van elf jaar geleden. “Digitale didactiek is een onderdeel van didactiek. In elke vorm van didactiek moet je het digitale element meenemen, maar dat gebeurt vaak nog niet”, constateert Simons, directeur van de Netherlands School of Education Management (NSO) en professor digitaal leren aan de Universiteit Utrecht. Terwijl Nederland internationaal gezien voorloopt: een goed systeem van bekabeling en computers in de klas zijn gemeengoed.
van studenten te versterken.” Een gemiste kans vindt hij, want ICT is niet meer weg te denken en studenten gebruiken zelf al volop technologische mogelijkheden om te leren.” De docent kan met ICT meer differentiëren, recht doen aan verschillen en inspelen op verschillende leertempo’s. Simons vult aan: “Met ICT maak je betere feedback mogelijk: tussen docent en student, maar ook ‘peer to peer’. Een voordeel is dat medestudenten de feedback ook zien. Zo maak je feedback, een van de belangrijkste factoren voor leersucces, nog leerzamer.”
“Maar dat wat we hebben, wordt vaak traditioneel gebruikt.”
FUNDAMENTELE VERANDERING Michel van Ast, senior adviseur bij YoungWorks en daarnaast docent aan de Hogeschool Utrecht, herkent dit beeld. “Je ziet dat docenten ICT vooral gebruiken om klassikale instructies te versterken, terwijl je techniek kunt inzetten om het leren
Nu hoeven we ons niet direct zorgen te maken over het traditionele gebruik van ICT, vinden Simons en Van Ast. “Het heeft tijd nodig”, denkt Simons. “Het eerste van gebruik van digitale middelen is vaak traditioneel. We blijven lang denken dat nieuwe apparatuur iets toevoegt in plaats van dat het een fundamentele verandering betekent. Zoals de
BACK STAGE
OP NAAR HET ONDERWIJS VAN DE 21E EEUW? VERVOLG
‘Het besef ontstaat dat ICT een fundamentele verandering van het onderwijs betekent’ Robert-Jan Simons
eerste auto op een paard met wagen leek en de eerste computer op een typemachine. ICT is geen simpele toevoeging aan het onderwijs. Je moet het hele proces doordenken en daar is tijd voor nodig.” Simons merkt dat er elf jaar na zijn inaugurale rede weer veel belangstelling is voor digitale didactiek. “Dat komt vooral door digiboards en tablets. Deze combinatie van nieuwe mogelijkheden brengt versnelling. Het gebruik van tablets motiveert mensen op zoek te gaan naar manieren om technologie te benutten. Het besef ontstaat dat ICT niet zomaar een toevoeging is, maar een
maken sommige studenten uit zichzelf een mooie Prezi-presentatie en zie je ze groeien in hun presentatietechniek.” Jansen-Gulen merkt wel dat de concentratie van studenten afneemt: “Dat heeft misschien te maken met de snelheid van social media. Studenten hebben zeker het vermogen snel informatie op te nemen, wel moet ik vaker dingen herhalen eer het kwartje valt.”
fundamentele verandering.”
digitale didactiek vraagt een integrale aanpak. Want, zo stellen ze: het heeft geen enkele zin digiboards en tablets in de klas te halen, als er niet naar het gehele onderwijsproces wordt gekeken en docenten niet weten wat ICT toevoegt. Simons: “Techniek alleen zorgt niet voor veranderend gebruik. De schoolleiders hebben een makelaarsrol. Ze stimuleren dat de juiste apparatuur er op het juiste niveau en op het goede tijdstip is en ze halen de buitenwereld in de school. Ook helpen ze duidelijk te maken wat de 21e eeuw van het onderwijs vraagt.” Van Ast vindt dat er nog onvoldoende ICTkennis bij schoolmanagers is: “Je ziet soms haast bij scholen en profileringsdrang. Zo gingen bij een school alle werkboeken eruit. Docenten mochten met de nieuw aangeschafte tablets het lesmateriaal maken. De tijd die dat kost, werd onderschat.” Er moet dan ook goede ondersteuning zijn, vindt hij.
VISUELE VARIATIE Wat maakt dan dat ICT toch nog vaak traditioneel wordt toegepast? Veel mensen gebruiken tablets als een soort aantekenschrift en digiboards om alleen over cijfers te communiceren. Heeft dat te maken met docenten die er niet goed mee kunnen werken of zien schoolbesturen de mogelijkheden die ICT biedt onvoldoende? Van terughoudendheid bij docenten om technologie te gebruiken, merkt docente José Jansen-Gulen binnen haar instelling niets. Jansen-Gulen geeft Nederlands, communicatie en loopbaanbegeleiding aan ROC Nijmegen, ze werd in 2010 gekozen tot mbo-docent van het jaar. “Het digitale tijdperk is fascinerend, ook in het onderwijs. En het blijft mensenwerk, dat is eveneens fascinerend. Uiteindelijk gaat het om een mix tussen klassikaal en digitaal onderwijs, studenten willen dat ook. De hele dag achter een laptop is onwenselijk, maar een docent die vijftig minuten praat, is ook niet goed bezig.” ICT maakt dat je de maatschappij makkelijker in de klas brengt, vindt Jansen-Gulen. Een ander voordeel vindt zij visuele variatie: “Met ICT maak je het onderwijs visueler. Je komt tegemoet aan verschillende leerstijlen en je kunt studenten beter begeleiden. In het verleden behandelde ik gesprekstechnieken door middel van theorie en rollenspel. Nu doe ik dat ook via films die zich afspelen in de setting waar studenten voor worden opgeleid.” Bij studieloopbegeleiding gebruiken studenten digitale mogelijkheden vaak al zelf: “We praten over welke keuze je maakt en waarom en wat je kwaliteiten en valkuilen zijn. Vervolgens BACK STAGE
MAKELAARSROL Simons, Van Ast en ook Jansen-Gulen benadrukken de belangrijke rol van de schoolleiding;
Wat betekent digitale didactiek voor docenten, kan het klassikale lessen en daarmee docenten vervangen? “Onzin”, reageren Simons, Van Ast en Jansen-Gulen. “Ik stoor me aan deze discussie”, zegt Simons. “Daar ging het tien jaar geleden al over. Docenten komen juist meer in hun kracht te staan. Ze kunnen beter doen waar zij goed in zijn, zoals differentiëren. Hierdoor kunnen zij studenten die het echt nodig hebben, beter begeleiden.” Van Ast bemerkt bij docenten soms wat onzekerheid over technologie: “Docenten willen boven hun vak staan en alles beheersen, maar je wordt nooit meer zo handig in ICT als je studenten zijn. Je bent wel een autoriteit in het vak dat je geeft, maar niet in ICT. De inhoudelijke rol van de docent verandert niet, hij weet waar het leerproces van een student vakinhoudelijk naar toe moet leiden.”
30 / 31
‘ICT kan plaatsongebonden leren mogelijk maken’ SPANNINGSVELD ICT EN DE WET
ONDERWIJS IN DE 21E EEUW
Simons ziet vooral een spanningsveld tussen meer ICT en wettelijke eisen: “De urennorm wordt soms gezien als het daadwerkelijk aanwezig zijn van studenten in een klaslokaal om te leren. ICT kan plaatsongebonden leren mogelijk maken. Ook kan ICT studenten helpen veel en intensiever met elkaar en met docenten te communiceren over de inhoud. Als die tijd niet meetelt voor de urennorm, zijn we verkeerd bezig.”
Veel branches in het bedrijfsleven maken ondertussen meer en meer gebruik van digitale mogelijkheden in het leerproces, weet Gertrud van Erp, secretaris bij MKB-Nederland/ VNO-NCW: “Het digitale element kan leren aantrekkelijker maken en ook een rol hebben in studie- en loopbaankeuze. Een video of game laat je op een andere manier ervaren waar werk over gaat, dan iemand die een verhaal vertelt.” Van Erp wil dat het bedrijfsleven en onderwijs gezamenlijk verkennen wat de mogelijkheden zijn voor digitale didactiek bij onder meer stages, toetsing en frequenter contact met de leerwerkplek, docent en student. “We moeten gestructureerd kijken naar wat er al is en dat sectorgewijs oppakken. Waarom het wiel opnieuw uitvinden?”
Onderwijsinspecteur Els de Ruijter geeft aan dat plaatsongebonden leren als huiswerk wordt gezien als dat zonder begeleiding van een bevoegd personeelslid plaatsvindt. Ze vindt de vraag of een goedwerkend ICT-proces meetelt voor onderwijstijd, ondergeschikt. “Eerst moet duidelijk zijn of het bijdraagt aan goed onderwijs en of de student dat ook vindt. ICT is complexe materie en er is nog weinig bekend over de effectiviteit van ICT-inzet in het mbo.” De Ruijter voegt daaraan toe dat de inspectie, bij een goed werkend operationeel ICT-proces in een school, kan langskomen om te beoordelen of dit proces wel of niet meetelt voor onderwijstijd. “Daarbij staat voorop dat het de kwaliteit van onderwijs moet garanderen en bevorderen.”
‘ICT maakt dat je de maatschappij makkelijker in de klas brengt’ José Jansen-Gulen
“We moeten op zoek naar het onderwijs dat past bij de 21e eeuw”, besluit Simons. “Onderwijs dat helpt om creativiteit en innovatie te realiseren en daar is ICT hard bij nodig. Overheid, bedrijfsleven en onderwijs moeten gezamenlijk dat leerproces organiseren. We leven immers in een informatiemaatschappij en onze economie moet het hebben van innovatie. Alles bij elkaar is dat een gigantische operatie.” BACK STAGE
UITVINDINGEN
‘MELKKLONTJE SPAART HET MILIEU’ Tekst Luuk Obbink Foto Ed van Rijswijk
Naam: Max Bisseling Opleiding: Mbo Businessschool, Rijn IJssel Product: Melkklontje
Suiker is verkrijgbaar in de vorm van een klontje. Maar wie melk in de koffie wil, moet koffiemelk in de koelkast hebben of prutsen met cupjes, sticks of een pot poeder. Het studentbedrijf Smart Concept ontwikkelde daarom de melkvariant van het aloude suikerklontje: het melkklontje. “Als studentbedrijf moesten we een nieuw product bedenken en in de markt zetten”, vertelt pr-man Max Bisseling (19) van de aanvankelijk acht mbo’ers tellende onderneming. “We kwamen al vrij snel op het melkklontje. Iedereen maakt het wel eens mee: je wilt iemand koffie aanbieden, maar de koffiemelk in de koelkast is over de datum. Een melkklontje is lang houdbaar en het brengt geen afval met zich mee, omdat je het net als een suikerklontje los presenteert. Met het breekrandje kun je de hoeveelheid goed doseren.”
BACK STAGE
NIEUW!!!
32 / 33
“Via sociale media hebben we enquêtes uitgezet, waar ongeveer honderd mensen aan hebben meegedaan. Volgens dit marktonderzoek is er zeker een markt voor het melkklontje. Het wordt ongeveer tien procent duurder dan melkpoeder. Met de smaak willen we de kwaliteit van koffiemelk benaderen.”
“Om verschillende redenen zijn mijn partners inmiddels uit het project gestapt, maar ze hebben wel de rechten aan mij overgedragen. Ik ben in gesprek met een aantal partijen om het melkklontje te produceren en op de markt te brengen. We mikken op de consument, niet op de horeca.”
De productie van prototypes vindt plaats bij Hosokawa Micron BV in Doetinchem, een in poederverwerking gespecialiseerde testfabriek. In een machine wordt een smurrie gevormd uit vernevelde poeder en stoom, die vervolgens in blokjes wordt gevriesdroogd.
BACK STAGE
UITVINDINGEN ‘MELKKLONTJE SPAART HET MILIEU’ VERVOLG
DE JURY...
8 7 Arthur Stuivenberg, onafhankelijk koffieconsultant bij De Koffie Consultant “Veel mensen weten niet dat er een wereld van verschil is tussen de smaken van de verschillende soorten koffiepoeder. Als het melkklontje de smaak van een scheutje koffieroom weet te benaderen, voorzie ik een interessante markt voor dit product en geef ik het een 8. Het mooie is ook dat het milieu wordt ontzien, doordat het melkklontje niet apart verpakt wordt.”
Evelien Kroon, koffieliefhebber “Eigenlijk vind ik het een beetje een vies woord: melkklontje. Zou het niet beter verkopen als het een melkblokje zou heten? Verder hangt veel af van de smaak. Thuis zal ik altijd liever verse melk in de koffie hebben, maar als het goed smaakt, kan het een goed alternatief zijn als er geen melk is. Bijvoorbeeld tijdens het reizen met de camper. Daarom geef ik het een 7.”
DE CONCLUSIE
7+
Het melkklontje zal de markt nooit volledig dekken, maar in veel situaties kan het een goed alternatief zijn voor verse melk of andere producten. Op voorwaarde dat de smaak oké is. Werk aan de winkel!
BACK STAGE
7
Yvon Schipper, eigenaar van delicatessenwinkel La Culina in Putten, gespecialiseerd in thee en koffie “Een leuk idee en een grappig product. Maar zelf zou ik het niet gebruiken en in mijn winkel past het ook niet. Ik houd van pure producten, versgebrande koffie en echte melk. Toch geef ik deze uitvinding een 7 op het rapport, want het is innovatief en misschien past het wel in het assortiment van de supermarkt.”
34 / 35
PITTIGE TAAL
Pittige TAAL VAN… RUUD VAN DIEMEN Tekst Pieter Matthijssen Foto Nout Steenkamp
Het Volkskrant-opiniestuk ‘Werkdruk? Laat docenten een half jaar werkervaring op doen in het bedrijfsleven’ van Ruud van Diemen leidde tot een storm aan negatieve reacties. Jammer, vindt de onderwijsmanager en zelfstandig adviseur die docenten vooral anders naar hun werktijd en arbeidsproductiviteit wil laten kijken.
Waarom besloot u dit stuk te publiceren? “Ik wilde de mythe van een overdreven werkdruk in het onderwijs ontkrachten. Werkdruk is een beleving die in stand wordt gehouden door ons achterhaalde onderwijssysteem. De onderwijs-cao is tot drie cijfers achter de komma dichtgetimmerd. Docenten moeten zich aan strikte uurnormen houden, worden belemmerd in hun creativiteit en gaan berekenend te werk. Wie bang is om fouten te maken, schiet al snel in de stress.”
‘Werkdruk is een beleving die in stand wordt gehouden door ons achterhaalde onderwijssysteem’
Maar docenten zijn toch druk? Onderwijs houdt niet op bij de voordeur van de school.
U pleit voor een andere structuur om het hogewerkdrukgevoel te reduceren. Hoe?
“Kijk je puur naar werktijd en arbeidsproductiviteit, dan legt het onderwijs het af tegen bijna alle andere branches. Een docent vertelde me laatst dat hij, in tegenstelling tot zijn in het bedrijfsleven werkzame vrienden, doordeweeks geen tijd had voor sociale contacten door alle hectiek op school. Werk je als docent structureel over, dan klopt er iets niet in de organisatie. Of je zit niet op de juiste plek.”
“Docenten worden gek van administratieve rompslomp en bureaucratisch geneuzel. Dat gaat allemaal ten koste van de podiumuren. Het maximum aantal uren dat een docent les kan geven op basis van een percentage aan voorbereiding, is een achterhaald fenomeen. Maatwerk telt. Een startende docent Nederlands heeft meer voorbereidingstijd nodig dan een ervaren collega. Speel daarop in. Geef de oude rot meer lesuren, zodat de starter meer tijd heeft om lessen voor te bereiden en te evalueren.”
Komt de ervaren werkdruk niet voort uit het feit dat docenten alles in minder tijd moeten doen?
U werkt deels in/voor het bedrijfsleven. Kan het onderwijsveld hier nog iets van leren?
“Deels wel. Als onderwijssector vinden we kennisdeling en – ontwikkeling veertig weken per jaar enorm belangrijk. De andere twaalf weken ligt het primaire proces stil. Dat zie ik in de zorg nog niet gebeuren. Een werkgever die een nieuwe werknemer vertelt dat hij zes weken vakantie krijgt en zes weken vrij te besteden ruimte heeft voor deskundigheidsbevordering, kan niet stuk. Een onderwijsmanager die tegen zijn docenten zegt dat ze van hun twaalf weken vakantie er zes moeten besteden aan scholing en opleiding, is de gebeten hond.”
“Docenten die geregeld een kijkje in het bedrijfsleven nemen, kunnen ervaringen gebruiken in hun lessen. Bovendien leren ze te relativeren waar het gaat om arbeidsproductiviteit, werktijd en werkdruk. Ook ondernemers maken lange dagen, maar hebben vaak wél de regie over hun werk. Ze richten zich op wat écht belangrijk is en creëren zo tijd en ruimte om met iets nieuws aan de slag te gaan of in te spelen op onverwachte gebeurtenissen. Dat kan in het onderwijs ook. Maar eerst moet de zuurgraad uit ons systeem verdwijnen.”
BACK STAGE
“De bedrijfsmatige overheid heeft geleid tot grootscheepse onteigening van de hoofdrolspelers in het mbo.”
“Het middelbaar beroepsonderwijs is niet van de besturen, niet van de politiek en ook niet van het bedrijfsleven.”
Pieter Hilhorst, wethouder Financiën, Onderwijs en Jeugdzaken Amsterdam, roept studenten en docenten op om de ‘niemandsscholen’ te heroveren [Volkskrant].
Het mbo is van de samenleving die studenten zo goed mogelijk moet opleiden, vindt Ria Bronneman, onderzoeker bij het SCP [Onderwijsblad].
“Jaloers op de mensen die naar nieuwbouw ROC Leiden gaan. Die krijgen een zwembad in school en Starbucks …”
“Mijn begeleider keek ook nauwelijks naar het werk dat ik inleverde. Als ik maar iets op papier zette, dan was het goed.”
Mbo-student Enzo van Dijk gaat niet alleen voor goed onderwijs, maar ook voor goeie koffie [Twitter].
Wesley Ollij, student Werktuigbouwkunde ROC van Amsterdam, weet in Metro in twee zinnen de absolute waarde van een zinvolle stage samen te vatten.
“Ministers willen grote scholen, want zij houden van besturen. Studenten en ouders willen goede scholen, want zij houden van onderwijs.” Hoogleraar en Vlaams politicus Rik Torfs illustreert in twee zinnen de door hem gesignaleerde spagaat in het onderwijs [Twitter].
“Toos (lees: ex-minister Van Bijsterveldt) had er voor moeten zorgen dat jongetjes die ziek zijn op de dag dat de tafel van 7 wordt geleerd, dit inhalen en wel de volgende dag.” Roc-docent Wim Heere heeft niet veel op met het taalen rekenbeleid van ex-minister Van Bijsterveldt [blog].
“Studenten die willen voorkomen dat hun reiskosten oplopen, moeten maar dichter bij huis gaan wonen.” Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, lost in Sp!ts het vraagstuk rond de vrije studiekeuze op.
“De zonnekoning functioneert in zijn zelf geschapen grootsheid. Hij waant zich onaantastbaar.” In hun scoringsdrang raken bestuurders het zicht op de werkelijkheid kwijt, constateert Hans van den Heuvel, emeritus hoogleraar Beleidswetenschappen aan de VU [Trouw].
“Tot 10e uur lesgegeven (16.30 uur) op Zadkine ROC Rotterdam! Zelfs het laatste uur alle aandacht! Bedankt!...” Studenten laten docent zien dat het echt kan, ook in het mbo … [Twitter].