2 minute read
Graven in het kwetsbare
kwetsbare Graven in het
In het theater wordt ‘schmieren’ niet echt gewaardeerd. Voor de poëzie geldt hetzelfde. Koen Stassijns vergaloppeert zich enigszins met zijn lijvige nieuwste selectie gedichten.
Advertisement
Zo’n honderdvijftig pagina’s telt Hemelingen, de nieuwe bundel van Stassijns (Ninove, 1953). De bundeling werd, volgens de flaptekst, lang verwacht. De vorige, Zwijghout, dateert van 2000.
Stassijns’ poëtische productie van de laatste twee decennia haakt aan bij de weinig opwekkende thema’s ‘dood’ en ‘verlies’. Door middel van de herinnering probeert de dichter zijn pijn als het ware te vangen in taal. Het is een poging om wat diep verborgen zit te objectiveren.
Bij het graven in kwetsbare en heftige emoties passen matigheid en soberheid. De lezer moet ruimte krijgen. In Hemelingen pakt het niet goed uit. Stassijns’ palet aan beeldspraak wordt, in combinatie met zijn register aan zintuigelijke gewaarwordingen, al te overvloedig duidelijk. Er is heel veel van hetzelfde. Daar kleeft iets zelfgenoegzaams aan. Wel jammer, want Stassijns kan sterke en ontroerende gedichten schrijven.
Onmatigheid vinden we in de kwantiteit, de weergave van seksuele genietingen, het grijpen naar beeldspraak en het behandelen van persoonlijke trauma’s. ‘Kan het niet een onsje minder’, denk ik dan en ‘Ja, we weten nu wel dat je kunt allitereren en metaforeren’. Het omvangrijke geheel aan zwarte herinneringen, erotische ontspanningsoefeningen en ‘mental cases’ is te particulier. Het dringt zich te zeer op.
‘Klaarkomen in b&b surplace’ heet een van de gedichten. Het klaarkomen zal zeker belangrijk zijn voor de vitale senior, maar ik hoef het niet te weten.
De ‘hemelingen’ uit de titel zijn de doden die in het geestelijk domein van Stassijns een rol spelen. In positieve of negatieve zin zijn ze aanwezig. Sommigen worden door de dichter ongenadig aan het kruis genageld, anderen worden enigszins mild en met weemoed beschouwd. Achter veel van de hemelingen gaat voelbaar een sfeer van tragiek schuil. In gedichten over de ouders komt deze sfeer ingehouden en overtuigend tot uitdrukking.
POËZIE
Erick Kila
Genesis 1
Ik ben verwekt op de koudste dag van het jaar, en geboren toen de prille najaarszon de laatste zoetheid stuwde in de druiven. De eerste blaren bruinden en vielen almaar hulpelozer neer.
Mijn moeder droeg me gelaten en rigoureus. Ze had geen keus. En ik werd de derde van zeven. Geen enkele herinnering aan haar draag ik als een liefdevolle ring rond mijn leven. Mijn vader vervaagde uit het beeld van elke dag.
Hij loste op, voerde een heroïsch gevecht, roerde medicijnen in elkaar en trachtte te genezen terwijl hij ons daarbij vergat. Wij werden wezen. Het woord ‘zelfmoord’ werd een refrein. Moeder zong het ieder seizoen, en later aldoor vaker. Ze sloot zich op en slikte dan de dodelijkste pillen. Ik hoor haar janken nog, een lamgeslagen hond. Mijn ouders werden wilde dieren voor elkaar.
Alles wat waar was geweest en klaar, was verkeerd in een strijd op leven en dood. Ik zag het aan, en besefte dat ik de liefde nooit heb geleerd.