Dragende muren
Over het ontwerpen van een zorgende ziekenhuisomgeving voor kinderen
Leen De Wilde & Jozefien Muylle
d
G E
M U
r
N
R
a
D E
E N
42
Dragende muren Over het ontwerpen van een zorgende ziekenhuisomgeving voor kinderen Leen De Wilde & JozeďŹ en Muylle
Een ongewone omstandigheid Een ongewone omstandigheid, een kind in een ziekenhuis. In ongewone omstandigheden. Tijd is hier ongekend, onbepaald. De ruimte koel. En altijd die onzekerheid. Alles begint hier met het bed. Een bed is niet zomaar bed. Het bed wordt hier je hele ‘plek’. Vanuit het bed lig je te staren naar het plafond. En plafonds worden hier zo hopeloos rechthoekig gemaakt. Net zoals de bedden. Het bed als plek, als ruimte. Rechthoekig, lang en niet breed. Gemaakt om in te liggen. Tenminste, hier wordt niet anders verwacht van een kind. Jij verwacht duidelijk iets anders. Jij verwacht ouders of grootouders; broertjes, zusjes of vriendjes. Ogen vol verwachting; de blik op de deur. En aan de andere kant is er een raam, een hele wereld, de anderen. De gedachte doet je dromen. Je kan niet zomaar van de ene naar de andere kant. Niet in de ene, niet in de andere richting. Zullen we die buitenwereld misschien een beetje naar binnen brengen? Een beetje gewoon in een ongewone omstandigheid. — Jan De Pauw, Promotor
p. 3-11, Sara Claes
INNE VANDECAPELLE
INNE VANDECAPELLE
Dragende muren Over het ontwerpen van een zorgende ziekenhuisomgeving voor kinderen
13
“The physical environment is not a mere backdrop for healthcare delivery, it is an integral part of the hospital experience.” — Kathy Hathorn Een dragende omgeving beroert alle zintuigen. Kinderen gaan spontaan op zoek naar omgevingen die hun zintuigen op een aangename manier prikkelen. Oppervlakken kunnen zacht licht reflecteren, uitnodigen tot aanraken, verrassende geuren aanbieden en interessante geluiden produceren. Kinderen nemen een ruimte met groene tinten waar en maken in hun beleving een boswandeling. Stoelen met gebogen vormen associëren ze met dansbewegingen. Bij het aanraken van een zitje, omtrokken met oranje fluweel, komt de smaak van een rijpe perzik hen in de mond. Zintuiglijke ervaringen stimuleren mentale en fysieke activiteit, verwondering en experiment. Een dragende omgeving schept ruimte voor welzijn. Een kind voelt zich goed op een plaats waar het zich thuis voelt, meestal in de nabijheid van papa of mama, opa of oma, een lieve juf, een fijne oom. Een huis kan veel vormen en maten hebben, kan groot of net (te) klein zijn, kan netjes geordend of eerder rommelig zijn. Kinderen houden er ook van om huisjes te maken, een eigen terrein af te bakenen. In de leefruimte bouwen ze een huis met kussens, ze kruipen onder de tafel, of klimmen in een boom. Later maken ze een gezellige leesplek op hun bed, of richten ze een kamer in naar hun persoonlijke smaak. Een kind voelt zich welkom in een omgeving die veiligheid en geborgenheid biedt. De warme geborgenheid van een (t)huis staat doorgaans in schril contrast met de beleving van een ziekenhuisomgeving. Een bezoek aan een ziekenhuis is voor een kind over het algemeen een bevreemdende ervaring. Felle tl-lichten, rinkelende telefoons, onaangename geuren, lange gangen, onoverzichtelijke afdelingen en een vaak opgejaagde sfeer, stellen een kind niet gerust. Kinderen die zelf een behandeling ondergaan, hebben amper controle over wat er gebeurt. Voor de hand liggende keuzes, zoals het openen of sluiten van de gordijnen, de temperatuur van de kamer, of een stuk fruit eten in plaats van een extra boterham, worden vaak onnodig gelimiteerd. Patiënten worden hier meestal geleefd. Daarenboven is de beleving van een ziekenhuis, als bezoeker of als patiënt, een totaalervaring: alle zintuigen raken geprikkeld. Ruimte, lucht en licht, kleur, geur en geluid; al deze elementen komen samen in de architectuur van de zorgomgeving. Wanneer wordt deze zorgomgeving nu een “healing environment”, een ondersteunende en dragende omgeving? Onder welke omstandigheden hebben architectuur, vormgeving, natuur en kunst een (positief) effect op het welbevinden?
Hoe kunnen ze bijdragen tot de genezing van kinderen? Met andere woorden, hoe kan een omgeving zodanig ontworpen worden dat ze het welbehagen ondersteunt en het herstel bevordert? Deze publicatie wil aantonen dat een zorgomgeving mag aanvoelen als een comfortabele thuisomgeving: een evenwichtig kader dat rust uitstraalt en een kind ontvankelijk maakt voor nieuwe indrukken. Tal van factoren zijn daarbij van belang, van de grootte van de kamer en de aanwezigheid van licht, lucht en zichten, over de keuze van materiaal, textuur en afwerking, tot de keuze van meubilair en het design van de medische apparatuur. Al deze aspecten dienen in rekening te worden gebracht om te komen tot een duurzame, aangename en helende zorgomgeving die een positieve impact heeft op het welzijn van patiënten, bezoekers en personeel. Een kindvriendelijke zorgomgeving is vriendelijk voor iedereen. Dit boek wil bovenal inspireren: het kan worden opgevat als een handleiding, maar niet in die zin dat het een stel geijkte regels voorschrijft. Wel wil het enkele belangrijke aandachtspunten aanstippen en een overzicht bieden van alle aspecten die onontbeerlijk zijn voor het creëren van een kindvriendelijke zorgomgeving. Daarbij wordt voldoende ruimte gelaten voor de specifieke randvoorwaarden en omstandigheden van elke unieke situatie. Geen twee ziekenhuizen hoeven immers gelijk te zijn en het ideale ontwerp bestaat niet. De geschiedenis van de zorginstelling, de locatie van het gebouw en de belangen en overtuigingen van alle betrokkenen in het ontwerpproces zijn immers bepalend voor de bouw of verbouwing. Afhankelijk van de specifieke keuzes die daarbij gemaakt worden, ontstaan er tal van mogelijkheden voor een kindvriendelijke zorgomgeving. In de architectuur van openbare gebouwen, en misschien nog het meest in de zorgsector, is het bovendien zo dat bouwheer en gebruiker niet dezelfde zijn. De architect onderhandelt met de zorginstelling of met haar vertegenwoordiger over programma’s van eisen en organogrammen, en beroept zich dikwijls vooral op diens informatie bij de bepaling van de randvoorwaarden. Ondanks het inlevingsvermogen en de sociale bewogenheid van de ontwerper, ontstaat hierdoor al te vaak een enorme discrepantie tussen de noden van de bouwheer en de noden van de eindgebruiker—de patiënt. De zorginstelling als bouwheer beroept zich in hoofdzaak op zakelijke en budgettaire overwegingen, zoals de efficiëntie van de zorg en de kostprijs van de werken. Deze belangen lopen echter niet noodzakelijk gelijk met die van het personeel en evenmin met die van de patiënt—laat staan de jonge patiënt. De taak van de ontwerper, nu al behoorlijk zwaar door de omvang en de complexiteit van dergelijke opdrachten, wordt door dit dilemma nog extra bemoeilijkt. Daarom wil dit boek ook sensibiliseren: ontwerpers, personeel en directies van zorginstellingen vertrouwd maken met de onvoldoende gehoorde stemmen van
14
15
patiënten in het algemeen en de jongste patiëntjes in het bijzonder. Een kind in een ziekenhuis moet zich, vaak in moeilijke tijden dan nog, gedwongen overgeven aan de zorg en de opvang door volwassenen; in een omgeving ontworpen, gebouwd en bestuurd door volwassenen. Het kan dan alleen maar hopen dat deze volwassenen ook rekening gehouden hebben met—letterlijk en figuurlijk—zijn perspectief; dat ze respect kunnen opbrengen voor zijn kant van het verhaal. Het kan zijn welzijn alleen maar ten goede komen… Het onderzoeksproces waarvan dit werk het resultaat vormt, ging uit van een praktijkgerichte benadering. Daarbij werd vertrokken van een reële ziekenhuissituatie. Er werd ook nauw samengewerkt met de studenten van de School Of Arts in Gent (voorheen KASK). De betrokkenheid van studenten bij dit project was van bij het begin groot en leidde tot zeer uiteenlopende, originele en creatieve oplossingen. De resultaten van dit studentenwerk, zowel in tekst als in beeld, zijn eveneens opgenomen in dit boek. Ook kinderen zelf kregen inspraak in het proces, door middel van focusgroepgesprekken en interviews in spelvorm. Uiteindelijk hebben de kinderen de ontwerpen ook effectief beoordeeld aan de hand van een specifiek voor kinderjury’s ontwikkeld systeem. Vertrekkende van een beknopt overzicht van de recente evolutie van de medische architectuur enerzijds en de pediatrische zorgen anderzijds, wordt beschreven hoe kinderen een verblijf in een zorgomgeving ervaren. Daarbij wordt de nadruk gelegd op de specifieke rol van de omgeving en de mogelijke bijdrage tot het welzijn van een kind. Die mogelijke invloed van de zorgomgeving wordt bovendien verder uitgediept op het vlak van de architectuur, de vormgeving, het gebruik van kunst en de natuurlijke omgeving. Tot slot wordt ook de rol van het management beschreven en worden de extra voordelen van een zorgvuldig ontworpen zorginstelling besproken. Dragen de muren? Het gebouw dient de zorg, uiteraard, maar dat gaat verder dan enkel en alleen “plaats maken voor” patiënten, behandelingen en procedures. In de opzet van dit onderzoek maakt het gebouw mee deel uit van de zorg. Een ziekenhuisopname is immers een totaalervaring, met medische, functionele en menselijke aspecten, maar ook de ruimte zelf doet haar deel. In de ideale ondersteunende zorgomgeving is het geheel meer dan de som van de onderdelen. Alle elementen dragen samen bij tot het vooropgezette doel. Dragende muren dus…
Leen De Wilde & Jozefien Muylle
16
INNE VANDECAPELLE p. 16-20, Sara Claes
20
Inhoudstafel Dragende muren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Over het ontwerpen van een zorgende ziekenhuisomgeving voor kinderen De omgeving van een kind . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Een creatieve interpretatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Samenwerking met School Of Arts Een vraag vanuit het ziekenhuis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Samenwerking met AZ Jan Palfijn Gent I Ruimte voor zorg
In gesprek met een verpleegkundige. .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Architectuur van de zorgomgeving .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Een patiëntgerichte benadering.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Evience Based Design . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Naar een ondersteunende zorgomgeving .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
II Welzijn van een kind
43
55
De cliniclown Een artiest met sociale inslag.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Strategieën tot welzijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 De hospitalisatie-ervaring van een kind. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 Dimensies van een ondersteunende zorgomgeving �������������� 59
III Door de ogen van een kind
71
Een ontwikkelingspsychologische visie op. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 een kindvriendelijke ziekenhuisomgeving Kind en omgeving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 Fasen in de ontwikkeling van een kind.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 De esthetische ontwikkeling van kinderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 Een kindvriendelijke omgeving ?.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 85 IV Ruimte voor kinderen
IV I Interieur 85 Op stap door het ziekenhuis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 Wachten op… verstrooiing.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Organisatie van de zorgomgeving.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Alle zintuigen in samenspel.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
IV II Kunst 119 Gesprek met Nils van Beek, curator van SKOR.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 Kunst in het ziekenhuis, een historisch perspectief �������������� 119 Mogelijke effecten van kunst op de gezondheid ������������������� 122 Muziek, een bron van heling.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 Aanbevelingen voor kunst in een ziekenhuis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
IV III Natuur 143 Natuur en welzijn .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143 Heilzame tuinen .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 Kenmerken van ondersteunende tuinen.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145 Aanpassingen voor kinderen.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146 Natuur op een andere manier bekeken.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147 V Een zakelijke invalshoek
155
In het ziekenhuis als ouder, een getuigenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157 De zorgomgeving als dienstverleningscentrum ������������������� 155 Hoe een dragende omgeving zichzelf kan terugverdienen.. 156 Veiligheid als eerste prioriteit .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158 Streven naar kwaliteit .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159 Communicatie is belangrijk.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161 Het imago van een zorgomgeving.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162 Een gastvrije zorgomgeving .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162 Participatief onderzoek met kinderen.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167 Villa Rozerood .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 Unicef . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183 Over de rechten van het zieke of gehospitaliseerde kind
Bibliografie .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194 Dank .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199 Colofon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Een creatieve interpretatie Samenwerking met School Of Arts
31
De verschillende kunstwerken en concepten die in dit boek te ontdekken zijn, zijn allemaal van de hand van studenten van de School Of Arts in Gent (voorheen KASK, Koninklijke Academie voor Schone Kunsten—de faculteit van kunst— en vormgevingsopleidingen van de HoGent). Tijdens dit drie jaar durende onderzoeksproject werden studenten uit de verschillende opleidingen van de School Of Arts uitgenodigd om mee te werken aan de doelstellingen van dit onderzoek. Zij kregen een introductie in het thema, werden vertrouwd gemaakt met de kernbegrippen van het onderzoek en konden beschikken over onderzoeksmateriaal en over praktische informatie vanuit de betrokken ziekenhuizen. Gedurende hun ontwerpproces werden ze zowel door hun eigen docenten als door de mensen van het onderzoeksteam begeleid. De respectieve opdrachten kaderden in een eindproject, in een stage of werden als korte oefening uitgevoerd. Hoewel de opdracht voor veel van deze jonge mensen een sprong in het onbekende was, leidde dit tot hele mooie vondsten uit zowel individuele bijdragen als uit samenwerkingsverbanden tussen studenten uit diverse kunstdisciplines. Een beeldende kunstenaar uit de specifieke lerarenopleiding trok naar Villa Rozerood (p. 179), een respijthuis voor families met een zorgkind die aan zee op vakantie komen in een aangepaste omgeving. Bianca zette er een vrij schildersatelier op voor kinderen waar ze op eigen initiatief terecht konden. Enkele studenten textielontwerp dachten na over behangpapier, textielstickers en bedlinnen voor kamers op de pediatrie en ontwierpen gadgets voor de grote broer of zus van een pasgeboren baby. Het figuurtje “Krankman” (p. 66) ontstond uit een samenwerking tussen een animatiefilmmaker en een muziekproducer. Jonge theatermakers schreven luistersprookjes waarvoor studenten illustratie een beeldtaal creëerden. Eerstejaarsstudenten multimediale vormgeving ontwikkelden uiteenlopende concepten om de tijd in een wachtzaal aangenaam te laten verlopen. Twee studenten animatiefilm maakten een educatief filmpje (p. 34) voor een bezoek aan de afdeling radiologie. Fotografe Sara schreef een ontroerend lied (p. 110) om haar foto’s te begeleiden. Drie beeldende kunstenaars maakten een ontwerp voor een gigantisch muurschilderij met twee marsmannetjes (p. 69) als antihelden. Een student web- & interactief design presenteerde voorontwerpen van een interactieve website. (p. 164) Verschillende beloftevolle ideeën zoals de “zen-kamer”, het multifunctionele kinderschortje “huggy” en de klankinstallatie “dromen in bomen”, bleven voorlopig nog in een conceptuele fase. Al deze mooie werken verdienen een omgeving waarbinnen ze volledig tot hun recht kunnen komen en een meerwaarde bieden aan het verblijf van kinderen in een hospitaal. Over dit fysieke kader werd gebrainstormd en gepuzzeld door
enkele laatstejaarsstudenten van de opleiding Interieurvormgeving. Binnen het kader van hun afstudeerproject ontvingen Ine, Celine, Kim, Sophie, Anneleen, Esther en Yasmien een zeer concreet programma van eisen waarmee zij aan de slag konden om enkele afdelingen in het AZ Jan PalďŹ jn om te toveren tot een kindvriendelijke, dragende omgeving. Hen werd gevraagd om binnen de bestaande ruimtelijke context het organigram en de inrichting van het mortuarium en de polikliniek pediatrie volledig te herdenken en een kindgerichte oplossing voor te stellen. Ook de afdeling pediatrie werd (virtueel) leeggemaakt en doelbewust terug ingevuld door Leen, Sharon, Isabelle, Delphine en Nele. Ondanks een zeer realistisch en goed gevuld eisenpakket, ontwierpen zij elk hun eigen versie van een kinderafdeling die ruimte biedt aan kinderen en hun familie. Door een grote inleving aan de dag te leggen en te spelen met licht, kleur, vorm en materialen, werd er vorm gegeven aan dragende muren die ruimte scheppen voor rust en herstel, voor prikkeling en spel en voor familie en vriendjes. Uiteraard werden de noden en de rol van het logistieke, administratieve en verplegende personeel in dit hele verhaal niet uit het oog verloren. Naast volledige ziekenhuisafdelingen werden er ook oplossingen bedacht voor bijzondere faciliteiten voor kinderen die in spoed- of ontwaakafdelingen (recovery) terechtkomen. Een plotse opname die op een aangepaste manier verloopt, kan minder spanningen en trauma’s teweegbrengen. Zo kan een kind bijvoorbeeld via een gescheiden traject naar zijn eigen, op maat gemaakte box gebracht worden. Hier en daar waagde een studente zich zelfs aan zit- en speelelementen in de tuinen van het ziekenhuis. Deze tuinen zijn oorden om tot rust te komen, te wandelen, te zitten, te praten met familie en vrienden en bieden uitdagende en stimulerende mogelijkheden voor kinderen. Voor alle betrokken studenten was dit project een belangrijke kennismaking met een zeer realistische opdracht. In hun zoektocht stootten ze soms op meer vragen dan antwoorden, waardoor zich een uiterst boeiend groeiproces kon ontwikkelen. De beelden in deze publicatie vormen slechts een bloemlezing van al deze werken, maar zullen ongetwijfeld de fantasie prikkelen en doen dromen van wat zou kunnen zijn‌
Voor vragen in verband met het werk van de studenten kunt u contact opnemen via info@omgevingvoorkinderen.be
32
Een vraag vanuit het ziekenhuis Samenwerking met AZ Jan Palfijn Gent
33
In 2005 stelde het palliatieve supportteam van het ziekenhuis AZ Jan Palfijn Gent AV vast dat er relatief weinig kinderen bij patiënten in het ziekenhuis op bezoek kwamen. Veelal willen ouders hun kinderen het leed besparen en hen niet belasten met het nakende overlijden van een dierbare. Soms denken ouders ook dat kinderen te jong zijn en niet beseffen wat er gaande is. De ervaring leert ons echter dat kinderen nood hebben aan informatie en vaak de behoefte voelen om betrokken te worden in het ziekenhuisgebeuren. We kunnen echter niet ontkennen dat een ziekenhuis soms bedreigend kan overkomen in de beleving van kinderen. Om die reden dachten we dat het naast het informeren en sensibiliseren van ouders en verpleegkundigen ook nuttig zou zijn om te werken aan structurele elementen. Samen met de hoofdverpleegkundige pediatrie, de kwaliteitscoördinator en de sociale dienst riepen we verpleegkundigen van de verschillende verpleegafdelingen samen om na te gaan wat de noden waren en om ideeën te verzamelen om het ziekenhuis kindvriendelijker te maken. We wensten een klimaat te creëren waarin kinderen op natuurlijke wijze kunnen ervaren dat ziekte en sterven inherent zijn aan het leven… Deze groep kwam met ontzettend veel leuke en originele ideeën op de proppen, gaande van een voorlichtingsfilm in radiologie tot een speelhoekje in geriatrie. Een voorlichtingsfilm kan angst voor onderzoeken bij kinderen reduceren. Door het installeren van een speelhoekje biedt men kinderen de gelegenheid over te gaan van een intens moment van verdriet naar een spelmoment zodat ze zich kunnen beschermen tegen te veel emotionele pijn. We merkten echter dat hoe meer voorstellen er naar boven kwamen, hoe meer we ons verdiepten in dit thema, hoe meer vragen er ook rezen. Hoe konden we samenhang brengen in de vele ideeën? Welke thema’s spreken kinderen aan? Waar gaat hun voorkeur naar uit? Hoe ziet het ideale ziekenhuis eruit in de ogen van kinderen en jongeren? Hebben kleuren een effect op het welbevinden? Naast die vele vragen moest er ook rekening gehouden worden met de wettelijke vereisten inzake bijvoorbeeld de kinderboxen op de spoedafdeling. Met het enthousiasme om ons in dit thema te verdiepen groeide ook het besef dat we best de hulp van externe instanties konden inroepen. We besloten het KASK te contacteren en legden ons project voor. Ons enthousiasme om het project grootser uit te werken werd hier gedeeld en gevoed. Er werd verteld over het bestaan van PWO-projecten. Een PWO-project is “Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek” in de professionele bacheloropleidingen en wordt gefinancierd door de Vlaamse Overheid. Dit betekent dat onderzoeksprojecten zoveel mogelijk resulteren in praktisch toepasbare methoden, modellen of
Virginie Suriano en Britt Raes, educatieve animatiefilm voor afdeling radiologie
instrumenten. Met het PWO-onderzoek stroomt er niet alleen kennis uit de opleidingen naar de betrokken bedrijven en organisaties, maar ook omgekeerd. Door deze inbreng kreeg ons project een wetenschappelijke basis. In een maatschappij waar sterven en ziekte vaak een taboe geworden zijn, zelfs geïnstitutionaliseerd zijn, hoopten we stilletjes ook andere instellingen te inspireren. We stapten naar de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de UGent. De vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie zetten een tweedelig onderzoek op: een literatuuronderzoek enerzijds en een belevingsonderzoek anderzijds bij kinderen als patiënt en als bezoeker. Deze onderzoeksresultaten vormden de basis voor het verdere onderzoek. Op deze manier konden de studenten van het KASK hun creativiteit combineren met wetenschappelijk gefundeerde informatie.
Tijdens het eerste academiejaar kregen de studenten van de opleiding Interieurvormgeving een aantal ziekenhuisruimtes voorgesteld om in te richten: een polikliniek voor kinderen, een ontwaakkamer, een kamer in de spoedopname, het mortuarium en de tuinen rond het ziekenhuis. Elk van de studenten slaagde er in om deze totaal verschillende ruimtes met een terugkerende signatuur vorm en kleur te geven. De studenten van de andere kunstopleidingen toonden, elk binnen hun discipline, hoe kindvriendelijke ideeën konden omgezet worden in voorwerpen en beelden, daarbij ook rekening houdend met de strenge normen in een ziekenhuisomgeving. Samen met het palliatieve supportteam werd er bewust voor gekozen om ook rouw en verdriet aan bod te laten komen. De ontwerpen en kunstwerken van de studenten in de context van het
34
mortuarium ondersteunden onze visie dat kinderen zeker welkom zijn om een geliefd, overleden familielid te komen begroeten. In het tweede academiejaar kregen de studenten interieurvormgeving de opdracht een kinderafdeling te ontwerpen: een delicate denkoefening om iedere vierkante centimeter optimaal te benutten met oog voor detail, kleur en kindvriendelijkheid. Tegelijkertijd werd een educatieve animatiefilm samengesteld die uitlegt wat je als kind moet doen om een rx-foto te laten maken op de dienst radiologie. Het driejarige PWO-project in samenwerking met het KASK was een kruising van twee totaal verschillende werelden: kunst en zorg. Voor ons als zorgverleners was het verhelderend te horen hoe niet-zorgverleners kijken naar een ziekenhuis. Onze wensen staan soms immers haaks op de wensen van de patiënt. Voor een zorgverlener is het ziekenhuis in de eerste plaats een werkruimte; voor de patiënt is het een plaats om te genezen en tot rust te komen.
35
Els Roegiers, klinisch psycholoog Oncologie & Palliatief Support Team AZ Jan Palfijn Gent AV Jan Verschelden, hoofdverpleegkundige Kinderafdeling AZ Jan Palfijn Gent AV
36
ISABELLE ROSSIGNOL
37
Verpleegpost pediatrie
YASMIEN MOERMAN & ESTHER DEWITTE
Inrichting box spoedopname en polikliniek
42
Ruimte voor zorg I Ruimte voor zorg
“We shape our buildings, and afterwards our buildings shape us.” — Winston Churchill
43
Dragende muren
I
De omgeving heeft ontegenzeglijk een invloed op de mensen die er vertoeven. Zowel in een natuurlijke als in een gebouwde omgeving ervaren mensen dat hun gemoed verandert in functie van die omgeving. Een stadsplein, badend in het zonlicht, wekt een ander gevoel op dan datzelfde plein op een grijze, uitgeregende herfstdag. Op een analoge manier roept een mistig of stormachtig zeezicht andere associaties op—en bij uitbreiding ook andere emoties—dan datzelfde water, zacht golvend bij zonsopgang. Met die gedachte in het achterhoofd kunnen we ons de vraag stellen in hoeverre die invloed ten goede ingezet kan worden. Is het immers niet één van de elementaire functies van architectuur en vormgeving om in de ontwikkeling van een duurzame, dragende omgeving tegemoet te komen aan menselijke basisbehoeften zoals veiligheid, rust en welbehagen? Dat geldt in het bijzonder voor centra voor geneeskundige verzorging. Bij een ziekenhuisopname worden immers een aantal menselijke waarden (de gezondheid in de eerste plaats) ernstig bedreigd, waardoor de nadruk op andere, wel beheersbare omstandigheden komt te liggen. Bovendien tonen steeds meer studies aan dat de omgeving wel degelijk een impact heeft op het fysieke en mentale welbehagen van bezoekers, personeel en patiënten in een ziekenhuis. De vraag in hoeverre en op welke manier architectuur, vormgeving en kunst kunnen bijdragen tot het welbevinden of zelfs tot de genezing van patiënten—en kinderen in het bijzonder—is dan ook niet overbodig. Bij de inrichting van een zorgcentrum moet de vormgever een complex programma van eisen, normen en regels in overweging nemen. Een heel pakket aan organisatorische, esthetische, medische en sociale functies moeten samen gegoten worden in een harmonieus geheel: een dragende omgeving voor de patiënt. Hiertoe is een multidisciplinaire aanpak van het ontwerpteam noodzakelijk, waarin de kennis en bijdragen van architecten, interieurvormgevers, kunstenaars en raadgevers zoals medisch personeel en psychologen geïntegreerd kunnen worden. De laatste jaren wordt bovendien vaker vastgesteld dat het bestaande patrimonium aan zorginstellingen niet langer voldoet aan de hedendaagse manier van denken en werken. De sector ervaart een groeiende nood aan verbouwing of vervanging van de zorginstellingen. In de zoektocht
“The very first requirement in a hospital is that it should do the sick no harm.” — Florence Nightingale Het verzorgen van zieken op een georganiseerde manier gaat terug tot het oude Griekenland. Genezing werd toevertrouwd of toegeschreven aan vaak religieuze rituelen. In de antieke tempelcomplexen werd dan ook een verzamelplaats voor zieken voorzien. Dat principe bleef gehandhaafd tot in de Middeleeuwen, waar religieuze kloosterorden, geïnspireerd door de werken van barmhartigheid, de zorg voor de zieken op zich namen. In de eeuwen daarop groeide stilaan het besef van het belang van de openbare gezondheid. Rijke en invloedrijke zakenmannen richtten in verschillende Europese steden burgerlijke hospitalen op. De kwaliteit van de gezondheidszorg liet op dat moment wel nog te wensen over: uit statistieken uit de 18de eeuw blijkt dat zowat één op vier patiënten in die tijd een verblijf in het hospitaal niet overleefde… Tijdens de Verlichting groeide de visie dat de ontworpen omgeving een bijdrage diende te leveren tot de genezing van de patiënt. Daarenboven werd de helende kracht van de natuur, die als een gezonde invloed moest aangewend worden in de stedelijke ontwikkeling, onderkend. Hieruit groeiden een aantal nieuwe concepten voor zorgcentra, waarvan de “paviljoenarchitectuur” een van de meest sprekende voorbeelden vormt. Een vertakte, gedecentraliseerde ziekenhuisstructuur in een natuurlijke omgeving, opgebouwd uit verschillende paviljoenen met ramen langs beide zijden, moest de patiënten rust en comfort bezorgen. De toevoer van frisse lucht was essentieel. (Wagenaar, 2006) Hetbeginvande20steeeuwwerddanweergekenmerktdooreenrevolutie in de organisatie van de ziekenhuisstructuur. Evoluties in de medische technologie zoals röntgenapparaten, brachten een zekere mate van specialisatie met zich mee die maakte dat een gedecentraliseerd
44
Dragende muren
Architectuur van de zorgomgeving
I Ruimte voor zorg
naar een duurzame, ondersteunende zorgomgeving is het dan ook zinvol even stil te staan bij de historische ontwikkelingen van de architectuur van de gezondheidszorg, de medische evolutie en de veranderende rol van de patiënt.
organigram te weinig efficiënt bevonden werd. De ontdekking van bacteriën en inzicht in de manier waarop die zich kunnen verspreiden, maakten dan weer dat luchtcirculatie een bedreiging werd in plaats van een noodzaak. Tot slot speelde ook de opkomst van het Modernisme als bouwstijl, gekoppeld aan technische evoluties in de bouwmethoden, een rol in deze ontwikkelingen. Efficiëntie en functionaliteit waren de codewoorden; staal, glas en beton de materialen. Naar analogie van het huis als een “machine à habiter” van Le Corbusier, werd het hospitaal opgevat als een medische machine. Het ziekenhuis evolueerde van een kleinschalige paviljoenarchitectuur naar een koele, afstandelijke hoogbouw met de medische technologie als functionele, centrale kern. De kwaliteit van de omgeving in en om het ziekenhuis werd daarbij veelal genegeerd, en de bevreemding en ongezelligheid eigen aan de nieuwe architectuur veroorzaakte over het algemeen sterke negatieve emoties van angst en kwetsbaarheid. Enkel in sanatoria werd er nog aandacht geschonken aan de omgeving als helende factor. Deze plekken, waar chronisch zieke patiënten (veelal tuberculosepatiënten) konden herstellen, zijn een typisch fenomeen van deze periode. Medicijnen waren toen nog ontoereikend, en dus richtte de behandeling zich op rust, gezonde voeding en zuivere lucht. Doorheen Europa zijn nog enkele mooie voorbeelden van dergelijke gezondheidscentra te vinden: modernistisch van architectuur, maar met oog voor mens, omgeving en natuur (bijvoorbeeld Sanatorium Zonnestraal bij Hilversum, Nederland, door Jan Duiker uit 1928; of Sanatorium in Paimio, Finland van Alvar Aalto uit 1932). In de tweede helft van de 20ste eeuw groeide het idee dat ziekenhuizen voor iedereen toegankelijk moesten zijn. Ziekenhuizen hoorden gelijkheid uit te stralen. In de jaren 1960 stimuleerde de Belgische overheid de bouw van regionale ziekenhuizen in de periferie van de stad. In functie van de vorm van het grondplan, werden de zogenaamde “letterconcepten” onderscheiden: K-type, H-type of Ttype. Verder volgde de architectuur van die regionale ziekenhuizen nog steeds de zakelijkheid van de Internationale Stijl: veelal koele, afstandelijke blokken, bevreemdend, ongezellig en zuiver functioneel doordacht, waar de patiënt te vaak herleid werd tot zijn ziektebeeld. Vandaag is de houdbaarheidsdatum van deze “zorgfabrieken” overschreden. De plaats van het ziekenhuis als gebouw in de samenleving zou herbekeken moeten worden. Een bezoek aan het ziekenhuis zou een minder bevreemdende ervaring kunnen worden als dit “medische bastion” beter geïntegreerd zou zijn in het sociale weefsel, onder meer door het introduceren van verschillende
Mieke, jullie afdeling staat op het punt om verbouwd te worden. Het is een boeiende oefening om vanuit de huidige situatie na te denken over de noden die je vandaag ervaart. Hoe zijn de huidige kamers op de pediatrie ingedeeld en hoe zou je het interieur ervan beschrijven?
Mieke: Op onze afdeling kunnen een dertigtal kinderen tot 16 jaar verblijven. Er zijn enkele kamers waar ouders bij hun kind kunnen blijven of kamers waar een broer en zus samen kunnen overnachten. Momenteel is het al zo dat 65% van de kinderen ‘s nachts het gezelschap krijgen van een ouder. Verder hebben wij 15 glazen
Wellicht hoor je van de ouders en de kinderen wel eens hoe ze de ziekenhuisomgeving ervaren. Vinden de mensen hun weg naar de pediatrieafdeling? Wat is hun indruk wanneer ze hier blijven overnachten?
Waar ze zeer positief over zijn, is het onthaal in het ziekenhuis. Er gaat
I Ruimte voor zorg
Mieke is verpleegkundige en werkt sinds een vijftal jaar op de afdeling pediatrie van het Heilig Hartziekenhuis in Roeselare. Het merendeel van de kinderen verblijft hier tussen de drie en de acht dagen voor onderzoeken of voor aandoeningen zoals bronchitis, longontsteking, diarree, voedingsproblemen… Anderen worden opgevolgd op de dagafdeling na een kindchirurgische ingreep, zoals het weghalen van amandelen of poliepen, tandoperaties, circumcisies… Een minderheid van de patiëntjes komt regelmatig terug, bijvoorbeeld kinderen met een zware handicap of patiënten met een poortkatheter die in een universitair ziekenhuis verzorgd worden maar regelmatig in hun lokale ziekenhuis de katheter laten spoelen.
boxen waarvan er vier door de oudere kinderen afgesloten kunnen worden door gordijntjes. Meestal vinden de jonge kindjes het wel fijn om door het glas heen naar elkaar te kunnen kijken. Als een kind huilt en wij kunnen er niet meteen bij zijn, dan zorgt het wel voor onrust. Voor de kinderen is er een klasje en een speelruimte die net aan de minimumvereisten beantwoorden. Beiden worden bijzonder weinig gebruikt. Soms worden ze zelfs ingepalmd wanneer er kamers te kort zijn. De artsen willen immers niet dat kinderen met eenzelfde ziektebeeld samen zitten, en de spelbegeleidster werkt liever met de kinderen op hun kamer. In de gang is er weinig wandel- of zitruimte omdat alle reservebedden daar gestockeerd staan. Over het algemeen vind ik de omgeving niet zo opbeurend of inspirerend. Er is heel veel kleur aanwezig, maar het is er veel te druk, zeker in combinatie met het tl-licht. De kamers zijn grauw, maar hebben allemaal een raam met zicht. Enkele kamers kijken jammer genoeg uit op een balkon zodat er niets van de omgeving te zien is. Bovendien hangen er overal dezelfde gordijnen met figuurtjes van olifanten en giraffen erop, waardoor het nog wat drukker en allemaal wat kleiner lijkt.
45
Dragende muren
In gesprek met een verpleegkundige
vormen van dienstverlening, sociale voorzieningen, kunst en natuur die het leven buiten de ziekenhuismuren kenmerken. De afstand tussen de medische technologie en het alledaagse leven zou kunnen worden overbrugd door de patiënt als mens opnieuw een centrale positie te laten innemen. De zorgarchitectuur heeft een heel directe impact op de gebruikers en is erg verweven met allerhande sociale en culturele functies. Een andere mogelijkheid is dat het ziekenhuis wordt opgesplitst in kleinere, gespecialiseerde eenheden die gemakkelijker in de stad te integreren zijn en die, indien nodig, een andere functie toegewezen kunnen krijgen. Deze schaalverkleining maakt het zorgcentrum meteen ook minder intimiderend. Ook andere gezondheidsgerelateerde activiteiten kunnen zich daarbij aansluiten zodat er combinaties ontstaan van centra met medische en niet-medische diensten. De integratie van een zorginstelling in het maatschappelijke weefsel werkt niet enkel drempelverlagend ten opzichte van het ziekenhuis, maar houdt ook in dat de vrijheid van patiënten bijgeval minder beperkt wordt. Afhankelijk van het ziektebeeld, krijgen zij de mogelijkheid om zich buiten de ziekenhuismuren te begeven waardoor men zich, bij de gedachte alleen al, op slag meer mens dan patiënt zal gaan voelen. Waar het ziekenhuis ook gelegen is, het is zeer belangrijk voldoende rekening te houden met de ontsluiting van het gebouw. Een ziekenhuis moet te allen tijde vlot bereikbaar zijn—zeker ook voor kinderen, die vanaf een zekere leeftijd misschien zelfs zonder begeleiding hun vriendjes kunnen gaan bezoeken. Een zorginstelling kan hoe dan ook wel degelijk gebouwd worden als een vitaal en open onderdeel van de samenleving en hoeft dus niet noodzakelijk weggestopt te worden op een terrein met afgesloten hekken in de periferie van de stad. Ziek zijn maakt deel uit van het leven—een ziekenhuis zou dat dan ook moeten weerspiegelen. (zie ook Wagenaar, Jaspers, Mens, 2007)
Een patiëntgerichte benadering Behalve de visie over de architectuur van de zorgomgeving is ook het besef over de zorgverstrekking zelf geëvolueerd. Niet enkel de symptomen of de ziekte dienen te worden behandeld, maar ook de mens zelf moet meegenomen worden in dat proces. Daarnaast staat ook de medisch-technologische ontwikkeling niet stil. Afhankelijk van de diagnose zijn de overlevingskansen van patiënten
I Ruimte voor zorg 48
verpleegpost voor de pediatrie en één voor de dagafdeling. Die laatste komt wel vooraan in de gang, zodat het binnenlaten van mensen vlotter verloopt. Een belangrijke eis die werd gesteld zijn aangepaste kamers voor kinderen met een zware handicap. We krijgen twee kamers voor kinderen met een beperking. Die zijn voorzien van tilliften boven het bed en een rail om de kinderen vanaf het bed in een rolstoel te kunnen plaatsen. Ook de badkamers worden aangepast met een inrijdouche en een aangepast toilet. De speelruimte wordt niet groter, maar wordt wel verbonden met het klasje en zo ingepland dat ook de kinderen van de dagopname daar kunnen wachten en spelen. We hopen dat de speelruimte zo vaker gebruikt zal worden en uitnodigend zal zijn voor kinderen die alleen of met hun ouders kunnen komen spelen. Een belangrijke verbetering wordt het onderzoekslokaal: dat wordt groter en zal een zicht op de buitenruimte krijgen waardoor het allemaal minder beklemmend wordt. Ten slotte: stel dat je carte blanche krijgt en niet gebonden bent aan een bestaande gang, hoe zou je dan de pediatrieafdeling ontwerpen?
Dragende muren
eenpersoonskamer, en ook kamers met en zonder uitzicht werden met elkaar vergeleken. Daarnaast werd kunst in de weegschaal gelegd, door bijvoorbeeld de uitwerking van een abstract schilderij te vergelijken met die met figuratieve, natuurlijke scènes. Ulrich en zijn collega’s analyseerden uiteindelijk zo’n 600-tal studies en kwamen tot de conclusie dat een overtuigende meerderheid van de onderzoeken een positieve correlatie tussen omgevingsfactoren en gezondheid liet zien. Ook factoren die invloed uitoefenen op het welzijn en de efficiëntie van het personeel en het welbehagen van bezoekers werden onderzocht. Bij het personeel in een zorginstelling hebben vermoeidheid en stress een invloed op de kwaliteit van de zorgverlening. Door ingrepen in de omgeving kan de veiligheid en de gezondheid van het personeel gewaarborgd worden. Een goede organisatie van het ziekenhuis zal de efficiëntie van het werk verhogen, de kans op fouten verkleinen en zorgen voor een algemeen gevoel van tevredenheid bij het personeel. De effecten van zulke ingrepen zijn onmiddellijk merkbaar bij het personeel, onder andere door een lager ziekteverzuim, meer plezier in het werk, minder ongevallen en een hogere efficiëntie. Onrechtstreeks hebben ze natuurlijk ook hun invloed op de patiënt: het personeel zal minder fouten maken, er blijft meer tijd over voor patiënten door bijvoorbeeld kortere loopafstanden en er ontstaat een aangenamer contact tussen patiënt en personeel. Verschillende veiligheidsrisico’s, zoals ziekenhuisinfecties via de lucht of direct contact, medische fouten en ongelukken kunnen verholpen worden door de juiste voorzieningen: juiste, efficiënte en goed onderhouden ventilatiesystemen, voldoende wasbakjes en handpompen, het vermijden van gladde vloeren, het vermijden van hevige lichtbronnen en lawaai, juist geplaatste handvaten, ergonomisch verantwoord meubilair, zoveel mogelijk gebruik maken van eenpersoonskamers en een organisatie die het aantal transfers van patiënten zo laag mogelijk kan houden … Het belang van interieur gaat duidelijk verder dan het kiezen van kleuren en meubilair. Dergelijke eenvoudige ingrepen in de omgeving zorgen op een indirecte manier voor een aangenamer en veiliger ziekenhuisverblijf. Uiteraard zijn er ook elementen in de omgeving die een directe invloed uitoefenen op de patiënt. Zo kan ook de stress bij patiënten verlaagd worden en kan het ziekteverloop verbeterd worden door over een aantal elementen te waken: een goed onderhouden en eventueel gefilterd ventilatiesysteem, voldoende akoestische kwaliteit, voldoende rust, voldoende daglicht of anders kwalitatieve,
Zelf zou ik alles centraler maken, met een groot verpleeglokaal, onderzoekslokaal, speelzaal, linnenkamer enzovoort in het midden. Rond dat centrale punt komen dan alle kamers met een eigen badkamer met bad en douche. Dit zou ervoor zorgen dat de gang een stuk korter wordt en de afdeling overzichtelijker. De kamers
zouden groter mogen zijn, met grote ramen tot op de grond zodat de kinderen goed naar buiten kunnen kijken. Nog beter zou zijn om de pediatrie op de gelijkvloerse verdieping te maken met een gezellige tuin binnen handbereik. Dan kunnen de kleinere kinderen buiten in een box spelen, de grotere in een zandbak of op speeltuigen en de jongeren kunnen relaxen op een ligstoel met een boek of magazine. Natuurlijk mag een gezellige tafel met stoelen niet ontbreken voor de ouders! En als ik echt mag dromen, dan lijkt het me ideaal om met meer personeel te werken zodat we echt de tijd hebben om met de kinderen bezig te zijn, hen te vermaken, clowns te laten komen. Daarmee zouden we ook de ouders een groot plezier doen. Als zij hun kind gelukkig zien, zijn ze zelf ook tevreden.
Op basis van dergelijke observaties hanteert Evidence-Based Design de stelling dat mensen positief reageren op een aantrekkelijke, zorgvuldig ontworpen omgeving. Daarbij wordt enkel gekeken naar de objectief meetbare effecten, en blijft de indirecte impact van de persoonlijke visie of de culturele of maatschappelijke achtergrond uitdrukkelijk buiten beschouwing, wat meteen wijst op de beperkingen van deze benadering: enkel de primaire reactie (“reflex”) van de mens wordt erkend als het objectieve bewijs van zijn of haar menselijke basisbehoefte. Op die manier dreigt Evidence-Based Design de mens te herleiden tot zijn fysiologie. In het streven naar welbevinden hebben volwassenen en kinderen echter ook hun eigen voorkeuren. Hoewel de populariteit van een bepaalde vorm of inhoud niet afdoende bewijst dat deze ook effectief zou bijdragen tot de genezing, en dus niet objectief te controleren is (het criterium bij uitstek voor EBD), kunnen intuïtieve keuzes of cultureel-maatschappelijk getinte voorkeuren goede indicatoren zijn voor het persoonlijke welzijn. Bijgevolg zijn er, zeker met betrekking tot kinderen, nog veel denkpistes te onderzoeken en te evalueren om deze ontwerpvisie aan te vullen. Het belang van EBD valt echter niet te ontkennen: het stelt de ontwerper in staat om onderbouwd te werk te gaan en bij de creatie van de ruimte rekening te houden met de objectieve noden van de patiënt, het personeel en de bezoeker. Daarom lijkt het aangewezen om een integrale benadering te hanteren: een steeds solider en breder “evidence-based” kader waaraan andere, meer intuïtief gevormde ideeën gekoppeld kunnen worden om tot een positieve, stimulerende, behaaglijke en open zorgomgeving te komen die sociale interactie bevordert en positieve reacties opwekt. Deze totale zorgomgeving, zowel binnen als buiten, bepaalt hoe de zintuigen van een persoon worden geprikkeld: zicht, door middel van daglicht, uitzicht, oriëntatie en sfeer; gehoor, door geluid, klanken en muziek; tastzin, door klimaat, textuur en tactiliteit; smaakzin, door eten; en reukzin, door ventilatie en aroma’s. De vraag die een gebruiker aan zijn omgeving stelt, gaat echter verder dan dat. Mensen willen
49
Dragende muren
Naar een ondersteunende zorgomgeving
I Ruimte voor zorg
regelbare kunstverlichting, zo veel mogelijk gebruik maken van eenpersoonskamers, duidelijke oriëntatiepunten of signalisatie, en tot slot voldoende contact met “buiten”. Al deze elementen komen in de volgende hoofdstukken uitgebreid aan bod.
controle over hun omgeving, toegang tot sociale steun en de mogelijkheid tot positieve afleiding in natuur, kunst en entertainment, zeker in een zorgomgeving. De ervaring van de architectuur in haar geheel is meer dan de som van de samenstellende delen. De interactie tussen alle elementen zal immers evenzeer bepalend zijn. Het resultaat is een inte grale, holistische benadering van de ondersteunende zorgomgeving. Een dergelijke dragende zorgomgeving is een gunstige omgeving waarin patiënten zich thuis voelen. Daartoe is het belangrijk dat alle aspecten van de zorgomgeving op een positieve manier op elkaar inspelen en elkaar in evenwicht houden—zoals het beeld van de mobiel het eerder al wist uit te drukken. De medische zorg, de ondersteunende diensten, de sociale omgeving en de fysieke omgeving hebben allen hun belang in de persoonlijke perceptie van de zorgomgeving, zowel bij patiënten als bij bezoekers en personeel. Pas bij een geslaagd samenspel tussen deze aspecten, kan een zorgomgeving echt ondersteunend werken. Doordat dit evenwicht zo cruciaal is, zal het voortdurend gezocht en bewaakt moeten worden.
“There are tremendous powerful healing potentials within each human being. When we are talking about designing and organizing healing environments, what we are really trying to do is find affective ways to engage those inner-healing potentials within each human being.” — P.E. Linton
Inrichting geriatrie
DELPHINE SEYS
Inrichting pediatrie
Welzijn van een kind II Welzijn van een kind
Strategieën tot welzijn
55
Dragende muren
II
Welzijn heeft te maken met levenskwaliteit en zelfvertrouwen en is in essentie een subjectief gegeven. Het wordt beïnvloed door tal van aspecten zoals gezondheid, materieel bezit, werkgelegenheid, onderwijs, ontspanning, het sociale kader en, belangrijk in deze context, de concrete omgeving. Welzijn betreft een staat van relatieve lichamelijke en geestelijke tevredenheid. In die zin is welzijn verwant met welbehagen: welbehagen heeft te maken met comfort, een gevoel van ontspanning, met blijheid en plezier. Het kan dan ook beschouwd worden als een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor welzijn. Welzijn—of welbevinden—gaat immers verder dan dat: het heeft betrekking op de perceptie van het evenwicht tussen de fysieke en emotionele toestand van het individu enerzijds en de sociale, organisatorische en ruimtelijke omkadering anderzijds. Welzijn is vaak gekoppeld aan een zekere emotionele betrokkenheid ten aanzien van de omgeving: iemand die zich op een positieve manier verbonden voelt met zijn omgeving (fysiek en/of sociaal), zich daar ondersteund weet, zal sneller tot een staat van welbevinden komen. Een ondersteunende (zorg)omgeving zal met andere woorden bijdragen tot het welzijn van de mensen die er gebruik van maken. In de context van de zorgomgeving verschuift het cruciale evenwicht dat nodig is om die staat van welbevinden te bereiken: patiënten, en jonge patiënten in het bijzonder, voelen zich immers bedreigd in een aantal van de elementaire dimensies van welzijn. Naast het gezondheidsprobleem, dat doorgaans aan de basis ligt van het ziekenhuisverblijf, heeft een opname immers ook een aantal niet te veronachtzamen consequenties op sociaal vlak, zoals het verlies van controle en zelfredzaamheid, van sociale contacten, onderwijs enzovoort. Om een nieuw evenwicht te bereiken—het beeld van de mobiel indachtig —, hetgeen fundamenteel is voor het welzijn, wordt de rol van de omgeving dan ook des te belangrijker. Die omgeving zal zich moeten ontplooien tot een ondersteunende factor. Een mogelijk denkkader om de meervoudige effecten van en interactie tussen sociale elementen in een bepaalde omgeving te onderzoeken, is het sociaalecologisch model (SEM) van Stokols (1996). Sociale ecologie is de studie van mensen in een omgeving. Ze onderzoekt de invloed van de omgeving op mensen, van mensen op de omgeving en van mensen op elkaar. Volgens dit SEM is er een directe wisselwerking tussen de fysieke en sociale kenmerken van een omgeving en de gezondheid van de aanwezigen. Mensen in
II Welzijn van een kind
een ruimte beïnvloeden de toestand van hun omgeving door middel van hun acties, net zoals de karakteristieken van een omgeving een impact hebben op de gezondheid van de mensen die er verblijven. Welzijn wordt dan begrepen als een dynamische wisselwerking tussen diverse omgevings- en persoonlijke factoren. Het SEM voorziet in een kader om deze complexe en dynamische interactie in kaart te brengen en vormt aldus een basis om te begrijpen hoe een omgeving kan ingezet worden om de gezondheid van mensen te bevorderen. Die samenhang tussen omgeving en individu is essentieel afhankelijk van de persoonlijkheidskenmerken van de persoon in kwestie. Het spreekt dan ook voor zich dat die relatie er anders zal uitzien wanneer het gaat om kinderen.
“A healthcare environment can be maximally effective when it affirms the capacity of children to heal themselves.” — Olds, 1991 56
De hospitalisatie-ervaring van een kind Imelda Coyne (2006) deed onderzoek naar de hospitalisatie-ervaring van kinderen. Ze deelde de bezorgdheden en angsten van kinderen in vier categorieën in: 1.
Dragende muren
Katherine Bishop (2008) noemt drie wezenlijke aandachtspunten in het streven naar welzijn: de betrokkene moet, ten eerste, rust kunnen vinden in de omgeving, ten tweede, positief ingesteld zijn en, ten derde, actief betrokken blijven bij de situatie. Voor kinderen betekent een hospitalisatie meer dan enkel een behandeling voor een medisch of een chirurgisch probleem. Wanneer zij de mogelijkheden van de omgeving kunnen benutten, plezier kunnen maken en in sociale interactie met anderen kunnen treden, voelen ze zich gerust. Positief blijven over de situatie hangt veelal af van de manier waarop een kind omgaat met stress en verveling. Verveling is gebonden aan tijd, een knagende ervaring voor kinderen gekoppeld aan negatieve gedachten, heimwee en rusteloosheid. Een kind moet de impact hiervan kunnen minimaliseren en tegelijk andere, positieve ervaringen maximaliseren. Daartoe beschikt het over zogenaamde copingstrategieën, die bepalend zijn voor een succesvolle verwerking van stress en problemen. Coping verwijst naar de manier waarop kinderen mentaal en emotioneel omgaan met hun situatie. Om zich een copingstrategie eigen te maken, moeten kinderen vooreerst kunnen inschatten in hoeverre ze zelf in staat zijn een antwoord te bieden op de moeilijkheden in hun situatie. Kinderen zijn gemotiveerd wanneer ze persoonlijke controle over de stressfactor of situatie ervaren. Wanneer
de objectieve karakteristieken van de situatie niet wijzigbaar zijn en een directe aanpak dus niets zal veranderen, gaan kinderen een indirecte strategie aannemen om te proberen met de situatie om te gaan. Ze zullen bijvoorbeeld veel naar televisie kijken of een wandelingetje maken in de tuin om de gedachten te verzetten, tekeningen maken om emoties een plaats te geven, zich omringen met persoonlijke spullen zoals kussens, brieven van vrienden, knuffelberen, of iets lekkers gaan eten met mama om zich thuis te voelen. De aard van de ziekte en de conditie van de kinderen beïnvloedt hun capaciteit tot coping. Kinderen die zich vrij goed voelen, kunnen in verschillende omgevingen op zoek gaan naar nieuwe ervaringen, kunnen bijgevolg meerdere en verschillende copingstrategieën inzetten en engageren zich op een positieve manier. Kinderen die geïsoleerd raken echter, beschikken in hun isolement over minder copingstrategieën om op terug te vallen. Ze kunnen bijvoorbeeld al minder gebruik maken van de voordelen van de omgeving en dit ondermijnt het gevoel van tevredenheid. In dat geval wordt de ruimte eerder een tegen- dan een medestander in hun manier van omgaan met de situatie. Een omgeving kan dan ook op een positieve en op een negatieve manier het gevoel van welzijn bij kinderen beïnvloeden.
Afgezonderd worden van familie en vrienden: ontwrichting van de familieroutine, normale activiteiten, vriendschappen, schoolprestaties. Kinderen vinden het moeilijk om “gewone” zaken te moeten missen, zoals een comfortabel bed, mama’s eten, hun eigen kamer, muziekfaciliteiten, huisdieren en speelgoed. 2. In een ongekende omgeving terechtkomen: angst voor het onbekende, het vreemde, een professionele omgeving, onbekende geluiden of lawaai, felle lichten ’s nachts, te warme temperaturen, raar eten, meestal ook weinig speelfaciliteiten. 3. Onderzoeken en behandelingen ondergaan: angst voor operaties, naalden, fouten in de behandeling, pijn, littekens, verminking of de dood.
kinderen altijd van wat ze kennen.
Soms zijn gewelddadige spelletjes die tieners spelen een insteek om over het eigen leven te kunnen vertellen. Eerst bouw je het vertrouwen op en dan kun je andere dingen aanbieden. Clownerie vraagt dat je naar jezelf kan kijken. Dat kunnen pubers vaak niet omwille van de moeilijke fase die ze doorgaan—zeker als ze ook nog eens ziek zijn. Maar even ‘iemand anders zijn’, toneel spelen, spreekt wel aan. 15- of 16-jarigen willen soms gewoon met rust gelaten worden en dat moet je respecteren. 18- of 19-jarigen hebben vaak terug de rijpheid om clownerie te appreciëren. Als cliniclown moet je heel goed kunnen slalommen tussen jezelf zijn en in het spel duiken. Soms schemert je echte persoonlijkheid fel door je clownerie; soms ben je erg uitvergroot aan het dollen en zot doen.”
“Voor de kinderen in een ziekenhuis is het belangrijk dat hun eigen
II Welzijn van een kind
Jan Dillen, ofte Potske Prutske, is een clown met veel ervaring bij zieke kinderen in het ziekenhuis en bewoners van leefgroepen. Hij leerde tal van speltechnieken in de mimeschool, maar volgde ook een dramaopleiding en cursussen rond clownerie en lichaamsbewustzijn. Enkele van zijn voorbeelden zijn Moshe Cohen (“The laughter master—zen clown”) Avner Eisenberg, die regels voor clowns opstelde, Jango Edwards en de eerste ziekenhuisclown: Michael Christensen. Jan laat zich daarenboven ook inspireren door de antroposofie. Voor Jan is een cliniclown een artiest met een sociale inslag. Het is een vak waarbij permanente artistieke en psychologische bijscholing noodzakelijk is. “In het werk van de cliniclown staat het kind centraal, en niet de kunstenaar. Dit is in tegenstelling tot acteurs die gewoon zijn om op de planken te staan en alle aandacht te krijgen. Als clown word je getraind in communicatie en in de manier waarop je met mensen omgaat. Je staat in dienst van de kinderen en in de improvisatie is er veel plaats voor hun inbreng.” “De kracht van clownerie zit in simpelheid. Niet wat je doet, maar wel de manier waarop is heel belangrijk. Vaak balanceer je op de grens van taboes. Als clown mag je over pijn spreken, mag je wenen, mag je pijn hebben en mag je kwaad zijn. Kinderen krijgen op die manier een uitlaatklep, kunnen ook hun gevoelens
de vrije loop laten. Ze kunnen meespelen, maar moeten niet. Clowns vragen altijd toestemming om een kamer binnen te komen. Als een kind zich echt niet goed voelt of liever geen bezoek wil, wordt dit uiteraard gerespecteerd. Een clown doet wat hij wil, maakt de dingen wat lichter, is naïef. Het gebruik van attributen kan belangrijk zijn, maar staat steeds in functie van het menselijk contact. Je kan op zoek gaan naar je kip of inspelen op een boek dat op een nachtkastje ligt. Bij de kleintjes kun je magie gebruiken. De grotere kinderen moet je meer betrekken, bondgenoot maken. In dat opzicht is clown zijn ook theater spelen, want je moet iets te vertellen hebben. Je moet een reden hebben om binnen te komen.” “Ik vertrek in het werken met
57
Dragende muren
De Cliniclown Een artiest met sociale inslag
4. Verlies van zelfbeschikking: onafhankelijkheid verliezen, voor elke handeling toelating moeten vragen (opstaan, aankleden, naar toilet gaan… ), beperkte activiteiten, weinig controle over persoonlijke noden, slaap-, waak- en etenstijden, timing en procedures, weinig controle over de omgeving, slechte ventilatie, felle lichten, lawaai door telefoons, baby’s die wenen… Samengevat ervaren kinderen en jongeren stress door omgevingsfactoren, fysieke problemen, psychologische storingen en sociale spanningen. Katherine Bishop (2008) schetst dan weer de ziekenhuiservaring van kinderen vanuit hun eigen perspectief. Zij beschrijft de manier waarop een omgeving een kind in staat kan stellen om zijn emotionele, sociale en fysieke noden van moment tot moment in te vullen. Het gaat om een “dynamisch en continu proces, afhankelijk van zowel de capaciteiten en faciliteiten van de omgeving als van de mogelijkheden van het individu om daarmee iets te doen.” Deze wisselwerking resulteert in de person-environment fit: de omgeving ondersteunt het kind in zijn persoonlijke, sociale en fysieke noden en stelt het op die manier in staat om met de eigen situatie om te gaan. Als de omgeving het kind hierin onvoldoende ondersteunt, zal het kind een manier zoeken om de omgeving aan te passen opdat het zijn behoeften wel kan invullen. Het zal, met andere woorden, op zoek gaan naar een betere person-environment fit. Persoonlijke aspecten Een eerste belangrijk aspect van de ‘person-environment fit’ betreft de reden van het ziekenhuisverblijf: de gestelde diagnose en de voorgestelde behandeling. Deze hebben uiteraard een directe invloed op het kind zelf en bijgevolg ook op de perceptie van de zorg en de ziekenhuisomgeving. Daarenboven confronteert het dagelijkse leven in het ziekenhuis het kind vaak nodeloos met zijn status als patiënt. Via behandelingen, apparatuur, de aanwezigheid van personeel of andere patiënten, worden ze gewezen op wie ze zijn, wat ze daar doen, en wat er nog zou kunnen komen. Deze constante confrontatie met de realiteit van het ziekenhuis lokt spanning en negatieve emoties uit. Door kinderen te betrekken bij hun eigen gezondheidssituatie en daar voor een deel zeggenschap in te geven, worden ze geholpen om copingstrategieën te ontwikkelen.
Sociale aspecten Een ziekenhuisverblijf heeft ontegenzeglijk ook een grote impact op het sociale leven van kinderen. Behalve familie, klasgenoten en vrienden zijn er nu immers een heleboel andere personages in hun leven gekomen: dokters, verplegers, kamergenootjes, andere patiënten. Deze “nieuwe“ mensen spelen bovendien een belangrijke rol in de beleving van een kind in het ziekenhuis, zowel emotioneel als medisch gezien. Sociaal contact met familieleden, vertrouwenspersonen of vrienden binnen of buiten het ziekenhuis fungeert over het algemeen eveneens als een belangrijke copingstrategie. Mama’s en papa’s blijven de belangrijkste personen voor een kind in het ziekenhuis. Daarna volgen broers en zussen en dan de verpleegkundigen. Klasgenoten en vrienden bieden ondersteuning doordat de link met de buitenwereld behouden blijft. Vrienden in het ziekenhuis zijn dan weer belangrijk omdat ze tijdelijk in dezelfde leefwereld vertoeven, gelijkaardige ervaringen meemaken en daarover op eenzelfde niveau kunnen praten. Voor korte verblijven wordt de nood aan vrienden in het ziekenhuis minder essentieel. Fysieke aspecten Ook de omgeving zelf—de architectuur, het interieur, de vormgeving—is een belangrijke bondgenoot in de ontwikkeling van copingstrategieën voor kinderen. Kinderen gaan effectief gebruik maken van de omgeving, ermee in interactie treden en erop reageren—tenminste, als die fysieke omgeving daartoe ook uitnodigt. Een omgeving mag er bijgevolg niet te steriel of functioneel uitzien, maar moet een sfeer uitstralen die kinderen welkom heet. Hoe dat kan gebeuren, komt in een later hoofdstuk nog uitgebreid aan bod. Het mag echter duidelijk zijn dat hiertoe alle aspecten van de
II Welzijn van een kind
leven kan blijven doorlopen, dat ze
bijvoorbeeld hun eigen kamer kunnen inrichten, dat er respectvol omgegaan wordt met hun privacy en timing. Ze hebben nood aan een eigen invulling rond pijn en behandelingen. Ze zijn op dat vlak ervaringsdeskundigen. Het is noodzakelijk dat je hen goed informeert en dat er gepraat wordt over wat er zal gebeuren. Tegelijkertijd moet je ruimte laten voor dromen en fantasie en afleiding bieden. Versiering in de kamer of muziek zijn belangrijk voor het genezingsproces. Een ander probleem voor langdurig zieke kinderen is het weekend omdat er dan voor hen niets te doen valt. De speelklas of de snoezelruimte gaat dan op slot.”
“Ik probeer aandacht te hebben voor iedereen in het ziekenhuis. Aan
58
Dragende muren
De zorgomgeving kan kinderen in staat stellen om uiting te geven aan hun vaak veranderende emotionele toestand. Soms kan eens goed lawaai maken, lopen of sporten een deel van de spanning wegnemen, maar daar moet dan wel plaats en tijd voor gemaakt worden. Hetzelfde geldt overigens voor positieve emoties, zoals lachen of opluchting, of voor meer “vrolijke” activiteiten, zoals film, muziek, bezoek of het vieren van een verjaardag. Daarnaast moet een kind de vrijheid krijgen om uiting te geven aan zijn culturele en/of religieuze achtergrond. Hierop kan men inspelen door te zorgen voor aangepast eten en drinken en een plaats voor gebed en meditatie. Kinderen die zich vrij voelen om zich te uiten, op welke manier dan ook, bouwen immers aan hun gevoel van welbevinden.
beginnende cliniclowns zeg ik altijd dat ze vriendelijk moeten zijn voor iedereen. Dokters, verpleegkundigen, ouders… Allemaal staan ze vaak onder stress en fleuren ze helemaal op bij een vriendelijk woord of een glimlach. Ouders hebben echt nood aan fysieke ruimte: een plaats voor privéspullen, een plek om met andere ouders te spreken enzovoort. Ze kunnen vaak nergens naartoe met hun emoties en verhaal, zitten opgesloten tussen de vier muren van de kamer van hun zoon of dochter en de gang. Vaak leven ze bijna in het ziekenhuis, soms voor maanden of jaren. Clowns creëren een psychologische plaats voor hun verhaal, hoewel ze in hun rol moeten blijven. Op zo’n moment luistert Potske Prutske voor 95% naar wat ze zeggen en geeft hij 5% retour vanuit zijn kinderlijke wereld. Als clown blijft er altijd een ‘lichtheid’, maar je moet wel laten merken dat je gehoord hebt wat ze zeggen. Het zou goed zijn dat
er voor ouders wekelijks dansavonden of yogasessies worden voorzien om een uitlaatklep te vinden voor stress en spanningen.” Jan reist de hele wereld rond om clowns op te leiden. Zo ervoer hij dat omgangsnormen cultureel gezien nogal verschillen. Zo was Jan in een ziekenhuis in China een clown aan het observeren en wilde hij nadien een gesprek met die clown. Bij dit gesprek zat ook haar directrice. Jan sprak rechtstreeks met de clown, maar het gekke was dat die Jan niet durfde aan te kijken en telkens antwoord gaf aan haar directrice! De verhoudingen tussen directie en personeel en tussen clown en patiënt liggen er anders. Ook de technieken waarop de clowns zich beroepen, zijn er anders. In China werken de clowns bijvoorbeeld meer met magie en ballonplooien, en ze zijn uitstekend in beide kunsten. Tijdens de opleidingen sprak Jan met deze mensen over het belang van privacy, de autonomie en de persoonlijkheid van een kind, de aanwezigheid van ouders en anderen in een kamer waarmee je altijd rekening houdt, omstandigheden die je moet leren aanvoelen. De rol van de cliniclown beperkt zich duidelijk niet tot “zomaar spelen”. Het vraagt overtuiging, kennis van de gang van zaken in het ziekenhuis en inzicht in de psyche van (zieke) kinderen. Cliniclowns zijn met hart en ziel bezig met het welbevinden van de jonge patiëntjes…
II Welzijn van een kind
fysieke omgeving ingezet zullen moeten worden. Ook moet er in de meest letterlijke zin plaats gemaakt worden voor kinderen: stille ruimtes, speel- en ontspanningsruimtes en ruimtes voor artistieke of creatieve ontplooiing zijn geen overbodige luxe. Ruimtes voor sociale interactie met familie of vrienden staan daarbij eveneens op het verlanglijstje, en ook de tuinen mogen zeker niet vergeten worden. Tot slot is het van belang dat de schaal van deze omgeving de kinderen niet in negatieve zin overweldigt, of zelfs afschrikt of verlamt, maar ook met hen rekening houdt als gelijkwaardige gasten. Essentieel daarbij is de mate waarin de omgeving comfort of een thuisgevoel kan uitstralen. Wanneer kinderen de ruimte daarenboven nog enigszins kunnen personaliseren en zich omringen met persoonlijke spulletjes, tekeningen, kaartjes of posters, kan ook dat bijdragen tot het welbevinden van de jonge patiënten.
Dimensies van een ondersteunende zorgomgeving
59
Dragende muren
Het dagelijkse leven in een ziekenhuis confronteert een kind soms nodeloos met zijn status als patiënt. Doordat het kind constant in aanraking komt met apparatuur, medische handelingen en andere patiënten, heeft hij of zij het soms moeilijk om zich nog een beeld te kunnen vormen van wie hij is als persoon. Hulpverleners en ouders kunnen een kind hierbij helpen door te focussen op het “worden” in plaats van op het “zijn”. Door samen in kaart te brengen wat een kind (nog) wel kan, is het in staat een positiever zelfbeeld te ontwikkelen. Kinderen willen actief betrokken worden bij het ganse proces van consultatie, diagnose en behandeling. Ze willen als individu gerespecteerd en gewaardeerd worden en als expert in de eigen gezondheid geraadpleegd worden. Door een kind te vertellen wat er gaande is of wat er gaat gebeuren, wordt het in staat gesteld om het genezingsproces mee te sturen. De betrokkenheid van kinderen bij de eigen behandeling is alleszins belangrijk. Het Wimhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht heeft bijvoorbeeld een “pijnpaspoort” ontwikkeld waarmee kinderen bepaalde voorkeuren kunnen aangeven. Zo kan het pijnpaspoort onder meer beschrijven of een kind liever zit of ligt tijdens een onderzoek, of het stilte verkiest, dan wel televisie wil kijken gedurende een bepaalde behandeling, en meer dergelijke keuzes. Door dit persoonlijke overzichtje mee te geven bij elk onderzoek, kan elke verpleger of arts rekening houden met de persoonlijke voorkeuren van de
jonge patiënt. Die krijgt op zijn beurt het gevoel dat er ook met zijn wensen rekening gehouden wordt. Net als voor een volwassene is het daarenboven voor een kind ontzettend belangrijk te voelen dat er progressie is. Als die vooruitgang fysiek of medisch gezien op dat moment niet mogelijk is, zijn er misschien wel mogelijkheden tot verbetering op sociaal of persoonlijk gebied. Een ziekenhuis dat zich kan ontplooien tot een ondersteunende zorgomgeving, stelt kinderen in staat om te gaan met hun persoonlijke, fysieke en sociale noden. Kinderen ontwikkelen op die manier hun eigen copingstrategieën om positief geëngageerd te blijven in de situatie. In haar “Building a model of holistic healing environments for children’s hospitals” beschrijft Fiona De Vos (2006) de verschillende dimensies die bijdragen tot een dergelijke healing environment. Deze aspecten focussen stuk voor stuk op de ondersteuning van patiënten en hun families in het streven naar een situatie die het gewone leven, ondanks het verblijf in het ziekenhuis, zo veel mogelijk benadert. In wat volgt worden deze aspecten in al hun facetten besproken. Controle en privacy Het gevoel van controle en privacy begint bij controle over het eigen dag- en bioritme. Patiënten moeten zo veel mogelijk zelfstandig kunnen beslissen over een aantal elementaire zaken. Zo moeten kinderen (en andere patiënten evenzeer) kunnen slapen wanneer ze dat willen, wat uiteraard impliceert dat bijvoorbeeld (dag)licht gecontroleerd moet kunnen worden. Ook lawaai, een zeer bepalende stressfactor voor zowel patiënten als voor personeel, moet te allen tijde vermeden kunnen worden. Controle op het eigen ritme houdt ook in dat patiënten moeten kunnen bepalen of en wanneer ze in staat zijn (of er zelfs nood aan hebben) bezoek te ontvangen. Hetzelfde geldt voor het contact met het medische personeel. Ook wat de ziekenhuismaaltijden betreft, kan een zekere mate van zelfbeschikking een positieve weerslag hebben. Wanneer patiënten en hun bezoekers kunnen kiezen uit verschillende gerechten en het tijstip en de locatie voor het nuttigen van de maaltijd mee kunnen bepalen (bv. door middel van een soort room service), komt dit hun perceptie van zelfstandigheid ten goede. Deze zelfbeschikking zou tot op zekere hoogte ook doorgetrokken moeten worden in de medische behandeling. Zo kunnen patiënten de mogelijkheid krijgen om bijvoorbeeld zelf hun pijn te kunnen bestrijden, of kunnen ze eventueel mee beslissen over de omstandigheden waarbinnen bepaalde medische (be)handelingen gebeuren. Tijdig ingelicht worden over de dingen die staan te gebeuren,
INNE VANDECAPELLE
Nele Balcaen
Illustraties voor kijkdozen in het mortuarium
IV I Interieur
IV Ruimte voor kinderen
Ruimte voor kinderen
85
Een ziekenhuis dat zich als kindvriendelijk wil profileren zal in eerste instantie de nodige aandacht moeten schenken aan de algemene architectuur en interieurvormgeving: open ruimtes met voldoende licht en positieve afleiding bevorderen het welbevinden van zowel het kind als de volwassene en bieden een toegevoegde waarde aan het ziekenhuisbezoek, ongeacht de aard of de duur ervan. Mensen hebben vooral ruimte nodig om zichzelf te kunnen zijn en blijven en wensen niet te worden herleid tot ”de patiënt”. Een ziekenhuisarchitectuur die erin slaagt deze visie over te brengen bij het personeel, de bezoekers en de patiënten, toont daarmee respect, begrip en zorg voor haar gebruikers. Kinderen zouden sneller en langer omgevingen en gevoelens onthouden dan de personen die ze, vaak kortstondig, in deze ruimte ontmoeten. (Filippazi, 2008) Daarom is het zeer relevant dat een kind, onafhankelijk van de duur van het verblijf, van bij het onthaal tot in de patiëntenkamer of behandelruimte kan aanvoelen dat er in de vormgeving en organisatie van de ruimte rekening gehouden is met zijn noden. Dit wekt vertrouwen op en zal ongeduld en angst verminderen. Een ruimte is meer dan de (materiële) context waarin een ziek kind zich bevindt. Een fysieke omgeving is een belangrijk en interactief gegeven dat mee bepaalt welke verbondenheid een kind kan voelen met de medische en sociale omgeving.
Op stap door het ziekenhuis
Dragende muren
IV
Een ziekenhuissite is een wereld op zich waarin verschillende types van gebruikers een deel van hun tijd doorbrengen met telkens een verschillend doel: personeel komt werken in een logistieke, verzorgende of administratieve functie; patiënten komen voor een consultatie, onderzoek of opname, in al dan niet urgente omstandigheden; en bezoekers gaan op zoek naar hun naasten om steun te verlenen, te rouwen of te vieren. Naast de verkeersstromen die deze individuen met zich meebrengen, zijn er ook logistieke verplaatsingen van voorraad- en verzorgingskarren, voedselbedeling, onderhoudsdiensten en uiteraard vervoer van patiënten in bedden en rolstoelen. De circulatie doorheen een zorgomgeving verloopt van de nadrukkelijk publieke (buiten)ruimte, over semipublieke plaatsen, tot in de zeer private gedeelten van het gebouw, met name de patiëntenkamer. Dit alles dient te gebeuren op een duidelijke, eenduidige en respectvolle manier. Brengt een ziekenhuis bij volwassenen soms al ontreddering teweeg, dan geldt dit zeker voor kinderen, bij wie deze
IV Ruimte voor kinderen
Herkenbaarheid in de infrastructuur Om het gevoel van herkenbaarheid en veiligheid te verhogen, wordt voor complexe sites vaak het stedelijke weefsel als model genomen. Verschillende centra die verbonden worden door straten, met plaats voor ontmoetingsplekken met een eigen, herkenbaar karakter (plein, museum, restaurant…), representeren de infrastructuur van een dorp of stad. Een dergelijke structuur verhoogt de leesbaarheid van het gebouw, waardoor de gebruiker zich ondersteund voelt. Deze steun wordt extra belangrijk bij bezoekers of patiënten die vaak emotioneel beladen en onder spanning in het ziekenhuis aankomen, waardoor de beleving van de omgeving vaak gestoord verloopt. Een omgeving die aansluiting vindt bij een gekende situatie, zou een positieve bijdrage kunnen leveren. Door de hele ziekenhuissite te bekijken als een totaalconcept kan het onthaaltraject een logisch geheel vormen van aankomst, parkeren, betreden van het gebouw, tot en met het vinden van de juiste kamer. De organisatie moet samen met de architectuur en het interieur een logisch geheel vormen. Dit draagt bij tot de leesbaarheid van het gebouw en werkt drempelverlagend. Om tot een dergelijke coherente entiteit te komen, doet men best een beroep op een multidisciplinaire aanpak van ontwerpers, architecten en ziekenhuispersoneel. In feite begint een ziekenhuisbezoek al wanneer men zich naar het ziekenhuis begeeft. Een verplaatsing naar plekken die men niet goed weet zijn en waar men, zoals in het geval van een ziekenhuis, misschien helemaal niet wenst te zijn of net zo snel mogelijk dient te geraken, zorgen al te vaak voor extra spanning. Dit geldt niet enkel voor de route op de openbare weg, waar een GPS of wegenkaart soelaas bieden. Ook het onbekende terrein in de onmiddellijke omgeving van het ziekenhuis kan stressverhogend werken. Een duidelijke manier van communiceren om de mensen zorgeloos tot bij hun uiteindelijke bestemming te brengen, is dan ook aangewezen. Zo moet duidelijk aangegeven staan waar men kan parkeren, welk betalingssysteem er gehanteerd wordt en hoe men zich ver-
volgens naar de hoofdingang kan verplaatsen. Nieuwe bezoekers moeten hoofd- en andere ingangen vlot kunnen herkennen en terugvinden, liefst door een zo kort mogelijk traject af te leggen.
86
Dragende muren
onbekende wereld evenzeer angst en onzekerheid met zich meebrengen, zeker als het bezoek zich voordoet in moeilijke of pijnlijke omstandigheden. Een begeleidende volwassene moet dus zeker zijn ondersteunende rol ten opzichte van het kind kunnen volbrengen en niet gestoord worden door extra spanningsverhogende factoren zoals problemen om de weg te vinden, moeilijk toegankelijke plaatsen en onredelijke wachttijden in een omgeving die niet geschikt is voor een kind.
Leesbaarheid: letterlijk en figuurlijk Bij het betreden van het gebouw zou een hartelijk en overzichtelijk onthaal de verschillende mogelijke routes moeten weergeven. De weergave van alle informatie dient zowel binnen als buiten op een eenvormige manier te gebeuren. Dit verhoogt de herkenbaarheid van het systeem, wat de zelfredzaamheid van de bezoeker bevordert. Ook het te volgen systeem voor de onthaal- en inschrijvingsbalie moet duidelijk gecommuniceerd worden, zodat mensen meteen weten waar ze terecht kunnen en hoe lang de wachttijden zijn. Dit zal resulteren in een gevoel van controle over de eigen situatie, wat op zijn beurt bijdraagt tot het welbehagen. Uiteraard is een weloverwogen organisatie en signalisatie van mogelijke routes ook binnenin het ziekenhuis van groot belang wil men potentieel spanningsverhogende factoren tegengaan. De architectuur van een zorginstelling zou zo opgevat moeten zijn dat de bezoeker van het complex zich gevoelsmatig kan oriënteren en op een logische manier een traject kan volgen dat leidt tot zijn eindbestemming. Het gebouw moet met andere woorden intrinsiek ”leesbaar” zijn. Een aantal basisprincipes, die verderop worden uiteengezet, helpen ons al een heel eind op weg. De verscheidenheid aan gebruikers en de daarbij horende gevarieerde circulatie in verschillende snelheden zal echter om een bijkomende leidraad vragen. Aangezien de architecturale leesbaarheid van een zorginstelling doorgaans niet volledig kan tegemoetkomen aan de specifieke vereisten van alle gebruikers, is een doeltreffende, systematische en allesomvattende signalisatie en bewegwijzering onontbeerlijk. De architecturale leesbaarheid van de zorginstelling heeft te maken met het cognitieve aspect (in tegenstelling tot het fysieke aspect) van het traject dat een gebruiker op weg naar een bestemming aflegt. Vormgevers gebruiken hier wel eens de uit de scheepvaart ontleende term “wayfinding” om te verwijzen naar alles wat bijdraagt tot de overzichtelijkheid van het gebouw. Deze zaken stellen bezoekers in staat om een “mental map” van de ruimte te construeren, een subjectieve weergave van de structuur van de omgeving die bijvoorbeeld kan helpen bestemmingen te herkennen of de weg naar de ingang terug te vinden. Zonder zo’n kaart is het bijzonder moeilijk zich te oriënteren, met alle praktische en psychologische gevolgen van dien.
IV Ruimte voor kinderen 87
Dragende muren
Een belangrijk aanknopingspunt voor de samenstelling van deze “mentale kaart” is de verhouding tot de wereld buiten de ziekenhuismuren. Regelmatig zicht op en contact met de buitenomgeving bevordert de oriëntatie in de tijd en de ruimte. Langdurig opgenomen personen, bijvoorbeeld, zijn voor het behoud van hun bioritme eveneens aangewezen op hun gewaarwording van de wisselende seizoenen en het besef van dag en nacht. (Ulrich, Zimring, et al., 2008) Daarnaast kunnen herkenningspunten worden aangebracht die de verschillende zintuigen activeren: niet alleen visuele of auditieve prikkels, maar ook bijvoorbeeld geuren bevorderen het oriëntatiegevoel en helpen het geheugenverlies tegen te gaan. Lange gangen met deuren aan weerszijden en de herhaling van steeds dezelfde decoratieve of vormgevende elementen, werken daarentegen desoriënterend. Uiteraard dient men er bij het aanbrengen van oriëntatieondersteunende factoren rekening mee te houden dat patiënten vaak liggend vervoerd worden. Decoratieve elementen op het plafond en een duidelijk verschil tussen plafond en wanden zijn dan ook even belangrijk als het contrast tussen wanden en vloer. Tot slot kan de graad van toegankelijkheid en intimiteit van bepaalde zones weerspiegeld worden in de gebruikte materialen en tektonische aspecten. Zo kunnen elementen in het interieur, zoals bijvoorbeeld een ander materiaalgebruik, erop wijzen dat men zijn bestemming (consultatieruimte of patiëntenkamer) nadert, of kan een verlaagd plafond de overgang van een publieke naar een meer private zone aanduiden. Naast deze intrinsieke eigenschappen van de ruimte draagt ook een efficiënt signalisatiesysteem bij tot een leesbare ziekenhuisomgeving. Hoewel het hier om de weergave van informatie in strikte zin gaat en ”leesbaarheid” dus vrij letterlijk geïnterpreteerd mag worden, hangt een doeltreffende bewegwijzering ook af van de spontane verwerking van die informatie en de wijze waarop subjectieve indrukken worden gestuurd. Er dient dus opnieuw bijzondere aandacht te worden geschonken aan dergelijke vormgevingselementen. Uit gesprekken blijkt overigens dat kinderen de bezorgdheden van volwassenen inzake signalisatie en leesbaarheid in grote mate delen. Zij vinden eveneens dat “het duidelijk moet zijn”, en dit liefst zonder al te veel woorden of uitleg. Kinderen verkiezen eenvoudige en ondubbelzinnige aanduidingen, met kleuren die consequent toegepast worden. Wel werd hier aangegeven dat kinderen met een zekere argwaan naar signalisatie kijken: ze gaan ervan uit dat de “pijlen” hen wel naar een bestemming zullen leiden, maar ze hebben er minder vertrouwen in dat ze ook nog terug zullen geraken.
Vaak zijn patiënten emotioneel onder de indruk van hun veranderende omgeving, waardoor ze slechts een beperkte hoeveelheid informatie zullen opnemen. Het signalisatiesysteem in een zorginstelling moet daarom tegelijk volledig en eenvoudig zijn. Enerzijds moet het beantwoorden aan de specifieke noden van de verschillende personen die gebruik maken van de circulatieruimtes. Anderzijds werkt een overdaad aan informatie desoriënterend voor de individuele gebruiker. Een integraal, gelijkvormig, maar gelaagd systeem kan aan deze twee vereisten tegemoetkomen. Een eenvormig en architecturaal geïntegreerd gebruik van kleuren, materialen en vormgeving binnen en buiten het ziekenhuis komt de herkenbaarheid ten goede, zeker wanneer deze elementen ook herhaald worden in folders en op de website. Om die reden kiest men best ook voor één systeem van plannen, overzichtsborden, pijlen, terugkerende kernwoorden en symbolen en lettertypes, waarbij de leesbaarheid kan worden bevorderd door de juiste grootte en kleurcontrasten. Ook andere herkenningspunten en een doelgericht gebruik van verlichting, bijvoorbeeld nachtlichtjes, kunnen als bijkomend richtinggevend element worden ingezet. Om de gebruiker niet nodeloos met informatie te overweldigen, wordt bovendien best een gelaagd systeem gehanteerd, waarbij inlichtingen stapsgewijs en hiërarchisch worden verstrekt. Net als in een luchthaven, waar eerst een keuze moet gemaakt worden tussen de start- en de landingsbaan en pas nadien een overzicht van de beschikbare passagiers- en bagageterminals gegeven wordt, kunnen de gebruikers van een zorginstelling bij centrale assen uitgenodigd worden ”grote” beslissingen te maken die dan stap voor stap verfijnd worden. Wat geldt voor volwassenen, geldt zeker ook voor kinderen: een leesbare omgeving maakt het ziekenhuisverblijf, hoe kort of hoe lang ook, minder beangstigend en verontrustend. We geven kinderen een stuk van hun verloren controle en zelfvertrouwen terug door de nodige signalisatie aan hun hoogte aan te passen. Het middelpunt van de bewegwijzering mag dan ook niet hoger zijn dan 120 cm. Hetzelfde geldt trouwens voor liftknoppen en deurklinken, die op een hoogte van 70 tot 90 cm moeten worden geïnstalleerd. Daarnaast kan men gebruik maken van een kleurencode bij doorgangen die de verschillende functies van de achterliggende ruimtes aanduiden: rood is bijvoorbeeld niet toegankelijk, blauw is sanitair, geel een speelruimte, enzovoort. Ook de zone rond de ingang van de eigen kamer (deur, vloer of wand) kan van een unieke kleur of patroon worden voorzien om het terugvinden ervan te vergemakkelijken. ’s Nachts kan dit soort herkenningspunten worden aangevuld met nachtlampjes, die
IV Ruimte voor kinderen 110
Laat me slapen
Denk aan mij als je gaat spelen Zal je de zon met me delen Ik beloof je, ik zal me niet vervelen Ik zwaai naar jou vanuit de hemel Laat me slapen, laat me gaan Ook al kan je niet verstaan Waar ik nu ben heen gegaan Laat me slapen, laat me gaan Wist je dat er op de toppen van de bergen Iemand staat die de wereld kan verbergen Wist je dat er op de top van de wereld Iemand staat die zorgt voor zon en regen Laat me slapen, laat me gaan Ook al kan je niet verstaan Waar ik nu ben heen gegaan Laat me slapen, laat me gaan
Dragende muren
heel wat minder punten. Gezellige geuren als vanille of kaneel “ruiken wel lekker, naar koekjes en zo,” maar “daar krijg ik dan honger van”. Deze keuzes illustreren echter enkel de subjectieve, bewuste voorkeur van kinderen, maar vertellen weinig over de mogelijke onbewuste effecten op emotie en gedrag die door een subtiel aanwezige geur zouden kunnen worden veroorzaakt. Tot slot kan geconcludeerd worden dat geuren wel degelijk een invloed kunnen uitoefenen op lichaam en geest, maar dat verder onderzoek aan te bevelen is. Werken met geuren en aromatherapie kan een manier zijn om zowel de psychische als fysieke gesteldheid van de mens te verbeteren en het evenwicht te helpen terugvinden. Voorzichtigheid is echter geboden; geuren kunnen zowel lichamelijk als emotioneel zeer verschillende reacties uitlokken. Aroma’s van citrus die op een neerslachtige patiënt een opmonterend effect hebben, kunnen de hartslag en bloeddruk van een medepatiënt dan weer onverantwoord de hoogte in jagen. De alarmerende geur van vuur kan ook een gevoel van gezelligheid en nostalgie met zich meebrengen. Daarnaast dienen ook culturele verschillen in overweging genomen te worden. Zowel de objectieve als de subjectieve parameters verschillen dus van situatie tot situatie, van individu tot individu. Daartegenover staat dat de typische ziekenhuisgeur over het algemeen niet als positief onthaald wordt. Kleine ingrepen zoals het gebruik van aangepaste schoonmaakmiddelen, zouden dit toch al kunnen verhelpen. In elk geval is het aan te bevelen dat een zorgbeleid dat welzijn hoog in het vaandel draagt, ook de impact van geur niet over het hoofd ziet…
Laat me lopen door het gras Ook al wou je dat ik bij je was Laat me slapen, laat me gaan Laat me slapen in de staart van Janneke Maan
— Sara Claes, lied bij fotoreeks Mortuarium
p. 111-118, Sara claes
IV Ruimte voor kinderen 119
“Logic will get you from A to B. Imagination will take you everywhere.” — Albert Einstein Kunst in het ziekenhuis, een historisch perspectief
Dragende muren
IV II Kunst
Het klankenbos in Neerpelt bestaat uit een permanente collectie van klankinstallaties die op verschillende plaatsen in het bos zijn opgesteld. Het klankenbos kan een geschikte tuin voor een zorginstelling zijn waar jong en oud kunnen genieten, inspiratie opdoen en openstaan voor positieve gedachten. Tussen de verschillende installaties springt het werk van Erwin Stache, Konversation onmiddellijk in het oog. Langs een pad staan in totaal twaalf felrode kastjes opgesteld. Het lijken vogelhuisjes op palen. Ze reageren op elkaar en op omgevingsgeluiden. Sommige kastjes registeren stemgeluiden en geluiden uit het bos en zenden deze dan onverwachts weer uit via een megafoon. Andere kastjes maken geluiden afhankelijk van de afstand en de snelheid van de passant. Het resultaat is een subtiel samengaan van klank, natuurelementen en menselijke beïnvloeding. Een ander kunstwerk in het Klankenbos, Tacet, ontworpen door Hekkenberg Architects en gerealiseerd door Paul Beuk, wil de bezoeker bewust maken van stilte met een knipoog naar de controversiële compositie van John Cage 4’33’’. Een ondergrondse gang leidt naar een geluidloze, glazen ruimte met zicht op het bos. Door te kijken naar een bos zonder aanwezigheid van geluid, wordt de bezoeker geconfronteerd met lichaamseigen geluiden zoals de ademhaling of het doorslikken.
Kunst in de openbare ruimte behoort tot een rijk deel van onze cultuurgeschiedenis. Van de late Middeleeuwen tot de begintijd van de verzorgingsstaat werd er behoorlijk geïnvesteerd in kunst voor het grote publiek. Een mooi voorbeeld is het Ursulaschrijn van Hans Memling (15de eeuw), dat men nog steeds kan bewonderen in de kapel van het middeleeuwse Sint-Janshospitaal in Brugge. De kloostergemeenschap betaalde de kunstenaar en als wederdienst lieten de bestuurders zich portretteren. Deze trend werd een mondiaal fenomeen. Ziekenhuisbestuurders maar bijvoorbeeld ook gildes (zoals het Chirurgijngilde dat Rembrandt betaalde voor zijn diensten) wierpen zich op als mecenassen om hun ziekenhuizen op te fleuren en zichzelf in de kijker te zetten met vooral religieuze en later ook
IV Ruimte voor kinderen 120
Dragende muren
“medische” kunst. Dat laatste was een soort van theatrale voorstelling van bijvoorbeeld een anatomische les waarbij de geneesheren zich afzonderlijk of in groep lieten portretteren. Kunst werd in deze periode voornamelijk functioneel ingezet. Ze moest de gelovigen een beeld voorhouden van het goede en het ware en hen zo dichter bij het goddelijke brengen. Tot slot legde kunst de beeltenis van mensen vast als propaganda-instrument of als geheugensteuntje. Vanaf de 17de eeuw kende het fenomeen “kunstmarkt” een opmars. Naast de opdrachtgever of mecenas kon nu ook de verzamelaar kunst aan- en verkopen. Kunstwerken in verschillende prijscategorieën trokken liefhebbers aan op jaarmarkten, kermissen maar ook in de ateliers zelf, waar de kostbare varianten werden gemaakt. Ondanks de vrijheid die deze vrije markt met zich meebracht, hielden kunstenaars nog steeds rekening met de heersende smaak om hun werk aan de man te kunnen brengen. Pas met de opkomst van het modernisme vanaf het midden van de 19de eeuw, eisten kunstenaars volledige vrijheid op om niet-functionele kunst te maken, grenzen af te tasten en maatschappelijke ontwikkelingen in vraag te stellen. Aan het begin van de 20ste eeuw voltrok zich een derde belangrijke verandering met gevolgen tot vandaag de dag. Naast het mecenaat en de markt werd ook het beleid een bepalende factor. Ook de overheid financierde nu ziekenhuizen om hen de mogelijkheid te geven kunst aan te kopen. (Saey & Van Eeckhaut, 2005) Het belang van dit beleid blijk uit het feit dat na perioden van oorlog en recessie steevast opnieuw in kunst wordt geïnvesteerd, wat een indirecte invloed heeft op de ontwikkeling van de kunststromen. Dit was onder meer het geval na de Tweede Wereldoorlog. Enerzijds is er vanaf 1945 een toenemende aandacht voor het behoud van kunst uit het verleden; anderzijds grijpt men terug naar het modernisme en de architectuur van de jaren 1920, De Stijl en het Bauhaus om de verhouding tussen kunst, architectuur en de openbare ruimte te bestuderen. Nadien won ook de stroming van de “site-specific art” aan belang. Deze kunstvorm—ook wel aangeduid als “in situ”—is gecreëerd om op een specifieke plaats te bestaan. De kunstenaar doet onderzoek naar de karakteristieken van de plek, naar de betekenis, interpreteert de omgeving en de factoren die het gedrag van mensen in die ruimte bepalen. Vaak resulteert dit in permanente sculpturen, performances of dansvoorstellingen die in een welbepaald landschap worden opgenomen. (Melis & Van Gestel, 2009) Kunst in het ziekenhuis was lange tijd een belangrijke manier om een instelling het nodige prestige mee te geven. De oude ziekenzalen met lange beddenrijen en grote wand- of plafondschilderijen bleven
lang in gebruik. Pas laat in de 20ste eeuw werden ze afgebroken of heringericht. Het bijzondere samengaan van kunst en ziekenhuizen ging op die manier verloren. Vandaag bezoeken kunstliefhebbers de monumentale ziekenhuiszalen van weleer om de kunst te bewonderen zonder dat de typische ziekenhuissfeer nog aanwezig is. Tegelijkertijd wordt de vroegere ziekenhuiskunst opgenomen in musea om daar deel uit te maken van de kunstgeschiedenis. Nochtans is kunst in zorginstellingen ook op andere manieren zeer waardevol. Het brengt aanzienlijke groepen mensen in contact met verschillende vormen van kunst zoals beeldhouwwerken, fotografie, installaties enz. Ook groepen die uit zichzelf weinig tot geen actie zouden ondernemen om kunst in haar vele gedaantes te leren kennen, nemen onbewust toch nieuwe prikkels op. Door kunst tentoon te stellen in openbare gebouwen, komen alle groepen uit de samenleving er spontaan mee in aanraking. Hierdoor kan de vertrouwdheid met deze creatieve menselijke uitingen toenemen. Zo bekeken heeft kunst in een ziekenhuis een educatieve waarde en kan ze zelfs bijdragen tot de emancipatie en de ontwikkeling van culturele competenties bij kansarme groepen. Kunst beïnvloedt de kijk van mensen op de wereld, biedt mensen kansen om te groeien, te veranderen, en beschikt in die zin over een agogische functie. Kunstenaars ambiëren een rol in de vormgeving van de publieke ruimte en worden ingezet om onder meer de inkomhal, de gangen en de pleinen van ziekenhuizen herkenbaar te maken voor bezoekers. In de jaren 1970 investeerden ziekenhuizen dan ook voornamelijk in geïntegreerde kunst (zoals assemblagekunst en conceptuele kunst) en in graveerkunst, waarbij de werken in kwestie ook als oriëntatiemiddel konden dienen. Voor de kunstenaars betekende dit tevens een manier om hun kunst aan een breder publiek te laten zien. In het daaropvolgende decennium werd vooral geïnvesteerd in schilder- en beeldhouwkunstwerken die op zichzelf staan, niet in functie van het gebouw waarin ze te zien zijn. Tegelijkertijd groeide ook de kritiek op kunst als louter decoratie of verfraaiing van ziekenhuizen. Een ontluikende interesse voor kunstfotografie kenmerkte een opmerkelijke tegenbeweging tegen de decoratieve functie van kunst in de laatste jaren van de 20ste eeuw. De fotografie als “penseel van de natuur” zorgde ervoor dat mensen op een nieuwe manier kennis van de wereld konden nemen. De opkomst van (digitale) belevingskunst en videokunst vergrootte de mogelijkheden van de visuele taal om in gesprek te gaan met de bezoekers van het ziekenhuis. (Melis & Van Gestel, 2009)
In Tilburg ligt het Centrum Jeugd van GGz Breburg (Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg), een organisatie die hulp biedt aan mensen van alle leeftijden met psychiatrische en/of ernstige psychosociale problemen. Hier kunnen kinderen en jongeren van 0 tot en met 23 jaar terecht voor verschillende vormen van zorg in de polikliniek, de school en bij klinische opnames, in de woongroepen. Nils van Beek, curator van SKOR (Stichting Kunst en Openbare Ruimte), heeft er een ontmoeting geregeld met Theo Barten, senior beleidsmedewerker van het centrum. Aan de hand van een specifiek voorbeeld, “LUNAR” van de Nederlandse kunstenaar Daan Roosegaarde (Studio Roosegaarde), vertelt Nils hoe men bij SKOR te werk gaat. Het persoonlijke verhaal van Theo, verteld vanuit het perspectief van de zorginstelling, maakt het verhaal van de realisatie van dit prachtige voorbeeld van geïntegreerde kunst in een zorgomgeving compleet. Hoe is het idee om een kunstwerk te laten creëren voor het centrum Jeugd ontstaan?
Nils: Het GGz Breburg zat voorheen op een prachtig landgoed buiten Breda. Het gebouw dat in de jaren 1950 werd vervaardigd, was dringend aan renovatie toe. Men besloot een nieuw gebouw te ontwerpen waarin
een veelheid aan jeugddependances van de zorggroep een plaats zouden krijgen. Vanaf mei 2010 namen de verschillende diensten hun intrek in het nieuwe gebouw in Breda. Theo: De kunstcommissie van GGz Breburg die onder meer verantwoordelijk was voor het maken van een selectie uit de oude kunstselectie, kreeg een budget ter beschikking om nieuwe kunstwerken aan te kopen en in opdracht te laten maken. Er waren voldoende middelen en vanuit de directie wordt investeren in kunst aangemoedigd. De kunstcommissie is divers samengesteld. Er zitten kunstliefhebbers in, maar ook leken die wel van belang zijn bij de uiteindelijke realisatie, zoals mensen van de technische dienst. Op die manier is de aankoop van kunst een weloverwogen gebeuren. De creatief therapeute wou een werk dat vooral voor de kinderen echt goed zou zijn. Nils: Er was meteen heel veel enthousiasme. Het toeval bracht de eerste denkpiste tot een film die gemaakt zou worden door de Venezolaanse Javier Tellez. Deze kunstenaar maakt films waarin hij samenwerkt met bewoners van instellingen in de geestelijke gezondheidszorg vanuit een bezorgdheid om de stigmatisering die deze sector met zich meebrengt. Het idee was heel goed maar er waren enkele bezwaren. Zo is het portretteren van minderjarigen ingewikkeld omdat van alle ouders en voogden toestemming nodig is, ook van de kinderen die toevallig in beeld zouden komen. Maar het idee van een film voedde wel de gedachte om verder te zoeken dan louter een statisch beeld.
121
Dragende muren
Gesprek met Nils van Beek, curator van SKOR
IV Ruimte voor kinderen
Kunst in de openbare ruimte in België In België werd al in 1947 een besluit uitgevaardigd met het oog op de integratie van kunst in grote infrastructuurwerken en overheidsgebouwen. Ondanks dit signaal van politieke, economische en culturele bereidheid, zijn er in de daarop volgende jaren weinig voorbeelden te vinden van kunst in de openbare ruimte. De percentageregeling van 1986 wou hier verandering in brengen. Dit decreet bepaalt dat instellingen die een gebouw oprichten of verbouwen en daarvoor een subsidie krijgen van de Vlaamse overheid, een bepaald percentage van de bouwkosten moeten besteden aan in het gebouw geïntegreerde kunstwerken. Zo kregen kunstenaars opdrachten die hen financiële zekerheid boden en werd een cultureel democratiseringsproces op gang gebracht. Pas in de jaren 1990 kwam er stilaan aandacht voor kunst in overheidsgebouwen. In de welzijnssector was het bovendien wachten op een omzendbrief van minister Wivina Demeester in 1996 om het decreet bindend te maken. Daarop kondigden heel wat ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische instellingen en opvanghuizen wedstrijden aan om geïntegreerde kunstwerken te realiseren. Enkele van de eerste voorbeelden in dat kader zijn terug te vinden in het Jan Ypermanziekenhuis in Ieper: Parkscene, ontworpen door het kunstenaarsduo David Neirings en Mo Becha en Black Eyed Beauty door Koen De Decker. (verv. Decr. 12 mei 1998, art. 2, I: 22 juni 1998) De aanstelling van de eerste Vlaamse Bouwmeester bOb Van Reeth in 1999 gaf een nieuwe impuls aan de integratie van architectuur en kunst in de openbare ruimte. Er werd een “kunstcel” opgericht die bouwheren begeleidt bij de keuze en de uitvoering van een kunstproject in bouw- of infrastructuurwerken van de Vlaamse overheid. Openbare ziekenhuizen behoren immers tot de instellingen die onderworpen zijn aan de regelgeving inzake overheidsopdrachten voor leveringen en diensten boven een Europees vastgelegd bedrag (art. 115 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg). De integratie van kunst in een ziekenhuis vraagt om een goede samenwerking tussen de opdrachtgever (verantwoordelijken in het ziekenhuis), de kunstenaar(s) en een organisatie die beschikt over de knowhow om dit proces in goede banen te leiden. Die knowhow is vooral nodig omdat een ziekenhuis immers geen museum is dat speciaal in het leven is geroepen om als galerieruimte te fungeren en niet beschikt over de nodige accommodatie zoals musea met grote beeldschermen en ruimte voor installaties.
IV Ruimte voor kinderen
De kunstcel biedt ondersteuning waardoor kunst in ziekenhuizen dergelijke problemen kan overwinnen en bijgevolg wel mogelijk wordt. In het ziekenhuis krijgt een kunstwerk concurrentie van vele andere zaken die de aandacht trekken zoals onthaalfuncties, bewegwijzering, gereedstaande rolstoelen, schoonmaakkarren, bedden, allerhande affiches en een onmogelijke diversiteit aan muur- en vloerbekleding. Waar het museum zijn publiek aantrekt door het werk van gerenommeerde, nationale en internationale kunstenaars tentoon te stellen, kan in ziekenhuizen ook herdenkingskunst en amateurkunst van patiënten, bezoekers en werknemers aan bod komen. Een ziekenhuis is bovendien, in tegenstelling tot musea, zonder onderbreking toegankelijk. (Laenen, 2006) Naar het voorbeeld van de VS, waar 50% van de ziekenhuizen over een eigen kunstprogramma beschikt, zien we in onze contreien de interesse voor eigen kunstcollecties in de ziekenhuizen opnieuw groeien. In Nederland zijn er verschillende ziekenhuizen met een eigen curator, bijvoorbeeld het Universitair Medisch Centrum en het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht en het Academisch Medisch Centrum Amsterdam. Daarnaast is er ook de Stichting Kunst en Openbare Ruimte (SKOR), oorspronkelijk Praktijkbureau Beeldende Kunstopdrachten, een organisatie die werd opgericht om kunst te integreren bij nieuwbouw van volksgezondheidsinstellingen. De missie van SKOR bestaat erin de percentageregeling van 1984, vergelijkbaar met die in België, voor kunst in zorginstellingen uit te voeren. Dit was een belangrijke stimulans voor het collectioneren van beeldende kunst. In 2009 kon SKOR al 25 jaar kunstprojecten in zorginstellingen bundelen in een publicatie. (Melis & Van Gestel)
122
Kunst in een zorgomgeving Kunst speelt in op de groeiende aandacht voor het welbevinden van de mens in zijn omgeving. Kunst doorbreekt het dagelijkse ritme en laat toe dat patiënten, bezoekers en medewerkers focussen op iets anders dan hun eigen toestand. Het verlicht en verstrooit het verblijf in een ziekenhuis en kan mensen die mentaal erop achteruitgaan sociaal en zintuiglijk prikkelen. Kunst voegt kleur en schoonheid toe. Kunst zorgt ervoor dat een ziekenhuis minder intimiderend overkomt. Bovendien kan kunst de perceptie van de zorg die wordt aangeboden verbeteren. Als het artistieke werk bovendien goed onderhouden wordt, is dat vaak kenmerkend voor de
Dragende muren
Mogelijke effecten van kunst op de gezondheid
Uiteindelijk kozen jullie voor de futuristische kunst van Daan Roosegaarde. Hoe kwamen jullie tot deze beslissing?
Nils: Niet in elke instelling is er een bestaande kunstcommissie. Vaak wordt een ad hoc commissie in het leven geroepen om een samenwerking met SKOR te kunnen aangaan. Het risico voor een complexer werk wordt meestal genomen door een commissie met meer ervaring, die de verantwoordelijkheid voor een werk voelt. Dat voel je meteen aan de kwaliteit van het proces. Theo: Onze kunstcommissie had enkele voorwaarden en suggesties op papier gezet. Nadat de film was afgeketst kwam Nils voor de dag met vier alternatieven. Ik vond dat het werk ook interessant moest zijn voor gewone mensen, niet enkel voor kunstfreaks. Daarom is het zo belangrijk dat de samenstelling van de kunstcommissie gevarieerd is. SKOR wil vooruitstrevende of baanbrekende kunst, maar hier dachten ze : “hopelijk wordt het niet te gek.” De keuze voor het werk van Daan was unaniem, want zelfs al wil je niks of doe je niks met kunst, het stoort niet, het is gewoon mooi. Dit werd bevestigd door de directie en de raad van bestuur. Dat ging allemaal erg vlot. Nils: Het verzoek kwam vanuit de kunstcommissie om iets met interactieve kunst te doen. Ofwel moest de weg naar de totstandkoming van het werk een interactief proces zijn; ofwel zou het werk zelf interactieve mogelijkheden hebben. Wij hadden met SKOR net een symposium over interactieve kunst georganiseerd, over alle valkuilen die daaraan verbonden
zijn. Die fouten wilden we uiteraard zelf niet maken, dus stelden we onder meer Daan Roosegaarde voor, omdat hij van interactiviteit echt een specialisme heeft gemaakt. Hij vond het onmiddellijk interessant om in deze context van semi-openbare ruimte te werken met kinderen, onder wie sommigen bijvoorbeeld moeite hebben met spelen of contact leggen. Hoe kun je hen uitdagen om mee in interactie te treden? Theo: Op een bepaald moment werd er gediscussieerd over de plaats waar LUNAR ging komen te staan. De kunstenaar en enkele andere mensen hadden een sterke voorkeur voor de overgang tussen de wachtplaats en de spreekkamers. Enkele begeleiders stonden op hun achterste poten, omdat ze dachten dat de kinderen herrie zouden maken, of onrustig zouden worden. We hebben een proefopstelling gemaakt met jongeren van hier en dat ging goed. Uiteindelijk hakte de directeur de knoop door. Nu zien we dat het werk geen enkel probleem oplevert. Nils: Het werk is een familie van objecten die met licht en geluid reageren op aanraking. Men vroeg zich af hoe intens de prikkels voor de kinderen hier mochten zijn. Daarvoor heb je de raad van de specialisten nodig. In het begin wanneer je LUNAR aanraakte, begon ze te knetteren en te vonken. Dat was te fel. De totstandkoming van het werk zelf ging vlot. Er was overleg met de technische dienst over de bekabeling en met de civiele dienst over het schoonmaken van het werk. Voor een kunstwerk moet er gezorgd worden.
wel er omheen te lopen. Wanneer mensen de zuilen omhelzen, reageert de futuristische maanlander door hardere geluiden te produceren en de lichtintensiteit te versterken. Storen doet dat echter niet. Behalve LUNAR valt hier nog iets op: de wachtplaats is opgedeeld in verschillende hoekjes waar kinderen kunnen spelen of televisie kijken en waar volwassenen zich met een boek kunnen terugtrekken.
Nils: Het werk is een onderdeel van een totaalidee over hoe de omgeving er moet uitzien. De voorzitter van de kunstcommissie had hier echt een geïntegreerde visie over. In een gebouw waar bijna niemand nog een eigen kantoor heeft, geen eigen plekje meer heeft, staat er een werk waar we samen zorg moeten voor dragen. LUNAR heeft iets van een tamagotchi, het heeft iets humaans, je moet het samen verzorgen.
IV Ruimte voor kinderen
Theo: Volgens mij zijn er drie types van reacties. De eerste reactie is gewoon niet reageren. De tweede groep kinderen gaat echt met het werk aan de slag. Ze gaan op onderzoek uit, raken de objecten aan, omhelzen, spelen met de kleuren en het geluid. De laatste reactie is een hele korte interactie met het werk. Ze geven even een tikje in het voorbijgaan. De geluidjes die je hoort, lijken op de fluitgeluidjes die dolfijnen maken. Dat biedt troost.
123
Dragende muren
Hoe reageren de kinderen op het werk?
Daan Roosegaarde, lunar, 2011
LUNAR wordt omschreven als een familie van zuilvormige, gloeiende lichtobjecten van verschillende grootte die interageren met hun omgeving. Roosegaarde benoemt zijn werk zelf als ‘techno poetry’, een connectie tussen technologie en ideologie. Wie het werk voor het eerst ziet, wordt echt geraakt door de stilistische eenvoud, het zachte licht, de aantrekkingskracht die van het werk uitgaat. LUNAR is onmogelijk te negeren. Bovendien staat het zo opgesteld dat iedereen expliciet moet kiezen om door het werk dan
algemene kwaliteit en visie van de instelling ten opzichte van de ontworpen omgeving. Het is tekenend voor een plaats waar mensen met toewijding worden verzorgd. Kunst beïnvloedt welzijn; het geeft de gebruikers van een plaats het gevoel dat die plek voor een deel ook hen toekomt. Kunstwerken kunnen mensen in staat stellen zich te identificeren met een plaats. Kunst ondersteunt sociale interactie, wanneer een werk bijvoorbeeld onderwerp van gesprek is, of wanneer het een ontmoetingsplaats aanduidt. Wanneer prominente kunstwerken herkenningstekens en ruimtelijke oriëntatiepunten worden, geven ze ook identiteit aan een plaats. Daarnaast kan kunst ook op een andere manier functioneel zijn. Het kan geluiddempend zijn, interactieve en educatieve doelen dienen of gewoon gezelligheid bieden door te spelen met licht, water of geluid. Kunst in een ziekenhuisomgeving kan ook een onwerkelijk randje hebben. De harde realiteit staat hier meer dan waar ook centraal, maar toch waant de beschouwer zich even in een andere wereld. Curatoren en kunstcommissies in ziekenhuizen selecteren in de regel patiëntvriendelijke kunstwerken. Kunst met uitgesproken politieke thema’s, expliciet naakt en aanstootgevende werken zoals kwetsende verwijzingen naar godsdiensten worden beter vermeden. Uiteraard heeft een kunstwerk voor elke toeschouwer een andere betekenis. Kunst in een ziekenhuisomgeving is er om de aandacht te trekken, tot nadenken aan te zetten, te prikkelen en zin te geven. De rol van kunst is er één van betrokkenheid bij de humanisering van zorg. Kunstenaars in een ziekenhuis kunnen partners in crime zijn van het management. Waar management en beleid vooral gericht zijn op processen, kunnen kunstenaars tegenwicht beiden door aandacht te vragen voor thema’s in de persoonlijke levenssfeer. Welke zijn de wensen, de dromen en angsten van diegenen die met en in het ziekenhuis leven? Kunstenaars halen thema’s als identiteit, herinnering, troost, isolement, verbinding met de buitenwereld alsook dood en verlies aan. Antwoorden op deze vragen kunnen artistiek vormgegeven en teruggekoppeld worden naar de ziekenhuisverantwoordelijken. Zodoende ontstaat er een wisselwerking tussen de zakelijke belangen van het management, de esthetische belangen van de kunstenaar(s) en ten slotte de persoonlijke belangen van patiënten, werknemers en bezoekers. Evidence-Based Art Mensen in een ziekenhuis lijden veelal aan emotionele stress. Kunst kan die stress verminderen en het herstel ondersteunen. Kunst kan
IV Ruimte voor kinderen
Vrijheid tussen grenzen: de motiverende effecten van muziek voor kinderen Dr. Sheri Robb (2000, 2011) heeft onderzocht hoe muziektherapeutische interventies bij zieke kinderen en adolescenten een invloed kunnen hebben op hun gezondheid. Robb ontwikkelde een ondersteuningsmodel voor muziektherapie dat gebaseerd is op de motivatietheorie van Skinner en Wellborn. Deze onderzoekers toonden aan dat kinderen meer zelfstandigheid en actieve betrokkenheid aan de dag leggen binnen een dragende, voldoende gestructureerde omgeving. Dit is belangrijk omdat kinderen die betrokken blijven bij hun omgeving, op een actieve, flexibele en positieve manier omgaan met stress. Robb heeft deze theorie toegepast op muziektherapeutische omgevingen en hanteerde hierbij drie basisveronderstellingen: dat muzikale “ingrepen” bijdragen tot een dragende omgeving, dat ze de actieve betrokkenheid van kinderen verhogen, en dat er een verband is tussen de betrokkenheid van het kind en de beschikbaarheid van een dragende omgeving. Bij het onderzoek waren tien pediatrische oncologiepatiënten betrokken die in een geïsoleerde omgeving verbleven. Zodra de kinderen werden blootgesteld aan muziek, gaven ze blijk van een positievere en meer betrokken ingesteldheid. Ze gingen bijvoorbeeld sneller in interactie met hun omgeving, bejegenden elkaar positiever dan voorheen en namen sneller het initiatief om iets te gaan doen. Zo werd duidelijk dat muzikale ingrepen de psychologische impact van een strenge ziekenhuisomgeving kunnen verzachten. Muziektherapie, of deze nu actief of receptief wordt beleefd, werkt motiverend en biedt kinderen copingstrategieën waardoor ze het gevoel krijgen meer zelf in handen te hebben. Ten slotte is muziektherapie werkzaam op verschillende ervaringsniveaus en brengt ze verbindingen teweeg tussen lichamelijke handelingen (bv. het bespelen van een slaginstrument), concrete persoonlijke doelstellingen (bv. het ontwikkelen van het ritmegevoel) en de concretisering van algemene waarden (in dit geval de creatieve zelfexpressie). Om als grondslag te dienen voor een “dragende omgeving” zoals gedefinieerd binnen de motivatietheorie van Skinner en Wellborn,
130
Dragende muren
de muziek. Overigens zullen patiënten zich rustiger voelen wanneer ze naar muziek luisteren waaraan ze gehecht zijn. De hormonen die in de hersenen vrijkomen door het luisteren naar muziek gaan de pijnsignalen tegen en zorgen voor een soort van natuurlijke endorfine.
moet muziektherapie volgens Robb evenwel aan een aantal basisvoorwaarden voldoen. In het bijzonder dient de nodige aandacht te worden geschonken aan de spontane, “natuurlijke” structuur van de muziek, de vertrouwde aanwezigheid van de therapeut en de organisatie van welomlijnde sessies met een terugkerende structuur. Dankzij de voorspelbaarheid van de sessies zullen kinderen zich veilig voelen en zullen ze de angsten die het ziekenhuis hen inboezemt, kunnen overwinnen. Binnen een dergelijk kader wordt succes mogelijk. Daarnaast is er uiteraard ook de flexibiliteit binnen muzikale structuren en stijlen. Deze helpt kinderen om onafhankelijk op te treden, te improviseren, zelf melodietjes te componeren enzovoort. Men doet er goed aan de zin voor initiatief bij de kinderen aan te wakkeren door bv. verschillende muziekinstrumenten aan te bieden. Een kind dat wordt aangemoedigd om zelf keuzes te maken en verantwoordelijkheid op zich te nemen, zal meer plezier beleven aan de muziek en creatiever aan de slag gaan met het gekozen instrument. De betrokken volwassene neemt ook een belangrijke rol op zich. Tijdens een muziektherapeutische sessie is de ouder emotioneel beschikbaar en wordt hij of zij uitgenodigd zich op de noden en interesses van het kind te richten. Live muziek nodigt dan ook uit tot participatie, de muziek zorgt voor een ondersteunende en gezinsvriendelijke atmosfeer die interactie bevordert. Door de samenwerking met de volwassene en de spontane betrokkenheid bij de situatie bouwt een kind aan zijn gevoel van aanvaarding, veiligheid en zelfwaarde. Sheri Robb wil muziektherapeuten stimuleren om zeer doelgericht te werk te gaan en daarbij gebruik te maken van de methodes en verworven inzichten van Evidence-Based Practice (EBP). In recent onderzoek (2011) toonde ze aan dat muziektherapie de ouders een beter inzicht biedt in de kankerervaring van hun kind en dat ook de communicatie met de familie verbetert dankzij dergelijke sessies. Ouders die actief bij de zaak betrokken worden, maken een positieve groei door. Samen muziek spelen kan zowel kinderen als hun ouders helpen om spanning en trauma’s te voorkomen. Actieve muziekervaringen helpen kinderen die strijden voor hun gezondheid en soms voor hun leven, deze traumatische ervaringen beter te verwerken. Muziek verbetert de levenskwaliteit van kinderen in een ziekenhuis.
In je hoofd
In je hoofd kun je alles. Fietsen naar de maan, op de wolken staan. Strelen met je handen los, lopen door een donker bos. Vechten als een tijger, dansen als een elf. Afscheid nemen zonder tranen, alles gaat vanzelf.
131
Dragende muren
— Theo Olthuis
IV Ruimte voor kinderen
Aanbevelingen voor kunst in een ziekenhuis
Uit: Tikken tegen de maan, 2011, Ons Erfdeel vzw
1. Academische ziekenhuizen voorzien gemiddeld tussen de € 30.000 en € 75.000 voor kunst in de jaarlijkse begroting. Daarnaast kunnen ziekenhuizen een convenant aangaan met overheden of privé-sponsors. Het kunstenbudget is een basisinvestering die opbrengt voor elke bezoeker, patiënt en medewerker. In elk ziekenhuis zou een kunstencommissie zich moeten buigen over het aankoopbeleid van kunst. 2. Deze kunstencommissie moet rekening houden met de noden van de patiëntenpopulatie en de demografische samenstelling van de ziekenhuisgebruikers. Ziekenhuispersoneel zoals verpleegkundigen staan vaak dichter bij patiënten en bezoekers dan de leden van een kunstcommissie. Daarom kunnen zij goed inschatten welke kunst geapprecieerd wordt en welke niet. Geïnteresseerde werknemers kunnen betrokken worden bij het aankoopbeleid. 3. Uit ondervragingen van bezoekers en patiënten blijkt dat mensen de voorkeur geven aan een ziekenhuisatmosfeer die natuur uitstraalt, de rijkdom van de culturele diversiteit van de regio aantoont en de verscheidenheid van de verschillende ziekenhuisdiensten en -afdelingen weerspiegelt (Melis & Van Gestel, 2009). De meeste mensen geven de voorkeur aan een diversiteit aan kunstwerken die uitnodigt tot reflectie en dialoog. De uitdaging voor de kunstenaar schuilt erin om hierop een poëtisch en empathisch antwoord te formuleren. 4. Niet elke plaats is even geschikt voor eender welk kunstwerk. Een dragende omgeving vraagt een evenwicht tussen rust en prikkels. De gang van een ziekenhuis kan bijvoorbeeld als expositieruimte worden gebruikt. Het voordeel hiervan is dat heel veel mensen kunnen genieten van de werken, en dat zowel mensen die goed te been zijn als rolstoelpatiënten de tentoongestelde werken kunnen bezichtigen. Daartegenover staat dat het op deze plaatsen vaak vrij druk is en dat het aanwezige licht het kunstwerk niet altijd tot zijn recht laat komen. Bovendien is de afstand van waarop een werk kan bekeken worden, beperkt. Ook andere plaatsen zoals de inkomhal, de tuinen, stille ruimtes, recovery-kamers of
Shanna Coppens
Illustraties voor kijkdozen mortuarium
143
Dragende muren
IV III Natuur
IV Ruimte voor kinderen
Natuur en welzijn In de voorbije eeuwen werden groen, zonlicht en frisse lucht gezien als essentieel voor de genezing. De middeleeuwse ziekenverblijven in kloosters, de 19de-eeuwse ziekenhuizen in paviljoenstijl, de psychiatrische inrichtingen en sanatoria van het begin van de 20ste eeuw: zorgomgevingen werden beschouwd als heilzame plekken waar ook de omgeving tot het genezingsproces moest bijdragen. Jammer genoeg verdween in vele westerse landen het besef van de therapeutische waarde van de natuurlijke omgeving in een medische context en daarbij ook de toegang tot de natuur. Door de evolutie van heilzame zorgomgeving tot efficiënte zorgfabriek werd natuurlijke ventilatie vervangen door airconditioning, weken balkons en dakterrassen voor technische installaties en moesten tuinen en parken plaats maken voor parkings. Nochtans heeft de natuurlijke omgeving een duidelijke invloed op de emotionele, cognitieve, esthetische en zelfs spirituele ontwikkeling van mensen. Studies van Cor Wagenaar (2006, 2009) tonen aan dat mensen (onbewust) onmiddellijk reageren op natuur, ongeacht hun culturele achtergrond of levenservaring: het stressniveau verlaagt, het humeur verbetert, de gezondheidstevredenheid verhoogt en daarmee ook de tevredenheid over de zorgverlening. Het contrast met de binnenkant van een ziekenhuis is dan ook groot: frisse versus gecontroleerde lucht, gevarieerde organische vormen versus dominante rechte lijnen, plaatsen om alleen te zijn versus plaatsen die privacy onmogelijk maken… Zowel de cognitieve, de emotionele als de zintuiglijke beleving van de natuurlijke omgeving contrasteren sterk met de beleving van het ziekenhuis zelf. Het is dan ook van belang dat niet alleen de interne, maar ook de externe omgeving zo ontworpen worden dat ze het welbevinden van patiënten, bezoekers en personeel kunnen ondersteunen. De omgevingspsychologie wijst op verschillende psychologische voordelen van de omgang met en het vertoeven in een natuurlijke omgeving. Deze voordelen hebben alles te maken met de positieve en herstellende werking van flora en fauna op het menselijke welzijn. “Herstel betekent in deze context het herwinnen van psychologische, sociale en fysieke vermogens”. (Grinde & Patil, 2009) De visuele aanwezigheid van planten heeft een positieve uitwerking op de geest door de schoonheid en esthetische waarde van de planten zelf. De natuur beschikt dan ook over belangrijke, visueel waarneembare, esthetische stimuli door een grote complexiteit aan structuren en vormen, een enorm kleurenpallet en verschillende
IV Ruimte voor kinderen
perspectieven. Natuurlijke omgevingen lijken bijna altijd in evenwicht. Veel moeilijker is het om niet-visuele effecten van de natuur op de psyche van de mens te vatten. Ook die nemen we onbewust waar. Planten spelen bijvoorbeeld een rol in de akoestiek van de ruimte, beïnvloeden het microklimaat door de lucht te zuiveren en verbeteren de luchtvochtigheid. In wat volgt verkennen we heilzame tuinen, wat ze voor ons betekenen, en welke elementen precies het gevoel van welbevinden versterken. Vervolgens gaan we in op vier essentiële componenten van een doeltreffende “heilzame tuin”. Enkele adviezen over de inrichting van tuinen voor kinderen en een aantal slotbeschouwingen sluiten het hoofdstuk af.
Heilzame tuinen
1. 2.
3.
Zichtbaarheid: mensen moeten weten dat er een tuin is. Dat kan door zicht op de tuin te bieden vanuit de patiëntenkamers, vanuit loopbruggen, vanuit het restaurant… Toegankelijkheid: de paden moeten breed genoeg zijn voor rolstoelen en bedden en makkelijk te betreden door mensen die niet goed ter been zijn. Toegangen tot de tuin moeten goed aangeduid of eenvoudig te vinden zijn. Gezinsvriendelijkheid: een gezinsvriendelijk vormgegeven zorgkader kan ook naar de tuinen doorgetrokken worden, met goed onderhouden plaatsen en veilige speelplekken waar een familie kan samenzijn en waar
144
Dragende muren
Een heilzame, ondersteunende tuin is een natuurlijke plaats waar fysieke symptomen en het welzijn van de mensen verbeterd kunnen worden door middel van passieve of quasi passieve activiteiten zoals rusten, observeren, luisteren en verkennen. Volgens Cor Wagenaar (2008) hebben dergelijke tuinen een impact op twee niveaus: de omgeving speelt niet alleen een directe rol in het herstelproces, maar ze heeft ook indirect een gunstige weerslag op de kwaliteit van de gezondheidszorg. Roger Ulrich (2002) toont aan dat mensen de voorkeur geven aan tuinen die veilig en nuttig overkomen. Zo zijn er plekken die duiden op de aanwezigheid van drinkwater en voedsel doordat er bijvoorbeeld bepaalde plantensoorten voorkomen. Daarnaast haalt Ulrich de volgende belangrijke elementen aan die ervoor zullen zorgen dat een tuin in zijn volle potentieel wordt benut:
ouders naar de kinderen kunnen kijken wanneer zij aan het spelen zijn. 4. Rust: kalmte is een vereiste. Geluid van een parking, van verkeer of andere mechanische geluiden kan niet; geluid van fluitende vogels of klaterend water van een fontein wel. 5. Comfort: zitbanken in en uit de zon, banken die geschikt zijn om op te liggen, een aparte plaats voor rokers, een terras waar men eventueel iets kan drinken. 6. Kunst: doorheen de tuin kan een parcours worden aangelegd met kunstwerken. Dit nodigt uit tot interactie en wakkert de nieuwsgierigheid aan. De kunstwerken zijn best duidelijk en positief en mogen de mensen niet verwarren of angstig maken. Een belangrijke verklaring voor de heilzame werking van tuinen op de mens is de biofilietheorie, bedacht door Edward Wilson in 1984 en verder uitgewerkt door Ian Forbes (2005), die inhoudt dat er een instinctieve band bestaat tussen mensen en alle andere levende organismen. Door middel van ondervragingen bij stafleden, bezoekers en patiënten in ziekenhuizen werd de affiniteit met de natuur en de liefde voor levende dingen bevestigd. De manier waarop de tuinen gebruikt worden voor therapeutische doelstellingen, kan gemeten worden aan het belang dat mensen hechten aan de verschillende aspecten van buitenruimtes, fauna en flora. Stafleden vinden kleur en bloesems in de tuin het belangrijkste. Daarna volgen de aanwezigheid van water, bloemen en geuren, het geluid van fluitende vogels, bladeren, open ruimtes, mogelijkheden om te zitten en te ontspannen en ten slotte de gelijkenissen met een savanneachtige omgeving met bijvoorbeeld bomen rondom gras. Patiënten en bezoekers hanteren een andere volgorde: voor hen is een tuin met mogelijkheden tot afleiding en ontspanning het belangrijkst. Daarna volgen open ruimtes, water, vogels en bladeren, een savanneachtige omgeving, kleur en bloesems en tot slot bloemen en geuren. Personeelsleden hebben nood aan afleiding en ontspanning, terwijl patiënten en bezoekers privacy wensen en op zoek gaan naar manieren om met hun angsten en spanningen om te gaan.
“Healing takes place due to the positive influence of the beautiful” — Rick Darke
Kenmerken van ondersteunende tuinen
IV Ruimte voor kinderen
De symbiose van water, schaduw, zonneschijn en wind is belangrijk in een tuin. Een goede afwisseling van rustige plaatsen met meer beschutting en open ruimtes waar kan gespeeld worden, de aanwezigheid van waterpartijen en een diversiteit aan planten moeten tegemoetkomen aan de verwachtingen en wensen van mensen van uiteenlopende leeftijden. Doorgaans worden er planten gebruikt die weinig onderhoud vragen, met een mengeling van inheemse en eventueel tropische planten die mee evolueert met de seizoenen. Giftige en gevaarlijke planten zijn te vermijden, net zoals soorten die allergische reacties kunnen uitlokken. Elke plant kan gelabeld worden met uitleg over de eventuele medicinale krachten om mensen bewust te maken dat de natuur mede verantwoordelijk is voor hun genezing. Door te werken met verschillende plantlagen (hoge bomen, lage bomen, klimplanten, struiken, kruidlaag, bodemkruipers en knolgewassen) is er een grotere opbrengst per vierkante meter waardoor men intensief gebruik kan maken van de zon en van de bodem. Ecosystemen die door de mens ontworpen zijn kunnen op een praktische en mooie manier antwoord bieden op de menselijke behoefte aan schaduw en zon, water, voedsel en energie.
145
Controle en privacy Ziekenhuispatiënten voelen zich vaak psychologisch kwetsbaar. Het is essentieel dat zij aangemoedigd worden de tuin te bezoeken. Oudere mensen en mensen die slecht ter been zijn, hebben hulpmiddelen nodig zoals handvaten, zitplaatsen op regelmatige afstand (vooral bij de ingang) en verharde wegen. Mensen moeten zich ook kunnen afzonderen in de tuin en mogen niet het gevoel hebben dat ze te kijk gesteld worden. Een ondersteunende tuin is uitgerust met comfortabele plaatsen waar mensen even hun ogen kunnen sluiten of een dutje kunnen doen. De tuin mag niet verstoord worden door allerhande lawaai omdat mensen hier net rust opzoeken. Sociale ondersteuning Zoals beschreven in hoofdstuk twee, zijn mensen die zich in een sociaal isolement bevinden vaker gespannen, beschikken zij over
Dragende muren
In navolging van Roger Ulrich (2002) onderscheidt professor Cooper (2005) vier hoofdkenmerken van healing gardens die doorslaggevend zijn voor hun heilzame werking.
een slechtere gezondheid en verloopt hun herstel minder vlot dan het geval is bij mensen die kunnen terugvallen op een goede omkadering. Deze vereist de nodige omgevingstechnische aanpassingen die sociale contacten alle kansen bieden. Om sociaal contact in tuinen te bevorderen, moeten er bijvoorbeeld aparte ruimtes en zitplaatsen gecreëerd worden die groepjes de kans geven om in afzondering te zitten en te praten. Mensen geven aan graag in de rug “beschermd” te worden. Afscheidingen kunnen op natuurlijke wijze gevormd worden door middel van heggen of andere begroeiing. Er kan ingespeeld worden op de diverse culturen en achtergronden van bezoekers en patiënten door bij aanplantingen in variatie te voorzien. Fysieke beweging en oefening Mensen die tot beweging worden aangezet, plukken daar fysiek en psychologisch de vruchten van. Onder meer de kans op depressie blijkt zowel bij volwassenen als bij kinderen af te nemen wanneer er voldoende beweging is. Om fysieke oefening te stimuleren, moet een ondersteunende tuin voorzien zijn van gevarieerde wegen (bochten, splitsingen enz.) en verschillende routes. Zo zullen wandelroutes die speciaal ontworpen zijn voor patiënten die herstellen van een hartoperatie er anders uitzien dan plaatsen waar kinderen naar hartelust kunnen lopen en spelen. In het ziekenhuis kunnen de gangen ontworpen worden met zicht op de natuur om ook het wandelen in het ziekenhuis zelf te stimuleren. Een ondersteunende tuin kan ook gebruikt worden voor allerlei vormen van fysieke therapie, recreatieve therapie, tuinbouwtherapie... Dit biedt verstrooiing voor patiënten met pijn en angst, terwijl ze samen met de therapeut, de arts of verpleegkundige aan herstel en zelfvertrouwen werken. Fysiologisch comfort veronderstelt dat bij de aanleg van de tuin rekening gehouden wordt met belangrijke keuzes die patiënten kunnen maken om bijvoorbeeld plaats te nemen in de zon of in de schaduw, in of uit de wind, liggend of zittend, op banken die veel of net weinig ondersteuning bieden. Toegang en positieve afleiding Een ondersteunende tuin moet toegankelijk zijn voor iedereen zodat iedereen de tuin kan bezoeken wanneer hij of zij dat wil. Verpleegposten kunnen zo ontworpen worden dat ze een goed uitzicht bieden op die delen van de tuinen die gebruikt worden door kinderen of zieke patiënten. Door de patiënten een uitzicht op de tuin te bieden vanuit de kamer, de wachtruimtes, recovery-ruimtes enzovoort, kunnen zij
INNE VANDECAPELLE
V Een zakelijke invalshoek
Een zakelijke invalshoek
155
Momenteel worden de Vlaamse ziekenhuizen eens om de vijf jaar doorgelicht door de Vlaamse Zorginspectie. Vanaf 2013 zullen deze inspecties onaangekondigd gebeuren en verschuift de aandacht bovendien van de organisatie van de instelling naar de verzorging van de patiënt. Intussen is ook binnen de sector een cultuuromslag waar te nemen die door de overheid wordt aangemoedigd. De ziekenhuizen zelf hechten steeds meer belang aan transparantie ten aanzien van de patiënt en laten zich, onder meer met het oog op een sterkere marktpositie, vrijwillig accrediteren. Om de kwaliteit van de zorg meetbaar te maken stelt de overheid in overleg met de sector kwaliteitsindicatoren op. Om deze kwaliteit te kunnen verzekeren, moet het ziekenhuisbestuur investeren in een efficiënte en doeltreffende structuur waarin alle betrokkenen hun plaats kunnen vinden: niet alleen het bestuur en het medisch personeel maar ook de patiënten en de bezoekers. Een dergelijke structuur vraagt bovendien om een geschikte (ruimtelijke) omkadering. Doorheen dit boek werden een aantal ingrepen voorgesteld om van ziekenhuizen kwaliteitsvolle, ondersteunende zorgomgevingen te maken. In dit afsluitende hoofdstuk worden een aantal zakelijke aspecten van deze aanpak besproken. Daarbij wordt het onmiddellijke terugverdieneffect van deze benadering voor het bestuur van de instelling beklemtoond. Een aantal Angelsaksische studies wijzen daarin de weg, hoewel een vertaling naar de specifieke Europese context uiteraard aangewezen is.
De zorgomgeving als dienstverleningscentrum
Dragende muren
V
Het ziekenhuis van de toekomst is geen geïsoleerde plek. Het maakt steeds meer deel uit van de publieke ruimte en versmelt met de omgeving. Met name in de stedelijke context kunnen ziekenhuizen onmogelijk afgezonderde bastions blijven die enkel bezocht worden door patiënten, eventuele bezoekers en personeel. De zorgomgeving van de toekomst is een (familie)vriendelijke en gastvrije omgeving en trekt gasten aan die ook langskomen om redenen die niet rechtsreeks met gezondheid te maken hebben: ze brengen een bezoek aan het restaurant dat bekend staat om zijn gezonde en eerlijke keuken, volgen aquagym of genieten van een wellness arrangement in het geïntegreerde ziekenhuiszwembad dat op specifieke momenten ook voor bezoekers is geopend.
Hoe een dragende omgeving zichzelf kan terugverdienen Investeren is nodig… De koppeling van de bevindingen van Evidence-Based Design aan de klassieke, meer intuïtieve ontwerpvisie moet leiden tot een onder-
V Een zakelijke invalshoek 156
Dragende muren
Ziekenhuizen leveren meer dan ooit een dienst: patiënten zijn zeer kritische en aandachtige consumenten die op zoek gaan naar de beste verzorging en accommodatie. De groeiende tendens om patiënten door middel van patiëntenraden te betrekken bij het gezondheidsbeleid en de accreditatie van ziekenhuizen is daarin typerend. Patiëntenraden moeten overigens enkel in het leven geroepen worden wanneer het management ook werkelijk van plan is rekening te houden met hun grieven. Patiënten of ‘ziekenhuisconsumenten’ mogen gezien worden als ervaringsdeskundigen die ideeën tot verbetering hebben. Consumenten zijn immers zeer alert voor wat ze zien, en begrijpen en gebruiken deze informatie om te interpreteren wat ze niet kunnen zien of niet begrijpen. De site, het gebouw, het personeel, het meubilair, de bewegwijzering, de kleuren, de kunst en tal van andere elementen zijn belangrijke indicatoren voor de zorginstelling en hebben een grote impact op hoe patiënten—als consumenten—de geleverde diensten ervaren. Deze vaststelling moet wel enigszins gerelativeerd worden, want de mogelijkheden voor patiëntenparticipatie zijn uiteraard begrensd. De gezondheidszorg is immers een zeer complexe en technische vorm van dienstverlening. Aangezien de zorgverstrekker meer kennis van zaken heeft dan de patiënt, moet deze laatste de gezondheidswerker ook vertrouwen in zijn handelen. Gezondheidszorg is bovendien een persoonlijke dienst. Ze vereist een zekere overgave van de patiënt, zowel fysiek als mentaal. Een dokter, verpleegkundige of laborant die een fout maakt, kan de patiënt immers grote schade berokkenen. De levenskwaliteit, of het leven zelf, kan op het spel staan. Hoe dan ook zijn heel wat patiënten niet langer argeloze mensen die een blind vertrouwen in hun dokter en het ziekenhuis koesteren. Vandaag krijgt men steevast te maken met kritische, vaak ook zeer breed—al dan niet correct—geïnformeerde gebruikers van een medische dienst. Deze gewijzigde verhouding tussen arts en patiënt betekent dat de medische omgeving in al haar facetten mee moet veranderen en moet worden omgevormd tot een kwalitatief hoogstaande, respectvolle en transparante organisatie in een omvattend, dragend en ondersteunend ruimtelijk kader.
steunende zorgomgeving. Deze omgeving heeft een positief effect op de gezondheid en op het welbevinden van alle aanwezigen in het ziekenhuis en werkt daardoor ook kostenbesparend. Aanvankelijk vergen deze maatregelen echter wel een zekere investering. Aan de hand van verschillende berekeningen en uitgeteste cases in verbouwingen en nieuwbouwziekenhuizen (Berry et al., 2004; Sadler et al., 2011) wordt geschat dat de toepassing van de door Evidence-Based Design voorgestelde verbeteringen een meerkost van 7,5 à 9% van de totale bouwkost kan betekenen. Onder deze verbeteringen vallen ook de aanpassingen van de éénpersoons patiëntenkamers, zodat er meer ruimte komt voor een adequate sociale omkadering of rooming-in, en de plaatsing van voldoende grote ramen zodat de kamers baden in het daglicht. Een individueel bedienbare zonnewering is hierbij wel onontbeerlijk. Ook grotere badkamers, met bredere deuren die personeelsleden toelaten om een zware patiënt op weg naar het toilet te ondersteunen en die de ruimte bieden om een rolstoel tot vlakbij het toilet te rollen, zijn opgenomen in dit kostenmodel. Een deel van de kamers moet extra voorzieningen krijgen die het mogelijk maken om, indien nodig, bijkomende apparatuur aan te sluiten en intensievere zorgen toe te dienen. Op die manier zijn er immers al heel wat minder verplaatsingen nodig. Elke kamer moet kunnen beschikken over een extra wastafel en een ontsmettingspomp zodat het overdragen van infecties geminimaliseerd wordt. Ook de installatie van een ventilatiesysteem met HEPA-filters draagt hiertoe bij en zit in deze meerkost inbegrepen. Ingrepen die de geluidsoverlast beperken, zoals geluidsabsorberende materialen en akoestische plafonds, zijn evenmin weg te denken uit het hedendaagse ziekenhuis. Naast deze aanpassingen aan de standaardvoorzieningen worden ook een aantal extra ruimtes opgenomen in de berekening van de meerkost. Het gaat hier onder meer om gedecentraliseerde verpleegposten met ruimte voor voorraden en computers zodat verpleegkundigen in de buurt van de patiënten kunnen blijven, extra ruimtes die plaats bieden aan het familiale en sociale leven, en informatie- en ontspanningshoeken met boeken, folders en internettoegang. In deze berekening werd ook een bedrag van bijna € 500.000 (of 2% van de EBD-geïnduceerde meerkost) gereserveerd voor kunst in publieke ruimtes en patiëntenkamers. Het dubbele van dit bedrag mag voorzien worden voor de aanleg van aangepaste tuinen: een meditatietuin, een ontmoetingsplaats, buiteneetplaats, speelplaats, wandeltuin en vijver. Daarnaast worden extra budgetten ingecalculeerd voor muziekinstallaties, sport- en ontspanningsruimtes
“Toen ik mijn melk afkolfde voor Hanne, moest dat ofwel in een vergaderzaaltje, of wanneer dat bezet was, in een isolatiebox of een vrije kamer. Nochtans zijn er vrij veel moeders die in het begin hun melk afkolven. Ouders die op de neonatologie slecht nieuws krijgen over de toestand van hun kindje of zelfs afscheid moeten nemen, kunnen niet in een aangepaste ruimte terecht.” Jasper is industrieel ingenieur en Marie is verpleegkundige. Ze zijn gewend om veel vragen te stellen en willen precies weten wat er met Hanne aan de hand is. Ze ervaren een enorm gebrek aan informatie, ook al begrijpen ze dat het vaak wachten is op de onderzoeksresultaten. Het valt hen zwaar om geen duidelijke prognoses te krijgen, laat staan een toekomstbeeld of de garantie dat Hanne het zal halen. Ouders willen de waarheid weten en hebben nood aan ondersteuning. Geen nieuws is lastiger dan de
V Een zakelijke invalshoek
Marie en Jasper wonen met hun kinderen Sarah en Hanne aan het einde van een rustige dorpsstraat in een pas verbouwd huis. Het interview vindt plaats op een vakantiedag, ’s morgens, op een tijdstip dat kinderen hun mama het liefst volledig opeisen. Met wat stimulans van mama begint de oudste dochter van 4,5 jaar al gauw te puzzelen. Het jongste dochtertje van twee jaar zit er rustig en bevallig bij in haar aangepaste stoel vlakbij een groot raam met zicht op een leuke tuin. Hanne is motorisch en mentaal zwaar gehandicapt. Het verhaal van Hanne begint op een zondag in januari. Na een normale zwangerschap bevalt Marie in het Universitair Ziekenhuis. De pediater is die dag niet aanwezig, maar de ouders merken al vlug op dat haar ene oogje vaak trilt. De volgende dag wordt hun dochtertje door de pediater onderzocht en die merkt op dat Hanne wat ”fladdert”. Dat zou kunnen wijzen op een te laag suikergehalte. Hanne krijgt naast de moeilijk op gang komende borstvoeding ook kunstvoeding die haar suikergehalte telkens normaliseert. Die eerste nacht merkt Marie dat haar dochtertje soms helemaal verkrampt en weent, maar dat is telkens voorbij voor ze er iemand bij kan roepen. De volgende ochtend is er een vroedvrouw in de buurt als Hanne opnieuw verkrampt. De verpleegkundige verwittigt de arts, die hen op zijn beurt naar de afdeling neonatologie doorverwijst. Een
EEG wijst uit dat het kleine meisje stuipen heeft en de bal gaat aan het rollen. Het kleine meisje zal twee maanden op neonatologie verblijven. Op de afdeling neonatologie gaat Hanne van het ene onderzoek naar het andere. Het is een heuse zoektocht naar de juiste medicatie om de epilepsie onder controle te krijgen. Van deze tijd herinnert Jasper zich hoe lastig hij het vond dat er zoveel gebabbeld werd terwijl hij angstig naast zijn kind zat te wachten op nieuws. Marie stoorde zich niet zozeer aan het gepraat van de verpleegkundigen, maar ontbeerde een comfortabele ruimte om als ouder even te verpozen of iets te eten of te drinken.
157
Dragende muren
In het ziekenhuis als ouder Een getuigenis
voor personeel, een verbeterd signalisatieconcept, en duurzaam en ecologisch materiaalgebruik. Elke hedendaagse bouwheer investeert bovendien in een energiezuinig gebouw met groene energievoorzieningen, regenwaterrecuperatiesystemen en waterzuiveringssystemen om de ecologische voetafdruk van zijn infrastructuur te reduceren. Ook deze zaken werden in de bovengenoemde meerkost opgenomen. Recupereren kan… De terugverdientijd van dergelijke investeringen wordt door Amerikaanse onderzoekers (Sadler et al., 2008, 2011) vastgelegd op drie jaar. Aangezien deze analyses gebaseerd zijn op buitenlandse modellen en test cases, is een vertaling naar een Belgisch model noodzakelijk. Na gesprekken met verschillende architecten en uitvoerders gespecialiseerd in het bouwen van zorginstellingen, blijkt een terugverdientijd tussen de 7 en 9 jaar een realistischer vooruitzicht te zijn. Dit terugverdieneffect manifesteert zich onder meer in een vermindering van de kosten door een efficiënter energieverbruik, een verlaging van het werkverzuim, efficiëntere tijdsbesteding voor het personeel enzovoort. Een voorbeeld Een vermindering van het aantal patiëntentransfers resulteert in een efficiëntere tijdsbesteding en heeft minder ongelukken tot gevolg. De verplaatsing van patiënten naar een andere kamer brengt namelijk directe en indirecte kosten met zich mee. Transfers verhogen het risico op valincidenten en fouten bij de toediening van medicatie. Bovendien vragen ze een extra tijdsinvestering van verpleegkundigen en brengen ze wachttijden met zich mee. Tot slot is er ook nood aan bijkomend transportmateriaal. Brengen we enkel de directe kosten in rekening (was, linnen, uitrusting en de inzet van extra verpleegkundigen), dan bedraagt de kostprijs voor het verplaatsen van een patiënt naar een andere ruimte € 200 tot € 250. In sommige gevallen worden patiënten wel drie tot vier keer per dag verplaatst. Doordat de nieuwe eenpersoonskamers zijn uitgerust met aansluitingen voor monitoren en andere apparaten, kan het aantal patiëntentransfers met 80% worden teruggebracht. In een ziekenhuis met 255 bedden, waar 19.000 patiënten per jaar verblijven die elk één keer verplaatst worden, komt dit neer op € 3.800.000 per jaar (19.000 x € 200). Een vermindering van 80% betekent een winst van € 3.040.000. (Sadler et al., 2011)
Veiligheid als eerste prioriteit De eerste prioriteit van een ziekenhuis is veiligheid. Patiënten die elders niet veilig zijn, worden opgenomen in het ziekenhuis. In het andere geval worden ze verplaatst naar een revalidatieafdeling waar de zorg minder intensief is, of mogen ze naar huis. Vanuit de EBD-richtlijnen worden duidelijke interventies aangeraden om de veiligheid van patiënten te verbeteren. Deze aanbevelingen, zoals beschreven in vorige hoofdstukken, dragen uiteraard bij tot de kwaliteit van de ziekenhuiservaring. Daarbij is het alleszins belangrijk zowel de directe als de indirecte effecten in rekening te brengen—en dat geldt uiteraard evengoed voor de kosten als voor de opbrengsten. (Sadler et al., 2008) Een voorbeeld: ziekenhuisinfecties (Dit voorbeeld is in hoofdzaak gebaseerd op The White Papers (2008) voor Healthcare Leadership van The Center of Health Design en studies van The Hastings Center (2011).) Ziekenhuisinfecties leiden elk jaar tot honderden sterfgevallen die meestal vermeden hadden kunnen worden door onder andere een goede hygiëne en andere operationele veranderingen. Zorgin-
V Een zakelijke invalshoek
Bijkomende steun is mogelijk. Via financiële netwerken, sponsors, legaten of giften kunnen extra middelen gevonden worden, vaak specifiek voor maatregelen die bijdragen tot de ondersteunende zorgomgeving. In Nederland, bijvoorbeeld, is het Ronald McDonald Kinderfonds zeer bekend. Het fonds biedt bijstand aan families met zieke kinderen door het oprichten van Ronald McDonald-huizen waar de families gratis of tegen een lage prijs in de buurt van hun kind kunnen verblijven. In de ziekenhuizen zelf financieren zij de inrichting van huiskamers waar de gezinnen kunnen verpozen. Dit van oorsprong Amerikaanse initiatief kent intussen ook in de rest van de wereld een groot succes.
158
Dragende muren
Uiteraard kunnen er ook berekeningen gemaakt worden voor de indirecte voordelen, zoals de reductie van ziekenhuisinfecties (zie verder), lagere medicatiekosten en de inzet van verpleegkundigen. Alleszins is het belangrijk te investeren in maatregelen die de veiligheid en de kwaliteit van de organisatie verbeteren. Door het bekijken en simuleren van de beleving van een patiënt in innovatieve centra kunnen verkeerde investeringen worden tegengegaan.
aanvaarding van slecht nieuws. Pas wanneer de kinderneuroloog, samen met de neonatoloog, met hen komt praten, wordt het hen duidelijk dat hun dochtertje bijzondere verzorging nodig zal hebben. Wanneer Hanne vijf maanden oud is, verdwijnt de natuurlijke zuigreflex en vangt de strijd aan om haar toch te laten drinken. Uitgeput van de zorgen, komen Jasper en Marie opnieuw met Hanne in het ziekenhuis terecht. Ze wordt opgenomen op de afdeling pediatrie en zal er een maand verblijven. Met een gastrostomiesonde wordt het onvermogen om te drinken en te slikken verholpen. Hanne blijft echter wenen en tieren en is erg verkrampt. Zelfs de arts-assistent weet er geen raad mee. Jasper en Marie zijn ten einde raad en vinden het erg moeilijk dat niemand hun dochtertje kan helpen. Uiteindelijk nemen ze zelf contact op met de kinderneuroloog, die naar hen luistert en de medicatie van Hanne aanpast. Dankzij de aangepaste medicatie wordt het meisje rustiger en kan ze weer mee naar huis. De ouders ervaren dat naarmate Hanne opgroeit, de artsen en verpleegkundigen beter luisteren en meeleven met hun gezin. Jasper en Marie beseffen dat hun kindje niet terecht zal kunnen in een gewone crèche en krijgen het advies om eens langs te gaan in een dienstverleningscentrum (DVC—vroeger MPI). De kennismaking daar valt ontzettend goed mee en tot op heden zijn de ouders ontzettend blij met de begeleiding die hun dochter daar krijgt. Kindjes kunnen er op internaat verblijven en blijven ook ’s nachts onder medisch toezicht. Op die manier kunnen ouders toch min of meer hun
gewone leven weer oppikken, ondanks de zorgen voor hun kind. Jasper en Marie zijn zich bewust van het belang van de omgeving voor het welzijn van hun gezin. Ze nemen vaak het woord “huiselijk” in de mond en rijmen dit niet met grote ruimtes en witte muren. Het is voor ouders zeer belangrijk het gevoel te hebben dat er altijd iemand in de buurt is en dat de zorgverleners er snel bij zijn als het nodig is. Ze willen ook dat de artsen hen tijdig verwittigen wanneer het niet goed gaat met hun dochter. Op de momenten dat ze zelf even geen toezicht kunnen bieden of ‘s nachts thuis slapen, vinden de ouders het geruststellend te weten dat Hanne in de buurt van de verpleegpost ligt. Wanneer Sarah meegaat naar het ziekenhuis om haar zusje te bezoeken, speelt ze soms in een klein gangetje met wat speelgoed. In de kamer wordt het immers gauw te druk en de speelkamer is er enkel voor zieke kinderen onder begeleiding. Toch klaagt het meisje daar nooit over. Jasper en Marie vinden de opvangmogelijkheden in het ziekenhuis voor broers en zusjes van zieke kinderen een zeer goed initiatief. “Op de andere afdelingen zijn er soms ook problemen. Zo is er in de vernieuwde polikliniek een mooie, grote wachtzaal, maar geen kleine hoekjes waar je even op je gemak kan zitten. Toen ik Hanne melk wou toedienen via haar sonde, was een andere moeder enorm gegeneerd omdat haar zoon met grote ogen zat toe te kijken. Ouders van wie het kind begint te wenen, kunnen nergens heen om het in alle rust te troosten. Bovendien kijkt de
ondersteuning en betrokkenheid is zo belangrijk.” Hanne stelt het momenteel heel goed. In het DVC zijn de kindergroepen huiselijk ingericht met gezellige lichtjes, speeltjes, aangename zetels en zintuigprikkelende installaties. Hanne lacht veel, ze maakt geluidjes en ze is rustig. Op haar manier geniet ze en dat maakt het gezin zeer gelukkig.
V Een zakelijke invalshoek
wachtzaal uit op het bloedafnameloket. Het valt wel eens voor dat een kind daar al huilend buitenkomt na een bloedafname, wat voor de wachtende kinderen zeer beangstigend kan zijn. Een ander pijnpunt in het ziekenhuis is het gebrek aan een ruimte in de spoedafdeling waar je even onder vier ogen met iemand kan spreken. Wanneer je familielid er heel slecht aan toe is of komt te overlijden, is er geen ingerichte ruimte voor verdriet. De meeste “slechtnieuwsgesprekken” moeten in een kille vergaderzaal plaatsvinden. Tenslotte is er een groot gebrek aan buitenruimtes waar mensen kunnen verpozen, of waar kinderen kunnen spelen. Wel zeer mooi zijn de verlichte foto’s op het plafond voor de patiënten die naar het operatiekwartier worden gereden.”
159
“Een psycholoog moet niet wachten tot een ouder doorverwezen wordt door een arts maar moet in de neonatologie of in de pediatrie gewoon op de mensen toestappen en vragen hoe het met ze gaat. Dat zou veel leed voorkomen. Hetzelfde voor een sociaal assistent die meteen zou moeten worden ingeschakeld op het moment dat blijkt dat een kindje een beperking of een ziekte heeft. Als ouder heb je zoveel vragen, je weet niet welke diensten en mogelijkheden er zijn; je hoofd zit vol en je weet niet waar te beginnen. Die
Dragende muren
Nu ze weten waar ze met Hanne terecht kunnen, is het gezin tot rust gekomen. Toch kijken ze met gemengde gevoelens terug op de periode waarin het niet goed ging met hun dochter en ze weinig ondersteuning ervoeren.
stellingen zijn principieel aansprakelijk voor de ziekenhuisinfecties die de patiënt er oploopt, zelfs al treft de instelling zelf geen directe schuld. Vooraleer een dergelijk probleem kan aangepakt worden, moet het duidelijk in kaart gebracht worden. Zowel de voorstudie als de voorgestelde aanpak van het probleem vergt voldoende overleg met alle betrokken partijen. Een eenvoudige vergelijking van enkele statistieken kan het aantal ziekenhuisinfecties uitdrukken in functie van het aantal opnames. De eventuele vergoedingen die daarbij door het ziekenhuis gedragen moeten worden, kunnen verdeeld worden over dit aantal patiënten. Daardoor kan de gemiddelde meerkost bepaald worden per patiënt met een ziekenhuisinfectie ten opzichte van de patiënt zonder ziekenhuisinfectie. Om deze meerkosten te voorkomen, zijn uiteraard maatregelen nodig. Deze gaan van structurele maatregelen, zoals handwastafels, filtersystemen en meer eenpersoonskamers tot meer concrete keuzes, zoals het gebruik van ecologische schoonmaakproducten, of zelfs administratieve en personeelsgerelateerde maatregelen, zoals training en bijscholing voor het personeel. Wat rest is een relatief eenvoudige kosten-batenanalyse van deze ingrepen, waarbij alle directe en indirecte aspecten van zowel de investering als het beoogde rendement in rekening worden gebracht. Minder ziekenhuisinfecties betekenen in de eerste plaats minder behandelingen van deze infecties en minder vergoedingen, geschillen en schikkingen (directe return). Daarnaast wordt er ook indirecte winst vastgesteld, met name in een verbeterde opnamecapaciteit omdat minder mensen ziek worden in het ziekenhuis, en dus minder lang moeten blijven, en meer vertrouwen in de zorginstelling en een beter imago van de dienstverlening.
Streven naar kwaliteit Zorgen voor personeel Het wordt de laatste jaren steeds moeilijker om gekwalificeerd verpleegkundig personeel te vinden. Door de toenemende bevolkingsgroei en de vergrijzing van de bevolking, groeit ook de vraag naar gespecialiseerde zorg. Daarbij komt dat een groot deel van de gezondheidswerkers niet tevreden zijn met hun job en steeds uitkijken naar andere mogelijkheden. De huidige werkomstandigheden zijn vaak te demotiverend om nog voor een langdurige carrière
Een goede organisatie Verpleegkundigen werden gedurende langere tijd geobserveerd tijdens de werkuren. Amerikaanse onderzoekers berekenden hoeveel tijd de verpleegkundigen besteden aan de verschillende taken. (Chow & Hendrich, 2008) Deze tijdsbesteding kan flink verschillen van afdeling tot afdeling, maar opvallend is wel dat administratie en teamoverleg vaak veel meer tijd in beslag nemen dan de eigenlijke verzorging van patiënten. (Hendrich et al., 2008) De werkdruk is meestal zeer hoog en de tijd die besteed kan worden aan het effec-
V Een zakelijke invalshoek 160
Dragende muren
als verpleegkundige, zorgkundige of verzorger te willen en te kunnen kiezen. Anderzijds waren er nooit zoveel verpleegkundigen in opleiding als nu. Zowel in het hoger beroepsonderwijs als in de bacheloropleidingen stijgen de cijfers tot een absoluut record. Daarenboven zijn meer dan één op de zes eerstejaarsstudenten mensen die op latere leeftijd de studies aanvatten, wat tekenend kan zijn voor de motivatie van de kandidaten. (De Standaard, 12 april 2012) De tevredenheid van personeelsleden die goed verzorgd worden, straalt af op hun werk en hun betrokkenheid bij de patiënten en hun families. Een ziekenhuisbestuur kan hier een belangrijke verantwoordelijkheid in opnemen. Personeelsleden die met respect behandeld worden, ervaren immers een hoger welbevinden. Dat respect uit zich onder meer in de vormgeving en in de organisatie van de werkomgeving. Eerst en vooral is het belangrijk dat er rekening gehouden wordt met de ergonomie van de werkomgeving om een lichamelijke overbelasting te voorkomen. Ook het voorzien van een comfortabele plek waar personeelsleden, die soms lange dagen maken of in nachtdiensten werken, even kunnen rusten of zich opfrissen is essentieel. Daarnaast zouden personeelsleden gemakkelijk toegang moeten kunnen vinden tot psychische ondersteuning. Omgaan met zieke mensen, zeker kinderen, kan emotioneel erg belastend zijn. Vervolgens kan een werkomgeving heel wat aangenamer worden als er ruimte gemaakt wordt voor ontspanning en afleiding. Dat kan door lekkere en voedzame maaltijden aan te bieden, een aangename eetplaats met zicht op de buitenwereld te creëren, sport- en wellnessfaciliteiten te voorzien of de aanwezigheid van kunst en muziek. Even een frisse neus kunnen halen, al dan niet in een aparte personeelstuin, beïnvloedt het gevoel, het humeur en de algemene tevredenheid. Door regelmatig de organisatie en efficiëntie van het werk te evalueren, kan er voortdurend gestreefd worden naar een verbetering van de omgeving.
tief verzorgen van patiënten is te kort. Dit brengt extra stress, ontevredenheid, de kans op burn-out en meer risico op fouten met zich mee. De hoge werkdruk van het personeel heeft dan ook onrechtstreeks een groot effect op de patiëntenveiligheid en tevredenheid over de zorg. Zorgverleners lopen dan nog eens kans op letsels ten gevolge van steeds terugkerende handelingen, naaldprikken en agressie op de werkvloer. Tenslotte leggen zorgverstrekkers enorme afstanden af. De gemiddelde wandelafstand per dag beslaat zo’n 4,8 kilometer per werkdag van 10 uur.
“I believe that health care professionals who feel burnt out are not allowing the ‘enrapture potential’ in the doctor-patient relationship. Patients unabashedly offer their trust, love, respect, and much more to a physician who projects a caring, joyous demeanor. So why is this joy so hard to come by?” “Often I am asked, ‘What kind of doctor are you?” I generally like to say, ‘I’m a caring, fun doctor.’ This response catches people off guard because they are really asking, ‘What is your medical specialty?’ Then I explain that my first hope for a patient is to be a friend, to learn and care about the patient. I also encourage the patient to be active in creating a healthy life. I try to be open to many perspectives and never give up.” — Patch Adams
De zeer oude zingt De zeer oude zingt er is niet meer bij weinig noch is er minder nog is onzeker wat er was wat wordt wordt willoos eerst als het is is het ernst het herinnert zich heilloos en blijft ijlings alles van waarde is weerloos wordt van aanraakbaarheid rijk en aan alles gelijk als het hart van de tijd als het hart van de tijd — Lucebert
Uit Verzamelde gedichten, 2007, De Bezige Bij
Leen De Wilde en Jozefien Muylle zijn sinds 2009 als onderzoekers verbonden aan het KASK/school of arts van Hogeschool Gent. Deze publicatie presenteert het resultaat van hun Projectmatig Wetenschappelijk 0nderzoek (PWO) naar kindvriendelijke ziekenhuizen.
Dragende muren
Contact Leen De Wilde en Jozefien Muylle www.omgevingvoorkinderen.be info@omgevingvoorkinderen.be
Auteurs Leen De Wilde & Jozefien Muylle. Eindredactie Thomas Van der Velde Revisie Steven Vervaet, Fien Steel & Rebecca Lenaerts Foto’s Jozefien Muylle (blz. 123), Leen De Wilde (blz. 142, 148-149, 167-177), Bianca Raes (blz. 180181) tenzij anders vermeld. Alle studenten zijn auteur van hun eigen beelden. Vormgeving Studio Luc Derycke Druk Cassochrome, Waregem
Over het ontwerpen van een zorgende ziekenhuisomgeving voor kinderen
Uitgegeven door AraMER, 2012 AraMER, an imprint of MER. Paper Kunsthalle © AraMER voor deze editie © Leen De Wilde & Jozefien Muylle voor deze editie ISBN: 978 94 9069 340 4 Depotnummer: D/2012/7852/112 www.aramer.org & www.merpaperkunsthalle.org AraMER
42
De warme geborgenheid van een (t)huis staat doorgaans in schril contrast met de onpersoonlijke omgeving van een ziekenhuis. Het kan ook anders. Dragende muren geeft aanwijzingen over hoe interieurvormgeving, kunst en natuur bijdragen tot het welbevinden van een kind in een ziekenhuis. Het ziekenhuis als een rustgevende en zintuiglijk evenwichtige plaats die ondersteunend is voor de medische activiteiten die er plaats vinden. Kortom, het ziekenhuis als dragende zorgomgeving. Een meisje droomde even weg en stelde ons een kamer voor zonder dak, “… zodat je de wolken en de sterren kan zien vanuit je bed…”. Deze publicatie wil inspireren, het debat openen, overheden en verantwoordelijken sensibiliseren om te investeren in een duurzame, zorgende omgeving die geïntegreerd is in de publieke ruimte.
AraMER