Ledenblad van
België – Belgique
KONINKLIJKE
P.B. – B.P.
IMKERSGILDE
1840 Londerzeel
NEERBRABANT
BC25171
Verschijnt 5x per jaar: jan/feb. – mrt/april – mei/juni – sept/oct – nov/dec. Afgiftekantoor 1840 Londerzeel Erkenningsnr. P509236 Afzender: Jef Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel Tel: 0479/51 46 04 e-mail: info@imkersgildeneerbrabant.be 22ste jaargang, nummer 1, jan – feb 2022
2022 vanwege het bestuur
KONINKLIJKE IMKERSGILDE NEERBRABANT
Secretariaat:
Imkersgilde Neerbrabant, Eeckhout 39, 1840 Londerzeel Tel: 0479/51 46 04 E-mail: secretariaat@imkersgildeneerbrabant.be Rekeningnummer: BE55 9731 4593 7544
Bestuur: Voorzitter:
Jef Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel Tel: 0479/51 46 04 E-mail: mex.b.j.snep@gmail.com
Secretaris, penningmeester:
Ria De Donder, Eeckhout 39, 1840 Londerzeel
Ledenadministratie:
Tel: 0473/48 26 13 E-mail: ria.dedonder@telenet.be
Bestuursleden:
Marc De Bont Tom De Pauw
Redactie:
Jef Beuckelaers
Lay-out:
Rudi Moeyersons
Opleidingsteam:
Jef Beuckelaers, Marc De Bont,
Bijenweide:
Marc De Bont
Webbeheer:
Marnik De Bont
Onze website:
www.imkersgildeneerbrabant.be
Tel: 0477/23 33 02 Tel: 0479/60 79 53
In de kijker Mijn voorjaar (Een beginnende bijenhouder) Zie pagina 14 2
Woordje van de voorzitter, We hopen erop dat het voorbije jaar het moeilijkste geweest is en dat we opnieuw ons vertrouwde levensritme kunnen opnemen. De coronaplaag heeft het ons niet gemakkelijk gemaakt. Door het gemis van bijeenkomsten, al of niet om te leren of om iets te vieren, werden we van de anderen gescheiden en kan er hierdoor vervreemding ontstaan. Bij deze wens ik in naam van ons bestuur aan al onze medeleden en hun familie een gezond en gemakkelijk jaar, waarin we als imkers onszelf kunnen zijn. Wanneer we dit lezen is het reeds op het einde van februari en komt het leven in de natuur op gang. De bijen komen naar buiten – doen hun ontlasting – en bezoeken de vroege bloeiers, waarvan er toch al enkele uitgebloemd zijn! Meldingen van gestorven volken zijn er ook, al kunnen we nog niet vaststellen of het over massale sterfte gaat of eerder over een nog voorkomende winter sterfte die dan meestal van tevoren verwacht werd. De lopende imkercursus die samen met de bond van Grimbergen opgezet gaat momenteel digitaal door en zal fysiek voortgaan zodra de coronamaatregelen, voor ons aller veiligheid, het toelaten, en we gerust kunnen samen komen. Ondertussen verschijnen er op het internet de wildste imkersvragen gevolgd door nog wildere antwoorden. Er wordt gepoogd om het warm water uit te vinden zonder enige achtergrondkennis. Tussen deze internet bieboeren worden er ook verouderde en verlaten theorieën en kastmodellen aangeprezen als het ware geloof. We kunnen hierover zeggen, hoedt u voor de valse profeten en beschouw de gepromote waarheden over de bijen als spam! Verder 3
in dit ’t Polleken wordt er uitgelegd met tekst en figuren om op een coronaveilige manier de bijen die aangekocht worden, bij de beginnende imker te brengen, waardoor de imker die de bijen levert zijn materiaal bij zich houdt! Hierbij de raad aan de starters, begin niet vóór je voldoende kennis hebt als imker met een groot aantal bijenvolken, maar wel met meer dan 1. Waarom met meer dan 1? Wanneer er iets mis loopt in het bijenvolk zit je wel zonder bijen! Heb je 2 volken, dan kan er een reddingsactie uitgevoerd worden! Vergeet als startende imker niet om u te melden aan het voedselagentschap, het FAVV, omdat het agentschap nazicht doet van de bijenvolken in de omgeving van een ziek bijenvolk, ze moeten dus de imkers kennen. Het betreft hier als ziekte wel het aangifteplichtige Amerikaans Vuilbroed waarmee we vorig jaar geconfronteerd werden in onze omgeving. Heb je last met de melding vraag dan hulp aan het secretariaat. Door de meldingen in de pers over de Aziatische Hoornaar die we in vorig ’t Polleken getoond hebben, ontstaat er soms verwarring bij de imkers met de vrees dat hun bijenvolken gaan uitgeroeid worden door de Hoornaar. Een koninginnenrooster voor de vliegopening belet de Hoornaar om binnen te komen. Denk er wel aan om de darren de gelegenheid te geven om buiten te komen want die moeten kunnen uitvliegen – ontlasten en paren! De Hoornaar is zoals de andere wespen een vleeseter! Ze jagen op alle soorten van insecten, zoals solitaire bijen, kevers, vlinders … het is een ernstige plaag voor heel onze insectenwereld en niet enkel voor de honingbijen! De overheid heeft een taak! Gezien de trend van prijsstijgingen voor alle goederen wordt er ook bij de imkers gerekend en nagegaan of de huidige honingprijs kan 4
gehandhaafd blijven of dat er een aanpassing moet komen. We zullen hierover ongetwijfeld in de komende periode meer over vernemen! Als laatste nog iets over de bijen, want de lentedracht komt eraan hopelijk! Kijk op tijd na of er geen voedselgebrek ontstaat, want wanneer de dagen lengen en er langer licht is worden niet alleen de bijen actief maar ook de koningin begint met eitjes te leggen en zullen er larfjes moeten gevoederd worden. Als de winter voorraad op is en de planten geven nog geen nectar dan ontstaat er een voedselgebrek dat de bijen zelf niet kunnen oplossen!
De voorzitter
Bijen in de winter… Josfien Een verkeerde gedachte over de honingbijen is, dat ze een winterslaap doen. Men denkt dat omdat de bijen in de winter in hun korf of kast blijven, en daar al slapend hun tijd doorbrengen. Niets is minder waar, laat ons het winterse bijengebeuren eens natrekken. We beginnen in augustus, nog volop zomer, wanneer de darrenslacht een aanvang neemt. Darrenslacht is een imkerterm die aangeeft dat de werksters de darren de deur wijzen. Eerst met zachte dwang, door geen voedsel meer te geven, want de bijen voederen de darren, die zelf geen nectar halen. Darren die uitvliegen en op de vliegplank landen worden er afgetrokken of 5
afgeduwd en wanneer ze blijven terugkomen dan worden ze doodgestoken! In de winter zijn de darren niet meer nodig bij de bijen, want jonge koninginnen om mee te paren zijn er niet en een broednest om helpen warm te houden ontbreekt er ook! En in het voorjaar wanneer er opnieuw darren gewenst worden, zal de koningin onbevruchte eitjes leggen waaruit darren geboren worden. Op het eind van de zomer vermindert de eileg per dag, waardoor het broednest kleiner wordt. Tegen dat het echt winter wordt zal de koningin stoppen met de eileg, en drie weken verder is de laatste larve verpopt en geboren, waardoor er van een broednest geen sprake meer is, en de hoge temperatuur van 35° C. is ook niet meer aanwezig. In die tijd zullen de bijen nog wel uitvliegen om stuifmeel te halen op de klimop en de herfstasters. De laatste jaren wordt er op de landbouwvelden heel wat groenbemesters gezaaid die bloeien en nectar en stuifmeel aanbieden. Een aantal bijen zullen ook propolis verzamelen op de knoppen van bomen, waarmee ze gaatjes dichtmaken en oneffenheden opvullen. Een van de grootste propolis leveranciers is de balsempopulier. Propolis is een natuurlijk antibioticum dat ook voor de mens kan nuttig zijn! Wanneer er winterse temperaturen optreden zullen de bijen dicht bij elkaar kruipen en een wintertros vormen. De tros is min of meer een bolvorm en uit de wiskundeles weten we nog dat een ronde bol een grotere inhoud paart aan een kleinere oppervlakte. Het warmteverlies wordt zo tot een minimum beperkt. De bijen zorgen er voor dat de temperatuur in de tros niet beneden de ongewenste temperatuur van 13° C. daalt, want dan gaan ze dood. Om de temperatuur in stand te houden moeten de bijen voedsel opnemen en verteren. De bijen die het dichtst bij het voedsel zitten nemen 6
het op en geven het door naar binnen in de tros. Door het trillen met de vleugelspieren zonder dat de vleugels bewegen ontstaat er warmte die de tros opwarmt. Wanneer de temperatuur nog daalt kruipen ze nog dichter tegen elkaar en wordt de bol nog kleiner, evenals het stralingsoppervlak. Zolang de bijentros in contact blijft met het eten is alles in orde. Bijen die loskomen van de tros zijn verloren en gaan dood. Zo gaan er tijdens de winter een paar honderdtal bijen dood, wat als normaal gezien wordt. Een bijzonder verschijnsel bij de bijen is de reinigingsvlucht. Wanneer de temperatuur buiten oploopt tot zo een 10° C. vliegen de bijen uit, dat doen ze niet om voedsel te verzamelen maar om hun uitwerpselen kwijt te raken. Een bij zal nooit haar nest bevuilen, tenzij ze ernstig ziek is. Als de periode van thuis zitten lang duurt worden de uitwerpselen tijdelijk opgeslagen in de elastische endeldarm. Het is wel zo dat het voedsel weinig onverteerbare reststoffen bevat. De bijen hebben van de imker nadat de honing uit de kast genomen werd, een suikersiroop gekregen die bekomen wordt door 12 kg droge suiker op te lossen in water met een verhouding van 3 kg suiker per 2 liter water. Deze siroop wordt in een voederbak bovenop de kast gezet waar de bijen eraan kunnen. Bij de eerste warme dagen, en dat kan al eind januari zijn, vliegen de bijen uit en brengen stuifmeel en nectar binnen waardoor de koningin voorzichtig aan de leg gaat. Dit betekent dat de 7
temperatuur in het ontstane broednest moet stijgen tot 35° C. Het nieuwe leven is begonnen en ze gaan de zomer tegen!
Geschiedenis Jef Beuckelaers De bijen bewonen onze planeet al meer dan 60 miljoen jaren. Er werden bij opgravingen stenen gevonden waarin resten van bijen zaten van 50 miljoen jaren oud en die nauwelijks verschilden in vorm van de huidige honingbijen! Sinds de geschiedschrijving werd er melding gemaakt over bijen en honing. Honderden jaren lang was honing de enige zoetstof voor de mens. Deze werd gedurende de lange wintermaanden in de vorm van hele stukken honingraat als versterkend voedsel gegeten. Op oude rotstekeningen zijn er aanwijzingen van mensen die uit nesten van wilde bijen honing verzamelen. De oudste van deze afbeeldingen stamt uit ongeveer 7000 v. Chr. en werd in het oosten van Spanje gevonden. Men neemt aan dat de nomadenvolken van Centraal-Azië hebben bijgedragen aan de verspreiding van de honingbijen. In alle delen op aarde zijn er bijen, op Antarctica na! De bijen behoren tot de belangrijkste en nuttigste insecten. In de groep van honingbijen onderscheid men zeven soorten In het oude Egypte, India en China werd nectar als het godenvoedsel geëerd. Al heel vroeg in de geschiedenis van deze volken werd de bijenhouderij volop bedreven. Verschillende volken schreven al lang bijzondere krachten toe aan de bijen. Veel heersers, waaronder Napoleon, 8
riepen de bij uit tot hun wapendier. De kledij en banieren van Napoleon zijn met nijvere bijen getooid. Op gevonden kleitabletten treffen we de eerste schriftelijke vermeldingen over de geneeskrachtige werking van honing. In de oude culturen werd honing steeds in verband gebracht met mythen en legenden. Honing en honingkoeken werden bij rituelen en voor magische doeleinden als offeranden aan de goden aangeboden. De Maya’s die honing ook als heilig beschouwden brachten de goden, na de honingoogst, een deel ervan als offeranden. De Grieken gaven hun doden in het graf honing mee als symbool van het eeuwige leven. Het bijenhouden gold in het oude Griekenland als een nobele en lonende bezigheid waaraan zowel door armen als door de rijken deelgenomen werd. Bij de Romeinen was honing een magische stof, die de mensen poëzie en redenaarskunst bijbracht, terwijl ze de honing gul in de keuken gebruikten. De Romeinen brachten tijdens hun veroveringstochten overal bijen mee, ook bij onze voorvaderen, de Nerviërs. In onze contreien werd honing als een heilig levensmiddel beschouwd. Bij de Joden waren melk en honing symbool voor het beloofde land. In Israël smeerde men in de mond van een pasgeborene honing, zoals het vandaag nog gebruikelijk is in India
9
om een pasgeborene in te strijken met honing. Ook bij de Indiërs mag de goddelijke nectar bij geen enkele bruiloftsviering ontbreken en krijgen bruid en bruidegom melk en honing aangeboden. Een oud Europees gebruik bestond erin om een pasgetrouwd paar in de eerste vier weken na de huwelijksvoltrekking een zware honingwijn te laten drinken. Zelfs belastingschulden konden met honing worden betaald. Het levenselixir honing werd in de overgeleverde natuurgeneeswijze bovenal vanwege de antiseptische en antibiotische werking gewaardeerd. In de middeleeuwen gebruikte men honing voor de behandeling van darmproblemen en bij de verpleging van uiterlijke kwetsuren, waaronder brandwonden. Door de invoer van suikers, en het door Napoleon verplichte oogsten van suikerbieten verloor de waardevolle bijenhoning aan betekenis. Het gezond verstand heeft de waarde van de honing opnieuw leren waarderen!
10
Monitoring van de bijensterfte in België Henri Van Lierde Dit bewakingsprogramma werd in 2016 opgestart en wordt uitgevoerd door het ons welbekende Sciensano dat sinds 2020 in de kijker is gebleven omwille van de Covid 19 pandemie. Op basis van de gegevens ter beschikking op het Federaal Voedselagentschap, met name de lijst van de geregistreerde bijenhouders, telt België heden 9056 bijenhouders. Waarvan 5400 in Vlaanderen, 3500 in Wallonië, en 200 in Brussel. Een aantal volken werden geselecteerd om als representatief staal te fungeren om de bijensterfte te schatten: 814 voor gans België, 367 voor Vlaanderen, 414 in Wallonië, 33 in Brussel. Bij ons, Vlaams-Brabant waren dat 52 bijenstanden. Wintersterfte in België, in 2020-2021 bedroeg 17,76% van de kolonies. De cijfers voor de regio’s en de evolutie over de jaren vindt u in de tabel onderaan 2016-2017 België 29,34 Brussel 40 Vlaanderen 32,02 Vlaams27,43 Brabant Wallonië 26,73
2017-2018 23,81 61,76 27,47 57,45
2018-2019 14,73 20 15,34 20,36
2019-2020 18,2 22,81 21,76 46,36
2020-2021 17,76 4,26 21,62 25,82
18,88
13,93
11,41
15,54
11
In 2017-2018 waren Vlaams-Brabant en Brussel koplopers met beide ongeveer 60% sterfte van de kolonies: wat is de oorzaak voor deze cijfers in twee aanpalende entiteiten? Wallonië scoort steeds beneden de cijfers van Vlaanderen: is dat omdat de bijenstanden verder uit mekaar gelegen zijn? Zomersterfte in België, in 2020-2021 België Brussel Vlaanderen VlaamsBrabant Wallonië
2017 4,41 0 4,54 7,24
2018 3,71 0 2,79 0,85
2019 4,84 0 4,53 5,91
2020 3,74 0 2,32 0
2021 4,85 0 7,78 3,08
4,31
4,66
5,27
6,61
2,7
Dit jaar scoort Vlaanderen slecht voor de zomersterfte omwille van West-Vlaanderen met een sterftepercentage van 25,51. Ook hier rijst de vraag, wat is daar gebeurd?
Een levende snuffelpaal Jef Beuckelaers Het is reeds langer geweten dat levende organismen worden ingezet als hulp bij het detecteren van vervuiling in het milieu. Men weet dat korstmossen verdwijnen als de lucht vervuild wordt door uitlaatgassen van het verkeer. Forellen gaan vlug dood wanneer het water verontreinigd wordt door bepaalde stoffen. De honingbij kan ook als indicator bestempeld worden heeft men vastgesteld door 12
het tonen van afwijkingen bij extreem lage concentraties van vervuiling. Zo werd er een proef gedaan naast op steenkool draaiende elektriciteitscentrales en stelde men vast dat de bijen die daar de bloemen bezochten een nectar met hoge fluorwaarde verzamelden. Bij analyses van honingbijen in Amerika vond men nog meer schadelijke stoffen zoals: lood, zwavel, koper, zink en cadmium. Het is de vlugge reactie gekoppeld aan de kwetsbaarheid van de honingbij die haar geschikt maakt als levende snuffelpaal. Door de intensieve bezoeken aan de bloemen in een vrij groot gebied, is het eenvoudig om te verstaan dat ze indicator kunnen zijn. De zorg die de bijen aan hun nakomelingen besteden zijn medeoorzaak dat mogelijke afwijkingen in het broed aangetoond kunnen worden, ook al hebben de vlieg bijen zelf nog geen merkbare schade opgelopen. De kans is vrij groot dat de honingbij naast haar rol van bestuifster en nectar verzamelaarster, er een nieuwe rol als indicator voor meerdere vormen van luchtvervuiling, bij krijgt. Hierbij zal ook de imker een rol meespelen! Bijen die dood in, en voor de kast liggen met ver uitgestrekte tong en een gekromd achterlijf zijn het slachtoffer van een vergiftiging! 13
Mijn voorjaar Een beginnende bijenhouder Vorig jaar ben ik gestart met een gekregen bijenzwerm in een korf, met de vraag om de korf terug te bezorgen. Ik heb de bijen in een kast met Duits Normaal maat ramen, gegoten. Op het eind van de zomer waren er al veel bijen in de kast en langs weerszijden in de kast twee volle ramen met honing, Ik heb dan vijf liter suikersiroop bijgegeven, als winter voeding. Gedurende de winter heb ik een tweede Styropor kast DN aangeschaft en in de Hoffmann ramen wasraat gesmolten. Ik zal in mei een aflegger in de kast zetten. Wat plezant is om te melden is dat er met Kerstmis een pakje onder de Kerstboom lag, voor mij, met een kapruin is – dank u kerstvrouw! De bijen komen buiten als het meer dan 10° C. is en ze brengen al stuifmeel mee naar binnen, want de Sneeuwklokjes, de Krokussen en de Hazelaar staan in bloei. Aan de Sporken die ik deze winter geplant heb is nog niets te zien. Deze morgen liep er water uit de kast, over de vliegplank, dat is een teken dat de koningin al eitjes legt en dat de temperatuur in de kast omhoog gaat waardoor er condensatie ontstaat die naar buiten loopt! Als het eind maart zo een 15° C. warm is zal 14
ik het deksel van de kast nemen voor een vluchtig nazicht, maar van het broednest blijf ik af. Op de bodemschuif merk ik dat er wasmul ligt en daaraan zie ik dat de bijen links en rechts voedsel open maken om de larven te voeden. Begin april zal ik een nazicht doen van de ramen en laat langs de beide zijden van het broednest een half raam met eten hangen, de uitgenomen ramen met voedsel zal ik aan de aflegger geven. In de vrije ruimte worden dan nieuwe ramen met waswafels gehangen. Ik heb de aanbeveling gekregen om de ramen steeds goed tegen elkaar te schuiven zodat er geen ruimte tussen is die met propolis zou vast gekit worden. Van een oudere imker heb ik gehoord dat er dan ook een in drie verdeeld Darrenraam mag ingehangen worden, maar ik heb niet alles verstaan en begrepen en moet het opnieuw vragen! Wanneer de kersenbloei begint en er zitten al meer bijen in de kast zet ik de honingzolder erop, maar er moet wel een koninginnenrooster tussen gelegd worden. Als het een warm seizoen wordt met veel mooie dagen is het mogelijk, zegt de leermeester, dat er eind april een zwerm kan afvliegen, al wordt mei wel de zwermmaand genoemd. Om de 10 dagen het volk nazien is de boodschap en hopen op honing!
15
VERMEERDERING VAN DRACHTPLANTEN (deel 7) De begrippen monocotyl, dicotyl, vaatbundels, cambium- en callusweefsel Zoals ik vorige keer beloofd heb, krijgen jullie vandaag een stukje theorie. Om vermenigvuldigingsmethoden zoals het stekken, marcotteren, afleggen, enten en oculeren beter te begrijpen is het wenselijk om een aantal plantkundige termen nader te bespreken. Monocotyl en dicotyl De mens heeft het plantenrijk op verschillende manieren ingedeeld. Anatomisch maken we een onderscheid tussen monocotyle en dicotyle planten. Iedereen kan vermoeden dat mono voor één en di voor twee staat. De term cotyle is een wetenschappelijk synoniem voor zaadlob. Een zaadlob is een verdikt primair blad dat zich in de zaadkorrel bevindt en dat reservevoedsel bevat voor het toekomstig kiemplantje. Sommige planten hebben zaden met één zaadlob, we noemen ze monocotyl. Andere planten hebben zaden met twee zaadlobben die we dicotyl noemen. Bij het ontluiken van kiemplantjes zien we vaak de cotylen als eerste “blaadjes” bovenkomen. Ze zijn anders van vorm dan de echte bladeren en vallen zeer snel af. Het gemakkelijkst herkennen we monocotylen aan de bladeren. De nerven van de bladeren van monocotylen liggen 16
parallel. Denk aan de grassen maar ook aan prei en ajuinen. Bij dicotyle bladeren vinden we vaak veervormige nervaturen. Denk aan de bladeren van bomen. De vaatbundels De vaatbundels zijn langgerekte structuren die van onder naar boven lopen in de stengel/stam van de plant. Deze vaarbundels lopen verder in de nervatuur van de bladeren, in de Figuur 1: schematische tekening van de wortels en in de steeltjes van de vaatbundel bloemen en vruchten. Vaatbundels bestaan in hoofdzaak uit houtvaten (Xyleen) en zeefvaten (Floëem). Tussen deze hout- en zeefvaten ligt het cambium. Figuur 1 is een schematische tekening van een vaatbundel. Het pijltje wijst naar het midden van de stengel/stam. In de linker zone liggen de houtvaten. Deze transporteren opwaarts het door de wortels opgenomen water waarin de voedingsstoffen zijn opgelost. De houtvaten liggen altijd naar het centrum Figuur 2: Doorsnede van een dicotyle stengel van de stengel/stam gericht. In de rechterzone bevinden zich de zeefvaten. Deze transporteren neerwaarts de door de bladeren aangemaakte fotosyntheseproducten, ook assimilaten genoemd. Tussen de houten zeefvaten ligt het cambium, waarover straks meer. Bij monocotyle planten liggen de vaatbundels een beetje ordeloos 17
verspreid in de doorsnede van de stengel. Bij dicotyle planten liggen de vaatbundels netjes in een cirkel, zoals je ziet op figuur 2. Het cambium- en het callusweefsel Zoals je daarnet gelezen hebt is het cambium de zone tussen de hout- en zeefvaten. Deze zone speelt een cruciale rol bij de hierboven genoemde vermenigvuldigingstechnieken. Het cambium bestaat uit meristematisch weefsel. Dit weefsel blijft per definitie eeuwig jong en deelt zich constant. De jonge cellen die aan de binnenkant gelegen zijn, vormen nieuwe houtvaten. De jonge cellen aan de buitenkant vormen nieuwe zeefvaten. Op die manier wordt het transportsysteem continu vernieuwd. De oude houtvaten zorgen voor de stevigheid van de stengel en de oude zeefvaten vormen bast die afschilfert Figuur 3: Doorsnede van dicotyle bij veroudering. De ordelijke ligging van stengel met secundaire diktegroei. de vaatbundels bij dicotylen laat toe dat de stengel/stam kan verdikken. Bij kruidachtige planten is deze diktegroei eerder beperkt. Als de stengel dikker wordt komen de vaatbundels steeds verder van mekaar te liggen, zodat de diktegroei op een bepaald moet stoppen omdat de stevigheid van de stengel in het gedrang komt. We spreken dan van primaire diktegroei. Bij houtachtige planten is het cambiumweefsel van de vaatbundels met elkaar verbonden met meristematisch weefsel buiten de vaatbundels. Er ontstaat als het ware een gesloten cambiumring in 18
de stam (zie figuur 3). Deze cambiumring vormt ook aan de binnenkant hout en aan de buitenkant bast. Deze bouw geeft de stam de mogelijkheid om radiaal te verdikken. We spreken dan over secundaire diktegroei. Houtachtige gewassen vormen ook meer lignine dan kruidachtige gewassen. Lignine of houtstof is een biopolymeer dat zorgt voor de sterkte van de stam van bomen. Lignine biedt aan de boom de mogelijkheid lang en dik te worden. Dankzij lignine kunnen we hout dan ook gebruiken voor constructieve doeleinden. Zoals bij iedere theorie zijn ook hier uitzonderingen. Bij voorbeeld Bamboe is een monocotyl maar is desondanks zeer sterk en kan daarom gebruikt worden om constructies te bouwen. De snelheid waarmee de cambiumcellen van bomen zich delen is afhankelijk van het seizoen, net zoals de grootte van de nieuwe hout- en zeefvaten. In de vroege lente start de delingsactiviteit en neemt toe naarmate de groeiomstandigheden verbeteren. In de herfst zal deze delingsactiviteit vertragen om uiteindelijk in de winter quasi volledig stil te vallen. De grootte van de hout- en zeefcellen volgt de snelheid van de delingsactiviteit. Dit ritme weerspiegelt zich in de jaarringen van de boom. Dendrologen ontleden deze jaarringen en bepalen zo enerzijds de ouderdom van de boom maar anderzijds ook de groeiomstandigheden in het verleden. Het cambiumweefsel is niet enkel verantwoordelijk voor de primaire en secundaire diktegroei maar speelt ook een rol bij helingsprocessen. Als we snoeien maken we vreselijke wonden en heeft de plant er baat bij deze verwonding zo snel mogelijk te 19
herstellen. Soms helpen we een beetje door de wonden te verzorgen met wondafdekmiddel. Hierdoor worden de vaatbundels gedicht, de verdamping wordt tegengegaan en de kans op schimmelaantasting wordt verminderd. De plant zelf zal ook in actie komen doordat het cambium wondweefsel vormt en de wonde tracht te dichten. Eerst zal het cambiumweefsel zich op de plaats van de wonde snel delen en als het ware een woekering van cellen vormen. Deze woekering van juveniele (jonge) cellen noemen we callusweefsel. Deze cellen hebben zich nog geen taak toegeëigend, we noemen ze ongedifferentieerd. De omstandigheden zullen een hormonale reactie op gang brengen. De hormonenbalans zal de cellen een bepaalde taak geven. Bij een verwonding zal dit het afdichten van de wonde zijn. Dit proces komt ook in actie als we planten gaan stekken. Aan het snijvlak van de stek wordt er callus gevormd waaruit zich, indien de omstandigheden er gunstig voor zijn, wortels zullen ontwikkelen. Dit proces speelt ook een rol bij het afleggen en marcotteren van planten. Afhankelijk van de bouw en de fysiologie van een bepaalde plant zullen we de meest geschikte vermenigvuldigingswijze moeten kiezen en moeten we misschien kunstmatige ingrepen toepassen. Bij het enten en oculeren speelt het cambium ook een grote rol. De bedoeling is niet alleen dat het cambiumweefsel van onderstam en ent of oculatie zich met elkaar verbinden maar ook dat het transportsysteem van beiden aan elkaar verbonden wordt. Het is dan ook te begrijpen dat hoe ordelijker de vaatbundels gerangschikt zijn, hoe makkelijker het enten wordt. Vaak blijft er wondweefsel aanwezig op de plaats van de enting of oculatie zodat deze plaats een zwakke schakel blijft voor de rest van het leven van de plant. De lezer mag wel niet veronderstellen dat 20
enten en oculeren enkel van toepassing is bij houtachtige planten. Meer en meer treffen we in de handel geënte kruidachtige planten aan, denk aan tomaten, komkommers, meloenen…. Later vertellen we daar meer over. In een volgende bijdrage gaan we verder in op de kunst van het stekken van planten. Veel succes. Freddy Franck
Einde verbrandingsmotoren in 2027 21
Kunst gemaakt met de hulp van bijen Bron: Kunst gemaakt met de hulp van bijen - Paradijsvogels Magazine
De in Toronto wonende Canadese kunstenaar Ava Roth gebruikt haar vaardigheden, verbeeldingskracht en de hulp van bijen om haar kunstwerken te creëren. Haar «honeycomb collection» is een originele mix die een harmonieus resultaat biedt. Roths mixed media-kunstprojecten bestaan uit ‘collages’ die kralen, borduurwerk, hout en honingraten van bijen combineren. Een echte samenwerking waarbij de bijen de vrijheid hebben om hun natuurlijke en persoonlijke touch toe te voegen. Het zeer herkenbare organische patroon neemt dan een essentiële plaats in haar werk in. De gebruikte materialen zijn waar mogelijk natuurlijk en lokaal. De kunstenaar wordt fundamenteel begeleid en geïnspireerd door de materialen die ze gebruikt. Om meer van haar werk te zien, kun je haar website of Instagramaccount bezoeken.
22
Overbrengen van een bijenvolk naar een nieuwe kast met behoud van het oude materiaal Jef Beuckelaers 1
Tussen imker leverancier en starter ontvanger De imker afspraken maakt het volk (A+H) klaar mei/juni volk eng zetten. Alle ingrepen imker + starter! honingromp (H) afnemen en bijen afborstelen
2 Een romp van de nieuwe kast (N) op het volk zetten met wasvellen in de nieuwe ramen bij verschillende kasttypes een tussenplaat leggen een doorzichtige folie bovenop de ramen leggen het nieuwe deksel plaatsen 3
Na 1 week, nazicht doen: of de bijen bouwen of de koninging boven zit en aan de leg is mogelijks een broedraam naar boven hangen misschien voederdeeg leggen
4
Na 2 weken, nazicht doen: de koningin is boven (N) aan de leg een koninginnenrooster tussen de rompen leggen het eventueel geplaatst broedraam terug naar beneden 23
5
Na 21 dagen is onderaan (A) alle broed uitgelopen: de kast naast de stoel zetten de nieuwe bodem op de stoel zetten - open vlieggat de nieuwe romp (N) op de bodem zetten alle bijen uit de oude romp (A) in de nieuwe romp borstelen de folie op de ramen leggen deksel plaatsen
6
Na enkele dagen: ’s avonds, wanneer de bijen binnen zijn, het vlieggat dicht doen, een spanriem rond de kast aanbrengen en staand verplaatsen
7
Op de nieuwe standplaats: de kast op de stoel plaatsen, vlieggat Oost – Zuid/Oost de bijen tot rust laten komen, vlieggat openen volgende dagen, opvolgen van het vlieggedrag op de vliegplank
Bieboer uit den ouden tijden 24