Spui 40

Page 1

SPUI Uva alumni magazine 01 / 2014

40 Marrit Leenstra STUDEERT VOOR EEN LEVEN NA HET SCHAATSEN

p 08

Integere wetenschap MAAKT NIEUW PROTOCOL EINDE AAN PUBLICATIEDRUK EN FRAUDE?

ROOS WOUTERS

'Fuck, ik ben een Feminist' p 14

p 10

Rens Vliegenthart OVER HET MEDIALANDSCHAP: ‘PAPIEREN KRANT VERDWIJNT NIET’

p 04


02 inhoud colofon

Uitgever Alumnirelaties en Universiteitsfonds UvA Redactie Albert Goutbeek (hoofdredacteur), Laura Erdtsieck, Daan Meijer, Carolyn Wever Redactieraad Frank Aarts, Astrid Helstone, Ron Plattel, Aleid Truijens, Fione Zonneveld Ontwerp en beeldredactie Mattmo Fotografie/illustraties Marco Baiwir, Laila Cohen, HBO, Kees Hummel, Anje Jager, Ursula Jernberg, Monique Kooijmans, Marc Kruse, Jeroen Oerlemans, Frank Ruiter Op de cover Roos Wouters (foto: Kees Hummel) Druk Habo DaCosta Aan dit nummer werkten verder mee Marieke Buijs, Vittorio Busato, Han Ceelen, Lea Dyer, Rob van Es, Shirley Haasnoot (eindredactie), Ben Haveman, Daan Heerma van Voss, Deborah Herwald, Jacqueline Hoefnagels, Marc Laan, Marion Rhoen, Michiel Röling, Ellen Stoop, Robin van Wechem Reacties SPUI, Alumnirelaties en Universiteitsfonds UvA, Postbus 94325, 1090 GH Amsterdam. SPUI @uva.nl ISSN 667-939X De redactie heeft ernaar gestreefd de rechthebbenden van de foto’s te achterhalen. Degenen die desondanks menen rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich wenden tot Alumnirelaties en Universiteitsfonds UvA. SPUI is een magazine voor, door en over alumni en vrienden van de Universiteit van Amsterdam. SPUI verschijnt twee keer per jaar in druk in een oplage van 110.000 exemplaren en wordt toegestuurd aan alle UvAalumni (van wie het adres bekend is) en aan medewerkers van de UvA. Daarnaast wordt zes keer per jaar een mailing verstuurd aan alumni. alumni.uva.nl

Louise Gunning Betrokken alumni ‘The difference between a good and a great university is the extent of alumni engagement.’ Dat is wat Mark Dollhopf een gezelschap van vertegenwoordigers van Nederlandse universiteiten en hogescholen onlangs voorhield. Als directeur van de alumnivereniging van Yale University heeft hij recht van spreken. Yale behoort niet alleen tot de hoogst aangeschreven universiteiten ter wereld, maar is ook bijzonder succesvol in het betrekken van alumni wat betreft sociale activiteiten, internationale samenwerking, culturele uitwisseling en financiële steun. Heeft de UvA zo’n Amerikaanse topuniversiteit nodig om de kunst af te kijken? Maakt u zich geen zorgen. We doen het zelf uitstekend en varen onze eigen koers. Wel staan we open voor wat we van anderen kunnen leren, ook als het gaat om betrokkenheid – niet toevallig een van de kernwaarden van de Universiteit van Amsterdam. Betrokkenheid bij de samenleving, door vanuit de academische kennis en kunde een zichtbare rol te spelen in het maatschappelijk debat. En betrokkenheid bij elkaar, tussen studenten, medewerkers en alumni onderling. Hoe staat het ervoor met uw betrokkenheid bij uw universiteit? Ik ben blij met de resultaten van de enquête die door meer dan vijfduizend alumni is ingevuld. Maar liefst 91 procent kijkt met positieve gevoelens terug op de studietijd, twee derde van de respondenten voelt zich nog altijd betrokken bij de UvA. Het aanbod voor alumni wordt goed gewaardeerd. Oudere alumni maken meer gebruik van diensten als de Universiteitsdag, het lidmaatschap van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging en dit magazine. Jongeren zijn vooral geïnteresseerd in een aanbod met praktisch nut, zoals digitale toegang tot wetenschappelijke publicaties en loopbaanactiviteiten. Voor dertigers en veertigers met kinderen, die voorheen maar mondjesmaat naar de Universiteitsdag kwamen, bieden we sinds enkele jaren het Ouderen-kindprogramma op het Amsterdam Science Park. Daar maken de kinderen via speelse workshops en spannende proefjes kennis met de universiteit van hun ouders. De populariteit van dit programma benadert inmiddels die van het traditionele programma in de binnenstad. Op zaterdag 24 mei vierden wij de dertiende Universiteitsdag. Omstreeks 800 alumni bezochten de colleges en debatten in de stad, terwijl zo’n 600 ouders en kinderen op het Science Park waren. Ik ben op beide locaties aanwezig geweest en constateer dat de twee programma’s elkaar uitstekend aanvullen. Het was een fantastische en sfeervolle dag, met voor elk wat wils. De belangrijkste les uit de enquête, waarover u meer leest verderop in dit nummer, is dat differentiatie in het alumniaanbod nodig is om alle doelgroepen betrokken te houden. Betrokkenheid kan een kwestie zijn van gevoel, maar hoe geef je er als alumnus concreet invulling aan? Door naar de Universiteitsdag te komen, naar SPUI25, Open UvA-Colleges, Summer Schools, vakspecifieke nascholing. Door als gastdocent je praktijkervaring te delen met studenten. Door te spreken op de Universiteitsdag of voor een AUV-alumnikring. Door financieel bij te dragen. Door te reflecteren op de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt. Door je aan te sluiten bij de AUV, die op zaterdag 8 november haar 125-jarig bestaan viert met een extra feestelijke AUV-dag. Bij deze gelegenheid, of een van de vele andere, kom ik u graag weer tegen. En ik dank u voor uw betrokkenheid – precies datgene wat het verschil maakt tussen een goede en een geweldige universiteit. Louise Gunning-Schepers is voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

p 04

gesprek

p 07

post

p 08

studie

p 16

UVA-GESCHIEDENIS

p 18

KALENDER

p 19

UVA IN BEWEGING

p 20

WETENSCHAP

p 22

WETENSCHAP

p 27

Proefschrift

p 28

personalia

p 29

overledenen

p 30

IN MEMORIAM

p 31

AMSTERDAMSE UNIVERSITEITSVERENIGING EN KRINGEN

Het delicate spel tussen journalistiek en politiek: twee media-profs en een journalist in debat.

Alumna Deborah Herwald fietst met een Hollandse bril door Berlijn.

‘Dat meedoen belangrijker is, zeg je pas achteraf.’ Het Olympische gevoel van roeier Jaap Reesink en schaatser Marrit Leenstra.

Hoezo nieuwe spelregels voor de wetenschap? Grondlegger van de psychologie en methodoloog A.D. de Groot was zijn tijd vooruit.

Vidi-subsidies voor negentien UvA-wetenschappers.

Is ondernemerschap erfelijk? Philipp Koellinger beoefent de jongste tak van sport van de economie: geno-economics.

Kort nieuws.

Habib Benzian: internationaal pleitbezorger van mondgezondheid.

Econometrist en non-conformist Mars Cramer.

Jubilerende alumnivereniging wil trakteren op een Amsterdam Excellence Scholarship.

p 32

ALUMNIVARIA

p 34

AMSTERDAMS UNIVERSITEITSFONDS

Resultaten enquête: respondenten positief over studietijd en aanbod voor alumni.

Restauratierecepten: onderzoek schilderijenrestauratie, een van de projecten nieuwe campagne Jaarfonds.

p 35

uva schrijver Daan Heerma van Voss blikt terug op zijn academische zelf.


03 P 10

Spui

HOOFDZAAK

WIE ONTVANGT SPUI? AAN- EN AFMELDEN

Publicatiedruk van de ketel?

SPUI magazine verschijnt twee maal per jaar in druk: tegen de zomer en in het najaar. Daarnaast verschijnt zes maal per jaar het digitale UvA-alumninieuws, waarvan u bericht krijgt per e-mail. Iedereen die een erkend diploma aan de UvA heeft behaald (m.u.v. de propedeuse) wordt beschouwd als alumnus en ontvangt SPUI magazine en UvA-alumninieuws, mits de UvA over de juiste adresgegevens beschikt. Niet-alumni die SPUI graag willen ontvangen, kunnen een verbintenis aangaan door begunstiger te worden van de AUV of donateur van het Amsterdams Universiteitsfonds. Wilt u zich aanmelden? Of juist afmelden voor ontvangst van SPUI? Zijn uw adresgegevens onjuist? Ontvangt u wel de gedrukte SPUI, maar niet het digitale UvAalumninieuws? Neem dan contact op via alumni.uva.nl/ contact of relatiebeheer@uva.nl.

Perverse prikkels en fraudezaken: het op hol geslagen publicatiesysteem deed afbreuk aan de geloofwaardigheid van de wetenschap. Rebellengroep Science in Transition stelde een manifest op en ook de universiteitenkoepel kwam in beweging. Resultaat: een nieuw evaluatieprotocol, waaruit het productiviteitscriterium is geschrapt en waaraan maatschappelijke impact en het waarborgen van integriteit zijn toegevoegd. UvA-rector Dymph van den Boom: ‘We wilden een duidelijk signaal afgeven: wetenschap is meer dan veel publiceren en makkelijk scoren.’

‘FEMANIST’ ROOS WOUTERS VS. OERMOEDER VROUWENBEWEGING ANJA MEULENBELT – COMEBACK FEMINISME P 14 –

SAMEN ÉÉN SPUI?

Deelt u de brievenbus met een andere UvA-alumnus/alumna en ontvangt u beiden SPUI? Als u samen voortaan één exemplaar van SPUI wilt ontvangen, stuur dan een e-mail naar relatiebeheer@uva.nl. Vermeld uw naam en die van uw partner of huisgenoot en uw adresgegevens en geef aan op wiens naam u SPUI voortaan wenst te ontvangen. U kunt uw verzoek op elk gewenst moment weer ongedaan maken. Stelt u niet langer prijs op toezending van SPUI magazine? Laat het ons weten via alumni.uva.nl/contact of relatiebeheer@uva.nl.

P 17 WERK

Eigenwijs en eigen baas Crisis? Ontlezing? Ondernemende alfa’s Sanne Fase en Sharon Perlee trokken zich er niets van aan en begonnen hun eigen boekwinkel. Daarmee werd de Amsterdamse Javastraat eindelijk een geslaagde winkelstraat. Een buurtwinkel met een kalm tempo, een kopje koffie en vaste klanten. Dat sommigen alleen een krantje komen lezen of een paar uur studeren, is geen punt: wie geen boekenkoper is, kan het altijd nog worden.

CONTACT

P 24 ESSAY

Morele hufters De Amerikaanse misdaadserie The Wire spreekt tot de verbeelding. Personages niet zijn in te delen in stereotype good and bad guys, soms vinden we grotere morele hufters onder agenten dan onder dealers. Ethicus Rob van Es, die dit voorjaar het initiatief nam tot een open collegedag over The Wire, illustreert moreel gedrag aan de hand van de spraakmakende HBO-serie. Hij betoogt dat je voor een goed begrip van moreel gedrag het best kunt beginnen bij de basisbehoefte: de drang tot overleven.

Heeft u een vraag over SPUI magazine of de Universiteitsdag? Wilt u lid worden van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging? Heeft u een goed idee voor het Amsterdams Universiteitsfonds? Is uw adres gewijzigd? Als alumnus of vriend van de Universiteit van Amsterdam, lid van de AUV of donateur van het universiteitsfonds kunt u met uw vragen en opmerkingen terecht bij het Bureau Alumnirelaties en Universiteitsfonds van de Universiteit van Amsterdam: alumni.uva.nl/contact, alumni@uva.nl. Wij zijn u graag van dienst! Uw reacties op SPUI magazine zijn van harte welkom, per post of via e-mail (adressen: zie colofon). De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden reacties ingekort of helemaal niet op te nemen.


04 gesprek

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

Leven in de media

Mark Deuze – 1969

Martin Sommer – 1956

Rens Vliegenthart – 1980

m.j.p.deuze@uva.nl

m.sommer@volkskrant.nl

r.vliegenthart@uva.nl

• • • • •

• 1985 Geschiedenis cum laude, UvA • 1987-heden journalist de Volkskrant, sinds 2010 politiek commentator • 2010 Anne Vondelingprijs voor politieke journalistiek • 2012-heden columnist Historisch Nieuwsblad

• 2003 Sociaal-culturele wetenschappen en Politicologie, VU • 2005-2006 Fulbright visiting scholar, University of California, Irvine (VS) • 2007 promotie Sociologie, VU (proefschrift bekroond met NeSCoR-prijs) • 2007-2011 universitair docent Politieke communicatie, UvA • 2009 Veni-subsidie NWO • 2009-2010 visiting associate professor Politicologie en Journalistiek, Syddansk Universitet (Denemarken) • 2011-2013 universitair hoofddocent Politieke communicatie, UvA • 2013-heden hoogleraar Communicatiewetenschap, in het bijzonder media en organisaties, UvA • 2013-heden lid De Jonge Akademie van de KNAW • 2014 Vidi-subsidie NWO

1992 Journalistiek, Fontys Hogeschool 1995 Geschiedenis, VU 1996 Philosophy, University of Johannesburg (Zuid-Afrika) 2002 promotie Sociale wetenschappen, UvA 2004-2013 universitair (hoofd)docent Department of Telecommunications, Indiana University (VS) • 2013-heden hoogleraar Mediastudies, in het bijzonder journalistiek, UvA


05 De journalistiek is niet dood, maar het speelveld is wel verplaatst. Media-hoogleraren Mark Deuze en Rens Vliegenthart bespreken met politiek verslaggever Martin Sommer de stand van het medialandschap en het delicate spel tussen journalist en politicus. ‘Het is eerder een dans dan een wurggreep.’

Wat voor onderzoek doen jullie op dit ogenblik? Rens Vliegenthart, sinds 2013 hoogleraar Communicatiewetenschap: ‘Ik houd me bezig met onderzoek naar mediainhoud en de effecten van media. Momenteel doe ik onderzoek naar de invloed van media op het gedrag van politici en parlementariërs in diverse landen. Bijvoorbeeld naar de vraag: gaan parlementariërs meer vragen stellen als media ergens aandacht aan schenken? Een ander onderwerp is de rol van media in economische crises, en hoe politici en bedrijven proberen in zo’n turbulente situatie hun onderwerpen in de media te krijgen.’ Mark Deuze, sinds 2013 hoogleraar Mediastudies: ‘Ik onderzoek mediaproducties, dus hoe ze gemaakt worden, en wat daarbij de invloed is van de opvattingen, ideeën en expertise van mediamakers. Dat zijn niet alleen journalisten, maar ook game-ontwikkelaars, filmproducenten en mensen in de reclamewereld. Daarnaast kijk ik naar de rol van media in ons alledaagse leven. Hoe verhouden mensen zich tot elkaar in die media, met name via vriendschappen, romantische relaties en familiebanden. Die wisselwerking tussen mensen en media is een erg interessant onderzoeksgebied.’ De Brusselse cultuurhistoricus David Van Reybrouck stelt in zijn boek ‘Tegen Verkiezingen’ dat politici en media elkaar in een wurggreep houden. Zij kunnen niet zonder elkaar en houden hierdoor democratische vernieuwingen tegen. Wat klopt er van dit beeld? Rens Vliegenthart: ‘Ik ken zijn werk en ik vind dat een zeer sombere kijk op de staat van de Nederlandse democratie. Nederlanders hebben volgens Van Reybrouck fundamenteel geen vertrouwen meer in politici en het politieke bestel. Er zou een neerwaartse trend zijn die onafwendbaar tot een catastrofe leidt. Maar tal van politicologische onderzoeken laten zien dat dit niet waar is. De European Social Survey onderzoekt regelmatig in de EU-landen in hoeverre burgers politiek en media vertrouwen. Daar zie je pieken en dalen in, en die gaan netjes op en neer met bijvoorbeeld pieken en dalen in de economie of bij een regeringscrisis. Daar zie je helemaal niet die structurele trend omlaag waarop hij zijn hele boek baseert. Van Reybrouck begint dat nu ook wel een beetje te erkennen. Ik zie wel dat de media vaak agenda-settend zijn in de politiek. Maar je geeft onze journalisten en parlementariërs teveel eer als je zegt dat zij alle democratische vernieuwing in de weg staan.’

Mark Deuze: ‘Je kunt inderdaad zeggen dat journalisten en politici uitermate uitbundig bij elkaar op schoot zitten. Dat komt doordat de meeste vormen van journalistiek toegangsjournalistiek zijn. Dat betekent: hoe krijg je toegang tot politici. Aan de ene kant is de journalist de waakhond van de macht, maar aan de andere kant wil hij ook een interview met Mark Rutte. Dus kun je ook weer niet te kritisch zijn. Voor de politicus geldt precies hetzelfde. Enerzijds wil je ergens voor staan. Aan de andere kant moet je jezelf constant verkopen, en daarvoor heb je journalisten nodig. Dat is een heel delicaat spel, eerder een dans dan een wurggreep. Journalisten en politici zijn denk ik vaak samen agenda-settend. In dit spel blijft de burger wel een beetje onzichtbaar, maar is dat erg? Wij kiezen voor een systeem waarin de burger de politiek uitbesteedt aan politici en een abonnement op de krant neemt om dat te volgen. Ik ben daar niet zo somber over. Iets anders is dat de politiek als systeem en de media als systeem niet meer zonder elkaar kunnen. Daar zullen we kritisch mee om moeten gaan. Jozias van Aartsen zei ooit: “Verdorie, ik kan geen politiek meer bedrijven, want ik moet alleen maar reageren op wat er op de televisie is.” Hij noemde dat het CNN-effect. Politici reageren op de nanoseconde op mediaberichten. Maar het is niet de schuld van individuele politici of van journalisten, dat zij geen tijd meer hebben om op elkaar te reageren. Dat komt door de prominente rol die media als systeem tegenwoordig überhaupt in de samenleving spelen. Voor politici geldt hetzelfde als voor meiden van veertien op het schoolplein: je moet voortdurend selfies maken om gezien te blijven.’ Rens Vliegenthart: ‘Het speelveld is ergens in de jaren negentig inderdaad verplaatst. Er is een geleidelijke ontwikkeling geweest naar wat je gemediatiseerde politiek zou kunnen noemen. Zeg maar sinds de opkomst van Fortuyn.’ Martin Sommer: ‘Die verdachtmakingen worden al langer geventileerd. Joris Luyendijk was er het hoogtepunt van. Hij zei dat wij als journalisten in Nieuwspoort in Den Haag dealtjes sloten met politici. Ik weet niet of je wel eens in Nieuwspoort komt, maar er is geen saaiere plek op aarde. Niet geschikt voor dealtjes, je zit er open en bloot te kijk. Natuurlijk herken ik wel dat je het niet te gek kunt maken tegenover Mark Rutte, als je hem volgende week ook nog wil interviewen. Maar mijn grote vraag bij die wurggreeptheorie blijft toch: waarom hebben politici in de media over het algemeen dan toch een negatieve roep? Een goed voorbeeld is Balkenende, die een ploeg helpers had die

tekst • Marc Laan beeld • Anje Jager

journalisten als ik probeerden te kneden. Toch slaagde Balkenende er niet in een positief beeld van hemzelf in de media te krijgen. Het bewijst dat die wurggreep naar zijn effect gemeten buitengemeen ineffectief is. Met de macht van de media om de politieke agenda te bepalen, valt het ook wel mee. Dat van die nanoseconde is denk ik wel waar. Maar ik wijk af van jullie mening dat de media agenda-settend zijn. Het zijn nog altijd de politici die de agenda bepalen. Dat gebeurt in Den Haag, dat gebeurt met persconferenties, met nota’s. De politiek is daar absoluut nog leidend. Wij staan er dus veel traditioneler voor dan jullie stellen. Misschien is dat ook wel geruststellend.’

‘Journalisten en politici zitten uitermate uitbundig bij elkaar op schoot’ Rens Vliegenthart: ‘Ik denk dat je gelijk hebt dat politici bij de grote onderwerpen de agenda bepalen. Maar als je kijkt naar wat een gewone parlementariër in zijn dagelijks leven doet, zoals Kamervragen stellen en moties indienen, zie je heel duidelijk een relatie tussen wat er gisteren in de krant stond en wat vandaag aan Kamervragen wordt ingediend. We zien daar een wederzijdse beïnvloeding. Als er een kop in De Telegraaf staat, stellen meteen vijf of zes Kamerleden daar vragen over. Interessant is wel, dat het stellen van Kamervragen verder helemaal niks betekent voor het beleid. Dat is heel goed onderzocht. Het is voor een groot deel symboliek, een rituele dans. Maar het levert wel het beeld op van Kamerleden die achter de media aanhollen.’ Mark Deuze: ‘Maar bij die mediatisering, bijvoorbeeld bij die rituele dans van Kamervragen, speelt een wederzijds belang van media en politiek. Kamervragen zijn concreet, je kunt je standpunten direct aan je achterban laten zien. Daarmee wordt de politiek, die natuurlijk bestaat uit een tamelijk vaag stelsel van handelingen, opeens heel erg


06 gesprek Jonge freelancejournalisten zijn vrouw Mark Deuze: ‘Meer dan de helft van alle journalisten in Nederland werkt inmiddels als zelfstandige. “Wat een drama”, dacht ik, toen ik begon met mijn onderzoek hiernaar. Maar het blijkt vaak een vrije keuze, slechts veertien procent van de freelance journalisten werd zzp’er na een ontslag. In een recent onderzoek onder zevenduizend zelfstandige journalisten werd hen gevraagd of zij een aanbod van een krant om in vaste dienst te komen zouden aannemen. Slechts vijf procent zei ‘ja’. Freelancers willen hun vrijheid niet meer opgeven. Zij worden ook steeds beter in onderhandelen. De afdeling Zelfstandigen bij de journalistenvakbond NVJ is inmiddels groter dan die van journalisten in vaste dienst. Tien jaar geleden was nog maar een kwart van de journalisten freelancer. Ik zie dat er een balans ontstaat tussen de belangen van freelancers en journalisten in loondienst. Uitgevers beginnen te investeren in freelancers. Zij mogen bijvoorbeeld cursussen volgen. Nieuwsbedrijven hebben daar alle belang bij. Opvallend is dat in het jaar 2000 de verhouding tussen mannen en vrouwen in de journalistiek twee derde / een derde was, en vandaag nog steeds. Terwijl drie kwart van de afgestudeerden aan journalistiekopleidingen nu vrouw is. Het gevolg is dat de freelancers onder de 35 jaar in grote meerderheid vrouwen zijn. Zij krijgen door personeelsstops geen vaste contracten meer binnen redacties.’

‘Je moet voortdurend selfies maken om gezien te blijven’

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

‘De vraag is of mensen willen blijven betalen voor kwaliteitsjournalistiek die de publieke zaak dient’ verpakbaar en vermarktbaar. Dat is voor politici interessant, omdat ze media-aandacht krijgen. Voor een journalist geldt dat hij succesvol is als zijn reportage tot Kamervragen leidt. Wat ik als onderzoeker interessanter vind, is dat de enorm gegroeide oriëntatie van mensen op media het steeds lastiger maakt iets te doen dat niet aantrekkelijk is voor die media, dus voor televisie, websites of Twitter. Wij zijn alleen nog zichtbaar in de samenleving als wij iets doen dat tweetwaardig is. Je ziet dat de journalistiek zich daarin ook voegt. Op redacties is het al heel gewoon dat redacteuren informatie krijgen over hoeveel keer het publiek op hun stukje op de website geklikt heeft of hoeveel retweets hun tweet oplevert. In Amerika zie je dat er wekelijkse statistieken zijn van hoe succesvol een journalist is ten opzichte van de rest van de collega’s. Ook in Nederland begint dit te komen. De volgende stap is dat je daar ook op afgerekend wordt.’ Martin Sommer: ‘Overdrijf je niet een beetje? Hoeveel mensen twitteren nou? Wie volgt dat werkelijk? Veranderen die media echt het leven van mensen?’ Mark Deuze: ‘Twitteren doet niet iedereen. Maar tweets zijn slechts één aspect van het mediacircus. De penetratie van smartphones en internet is in Nederland nagenoeg compleet. Wij leven met zijn allen ín de media, we onderhouden er relaties mee. Wij whatsappen, tweeten, sms’en, instagrammen en pinteresten. Wij kunnen daar niet uit stappen, je kunt de media waarvan je onderdeel bent niet afzetten. Media, dat zijn gewoon alle relaties die je met elkaar hebt. Je kan relaties niet uitzetten.’ Martin Sommer: ‘Wat een onzin zeg, dan is alles media, dan heb je het gewoon over de samenleving als geheel. Dan had Karel de Grote ook media.’ Mark Deuze: ‘Misschien valt het begrip samenleving tegenwoordig samen met de media. Media zijn ontzettend zichtbaar en voelbaar geworden doordat iedereen zich in de media zichtbaar maakt. Dat is een fundamenteel verschil met vroeger. Ik onderzoek welke platformen mensen gebruiken, wat die voor ze betekenen. Media zijn niet alleen al die apparaten, maar vooral wat we daarin doen, zoals zappen, tweeten, liken, luisteren, kijken. Ook de manier waarop mensen door steden bewegen is de laatste jaren veranderd. Voetgangers in grote wereldsteden bewegen niet meer in een rechte lijn, maar via wifi hotspots. Dat verandert dus fysiek de manier van bewegen door de stad. Dat is ook mediagedrag.’ Is er een toekomst voor traditionele, professionele journalistiek? Advertentie-inkomsten vallen weg, krantenabonnees lopen weg. Rens Vliegenthart: ‘Het businessmodel van journalistiek is aan het veranderen. De oplagen krimpen overduidelijk. Maar ik geloof niet in een doemscenario. Het is wel een hele zoektocht voor de traditionele media om aan vervangende inkomsten te komen. Welke combinatie van platformen moeten zij aanwenden om toch succesvol te blijven? Dat vergt creativiteit, wat wellicht ten koste zal gaan van de kwaliteit. Je ziet bijvoorbeeld dat de hoeveelheid kranten die persberichten overnemen echt is toegenomen. En je ziet

samenwerkingsverbanden ontstaan, zoals tussen Het Parool en Trouw die elkaars kopij overnemen. Ik geloof echter niet dat de papieren krant gaat verdwijnen. Daar blijft behoefte aan. Nederland heeft relatief nog veel krantenlezers. Het is echter onmogelijk nu te voorspellen hoe dat er over tien jaar uitziet. Daar is de mediasector veel te dynamisch voor geworden. Misschien is dynamiek wel het nieuwe normaal. Een aantal kranten zal het niet redden. Maar evengoed is het mogelijk dat er over vijf jaar een nieuw medium opkomt dat geschikt is voor kranten.’ Mark Deuze: ‘De vraag is of journalisten hun beroepseer nog kunnen handhaven en zelf de onderwerpen kunnen kiezen waarover zij schrijven. Ik doe daar onderzoek naar en ik ben hoopvol gestemd. Dat er kranten verdwijnen is duidelijk. Maar er zijn de afgelopen vier jaar veel nieuwe initiatieven van journalisten gekomen, zowel binnen de bestaande nieuwsbedrijven als erbuiten. Denk aan startups als Blendle, De Correspondent, Follow The Money. Aan de ene kant ontslaan nieuwsbedrijven als Wegener en Sanoma journalisten bij bosjes, aan de andere kant investeren ook die uitgevers veel in nieuwe initiatieven.’

‘Het stellen van Kamervragen is voor een groot deel symboliek, een rituele dans’ Martin Sommer: ‘De grote vraag is of mensen willen blijven betalen voor kwaliteitsjournalistiek die de publieke zaak dient. De Correspondent drijft vooral op geld van de Stichting Democratie en Media.’ Mark Deuze: ‘Ik ben hoopvol gestemd over de journalistiek. Er is geen reden aan te nemen dat er geen publiek is dat wil betalen voor professionele journalistiek. En het bestaande mediabestel kan nog heel lang mee, sowieso door de vergrijzing.’ •


07

POST POST Uit DUITSLAND

Duitse remigrant met Hollandse bril Na ruim een kwart eeuw in Nederland gewoond te hebben, ben ik twee jaar geleden naar Berlijn verhuisd. En ofschoon ik in Duitsland opgegroeid ben, is zo’n remigratie bepaald geen sinecure. Immers zijn de 26 jaren in Nederland niet spoorloos aan mij voorbijgegaan. Vanzelfsprekend dat ik vaak door een Hollandse bril naar mijn vaderland kijk. Het eerste wat mij opviel, was dat hier de mensen langzamer lopen. Dat maakt het leven in deze grote stad, waar de bevolkingsdichtheid inmiddels hoger is dan in Amsterdam, best aangenaam. En als je naar de weg vraagt dan word je eigenlijk altijd heel vriendelijk geholpen – zelfs als ze de weg niet weten. Het lijkt wel alsof de mensen het minder druk hebben en meer tijd nemen voor elkaar. In mijn vrije tijd fiets ik graag en veel door Berlijn en omgeving. Dat is nogal wennen, zowel voor mij als voor de Berlijners, want fietsen is hier niet zo vanzelfsprekend als in Amsterdam. Berlijn heeft een oppervlakte van krap negenhonderd vierkante kilometer. Vandaar dat de meeste mensen met openbaar vervoer reizen of de auto nemen. Toch zie je steeds meer fietsers op straat en ook het aantal fietspaden wordt gestaag uitgebreid. Ik geef de voorkeur aan de fiets, omdat je op deze manier de stad veel beter leert kennen. En dat is echt de moeite waard, want voor een geesteswetenschapper is Berlijn een soort luilekkerland, waar over iedere hoek iets te vertellen valt, omdat er een bekende schrijver of kunstenaar gewoond heeft, of omdat er iets van historisch belang gebeurd is. Ook voor Duitse remigranten met Hollandse brillen is er genoeg te zien. Neem bijvoorbeeld het korte traject

Deborah Herwald – 1965 deborahh35@hotmail.com • 1990 opleiding beeldend kunstenaar, Hogeschool voor de Kunsten (ARTez), Arnhem • 1998 opleiding vertaler, Hogeschool voor Tolken en Vertalen, Utrecht • 2007 Duitse taal en cultuur cum laude, UvA • 1990-heden beeldend kunstenaar • 2007-heden bestuurslid AUV-alumnikring Vrienden van de Duitse Taal en Cultuur

‘ Wat de meeste Duitsers niet weten, is dat Marx Nederlandse wortels had’ tussen de Brandenburger Tor en de Dom. Als je op de Pariser Platz voor het befaamde symbool van deling en hereniging staat, zie je aan je rechterhand een gebouw, waar vroeger het Stadtpalais van Max Liebermann stond. Liebermann was een schilder die furore maakte omdat zijn motieven uit de dagelijkse wereld kwamen, wat toentertijd niet gewoon was. Bekend werd hij met zijn schilderij Die Gänserupferinnen. Hij verbleef ook regelmatig in Amsterdam en in het Larense, waar hij misschien zijn mooiste schilderijen heeft gemaakt zoals Freistunde im Amsterdamer Waisenhaus en de Flachsscheuer in Laren. Helaas staat niet meer het originele gebouw op de Pariser Platz 7 maar een reconstructie in een modern jasje. Als je nu over de straat Unter den Linden richting Alexanderplatz fietst, kom je langs het zogenaamde Gouverneurshaus. Hier stond tot 1963 het Niederländische Palais, dat de Nederlandse erfprins Willem Frederik in1803 verwierf en waar hij woonde totdat hij 1813 naar Nederland

terugkeerde. Na de afscheiding van België, 27 jaar later, nam Willem afstand van de troon en ging hij weer in het Niederländische Palais wonen, waar hij 1843 overleed. Het Palais ging over in handen van de Hohenzollern en een gedeelte ervan heeft de Tweede Wereldoorlog overleefd. Tot 1950 werd het door een aantal overheidsinstanties van de DDR gebruikt. In 1963 werden de overblijfsels verwijderd en kwam er een nieuw gebouw dat de oude gevel van het zogenaamde Gouverneurshaus kreeg. Nu is het pand onderdeel van de Humboldt-Universität. Het gebied rond de Humboldt-Universität, het HumboldtForum, wordt nu grootschalig gereconstrueerd en daarnaast wordt het Stadtschloss, de voormalige residentie van de Pruisische koningen en keizers, in ere herbouwd. Op deze plek stond voor de val van de Berlijnse Muur het Palast der Republik. Dit was in de plaats gekomen van het oude Stadtschloss dat door de DDR in 1950 gesloopt werd. De meningen over de reconstructie zijn nog steeds zeer verdeeld,

want wie gaat er in de eenentwintigste eeuw nog een kasteel bouwen? Ook vreest men dat de kosten de pan uit rijzen zoals bij de bouw van het nieuwe Berlijnse vliegveld dat maar niet afkomt. Als je nog een stukje verder fietst, kom je bij een park waar een standbeeld van Marx en Engels staat. Wat de meeste Duitsers niet weten, is dat Marx Nederlandse wortels had. Zijn moeder, Henriette Presburg, kwam uit Nijmegen en is er ook met haar man in de synagoge getrouwd. Oorspronkelijk was het Marx-Engels Monument op het voormalige Marx-Engels Forum te vinden waar nu het kasteel en het Humboldt-Forum gebouwd worden. In het kader van de herinrichting moesten de heren verhuizen en sindsdien moeten zij met lede ogen aanzien hoe het Stadtschloss uit de grond rijst. Ironie van het lot? Plotseling schiet mij een uitspraak van Karl Marx te binnen die in de entreehal van de Humboldt-Universität vereeuwigd is: ‘Die Philosophen haben die Welt nur verschieden interpretiert; es kommt aber darauf an, sie zu verändern.’ Berlijn is sinds de val van de muur enorm veranderd en verandert nog steeds in een razendsnel tempo, waarvan het traject dat ik zojuist heb beschreven moge getuigen. Maar of dat de verandering is die Marx bedoelde, waag ik te betwijfelen. •


08 studie

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

tekst • Marion Rhoen beeld • Kees Hummel

’s Avonds bekaf naar bed Jaap Reesink

‘Er is toen veel gevloekt in de boot’ Het begin Topsport was niet mijn bedoeling. Voordat ik ging studeren, had ik alleen wat getennist. Bij Nereus bleek dat ik mijn bouw mee had: lang en sterk, ik was ook geen stijve hark. In het tweede jaar werden we met onze acht vanuit het niets Nederlands kampioen, we wisten niet wat ons overkwam. Daarna werden we uitgezonden naar WK en EK. Toen kwamen de Olympische Spelen vanzelf in zicht, in Mexico-Stad.

Eigen tempo Acht jaar heb ik gestudeerd. Daarvan heb ik twee jaar geen collegebanken gezien, toen was ik ook penningmeester van Nereus. Al die tijd hoorde ik niets van de universiteit – dat was toen gewoon. Toen de Spelen concreet werden, ging ik praten met mijn decaan: misschien zou ik mijn kandidaats niet binnen de verplichte vijf jaar halen. Hij zei: ‘Als u zorgt dat u naar die Spelen gaat, regel ik dat de termijn wordt opgerekt.’ Ik had geluk dat hij die beslissing nam.

Lichaam en geest

Jaap Reesink – 1946 j.reesink@planet.nl • 1972 Economie • 1966 NK acht met stuurman, zevende plaats op WK in de acht • 1967 NK acht met stuurman, twee zonder stuurman, vijfde plaats op EK in de acht • 1968 NK acht met stuurman, achtste plaats Olympische Spelen Mexico-Stad in de acht

• 1 969 NK 4 met stuurman, Varsity oude vier, vijfde plaats op EK in de vier met stuurman • 1973-2001 directeur Sieben & Co, groothandel in gereedschappen en Camping Gaz • 1970-heden lid Financiële Advies Commissie ASR Nereus • 1996-2008 penningmeester Nederlandse Vereniging van Olympische Deelnemers • 2007 stelt Reesink Fonds in ter bevordering van het studentenleven bij het Amsterdams Universiteitsfonds Zie nos.nl/video/262620twee-generaties-hollandachten voor uniek filmmateriaal in kleur dat Jaap Reesink zelf maakte tijdens de Olympische Spelen van 1968.

Overdag studeerde ik en liep ik college, althans in de jaren dat ik geen penningmeester was. Eén keer per dag trainden we. Dat was nog te combineren met de studie. Aan het eind van de dag naar de Bosbaan, en dan ’s avonds bekaf mijn bed in. Tegenwoordig is topsport veel intensiever. Twee keer per dag trainen én studeren zou tot nog meer studievertraging hebben geleid. Van het doorzettingsvermogen dat ik ontwikkeld heb in die tijd, heb ik in mijn werk – ik was directeur van een handelsonderneming – veel plezier gehad.

De Spelen We werden achtste in het eindklassement, tweede in de kleine finale. Er is toen veel gevloekt in de boot. We waren behoorlijk gedesillusioneerd. Maar het is vijftig jaar geleden. Slechts een gering percentage haalt goud, zeg ik nu. Maar ik kan je vertellen: vóórdat je over de finish gaat wil je winnen, hoor! Dat meedoen belangrijker is, zeg je pas achteraf.

Ontlading De sluitingsceremonie is het grootste feest dat ik ooit heb meegemaakt. De vlam was gedoofd, de lichten uit. Staan er ineens duizend mariachimuzikanten op het middenveld! Iedereen stormde het middenveld op, één grote hospartij was het. Totale verbroedering. Dat heb ik gevoeld met de hele Nederlandse equipe.

Bul Ik ben blij dat ik het papiertje heb gehaald. Tegenwoordig is dat niet meer zo vanzelfsprekend voor een universitaire topsporter. Maar het meest heb ik geleerd als Nereus-bestuurder. Het is belangrijk dat de universiteit bestuurders van grote verenigingen steunt met geld of regelingen. Anders is er niemand voor te vinden. Terwijl zo’n bestuur een leerschool voor het leven is. Dat help ik graag faciliteren, ik heb er zo veel aan gehad. •


09 Olympisch sporten en studeren, het valt te combineren. Marrit Leenstra (1989) won goud met de damesschaatsploeg in Sotsji. Roeier Jaap Reesink (1946) greep net naast het eremetaal in de acht met stuurman in Mexico-Stad in 1968.

Marrit Leenstra

‘Alleen voor tentamens kom ik naar Amsterdam’ Het begin Na mijn middelbare school heb ik me een jaar volledig op het schaatsen gericht, in een commerciële ploeg. Dan ben je alleen fysiek bezig, maar ik wilde ook mijn hoofd gebruiken. Dus ging ik studeren. Geneeskunde was niet te combineren met schaatsen, daar had je wekelijks verplichtingen. Maar Future Planet Studies kon wel.

Eigen tempo In de drieënhalf jaar dat ik studeer heb ik één college gevolgd en één keer een werkgroep. Dat komt door de trainingskampen, en dan woon ik ook nog in Friesland. Alleen voor tentamens kom ik naar Amsterdam. Dankzij mijn topsportstatus kan ik met docenten regelen dat ik werkgroepen en practica alleen kan doen, of later. Mijn propedeuse is nu af, en ik heb een paar tweedejaarsvakken gedaan. Als ik zo doorga ben ik in tien jaar wel klaar, zo lang mag ik erover doen. Ik lig dus op schema!

Lichaam en geest Trainen doe ik twee keer per dag. Daarna ben ik hartstikke moe. Als ik dan wat lees, onthoud ik er niets van. Studeren doe ik dus vooral in de rustigere schaatsperiodes. Als ik iets minder mijn best deed, zou de studie sneller gaan. Maar als ik een verslag schrijf, wil ik dat het góed is, niet voldoende. Ik wil het niet afraffelen. Ik lees ook altijd veel meer dan nodig is. Dat perfectionisme heb ik met schaatsen ook, op de baan let ik ook op kleine dingen.

De Spelen Tijdens Sotsji en in de maanden ervoor ben ik totaal niet met mijn studie bezig geweest. In het Olympisch dorp kreeg ik een mailtje van een docent: ik was niet op zijn eerste werkgroepbijeenkomst geweest. Hij hoopte dat alles goed was en zei dat ik wel moest komen, anders kon ik niet meer meedoen. Ik was vergeten hem te melden dat ik verhinderd was. Gelukkig begreep hij de reden.

Ontlading Er was een DJ na de slotceremonie, maar we hadden de avond ervoor een feestje gehad in het Holland Heineken House, dus dat hoefde niet zo voor ons. We zijn naar het Olympisch dorp gegaan, naar McDonald’s. Na al dat gezonde eten hadden we daar zo’n zin in. Maar wie niet op het middenterrein van het stadion was, zat daar! Het was zo druk, we hebben uiteindelijk geen patat gehad.

Bul Ik ben de UvA dankbaar dat ik zo lang over mijn studie kan doen. Het is belangrijk te werken aan een leven na het schaatsen: daarna wil ik ook iets leuks doen. Studeren vind ik leuk, ik kan best goed leren; het is zonde dat niet te benutten. Met een bul laat je ook zien: ik heb academisch denkniveau, zoals dat zo mooi heet. Bedrijven vragen dat vaak. •

Marrit Leenstra – 1989 marrit.leenstra@student.uva.nl • 2 010-heden student Future Planet Studies • 2008 WK junioren Goud allround en ploegenachtervolging • 2011 NK Goud 1000m, goud allround; Wereldbeker Goud eindklassement ploegenachtervolging; EK brons allround; WK zilver ploegenachtervolging • 2012 NK Goud allround • 2013 NK Goud 1000m & sprint; Wereldbeker Goud eindklassement ploegenachtervolging, Goud eindklassement 1500m; WK Goud ploegenachtervolging • 2014 Olympische Spelen Goud ploegenachtervolging; NK Goud 1000m; Wereldbeker Goud eindklassement ploegenachtervolging


10 hoofdzaak

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

Integere wetenschap ‘Als we het beste uit de wetenschap weten te halen, merkt de maatschappij dat in alles’


11 tekst • Marieke Buijs

In maart presenteerde de Vereniging van Universiteiten (VSNU) een danig herziene versie van het protocol waaraan wetenschappers iedere zes jaar worden getoetst. Het criterium ‘productiviteit’ is geschrapt, er komt meer aandacht voor maatschappelijke impact en voor het eerst speelt het waarborgen van integriteit een rol. Maar is publicatiedruk hiermee van de baan? behoren fraudegevallen tot het verleden? en zal de maatschappij vaker de vruchten plukken van wetenschappelijke inzichten?

‘Waar zijn wij met z’n allen mee bezig in de wetenschap? Zijn we zinnige kennis voor de maatschappij aan het maken, over klimaatverandering, privacy en verstedelijking bijvoorbeeld, of zijn we vooral carrière aan het maken?’ Frank Miedema, decaan van de Utrechtse geneeskundefaculteit, vatte in januari tijdens een BètaBreak-debat op het Amsterdamse Science Park samen waarom er wat hem betreft iets moet veranderen aan de manier waarop de wetenschap werkt. Om als onderzoeker te kunnen overleven, moet je met publicaties scoren in het internationale debat en zo schiet de maatschappij er nog al eens bij in. Ook de geruchtmakende wetenschapsfraudezaken legden de zwakke plekken in het op hol geslagen publicatiesysteem pijnlijk bloot. Ironisch genoeg is het juist een publieke roep om verantwoording die ten grondslag ligt aan de mallemolen waarin het maatschappelijke belang nu ondersneeuwt. ‘Wij pompen jaarlijks een paar miljard in onderzoek, wat doen die wetenschappers daar in vredesnaam mee? Wie zegt dat zij hun dagen niet verdoen met diepzinnig gepeins en gedagdroom, met de benen omhoog op de statige bureaus in hun ivoren torens. Resultaten, output, dat willen we zien!’ Aldus de redenering in de jaren tachtig, toen Nederland bij monde van de Tweede Kamer om verantwoording vroeg in ruil voor het belastinggeld dat de wetenschap in vloeide. Maar wetenschappelijke output, hoe meet je die? Gekozen werd voor eenvoudig te kwantificeren wetenschappelijke artikelen waarmee wetenschappers elkaar op de hoogte stellen van hun onderzoeksbevindingen. En dus sloegen de geleerde heren en dames aan het publiceren. Het artikel verloor zijn functie van communicatiemiddel over onderzoeksresultaten en werd een doel op zich. Dat verleidt wetenschappers hun onderzoek in de kleinst mogelijke publicabele plakjes te snijden en onderling dealtjes te sluiten om op zo veel mogelijk artikelen als co-auteur te prijken. En zo bleek de publicatielijst lang niet altijd representatief voor iemands werkelijke verdiensten. Wat bijvoorbeeld de bijdrage van VU-universiteitshoogleraar en publicatiekampioen Peter Nijkamp is aan de honderden artikelen die hij op zijn naam heeft staan, valt moeilijk in te schatten. Maar ook in het onderzoek en de analyse zelf doen wetenschappers concessies vanwege de publicatiedruk. Wetenschappelijke vakbladen willen lezers trekken en publiceren dus het liefst spectaculaire en vooral ‘significante’ resultaten. De bevinding dat cameratoezicht de criminaliteit in een wijk significant doet afnemen slijt je eenvoudiger aan een vakblad dan een onderzoek waaruit blijkt dat de wijk na het introduceren van de camera’s evenzeer geteisterd wordt door overlast. En dus helpen wetenschappers de significantie soms een handje. Uit onderzoek waarop psycholoog Marjan Bakker dit voorjaar aan de UvA promoveerde, blijkt dat vijftig procent van de gepubliceerde artikelen in de experimentele psychologie een statistische fout bevat en dat die fout in vijftien procent van de artikelen een (deel-)conclusie ondermijnt.

Opleuken van bevindingen De gedachte dat wetenschappers die fouten doorgaans niet per ongeluk maken, wordt ondersteund door Amerikaans onderzoek waarbij 22 procent van de ondervraagde psychologen opbiechtte zijn data wel eens aangepast te hebben om significante resultaten te verkrijgen. Uniek voor de experimentele psychologie? Nee, denkt Bakker, vergelijkbare cijfers zijn gevonden voor geneeskundig onderzoek. Andere disciplines zijn niet op dezelfde manier tegen het licht gehouden, maar volgens Bakker is er geen reden om aan te nemen dat bijvoorbeeld experimenteel natuurkundigen immuun zijn voor het opleuken van hun bevindingen. Bakker: ‘Bij ieder experiment verzamel je gegevens en kom je als wetenschapper voor keuzes te staan die de significantie van je uitkomsten beïnvloeden.’ Door onwelgevallige datapunten buiten beschouwing te laten, de analysemethode uit te zoeken op basis van het beoogde

‘Wij pompen jaarlijks een paar miljard in onderzoek, wat doen die wetenschappers daar in vredesnaam mee?’ resultaat of uitkomsten gunstig af te ronden, beïnvloeden wetenschappers hun resultaten. Uit een simulatiestudie die Bakker uitvoerde, blijkt dat het persoonlijk belang van veel publiceren en het wetenschappelijk belang van robuuste onderzoeksresultaten dan ook niet in elkaars verlengde liggen: het doen van veel kleine studies met betwistbare analysemethoden bleek het effectiefst om veel te publiceren, maar leidt tot minder stevige bevindingen en een overschatting van de gevonden effecten. ‘Voor de wetenschap als geheel is deze strategie dus funest,’ concludeert Bakker in haar proefschrift. En voor het vertrouwen in de wetenschap ook: ‘Door het minder nauw te nemen met de regels kom je sneller tot catchy bevindingen die op nu.nl komen te staan, maar niet solide blijken. Dat ondermijnt het publieke vertrouwen in de wetenschap.’


12 hoofdzaak Het nieuwe evaluatieprotocol De vormgevers van het nieuwe protocol hebben getracht onderzoeksgroepen zo veel mogelijk eigen verantwoordelijkheid te geven. Groepen geven zelf aan wat de wetenschappelijke en maatschappelijke doelen zijn waar ze op getoetst willen worden. ‘Zo kunnen we onderzoeksgroepen met heel verschillende inslag en discipline toch naar waarde beoordelen’, aldus Frans van Steijn, die als beleidsadviseur van de VSNU betrokken was bij het opstellen. Van Steijn is trots op de flexibiliteit die in het protocol is ingebouwd. Een biomedische groep met het praktische doel mensen van hun diabetes af te helpen, kan patentaanvragen voor nieuwe medicijnen aandragen als tastbare uitwerking van die doelstelling. Een groep die het gedachtegoed van Kant onderzoekt, overhandigt juist een nieuw boekwerk als proeve van wetenschappelijke verdienste en kan een bijdrage aan de Nacht van de Filosofie opnemen als het gaat om maatschappelijke impact. ‘Die maatschappelijke relevantie zal voor de ene groep makkelijker te benoemen zijn dan voor de andere groep, sommige groepen doen nu eenmaal puur fundamenteel onderzoek. Dat is geen probleem, mits de resultaten van een groep in lijn zijn met hun strategie. Ons doel is dat onderzoekers bij zichzelf te rade gaan: wie kunnen gebaat zijn bij onze kennis en hoe bereiken we hen?’ Om ervoor te zorgen dat de onderzoeksgroepen de lat hoog leggen voor zichzelf, beoordeelt de commissie de doelstellingen an sich op ambitie en levensvatbaarheid, onder het kopje ‘strategie’. Ten slotte geven de onderzoeksgroepen op hoe ze integriteit bevorderen, of het bijvoorbeeld gebruikelijk is onderzoeksgegevens met collega’s te delen of elkaars statistische analyses nog eens na te rekenen. Volgens promovenda Marjan Bakker is dat een zinvolle aanpak, uit haar onderzoek bleek dat wetenschappers die hun data delen minder fouten maken.

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

Huub Dijstelbloem hoogleraar Filosofie van wetenschap en politiek en mede-initiatiefnemer Science in Transition

Pleidooi voor publicatierantsoen Diverse wetenschappers deden hun beklag over de ontwrichtende werking van de publicatiedruk. Hoogleraar Psychiatrie Damiaan Denys hield in Folia Magazine een pleidooi voor een publicatierantsoen: ‘Dat dwingt wetenschappers hun best te doen op die enkele publicatie. [...] Dat brengt rust en die is nodig, want wetenschappers publiceren nu onzin. Daar doe ik eerlijk gezegd ook aan mee: bijvoorbeeld door een ondermaats artikel toch in te sturen om er weer een streepje bij te hebben op mijn publicatielijst.’ Utrechtse en Amsterdamse hoogleraren verenigden zich in rebellengroep Science in Transition, vergeleken de perverse prikkels in de wetenschap met die in de bancaire wereld en zetten in een lijvig manifest uiteen waar het misgaat in de wetenschap. Ze kaarten daarin bijvoorbeeld aan hoe de maatschappelijke waarde van onderzoek het aflegt tegen het belang te scoren met Engelstalige publicaties in het wetenschappelijk debat: ‘Veel wetenschappelijke resultaten [zijn] belangrijker voor de wetenschapper dan voor de maatschappij. [...] het snel of veel maken van publiceerbare resultaten [is] het hoogste doel van wetenschappers. Of ze daarmee prangende maatschappelijke vragen beantwoorden is secundair.’

wetenschap is meer dan veel publiceren en makkelijk scoren.’ De drie criteria die overblijven zijn ‘kwaliteit’, ‘maatschappelijke impact’ en ‘strategie’ en worden op ingenieuze wijze getoetst (zie kader). In het protocol speelt voor het eerst ook het waarborgen van integriteit een rol. Trucjes aanleren Het vernuftige nieuwe protocol is zowel in wetenschappelijke als beleidsmatige kring overwegend positief ontvangen. Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Jet Bussemaker roemt de initiatiefnemers. ‘Het is verstandig om productiviteit als zelfstandig criterium te laten vallen. De commissie geeft op deze manier gehoor aan geluiden dat de publicatiedruk in sommige vakgebieden zó hoog is, dat wetenschappelijke integriteit soms de sluitpost vormt. En dat kan nooit de bedoeling zijn. Tijd mag – binnen reële grenzen natuurlijk – geen leidende factor zijn, want snelheid is zeker niet altijd een voorspeller van kwaliteit.’ Toch ervaren wetenschappers in de praktijk nog geen afname van de druk om te publiceren. Science in Transitioninitiatiefnemer en hoogleraar Filosofie van wetenschap en politiek Huub Dijstelbloem: ‘Het heeft een kleine dertig jaar geduurd totdat de huidige publicatiecultuur in de hele

‘Tijd mag geen leidende factor zijn, want snelheid is zeker niet altijd een voorspeller van kwaliteit’ Die verder aanzwellende roep om verandering is inmiddels ook tot de beleidsinstanties doorgedrongen. In maart 2014 presenteerde de VSNU, in samenwerking met wetenschapsorganisaties KNAW en NWO, een grondig hernieuwd evaluatieprotocol voor onderzoek. Dat protocol is leidend bij de evaluatie van alle onderzoeksgroepen van Nederlandse universiteiten, die eens in de zes jaar door een groep binnen- en buitenlandse vakgenoten tegen het licht worden gehouden. De meest in het oog springende verandering is het schrappen van één van de vier evaluatiecriteria. ‘Productiviteit’ is niet langer een aparte categorie waar wetenschappers op worden beoordeeld. UvA-rector magnificus en medeopsteller van het protocol Dymph van den Boom geeft aan waarom: ‘Met het schrappen van het productiviteitscriterium wilden we nog eens duidelijk het signaal afgeven:

wetenschap was doorgedrongen. Ik schat dat het zeker tien jaar duurt voordat deze nieuwe koers overal voelbaar is.’ Complicerende factor daarbij is dat wetenschap niet alleen via het protocol wordt gestuurd. Vooral jonge onderzoekers, die niet in vaste dienst zijn en voor hun onderzoek afhankelijk zijn van het binnenhalen van subsidies, moeten ook altijd rekening houden met de criteria van financierders als NWO. Bakker: ‘In mijn ervaring is er niets veranderd. Bij het aanvragen van financiering voor een postdoc-traject moet ik nog gewoon mijn publicatielijst mee-sturen.’ NWO beaamt dat het bij beursaanvragen altijd de publicatielijst van een wetenschapper wil zien om mede op basis daarvan iemands wetenschappelijke kwaliteiten te beoordelen. En ook in de evaluatie van de VSNU zal de publicatielijst mee blijven spelen, onder het kopje ‘wetenschappelijke kwaliteit’, alleen is het de bedoeling dat de commissie de publicaties


Science in Transition www.scienceintransition.nl

Evaluatieprotocol VSNU www.vsnu.nl /SEP

www

www

13

Dymp van den Boom rector magnificus UvA en medeopsteller evaluatieprotocol

niet alleen telt, maar vooral ook leest. Hoogleraar Arbeids- en organisatiepsychologie Carsten de Dreu is sceptisch over de vraag of de publicatiedruk ooit zal verdwijnen: ‘Het schrappen van het criterium ‘productiviteit’ is een loos gebaar. Stel je de Europese beursverstrekker ERC voor, die krijgt voor een beurs driehonderd aanvragen binnen, waarvan er twintig gehonoreerd kunnen worden. Het eerste dat ze daar doen is de publicatielijst nalopen en op basis daarvan een grove schifting maken. Dan gaan ze heus niet al die artikelen lezen. Het aantal publicaties zal altijd een rol spelen. En terecht. Als ik twee sollicitanten heb voor een plek als universitair docent en de één heeft twee mooie papers geschreven en de ander tien, dan weet ik ook wel wie ik aanneem.’ Volgens De Dreu is de aanname dat het de publicatiedruk is die de wetenschap verziekt en wetenschappers verleidt hun data te masseren, politieke spelletjes te spelen en het maatschappelijk belang te verwaarlozen, niet accuraat. Hij ziet de onderlinge concurrentie om onderzoeksgeld als corrumperende boosdoener. ‘Wetenschappers leveren nu strijd om beperkte middelen, en dat belemmert hun inhoudelijke discussies. Als een wetenschapper in debat het onderspit delft, betekent dat niet alleen dat zijn of haar theorie moet worden herzien, maar ook dat hij of zij minder kans maakt op financiering. Om te overleven presenteren wetenschappers hun onderzoek en uitkomsten dus op zo’n manier dat het hun ideeën ondersteunt, dat ze zegevieren en meer kans maken op nieuwe subsidies. Dat frustreert de zoektocht naar meer kennis.’ Daarbij maakt De Dreu zich ook zorgen om de tweedeling tussen gevestigde onderzoekers en het jonge, aanstormend talent dat aan een promotie- of postdoctraject begint. ‘Voor die jonge onderzoekers is het nog belangrijker door hoepels te leren springen, de trucjes te leren om hun onderzoek zo gepolijst en sluitend mogelijk voor het voetlicht te brengen en het debat zo te voeren dat ze gelijk krijgen en geld binnenhalen.’ Trots op resultaten Wezenlijke vernieuwing zal het nieuwe protocol volgens De Dreu dus niet teweegbrengen. Hij ziet het meer als doekje voor het bloeden en vindt dat universiteiten een

vuist moeten maken en meer geld moeten eisen in Den Haag. ‘We mogen als onderzoekers veel trotser zijn. Wetenschap heeft de kwaliteit van leven op bijna alle vlakken drastisch verbeterd, vaak ongemerkt. Of het nu gaat om de organisatie van het recht, het genezen van ziektes, het ontwikkelen van zonnepanelen, het bieden van psychische hulp of verbeteren van de levensomstandigheden van Afrikaanse boeren, wetenschap speelt in alles een rol. Als we het beste uit de wetenschap weten te halen, merkt de maatschappij

het wegnemen van de druk om te produceren ertoe leidt dat wetenschappers zich aan complexe, interdisciplinaire vraagstukken durven te wijden, zoals privacy, klimaatverandering en verstedelijking. Bovendien verwacht Van den Boom dat wetenschappers die kennis meer naar buiten zullen brengen. ‘We houden nieuwe inzichten soms nog wat te veel binnen de muren van de universiteit, maar ik verwacht dat wetenschappers meer aandacht zullen besteden aan de vertaalslag naar de maatschap-

‘Dit is een prachtige eerste stap, maar het echte werk begint nu pas’ dat in alles. Dat Nederland daarbij voor een dubbeltje op de eerste rij wil zitten is een schande.’ Volgens De Dreu moet er veel geld bij om de wetenschap op peil te houden, of er moeten onderzoekers uit. ‘Het heeft geen zin de criteria aan de voorkant aan te pakken als je de onderliggende schaarste ongemoeid laat.’ Rector magnificus Dymph van den Boom kan zich niet vinden in de kritiek. Volgens haar resulteert de krimp van het Nederlandse onderzoeksbudget niet in oneigenlijke concurrentie tussen onderzoekers: ‘Bezuinigingen hier dwingen ons naar Europa te kijken voor grote beursaanvragen, want daar is veel onderzoeksgeld beschikbaar. En in die Europese projecten worden voormalige concurrenten juist gestimuleerd de handen ineen te slaan. Om oplossingen te vinden voor de grote vragen over klimaatverandering, vergrijzing en de energievoorziening bijvoorbeeld, moet je wel samenwerken met wetenschappers uit verschillende vakgebieden en van verschillende universiteiten, dat werkt eerder verbroederend dan corrumperend.’ Van den Boom is tevreden met het nieuwe protocol: ‘Het klinkt wat zelfgenoegzaam, als mede-vormgever, maar ik denk dat we erin geslaagd zijn een manier te vinden om die veelzijdige wetenschap recht te doen.’ Ze verwacht dat

‘Wetenschap heeft de kwaliteit van leven op bijna alle vlakken drastisch verbeterd, vaak ongemerkt’

pij nu daar expliciet op wordt gelet. Als je een promotieonderzoek hebt gedaan naar het functioneren van de jeugdzorg, organiseer dan een workshop met de directeuren van jeugdzorginstellingen, of nodig jongerenwerkers uit voor een lezing bij academisch-cultureel centrum SPUI25, zodat jouw waardevolle inzichten ook echt in het werkveld kunnen worden benut.’ Ten slotte hoopt Van den Boom dat het vertrouwen in de wetenschap langzaam zal herstellen nu productiviteit is geschrapt als beoordelingscriterium en er meer aandacht wordt besteed aan integriteit. ‘Dit tijdsgewricht, waarin de schijnwerpers staan op de misstanden in de wetenschap, was voor ons een goed moment om de zaken grondig te herzien. Het vertrouwen in de wetenschap is zeker niet weg, maar het is wankel. Fraude kun je nooit geheel voorkomen, maar ik denk wel dat minder gevallen de kop op zullen steken nu we op een andere manier naar kwaliteit kijken en fraude beter indammen.’ Ook de Science in Transition-rebellen zijn voorlopig optimistisch gestemd. Maatschappelijke betrokkenheid is één van de pijlers onder hun manifest en ook het schrappen van het productiviteitscriterium juichen ze toe. Toch is initiatiefnemer Huub Dijstelbloem nog voorzichtig. ‘Dit is een prachtige eerste stap, maar het grote gevaar is dat we nu denken: mooi, het evaluatieprotocol is aangepast, our job is done. We moeten zorgen dat dit geen papieren werkelijkheid blijft, het echte werk begint nu pas.’ Wie dat moet gaan doen? ‘Wij hebben dit debat aangezwengeld en willen graag blijven meepraten, maar nu zijn de wetenschappers zelf aan zet. De instanties waar zij in verenigd zijn, zoals NWO en de KNAW, moeten aan de slag met programma’s, workshops en debatten om de cultuuromslag in de praktijk te realiseren.’ •


14 loopbaan

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

Anja Meulenbelt – 1945 www.anjameulenbelt.nl

Feministe worden aan de UvA

• 1969 Sociale Academie, Amsterdam • 1977 Andragologie, UvA • 1975-1992 docente hulpverlening • 1976 publicatie De schaamte voorbij • 1987 Annie Romeinprijs van tijdschrift Opzij voor haar essays • 1994 bezoek Gaza, tot op heden werkzaam voor Stichting Kifaia • 2003-2011 lid Eerste Kamer SP • 2004 prijs ‘Journalist van de vrede’ van het Humanistisch Vredesberaad • 2013 publicatie Het jawoord

tekst • Han Ceelen beeld • Kees Hummel

Anja Meulenbelt geldt als de oermoeder van de Nederlandse vrouwenbeweging. Een tijdlang dacht ze dat ze alles wel gezegd had over het feminisme. Nu komt er toch weer een boek. Eigenlijk vindt Anja Meulenbelt het wel grappig dat ze is gevraagd voor een ‘loopbaanrubriek’. Binnenkort verhuist ze vanwege de hoge huur uit haar appartement in de Rivierenbuurt en ze gaf haar laatste boek noodgedwongen uit in eigen beheer. ‘En dat noem jij een carrière?’ lacht ze spottend. Terugkijkend op haar werkzame leven vindt Meulenbelt dat ze ‘enorm veel geluk heeft gehad’. ‘Ik was gewoon de juiste vrouw op het juiste moment met het juiste onderwerp. Al mijn werk werd gepubliceerd, en ik heb nooit ergens op hoeven solliciteren. Toen Agnes Kant me vroeg of ik Eerste Kamerlid wilde worden voor de SP, heb ik bedenktijd gevraagd omdat ik helemaal niet wist wat een Eerste Kamerlid deed. Wat dat betreft heeft de generatie van nu het veel moeilijker.’ Toch leek het er begin jaren zestig niet op dat Meulenbelt een succesvolle toekomst tegemoet zou gaan. Op haar zestiende werd ze van het Amsterdamse Montessori Lyceum gestuurd omdat ze zwanger was. Vier jaar later brak ze met de gewelddadige vader van haar zoon, en stond ze er alleen voor. Gelukkig kon ze via een speciaal toelatingsexamen terecht op de Sociale Academie, waarna ze zich op haar 26ste alsnog aan de UvA meld-

de om een studie Andragologie te volgen. Ook toen al moest ze regelmatig uitleggen wat die studie inhield. ‘Piet Vroon noemde het ZULO: Zeer Uitgebreid Lager Onderwijs. Ikzelf heb het altijd gezien als toegepaste sociale wetenschappen. Het ging over het begeleiden van maatschappelijke veranderprocessen. Het vakkenpakket was een combinatie van psychologie, maatschappijleer, sociologie en economie. Dat was mij, met mijn credo ‘het persoonlijke is politiek’ op het lijf geschreven. Dat heen en weer denken tussen individueel en collectief, maatschappelijk en politiek, daar heb ik nog altijd profijt van.’ Omdat Meulenbelt ouder was dan de meeste van haar studiegenoten, en voor een kind zorgde, was van een traditioneel studentenleven geen sprake. Ze gaf les om de kost te verdienen en deed haar studie er in feite naast. Bovendien had Meulenbelt het veel te druk met het feminisme, waarvan ze intussen in de ban was geraakt. ‘Ik had mijn persoonlijke sores altijd als een privézaak gezien, het resultaat van mijn stomme keuzes. Dat veranderde toen ik een artikel las over de liefde, en de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Opeens besefte ik: shit, dit gaat over mij. Hier wil ik over schrijven!’ Dat deed Meulenbelt, eerst anoniem, later in het tijdschrift De Nieuwe Linie. Toen ze in 1977 na vijf jaar en negen maanden klaar was met haar studie, kreeg ze vanwege al haar schrijfwerk vrijstelling voor haar scriptie, en lazen eerstejaars studenten haar teksten. Ook de rest van Nederland kende Meulenbelt inmiddels, want een jaar ervoor had ze

ANJA MEULENBELT

‘Ik ga me er nog één keer mee bemoeien’ haar autobiografische roman De schaamte voorbij gepubliceerd, waarvan in binnenen buitenland een half miljoen exemplaren zouden worden verkocht. Het boek maakte haar tot één van de boegbeelden van de tweede feministische golf in Nederland, en vormde de opmaat tot zo’n veertig andere publicaties. De afgelopen vijftien jaar kwam Meulenbelt vooral in het nieuws door haar inzet voor de Palestijnse zaak, waarover ze ook diverse boeken schreef. Ook trouwde ze in 2007 met een lid van de Fatah-beweging, van wie ze intussen weer gescheiden is. Met het feminisme hield Meulenbelt zich gedurende deze periode niet zoveel meer bezig. Ze had het gevoel dat ze alles wel gezegd had, en was teleurgesteld in het ‘directeurenfeminisme’ van de generatie na haar. ‘Als je, zoals Opzij, ranglijstjes gaat publiceren van machtige witte vrouwen, hoeft het voor mij niet meer zo nodig.’

Toch begint het de laatste tijd weer te kriebelen. Enerzijds omdat ze zich geroepen voelt te reageren op wat zij ziet als moslimbashen (óók uit feministische hoek), en op hersenwetenschappers als Dick Swaab, die proberen te bewijzen dat verschillen tussen mannen en vrouwen zijn aangeboren (‘Ik heb zijn bronnen nageplozen, en hij kan het niet waarmaken’). Maar ook omdat het feminisme onder de huidige generatie twintigers volgens haar aan een comeback bezig is. Daarom komt er, uitgever of niet, binnenkort weer een nieuw boek, waarin Meulenbelt een stand van zaken opmaakt. Lachend: ‘Ik ga me er nog één keer mee bemoeien. Oma legt het voor de laatste maal uit.’ •


Anja Meulenbelt www.anjameulenbelt.nl /weblog

Roos Wouters www.rooswouters.nl

www

www

15

Roos Wouters – 1974 www.rooswouters.nl • 2001 Politicologie, UvA • 2006 essayprijs nrc.next voor ‘De macht van angst’ • 2006-2008 bestuurslid Alternatief Voor Vakbond • 2008 publicatie FUCK! Ik ben een feminist • 2011 publicatie Carrièrebitches en papadagen • 2010-heden voorzitter Het Nieuwe Werken Werkt

ROOS WOUTERS

‘Ik kreeg als jonge moeder nauwelijks de kans’ Roos Wouters moest aanvankelijk niets weten van de ‘zeikwijven’ die op de barricades stonden. Tot ze ontdekte dat de maatschappij nog altijd niet is ingericht op werk én gezin. Als Roos Wouters iets wil, moet je van goeden huize komen om haar tegen te houden. Aan het eind van de basisschool kreeg ze vanwege haar dyslexie een LBO/ MAVO-advies. Maar Wouters pikte het niet. ‘Ik wist dat er met mijn intelligentie niets mis was. En ik wilde per se naar het Amsterdamse Montessori Lyceum, waar

mijn zus op zat. Dus heb ik de directeur gebeld, en net zo lang gezeurd tot hij me toeliet tot de HAVO. En die heb ik ook afgemaakt.’ Die eerste overwinning op het onderwijssysteem smaakte naar meer, vertelt Wouters. Nadat ze ook het VWO had voltooid, koos ze voor een studie Politicologie, hoewel ze eigenlijk liever Journalistiek was gaan doen. ‘Ik dacht: nu ik dit heb bereikt, wil ik ook echt studeren, niet naar het HBO. Ik koos ook bewust voor de UvA. Ik ben opgegroeid naast een studentenhuis in de Den Texstraat. Voor mij was de UvA de universiteit van de Amsterdammers. Wat van buiten kwam ging naar de VU.’ Helaas voor Wouters bleek dat ze de verkeerde studie had gekozen. Wat haar interesseerde was de ‘sociale’ kant van de politieke wetenschap, de psychologie achter menselijke keuzes, en de klassieke teksten van Rousseau, Machiavelli en Montesquieu. Maar ze ‘begon bladzijden te tellen’ als het

ging over de wiskundige kant van het vak. Het leidde tot een knallende ruzie met docent Philip van Praag, die ‘het stemgedrag van mensen wilde berekenen alsof het formules waren’. Op sociaal vlak voelde Wouters zich eenzaam. Ze had maar enkele uren college per week, en de meeste van haar vrienden waren naar de Kunstacademie gegaan, of iets anders gaan doen. Ze lag veel in bed, overwoog even om meubelmaakster te worden, en besloot toen op haar 24ste om samen met haar geliefde een kind te nemen: ‘Het leek ons een hele praktische stap. Ik verveelde me toch. Ik kon die paar boekjes net zo goed lezen naast de kinderwagen.’ Achteraf bleek de geboorte van haar kind ook de geboorte van Wouters als feministe. Aanvankelijk ergerde zij zich vooral aan de spottende reacties van feministische medestudentes op haar moederschap. ‘Tuttige types die niets anders wilden dan veranderen in mannetjes uit de jaren vijftig.’ Maar toen ze na haar afstuderen aan het werk wilde, ontdekte ze dat de reactie van de maatschappij nog veel erger was. ‘Agnes Jongerius deed een moreel appèl op jonge vrouwen om de arbeidsmarkt te betreden. Maar ik kreeg als jonge moeder nauwelijks de kans. Ik kreeg parttime flutbaantjes, of ik moest mijn kind volledig uitbesteden. Mijn partner werd juist aangemoedigd om meer te gaan werken. We werden gedwongen om traditionele keuzes te maken.’ Uiteindelijk kreeg Wouters een deeltijdbaan bij stadszender AT5. Maar daar werkte ze zo hard dat ze haar zoon op het schoolplein vergat, ‘kneiter overspannen’ raakte, en werd

ontslagen. Hierop ging ze stukjes schrijven, en werd ze gevraagd haar verhaal te vertellen bij het Alternatief Voor Vakbond van Mei Li Vos. ‘Van haar had ik ooit les gehad. Ze kon zich mij herinneren omdat ik weigerde om vakjargon te leren.’ Hoewel Wouters nog steeds niets moest hebben van ‘kattenvrouwtjes’, ‘zeikwijven’, en ‘mantelpakjesfeministes’ à la Cisca Dresselhuys en Heleen Mees, kon ze op basis van haar nieuwe inzichten maar tot één conclusie komen: fuck, ik ben een feminist. Dit werd ook meteen de titel van haar eerste boek. Tegenwoordig gebruikt Wouters de door haarzelf gemunte term femanisme. Want echte emancipatie betekent volgens haar dat niet alleen vrouwen zich bevrijden van knellende rolpatronen, maar ook mannen. ‘Die willen dat ook best. Ik heb ontzettend veel positieve reacties gekregen van feministische mannen, terwijl die volgens de old school-feministes helemaal niet bestaan.’ Liever dan eindeloos te debatteren over de vraag ‘of vrouwen echt wel ambitieus zijn en mannen echt wel behoefte hebben om te zorgen voor hun kinderen’, probeert Wouters de omstandigheden te creëren die dit soort nieuwe rollen mogelijk maken. Dat doet ze via het Nieuwe Werken. ‘Emancipatie was altijd een onderwerp voor vrouwen en verwende tweeverdieners. Niemand had er geld voor over. Maar noem het flexwerken en de productiviteit verhogen en plotseling heb je de aandacht van mannen in krijtstreep. Ik maak nu ranglijsten over hoe goed bedrijven scoren op het gebied van het Nieuwe Werken. En wat blijkt? Als de Rabobank hoog scoort, willen andere banken niet achterblijven, en komen ze naar mij toe voor advies. Dan voel ik me toch een beetje de nieuwe Joke Smit.’ •


16 UVA GESCHIEDENIS

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

tekst • Vittorio Busato beeld • Universiteitsbibliotheek

' kan ik niets voorspellen, dan weet ik niets' Onderzoekers moeten streven naar objectiviteit en openheid, zodat anderen desgewenst het werk kunnen overdoen. Onwelgevallige data kunnen niet onaangekondigd worden weggelaten. En hypothesen stel je vooraf op en toets je aan nieuw materiaal. UvA-psycholoog Adriaan Dingeman de Groot stelde de spelregels voor wetenschappelijk onderzoek vijftig jaar geleden al op. Zoals Sigmund Freud de meest invloedrijke psycholoog ter wereld zou zijn (geweest), zo heeft vooralsnog geen Nederlander zozeer zijn stempel gedrukt op de psychologie als Adriaan Dingeman de Groot (1914-2006). Dat concludeerde rond de eeuwwende een internationaal panel van psychologen in het populairwetenschappelijke blad Psychologie Magazine. De uitslag verbaasde hem niet, liet De Groot destijds desgevraagd weten: hij vond het een meer dan terechte pluim. Waarom is dit inderdaad geen grootspraak? De Groot is als hoogleraar aan de universiteiten van Amsterdam (19481979) en Groningen (1980-1985) verbonden geweest. Hij heeft onder meer voor de bedrijfspsychologie, onderwijspsychologie, methodologie en cognitieve psychologie baanbrekend werk verricht dat nog altijd wordt geciteerd. Zo geldt zijn proefschrift Het denken van den schaker (1946) internationaal als intellectuele voorloper van de cognitieve psychologie. Eén van de belangrijkste conclusies uit die dissertatie is dat (groot)meesters niet zozeer dieper, maar vooral veel snéller de essentie van een probleem doorzien – een bevinding die voor vrijwel elke expertise lijkt op te gaan. Ook nemen schaak(groot)meesters grotere, meer betekenisvolle eenheden van informatie waar, zeker als het gaat om stellingen uit bestaande (groot)meesterpartijen. Moeten er daarentegen na vijf seconden willekeurige stellingen worden gereproduceerd, dan doen (groot)meesters dat niet beter dan niet-meesters. Een meer nationale bijdrage is dat De Groot sociaal-wetenschappers in het algemeen en psychologen in het bijzonder heeft aangespoord hun beweringen empirisch te staven. In zijn boek Methodologie (1961) heeft hij glashelder de spelregels uiteengezet hoe dat zo fair mogelijk te doen. Generaties studenten zijn opgevoed met zijn empirische cyclus en bijbehorende adagium: ‘Als ik iets weet, kan ik iets voorspellen; kan ik niets voorspellen, dan weet ik niets.’ Die cyclus begint met observatie: het systematisch verzamelen van empirisch feitenmateriaal en vormen van hypothesen. De tweede fase is die van inductie: de hypothesen worden preciezer geformuleerd. Dan volgt de fase van deductie: het op basis van die hypothesen afleiden van toetsbare voorspellingen. Die voorspellingen worden vervolgens getoetst aan nieuw empirisch materiaal. De uitkomsten worden daarna, als vijfde fase, geëvalueerd op algemene theoretische geldigheid – waarna de cyclus weer opnieuw begint. Nakomertje De Groot ziet op 26 oktober 1914 in het Noord-Hollandse Santpoort het levenslicht. Hij groeit op als nakomertje in een huisartsengezin met twee zussen en twee broers. Zijn cognitieve vermogens manifesteren zich vroeg; voordat hij op vijfjarige leeftijd in Bloemendaal naar de lagere school gaat, kan hij al lezen en schrijven. Op zijn zeventiende doet hij eindexamen gymnasium bèta aan het Kennemer Lyceum in Overveen. Zijn belangstelling voor psychologie manifesteerde zich eveneens vroeg, zei hij ooit: ‘Juist vanuit de positie van jongste in het gezin observeerde ik alles wat er om me heen gebeurde. Misverstanden hebben me altijd gefascineerd, ruzies tussen mijn ouders en zo, hoe komt dat, vroeg ik me altijd af, hoe gebeurt dat. Kun je er iets aan doen, door logische verheldering aan te brengen, of via

psychologisch begrip, daar was ik erg mee bezig.’ Maar psychologie als hoofdvak studeren kon in die vooroorlogse jaren niet. De enige mogelijkheid was een kandidaats in een ander vak te halen, en dan verder met wijsbegeerte met psychologie als hoofdvak. In 1932 begint De Groot aan een studie wis- en natuurkunde aan de UvA. Vijf jaar later behaalt hij zijn kandidaats en hij besluit over te stappen naar filosofie, met inderdaad als hoofdrichting psychologie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1941, behaalt hij bij de Hongaar Géza Révész, de eerste hoogleraar Psychologie aan de UvA, cum laude zijn doctoraalexamen. Veel vraag naar psychologen op de arbeidsmarkt is er dan echter niet. Het lukt De Groot wel om als wiskundedocent tijdelijk werk te vinden.

In diezelfde periode benadert J. Luning Prak, de eerste bedrijfspsycholoog van Nederland, hem. Sinds begin jaren dertig is er in het bedrijfsleven een groeiende belangstelling voor toepassingsmogelijkheden van de psychologie, vooral op het gebied van personeelsselectie en beroepsadvisering. Prak heeft een opdracht van de Nederlandse Spoorwegen een eigen selectie-afdeling op te zetten – een taak die De Groot aanvankelijk op zich zal nemen. Prealabel Na de oorlog krijgt De Groot evenwel steeds meer bezwaren tegen het werk bij Prak; hij vindt diens werk moreel gezien zelfs onverantwoordelijk. Bovendien ontvangt hij een aanbieding van Philips, dat meer persoonlijkheidsonderzoek voor hogere functies wil doen, om hoofd van de Bedrijfspsychologische Dienst te worden. Maar ook voor Philips werkt De Groot niet lang; de commercie zit duidelijk niet in zijn aard. Zijn ambitie ligt in de wetenschap. Hij vindt de basis, de grondslagen van denken en onderzoek in de toegepaste psychologie te zwak. Hoog tijd, aldus De Groot, voor een systematische methodologie – een ambitieuze taak die hij zich begin jaren vijftig jaren als kersvers hoogleraar in de toegepaste psychologie en statistische methoden op zich neemt. ‘Wij zullen tot iedere prijs onze denktrant “open” moeten houden’, stelt hij in 1952 in het inmiddels ter ziele

Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie. ‘De psychologie zal een empirische wetenschap zijn, met de mogelijkheid van uitwisseling, zakelijke kritiek, feitelijke weerleggingen van uitspraken, validatie-onderzoekingen, of zij zal géén wetenschap zijn.’ Overigens betrof zijn kritiek niet alleen de psychologie. Veel methodologische problemen in de gedragswetenschappen zouden ‘prealabel’ zijn: de onderzoeksvraag is niet behoorlijk te stellen zonder methodologische analyse en methodologische beslissingen vooraf. Zoals De Groot in het voorwoord van Methodologie schrijft: ‘De alomtegenwoordigheid van prealabele methodologische vragen is dan ook niet alleen voor de psychologie kenmerkend, maar veeleer voor al die wetenschappen, die feitelijke gegevens van menselijk gedrag willen beschrijven en verklaren, elk vanuit hun eigen theoretische gezichtspunt.’ Toetsingsonderzoek Zoals gezegd beschrijft Methodologie glashelder de spelregels voor eerlijk onderzoek. Zo moeten onderzoekers streven naar objectiviteit en openheid, zodat anderen desgewenst het werk kunnen overdoen, evenmin moeten er onaangekondigd onwelgevallige data worden weggelaten. En waar De Groot vooral op hamert is het expliciet onderscheid maken tussen exploratief onderzoek en toetsingsonderzoek; hypothesen stel je vooraf op en toets je aan nieuw materiaal. ‘Wie een exploratie in de verslaggeving voorstelt als een toetsingsonderzoek door te doen alsof de hypothese al scherp gesteld was voordat het onderzoek begonnen was – wat helaas vrij gemakkelijk gedaan kan worden – maakt zich schuldig aan een ernstig vergrijp tegen de sociale ethiek van de wetenschapsbeoefening. In de “open” communicatie tussen wetenschapsbeoefenaars wordt erop gerekend, dat dergelijke misleidingen niet voorkomen.’ Tegenwoordig heten zulke praktijken in de internationale vakpers questionable research practices. De Groot stipte ze dik vijftig jaar geleden al aan. En dat hij ook al pleitte voor preregistratie zoals onderzoekers nu steeds luider doen – vooraf leg je vast wat je gaat onderzoeken en hoe je dat precies gaat doen – illustreert het volgende citaat: ‘Een zo volledig mogelijke uitwerking op papier van de toetsings- (c.q. experimentele) opzet vooraf, is in ieder geval sterk aan te bevelen.’ Gezien het verontrustend vaak voorkomen van unfaire onderzoekspraktijken, zeker in de (sociale) psychologie, verdient het aanbeveling Methodologie weer als verplichte literatuur in de opleiding op te nemen. •

In het najaar verschijnt een biografische schets over A.D. de Groot door psycholoog en publicist Vittorio Busato, in de serie 'Grondleggers van de gedragswetenschappen'.


Java bookshop www.javabookshop.nl

werk

www

‘ W e kopen klein in. Eerst eens kijken of iets loopt’ Wie begint er nou een boekwinkel in deze tijd? Sharon Perlee en Sanne Fase, en met succes. Hun winkel in de Amsterdamse Javastraat bestaat inmiddels vijf jaar. Ze kennen elkaar van voetbal, Sharon Perlee (34) en Sanne Fase (35). Ze zaten samen in een elftal. Niet als kind, maar als twintiger. Je zou het een bierelftal kunnen noemen. Allemaal leeftijdgenoten die aan het eind van hun studie zaten of net werkten, en er werd een hoop gepraat in de derde helft. ‘Het viel ons op dat er veel werd geklaagd over werk’, zegt Perlee. ‘Over bazen, over het salaris, over werk dat niet aan de verwachtingen voldeed, over niet weten wat te gaan doen. Het zwarte gat.’ Als je een alfastudie hebt gedaan, heb je wel een hoop geleerd maar geen vak, vinden ze. Ze hadden beiden al een aantal banen achter de rug en wilden niet blijven klagen. ‘We zijn een keer behoorlijk dronken geworden in de kantine en toen zei Sharon: wat wil je nou écht?’, vertelt Fase. ‘Ik zei: een eigen boekwinkel. Dat wilde zij ook.’ Perlee: ‘Ja, maar bij mij was nog belangrijker: eigen baas zijn.’ De vraag waarom je dat nou zou willen, gezien de ontlezing, de crisis enzovoort, wordt hen nog steeds geregeld gesteld. ‘Wij zijn eigenwijs’, zeggen ze tevreden, vlak na sluitingstijd aan een leestafeltje in hun strak ingerichte maar gezellige winkel. Er rammelt nog een klant aan de deur. Fase springt op, maar hij is al doorgelopen. Fase studeerde een jaar Politicologie en switchte naar Geschiedenis, Perlee deed Europese studies na haar propedeuse Rechten. Ze hebben beiden ‘lang van hun studie genoten’, doorpakken was niet hun sterkste punt. Fase: ‘Boudien de Vries is mijn held op de UvA, zij was mijn scriptiebegeleider en heeft mij erdoor gesleept. Ik had het nooit afgemaakt als zij mij niet vriendelijk een schop onder mijn kont had gegeven.’

‘Er komt hier wel eens een student een paar uur rustig zitten studeren’

Sanne Fase (1978, Geschiedenis 2007) en Sharon Perlee (1980, Europese studies 2005) runnen sinds 2009 samen de Java Bookshop. Fase werkte eerder als assistent-bedrijfsleider bij Desmet Studio’s en als secretaresse bij het Eggens Instituut voor Juridisch Postacademisch Onderwijs aan de UvA. Perlee werkte eerder bij het meldpunt Zorg en Overlast van stadsdeel Osdorp, de stichting Bevordering Maatschappelijke Participatie en het Bureau Alumnirelaties en Universiteitsfonds van de UvA.

17

tekst • Jacqueline Hoefnagels beeld • Frank Ruiter

De Vries schreef een boek over leesgezelschappen in de tweede helft van de negentiende eeuw: wie zaten erbij, wat lazen ze? Fase deed binnen dat onderwerp onderzoek in Haarlem voor haar scriptie. Nu heeft de Java Bookshop twee leesgezelschappen, een in het Nederlands die de eigenaressen zelf leiden, en een Engelse onder leiding van een leraar Engels in ruste. In hun leesclub zijn ze nu bezig met Het geluid van vallende dingen van de Colombiaanse schrijver Juan Gabriel Vásquez. Perlee: ‘Grappig is dat niemand ooit tevreden is met het boek dat we kiezen, in eerste instantie. Maar als ze dat wel zijn heb je geen discussie.’ Perlee heeft de beste herinneringen aan de lessen van André Gerrits en Joep Leerssen. ‘Gerrits gaf Russische geschiedenis en politiek. Hij is een echte Oost-Europaspecialist en zette aan tot nadenken. In die tijd wilde ik nog bij Buitenlandse Zaken werken. Leerssen wist alles van de culturele vormgeving van Europa. Hij was geestig en sprak zijn talen, ik vond zijn boeken en zijn lessen heel inspirerend.’ Fase noemt als memorabele docent naast De Vries nog Amanda Kluveld, bij wie ze een keuzevak volgde over de politionele acties. Net als met hun studie maakten ze ook met hun winkelplan geen haast. ‘We hebben er twee jaar over gedaan. Ik vind: je moet iets goed doen of helemaal niet’, zegt Perlee. Ze gingen te rade bij het gemeentelijke Ondernemershuis, dat startende ondernemers helpt. ‘Ze hadden goede adviseurs, vaak zelf ondernemers die dus weten waar ze het over hebben’, zegt Fase. Perlee: ‘Kritisch ook. Je moet met een plan komen en wordt rustig teruggestuurd om nog eens flink opnieuw te gaan rekenen.’ Een opsteker was een lezing van hoogleraar Ondernemerschap en organisatie Mirjam van Praag. Perlee: ‘Zij maakte duidelijk dat je van alles hebt geleerd als alfastudent dat nuttig is voor het ondernemerschap. Dingen goed uitzoeken, geduld hebben, doorzetten, kritisch nadenken.’ Ze zochten rustig naar een geschikte plek in Amsterdam. ‘Bij het Ondernemershuis zei iemand dat we eens in de Indische buurt moesten gaan kijken. Daar spraken we iemand die lid was van een denktank over de Javastraat. Het zou pas een geslaagde winkelstraat zijn, hadden ze daar bedacht, als er een boekwinkel in zou zitten. Zo kwamen we daar terecht.’ Ze kregen het startkapitaal niet gemakkelijk bijeen, maar uiteindelijk kregen ze rond kerst 2009 achter elkaar toezeggingen van de verschillende partijen. ‘Dat waren echt feestdagen’, zegt Perlee. Ze gingen open tijdens de Boekenweek, twee maanden later. Nog steeds doen ze het kalm aan. ‘We kopen klein in. Eerst eens kijken of iets loopt. We hebben goed geluisterd naar de verkopers van de uitgeverijen, die trouwens allemaal met ons meedachten. Toch werkt niet alles. Zo werd ons aangeraden meer aan thrillers te doen omdat dit doorgaans goed verkoopt, maar hier werkt het niet. Dat heeft met de buurt denk ik niets te maken. Het is een multiculturele buurt, maar of dat ander leesgedrag betekent zou ik niet durven zeggen’, zegt Fase. Perlee: ‘We spelen er niet op in. Je kunt wel een plank met Arabische of Turkse boeken neerzetten, maar wij hebben er geen verstand van en spreken die talen ook niet. Ook dat moet je goed doen of niet.’ Toch zijn ze bij uitstek een buurtwinkel. Veel vaste klanten, buurtbewoners kunnen er koffie drinken en een krantje lezen, er zijn lezingen, presentaties en proeverijen. Dat niet iedere klant boekenkoper is, maakt niet uit. Ze kunnen het altijd nog worden. Perlee: ‘Er komt hier wel eens een student een paar uur rustig zitten studeren. Vinden we prima.’ •

‘We hebben als alfastudenten dingen geleerd die je als ondernemer goed kunt gebruiken’


Actuele gebeurtenissen alumni.uva.nl /agenda

18 kalender Deze kalender bevat naast oraties en afscheidscolleges alleen enkele grote activiteiten in het najaar. Voor een uitgebreid en actueel overzicht van UvAgebeurtenissen: alumni.uva.nl/agenda

1 sep

5 okt

4 okt

Opening Academisch Jaar Afrika

Thema van de opening is ‘Amsterdam in de wereld: Afrika’. Onder de sprekers is Rob de Vos, consul-generaal in New York en eerder diplomaat in diverse Afrikaanse landen. uva.nl

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

www

Oraties en afscheidscolleges Oraties vinden om 16.00 uur plaats in de Aula van de UvA, Singel 411.

31 okt

Inge van der Vlies

Hoogleraar Bestuursrecht (afscheidscollege, Aula, aanvang 17.00 uur)

ijzonder hoogleraar Fytopathologie, in B het bijzonder de plantenvirologie

Gino Kerkhoffs Hoogleraar Orthopedie, in het bijzonder de sporttraumatologie

12 sep

Evelien Dekker

12 nov

05 sep Marcel Prins

Hoogleraar Gastro-Intestinale Oncologie, in het bijzonder screening en diagnostiek van colorectaal carcinoom 17 sep

Ruben Fukkink

Bijzonder hoogleraar Kinderopvang en educatieve voorzieningen voor het jonge kind 19 sep

Natali Helberger

Hoogleraar Informatierecht, in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van informatie

07 nov

Ramón Spaaij Bijzonder hoogleraar Sportsociologie

13 nov Willem van Schendel Hoogleraar Moderne Aziatische geschiedenis (afscheidscollege, Aula, aanvang 15.00 uur) 14 nov

Franz Berto Bijzonder hoogleraar Wijsbegeerte, in het bijzonder metafysica en geschiedenis van de filosofie

21 nov

Joke Voogt Bijzonder hoogleraar ICT & Curriculum

Tentoonstelling

03 okt

Margaretha Lombarts

Sterke Verhalen

Hoogleraar Professional Performance

09 okt

Beppie van den Bogaerde

Onbezoldigd hoogleraar Nederlandse Gebarentaal

12 dec Geert Janssen Hoogleraar Vroegmoderne geschiedenis

10 okt

Geertjan Overbeek

Hoogleraar Pedagogiek

14 dec Josef Bruers Bijzonder hoogleraar Kwaliteit van mondzorg in de praktijk

24 okt

Jac Rinkes

In de tentoonstelling ‘Sterke Verhalen’ is te zien hoe bekende verhalen zoals Assepoester en Gullivers Reizen zich door de eeuwen heen hebben ontwikkeld. Hierbij is speciale aandacht voor centsprenten, de voorlopers van de moderne strips. bijzonderecollecties.uva.nl

Open Dag Science Park Amsterdam

Onderzoeksinstellingen op het Science Park Amsterdam openen hun deuren voor het publiek. Ga mee op ontdekkingstocht door de wetenschap en ontdek de schatkamers van de universiteit. betaonderwijs.uva.nl

Hoogleraar Europees en vergelijkend verzekeringsrecht 29 okt

Bas van den Putte

Hoogleraar Gezondheidscommunicatie

28 nov

Julia Kursell Hoogleraar Muziekwetenschap

19 dec

Hanneke van Laarhoven Hoogleraar Translationele medische oncologie, in het bijzonder de gastrointestinale oncologie

31

Tentoonstelling

Amsterdamse Academische Club

Illustere School

Arnon Grunberg

okt

De Bijzondere Collecties van de UvA beheren het (levend) archief van schrijver Arnon Grunberg. In deze tentoonstelling wordt stilgestaan bij 25 jaar schrijverschap van Grunberg. bijzonderecollecties.uva.nl

De Amsterdamse Academische Club is de plek waar wetenschap, maatschappij en bedrijfsleven samenkomen. Elke donderdagavond is er een debat tussen een wetenschapper en iemand uit bedrijfsleven, overheid of maatschappelijke organisatie. Op vrijdagmiddag is er een informele borrel met live jazzmuziek. Elk kwartaal opent een expositie van een kunstenaar die een relatie heeft met de UvA of met Amsterdam. aac.uva.nl

Vanaf september kunt u weer deelnemen aan collegereeksen, lezingen, rondleidingen en themamiddagen van de Illustere School van de Faculteit der Geesteswetenschappen. Vanaf september is het ook mogelijk om zonder inschrijving als regulier student op universitair niveau een van de volgende talen te leren: Deens, Hebreeuws, Noors, Nederlandse Gebarentaal, Nieuwgrieks, Pools, Russisch, Servisch/Kroatisch, Tsjechisch, Zweeds, Catalaans, Roemeens of Latijn. Leden van de AUV en UvA-medewerkers ontvangen tien tot dertig procent korting op bijeenkomsten van de Illustere School. Meer informatie: is.uva.nl. Een brochure bestellen kan ook: illusterschool-fgw@uva.nl

1 feb

8 nov

AUV-dag Jubileumeditie ledendag

Jaarlijkse ontmoeting voor leden van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging. Met lezingen en workshops op de diverse vakgebieden van de alumnikringen. Extra feestelijke dag vanwege het 125-jarig bestaan van de AUV. Thema: ‘Liberal arts and sciences’. alumni.uva.nl/auv

SPUI25

SPUI25 is het academisch-cultureel centrum aan het Spui in Amsterdam. Het is een levendig podium dat de wetenschap met de culturele praktijk verbindt. Met terugkerende reeksen en programma’s die inspringen op de actualiteit. www.spui25.nl

Nascholing leraren vo

Elk jaar kunnen leraren geschiedenis, filosofie, Nederlands, klassieke talen, moderne vreemde talen en kunst en cultuur hun kennis uitbreiden tijdens Mastercourses, waarin wetenschappers vertellen over de laatste ontwikkelingen in hun vakgebied. uva.nl/is-mastercourses Andragologie

CREA

Natali Helberger

CREA organiseert lezingen, debatten, documentaireen filmvoorstellingen over wetenschap, politiek, kunst en cultuur. Daarnaast verzorgt CREA inspirerende cursussen en workshops. CREA heeft een theater, een muziekzaal en een aantal grote en kleine studio’s. crea.nl

De Kring Andragologie organiseert collegereeksen en masterclasses over thema’s als ‘De kracht van Social Work’, ‘Veranderen bij cultuurverschillen’ en ‘Bevlogenheid terug in het werk’. alumni.uva.nl/andragologie


UVA in beweging Recordaantal Vidi-subsidies Negentien UvA-onderzoekers ontvangen een Vidi-subsidie uit de Vernieuwingsimpuls van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Daarmee gaat meer dan twintig procent van het aantal landelijke toekenningen naar de UvA. De onderzoekers, onder wie historicus Michiel van Groesen, psycholoog Sanne de Wit en bioloog Isabel Smallegange, krijgen ieder maximaal 800.000 euro om een vernieuwende onderzoekslijn te ontwikkelen en een eigen onderzoeksgroep op te bouwen.

UvA en VU starten gezamenlijke master Entrepreneurship

Miljoenensubsidie voor grootschalig onderzoek naar complexe netwerken Met de toekenning van een subsidie van 22,7 miljoen euro uit het programma Zwaartekracht van minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap krijgt het wiskundeen informaticaonderzoek aan de UvA een enorme impuls. In het project ‘Networks’, onder leiding van hoogleraar Toegepaste kansrekening en wachtrijtheorie Michel Mandjes, staan grootschalige netwerken – zoals digitale netwerken, maar ook verkeers-, vervoers- en energienetwerken – centraal. De onderzoekers richten zich op de dringende uitdagingen waar deze netwerken ons voor stellen. Het onderzoek wordt uitgevoerd in een consortium waarin elf onderzoekers van vier verschillende instellingen hun krachten bundelen: de UvA, het Centrum voor Wiskunde en Informatica (CWI), de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en de Universiteit Leiden (UL).

Vanaf studiejaar 2014-2015 starten de UvA en de VU met de joint master Entrepreneurship. Na afronding van de opleiding ontvangen de studenten een masterdiploma van beide universiteiten (een joint degree). De studenten leren om breed, wetenschappelijk onderbouwd naar ondernemendheid en ondernemerschap te kijken. Daarnaast ontwikkelen de studenten de mentaliteit en vaardigheden waar ondernemerschap om vraagt. Drie vormen van ondernemerschap staan centraal: nieuwe commerciële ondernemingen, ondernemerschap binnen organisaties, en initiatieven gericht op het oplossen van maatschappelijke problemen. De master Entrepreneurship is de eerste gezamenlijke masteropleiding van de UvA en de VU. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft de opleidingsaanvraag positief beoordeeld.

In de QS World University Rankings by Subject, die eind februari werd gepubliceerd, staan negen vakgebieden van de UvA in de top-50. Communicatiewetenschap & Mediastudies is het hoogst genoteerde vakgebied van de UvA met een tiende plaats wereldwijd. De andere UvA-vakgebieden met een top 50-plaats zijn: Psychologie (plaats 16), Geografie (17de), Sociologie (18de), Taalkunde (25ste), Moderne Talen (43ste), Geneeskunde (44ste), Politicologie (44ste) en Rechtsgeleerdheid (50ste). In totaal staat de UvA met 22 vakgebieden bij de eerste 200 van de wereld.

www

19

Amsterdamse start-ups krijgen juridisch advies van studenten Tien uitmuntende rechtenstudenten van de UvA ondersteunen beginnende, Amsterdamse technologiestart-ups kosteloos met juridische hulp op het terrein van het informatierecht. Zij doen dit in het praktijkvak Clinic Technologie, Media & Communicatie. Het vak is een samenwerking tussen Stichting de Clinic, het Instituut voor Informatierecht en gerenommeerde advocatenkantoren in de regio Amsterdam, waaronder Freshfields Bruckhaus Deringer, Kennedy Van der Laan, NautaDutilh, Stibbe, bureau Brandeis en SOLV Advocaten. De gemeente Amsterdam steunt het initiatief met een subsidie vanwege het belang voor Amsterdam als metropoolregio voor start-ups.

UvA en COC Amsterdam lanceren AmsterdamPinkPanel

UvA stijgt op THE World Reputation R ankings

Negen vakgebieden UvA in top 50 QS World University R ankings

UvA-nieuws alumni.uva.nl /nieuws

De Universiteit van Amsterdam (UvA) staat in de groep 71-80 van de THE World Reputation Rankings 2014, een lijst van de 100 universiteiten met de beste reputaties wereldwijd, die begin maart verscheen. Hiermee is de UvA de op één na hoogst genoteerde Nederlandse universiteit, na de TU Delft. Vorig jaar stond de UvA nog in de groep 81-90. De reputatieranglijst komt tot stand via vragenlijsten, ingevuld door meer dan 10.000 wetenschappers uit 133 landen.

Amsterdam krijgt Sarphati Institute De gemeente Amsterdam, de VU, het VUmc, de UvA en het AMC richten gezamenlijk het Sarphati Institute for New Epidemics op. Het Sarphati Institute wordt een wetenschappelijk ‘triple helix’-onderzoeksinstituut waarin overheid, wetenschap en bedrijfsleven gezamenlijk werken aan onderzoek op het terrein van de volksgezondheid. De toename van welvaartsziekten vereist een sterke, gezamenlijke aanpak. Het college van burgemeester en wethouders heeft hiertoe acht miljoen euro beschikbaar gesteld.

Hoe veilig voelen lesbiennes, homo-, bi- en transseksuelen (LHBT’s) zich in hun buurt? Het AmsterdamPinkPanel, een nieuw LHBT-onderzoekspanel, moet daar antwoord op geven. Het panel is een samenwerking tussen het Onderzoeksinstituut Psychologie van de UvA en het COC Amsterdam. LHBT’s – niet alleen uit Amsterdam en omstreken, maar uit heel Nederland – kunnen zich via www.amsterdampinkpanel.nl aanmelden voor het panel. Zij zullen op regelmatige basis benaderd worden om een vragenlijst in te vullen over LHBT-gerelateerde thema’s. In het eerste onderzoek krijgen de panelleden vragen over hoe veilig ze zich voelen in hun buurt.

UvA en VU bundelen kennis over Europa Het nieuwe Amsterdam Centre for Contemporary European Studies (ACCESS EUROPE) van de UvA en de VU, dat in januari officieel van start ging, richt zich op het vergroten van inzichten in de huidige crisis in Europa en de veranderende relatie tussen de Europese Unie, Nederland en de rest van de wereld. ACCESS EUROPE vormt een interdisciplinair podium voor onderzoek, onderwijs, en publieksactiviteiten en debat. De kern van het centrum bestaat uit ruim tachtig onderzoekers uit de sociale en gedragswetenschappen, rechtsgeleerdheid, geesteswetenschappen en economische wetenschappen van beide universiteiten. Zes thema’s staan centraal: European Law and Governance, European Constitutionalism, Political Economy of Integration and Welfare, European Politics and Society, European Identity and Culture en Europe and the World.


20 wetenschap

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

tekst • Marc Laan beeld • Arthur Reinders Folmer

‘ Wij zijn geen genenjagers’ Bepalen genen of iemand zijn schooldiploma haalt? Is ondernemerschap erfelijk? Geno-economics heet de jongste tak van de sociale wetenschap, die speurt naar de invloed van genen op sociaal en economisch gedrag van mensen. Philipp Koellinger, sinds oktober 2013 hoogleraar Entrepreneurship & Innovation aan de UvA, doet onderzoek op dit vakgebied.

Al binnen een paar minuten neemt het gesprek met Philipp Koellinger over zijn onderzoek naar het ‘ondernemers-gen’ een verrassende wending. ‘Eigenlijk weten we nog zo goed als niets over de effecten van genen op menselijk gedrag,’ zegt hij. ‘Op een kennisschaal van nul tot honderd zitten we momenteel net iets boven de nul.’ De pas benoemde Duitse hoogleraar specialiseert zich als sociaal wetenschapper dan ook in een zeer jong vakgebied: de gen-economie, ofwel geno-economics. Deze studie zoekt naar verbanden tussen de moleculaire genetica en het menselijk gedrag. Koellinger is momenteel vooral geïnteresseerd in erfelijk ondernemerschap. Is een geslaagde ondernemer het product van nurture of van nature? ‘Geno-economics is een wetenschap die onderzoekt óf genen een rol spelen bij economische gedragingen. De stand van onze kennis op dit ogenblik is dat gedrag veel complexer in elkaar zit dan wij vijf jaar geleden misschien hoopten. Wat wij inmiddels wel zeker weten is dat niet één of twee genen de doorslag geven bij het ontstaan van bepaalde karaktertrekken of gedragingen van mensen. Dus ook niet bij ondernemerschap. Er zijn inmiddels genoeg bewijzen dat op zijn minst een mix van duizenden genen van invloed is op gedrag, en dan nog eens in ingewikkeld samenspel met factoren als opvoeding en onderwijs.’ Staat uw vakgebied nog met lege handen? ‘Bij erfelijke trekken spelen biologische factoren voor ongeveer vijftig procent mee, weten we inmiddels. Maar voor economisch interessante karaktereigenschappen, zoals

zelfstandig ondernemerschap, schoolsucces of geluksgevoel, ligt dat verband lager, gemiddeld tussen de tien en veertig procent. Er schijnt dus wel íets biologisch mee te spelen. Vast staat dat sociale en economische gedragingen op zijn minst voor een deel erfelijk beïnvloed worden. Maar welke moleculaire architectuur daaronder ligt, daar weten wij eigenlijk nog weinig van.’ Wat schieten de sociale wetenschappen op met dit onderzoek? ‘Nieuwe technologieën als Big Data-statistiek hebben het vakgebied van geno-economics in een turboversnelling gezet. Vroeger beschikten psychologen alleen over het instrument van tweelingenonderzoek, om de mate van erfelijkheid in gedrag vast te stellen. Maar als je weet dat vijftig procent van het gedrag erfelijk is, weet je eigenlijk nog niets. Je moet ook weten hoe dat op moleculair-biologisch niveau verloopt. Er zijn nu ineens heel krachtige computergereedschappen om veel data te verzamelen, die je met algoritmes kunt analyseren. Deze technologie kunnen we koppelen aan de kennis over het menselijk genoom, dat rond 2000 in kaart is gebracht. Op die manier kun je proberen genen niet alleen te relateren aan erfelijke ziekten, maar ook aan sociaal-economische verschijnselen, zoals ondernemerschap of schoolsucces. Maar geno-economics is niet alleen een sociale wetenschap. Dit is een multidisciplinair onderzoek. Ik zit aan tafel met epidemiologen, medici, economen, psychologen, politicologen, biologen, sociologen, gen-statistici, en niet te vergeten ethici. Voor al deze disciplines levert dit onderzoek nieuwe inzichten op.’

Wat hebben economen aan dit onderzoek? ‘Economie is geen exacte wetenschap, maar dit onderzoek opent voor economen wel de black box van menselijk gedrag. Economen kunnen nog steeds moeilijk voorspellen hoe en waarom mensen reageren op economische impulsen. Kennis over de genetische aanleg biedt in de toekomst denk ik een mogelijkheid die black box te openen, om te bestuderen hoe mensen reageren op omgevingsprikkels.’

‘Wij onderzoeken de vraag waar de invloed van genen ophoudt en die van de opvoeding begint’ Er zijn zorgen over privacy en ethische vragen over dit soort onderzoek. ‘Die zorgen zijn terecht, leert de geschiedenis, zeker als het om genen gaat. Maar er zijn manieren om die zorgen op te lossen. Wij onderzoekers moeten om te beginnen veel en transparant over ons werk communiceren. Verder heb ik als wetenschapper de verantwoordelijkheid tegenover


Philipp Koellinger www.philipp-koellinger.com

www

21

Philipp Koellinger p.d.koellinger@uva.nl • 2001 Economie en bedrijfskunde, Humboldt University Berlin (Duitsland) • 2006 promotie, Humboldt University Berlin • 2006-2013 universitair (hoofd) docent Economics and Entrepreneurship, EUR • 2013-heden hoogleraar Entrepreneurship & Innovation, UvA

de samenleving om de relevantie van dit onderzoek niet te overdrijven. Wij zijn geen genenjagers, maar proberen de moleculaire architectuur te achterhalen die ten grondslag ligt aan economisch interessante gedragingen. Wij onderzoeken de vraag waar de invloed van genen ophoudt, en die van de opvoeding begint. Er zijn misschien ook wel wettelijke begrenzingen nodig aan gen-studies. In veel landen mag je een ongeboren baby testen op Down-syndroom, maar niet op sekse. In de Verenigde Staten staat al in de grondwet dat een individu niet gediscrimineerd mag worden op grond van zijn erfelijke trekken. Zoiets is er in Europa nog niet. Omgekeerd heeft een individu er ook voordeel van als hij weet hoe zijn genen in elkaar zitten en welke kans hij maakt op bepaalde ziekten. Dan kun je preventief je levensstijl aanpassen. En artsen kunnen ziekten vroegtijdig ontdekken en behandelen.’ Hoeveel jaar duurt het nog totdat geno-economics tastbare resultaten oplevert? ‘Ik vermoed dat het nog wel tien tot twintig jaar duurt voordat de sociale wetenschappen werktuigen hebben waarmee je kunt ontrafelen hoe genen en opvoeding op elkaar inwerken. De psychologie heeft met deze nieuwe inzichten al het een en ander bereikt, zoals op de terreinen van persoonlijkheidsontwikkeling en van cognitief vermogen. Psychologen weten nu dat het niet één of twee genen zijn die iemand extrovert maken of punctueel. Het is ook hier een samenspel van duizenden genen en milieu.’

Waarop richt u zich momenteel in uw eigen onderzoek? ‘Toen ik aan het onderzoek naar erfelijk ondernemerschap begon, werd mij al snel duidelijk dat er veel meer interessante terreinen zijn waar de biologie de economie beïnvloedt. Ik concentreer mij momenteel dus ook op verschijnselen als succes hebben op school, het welbevinden van mensen en de vraag of vruchtbaarheid erfelijk is. Ik heb onderzoek gedaan naar succes in het onderwijs. Wat is de hoogste opleiding die iemand kan halen? Hoe lang gaat iemand überhaupt naar school en haalt hij wel zijn diploma? We hebben honderdduizend mensen getest. Daar kwam uit dat er waarschijnlijk drie snips, dat zijn complexen van genen, effect hebben op schoolsucces. Hooguit 0,02 procent van het verschil in opleidingssucces tussen de proefpersonen bleek verklaard te kunnen worden uit één van deze drie DNA-verschillen. Opgeteld verklaarden de drie snips nog niet eens twee procent van het studiesucces. Maar ook dat is een belangrijk inzicht. Ik verwacht dat het de komende tien jaar, met veel grotere groepen proefpersonen, mogelijk wordt om ongeveer vijf procent van het studiesucces te voorspellen op grond van genen.’

Zo nu en dan melden de media toch dat er één gen gevonden is dat verantwoordelijk is voor alcoholisme of roken. Zou dat niet ook bij ondernemerschap kunnen spelen? ‘Nee. Erfelijke trekken zijn een complex gevolg van vele genen met elk kleine effecten. Dat geldt voor drinken en roken, maar nog meer voor schoolsucces en ondernemerschap. Heel af en toe wordt er een gen ontdekt dat verantwoordelijk is voor ernstige ziekten zoals Huntington’s Disease, maar dat zijn echt uitzonderingen. Wat wij ook nog helemaal niet weten is of die genen misschien in groepjes opereren, en hoe ze hun invloed uitoefenen via neurotransmitters en hormonen. Ik durf er wel mijn geld op te zetten dat groepen genen die belangrijk zijn in het centrale zenuwstelsel een grotere invloed op gedrag hebben, dan genen die niet betrokken zijn bij kennis en begrip.’ •

‘Dit onderzoek opent voor economen de black box van menselijk gedrag’


22 wetenschap Spui —

kort nieuws De wetenschappelijke kennis neemt dagelijks toe. Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam dragen daaraan bij met proefschriften, papers en andere publicaties waarin zij de vruchten van hun arbeid wereldkundig maken. SPUI biedt een selectie van recente resultaten.

UvA-restauratoren vinden afwijkende prent in serie etsen Anton Heyboer Verschillende in beslag genomen etsen die van de hand van de kunstenaar Anton Heyboer zouden zijn, zijn hoogstwaarschijnlijk vals. Aan de vervolg- en sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie in de zaak Heyboer ligt technisch onderzoek ten grondslag naar de echtheid van werken, dat is uitgevoerd door de UvA en het Nederlands Forensisch Instituut. Bas van Velzen en Judith Geerts van de opleiding Conservering en Restauratie van Cultureel Erfgoed aan de UvA onderzochten zes droge-naaldetsen uit Anton Heyboers zogenoemde Haarlemse periode (1950-1958). Zij ontdekten dat een van de zes prenten sterk afwijkt, wat betreft druktechniek, pigment en papier.

GEESTESWETENSCHAPPEN

Oorlogsmusea populairder dan ooit Zeventig jaar na de bevrijding staat de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog onverminderd sterk in de belangstelling. Nederland telt maar liefst 83 musea waarin de Tweede Wereldoorlog centraal staat, en de teller lijkt niet stil te staan. Ook de bezoekersaantallen groeien. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Erik Somers. Opmerkelijk is dat - naast de bekende musea zoals het Anne Frank Huis, het Herinneringscentrum Kamp Westerbork en het Oorlogsmuseum in Overloon - een groot aantal van de huidige oorlogsmusea (ruim veertig procent) werd opgericht na het jaar 2000. Dit zijn veelal kleinere, particuliere musea, die vooral gericht zijn op de lokale en militaire geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.

Niet met iedere ‘ foute’ kunstenaar liep het fout af Een beeld dat dikwijls opduikt in media en literatuur is dat van de ‘foute’ kunstenaar, van wie de carrière na de oorlog bergafwaarts ging, omdat hij had gecollaboreerd. Claartje Wesselink maakt in haar promotieonderzoek duidelijk dat dit beeld te zwart-wit is. Zo wist de schilder Pyke Koch, die voor en tijdens de oorlog fascistische en nationaalsocialistische sympathieën had gehad, al tijdens de wederopbouwperiode weer volop in de aandacht te komen. Wie als ‘fout’ werd gezien, had het in de naoorlogse samenleving niet gemakkelijk. Voor ‘foute’ beeldend kunstenaars gold dat evenzeer. Wanneer iemands kunst onmisbaar werd geacht binnen de canon van de Nederlandse kunst, bleek een ‘fout’ verleden echter vaak relatief onbelangrijk te zijn.

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

Boerman toont aan dat sponsorvermeldingen ervoor kunnen zorgen dat televisiekijkers reclame in een televisieprogramma beter herkennen en kritischer worden ten opzichte van deze reclame. Aan de ene kant werkt een vermelding als prime voor het merk, waardoor kijkers meer visuele aandacht aan het merk schenken en zich het merk beter herinneren. Anderzijds veroorzaken de vermeldingen weerstand bij kijkers.

Posttraumatische stress in meer dan helft van gevallen jarenlang probleem Meer dan de helft van de mensen die met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) kampt, heeft hier meerdere jaren last van. Dit blijkt uit een grootschalige meta-analyse van wetenschappers van de UvA, Tilburg University en University of London, waarvan de resultaten zijn gepubliceerd in Clinical Psychology Review. Voor het onderzoek bekeken de wetenschappers longitudinale studies waarbij individuen met PTSS voor langere tijd (van 10 tot 204 maanden) werden geobserveerd. In totaal ging het om 42 studies met 81.462 deelnemers.

ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

Statistiek ontkracht aannames over tennissport In hun boek Analyzing Wimbledon onderwerpen Franc Klaassen (UvA) en Jan Magnus (UvT/VU) de tennissport aan een uitgebreide statistische analyse. Zij presenteren onder andere een methodiek waarmee de kans op winst van een partij up to date kan worden gebracht na ieder gespeeld punt. Heeft de speler die als eerste mag serveren in een set voordeel, zoals tenniscommentatoren vaak zeggen? Zijn nieuwe ballen een voordeel? Is vooral de zevende game in een set belangrijk? Zijn topspelers stabieler dan andere spelers? Klaassen en Magnus formuleren hypotheses aan de hand van deze en vele andere vragen, om die vervolgens statistisch te testen. Zij gebruiken hiertoe een dataset van bijna honderdduizend op Wimbledon gespeelde punten en veel data van andere grand slam-toernooien.

MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN

‘Dit bericht is mede mogelijk gemaakt door de UvA’ Sponsorvermeldingen in televisieprogramma’s – bijvoorbeeld het tonen van de tekst ‘Dit programma bevat product placement’ – zijn lang niet altijd effectief. Maar als ze door de kijker worden opgepikt, heeft dat als neveneffecten een betere merkherkenning, maar ook een minder gunstige houding ten aanzien van het merk. Dit is een van de conclusies die Sophie Boerman trekt in haar promotieonderzoek.

Bekering tot de islam: radicale verandering of langzaam groeiproces? Vrouwen die zich bekeren tot de islam, nemen niet per definitie de levenswijze van ‘geboren’ moslims over. Bij hun omgeving heerst echter vaak een tegenovergesteld beeld. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Vanessa VroonNajem. Vroon-Najem deed onderzoek naar vrouwen in de regio Amsterdam die zich bekeerden tot de islam in de periode 2006 tot 2011. Ze bekeek daarbij hoe deze vrouwen omgaan met het spanningsveld tussen etnische, nationale en religieuze verbondenheid. Bekering bleek vaak een langzaam proces en het exacte moment was niet altijd duidelijk.

Nederlandse moeder voelt druk om deeltijd te werken Nederlandse moeders met jonge kinderen worden bij hun keuze voor het aantal uur dat ze (willen) werken per week begrensd door hun sociale achtergrond en omgeving. Deze keuze is dus niet zo ‘vrij’ als vaak gedacht. Ouders, leraren, partners en werkgevers hebben een grote invloed op de beroepskeuze en deelname aan de arbeidsmarkt van moeders. Ook ervaren moeders druk uit hun sociale omgeving om in deeltijd te werken en beperkt van kinderopvang gebruik te maken. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Justine Ruitenberg.


UvA-nieuws alumni.uva.nl /nieuws

www

23

Ster groeit met horten en stoten Ontvoeringen en gijzelingen: daders aan het woord De vorming van een ster gaat met horten en stoten. Nieuwe MEDISCHE WETENSCHAPPEN

Rol van culturele achtergrond bij psychotische stoornis Veel Marokkaanse immigranten krijgen ten onrechte de diagnose psychose of schizofrenie. Depressies worden bij hen nogal eens gemist. ‘We vragen onvoldoende door’, stelt Tekleh Zandi in haar promotieonderzoek. Het gebruik van een vragenlijst die rekening houdt met de culturele achtergronden van de patiënt, geeft een beter beeld. Zandi keek naar de invloed van een cultureel-sensitieve procedure bij de vaststelling van de diagnose psychotische stoornis, vooral schizofrenie. Ze deed dit bij eerste- en tweedegeneratie Marokkaanse immigranten in Utrecht, die vanwege een eerste psychose hulp zochten bij een van de geestelijke gezondheidsinstanties in Utrecht.

Operatie vaak onnodig Jongens bij wie een zaadbal blijft ‘hangen’ in de lies of de buikstreek, hoeven niet per se allemaal geopereerd te worden. Dat zeggen Evelyn van der Plas en Annebeth de Vries in hun proefschrift. De testikel daalt vaak vanzelf in tijdens de puberteit. Er zijn twee redenen waarom een zaadbal niet indaalt. Sommige jongens worden ermee geboren – de aangeboren variant – en bij de rest verhuist de zaadbal tijdens de vroege jeugd uit de balzak naar de lies, de verworven variant. Evelyn van der Plas en Annebeth de Vries richtten zich op die laatste variant, waarvan de oorzaak niet goed bekend is. Mogelijk is de zaadstreng te kort en groeit die te langzaam in verhouding met het lichaam van de jongen. Hierdoor kan de bal uit de balzak worden ‘getrokken’.

waarnemingen van sterren-in-wording tonen aan dat het vormingsproces niet geleidelijk gaat, maar in golven. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Lucas Ellerbroek. Voor zijn onderzoek naar het ontstaan van sterren vergeleek Ellerbroek de structuur van de jet (straalstroom) en het historisch gedrag van de jonge ster met elkaar. Tot nog toe kon wel het proces van stervorming in kaart worden gebracht (wolk - schijf - jet - ster), maar niet het verloop van het proces op langere termijn. Dit komt omdat dit proces duizenden tot miljoenen jaren duurt waardoor het voor wetenschappers onmogelijk is om direct te kunnen meten.

UvA en HvA maken eerste meubelstuk met 100% bioplastic Het College van Bestuur nam maandag 24 februari een tafel met 100% biobased plastics in ontvangst. Chemici Gadi Rothenberg en Albert Alberts ontdekten dit plastic, dat uitsluitend uit plantaardige ingrediënten bestaat, per toeval. Onderzoekers van de HvA verwerkten het materiaal in een tafel. Het revolutionaire 100% bioplastic is volledig afbreekbaar. Bij massaproductie draagt het niet bij aan de plasticsoep in de oceanen.

RECHTSGELEERDHEID

Ideale rechter is deugdzaam én empathisch

NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA

Dodo overleefde lange zeereis naar Japan Eén van de laatst levende dodo’s maakte in 1647 de overtocht van Mauritius naar Japan om als relatiegeschenk voor Japanse edelen te dienen. De dodo kon dus, in tegenstelling tot wat tot nog toe werd gedacht, lange zeereizen overleven. Dat blijkt uit onderzoek in de zeventiende-eeuwse archieven van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), uitgevoerd aan de UvA. Ria Winters toonde in samenwerking met archivaris Gijs Boink aan dat in 1647 een levende dodo werd verscheept naar Deshima, een eilandje voor de kust van Japan waar de VOC een vestiging had.

Daders van ontvoeringen en gijzelingen zijn niet eenduidig te categoriseren, niet wat betreft hun motief en niet wat betreft hun slachtofferkeuze. Dit is een van de conclusies in het promotieonderzoek van Jaap Knotter. Knotter maakte als eerste een typologie van vrijheidsberoving in Nederland. Hieruit blijkt onder andere dat de meeste vrijheidsberovers impulsief handelen; hun slachtoffer daarentegen kiezen zij welbewust. Knotter beschrijft het fenomeen vrijheidsberoving in Nederland in al zijn facetten en analyseert het gedrag van de daders. Hij sprak hiertoe met veertig vrijheidsberovers, van ‘onervaren’ vaders die impulsief hun kind ontvoerden tot gewelddadige vrouwenkidnappers.

Als rechters de wet op onpartijdige wijze toepassen, leidt dat niet automatisch tot waarborging van de kwaliteit van rechtspraak. Rechtspraak is veel breekbaarder dan algemeen wordt aangenomen, betoogt Iris van Domselaar. Zij benoemt in haar proefschrift een reeks professionele kwaliteiten die rechters nodig hebben om tot een goed oordeel te komen. Naast kennis van het recht moeten rechters in een concreet geval beschikken over professionele deugden, zoals een adequaat waarnemingsvermogen, een gevoel voor rechtvaardigheid en rechterlijke moed.

INTERDISCIPLINAIR

Sociaal-economische ongelijkheid groeit; sociale cohesie daalt Minister Lodewijk Asscher ontving woensdag 16 april op de UvA de resultaten van het omvangrijke, internationale Growing INequalities' Impacts-onderzoek. Het onderzoek toont groeiende inkomensongelijkheid binnen Nederland en andere landen, en de negatieve invloed daarvan op de sociale cohesie. De betrokkenheid van burgers bij de samenleving neemt af naarmate de ongelijkheid toeneemt. Tussen 1977 en 2011 zijn de inkomensverschillen in Nederland structureel toegenomen. Volgens de onderzoekers is de toegenomen ongelijkheid deels toe te schrijven aan het gevoerde beleid. Beleidswijzigingen tijdens recessies (ten aanzien van minimumloon en uitkeringen), bedoeld om de overheidsbegroting in evenwicht te brengen, zijn nadelig geweest voor de lage inkomens en hebben de inkomensongelijkheid blijvend vergroot. Bovendien concluderen de onderzoekers dat beleidsmakers zich minder inspannen om die ongelijkheid te verkleinen.


24 essay

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

Ethiek en The Wire

De wetenschap achter een Amerikaanse televisieserie


Rob van Es www.robvanes.com

HBO The Wire www.hbo.com/the-wire#/

www

www

25 tekst • Rob van Es beeld • HBO

De professionalisering van een vak vereist altijd een versterking van de ethiek, maar hoe worden morele waarden in de praktijk gerealiseerd? Ethicus Rob van Es schetst hoe de populaire misdaadserie The Wire het hele scala van moreel gedrag in een grote stad laat zien. Zowel in de zorg, in het onderwijs, als bij de banken proberen we veranderingen te realiseren door algemene gedragsregels op te leggen en daar vervolgens op te controleren. Als het om technische zaken gaat, kan zo’n benadering heel goed werken. Als het gaat om ethiek, om reflectie op houding en gedrag, is het top-down afdwingen via regels eerder contraproductief. Wie wil begrijpen hoe moreel gedrag gekoppeld is aan samenwerken en veranderen kan het best beginnen bij de basisbehoefte: de drang om te overleven. Van daaruit gaan we op zoek naar de bodem van ethiek: de uitruil van belangen en empathie die samen leiden tot wederkerigheid. HBO-serie The Wire (2002-2008) biedt voor dit zoekproces uitstekende casuïstiek.

‘Waarom is er wel verandering, maar geen verbetering?’ The Wire speelt zich af in Baltimore, een havenstad aan de oostkust van de Verenigde Staten. Met een totale duur van zestig uur over vijf seizoenen en een complexe verhaalstructuur schetst de serie een indringend beeld van het leven in een grote maar nooit echt populair geworden moderne stad. Hoe zit dat netwerk van vrienden en vijanden, onderhandelingen en principes, list en geweld in elkaar? Baltimore is hier de focus, maar de vergelijking met meer nabijgelegen steden laat zich eenvoudig maken. Verantwoordelijk voor de serie zijn twee mannen uit de praktijk: journalist David Simon en rechercheur Ed Burns. Ze leverden een groot deel van het materiaal voor de serie en bewaakten het realiteitsgehalte. En dat is opvallend hoog. In het eerste seizoen staat de handel in drugs centraal en de strijd die daar door de politie tegen wordt gevoerd. Plaats van handeling: de straathoeken, de achterstandswijken en de politieburelen. Aan beide zijden van de wet vinden we ‘the cultures of addiction to power, ambition and dope’. Daarnaast vinden we onder de werkenden grote ongelijkheid. Detective Carter over de straathoekdealers: ‘They screw up, they get beaten; we screw up, we get a pension’. Het tweede seizoen gaat voornamelijk over de haven in verval. De vakbond, nu onder leiding van Frank Sobotka, is op z’n retour. Uit overlevingsdrang is de bond overgegaan tot illegale import van goederen en het witwassen van geld. Sobotka is wanhopig op zoek naar zelfrespect in een wereld die hij al lang niet meer in de hand heeft. Dat blijkt uit de plotselinge container met dode vrouwen: mensenhandel. Grondig onderzoek brengt meer naar boven dan Frank lief is: ‘On my docks this happened…’

‘Met elkaar verzinnen we de grootste leugens’ Seizoen drie gaat over politici, ambtenaren en de rijzende ster van wethouder Tommy Carcetti. Er komt een heimelijke gedoogzone: Hamsterdam, onder het welwillend toezicht van commissaris Colvin. Dit gaat goed totdat de politici en de media er lucht van krijgen. Dat kost Colvin zijn positie, en voor de drugsbazen betekent het een stroomversnelling van nieuwe kansen en nieuwe stijlen van werken. Een enkeling, zoals Stringer Bell, begint zichzelf te zien als business man en volgt colleges. Anderen vinden dit belachelijk: ‘The street is the street’. Citaat van drugsbaas Proposition Joe tijdens een vergadering over de moeizame tegenstellingen: ‘Call it a crisis of leadership’. Seizoen vier brengt het openbaar onderwijs in beeld. Over het algemeen is dit onderwijs bedroevend slecht door een gebrek aan geld bij het bestuur, een gebrek aan interesse bij de leerlingen en groeiende onmacht bij de leraren. Als experiment komt er een speciaal klasje

tot stand met onderwijs dat dicht bij de ervaringswereld van de leerlingen ligt. Oud-agenten, onder wie Colvin, werken daar met wisselend succes aan mee. Het slotseizoen gaat in op de vraag waarom er wel verandering maar geen verbetering is. De extra focus is nu op de journalistiek. Wie rapporteert waarover en op welke wijze? En wie trekt er op de achtergrond aan de touwtjes? Iedereen zit gevangen in compromissen. Met elkaar verzinnen we de grootste leugens en, als het even zo uitkomt, leven we er mee. Het enige wat je in de journalistiek kan doen, is grondig onderzoek, zo weet redacteur Gus Haynes: ‘You need a lot of context to examine anything’.

Hufters Met The Wire komen we in een wanordelijke wereld van de grote stad in de eenentwintigste eeuw, waarin zeer uiteenlopende partijen en subculturen hun eigen belangen behartigen, hun eigen waarden en normen hanteren en hun zin krijgen door geweld, list, bedrog en onderhandelen en soms door empathie en zorg. Eigenschappen zoals goed en slecht, zorgzaam en onverschillig, zacht en hard, blijken niet samen te hangen met je afkomst, de kleur van je huid, de functie die je bekleedt, of de omvang van je bezit. Iedereen heeft slechte en goede eigenschappen en soms vinden we grotere morele hufters onder agenten dan onder dealers. Ook onder politici en journalisten komen we het hele scala aan moreel gedrag tegen. Het verhaalperspectief verspringt steeds weer van de ene naar de andere sociale klasse, van de ene beroepsgroep naar de andere.

‘Soms vinden we grotere morele hufters onder agenten dan onder dealers’ Moraal of moraliteit bestaat uit morele waarden en normen die in een praktijk werkzaam zijn of zouden moeten zijn. Moraal is dus praktijkgebonden. Het gaat om morele waarden en normen in actie binnen je eigen sociale subgroep of binnen je beroep. Moraliteit komt tot stand en blijft in leven door moraliseren: het benadrukken en/of overdragen van moraal via beeldende, soms klassieke verhalen. Zo is Omar een mythische wreker die drugdealers doodt, maar mensen ‘outside the game’ geen haar krenkt. Hij opereert zowel alleen als met anderen, iedereen kent hem, kinderen kondigen zijn verschijning aan (‘Omar is coming!’) en toch overleeft hij tussen al het geweld van de gangs diverse seizoenen. Een geromantiseerde verschijning die de paradoxale moraal ‘on the corner’ weerspiegelt: moraliseren en moorden gaan hier samen. Over de meeste handelingen denken we niet na, we voeren ze gewoon uit. Achteraf kunnen we vaak wel zeggen waarom we ze hebben uitgevoerd. Een deel van zulke verklaringen bestaat uit verzinsels, die per geval en per persoon verschillen. In het andere deel zit een patroon. Het gaat om drie constanten die samen de instinctieve moraal produceren: een vanzelfsprekend idee over goed en kwaad dat bijna automatisch de praktijk van alledag regeert. Ten eerste: zelf overleven en assertief zijn. Als je totaal niet assertief bent, zul je niet overleven. Er blijft niets voor je over, want anderen pikken alles in of vernietigen dat wat je nodig hebt. Daarom moet je optreden als dat nodig is en soms moet je imponeren zodat anderen weten dat er met jou niet te spotten valt. Zo nodig gebruik je geweld of list, zolang jij er maar goed af komt. Dat zien we gebeuren op straat (dealer Brody), in de gevangenis (gangleader Barksdale) en bij de politie (sergeant Landsman). Ten tweede: zorgen voor eigen kring. Je eigen gezin, familie en vrienden hebben je gevormd, zoals jij ook hen gevormd hebt. Dit zijn de mensen die om jou geven en om wie jij geeft. Je zorgt voor elkaar en beschermt elkaar tegen de buitenwereld. Dat zijn alle anderen die niet tot je eigen kring behoren. Zo zegt gangleader Avon Barksdale meerdere keren: ‘Family is what counts, family will always be there.’ Soms zijn er daarvoor harde keuzes nodig. Het belang van de family als collectief gaat voor, en dus wordt neef D’Angelo al snel in de gevangenis vermoord om te voorkomen dat hij praat.


26 essay Rob van Es – 1955 r.vanes@uva.nl • 1990 Wijsbegeerte cum laude, RUG • 1996 promotie, Nijenrode • 1989-heden adviseur en trainer professionele ethiek • 2000-heden universitair docent Organisatie en ethiek, UvA

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

Rob van Es is initiatiefnemer van de open collegedag die de UvA op 5 april organiseerde over de wetenschap achter televisieserie The Wire

Ten derde: noodzakelijke samenwerking. Sommige doelen en belangen zijn alleen te realiseren of te beschermen als je samenwerkt met anderen. Niet alleen met mensen uit je eigen kring maar met mensen uit de buitenwereld. Dat betekent dat je duidelijke prioriteiten moet stellen. Het betekent ook dat je moet inschikken om samen verder te komen. En het moet in beider voordeel zijn. Dat is het idee van gangleader Proposition Joe, om de gangs uit de stadsdelen minimaal samen te laten werken in een co-op. Die houdt maar kort stand als eenmaal blijkt dat Joe stappen wil zetten om tot een beroepsgroep te komen. Dat is geen instinctieve moraal meer en zodra de andere gangleader Marlo de kans ziet, stapt hij eruit, terug naar zorg voor eigen kring.

‘Als je totaal niet assertief bent, zul je niet overleven’ Afwegen Pas als het vanzelfsprekende van de instinctieve moraal niet meer of niet voldoende werkt, als de ander zich nadrukkelijk in onze leefruimte beweegt, denken we echt na over wat moreel juist is. Dat is het moment waarop de ethiek het verhaal binnenkomt. Want ethiek sluit aan bij die instinctieve moraal, maar gebruikt een andere invalshoek. Het emotionele of instinctieve wordt in de ethiek grotendeels ingewisseld voor het rationele of beredeneerde. Ethiek is de reflectie op morele waarden en normen van een praktijk. Wat het beste is om te doen of te laten wordt niet in een opwelling besloten maar na een zorgvuldig proces van afwegen: wat kan ik van de ander verwachten, wat mag de ander van mij verwachten? Als jij iets voor mij doet, doe ik iets voor jou. Dat is uitruil van belangen waarin ook empathie meespeelt. Als zich daarin een patroon ontwikkelt, ontstaat wederkerigheid als verwachting en op den duur als principe. Dat is de bodem van ethiek. Daarboven vinden we de sociale moraal, een combinatie van de conventionele en de institutionele moraal. De conventionele moraal bestaat uit de geschreven en ongeschreven regels over wat wel en niet mag volgens de traditie van de regio waarin je opgroeit. Het hangt er van af waar je bent geboren (geografie), in welke sociale laag (klasse) en welke fatsoensnormen je opvoeders je bijbrengen. ‘This shit ain’t right’, weet Brody als hij iets moet gaan doen dat faliekant in strijd is met zijn eigen overtuigingen. Maar oudgediende barkeeper Butchie weet uit ervaring dat morele wensen ‘in the game’ niet zo maar ingewilligd worden: ‘Conscience do cost’. De institutionele moraal bestaat uit geschreven en ongeschreven regels over wat wel en niet hoort binnen professies en organisaties: in de zorg, bij het onderwijs en bij banken. Deze moraal overlapt deels met de conventionele maar overschrijdt deze ook omdat organisaties en professies niet beginnen of stoppen bij de grenzen van land, regio, klasse of subcultuur. De professionalisering van een vak vereist altijd een versterking van de ethiek: moreel bewustzijn en morele besluitvorming. Daar is zowel urgentie als motivatie voor nodig. Die waren er bij de mislukte co-op van Proposition Joe onvoldoende. Ethiek als proces van morele besluitvorming is met name hoogstaand op het vlak van de institutionele moraal: daar komen de rechten en plichten, de principes en deugden volop aan bod. Zoals Detective Bunk regelmatig ervaart: ‘A man must have a code’. En natuurlijk, de waarheid vertellen, oprecht zijn, voor je principes staan, zorgdragen voor de ander, goed naar de gevolgen kijken, zijn allemaal moreel relevante gedragingen, nodig om een samenleving goed te laten functioneren. Maar worden ze in alle contexten ook gekozen? Dat is mede afhankelijk van de omstandigheden en die werken niet altijd mee, weten we in de

zorg, in het onderwijs en bij de banken. De context heeft drie complicerende factoren. Ten eerste is er een geschiedenis van routines en verwachtingen opgebouwd waarin je geacht wordt te functioneren. Is dat een moreel laakbare geschiedenis, dan is het zeer moeilijk om moreel verantwoord te handelen, zo laat The Wire voortdurend zien. Ten tweede zijn er politieke verschillen tussen personen. Er zijn sluwe vossen zoals adviseur Norman Wilson, die spelen met de rollen, routines en verwachtingen van anderen om hun eigenbelang te behartigen terwijl ze genieten van het spel. Daarnaast zijn er ook altijd mensen die er allereerst naar streven hun eigen ideeën of dromen te realiseren. Commissaris Colvin leert dat in zijn Hamsterdam verandering van onderop wel praktisch succes kan hebben, maar dat politieke en bestuurlijke aanhechting aan de bovenzijde onmisbaar is. Ten derde kent elke organisatie subculturen van mensen die verslaafd zijn aan macht, ambitie, geld of gokken, drugs, alcohol of seks, dan wel een combinatie hiervan. Die subculturen vormen een broedplaats voor immoreel gedrag. Algemene gedragsregels van bovenaf gaan voorbij aan die context en werken dus niet of nauwelijks.

Geschiedenis Wat werkt beter dan het afdwingen via algemene gedragsregels? Allereerst: een grondige diagnose van de geschiedenis. Dat betekent het gezamenlijk onderzoeken hoe een praktijk (zorg, onderwijs of banken) zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld en vaststellen wat daarin moreel gezien opvallend is. Vervolgens: het vaststellen welke morele waarden intrinsiek zijn aan het zorgvuldig uitvoeren van een praktijk en wat de redenen zijn dat een praktijk wordt ondermijnd. Dan komen we overeen wat de beste manier is om die intrinsieke waarden weer in de praktijk te realiseren. Alle betrokkenen committeren zich aan die inzichten. Afspraken over de verdere werkwijze vraagt om een interventieplan. Professionals spreken elkaar vervolgens aan op die afspraken en vragen verantwoording via procesevaluaties. Daaruit ontwikkelen zich gaandeweg algemene gedragsregels. Aan de hand daarvan kunnen toezichthouders ingrijpen. Maar laat de samenwerkers in en rond een praktijk vooral ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Want te snel opleggen van bovenaf gaat voorbij aan dat belangrijke inzicht voor de maatschappij- en gedragswetenschappen: ‘You need a lot of context to examine anything’. •


Healthbureau.info www.healthbureau.info

proefschrift

www

27

tekst • Robin van Wechem beeld • Arthur Reinders Folmer

‘ Mondgezondheid is een mensenrecht’ Habib Benzian was nooit van plan te promoveren. Toch maakte hij, naast zijn werk als internationale pleitbezorger van mondgezondheid, tijd vrij om wetenschappelijk te onderbouwen wat hij al jaren roept: Mondgezondheid is een mensenrecht.

Is dat niet een beetje overdreven, een universeel recht op tandpasta? ‘Zeker niet. Cariës is wereldwijd de meest voorkomende ziekte. Het komt vaker voor dan astma en heeft een grote impact op het dagelijks leven. Het beïnvloedt de sociale interactie en ontwikkeling van kinderen en volwassenen. Ook veroorzaakt het infecties. Mensen overlijden aan cariës, al wordt dat vaak niet gerapporteerd als doodsoorzaak.’ Wat is cariës precies? ‘Cariës is hetzelfde als tandbederf, met het blote oog zichtbaar als donkere gaatjes in het gebit. Meer dan de helft van de gevallen blijft onbehandeld, ook in rijke landen. Cariës is een ingewikkelde ziekte. Het heeft te maken met persoonlijke hygiëne, voedsel, toegang tot gezondheidszorg en wel of niet verzekerd zijn voor de tandarts. Het is voor een groot deel een sociaaleconomische ziekte. Tandbederf bij kinderen hangt samen met het opleidingsniveau van ouders, hun inkomen, de woonomstandigheden, gezondheidsgewoonten en toegang tot zorg. Alleen in het allereerste stadium kan het nog een halt worden toegeroepen, met goed tandenpoetsen met fluoridetandpasta. Daarna zijn vullingen en zelfs kronen nodig. Nog een stadium verder, of in situaties waarin er geen andere zorg mogelijk of betaalbaar is, is het trekken van de aangetaste tanden of kiezen de enige oplossing.’ Wat kan een overheid nu doen om tandbederf tegen te gaan? ‘Daar is geen eenduidig antwoord op. Elk land kampt met andere problemen, iedere situatie is uniek. Zelfs in rijke landen is tandbederf een probleem, terwijl toegang tot gezondheidszorg en verzekering daar doorgaans vrij goed geregeld zijn. De situatie in arme landen is nog veel lastiger. Zorg moet veilig en betaalbaar zijn en niet in handen van goedkope kwakzalvers, zoals helaas maar al te vaak het geval is. Vooral de toegang tot veilige en betaalbare noodhulp is een enorme uitdaging. Het is belangrijk dat overheden een gezonde leefomgeving creëren, aangezien de meeste mondziekten voorkomen kunnen worden. Het gaat dan niet alleen om basale dingen als schoon water en gezonde voeding maar ook om het ontmoedigen van risicofactoren als roken, alcoholconsumptie en fysieke inactiviteit.’

Als mensen niet poetsen, hebben al die maatregelen toch geen zin? ‘Het is niet moeilijk om twee keer per dag tanden te poetsen, maar dat moet wel praktisch haalbaar zijn. Zo blijkt uit een recent onderzoek dat ik met collega’s heb gedaan dat de armste dertig procent van de mensen in Duitsland 21 mi-nuten moeten werken om de hoeveelheid tandpasta te verdienen die een persoon in een jaar nodig heeft. In Zambia kost dat tien dagen. Tandpasta is onnodig duur door allerlei vormen van belasting die op cosmetica drukken. Maar tandpasta met fluoride is eigenlijk een gezondheidsproduct dat niet zou moeten worden belast. Persoonlijke hygiëne raakt hier aan nationale politiek en mondiale economie.’ Is er dan niet ook nog een rol weggelegd voor multinationals? ‘Elk bedrijf dat producten voor persoonlijke verzorging maakt, heeft wel ergens een project dat tandpasta promoot in de context van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daar zitten alleen wel wat haken en ogen aan. Zo zijn die projecten meestal tijdelijk van aard en eerder gericht op de verkoop van producten dan op de gewoonte van poetsen. Daarbij vinden ze, omwille van media-aandacht, vaak plaats in stedelijke buitenwijken en niet in afgelegen dorpjes. Ten slotte is er een kans dat de overheid zich niet meer verantwoordelijk voelt als een bedrijf de taak van voorlichting overneemt.’ In 2004 organiseerde u de eerste internationale conferentie over mondgezondheid, die eindigde met de verklaring dat mondgezondheid onderdeel is van basale mensenrechten. Is er sindsdien veel veranderd? ‘Het goede nieuws is dat het onderwerp iets meer op de agenda staat. Er zijn allerlei proefprojecten geweest en er is in veel landen ten minste één persoon op een ministerie voor verantwoordelijk. Het slechte nieuws is het gebrek aan duurzame financiering. Als een overheid maar vijftig tot honderd dollar per persoon per jaar kan uitgeven aan gezondheid, heeft het voorkomen van sterfgevallen prioriteit. De laatste vijf jaar is er meer aandacht gekomen voor niet-besmettelijke en chronische ziekten, de ziekten van de toekomst. Het zou mooi zijn als de bestrijding van tandbederf en andere mondziekten daar deel van gaat uitmaken en een deel van de beschikbare fondsen krijgt.’ •

Habib Benzian – 1963 habib.benzian@health-bureau.com

• 1 987 doctoraal Tandheelkunde, Freie Universität Berlin • 1987-1998 kaakchirurg bij verschillende publieke en private ziekenhuizen en vrijwilliger in sub-Sahara Afrika (o.a. Gabon) • 2001 master Dental Public Health, King’s College London • 2002-2009 hoofd Development and Public Health van de World Dental Federation, Genève • 2009 teamleider en coauteur The Oral Health Atlas • 2009-heden adviseur van het Filipijnse nationale schoolgezondheidsprogramma ‘Fit for School’ / directeur The Health Bureau – Consultants for Global Health, Berlijn / eredocent publieke mondgezondheid, University College Londen / adviseur van het Duitse projectbureau voor ontwikkelingssamenwerking (GIZ) / tijdelijk adviseur mondgezondheid en nietbesmettelijke ziekten van de WHO-afdelingen in Afrika en Zuidoost-Azië • 2014 promotie Tandheelkunde, UvA: The neglect of global oral health symptoms and solutions


28 personalia Maaike Ambagsvan der Meulen

Directeur van de Amsterdamse Academische Club (AAC), is per 1 juni tevens directeur van academisch-cultureel centrum SPUI25. Daar is zij de opvolger van Margot Dijkgraaf, Franse taal- en letterkunde 1984, die directeur is geworden van de Boekmanstichting, kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid in Amsterdam. Anne Baker

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

Nicole Colin

Louise Fresco

Antoine de Kom

promotie Filosofie Bergische Universität Wuppertal 1993, hoogleraar Duitse literatuurwetenschap en cultuur van de moderne tijd, ontving als eerste UvA-hoogleraar de Deutsch-Französische Parlamentspreis, voor haar studie over de Duitse dramatiek in het Franse theater.

promotie Tropische plantenteelt en productiesystemen WUR 1986 cum laude, treedt per 1 juli aan als voorzitter van de Raad van Bestuur van Wageningen University. Zij hield haar afscheidscollege als universiteitshoogleraar aan de UvA tijdens de Universiteitsdag.

Geneeskunde 1986, psychiater en dichter, won de VSB Poëzieprijs 2014 voor zijn bundel Ritmisch zonder string.

René Dessing

Martin FrimmeR

Kunstgeschiedenis en Archeologie 1987, projectleider bij Stichting digitaal portaal voor Kastelen, historische Buitenplaatsen en Landgoederen en zelfstandig adviseur, ontving de Ton Kootpenning van Erfgoedvereniging Heemschut.

promotie Natuurkunde 2012, ontving de FOM Natuurkunde Proefschrift Prijs voor zijn proefschrift Spontaneous Emission Near Resonant Optical Antennas.

Michail Koutris

promotie Tandheelkunde 2013, won de Annual MOVE Award 2014 voor het beste wetenschappelijke artikel van een promovendus van MOVE, een samenwerking van ACTA, VUmc en VU. Marja Laine

promotie Taalwetenschap University of York 1975, emeritus hoogleraar Algemene taalwetenschap, is benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Anne Kox, Natuurkunde 1972 cum laude, promotie 1976, emeritus bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de natuurkunde, is Officier in de Orde van Oranje-Nassau geworden. Lerarenopleider bij de Interfacultaire Lerarenopleidingen (ILO) Ries Sieswerda, Fysische geografie 1973, werd Ridder in de Orde van OranjeNassau, evenals Gepke Hingst, Geneeskunde 1983, oud-directeur van UNICEF Bhutan.

Anthropology, University of Chicago 1995, promotie University of North Carolina at Chapel Hill 2001, docent aan het Engelstalige Amsterdam University College (AUC) van UvA en VU, is verkozen tot AUC-Docent van het Jaar en ontving de Excellent Teacher Award 2012-2013.

Ernst Hirsch Ballin

Gerard Driehuis

Amade M’charek

Nederlands recht 1974 cum laude, promotie 1979 cum laude, hoogleraar Rechten van de mens UvA en hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht UvT, is door de ministerraad benoemd tot lid van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en tot voorzitter van de commissie mensenrechten van de AIV.

Economie 1978, is sinds 1 april directeur algemene zaken van De Nieuwe Liefde, centrum voor debat, bezinning en poëzie.

Politicologie 1994, promotie 2000, antropoloog aan de UvA, ontving de prestigieuze Consolidator Grant van de European Research Council (ERC), die maximaal twee miljoen euro bedraagt. Ook sterrenkundige Joeri van Leeuwen, medisch antropoloog Vinh-Kim Nguyen, natuurkundige Florian Schreck, theoretisch informaticus Ronald de Wolf en medisch biochemicus Noam Zelcer ontvangen een subsidie.

Esther Barsom

Student Geneeskunde, is een van de winnaars van de elevator pitch van Medisch Contact met haar Magic Mirror, die het mogelijk maakt op een dynamische manier anatomie te studeren met een ‘serious game’. Rolf Beerthuis

Student Molecular Design, Synthesis and Catalysis, ontving de prijs voor de ‘beste poster’ van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) voor zijn onderzoek ‘Nieuwe duurzame wegen naar acrylzuur’. Clara Besselink

Student Geneeskunde, is gekozen tot voorzitter van het Nederlands Studenten Orkest (NSO).

Colleen Doak

promotie Psychologie VU 2003, bijzonder hoogleraar Autisme: Cognitie gedurende de levensloop, is door de Stichting Neuropsychologie Nederland onderscheiden met de Betto Deelmanprijs.

Pawel Dydio

promotie Natuurwetenschappen 2013, onderzoeker aan het Van ’t Hoff Institute for Molecular Sciences (HIMS) van de UvA, ontving een Rubicon-subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), evenals Iris Schneider, Sociale psychologie, promotie 2012.

Marijke Gnade

promotie Archeologie 2000, bijzonder hoogleraar Archeologie van pre-Romeinse culturen, ontving de Italiaanse onderscheiding ‘Frumento d’oro 2014’, vanwege haar inzet om de archeologische resten van de Latijnse nederzetting Satricum onder de aandacht van het grotere publiek te brengen.

Pieter Elshout

Economie 1995, is sinds 1 juni directeur/ uitgever van weekblad De Groene Amsterdammer en literair-cultureel tijdschrift De Gids.

Astrid Helstone

Franse taal en letterkunde 1997 en Nederlands recht 2000, advocaat en partner bij Stibbe, is sinds 1 januari toegetreden tot het bestuur van Stibbe N.V.

Morris Franken

Artificial Intelligence 2013, ontving de tweede prijs van de NGI Informatie Scriptieprijs (duizend euro) voor zijn afstudeerscriptie over beeld- en letterherkenning van Egyptische hiërogliefen. Tim Fransen

Sven Breedijk

Hilde Geurts

Fiscale economie 2001, is sinds 1 mei directeur van het directoraat-generaal Belastingdienst, onderdeel van het Ministerie van Financiën.

Wijsbegeerte 2013 cum laude, cabaretier, tekstschrijver, filosoof, won het Leids Cabaret Festival met zijn voorstelling Het failliet van de moderne tijd. Hij kreeg zowel de jury- als de publieksprijs.

Gijs van den Brink

Nicole Franssen

Geneeskunde 1998, promotie 2002, hoogleraar Experimentele gastro-enterologie, krijgt een Vici-subsidie van anderhalf miljoen euro van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), voor zijn onderzoek ‘De tolerante darm’. Ook hoogleraar Reumatologie Dominique Baeten (Weefselontsteking: kip en ei?), fysicus Peter Schall (Building architectures at the nanoscale) en socioloog Kène Henkens (De nieuwe realiteit van een langer werkend bestaan) ontvangen een Vici-subsidie.

promotie Scheikunde 2012, onderzoeker bij Shell Global Solutions, heeft voor haar proefschrift de Golden Thesis Award 2013 gewonnen van het Dutch Polymer Institute (DPI).

Cars Hommes

promotie Wiskundige economie 1991 Rijksuniversiteit Groningen, hoogleraar Economische dynamica, is winnaar van de zesde Distinguished Lorentz Prize, die sociaal relevant onderzoek stimuleert dat de kloof tussen alfa-, gamma- en bètawetenschappen overbrugt. Marco van Houwelingen

Communicatiewetenschap 2013 en Mediastudies RUG, is dit jaar Chief Oranje Officer van bierbrouwer Heineken bij evenementen als het WK Voetbal. Rens de Jong

Film- en televisiewetenschap 2005, presentator bij radiozender BNR, is door een jury van vakgenoten verkozen tot beste dagvoorzitter van 2013.

Rianne Freriks

Theaterwetenschap 2012 cum laude, ontving de Theater Scriptieprijs 2013 voor haar scriptie Doelmatig zonder doel. De rol van cultuurclassificatie in het huidige kunstsubsidiedebat rond de theatrale kunsten.

Anna Keegan

Universitair hoofddocent HR-management, is winnaar van de Van der Schroeffprijs 2013, de prijs voor de beste docent van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (wisselbeker en duizend euro).

Universitair docent Parodontologie bij ACTA, won de William J. Gies Award 2014 van de International Association for Dental Research voor een publicatie in het Journal of Dental Research. Fouad Laroui

Universitair docent Franse taal en cultuur en schrijver, won de Italiaanse literaire prijs ‘Premio Francesco Alziator – Sezione Speciale 2013’ voor de vertaling van zijn verhalenbundel Le jour où Malika ne s’est pas mariée.

Charlotte Meindersma

Informatierecht 2011, staat boven aan de Viva400 in de categorie Online, met haar online juridisch adviesbureau Charlotte’s Law & Fine Prints. Yolande Melsert

Theaterwetenschap 1989, is sinds 1 januari directeur van de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK), de brancheorganisatie van de professionele theaterkunst. Ben Willem Mol

Geneeskunde 1991, promotie 1999 cum laude, hoogleraar Klinisch evaluatieonderzoek in de verloskunde, gynaecologie en fertiliteit, ontving een ZonMw Parel, een persoonlijke onderscheiding voor zijn zorgonderzoek. Mieke Mulder

docent Farmacologie aan de Faculteit der Geneeskunde, is uitgeroepen tot UvA Docent van het Jaar 2013. De andere faculteitswinnaars van de docentprijs zijn Joep Leerssen (Europese studies, FGw), Peter Starreveld (Psychologie, FMG), Ilja Sligte (Psychobiologie, FNWI), Adrienne de Moor-van Vugt (Staats- en bestuursrecht, FdR) en Walter Kanning (Fiscale economie, FEB).


Personalia alumni.uva.nl/personalia

www Annetje Otto

Martin Stokhof

Rens Vliegenthart

promotie Rechten 2006, is vanaf 1 september de nieuwe decaan van de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie van de Universiteit Utrecht, waar zij al hoogleraar Economisch publiekrecht is.

Wijsbegeerte 1974 cum laude, promotie 1984, hoogleraar Taalfilosofie, is benoemd tot lid van de Scientific Council van de European Research Council (ERC).

Hoogleraar Communicatiewetenschap, in het bijzonder media en organisaties, en medisch oncoloog Hanneke van Laarhoven zijn gekozen tot nieuwe leden van De Jonge Akademie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Humberto Tan Meike Plant

Media en cultuur 2013, ontving de Scriptieprijs Villamedia 2013 voor haar masterscriptie ‘Radio Nederland Wereldomroep en informatiestromen naar Sub-Sahara Afrika’. Albert Polman

promotie Natuurkunde UU 1989, hoogleraar Photonic materials for photovoltaics, ontving de Physicaprijs 2014 van de Nederlandse Natuurkunde Vereniging, een erkenning van zijn vooraanstaande rol op het gebied van de fysica van licht. Ties Prakken

Rechtsgeleerdheid 1963, promotie UU, emeritus hoogleraar Strafrecht UM, en Ulli Jessurun d’Oliveira, Rechtsgeleerdheid 1962, promotie 1971 cum laude, emeritus hoogleraar Internationaal privaatrecht, rechtsvergelijking en migratierecht, zijn sinds 1 januari de naamgevers van Prakken d’Oliveira Human Rights Lawyers. Henriëtte Prast

promotie Economie 1996, bijzonder hoogleraar Persoonlijke financiële planning aan de UvT, is benoemd tot lid van de Raad van Commissarissen van pensioenuitvoerder AZL. Winfred van de PUT

Klassieke archeologie 1988, promotie Universiteit van Gent, is sinds 1 juni directeur van het Nederlands Instituut Athene (NIA), dat contacten en uitwisselingen tussen Nederlandse en Griekse wetenschappelijke instellingen stimuleert. Alexander Rinnooy Kan

promotie Wiskunde en Natuurwetenschappen 1976, universiteitshoogleraar Economie en Bedrijfskunde, ontvangt de Akademiepenning 2014 van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, die tweejaarlijks wordt uitgereikt aan een persoon die zich bijzonder heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap. Peter Schoenmakers

promotie Scheikundige technologie TUD 1981, hoogleraar Analytical chemistry including its applications in forensic science, ontving de Knox Medal voor zijn bijdragen aan de chemische scheidingswetenschap. Jetske Schrijver

bachelor Europese studies 2004, Media en journalistiek EUR, maakt deel uit van het presentatieteam van RTL Nieuws en Editie NL. Zij begon haar carrière als verslaggever bij de Amsterdamse zender AT5. Anna Serraris

Europese studies 2012, ontving de Scriptieprijs Europese studies 2012 voor haar masterscriptie De EU en China in Afrika: normverandering in het buitenlands beleid.

Nederlands recht 1991, presentator van RTL Late Night, ontving de TV Beeld prijs voor beste presentator. Bo Tarenskeen

Wijsbegeerte 2008, theateropleiding RITS te Brussel, acteur, toneelschrijver, regisseur en artistiek directeur van Theater Na de Dam, ontving het TheaterTekstTalent Stipendium van het Prins Bernhard Cultuurfonds.

Monique Volman

promotie Pedagogische wetenschappen 1994, is sinds 1 april wetenschappelijk directeur van het Centrum voor Nascholing, naast algemeen directeur Liduine Bremer (Slavische talen 1992). Daarnaast blijft Volman werkzaam als hoogleraar Onderwijskunde aan de UvA. Marina de Vries

Jean Tillie

Politicologie 1986, promotie 1995, bijzonder hoogleraar Electorale politiek, is benoemd tot voorzitter van het domein Maatschappij en Recht aan de Hogeschool van Amsterdam. Zijn UvA-leerstoel houdt hij aan.

Culturele antropologie 1991, is de nieuwe hoofdredacteur van het Museumtijdschrift. Zij werkte eerder als journalist en criticus op het gebied van beeldende kunst, architectuur en design. Rob Wijnberg

Evelien Tonkens

Sociale wetenschappen 1988, promotie RUN 1999, bijzonder hoogleraar Actief burgerschap aan de UvA, is sinds 1 mei hoogleraar Burgerschap en humanisering van instituties en organisaties aan de Universiteit voor Humanistiek. Dirk Uittenbogaard

bachelor Scheikunde 2014, masterstudent aan de UvA, won in Sydney een gouden medaille bij de eerste wereldbekerwedstrijd roeien van 2014. Laura van ’t Veer

Biologie 1984, onderzoeker naar (borst-) kanker en hoogleraar aan de Universiteit van Californië in San Francisco (VS), heeft de tweede prijs ‘EU Women Innovators’ ontvangen uit handen van EU-president Barroso en premier Rutte.

Wijsbegeerte 2007, hoofdredacteur van het online journalistiek platform De Correspondent, is uitgeroepen tot Journalist van het Jaar 2013 door vakblad Villamedia. Mariëtte Wolf

Vrije studierichting letteren 1986 cum laude, promotie 2009, mediahistoricus en publicist, is directeur van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten.

29

overledenen Ton Wanders 1936, Scheikunde en farmacie 1961 cum laude, Officier in de Orde van Oranje-Nassau (28 november 2013)

Frederik Vorstenburg 1921, Wis- en natuurkunde 1950, chemicus (29 november)

Gerrit Klaas Fierstra 1925, Geneeskunde 1954, arts (1 december)

Ton Stevens 1951, Muziekwetenschap 1989, Theaterwetenschap 1989, een van de initiatiefnemers van Poz&Proud, de homosectie van de Hiv Vereniging Nederland (3 december)

Maurits Frenkel 1919, Geneeskunde 1945, promotie 1953, emeritus hoogleraar Interne geneeskunde EUR (5 december)

Jean Jacques Daniel Rijk 1932, Nederlands recht, privaatrechtelijke richting 1958 (9 december)

Jaap Odink 1944, Scheikunde 1971, promotie 1975 (12 december)

Liesbeth Zegveld

promotie Internationaal recht EUR 2000 cum laude, hoogleraar War Reparations aan de UvA en advocaat bij het kantoor Prakken d’Oliveira, ontving de Dekenprijs van de Amsterdamse Orde van Advocaten, vanwege haar werk ‘op een buitengewoon complex rechtsgebied; de aantasting van mensenrechten in oorlogssituaties en de aanpak van internationale milieuschades’.

Jacobus van der Linde 1931, Geneeskunde 1959, huisarts in ruste (12 december)

Wies Ensing 1922, Geneeskunde 1968, voormalig verpleegster in o.a. de Buitenschool in Arnhem en arts in Bio Kinderrevalidatie en Groot Klimmendaal (14 december)

Evert Verhulp

Nederlands recht 1988, promotie 1997, hoogleraar Arbeidsrecht en Kroonlid van de Sociaal-Economische Raad, is sinds 1 januari voorzitter van de Amsterdamse Academische Club. Hij is de opvolger van Mirjam van Praag, Econometrie 1991, promotie 1996 cum laude. Zij was tot 1 januari hoogleraar Ondernemerschap en organisatie en AAC-voorzitter en verruilde haar positie aan de UvA voor een leerstoel aan de Copenhagen Business School.

François Leendert Burger 1927, Economische wetenschappen 1953, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (27 december)

Jan van der Korst 1931, Geneeskunde 1958, promotie 1958, emeritus hoogleraar Reumatologie en medisch historicus UvA (27 december)

Hiske Versprille

Walterus Johannes Klopper 1925, Wis- en natuurkunde 1952, chemicus (31 december)

Wijsbegeerte 2009, verslaggever en restaurant-criticus bij Het Parool, won de journalistieke prijs De Tegel in de categorie onderzoek vanwege haar onthulling over een paardenvlees serverend biefstukrestaurant.

Dirk Bakker 1926, Geneeskunde 1954, tropenarts en huisarts in ruste (6 januari 2014)

Wytske Versteeg

Politicologie 2005 cum laude, schrijver en promovendus aan de Universiteit Twente, won de BNG Bank Literatuurprijs 2013 voor haar roman Boy (15.000 euro en een kunstwerk).

Meer personalia De meest recente personalia vindt u op alumni.uva.nl/personalia. Zelf een nieuwe functie? Kent u iemand die iets bijzonders deed of een mooie prijs won? Tips zijn welkom via spui@uva.nl

Geertruida Sophia Westerouen van Meeteren 1923, Godgeleerdheid 1946, emeritus predikant Remonstrantse Broederschap (11 januari)

Stijnie Boerdam 1939, kandidaats Psychologie 1970, Opvoedkunde 1972 (14 januari)


30 IN MEMORIAM

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

tekst • Ben Haveman Gert Baumann 1953, promotie Antropologie Queen’s University Belfast 1980, universitair hoofddocent afdeling Sociologie en Antropologie UvA (15 januari)

Eric Gerzon 1949, Spaanse taal- en letterkunde 1980 cum laude (19 januari)

Arnold Renkema 1961, Godgeleerdheid 1994, dichter, musicus en predikant (21 januari)

Nico Schipper 1944, Nederlands recht, privaatrechtelijke richting 1968, oud-voorzitter van de Raad van Toezicht van het HagaZiekenhuis (26 januari)

Ben Dutmer 1935, Nederlands recht, privaatrechtelijke richting 1965, voormalig vice-president gerechtshof Amsterdam en oud-voorzitter Raad van Beroep Nivra (30 januari)

Henri Abraham Wassenbergh 1924, Nederlands recht, privaatrechtelijke richting 1947, voormalig hoogleraar Lucht- en ruimterecht LEI, voormalig hoofd bureau buitenlandse betrekkingen en samenwerking KLM, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1 februari)

Nico de Wolf 1946, Fiscaal-juridische opleiding 1974, notaris (4 februari)

Minus Polak 1928, Nederlands recht, privaatrechtelijke richting 1953, advocaat, rechter en o.a. lid Eerste Kamer en Raad van State (4 februari)

Fred Schreuder 1955, Geneeskunde 1987, psychiater (4 februari)

Lito Hoornweg 1947, Economische wetenschappen 1975, oud-directeur Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (6 februari)

Eric Treurniet 1970, Nederlands recht 1997, medeoprichter en CEO toiletwinkelketen 2theloo (7 februari)

Guido Enkelaar 1943, Nederlands recht, privaatrechtelijke richting 1967, advocaat, voormalig plaatsvervangend politierechter, kantonrechter en kinderrechter (9 februari)

Els Borst-Eilers 1932, Geneeskunde 1958, promotie 1972, voormalig bijzonder hoogleraar, Minister van Staat, oud-minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Officier in de Orde van Oranje-Nassau (10 februari)

Tom van der Wiel 1925, Wis- en natuurkunde 1956 cum laude (10 februari)

Margo van Kreveld 1947, Psychologie 1972 cum laude (22 maart)

Gijsbert Roelof Voet 1921, Geneeskunde 1949, oud-huisarts en revalidatiearts (11 februari)

Michiel Jonker 1947, Vrije studierichting letteren 1982, kunsthistoricus (22 maart)

Didi Kalter-Groot 1947, Nederlands recht 1989, Lid in de Orde van OranjeNassau (12 februari)

Annie Zwollo 1926, Kunstgeschiedenis 1955 cum laude, promotie 1972 (25 maart)

Hans Oosterhuis 1925, Geneeskunde 1953, promotie 1960, oud-hoogleraar Oogheelkunde LEI, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (13 februari)

Rogan Hagens 1961, Economische wetenschappen 1993 (29 maart)

Khing Hwie So 1933, Geneeskunde 1962, voormalig huisarts in Den Haag (14 februari)

Ferry Hoogendijk 1933, Politicologie 1962, voormalig hoofdredacteur Elsevier (14 februari)

Loe van Oyen 1923, Nederlandse taal- en letterkunde 1972, leraar Nederlands in Den Haag (24 februari)

Henriette Willemina Roelofsz-Dunlop 1926, Nederlands recht, privaatrechtelijke richting 1953 (25 februari)

Hugo Brandt Corstius 1935, Wis- en natuurkunde 1960, promotie 1960, schrijver, columnist voor Vrij Nederland en de Volkskrant, essayist, computerlinguïst en literatuurcriticus voor onder andere Vrij Nederland, de Volkskrant en NRC Handelsblad, winnaar van de P.C. Hooftprijs (28 februari)

Frans Louis Marie Peeters 1934, promotie Geneeskunde 1969, emeritus hoogleraar Radiologie AMCUvA (4 maart)

Herbert van Rheeden 1937, promotie Letteren 1988, ruim 25 jaar werkzaam als universitair docent Kunstgeschiedenis UvA (12 maart)

Madelon Jansen Venneboer 1967, Nederlands recht 1992, personeelsadviseur Rijksmuseum Amsterdam (13 maart)

Bert Cohen 1943, Opvoedkunde 1974, Lid in de Orde van Oranje-Nassau (21 maart)

Mak de Mol van Otterloo 1932, Geneeskunde 1962, voormalig huisarts in Neede en Bussum (21 maart)

Kees Slaterus 1929, Geneeskunde 1958, promotie 1962 (22 maart)

Jan Peter Schmittmann 1956, Vrije studierichting economie 1982, voormalig bestuurslid ABN AMRO, voorzitter Richard Krajicek Foundation (5 april)

Bernard Jurriën Christiaans 1948, Geneeskunde 1976, oogarts (6 april)

Carlos van Regteren Altena 1927, Geschiedenis 1954, emeritus hoogleraar Middeleeuwse archeologie UvA (7 april)

Arnold Weijel 1923, Geneeskunde 1954, huisarts (18 april)

Michiel van Eijck 1968, Biologie 1993, promotie 2006, universitair hoofddocent Eindhoven School of Education (20 april)

Kees Gnirrep 1940, Sociale geografie 1989 cum laude, ruim 30 jaar verbonden aan de bibliotheek van de UvA, o.a. als conservator Zeldzame en Kostbare Werken (24 april)

Daphna Beerdsen 1983, Planologie 2007 cum laude, Journalistiek en media 2009, consultant bij de Verenigde Naties (28 april)

Frank Kooijman 1959, Geneeskunde 1990 (29 april)

Antonius Godefridus Theodorus van der Lugt 1927, Geneeskunde 1951, huisarts te De Zilk (2 mei)

MARS CRAMER 1928-2014 Er zullen op de wereld maar weinig wetenschappers te vinden zijn, die behalve hun triomfen ook hun mislukkingen openbaren. Econometrist Mars Cramer, in het harnas gestorven op 85-jarige leeftijd, was een markante uitzondering. Hij was al op leeftijd toen hij met een artikel in Human Biology bezag of er verband bestaat tussen het dieet van de moeder tijdens de zwangerschap en het geslacht van daarna geboren baby’s. Emeritus-hoogleraar Cramer deed dit op basis van data uit de Hongerwinter van 1944. Maar een relatie kon niet worden aangetoond. ‘Typisch Cramer’, aldus Bernard en Mirjam Praag (vader en dochter), Cramers eerste en laatste student. Zij gedenken hun leermeester als nieuwsgierig, origineel, fantasierijk, eerlijk. Een man die propageerde dat er meer over ‘mislukte’ onderzoeken naar buiten zou moeten komen om een fair beeld te krijgen van de voortgang in de wetenschap. Cramer was pionier in zijn vak. Hij ontwikkelde een model voor de levensverwachting van leden van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Hij onderzocht de omloopsnelheid van het dubbeltje en bestudeerde het effect van de rode kaart op een voetbalwedstrijd. Non-conformist Jan Salomon Cramer verwierf zijn dispuutsnaam Mars als economiestudent aan de UvA. Zijn moeder had hem op zijn dertiende naar boksles gestuurd. Ze gaf hem een abonnement op The Economist en op het Concertgebouworkest. Van zijn vader, die als botanicus veel reisde, kreeg hij een remedie tegen ‘in alle onschuld opgelopen’ schaamluis: een tandenborstel met whisky. Hij schreef er jaren later over in het Hollands Maandblad – onder pseudoniem. Zijn schrijfdebuut maakte hij in Propria Cures. Na zijn studie werkte Cramer als onderzoeker in Parijs en Cambridge. Hard werken leerde hij in Parijs, in Engeland deed hij ‘afstand van de lompe omgangsvormen’ uit Nederland. Cramer stond aan de UvA bekend als een ouderwets wetenschapper met grote eruditie; populair bij studenten, ondanks een zekere norsheid. ‘Hij heeft mij de lol voor het vak bijgebracht. Maar veel mensen waren vroeger bang voor hem’, zegt Mirjam van Praag, die bij Cramer promoveerde. ‘In het begin vond ik hem maar een mopperpot’, zegt Coen Teulings, voormalig directeur van het Centraal Planbureau en oud-pupil. ‘Uiteindelijk bleek Mars een aardige man met wie ik een hele warme band heb onderhouden. Het eerste college dat ik bij hem volgde gaf de doorslag. Dat heeft diepe indruk op me gemaakt.’ Niet uitstellen wat je vandaag kunt doen: dat devies hield Cramer zowel zijn studenten als zijn drie dochters voor. Dochter Sylvia: ‘Mijn vader was gezond kritisch ten opzichte van alles en iedereen, later was hij gelukkig milder.’ Zijn boek Empirical economics geldt als ‘eyeopener’ voor vele generaties. Cramer was gewend felle discussies te winnen – niet tot ieders vreugde. Maar zijn bewondering voor knappe koppen hield hij niet verborgen. Voor hem telde niet de hoeveelheid publicaties, ‘maar die ene die grensverleggend was’. Vakgenoot Teulings: ‘Hij was heel erg wetenschappelijk en had anderzijds een enorme empirische belangstelling. Theorie vond ie eigenlijk maar niks. Dat heb ik van hem.’ Mars Cramer kende een grote liefde: zijn vrouw Til, kleindochter van Vincent van Goghs broer Theo. Zij bracht liefde voor kunst mee. Na een lang leven samen schreef hij: ‘Ik voel altijd weer dezelfde grote vreugde als ik haar zie.’ Na haar dood publiceerde hij een artikel in The Washington Post over euthanasie. Het veroorzaakte veel ophef. Voordat zijn hart het begaf, was Mars Cramer nog bijna elke dag op de faculteit aanwezig. •


AUV en Kringen KOESTER DE KRACHT VAN KENNIS Doe mee met het AUV-jubileumcadeau De Amsterdamse Universiteits-Vereniging (AUV) viert dit jaar haar 125-jarig bestaan. Op 8 november vindt een extra feestelijke AUV-dag plaats met als thema ‘Liberal arts and sciences’. Wie jarig is viert feest... en trakteert! Het bestuur van de AUV grijpt deze gelegenheid graag aan om namens alle leden een jubileumcadeau te overhandigen aan de Universiteit van Amsterdam. Niet zomaar een cadeau, maar een tegemoetkoming aan een bijzondere wens van de UvA, namelijk een Amsterdam Excellence Scholarship. Zo’n beurs van 25.000 euro stelt een uitzonderlijk getalenteerde student van buiten de Europese Unie in staat om een jaar lang een masteropleiding aan de UvA te volgen. In september 2014 komen voor het eerst vijftien scherp geselecteerde studenten aan de UvA studeren dankzij een Amsterdam Excellence Scholarship. Ze komen uit alle windstreken, van Mexico tot Vietnam en van Rusland tot Sri Lanka, en volgen een van de ruim 130 Engelstalige masteropleidingen. Voor deze studenten is het een grote stap in hun ontwikkeling én een onvergetelijke ervaring. Ook draagt hun talent bij aan een internationale en ambitieuze studieomgeving. Daar profiteren álle UvA-studenten van. Leden van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging ontvangen een verzoek mee te doen en te doneren voor het jubileumcadeau. Al deze donaties gaan voor honderd procent naar de Amsterdam Excellence Scholarships. Verschillende mensen binnen en buiten de UvA dragen

deze scholarships een warm hart toe en dragen er ook financieel aan bij. Collegevoorzitter Louise Gunning heeft persoonlijk een scholarship aangeboden uit het door haar opgerichte Athenaeum Illustre Fonds. Ook vraagt het Amsterdams Universiteitsfonds in de Jaarfondscampagne van 2014 aan alumni en vrienden van de UvA om één Amsterdam Excellence Scholarship mogelijk te maken. Daarnaast zetten prominente alumni zich in als ambassadeur en werven zij onder particulieren en bedrijven in hun netwerk. Alle bijdragen zijn welkom. AUV-leden kunnen bijdragen via het donatieformulier dat zij ontvangen. Wilt u meedoen aan het cadeau van de AUV? Giften kunnen ook rechtstreeks worden overgemaakt via Stichting Amsterdams Universiteitsfonds, IBAN NL24ABNA0453215653, onder vermelding van ‘AUV 125 jaar’ of via de website van het Jaarfonds, www.auf.nl/jaarfonds. Als duizend AUV-leden en andere alumni ieder 25 euro schenken, ontvangt één student een Amsterdam Excellence Scholarship. Vier feest en doe mee met het AUV-jubileumcadeau! Wilt u meer weten over de Amsterdam Excellence Scholarships en de mogelijkheden om daaraan bij te dragen, neem dan contact op met Bureau Alumnirelaties en Universiteitsfonds, Ingrid Janssen (ingrid.janssen@uva.nl, tel. 020-525 2676) of Jochem Miggelbrink (j.j.m.miggelbrink@uva.nl, tel. 020-525 2076).

AUV-alumnusprijs

AMC ALUMNIPUNT

Veel UvA-alumni zijn maatschappelijk betrokken en werken aan inspirerende projecten. Om hun bijzondere prestaties breed onder de aandacht te brengen, reikt de Amsterdamse Universiteits-Vereniging met ingang van 2014 jaarlijks de AUV-alumnusprijs uit. De AUV-alumnusprijs is een aanmoedigingsprijs voor jong talent dat iets heeft bereikt op het maatschappelijke vlak en anderen weet te inspireren. De prijs bestaat uit een geldbedrag, dat de winnaar in zijn eigen project dient te investeren. De winnaar mag bovendien in academisch-cultureel centrum SPUI25 een presentatie over zijn project houden. De AUV-alumnusprijs is een uiting van waardering én aanmoediging. De winnaar heeft een bijzondere bijdrage geleverd aan de maatschappij, is een inspiratiebron voor anderen en geldt als een belofte voor de toekomst. Alumni en (oud-)medewerkers van de UvA kunnen tot maandag 15 september 2014 een jonge, getalenteerde UvA-alumnus nomineren die een maatschappelijk aansprekend project heeft ontwikkeld. Een jury kiest vervolgens uit alle genomineerden een winnaar. De AUV-alumnusprijs wordt uitgereikt tijdens de jubileumeditie van de AUV-dag op zaterdag 8 november 2014. Meer informatie over de AUV-alumnusprijs en de nominatieprocedure: alumni.uva.nl/auv-alumnusprijs.

De alumnikring voor Geneeskunde en Medische informatiekunde verzorgt voorafgaand aan ‘De Anatomische Les’ in de kleine zaal van het Concertgebouw traditioneel een gevarieerd programma met een gefilmd interview en een interessante lezing. De jaarlijkse bijeenkomst vindt plaats op 13 november 2014, van 10 tot 14 uur. Meer informatie: amc.nl/alumni. In maart organiseerde het AMC Alumnipunt voor de vijfde keer AMC Magazine Live, waarbij deelnemers werden bijgepraat over de nieuwste ontwikkelingen in onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg. De presentatie van Kiki Lombarts over professional performance en het meten van de onderwijskwaliteiten van dokters riep levendige reacties op. Ook de voordracht van Max Nieuwdorp over fecestransplantatie zat vol verrassingen: zelfs bij diabetes en andere metabole ziekten zijn experimenten met het transplanteren van poep veelbelovend. Vervolgens gaf Michiel Voskuil in razend tempo een overzicht van de ontwikkelingen in de interventiecardiologie in de afgelopen twintig jaar. Tot slot toonde primatoloog Jan van Hooff in zijn kenmerkende stijl, met foto’s, filmpjes en voorbeelden, dat mensen en dieren veel overeenkomsten vertonen in gedrag, maar daar heel verschillende bedoelingen mee hebben.

Beloning voor jong talent

Jaarbijeenkomst Concertgebouw

AUV alumni.uva.nl /auv

www

31

SLAVISTIEK

De overwinning op de zon Ooit de bewegende kunstwerken van de avant-gardistische Malevitsj gezien? Het Slavisch Toneel maakt dit najaar een reconstructie van de wereldberoemde Kubo-futuristische opera De overwinning op de zon, een totaalkunstwerk dat is voorgekomen uit een unieke samenwerking tussen Malevitsj (decors en kostuums), Matjoesjin (muziek), Chlebnikov en Kroetsjenych (tekst). De première in Sint Petersburg zorgde 101 jaar geleden voor grote consternatie, en dat zal nu zeker niet anders zijn! Het Slavisch Toneel is een gezelschap dat bestaat uit veelzijdige acteurs onder leiding van regisseur Jenny Stelleman, tevens voorzitter van de Kring van Amsterdamse Slavisten. Volg hun werkproces via het weblog: hetslavischtoneel.blogspot.nl. De oorspronkelijke decors en kostuums worden gerecreëerd door studenten van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in den Haag onder leiding van kunstenaar Charlie Citron. De originele muziek wordt verzorgd door pianiste Sara Crombach en violist Jan Lodewijk Eshuis. Speeldata: 9 en 12-15 november. Toegangsprijs: 15 euro, aanmelden verplicht via: is.uva.nl/ publieksbijeenkomsten. Afgelopen maart organiseerde de alumnikring i.s.m. studievereniging Radost een bijeenkomst speciaal voor studenten: ‘Zoek je beroep’. In drie fora stelden alumni uit drie verschillende beroepsgroepen zich voor: literair vertalen; onderwijs, wetenschap, non-profit instellingen en cultuur; en bedrijfsleven en commercie. De alumni die aan de fora deelnamen, vertelden niet alleen hoe zij hun werk op dit moment ervaren, maar ook hoe ze hun banen bemachtigd hebben. Daaruit bleek het beste recept voor succes: weten wat je wil, initiatief nemen, doorzetten en tegelijk goed kijken wat er op je pad komt. Met de succesvolle ‘Zoek je beroep!’-middag is, wat de intitatiefnemers betreft, dan ook een nieuwe Slavistiek-traditie gestart!

UVA-SENIOREN

Workshops in CREA In april namen leden van de alumnikring UvA-senioren deel aan twee workshops in CREA op het gebied van zang en fotografie. Een enthousiaste docente zang, Mirjam van Dam, in het dagelijks leven onder andere dirigente van twee koren, begon de workshop met een inleiding over het belang van ademhaling en houding bij het zingen. Daarna lukte het haar ook een aantal deelnemers samen soepel een aantal liedjes te laten zingen. De workshop fotografie draaide voornamelijk om ‘kijken’ en hoe ‘beter kijken’ leidt tot het maken van betere foto’s. De door de cursisten meegenomen foto’s werden door docent Hugo Rompa van commentaar voorzien, waarbij ook technische details aan de orde kwamen. Daarna moesten de cursisten aan de hand van twee opdrachten zelf aan de slag. Twee geslaagde workshops die zeker vervolg verdienen! In maart vond nog een activiteit plaats. Kringlid Maarten Boasson verzorgde samen met zijn muzikale partner Peter Cramer een concert in de goed gevulde muziekzaal van CREA. Hier werden werken gespeeld van Beethoven, Prokofieff en Brahms. Kijk voor uitgebreide verslagen van de activiteiten van de kring op: alumni.uva.nl/ senioren.


32 Alumni-varia

spui 40 01 | 2014 alumni.uva.nl

Enquête

ALUMNI STERK VERBONDEN MET UVA Alumni voelen zich in meerderheid betrokken bij en verbonden met de Universiteit van Amsterdam. Dat blijkt uit een digitale enquête, die door ruim vijfduizend alumni werd ingevuld. Alumni zijn in grote mate bekend met activiteiten en diensten voor alumni en waarderen deze goed. Verschillen in waardering en behoeften zijn er vooral tussen de diverse leeftijdsgroepen en tussen Nederlandse en internationale alumni. Van alle respondenten kijkt 91 procent (zeer) positief terug op de studietijd. Twee derde van de alumni voelt zich bovendien nog altijd betrokken bij de UvA. Ouderen zijn het meest positief en betrokken, jongeren zijn kritischer. De bekendheid met activiteiten en diensten varieert. SPUI magazine geniet met 88 procent de grootste bekendheid, de Universiteitsdag doet het met 65 procent ook goed. Minder bekend zijn de activiteit van de UvA op sociale media (31 procent) en bijeenkomsten voor alumni in het buitenland (5 procent). Hoge waardering SPUI en Universiteitsdag SPUI is met afstand de meest gebruikte ‘dienst’ en het blad verdwijnt zelden ongelezen in de papierbak. Van diegenen die het ontvangen, heeft 84 procent één of beide van de laatste twee nummers gelezen of ingezien; 77 procent vindt SPUI goed of zeer goed. Kritiek is er ook: sommigen mopperen over het formaat van SPUI, anderen vinden dat er te veel aandacht is voor succesvolle mensen en te weinig voor ‘gewone’ alumni. Ook de digitale afleveringen van UvAalumninieuws (voorheen SPUI digitaal) zijn met 66 procent vrij bekend, maar deze worden veel minder gelezen dan het gedrukte magazine (53 procent tegenover 84 procent). Deze uitkomst komt overeen met ander onderzoek, waaruit blijkt dat digitale communicatie vluchtiger is en minder goed wordt ontvangen dan drukwerk. De Universiteitsdag spreekt ruim de helft van de alumni (56 procent) aan, terwijl een grote meerderheid nog nooit aan de dag heeft deelgenomen. De belangrijkste redenen daarvoor zijn praktisch van aard: geen tijd, of het moment kwam niet uit. Degenen die daadwerkelijk bekend zijn met het jaarlijkse evenement, zijn uitgesproken positief: 59 procent beoordeelt de Universiteitsdag als goed, 33 procent als zeer goed. De Amsterdamse Universiteits-Vereniging (AUV) is met 70 procent goed bekend, maar het lidmaatschap blijkt een drempel. De activiteiten en diensten van de alumnivereniging zijn minder bekend dan de AUV zelf en net als bij de Universiteitsdag is ‘geen tijd’ het meest gehoorde argument om het lidmaatschap niet aan te gaan. Voor de jongere alumni vormt ook de contributie van 35 euro een belemmering. Van de AUV-leden is een ruime meerderheid (71 procent) tevreden over het aanbod. Het Amsterdams Universiteitsfonds is met 56 procent iets minder bekend dan de AUV. Een meerderheid van de respondenten (59 procent) staat positief tegenover de activiteiten van het fonds en vindt de gekozen thema’s aansprekend. Alumni hechten vooral waarde aan de ondersteuning van onderwijs en onderzoek en het feit dat het universiteitsfonds projecten mogelijk maakt die geen overheidsfinanciering

krijgen. Opvallend is dat de meningen sterk verdeeld zijn over de stelling dat de UvA in de toekomst steeds meer afhankelijk wordt van (financiële) steun van alumni. Nog geen 20 procent is het daar volmondig mee eens, ruim een derde is het er niet mee eens en nog eens een derde weet het niet. Jongeren willen loopbaanactiviteiten De grotere betrokkenheid van oudere alumni blijkt ook uit de mate waarin zij gebruikmaken van producten en diensten en hun waardering hiervoor. Zij lezen vaker SPUI, gaan vaker naar de Universiteitsdag, zijn vaker lid van de AUV en donateur van het universiteitsfonds en zijn meer tevreden over het gebodene. Jongeren maken daarentegen meer gebruik van de aanwezigheid van de UvA op sociale media. De toegang tot online databases (zoals EBSCO en JSTOR) is populair bij alle leeftijdsgroepen, maar springt eruit voor de groep van twintig tot dertig jaar (79 procent tegenover 62 procent gemiddeld). Hetzelfde geldt voor loopbaanactiviteiten: 55 procent tegenover 31 procent gemiddeld. Daarmee is evident dat er behoefte is aan differentiatie in het aanbod. De afgelopen jaren is het Bureau Alumnirelaties en Universiteitsfonds, dat voor dit aanbod verantwoordelijk is, al begonnen met specifieke (loopbaan-)activiteiten voor jongere alumni. Ook het Ouder-en-kindprogramma tijdens de Universiteitsdag is een voorbeeld van een activiteit die is gericht op een specifieke groep (dertigers en veertigers met schoolgaande kinderen). Een andere groep die behoefte heeft aan specifieke diensten, is die van de internationale alumni. Dat blijkt uit een kleinschalige Engelstalige variant van de enquête onder deze groep. Voor niet-Nederlandstalige alumni is er sinds dit jaar een Engelstalige nieuwsbrief, de activiteiten in het buitenland worden geïntensiveerd (zie het artikel elders op deze pagina). Een uitgebreidere rapportage is in te zien via alumni.uva.nl/ onderzoek. Heeft u de enquête gemist maar wilt u toch graag nog iets kwijt? Kijk dan op alumni.uva.nl/contact.

Het internationale alumninetwerk breidt uit De Universiteit van Amsterdam blijft graag contact houden met haar internationale alumni. Zij kunnen als ambassadeurs van de UvA een belangrijke rol spelen bij promotie van de universiteit, visitatie en accreditatie van opleidingen, contacten met andere universiteiten en het internationale bedrijfsleven en fondsenwerving. Voor alumni zelf is het vaak de moeite waard actief te participeren in het wereldwijde netwerk. Juist als je in het buitenland verblijft, kan het zowel in sociaal als in professioneel opzicht aantrekkelijk zijn contact te houden met andere alumni die in dezelfde omgeving verblijven. Sinds 2002 organiseert de UvA alumnibijeenkomsten in Europa en de Verenigde Staten. De komende jaren staan de Verenigde Staten, China en Groot-Brittannië daarbij centraal, de landen waar de UvA bovendien getalenteerde studenten werft. Dit voorjaar vonden bijeenkomsten plaats in Beijing, Shanghai en New York. Daar bestaan inmiddels UvA Alumni Chapters, lokale verbanden die door vrijwilligers worden gerund en met ondersteuning van de UvA alumni-activiteiten organiseren. Ook in Londen, waar op 11 juni een eerste alumibijeenkomst plaatsvond, zijn plannen voor een Chapter. Bureau Alumnirelaties en Universiteitsfonds informeert alumni ter plaatse over bijeenkomsten op locatie. Dat kan alleen als bij de UvA bekend is waar alumni verblijven. Woont u in het buitenland maar betwijfelt u of de UvA beschikt over uw juiste gegevens? Die kunt u doorgeven via alumni.uva.nl/contact. Heeft u vragen over activiteiten bij u in de buurt of de rol die u eventueel zelf kunt spelen, neem dan contact op met Christina Ceulemans, alumni officer: c.t.ceulemans@uva.nl.

Onder de deelnemers aan de enquête zijn enkele cadeaubonnen verloot. Alumni Bram Veenis (tweede van rechts) en Evert-Jan Velzing (tweede van links) krijgen de bonnen overhandigd van alumni officer Christina Ceulemans (rechts) en SPUI-hoofdredacteur Albert Goutbeek (links). (Niet op de foto: prijswinnaars Suzan van der Wilt en Gustav Ullstrand.)

UvA-alumni op sociale media: zie alumni.uva.nl/contact


Universiteitsdag 2014 Winnaars UvA-scriptieprijs Op zaterdag 24 mei vond de jaarlijkse Universiteitsdag plaats. De dag begon met het afscheidscollege van universiteitshoogleraar Louise O. Fresco in de Aula, ’s middags waren er colleges en debatten in de Oudemanhuispoort. Gelijktijdig vond op het Science Park het Ouder-en-kindprogramma plaats, met workshops, sport en spel voor jonge kinderen. Tijdens de feestelijke slotmanifestatie werden traditioneel de UvA-scriptieprijzen uitgereikt. Op onderstaande foto de drie prijswinnaars. Vlnr: Taco Cohen (Artificial Intelligence, eerste prijs), Jacco de Vries (Physics, tweede prijs) en Jonas Dalege (Psychology, derde prijs).

Alumni alumni.uva.nl / universiteitsdag

Alumni alumni.uva.nl / fotosuniversiteitsdag

www

www

33

beeld • Marc Kruse, Monique Kooijmans


34 UNIVERSITEITSFONDS ‘Bijna elk schilderij is al eens gerestaureerd’

AUF www.auf.nl

www

Vogels volgen in Oxford

Nieuwe Jaarfondscampagne van start Het Jaarfonds werft dit jaar onder meer voor het onderzoek ‘Oude restauratierecepten’. Docent schilderijenrestauratie Maartje Stols-Witlox voert in dit onderzoek oude restauratierecepten uit en bestudeert met moderne onderzoekstechnieken hun effecten. Zo komt er zicht op de schade die is veroorzaakt door de restauratiemethoden van weleer. Uien als schoonmaakmiddel Een schilderij toont de gevolgen van de vroegere restauraties maar kan niet vertellen wat er tijdens die restauraties precies is gedaan. Onderzoek naar oude restauratiemethoden helpt het verhaal te reconstrueren. Zo kunnen restauratoren achterhalen hoe bepaalde beschadigingen zijn ontstaan. Stols-Witlox: ‘In historische boeken staan instructies over hoe je een schilderij zou moeten behandelen of restaureren. Dit soort receptenboeken geven een kijkje in de vroege restauratietechnieken. Met de beste bedoelingen werden soms agressieve materialen gebruikt. Oud brood, gehalveerde uien, brandewijn en een aftreksel van water en as: je kunt het zo gek niet bedenken of het is gebruikt om schilderijen schoon te maken.’ Uitgebreide observatie Een restauratie begint met een uitgebreide observatie waarbij de restaurator het schilderij nauwgezet bekijkt. Met een stereomicroscoop onderzoekt hij bijzonderheden en opvallende details. Met röntgen- en infraroodstraling kan de restaurator onder de toplaag kijken en zien hoe het schilderij is opgebouwd, welke verschillen er zijn tussen de gebruikte materialen en waar beschadigingen zitten. Soms wordt een klein fragmentje verf verwijderd en chemisch geanalyseerd, om meer inzicht te krijgen in de laagopbouw en de samenstelling van het schilderij. Geschiedenis achterhalen Een restaurator kijkt niet alleen naar de materialen en technieken die de kunstenaar gebruikt heeft. Hij probeert ook de geschiedenis van het schilderij te achterhalen. Hij wil weten hoe het bewaard is en op welke manier het eerder is gerestaureerd. ‘Bijna elk schilderij dat we zien is namelijk al eens gerestaureerd, vaak zelfs meerdere malen’, legt Stols-Witlox uit. ‘Tijdens het restaureren verwijder ik latere toevoegingen. Ik kom dan vaak beschadigingen tegen in de originele verflagen. Dan wil ik meteen weten wat er met het schilderij gebeurd is. We weten vrijwel niets van de oude restauraties die een schilderij ondergaan heeft. Tegenwoordig maken we uitgebreide restauratieverslagen, maar vroeger werkte men niet zo.’ Databank van schades In haar nieuwe onderzoeksproject wil Stols-Witlox oude recepten voor het schoonmaken van olieverfschilderijen volgen en ze opnieuw uitvoeren op oude verflagen met weinig cultuur-historische waarde. ‘Zo onderzoek ik de chemische eigenschappen van de materialen die in oude recepten werden aanbevolen. De gevolgen van het gebruik leg ik vast met behulp van moderne onderzoekstechnieken, zoals een digitale 3D microscoop. Ik wil een databank maken van historische restauratiemethoden en hun effecten. Restauratoren van over de hele wereld kunnen die vervolgens gebruiken. Door schades te vergelijken met de patronen die kenmerkend zijn voor eerdere restauraties kunnen ze belangrijke puzzelstukken vinden om de geschiedenis te reconstrueren van het schilderij dat ze gaan restaureren. Dat helpt hen om beter te bepalen welke methoden nu en in de toekomst de meest veilige zijn.’

Maartje Stols-Witlox doet onderzoek naar oude restauratiemethoden zodat restauratoren meer inzicht krijgen in hoe bepaalde beschadigingen zijn ontstaan

‘Oud brood, gehalveerde uien, brandewijn en as: je kunt het zo gek niet bedenken of het is gebruikt’

Jaarfonds 2014 Met het Jaarfonds werft het Amsterdams Universiteitsfonds voor thema’s die extra steun verdienen: academisch-cultureel erfgoed, onderzoek, studie- en reisbeurzen en studentenvoorzieningen. Dit jaar staan de volgende projecten centraal: • ArcheoHotspot: etalage waar het publiek in aanraking komt met archeologisch erfgoed; • Restauratierecepten: oude schilderijen kunnen veiliger worden gerestaureerd door vroegere restauraties in kaart te brengen; • Amsterdam Excellence Scholarships: beurzen voor talentvolle internationale studenten; • Green Student Lab: voorbereiding op de arbeidsmarkt door casussen uit de praktijk te onderzoeken.

www.auf.nl/jaarfonds

‘Oxford doet tegenwoordig denken aan een middeleeuwse vesting waarbij de schildwachten zijn vervangen door deuren die alleen met elektronische keycards te openen zijn. Zonder juiste keycard ben je nergens. Maar eenmaal binnen word je overal met open armen ontvangen.’ Zo beschrijft Chris Tyson de Universiteit van Oxford. De student Ecology and Evolution won in 2013 de Volkert van der Willigenbeurs ter waarde van tweeduizend euro en kan zo een semester meedraaien met de Oxford Navigation Group om zeevogelgedrag te bestuderen. Tyson: ‘De Oxford Navigation Group doet onderzoek naar het vlieggedrag van vogels. Individuele vogels worden uitgerust met een gps-volgsysteem. Zo krijgen onderzoekers inzicht in het leven van deze vogels en leren ze hoe die navigeren. Het werken bij deze onderzoeksgroep heeft mij inzicht gegeven in de problemen die onderzoekers tegenkomen. De lichtgewicht volgsystemen zijn redelijk foutgevoelig en vereisen een specialistische aanpak. Daarnaast levert het volgen van de vogels een schat aan informatie over de bewegingen van een individu. Die enorme hoeveelheid gegevens maakt het destilleren van informatie een tijdrovend karwei. Bovendien blijkt de individuele variatie veel groter dan verwacht. Praktijkervaring met vogels heb ik opgedaan op Skomer Island, in de Ierse Zee. Hier heb ik geholpen bij het vastleggen en coderen van papegaaiduikers en noordse stormvogels. Aangezien de vogels alleen ’s nachts aan land komen is het nodig om gedurende vele regenachtige en koude nachten door de kolonie te zwerven en te wachten op de terugkeer van de juiste groep vogels. Nachtelijke tochten in een kolonie van pijlstormvogels zijn nooit saai: duizenden schreeuwende vogels cirkelen in donkere vormen om je hoofd terwijl je loopt langs steile kliffen en een ruige zee. Een surrealistische ervaring, die zonder de steun van het Amsterdams Universiteitsfonds niet mogelijk was geweest. Hartelijk dank hiervoor!’

Astroparticle Physics en Ecologie Uit het Volkert van der Willigenfonds worden elk jaar twee beurzen toegekend aan talentvolle studenten. Eén beurs gaat naar een student op het gebied van Astroparticle Physics, één beurs naar een student op het gebied van Ecologie.


UvA-schrijver

Daan Heerma van Voss www.daanheermavanvoss.nl /

www

35

tekst • Daan Heerma van Voss beeld • Laila Cohen

Leven en dood van het academische zelf

Daan Heerma van Voss – 1986 daanheermavanvoss.nl • 2011 Geschiedenis • 2010-heden schrijver en interviewer • 2011 De Tegel, journalistieke prijs, categorie interview, samen met Daniël van der Meer • 2014 genomineerd voor de Halewijn-literatuurprijs • Boeken: o.a. Wat we missen kunnen (2010, essaybundel); Een zondagsman (2010, roman, genomineerd voor de Anton Wachterprijs); De Kloof (2010, interviews); Zonder tijd te verliezen (2012, roman); De vergeting (2013, roman); 70 (2013, novelle); Het land 32 (2014, roman)

Een mens moet het in zijn leven met meerdere versies van zichzelf stellen. Sommige hiervan treedt hij of zij met heimwee tegemoet, andere met onbegrip, bijna alle met vertedering. Dit omdat alle versies, hoe onwetend, argeloos of rebels ze ook zijn geweest, zijn opgegaan in dat wat hij tegenwoordig zijn zelf noemt. Elke versie wordt beleefd als een generatie op zich. Zo krijgen alle versies, alle generaties uit het verleden, de zweem van noodzakelijkheid. Wat uiteraard een illusie is, maar dat maakt verder niet uit, illusies zijn er om in te geloven, niet om doorgeprikt te worden. Dit is ongeveer de meest onwetenschappelijke uitspraak die iemand kan doen. Waarom ik het mezelf toch toesta hem op te schrijven is omdat ik mezelf niet zie als een wetenschapper. Mijn huidige zelf distantieert zich van mijn academische zelf. Maar om deze distantie op waarde te kunnen schatten, moet men eerst het leven van het academische zelf begrijpen. Mijn academische zelf werd geboren in 2005 en overleed in

2011. Hij werd opgeleid tot historicus, behaalde direct zijn propedeuse, alsook zijn bachelordiploma. Hierna liet hij zich een jaar uitschrijven om vervolgens in 2010 en 2011 zijn (eenjarige) master te behalen. Al die diploma’s gingen gepaard met het predicaat ‘cum laude’, wat hem nooit veel zei, maar wil ik hem voor u duiden, dan mag het niet onvermeld blijven. Hij was namelijk een interessant geval: buitenstaanders beschouwden hem in de regel als een zeer goede student. Hijzelf zag zich – als we zijn dagboeknotities mogen geloven – als een namaakhistoricus. Hij schreef waar om werd gevraagd, hij zei wat van hem werd verwacht, en zoals de gewoonte was besloot hij ieder essay of werkstuk met: ‘Als deze studie naar [x] iets duidelijk heeft gemaakt, is het dat de academische wereld alsook de maatschappelijke, zeer gebaat is bij verder onderzoek naar [x], en dan in het bijzonder naar de invloed van [x] op [y, bijvoorbeeld het gedachtegoed van de Nieuwe Revolutionairen]’, om vervolgens te eindigen met een net niet toepasselijk citaat van Fukuyama of Leopold von Ranke. De enige die er een ander beeld op na hield aangaande de student, was docent René van Royen. In het eerste jaar van het academische zelf, in één van zijn eerste lessen zelfs, toen hij het verplichte vak Geschiedenis van de Oudheid volgde, werd hij door Van Royen aangemerkt als een moeilijk geval. Hij zou ‘het boze oog’ bezitten, een dwingende oogopslag die het anderen onmogelijk maakte vrijuit te spreken. Verder: geen wanklank. En toch is hij gestorven. Over zijn doodsoorzaak komen we later te spreken. Eerst volstaat het te zeggen dat hij ongezond was. Hij leed overmatig. Dit was niet echt zijn schuld te noemen, maar toch, reële aanleidingen waren er ook niet. Hij had veel last van angsten, en dan in tamelijk ziekelijke dosering. Eén van de bijeffecten van die angsten was dat hij geen plezier had in het studeren. Bij elk vak was zijn voornaamste doel: het zonder kleerscheuren doorstaan. (Hierbij werden ‘kleerscheuren’ niet nader gespecificeerd.) Vandaar ook de eerder genoemde tactiek: doen wat van je gevraagd wordt. De wetenschappelijke studies die zich sinds zijn dood hebben beziggehouden met het geval ‘0562084’, zoals het academische zelf officieel heette, zijn grofweg onder te verdelen in twee scholen, de traditionelen en de revisionisten. De traditionelen hielden zich vast aan de feiten; de uiteindelijke scriptie die 0562084 afleverde, behaalde een 9, en als gezegd, hij behaalde zijn diploma’s met lof. 0562084 was dus een voorbeeldig student, en het is jammer dat hij is gestorven. De revisionisten waren van mening dat de traditionelen een achterhaalde opvatting van geschiedbeoefening hadden, waarin een te hoog belang werd gehecht aan kwantitatieve resultaten (die ze ironisch ‘de harde feiten’ noemden, hiermee verwijzend naar het postmoderne idee dat als feiten iets niet waren, het hard was). Volgens de revisionisten (ook wel de intentionalisten genoemd) was de oorsprong van de ambitie van 0562084, ofwel zijn studie-intentie, van groot belang voor de vraag of hij wel of geen goede student was. Zijn intentie was negatief, luidt hun oordeel, het is goed dat hij dood is. Er was ook nog een derde school, die van de negationisten, die stelden ‘niet te weten waar het over ging’ of de kwestie afdeden met: ‘Daan Heerma van Voss, dat is toch die ene schrijflul?’. Die school was overigens verreweg het grootst. In 2011, op het toppunt van zijn academische roem, stierf hij. Een hartstilstand vermoedelijk, – er was geen medicus in de zaal, de enige gegevens zijn afkomstig van de patholooganatoom – ingegeven door het jarenlange opbouwen van angst, de plotselinge ontlading hiervan, en het intussen opgedane besef dat hij zijn langste tijd hoe dan ook had gehad. In 2010 had hij immers zijn opvolger leren kennen, een goed jaar liepen ze zelfs samen op, 0562084 en het literaire zelf, dat zonder meer de toekomst had, zoveel was duidelijk bij diens eerste signalering. Het academische zelf had hier vrede mee, hij had gedaan wat hem gegeven was te doen, en die kleerscheuren waren er nooit gekomen. Het literaire zelf had een hekel aan voetnoten, aan het zich laten leiden door angst, aan het zich verschuilen achter andermans woorden en aan wie es eigentlich gewesen [ist] hechtte hij minder belang. Hij verkoos de illusie. In zijn vierde roman, Het land 32, zijn de eerste sporen te vinden van de invloed die 0562084 wel degelijk op hem heeft gehad, en in het nog te verschijnen De laatste oorlog is diens invloed niet te onderschatten. Maar als deze studie naar de levensloop van 0562084 iets duidelijk heeft gemaakt, is het dat de academische wereld alsook de maatschappelijke zeer gebaat is bij verder onderzoek naar 0562084, en dan in het bijzonder naar de manier waarop hij voortleeft in het werk van anderen. En nu? Heimwee, onbegrip, vertedering. Maar zoals Leopold von Ranke ooit schreef: ‘Elke generatie staat even ver af van God.’


maak het mogelijk Jaarfonds 2014

www.auf.nl universiteitsfonds@uva.nl ‘Amsterdam is een intellectueel knooppunt met een rijke diversiteit. Hier kan ik mij ontwikkelen in de interdisciplinaire benadering en kritische vragen stellen op mijn vakgebied’ Naadira Patel masterstudent Cultural Analysis

Illustere School: studeren voor gevorderden Het publieksprogramma van de Illustere School bestaat uit collegereeksen, themamiddagen, rondleidingen, lezingen en debatten. Via deze bijeenkomsten komt u meer te weten over het onderwijs en onderzoek dat plaatsvindt aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de UvA. Dit najaar kunt u colleges volgen van o.a. Mieke Bal, Marita Mathijsen, Nico Haasbroek, Solange Leibovici, Ben Rebel, René van Royen, Herman Pleij en Bert Paasman. Kijk op is.uva.nl voor het volledige najaarsprogramma of bestel de brochure via illustereschool-fgw@uva.nl.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.