Historisch Tijdschrift Overijssel
Twente, walhalla van de beatmuziek En verder: Naar de plek van Laurens ten Den • De ’wondermotor’ van Wardenier Apostelen in de Walstraat, Deventer • Entjes en Overijssel
JAARGANG 7 • NUMMER 3 • JULI 2019
3
COLOFON Redactie Dinand Webbink (HCO), Susanne de Jong (Athenaeumbibliotheek Deventer), Marcel Mentink (Rijnbrink), Martin van der Linde (IJsselacademie)
Jaargang 7, nummer 3, juli 2019
van de redactie Historisch Tijdschrift Overijssel
Correspondenten Marco Krijnsen (IJsselacademie), Pel Kotkamp (Poparchief Twente), Henk Ymker, Siem van Eeten, Harrie Scholtmeijer (IJsselacademie), Leon de Rouw, Laura Hegeman, Girbe Buist Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl Vormgeving Frank de Wit Partners Historisch Centrum Overijssel IJsselacademie Rijnbrink Athenaeumbibliotheek Deventer
Op de voorgrond (v.l.n.r.) Dinand Webbink, Jan Olthof, Joke Webbink en Henry Olthof bij een popfestival in Nijverdal, ca. 1975.
The times they are a-changin’, MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift verandert mee Come mothers and fathers throughout the land and don’t criticize what you can’t understand. Your sons and your daughters are beyond your command, your old road is rapidly agin’. Een frase uit het door Bob Dylan zo bijtend gezongen The times they are a-changin. Nieuwe wegen inslaan, het oude achter je laten. Dat was wat jongeren in the roaring sixties wilden. In Twente, en vooral de arbeidersstad Enschede, was er wel heel veel ‘reuring’. Er waren op een gegeven moment bijna net zoveel beatgroepen als er garages waren. En dat allemaal nog ruim voor het legendarische popfestival Woodstock, een ‘uitzinnig hoogtepunt’, dat zich dit jaar een halve eeuw geleden afspeelde. Ook ons online magazine verandert, maar wel minder ingrijpend en dramatisch als de jeugdcultuur in de zestiger jaren. Het magazine is makkelijker door te bladeren en nu ook te lezen op uw mobiele telefoon. De fraaie vormgeving wordt verzorgd door Frank de Wit. Een geheel nieuw jasje dus. De inhoud bestaat als vanouds uit artikelen met een gevarieerde inhoud , afgewisseld met de bekende rubrieken. En dit keer veel aandacht voor de geschiedenis van de popmuziek in onze provincie. Dylan voorspelde het al: the present now will later be past. Dinand Webbink, hoofdredacteur
inhoud
4 Twente, het walhalla van de beatmuziek
9 The Boomerangs, indorock & roll uit Hengelo
14 De ’wondermotor’ van Wardenier is altijd een mysterie gebleven
NAAR DE PLEK VAN 8
aurens ten Den: L ‘Onze zachte stem laten horen’
OVERIJSSELSE BOEKEN 12
Welke boeken zijn er over Overijssel verschenen
OVERIJSSELAARS VAN TOEN 17
ndries baron Van Pallandt A van Eerde, een Overijssels wereldburger
22 Apostelen in de Walstraat te Deventer
TOPSTUKKEN 19
Het poppenhuis van mevrouw Pfotenhauer
STREEKTAAL 20
Entjes en Overijssel
GESCHIEDENIS VAN ALLEDAG 21
adler vernoemt naar R Duitse wielertoeristen
4
DOOR MARCO KRIJNSEN
Twente, het walhalla Het legendarische festival van Woodstock zette vijftig jaar geleden popmuziek definitief op de kaart. Twente kende in die dagen een bloeiende
• Flownout in Hengelo. (Gemeentearchief Hengelo)
popscene met honderden bandjes en tientallen podia. De regio stak beatstad Den Haag bijna naar de kroon.
→
JULI 2019
5
van de beatmuziek
Z
anger Herman Brood wist het al. Voor popmuziek moest je in de jaren zestig niet in zijn geboortestad Zwolle zijn, maar enkele tientallen kilometers verderop. In Enschede gebeurde het, in Hengelo, in Almelo, in Oldenzaal. Daar waren de interessante bands te zien. Jongeren van heinde en ver kwamen er op af, op hun Puchs en Zündapps. Ook Brood trad er halverwege de jaren zestig vaak op, als lid van de band The Moans. De muzikanten groeiden zelfs uit tot huisband van de roemruchte EasyBeat Club in Hotel Deters in Hengelo. De Easy-Beat Club was een van de vele podia voor beatmuziek die Twente in de sixties telde. De ontstaansgeschiedenis
is vergelijkbaar met al die andere zaaltjes waar popbands uit de buurt of uit de rest van het land optraden. Hotel Deters aan de Beursstraat in Hengelo was doorgaans een nogal deftig hotel waar gasten overnachtten, aten of een feestje vierden. Toen de plaatselijke band The Cochrans op zoek was naar zoiets als de legendarische club Cavern in Liverpool (bekend van The Beatles), viel het oog op de feestzaal. De ruimte werd vanaf dat moment elke zaterdagavond het domein van de Easy-BeatClub (later de Coala Club) en was versierd met grote gestileerde kartonnen koppen van The Beatles. Het was dé place-to-be voor fans van ‘ruige’ beatmuziek. →
6
TWENTE, HET WALHALLA VAN DE BEATMUZIEK
Clubhuis-optreden van de Enschede band Just for Fun. (Poparchief Twente)
‘Eerst bouwden we de instrumenten en apparatuur zelf.’
Toegangskaartje voor een optreden van Just for Fun. (Poparchief Twente)
Naast The Cochrans trad een scala aan bekende en minder bekende bands op. En het publiek kwam in groten getale.
Textielbeat
De Easy-Beat-Club was niet uniek. Het wemelde in de sixties van de poppodia in Twente. Enschede, de arbeidersstad waar de textielbeat welig tierde, beschikte over een dicht club- en buurthuizennetwerk. In al die gebouwtjes konden bands terecht voor een optreden. De katholieke jeugdwelzijnsorganisatie Don Bosco stelde haar ruimtes graag beschikbaar, want jongeren zouden op die manier niet op straat zwerven. Binnen kon enigszins een oogje in het zeil worden gehouden, was de gedachte. De buurtwerkers zorgden ervoor dat er niet al te intiem of aanstootgevend werd gedanst op de nieuwe muziek. Ook het CJV-gebouw (de Christelijke Jeugdvereniging) aan de Blijdensteinlaan in
Aankondiging van een beatfestival in de Koala Beat De band Honest Men uit Enschede. (Poparchief
Club Hengelo, met o.a. The Moans. (Poparchief
Twente)
Twente)
Enschede werd regelmatig omgetoverd in een concertzaal. De CJV heette dan opeens YMCA, en het zaaltje werd Fest genoemd. In andere plaatsen ging het net zo. Hengelo had onder meer het Beetshuis en vooral jongerencentrum Fashion, dat ook wel het Paradiso van het Oosten werd genoemd. Fashion was een magneet voor jongeren uit heel Europa, die hier kwamen voor teach-ins, hearings en vooral muziekoptredens. Ook de Hengelose stadhuishal werd gebruikt als popconcertzaal voor onder anderen Cuby & The Blizzards. Almelo beschikte over Hob Nob, Erve Noordik en hotel De Kei. Laatstgenoemde beatclub ontving in 1967 zelfs Van Morrison met zijn band Them, een trekker van formaat. Ook kleinere plaatsen hadden een eigen podia, zoals Borne (’t Grutje), Markelo (Cosy Club) en Haaksbergen (Pinokkio).
De Indo’s
Twente telde in die dagen enkele honderden bands, schat Henk van de Wetering van het Poparchief Twente. Zelf
JULI 2019
7
The Twentina Jacks uit Enschede. (Poparchief Twente)
maakte hij als drummer deel uit van de band HUN in Enschede, die is ontstaan in de arbeiderswijk Pathmos. Die arme omgeving was volgens hem een goede voedingsbodem voor de rijke pophistorie van de regio. ‘Twente, vooral Enschede, kende veel industriearbeiders. Jongens die overdag in de fabriek werkten en ’s avonds in een bandje speelden. In Pathmos en Twekkelerveld in Enschede, in de wijken Klein Driene en de Sterrenbuurt in Hengelo. En onderschat ook de invloed van de Indo’s niet. Zij hebben, net als in Den Haag, de rock & roll gebracht en waren heel sterk vertegenwoordigd in de Twentse bands.’ Van het een kwam het ander, aldus Van de Wetering. ‘Eerst bouwden we de instrumenten en apparatuur zelf. Met het geld van al die optredens konden we ons steeds meer veroorloven. Ik begon met een drumstel van 250 gulden, later heb ik een Premium Jazzsetje kunnen kopen en hadden we zelfs een complete Marshallinstallatie.’
1.800 gulden per optreden
Een aantal Twentse bands brak landelijk door. Het bekendste voorbeeld is de Enschedese closeharmonygroep The Buffoons. Poparchief Twente beschikt over een lijst met gages van de bands die er in de sixties toe deden. Na de Golden Earring behoorden The Buffoons tot de grootverdieners van Nederland. Voor een optreden op zaterdagavond moest een zaaleigenaar indertijd 1.800 gulden neertellen. Een fikse uitgave in die tijd. Ook Teach-In, eveneens afkomstig uit Enschede, maakte furore buiten Twente. Dat was nog voordat de band in een nieuwe samenstelling het Eurovisie Songfestival won. Verder was de Honest Men uit Enschede een bekende naam in de popmuziek. De band bracht tien singles uit. Hoewel ze binnen en buiten de regio vaak voor volle zalen speelden, slaagden weinig bands uit Twente erin om landelijk naam
te maken. Hans Brummelhuis, onderzoeker bij Poparchief Twente, heeft wel een verklaring. ‘Ze speelden nauwelijks eigen nummers, want het publiek wilde zo graag de bekende hits horen. Dat was anders dan in bijvoorbeeld Den Haag. Maar de platenmaatschappijen zagen het niet zitten om de covers uit te brengen vanwege de rechten op die nummers.’
‘Als apen’ uit de bioscoop
Brummelhuis heeft alle edities van het Hengelo’s Dagblad uit de periode 19541974 doorgeploegd, op zoek naar aankondigingen van concerten, interviews met muzikanten en verslagen van optredens. Dat leverde veel nieuwe informatie op. ‘Een van de bijzondere ontdekkingen was een paginagroot artikel over The Buffoons begin 1967. Dat was dus enkele maanden vóór hun eerste single. Het geeft aan dat er in de media steeds meer aandacht ging naar de popmuziek.’ Het begon met de introductie van de rock & roll door de film Rock Around the Clock in 1956. De vertoning van de film met Bill Haley veroorzaakte nogal wat reuring. In Hengelo kwam het tot een volksoploop van een joelende menigte die zag hoe de bioscoopbezoekers ‘als apen’ naar buiten kwamen. Een mis in de Jozefkerk
in Enschede werd verstoord door gillende nozems die door de film waren aangestoken, meldde de krant.
Beatfestijn Markelo
Brummelhuis is veel vergeten bands op het spoor gekomen. Het totale aantal bands moet in de jaren zestig boven de 400 hebben gelegen. Twente kon zich dus goed meten met beatstad Den Haag. Een belangrijke oorzaak was de aanwezigheid van relatief veel podia voor live optredens. Eerst waren het vooral showorkesten die speelden in bestaande dansgelegenheden. Geleidelijk verplaatste het epicentrum van de jongerenmuziek zich naar de buurt- en clubhuizen, jongerencentra en beatclubs. Plekken waar volwassenen doorgaans weinig te zoeken hadden. Een ontdekking was het allereerste popfestival in het voorjaar van 1967 in Markelo, eerder dus dan het bekende festival van Lochem. Er traden vooral bands uit Twente op, met als hoofdact The Golden Earrings (toen nog met s) uit Den Haag. Het openluchttheater van Hertme, gebouwd voor de passiespelen, had in 1967 een vergelijkbaar popmuziekevenement. Dat gebeurde allemaal twee jaar vóór Woodstock, en drie jaar vóór de grote Nederlandse festivals van Kralingen en Pinkpop. ●
Poparchief zoekt hulp De vier werkgroepen van Poparchief Twente zijn al enkele jaren bezig om de popscene in de vier grote steden (Enschede, Hengelo, Almelo en Oldenzaal) in kaart te brengen. Ze nemen interviews met muzikanten van toen af, leggen de cv’s vast en verzamelen zoveel mogelijk materiaal over de bands, inclusief geluidsopnames en foto’s. Extra vrijwilligers zijn dringend gewenst om alle verhalen vast te leggen. Voor meer informatie: www.poparchief.nl.
8
NAAR DE PLEK VAN …
DOOR DINAND WEBBINK
(foto Willem van Walderveen)
Laurens ten Den:
Laurens ten Den
‘Onze zachte stem laten horen’
‘In het jaar dat ‘Woodstock’ plaats vond was ik vijf jaar, dus dat is toen langs mij heen gegaan. Toch ben ik met die muziek opgegroeid. Als zevende kind van het gezin luisterde ik altijd naar de grammofoonplaten die mijn broers draaiden. We hadden maar één pick-up, die stond in de woonkamer, dus je ontkwam er niet aan. Op het moment dat de vraag voorbij kwam of ik het scenario voor Woodstock the Story wilde schrijven, hapte ik meteen toe. Ik heb niet veel met musicals, wel met theater.
W
oodstock the Story is een theaterstuk waarin veel rockmuziek wordt gespeeld. Het is het verhaal van een generatie. Woodstock was een kantelpunt. Er was van alles aan de hand in die jaren. Emancipatie van de vrouw, en afro-amerikanen, de jeugd die zich radicaal losmaakte van de vorige generatie. Individualisme vierde hoogtij, maar dan in groepsverband. Woodstock kun je zien als het hoogtepunt in die ontwikkeling. In de show leg ik verbanden met het nu. Voordat op het eind With a little help from my friends gespeeld wordt, vertel ik: “De wereld is vol met bange boze mensen. En die laten zich altijd horen. Met harde stemmen. Dan is het toch wijs dat wij onze zachte stem laten horen. Met passie en compassie. Because if we don’t, well then perhaps in fifty years, we will have a sick narcissistic clown for president who wants to build walls between us and our Mexican friends. Als we in Duitsland spelen, voeg ik er nog aan toe: Aber wir sind eine Generation, wir bauen keine Mauern. Wir brechen sie ab!” De omgeving waar ik ben opgegroeid heeft mijn romantische geest gevoed. Vanuit ons huis aan de rand van Haarle, gemeente Hellendoorn, konden we altijd de toren van Palthe zien, die daar op het hoogste punt van de Haarlerberg staat. Hier vlak bij ligt ’n èèndenplas, een klein meertje. Als het droog stond, kon ik door de modder baggeren naar het eilandje in
Laurens ten Den bij het badhuisje op de Haarlerberg.
het midden. Die plek inspireerde mij tot het schrijven van Good te pas voor de serie Van jonge leu en oale groond: Zat ik miej doar of te vroagn o’k altied alleen zol blievn, geneen den miej ech kent Zát kunnigheid, völle wil, mer wa alleen, wet nich of dat ooit went. Het is een gezegend gevoel, dat je een plek hebt om naar terug te gaan. Ik ging veel met mijn pony alleen het bos in en voelde mij een soort Lucky Luke.
Dan kwam ik opeens in galop achter de bosjes vandaan. Ik vraag me nu af wat de mensen in die tijd wel eens gedacht zullen hebben, als ze mij zo zagen. Vlak bij de toren van Palthe, een landhuis van een Twentse textielbaron, staat nog steeds het oude badhuisje, waar de familie kon zwemmen. Zelf heb ik er nooit water gezien. Wij dachten dat het een heksenhuisje was. Nog zo’n romantische plek die tot de verbeelding spreekt.’ ●
DOOR PEL KOTKAMP
JULI 2019
9
The Boomerangs, indorock & roll uit Hengelo In 1956 kwamen veel Indische Nederlanders vanuit Indonesië naar Nederland. Ze werden ondergebracht in opvangcentra. In de gemeente Hengelo was dat in het oude ziekenhuis, wat dan Borsthuis heet, aan de Ziekenhuisstraat. Het gemeentebestuur besloot een club op te richten met het doel de Indische Nederlanders snel te laten integreren in de samenleving. Voorzitter van deze Indische Contact Club (ICC) was de heer Van Daalen uit de Bela Bartokstraat. Hij zorgde ervoor dat er maandelijks een avond werd georganiseerd in het café Pentrop aan de Oldenzaalsestraat.
I
n dit café was een grote achterzaal met een groot podium. Van Daalen boekte iedere maand bekende Indische rock & roll bands, waaronder The Rollers uit Zaandam, The Tielman Brothers en The
Hot Jumpers. Dansen bij Pentrop was erg belangrijk voor de groep Indische bewoners, maar ook voor de oorspronkelijke Hengeloërs. Men leefde naar de avond toe en kwam in drommen naar de zaal, waar
het steeds volle bak was. De Indische hoofdonderwijzer, de heer Fueglistahler, bemoeide zich veel met de Indische gemeenschap. →
The Boomerangs v.l.n.r. Nico Loth, Alfons Trienen, Guus van Schravendijk, Eric Suisa, Rob Gerrits. (Poparchief Twente)
10
THE BOOMERANGS, INDOROCK & ROLL UIT HENGELO
JULI 2019
11
de in de Katheeker, waar ook The White Rockets regelmatig optraden, en in Goor in Hotel De Ster. De Mavo in Klein Driene vroeg de band ook om een feestavond te verzorgen. In het Volkspark speelden The Boomerangs op zaterdagavond weleens tegelijkertijd met The Twentina Jacks, die een zangeres genaamd Roos hadden. Hannie Suisa, die bij de Luchtmacht in Enschede werkte, deed op een middag mee aan een speedmars. Hij moest ’s-avonds optreden met de band in Goor. Maar het was hem allemaal teveel geworden. De bandleden hoorden een klap en zagen hem op het podium op de grond liggen. Suisa was even van de wereld, maar stond op en speelde vrolijk weer verder.
Talentenjacht
The Boomerangs met Paula Belvroy. (Poparchief Twente)
Guus van Schravendijk
Guus van Schravendijk, de latere gitarist van The Boomerangs, luisterde in 1955 in Indonesië op zestienjarige leeftijd vaak naar radio Kookaburra uit Australië. Deze radiozender draaide veel country & western muziek uit Amerika, vooral van Patti Page met o.a. The Tennessee Waltz, How much is that doggie in the window en You belong to me, maar ook de hits van Frankie Lane, Johnny Ray, Tennesee Ernie Ford en Guy Mitchell. En in 1955 de eerste grote rock & roll hit Rock around the clock van Bill Haley & His Comets. In februari 1956 ging Van Schravendijk met z’n familie naar Nederland en kwam hij in Sneek terecht. Al snel verhuisde het gezin naar Hengelo. Tijdens één van de avonden in Pentrop kwam Van Schravendijk Eric Suisa tegen. Die speelde gitaar en leerde Guus de eerste gitaarakkoorden. Na enkele weken kende hij er drie en besloten ze om een band te beginnen, The Boomerangs.
The Boomerangs
Naast Guus en Eric was de originele samenstelling van de band met Nico
< Optreden in het Concertgebouw in Hengelo, tijdens de Hoela-Hoela avond, 1959. (Poparchief Twente)
Loth (sologitaar), Hannie Suisa (basgitaar) en Alfons Trienen (drums). Ze speelden in 1957 rock & roll nummers van Elvis Presley, Cliff Richard en heel veel muziek van Jerry Lee Lewis. Nummers van Jim Reeves en Your cheating heart van Patsy Cline, zaten ook in het repertoire, net als Guitar boogie van Arthur Smith, een nummer dat alle Indische bands speelden. Rudie en Rob Thamaëla en Rob Gerrits speelden ook af en toe mee. Eén van de eerste optredens van The Boomerangs was in Wierden voor een speeltuinclub. De muzikanten hadden geen vervoer dus gingen ze met een bakfiets vol instrumenten naar het station om met de trein naar Wierden te gaan. Daar werden ze door de organisatie opgehaald. Volgens het contract speelden ze die avond voor 7,50 gulden. Op het optreden kwamen veel Hollandse meisjes af en dat gaf wel wat spanningen.
Steeds bekender
In het Concertgebouw in Hengelo werd in 1959 in de kleine zaal een Hoela-Hoela avond georganiseerd. The Boomerangs traden er op. De band werd steeds bekender en er volgden optredens voor een aantal protestantse jongerenclubs, ook in de Dansschool Bron (in een café) in Hengelo aan de Achterhoekse Molenweg. In het Beetshuis in Hengelo, in Ensche-
Omdat één van de bandleden naar Amerika emigreerde, traden Nico, Eric en Guus tijdelijk op als trio. Muziek Express organiseerde een talentenjacht in het oude Concertgebouw in Enschede, een groot gebouw met een groot podium en met de juryleden in de zaal. De doodzenuwachtige band deed daaraan mee met amateuristische apparatuur en instrumenten. Ze speelden met een oude radio als versterker die het op een gegeven moment begaf. Maar na een forse trap er tegenaan deed hij het weer. Ook zangers Paula Belvroy deed aan deze wedstrijd mee. The Boomerangs begeleidden haar. De jury was onder de indruk en vroeg haar een paar nummers extra te zingen. Dat ging helaas niet door, want ze had maar één nummer ingestudeerd. Belvroy zong nadien nog regelmatig met The Boomerangs mee. In het Viosgebouw aan de Beekstraat in Hengelo werd op 10 maart 1962 in het kader van het derde jaarfeest van de Protestante Jongeren Club een rock & roll avond gehouden. De zusjes Tamahela traden er met The Boomerangs op. Na dat succesvolle optreden werd de band door emigratie en verhuizingen gedwongen om ermee te stoppen. ● * Dit artikel is tot stand gekomen op basis van meerdere interviews met Guus van Schravendijk (voormalig bandlid van The Boomerangs), door Pel Kotkamp. Kijk voor meer informatie op www.poparchieftwente.nl.
12
Overijsselse boeken
Alles behouden Mark Deckers
De opgraving en lichting van de 15e-eeuwse IJsselkogge
Van Westerflier tot Grimberg Ester Smit & Dinand Webbink
Wouter Waldus Februari 1945. In Deventer wacht men in spanning op het einde van de oorlog. Juist op dat moment opent een bijzondere bibliotheek: een noodfiliaal in een Jaminwinkel. Twee jongedames houden hier een dagboek bij. 23 februari 1945: “Vanmorgen half tien opening van het leeszaalfiliaal in de winkel van Jamin. Het eerste halfuur vol verwachting, doch weinig leden. In de loop van de dag nam de kou van onze voeten toe met het aantal bezoekers, die de hele dag zo’n beetje door bleven druppelen. Drie jongens kwamen vragen om een kaart van Nederland. Ze vertelden dat ze drie van de 1.200 jongens waren, die in Bloemendaal bij razzia’s waren opgepakt, vervoerd waren per Wehrmachttrein, in de buurt van Deventer uit de trein waren gesprongen en nu te voet de reis naar huis wilden aanvaarden na raadpleging van een kaart.” Grote en kleine ontwikkelingen buitelen over elkaar. Het bijzondere dagboek is aangevuld met andere niet eerder gepubliceerde dagboekfragmenten. Daarmee brengt het een flink aantal verborgen documenten op onderhoudende wijze bij elkaar. Een absolute aanvulling op boeken over de oorlogsgeschiedenis van Oost-Nederland én die van bibliotheken!
De IJsselkogge is vanaf de eerste duik op het wrak in april 2011 een zeer tot de verbeelding sprekende vondst geweest. Voor het project Ruimte voor de Rivier van Rijkswaterstaat heeft de kogge op bestuurlijk niveau tot grote inzet van mensen en middelen geleid. De zeer hoge wetenschappelijke waarde van de vindplaats vormde de verantwoording voor de grootschaligheid waarmee het project Opgraven en Bergen IJsselkogge vorm is gegeven. Hierbij speelde ook de publicitaire waarde van een niet eerder in Nederland voorgekomen scheepsarcheologische berging van deze omvang een belangrijke rol. De lichting van de IJsselkogge op 10 februari 2016 was niet alleen het finest hour voor de uitvoerders, maar ook voor de vele betrokken bestuurders en adviseurs. De positieve publiciteit omtrent het project is voor zowel Rijkswaterstaat, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed als de gemeente Kampen een stimulans geweest om de IJsselkogge als symbool voor het Hanzeverleden te koesteren. Met het conserveringsbesluit dat in oktober 2017 is genomen, zal de IJsselkogge voor de toekomstige generaties behouden blijven. Uitgever: Matrijs Utrecht
In 2012 verscheen Van Eversberg tot Eerde, op zoek naar kastelen en landhuizen langs de Regge. De goede ontvangst van dit boek inspireerde de auteurs tot het schrijven van een vervolg. In Van Westerflier tot Grimberg gaan de auteurs op zoek naar bestaande en verdwenen havezaten langs het zuidelijke deel van de Regge, te beginnen in Diepenheim om via Goor, Markelo en Enter in Rijssen uit te komen. De zoektocht leverde boeiende verhalen op over de geschiedenis van de verschillende kasteeltjes. De beschrijvingen gaan vergezeld van veel nooit eerder gepubliceerde afbeeldingen, uniek kaartmateriaal en nieuwe inzichten. Bovendien zochten de schrijvers naar het antwoord op de vraag waarom er toch zoveel havezaten langs het nietige riviertje de Regge staan. Van Westerflier tot Grimberg bevat levendig geschreven, historisch verantwoorde verhalen voor een breed publiek, die aansporen tot het bezoeken van bestaande kastelen en tot het zelf op zoek gaan naar havezaten die geheel of grotendeels van de aardbodem verdwenen zijn. Uitgever: Uitgeverij ’n Boaken, Nijverdal ISBN: 978 90 7627 239 9 | 144 pag. | € 14,50
Overijsselse Uitgever: WalburgPers
ISBN: 978 94 6249 374 2 | 80 pag. | € 12,50
ISBN: 978 90 534 5547 0 | 456 pag. | € 49,95
APRIL 2019
Pionier en prof. Harry van den Kroonenberg, grondlegger van de ondernemende universiteit.
Lonneker oorlogsverhalen
Marco Krijnsen
Lonneker was in de oorlog een soort van bijkamp van de Fliegerhorst Twente. Ongeveer duizend Lonnekenaren werden uit hun boerderijen en huizen gezet. Bijna al deze boerderijen werden gesloopt voorde aanleg van het vliegveld. De Duitsers zelf gingen in de mooiste huizen van het dorp wonen. De lagere school in het dorp werd ingericht als kazerne en van daaruit marcheerden de rekruten dagelijks naar het Haagse Bos voor hun militaire training. Hoe gingen de oude en de nieuwe bewoners met elkaar om? Om die vraag te kunnen beantwoorden, heeft de auteur bijna alle tachtig- en negentigjarigen in het dorp geïnterviewd. Het boek beschrijft de geschiedenis van het dorp en het vliegveld in de oorlogsjaren. Daders en slachtoffers passeren de revue.
Vernieuwer, technoloog, manager en ondernemer: Harry van den Kroonenberg (1933-1996) was het allemaal. Letterlijk en figuurlijk een hardloper. Altijd een paar stappen verder dan de rest. Onorthodox en gedurfd. Haagse ambtenaren en toezichthouders trotserend. Harry van den Kroonenberg, hoogleraar Ontwerp- en Constructieleer, was in twee perioden (1979-1982 en 1985-1988) rector magnificus van de Universiteit Twente. In 1989 werd hij benoemd tot directeur van Energiecentrum Nederland (ECN) in Petten. Hij spande zich in beide functies in om de kloof tussen kennisinstelling en samenleving te dichten. Kennis moet stromen. En dus moeten volgens hem alle wetenschappers uit de ivoren toren om de ‘kennisberg’ af te graven. Veelzeggend was zijn opmerking: ‘Laat men niet zeggen dat fundamenteel onderzoek noodzakelijk is omdat de kennis anders zou opdrogen. Het vliegtuig was er eerder dan de vervolmaking van de aerodynamica.’ Rector magnificus Harry van den Kroonenberg legde vanuit Twente de basis voor de ondernemende universiteit (met talloze start-ups en sciencepark) die inmiddels gemeengoed is. Als directeur van Energiecentrum Nederland gaf hij de aanzet voor de grote energietransitie. Alles vanuit de vaste overtuiging: ‘De enige vernieuwbare bron is kennis en niet aardgas.’
Willem Bulter
ISBN 978 90 7260 379 1 | 158 pag. | € 24,50
Executie aan de Meppelerstraatweg Samuel de Korte Aan de vooravond van de bevrijding, op 31 maart 1945 werden er toch nog vijf mannen doodgeschoten aan de Meppelerstraatweg in Zwolle als vergelding voor een aanslag op de spoorbrug. De vijf mannen hadden gestreden tegen de gehate bezetter en waren voor verschillende vergrijpen vastgezet: wapenbezit, spionage of hulp aan onderduikers. Ter nagedachtenis aan hun offer werd in die straat een monument geplaatst en is er jaarlijks een herdenkingsplechtigheid. Maar wat is er daadwerkelijk gebeurd die fatale ochtend? Wat was er misgegaan en wat had er plaatsgevonden waardoor zij terechtgesteld weren. Aan de hand van nieuw archiefmateriaal worden de gebeurtenissen verteld en verklaard. Uitgever: Bravenewbooks.nl
Uitgever: Uitgeverij Twentse Media ISBN: 978 90 7151 754 9 | 368 pag. | € 24,99
boeken Uitgever: AFdH Uitgevers
13
ISBN: 978 94 0219 046 5 | 179 pag. | € 29,95
14
DOOR HENK YMKER
De ’wondermotor’ van Wardenier is altijd een mysterie gebleven
In november van dit jaar is het 85 jaar geleden, dat ‘de wondermotor van Wardenier’ wereldnieuws was en niet alleen in de regio rond Steenwijk en Wolvega het gesprek van de dag vormde. Er was sprake van een journalistieke hype op wereldschaal, omdat Johannes (Jo) Wardenier uit Steenwijkerwold verkondigde een brandstofloze motor te hebben uitgevonden. Volgens de jonge uitvinder zelf zou dit ‘een grote ommekeer op motorisch gebied veroorzaken.’
A >
ls 22-jarige inwoner van de Achterbuurt (nu Witte Paarden) in de voormalige gemeente Steenwijkerwold zette hij de wereld op zijn kop. Zijn ‘uitvinding’ was opzienbarend. De zoon van een eenvoudige timmerman en keuterboer domineerde in november 1934 een week lang het (wereld) nieuws. Hij liet bestuurders, bedrijven, geldschieters, maar bovenal de gewone - werkloze - man geloven in een wonder. Nog altijd wordt er - veelal geheimzinnig gesproken over de motor, die zou worden geproduceerd in een in Wolvega te realiseren fabriekscomplex. Hier zouden
Een van de weinige foto’s uit de jaren dertig van Jo Wardenier met zijn motor.
13.000 personen werkgelegenheid vinden. Dat nieuws klonk met name de vele mensen zonder werk in de crisistijd als muziek in de oren. Het liep allemaal anders. Wardenier werd op verzoek van de burgemeester van Weststellingwerf opgenomen in een psychiatrische inrichting. Hij werd daar echter als ‘normaal’ beschouwd door de hem behandelende professor, die hem dan ook prompt weer naar huis stuurde. Eigenlijk begon toen het mysterie, want thuisgekomen bleek de motor te zijn verdwenen. ‘Opgehaald door enkele heren, die zeiden namens Johannes te komen’, vertelden zijn ouders later. ‘Zij moeten door Philips zijn gestuurd’, beweerde Wardenier niet lang voor zijn overlijden.
Philips
Er zijn meer vreemde dingen gebeurd rond de persoon van Wardenier, die na zijn uitvinding nooit meer heeft gewerkt. Tot zijn plotselinge dood op 47-jarige leeftijd in 1960 heeft hij zich financieel altijd goed heeft kunnen redden. Juist in die periode werkte Johannes (hersteld van een ernstige tbc-aandoening) aan rehabilitatie en maakte hij de tekeningen voor de motor opnieuw. Die tekeningen verdwenen even mysterieus, zoals zoveel andere gebeurtenissen een uiterst merkwaardig karakter droegen. In 1974 publiceerde de Zwolse Courant en andere bladen van de Koninklijke Tijl gedurende een tiental weken in feuilleton een reconstructie van dit ‘wonderlijk
JULI 2019
15
Grote belangstelling in Wolvega voor de ontwikkelingen rond de motor van Wardenier, 1934.
wereldgebeuren’. Dat weekte een stroom aan reacties los. Tien jaar later kwam het boek ‘Het mysterie Wardenier’ uit. Sindsdien zijn de vraagtekens gebleven. Was Jo Wardenier een uitvinder of een oplichter?
Een jaar voor zijn overlijden suggereerde Wardenier zelf de bemoeienissen van Philips. Medewerkers van Philips zouden hem zelfs aan het eind van de Tweede Wereldoorlog uit Duits gevangenschap
hebben bevrijd. Dat het hem niet heeft ontbroken aan financiële middelen om te leven (‘hij kwam met regelmaat bij ons cheques inwisselen’, beweert een ex-employee van het voormalige postkantoor in Steenwijk) heeft uiteraard de geruchtenstroom gevoed, dat er wel degelijk iets aan de hand moet zijn geweest. Onlangs verklaarde oud-projectleider George Neelen (88) van Philips (hij werkte met Frits Philips aan de Stirlingmotor) vanaf zijn ziekbed in Ide de Punt, dat ‘Philips in 1957 een patent van Wardenier heeft gekocht om er vervolgens niets mee te doen.’ Er moet dus wel een relatie tussen Philips en Wardenier hebben bestaan, hoewel dat steeds werd ontkend.
Belangstelling
Jo Wardenier (rechts) in 1934 met zijn privésecretaris Jo van der Pol, later deurwaarder in Steenwijk.
Een opzienbarende uitvinding van een fantastisch genie? Of was hij toch een geniaal fantast? Met het nieuwe boek ‘Het mysterie Wardenier’, een expositie in Het Hoogthij in Steenwijkerwold en een viertal uitverkochte opvoeringen van een gelijknamige musical in theater De Meenthe in
16
DE ’WONDERMOTOR’ VAN WARDENIER IS ALTIJD EEN MYSTERIE GEBLEVEN
in Lippenhuizen ter aarde zou zijn besteld. Onderzoeker Kees van Dijk uit Sneek: ‘Naar mijn overtuiging moest hij uit de weg worden geruimd. Wardenier wist te veel en mocht niet meer in de samenleving terugkeren.’
Elon Musk
Broers van Johannes bewaakten het erf van de ouderlijke woning, toen Jo in de psychiatrische inrichting verbleef.
Steenwijk staat Wardenier anno 2019 weer volop in de belangstelling. De expositie is niet ver verwijderd van de plek waar Jo Wardenier zou zijn begraven. Zelfs bij zijn uitvaart worden vraagtekens geplaatst, omdat nergens in documenten een regis-
tratie van de begrafenis is te vinden. ‘En dat gebeurt toch altijd’, verontschuldigde zich al eerder gemeentelijk grafdelver Henk Vos, die derhalve de plek van de laatste rustplaats niet kon aangeven. Ook niet nadat hij samen met programmamaakster Sippie Tigchelaar van Omroep Fryslan nogmaals onderzoek deed. Bovendien ontbreekt er een grafzerk. Inmiddels heeft de 78-jarige Bertus van Drogen uit Steenwijkerwold de juiste locatie wél aangegeven. Hij heeft in juli 1960 zelf het graf gegraven, zoals hij dat als twintigjarige wel vaker deed als hulpje van zijn vader. Die was koster van de Nederlands Hervormde Kerk en regelde als zodanig tevens de begrafenissen rond de kerk. Maar of zich in de kist (‘ik heb hem zien zakken in het graf’, aldus Van Drogen) werkelijk de stoffelijke resten van Jo Wardenier hebben bevonden, is nog altijd de vraag. ‘Want anders zou zijn naam in de documenten zijn terug te vinden’, heeft de grafdelver stellig beweerd. Rond Wardenier zijn nogal wat complottheorieën verkondigd. Eén daarvan is, dat hij na zijn overlijden in het ziekenhuis van Meppel (niervergiftiging)
Bertus van Drogen wijst in februari 2019 de plek aan, waar hij op de begraafplaats rond de kerk in Steenwijkerwold het graf voor Jo Wardenier heeft gegraven.
Juist in de huidige tijd waar er veel gesproken wordt over energiebesparing zou een vinding als die van Wardenier van ontzaglijk grote betekenis zijn. Het Financieele Dagblad noemde Wardenier in mei dit jaar zelfs ‘De Elon Musk van Steenwijkerwold’. Zijn uitvinding heeft nog steeds impact. Want Wardenier stond in 1934 als eenvoudig en onervaren uitvinder toch maar heel professioneel overheidsfunctionarissen en mediavertegenwoordigers te woord. Hij droeg maatpakken, had een privésecretaris, reed rond in dure auto’s en rookte dikke sigaren. Was hij dan toch een gewiekste zakenman in spe? Dat zal altijd wel een raadsel blijven… ●
In mei verscheen het boek ‘Het mysterie Wardenier’ van auteur Henk Ymker.
De uitverkochte musical ‘Het mysterie Wardenier’ krijgt op 26 en 27 september een vervolg. Kijk voor meer informatie en kaartverkoop op www.demeenthe.nl. In mei verscheen het vernieuwde boek ‘Het mysterie Wardenier’. Kijk voor meer informatie op www.boekwardenier.nl
Overijsselaars van toen
DOOR SIEM VAN EETEN
JULI 2019
17
Andries baron van Pallandt van Eerde, een Overijssels wereldburger In 1706 kocht Johan Warner van Pallandt het in verval geraakte goed Eerde om daar een nieuw landgoed met kasteel te doen verrijzen, dat in 1729 door de rondreizende schilders Pronk en De Haen als volgt werd beschreven: “Eerde, een pragtig modern landkasteel van den baron Van Pallandt, in ‘t midden van hey en veengronden, niet verre van Ommen geleegen; met ruime nieuw aengelegde beplantingen versierd.” Het was daar dat op 10 juni 1781 Andries van Pallandt geboren werd als vierde kind en tweede zoon van Adolph Warner van Pallandt (1745-1823) en Anna Elisabeth Schimmelpenninck van de Oye (1752-1822).
A
ndries gaat in opleiding bij de marine. Door de Vrede van Amiens uit 1802 is er geen oorlog meer met Engeland en krijgt Nederland de Kaapkolonie terug. De regering stuurt een nieuw bestuur naar deze kolonie, waarvan men grootse financiële verwachtingen heeft. Op 4 augustus vertrekt ‘s lands schip de Bato, o.a. met Andries van Pallandt die een inhoudsloze betrekking had gekregen als ‘ambassadejonker’. Minutieus noteert hij alle wederwaardigheden van zijn reis. Vrijwel meteen na de afvaart komt Andries in conflict met commissaris-generaal J.A. de Mist. Volgens hem besteedt Van Pallandt teveel aandacht aan zijn dochter. Van Pallandt evenwel geniet met volle teugen van de reis en de aanlegplaatsen, zoals in Plymouth, waar Andries er iedere dag erop uittrekt, onder meer naar een van de vele ‘playhouses’, waar Hamlet gespeeld wordt. De volgende stop is Tenerife. Ook hier maakt hij tochten over het eiland, dient zich aan bij de belangrijkste edelman van het eiland ten einde er ‘de complimenten van zijn vader over te brengen’. Een lobbyist avant la lettre!
Privé-secretaris van de gouverneur
In 1803 wordt het gezag van de Engelsen overgenomen en krijgt Andries de functie van privé-secretaris van de gouverneur. Nu heeft hij inzicht in allerlei papieren
Andries van Pallandt van Eerde (1781-1827). (Foto: Kasteel Eerde)
18
Een tekening van Andries van Pallandt van de haven van Tenerife.
die het rooskleurige financiële beeld van de kolonie ondermijnen. Hij besluit een brochure te schrijven waarin hij zijn visie op de Kaapkolonie geeft, oplossingen voorstelt, maar vooral de wijze waarop de ‘Boeren’ over de gekleurde bevolking denken hekelt. Hoewel dit een zeer vroegtijdig anti-apartheid statement lijkt, worden zijn motieven ook door praktische redenen ingegeven. Nederland is niet in staat de Kaapkolonie te verdedigen. Men moet in geval van oorlog een beroep doen op de inheemse bevolking. Door deze van zich te vervreemden, zullen zij eerder geneigd zijn zich tot de Engelsen te wenden, die hen in de periode 1796-1802 wel goed behandeld hebben. De brochure, die hij op eigen kosten heeft laten drukken en die hij wil verspreiden onder vrienden en aan zijn vader wil sturen, komt toevallig in handen van De Mist. Deze is ‘not amused’ en na sterk aandringen (je bent nog jong, denk toch aan je carrière!) schrijft Andries een amende honorable, een soort schuldbekentenis. Voor hem is de Kaap dan een afgesloten hoofdstuk, hij neemt zijn ontslag en eind september keert hij met de Johan terug naar Nederland.
Kasteel Eerde halverwege de achttiende eeuw.
Aan het hof van Lodewijk Napoleon
In 1806 is Andries inmiddels gehuwd met Albertina Euphorsyna Aglaé van Neukirchen genaamd Nyvenheim (1785-1867), dochter van de Heer van Eck en Wiel. Mogelijk door zijn zwager Frédéric Auguste van Leyden van Westbarendrecht (17681821), die minister van Binnenlandse Zaken is onder de nieuwe koning Lodewijk Napoleon, wordt hij Kamenier aan het hof van Lodewijk Napoleon. Hij verhuist naar het Paleis op de Dam. In 1807 gaat hij weer op reis. Samen met de minister van Buitenlandse Zaken, Willem Frederik Röell moet een bezoek gebracht worden aan de koning, die op dat moment een kuur volgt in de Pyreneeën. Van 10 juni tot eind september een Tour de France: heen via Parijs en Bordeaux, terug via de Tarascon en Parijs. Dank zij Röell’s beschrijving zijn we ook hier weer op de hoogte van Andries’ omzwervingen. Van Pallandt krijgt promotie: hij wordt 1e Kamerheer en ook nog lid van de Staatsraad, sectie marine en koloniën, onder
voorzitter: J.A. de Mist! Andries verhouding met de Koning is goed: zijn eerste zoon wordt Louis genoemd en deze wordt in de Nieuwe kerk door de Koning Hoogstderzelve ten doop gehouden. Als Holland in 1810 in het keizerrijk opgaat, vinden we zijn naam bij een uitnodiging door de Stadhouder van Napoleon, de Hertog van Plaisance, en op de aanvraag van een paspoort voor het kuuroord Pyrmont.
Eigenaar van Eerde
Na de Napoleontische tijd keert Van Pallandt op enig moment weer terug op Eerde. Als zijn vader in 1823 overlijdt, komt het landgoed aan de eerste zoon. Deze doet het over aan Andries. Lang zal hij er geen plezier van hebben. Van Pallandt overlijdt in 1827, 46 jaar oud. Hoewel geboren en gestorven op Eerde in Overijssel, zijn van Pallandts sporen te vinden in archieven en publicaties in het Provinciale en Nationale archief, maar ook in archieven in Londen, Parijs en vast nog op andere plaatsen. Hij was met recht een Overijssels wereldburger. ●
Gekaapt
Bij het vertrek weet men niet dat de vrede ‘gebroken’ is. Op 1 januari 1804 wordt de Johan aangehouden door een kaper uit Guernsey met als gevolg dat Van Pallandt nu op dit eiland belandt. Hij weet de sympathie van de Gouverneur voor zich te winnen en wordt niet als gevangene beschouwd. Ook nu weer trekt hij erop uit en noteert al zijn belevenissen. Eind mei 1804 blijkt Van Pallandt weer in Nederland te zijn.
Kasteel Eerde (foto Martin van Dalen)
Topstukken
DOOR SUSANNE DE JONG
JULI 2019
19
Het poppenhuis van mevrouw Pfotenhauer Je vindt het er allemaal: modeltreinen, mechanisch en optisch speelgoed, bordspellen en poppenhuizen. Speelgoedmuseum Deventer beschikt over de grootste en belangrijkste openbare speelgoedcollectie van Nederland. Tussen de collectie poppenhuizen bevindt zich een uniek collectiestuk: het pronkpoppenhuis van Thérèse Pfotenhauer.
Het pronkpoppenhuis
De salon in het poppenhuis
Keukenminiaturen
et Speelgoedmuseum Deventer is gevestigd in twee pakhuizen uit de vijftiende eeuw. In de vier verdiepingen tellende panden zijn nu bijna 14.000 oude én nieuwe speelgoedobjecten te bewonderen. Op de eerste verdieping is een zaal ingericht met poppenhuizen, keukentjes en speelgoedwinkeltjes, zoals een kruidenier en een mandenwinkel. De meeste poppenhuizen zijn typische voorbeelden van gebruikt speelgoed, maar het poppenhuis van mevrouw Pfotenhauer vormt een uitzondering. Dit is een zogenaamd pronkpoppenhuis, dat niet zozeer bedoeld was om mee te spelen, maar vooral om naar te kijken.
begane grond. Het huis wordt bewoond door een echtpaar en hun twee kinderen, daarbij geholpen door een keukenmeid en butler.
een van haar persoonlijke favorieten. ‘Er zit een verhaal achter dit poppenhuis. De eigenaresse, een volwassen vrouw, heeft jarenlang haar tijd en energie gestopt in het verzamelen van allerlei voorwerpen en accessoires. Het poppenhuis, met al z’n objecten in miniatuurformaat, is een prachtige weerspiegeling van het leven van de gegoede burgerij in die tijd.’
H
200 miniatuurvoorwerpen
Mevrouw Pfotenhauer had een passie voor het verzamelen van allerlei soorten speelgoed, maar koesterde in het bijzonder een warme liefde voor haar poppenhuis. Het poppenhuis is gemaakt in de tweede helft van de 19e eeuw en is iets meer dan een meter hoog, 85 centimeter breed en 53 centimeter diep. Achter de afneembare voorgeval van het huis bevindt zich een volledig ingericht interieur, met een salon en slaapkamer op de eerste verdieping, en een keuken en hal op de
Verspreid over veertig jaar heeft mevrouw Pfotenhauer haar poppenhuis ingericht met zo’n 200 miniatuurvoorwerpen, van een fornuis met potjes en pannetjes tot een kabinet met glaswerk en porselein, en van meubilair, gordijnen en kandelaars tot échte handgeschilderde schilderijtjes. In 1966 heeft ze haar compleet ingerichte poppenhuis, samen met zo’n 250 andere stukken uit haar speelgoedcollectie, verkocht. Vereniging De Waag heeft de aankoop met de uitzonderlijke steun van de Vereniging Rembrandt kunnen doen, waarna Speelgoedmuseum Deventer – destijds Museum De Drie Haringen – een bijzondere collectie antiek speelgoed uit de 18e en 19e eeuw rijker was.
Gegoede burgerij
‘De cultuurhistorische waarde en de kwaliteit maken dit poppenhuis uniek,’ vertelt conservator Petra van Boheemen. ‘Het poppenhuis weerspiegelt het interieur van die tijd, maar dan in miniatuurformaat.’ Daarom is het poppenhuis ook
Onzekere toekomst
Hoewel er meer unieke voorwerpen in Speelgoedmuseum Deventer te zien zijn, is de toekomst van het museum allesbehalve zeker. Vanwege bezuinigingen in de cultuurbegroting van de gemeente Deventer wordt het museum met sluiting bedreigd. Tot daar echter een besluit over wordt genomen, is het poppenhuis van mevrouw Pfotenhauer, evenals allerlei andere soorten speelgoed, in het Speelgoedmuseum te bekijken en kunnen bezoekers naar hartenlust en met een vleugje nostalgie herinneringen ophalen aan speelgoed van vroeger en nu. ●
Speelgoedmuseum Deventer Brink 47 7411 BV Deventer
20
DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER
Entjes en Overijssel
Op 7 september zal het precies honderd jaar geleden zijn dat Hendrik Entjes (1919-2006) werd geboren. Samen met G.G. Kloeke en K.H. Heeroma kan hij tot de belangrijkste dialectologen van Overijssel worden gerekend.
Literaire mentor
E
Desondanks lag het professor-zijn hem niet bijzonder. Daarvoor was hij te veel literator, of liever gezegd literaire mentor van de Nedersaksische schrievers, dichtersvriend en dichterskenner. Zo vestigde hij onvermoeibaar de aandacht op het werk van Johanna van Buren. Hij maakte anderen graag deelgenoot van zijn kennis. Dat deed hij in zijn zeer herkenbare stijl van schrijven, onder andere in het populaire boek Dialecten in Nederland (1974) maar ook als spreker voor de regionale omroep en de landelijke omroep. Ook in zijn colleges was hij een geboren verteller die – zonder aantekeningen, maar met eeuwige sigaret – twee uur lang zijn gehoor (onder wie, in Entjes’ laatste collegejaar, ook schrijver dezes) wist te boeien. Eigenlijk was de hoogleraar aan de Groningse universiteit in zijn hart toch altijd de dorpsonderwijzer uit Vroomshoop gebleven.
Hendrik Entjes (1919-2006).
ntjes werd geboren in het Duitse Rheine, net ten oosten van Overijsel, maar groeide op in Overijssel. Zijn vader begon in 1922 een elektriciteits- en loodgieterszaak in Vroomshoop. De middelbare school bezocht Entjes in Almelo. Toen hij na een verkorte onderwijzersopleiding als kwekeling met akte voor de klas kwam te staan – het lot van veel afgestudeerden in de crisisjaren –, was dat op zijn oude lagere school in Vroomshoop. Zwolle kwam voor Entjes in beeld toen hij daar voor de hoofdakte ging studeren en leraar Nederlands werd. Tegelijkertijd volgde hij colleges Nederlands, aan de School voor Taal- en Letterkunde in Den Haag en aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Entjes treinde op en neer, en vertelde later op college in Groningen dat er altijd een vrolijke stemming in de coupé kwam als de trein op de terugweg over de brug bij Katerveer reed – men was weer terug in Saksenland. Of het helemaal waar was, valt niet meer na te gaan, maar het gaf wel aan hoe Entjes zelf tegen Overijssel aankeek.
Vriezenveen
In Utrecht had Entjes les van C.B. van Haeringen, van wie de befaamde uitspraak is ‘Goed Nederlands spreekt hij aan wie je niet kunt horen waar hij vandaan komt’ (wat volgens de overlevering voor Van Haeringen zelf niet gold). Van Haeringen was geen dialectoloog. Hij publiceerde wel over verschijnselen in dialecten die in het Nederlands niet voorkomen, zoals de vervoegde voegwoorden, en wist zijn leerling Entjes op het spoor van de dialecten te zetten, meer in het bijzonder het dialect van Vriezenveen. Entjes verdedigde in 1968 zijn dissertatie over het Vriezenveens aan de universiteit van Münster. Het proefschrift staat bekend als een meesterwerk – Entjes promoveerde summa cum laude – en zal er zeker toe hebben bijgedragen dat hij in 1974 de twee jaar daarvoor overleden Heeroma kon opvolgen als hoogleraar in het Nedersaksisch aan de Groningse universiteit. Dat werk bleef hij doen tot zijn emeritaat, tien jaar later.
Nieuwleusen
Het was dus ook niet zo verwonderlijk dat Entjes na zijn academische betrekking Groningen verliet, wel dat hij zich in Nieuwleusen vestigde. Nieuwleusen, dat was toch wel iets anders dan Haren of Paterswolde waar de meeste Groningse hoogleraren zich na hun dienstjaren vestigen. Entjes zei zelf dat het kwam omdat hij daar een heel mooi huis had gevonden. En inderdaad, het was prachtig huis aan een prachtige plek (de Vijverlaan), zo constateerden Jan Nijen Twilhaar en ik toen we hem daar nu twintig jaar geleden interviewden. Heel iets anders dan de provinciale weg over de gedempte vaart waar de meesten bij Nieuwleusen aan zullen denken. Toch kun je je afvragen of het het huis alleen was dat hem naar Nieuwleusen trok. Zou het ook niet de mogelijkheid geweest zijn om zich in Overijssel, in een gewone, en daarom zo typisch-Overijsselse plaats te kunnen vestigen? ●
Geschiedenis van alledag
DOOR GIRBE BUIST
JULI 2019
21
Radler vernoemt naar Duitse wielertoeristen Radler is voor de één een verfrissend licht biertje voor op het terras. Voor de ander, vooral voor liefhebbers van speciaalbieren, is het een doodzonde. Wat weten we eigenlijk over dit zomerse drankje, dat steeds opduikt als de zon gaat schijnen?
R
adler is een combinatie van pils of bruin bier en limonade. Echte biergoeroes hebben er moeite mee om Radler tot biersoort te benoemen. Volgens hen verdwijnt het karakter van bier door de toevoeging van limonade. Hoe dan ook, een Radler kan heerlijk verfrissend smaken op het terras.
Beieren
Radler werd ongeveer honderd jaar geleden voor het eerst geschonken in Beieren, dat toen al geruime tijd een populair fietsgebied was. Kroegeigenaar Franz Xaver Kugler zou het mengsel noodgedwongen uitgevonden hebben toen hij op een zonnige zomerdag in 1922 veel wielertoeristen over de vloer kreeg. Ze deden mee aan een grote fietstocht met in totaal zo’n 13.000 deelnemers. Door de toestroom
van dorstige wielrenners dreigde zijn biervoorraad op te raken. Kugler mixte het bier daarom met bruisend citroenwater en presenteerde dat als een specialiteit aan zijn klanten. Het drankje kreeg de naam Radler. Het zou daarmee vernoemd zijn naar de wielertoeristen (Fahrradler).
Shandy
Hoewel het een mooi verhaal is, weten we niet of het helemaal klopt. Wel is bekend dat het mengsel van bier en frisdrank rond 1900 ontstond. Britse militairen dronken het toen al en noemden het “shandy”. Ook weten we dat de mix van bier met citroenlimonade zich vanaf de twintigste eeuw onder de naam Radler vanuit Zuid-Duitsland verspreidde en dat het drankje, vanwege de verfrissende werking en het lage alcoholpercentage, van oudsher geliefd was onder fietsers.
Nederland
In 2013 werd Radler in Nederland en België geïntroduceerd. Verschillende biermerken hebben een Radler-biertje uitgebracht. Elk merk is een beetje anders, maar op het etiket kom je meestal de volgende ingrediënten tegen: (koolzuurhoudend) water, gerstemout, hop, suiker vruchtensap uit concentraat, citroenextract en aroma’s. Grolsch uit Enschede produceert vanaf 2014 Radler in verschillende smaken, waaronder grapefruit, sinaasappel, mandarijn en appel, en ziet dit product als een belangrijke groeimarkt.
Advertentie voor Grolsch-speciaalbier, ca. 19501975. (Geheugen van Nederland)
De zoete smaak doet echter het ergste vrezen. Een flesje Radler is goed voor 16,8 tot 25,8 gram suiker oftewel vier tot zes suikerklontjes, afhankelijk van het merk dat je drinkt. Gewoon bier bevat ongeveer evenveel calorieën.
Calorieën
Franz Xaver Kugler, bedenker van de Radler.
Sommige Radlers hebben een alcoholpercentage van twee procent, anderen zijn helemaal alcoholvrij. Een gram alcohol levert zeven kilocalorieën op. Omdat er in Radler een stuk minder alcohol zit dan in een gewoon pilsje zou je verwachten dat er ook minder calorieën in zitten.
Twee wielrenners rusten uit met een biertje.
22
DOOR LEON DE ROUW EN LAURA HEGEMAN
Apostelen in de Walstraat te Deventer Het Bergkwartier in Deventer is bekend door de historische straatjes. De wijk heeft een middeleeuwse oorsprong waarvan nog een aantal huizen als bewijs overeind staat. Als je in deze straten een huis verbouwt, is de kans groot dat je voor historische verrassingen komt te staan. Dit overkwam ons, Laura Hegeman en Leon de Rouw, bij de verbouwing van ons ‘nieuwe’ huis in de Walstraat. Woonhuis (Walstraat), in de kern uit de veertiende
I
eeuw.
n het begin was het vooral de inrichting en het interieur die ons iets vertelden over de historie van het pand: de vroeg twintigste-eeuwse behanglagen, strowanden en vloeren, plafonds en wandbedekking. We deden ons best om alles te bewaren of te documenteren, zoals we gewend waren vanuit onze studie archeologie. We lieten verschillende restauratieopleidingen fragmenten van het huis ophalen, waaronder een stuc-plafondornament en een houten plafond met jugendstil schilderingen. Een ‘bouwbiograaf’ kwam met studenten
Houten plafond met jugendstilschilderingen.
de bewoningssporen en achtergelaten voorwerpen documenteren.1 Daarna gingen wij ook met vrienden en familie aan de slag. We maakten een plakboek van behangsoorten, waarover later een college is gegeven op het Saxion. We zeefden vrijgekomen grond waarbij honderden voorwerpen tevoorschijn kwamen en we vonden initialen en jaartallen op muren en spanten gekrast door voormalige bewoners. Dit waren interessante vondsten die ons vertelden over de afgelopen ca. 115 jaar.
Spannend
Nadat de wanden in het pand kaal gemaakt waren, werd het pas echt spannend. In de achterkamers kwamen twee hergebruikte kozijnen tevoorschijn. Het ene kozijn werd door een bouwhistoricus op basis van de bewerkingswijze en houtsoort gedateerd op pre-vijftiende eeuw, het andere kozijn is wat jonger, gedateerd ca. 1700, maar was beschreven met voor ons onbeduidende getallen. Naast het tweede kozijn werd een bakstenen muur zichtbaar, in wild verband uit
Een restant van de middeleeuwse stadsmuur.
APRIL 2019
Een bijzondere gotisch nis.
De heilige Paulus.
kloostermoppen opgebouwd. De richting en ligging van deze muur wees uit dat dit een overblijfsel van de binnenste middeleeuwse stadsmuur moest zijn (Deventer kende een dubbele stadsmuur). Tijdens de verbouwing van het huis in 2015 gaf een timmerman aan dat er een diepe holte in de aarde op de begane grond was blootgelegd. Die avond gingen we direct met een schep en bouwlamp aan het werk, waarna we een volledige bakstenen beerput vonden. Om de put zichtbaar te houden hebben we er omheen een muurtje gemetseld waarop een glasplaat ligt.
een aantal onopvallende donkere lijnen op de muur. Na het verwijderen van wat stucwerk werden meer lijnen, vlakken, kleuren, en tekst zichtbaar.
Hoewel we al eindeloos veel monumentale aspecten waren tegengekomen moest de grootste verrassing nog komen. Bij de opgang van de woning op de eerste verdieping zat een holte met daarachter een kleine open ruimte in de dikke muur. Na het verwijderen van een aantal bakstenen kwam een nis tevoorschijn. Gezien de gotische vorm van de nis en de veronderstelde historische waarde, leek het ons een goed idee om de gemeentelijke archeologiedienst erbij te betrekken. De stadsarcheoloog kwam diezelfde dag om de vondst te aanschouwen en samen hebben we alle randen, vormen, structuren en lijnen van de muren nog eens goed bestudeerd met de vraag: “Wat is de betekenis van een kerkelijke, gotische nis, op de eerste verdieping van een ‘doodnormale’ stadswoning?”. Het oog van de stadsarcheoloog viel zijdelings op
Apostelen komen tevoorschijn
Al snel beseften we dat we op iets bijzonders waren gestuit, reden om specialistische hulp in te schakelen. De specialisten werden direct de volgende dag ingezet om onderzoek te doen naar de aard, datering, begrenzing en staat van de schilderingen. Tijdens dit onderzoek ontvingen wij WhatsApp berichten van de specialisten: “Er komen figuren tevoorschijn en het lijken apostelen, inclusief aureool en attributen.” en “De schilderingen lopen de hoek om naar een andere muur!” en “We hebben er nu al drie gevonden”; “En nu vijf”; “Het zijn er acht!” Over twee muren verdeeld zijn dus acht apostelen gevonden, waarvan aan vier een naam gekoppeld kon worden. Alle heiligen hebben een boek in hun handen, daarnaast hebben ze respectievelijk een sleutel (Petrus), een zwaard (Paulus), een kelk (Johannes) en een kruis (Andreas) vast. Vooral Paulus was makkelijk herkenbaar, omdat de tekst ‘St. Paulus” getekend was onder het figuur. Rondom de personen zijn bloemenranken met rode bloemen en groene blaadjes geschilderd. Sommige heiligen staan met blote voeten op gras. De relatief sobere schilderstijl met speci-
23
De apostel Andreas.
fieke kleuren en vormen wees erop dat de schilderingen kunnen worden gedateerd als 15e-eeuws of ouder. In literatuur is terug te vinden dat dit deel van het huis in 1337 is gebouwd, dat jaar kan als oudst mogelijke datering van de schilderingen aangehouden worden. De schilderingen zijn zeldzaam omdat deze vrijwel alleen in kerken of kapellen aangetroffen worden. De meest logische theorie over de oorsprong van de schilderingen is dat de rijke handelaar die het pand ooit heeft gebouwd, in een religieuze fase van de geschiedenis van Deventer (de Moderne Devotie), dusdanig belang hechte aan het uitdragen van zijn geloof, dat hij deze investering heeft willen maken. De meest geschikte term zou dan zijn een ‘huiskapel’.
Conserveren
De schilderingen hebben gezorgd voor grote wijzigingen in onze bouwplannen en zijn nu prominent aanwezig in onze woning. We gaan de schilderingen professioneel laten conserveren, maar eerst willen we ons verdiepen in subsidiemogelijkheden. Op den duur willen we de geconsolideerde en opgeknapte schilderingen zichtbaar houden en af en toe openstellen voor publiek.
1 http://www.jobbewijnen.nl/wp/?p=833
in memoriam
Jan Wigger Op 11 juli 2019 overleed in het ziekenhuis in Zwolle onze zeer gewaardeerde collega Johannes Hendrikus Wigger. Jan stierf op 62 jarige leeftijd aan de gevolgen van complicaties na een operatie. Dienstverlenende archivaris Jan begon in 1980 bij het Rijksarchief in Overijssel. Hij zag erg uit naar de viering van zijn 40 jarig ambtsjubileum in 2020. Gedurende die bijna veertig jaar heeft Jan zijn sporen in het Overijsselse archiefwezen en historische veld ruimschoots verdiend. Gevormd door twee rijksarchivarissen en gekneed door de oud-collega’s Halfman, Mensema en Gevers stond Jan pal voor de traditionele waarden van de archivaris: hulpvaardig naar collega ‘s in de leeszaal, oplossingsgericht in zoekvragen van bezoekers, corrigerend in redactiewerk van historische publicaties van derden en anderen deelgenoot maken van zijn rijke kennis in diverse tijdschriften. Van kadaster tot adel, Jan wist zijn weg in de talloze Overijsselse bronnen feilloos te vinden. Tijden veranderen, ook in het Archiefwezen. Het verdwijnen van de Rijksarchiefschool en de daaruit voortvloeiende hervorming van de opleiding tot archivaris liet ook Jan niet onberoerd. Hij vond het maar niks. Vakken, zoals vaderlandse en kerkelijke geschiedenis, middelnederlands, oorkondenleer, paleografie en chronologie, waren niet meer belangrijk voor de toekomstige archivaris. Toch is de bezoeker in de leeszaal ook nu nog het meest gebaat bij de vakinhoudelijke kennis van die ouderwetse archivaris. Niettemin, voelden we ons vaak als de laatsten der Mohikanen. Gedreven deskundige Zijn doofheid vormde geen belemmering in zijn ontwikkeling tot archivaris pur sang en inhoudelijk deskundige. Natuurlijk ben je niet meteen een expert, maar zijn handicap kan wel worden beschouwd als een drijfveer om uit te blinken en je te bewijzen. Geregeld werden er discussies
gevoerd over archivistische principes, beschrijvingen en over archiefschema’s. Zijn doel was altijd een deugdelijke inventaris te vervaardigen, een summiere plaatsingslijst was in zijn ogen onvoldoende. Zijn arbeidsethos was professioneel en loyaal, zijn werkkracht gedreven en strevend naar perfectionisme. Hij vond dat zijn inventarissen altijd tot doel hadden om de onderzoeker optimaal te informeren, zowel in het zoekpad naar als in de inhoudelijke beschrijving van de archiefstukken. Dat wilde hij het allerliefste, bezig zijn met oude documenten en steeds op zoek naar het persoonlijke verhaal van onze voorouders. Betrokken medewerker Jan maakte jarenlang deel uit van de ondernemingsraad van Historisch Centrum Overijssel en daarvoor van de onderdeelscommissie van het voormalige Rijksarchief in Overijssel. Hij liet altijd zijn eigen, soms sociaaldemocratische geluid horen. Vaak kon hij zich enorm opwinden over - in zijn ogen - onredelijke standpunten of besluiten van de directeur- bestuurder. Meermaals stond hij “ op de barricades “, want hij verfoeide een moeizaam bereikt compromis. Voor Jan waren de mensen, zijn collega’s, het belangrijkste. Hij wilde vooral hun stem zijn. Verder zonder Jan Zijn overlijden is een groot verlies, niet alleen voor zijn gezin en familie, maar ook voor ons als zijn collega’s en vrienden. Een HCO zonder een bulderende, lawaaierige, druk gebaren makende, en soms ook ondeugende Jan Wigger is bijna ondenkbaar. We zullen hem zeker missen! Namens alle collega’s, Johan Seekles