OPGEWEKT EN BLIJMOEDIG Cees Koning
Geboren op 10 februari 1928 In De Weere Tot priester gewijd op 10 juli 1955 Missionaris in Oeganda en Nederland Gestorven op 18 juli 2020 Op het bureau van Cees lag een opengeslagen Bijbels woordenboek. Het woord “Jubeljaar” keek mij aan. Daar hield Cees zich mee bezig. Daar leefde hij voor, daar zag hij naar uit. Ondanks zijn broze gezondheid wilde hij die dag halen en zijn 65-jarig jubileum vieren. In het Oude Testament wordt een jubeljaar aangekondigd door het blazen op de bazuin of ramshoorn. Volgens voorschriften moest het om de zoveel jaar gevierd worden op de 10de dag van de zevende maand. En laat dat nu in onze jaartelling 10 juli zijn, de dag waarop Cees tot priester-missionaris werd gewijd. Hij vertrok naar het bisdom Tororo in Oeganda. Daar werkte hij op verschillende plaatsen. Hij was niet zozeer een ‘bouwer’ in de ogen van Mill Hillers. Voor hem geen stenen en cement. Hij was een ‘bouwer’ in de betekenis van zijn geboortedorp de Weere in WestFriesland. ‘Op de bouw werken’ is daar: akkerbouw, groente en fruit, bloembollen telen. Op foto’s uit Tororo zie je Cees dan ook dikwijls te midden van mensen die hun land bewerken. Of gemoedelijk luisterend naar hun verhalen. Gedurende de 31 Jaar die hij daar verbleef heeft hij het land zien veranderen van een vredig land naar een land waar gerechtigheid ver te zoeken was onder de terreur van Idi Amin. Eenmaal terug in Nederland vond hij rust in de landelijke dorpen Spierdijk en Zuidermeer waar hij uitgroeide tot een zeer geziene pastor. Daar was hij ook dicht bij zijn familie met wie hij 22
een zeer nauwe band onderhield. Die betrokkenheid bleef, ook toen hij na 22 jaar naar Oosterbeek kwam. Aan zijn stoel in de kapel van Vrijland hing een tas met gebedenboekjes. In één boekje zat een bladwijzer. “De kleine stapjes” stond boven aan de bladzijde. Daaronder: ‘Ik neem mij elke ochtend voor om geduldiger te zijn. Vriendelijker. Maar daar komt zelden iets van terecht. Ik neem me ook telkens voor om dankbaarder te zijn voor wat God mij gegeven heeft. Elke avond, echter, stel ik vast dat er nauwelijks iets veranderd is’. Een wonderlijk gebed met bladwijzer, want in mijn ogen was Cees het geduld zelf en ook uiterst dankbaar voor wat de dag hem bracht. Bekende gezegden van hem waren: ‘Wat is het toch lekker’ en ‘Wat hebben we het hier goed’. Verlangend keek hij uit naar zijn 65ste jubileum. En het lukte! Met dank aan de zorg en aan God! Hij genoot volop van de viering. De grote glimlach op zijn gezicht was een genot om te zien. Cees zwaaide ons toe bij het verlaten van de kapel alsof hij evenals Simeon wilde zeggen: ‘Laat nu Heer, uw dienaar in vrede heen gaan.’ Enkele dagen later overleed hij bij het aanbreken van een nieuwe dag. Voor ons een werkdag, voor hem de dag van de eeuwigheid. Theo Geurtsen mhm