Het koor, priesterkoor of hoogkoor is in de westerse bouwkunst de ruimte van een kerk waar zich het hoofdaltaar bevindt en die soms van het schip afgescheiden is door een koorhek of een doksaal. Andere namen zijn sanctuarium en presbyterium. Meestal is een kerk met het koor naar het oosten gericht omdat het de richting is waar de zon opkomt en omdat Jezus Christus wordt gezien als de Sol Oriens, het 'Licht van de Wereld', de 'Zon der Gerechtigheid' (Johannes 8, 12; Mal. 3, 20). Het is ook in het oosten dat Jezus volgens de Bijbel zal terugkeren om de levenden en de doden te oordelen (Matteüs 24, 27). Dit wordt oriëntering genoemd. Grote romaanse kerkgebouwen bezitten vaak twee koren: een oostkoor (het priesterkoor) en een westkoor. Een hoogkoor onderscheidt zich van een normaal koor, doordat het door zijn hoogte uitsteekt of ooit uitstak boven het vloerniveau van het middenschip. In een kruiskerk die georiënteerd is op het oosten, bevindt zich ten westen van het koor de vierding en het transept, ten oosten van het koor vaak de koorsluiting, en eventueel om het koor heen de koorommegang. [bewerken]
Ontstaan Het koor is ontstaan uit de apsis. De monniken en hun liturgie kregen een plaats buiten de kerk van het klooster, in de gewone parochiekerken en kathedralen. Die liturgie bestond uit het dagelijks gebed op een aantal vaste momenten, waarbij ook gezongen werd. De monniken kregen, vanwege hun bijzondere plaats in de kerkelijke gemeenschap, ook een bijzondere plaats in het kerkgebouw. Zij kregen een afgescheiden plaats bij het hoofdaltaar. Het hoofdaltaar werd in de apsis geplaatst in plaats van tussen apsis en schip, in de kruising of de viering. De apsis werd verlengd in oostelijke richting en aan de zuid- en noordzijde van het op deze manier ontstane koor werden koorbanken geplaatst. De monniken zaten tussen schip en altaar in. Naarmate de kerkarchitectuur zich verder ontwikkelde werd ook meer symboliek in de architectuur gelegd: naast de kruisvorm van de kerk moest het koor en de apsis samen omgeven zijn door twaalf pilaren, wat de twaalf apostelen symboliseert. De vier pilaren aan de vier hoeken van de kruising staan voor de vier evangelisten, Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Het is gebruikelijk dat de monniken elkaar psalmen en hymnen toezingen, en daaruit
is ons begrip koor als aanduiding voor een groep mensen die in samenzang zingen ontstaan. In Spanje bevindt het koor zich vaak op een tribune aan de westzijde van de kerk; bij grote kerkgebouwen is het koor in het schip gebouwd en daarvan afgescheiden door balustrades en hekwerken. Het priesterkoor is hier dus losgekoppeld van het hoofdaltaar.