OVERIJSSEL TOEN EN NU
Historisch tijdschrift
Hanze art: oude boeken en nieuwe kunst in het
Hanzejaar 2023
•
Missietentoonstellingen in Overijssel
•
Een klok voor ‘meneer Coen’
Hanze art: oude boeken en nieuwe kunst in het
Hanzejaar 2023
•
Missietentoonstellingen in Overijssel
•
Een klok voor ‘meneer Coen’
Redactie
Dinand Webbink, Marcel Mentink, Maartje Koelma (Collectie Overijssel), Anne van Geuns (Deventer Verhaal)
Correspondenten
Jos Segbers, Rens Blijenberg en Suzan Folkerts (Athenaeumbibliotheek), Mart Heerink, Harrie Scholtmeijer (Stichting Overijsselacademie)
Redactieadres
info@mijnstadmijndorp.nl
Vormgeving
Frank de Wit
Partners
Collectie Overijssel
Overijsselacademie
Mogelijk gemaakt door
Het Hanzejaar is nog volop bezig in steden als Deventer, Zwolle en Kampen. Suzan Folkerts laat ons kennismaken met het bijzondere project Hanze art. Hedendaagse kunstenaars laten zich inspireren door middeleeuwse manuscripten, eeuwenoude prenten en bijzondere gedrukte boeken, allemaal kunstwerken op zich. Zo wordt op een aanschouwelijke manier het verleden met het heden verbonden, want uiteindelijk leidt dit tot verschillende tentoonstellingen van striptekeningen, animaties, foto’s en beeldend werk. Hanze art is een samenwerkingsverband tussen de kunstenaars, de Athenaeumbibliotheek en uitgeverij petrichor (met een kleine letter p).
Marcel Mentink neemt ons mee naar de vele levens van de 475 jaar oude Oostendorper watermolen bij Haaksbergen. Een dubbele molen met een indrukwekkende geschiedenis en hopelijk nog een mooie toekomst. Aan Marcel zal het niet liggen, want hij is een van de twintig vrijwilligers die dit fraaie levende erfgoed draaiende houdt.
Volgend jaar is het honderd jaar geleden dat er een ernstig busongeluk plaats vond tussen Heino en Raalte. Toch schrijft Jos Segbers er nu al over, want het is dit jaar dat het 900-jarig bestaan van Raalte groots wordt gevierd.
Mart Heerink vertelt over de naoorlogse missietentoonstellingen die in heel Overijssel werden gehouden en die voor een deel hebben bijgedragen aan hedendaagse stereotypen die wij hebben over andere culturen.
Dit en nog veel meer in opnieuw een gevarieerde aflevering van Overijssel Toen en Nu.
Veel leesplezier.
De busramp tussen Heino en Raalte in 1924
De busramp tussen Heino en Raalte in 1924
Hanze art - Oude boeken en nieuwe kunst in het Hanzejaar 2023
Missietentoonstellingen in Overijssel
De vele levens van de Oostendorper Watermolen
GESCHIEDENIS VAN DE TAAL IN OVERIJSSEL
18 Twee tweehonderd jaar oude woorden uit het westen van Overijssel
TOPSTUK
20 Een klok voor ‘meneer Coen’
OVERIJSSEL IN BOEKEN
20 Boekenrubriek
De Oranjefeesten eind augustus 1924 in Raalte zouden meerdere dagen duren met als hoogtepunt 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina. Op het feestterrein werden allerlei spelen georganiseerd, waaronder het ringsteken te paard, een behendigheidswedstrijd op motoren en een concours hippique.
De firma Doevelaar organiseerde plezierritjes met een autobus vanaf het feestterrein richting Heino. Daar werd een rondje om de Hervormde kerk gereden om vervolgens weer terug naar Raalte te rijden. Een autobus was in die tijd een nieuwtje en er was de hele dag dan ook al veel belangstelling om zo’n ritje mee te maken. Tijdens de laatste rit in de nacht van dinsdag 26 op woensdag 27 augustus zatten er zestien personen in de bus waaronder chauffeur
Jan Doevelaar met zijn broer Herman als bijrijder. Wanneer het gezelschap in Heino het rondje om de kerk heeft gemaakt en men op de terugreis naar Raalte is, slaat het noodlot toe. Jan Doevelaar bemerkte dat één van zijn carbidlampen aan de voorzijde niet brandde, waarop hij de autobus aan de kant van de weg zette. Direct daarna vloog de autobus in brand wat tot grote paniek leidde. Chauffeur Jan Doevelaar sloeg een ruit in en sprong met zijn brandende kleren uit de bus in een naastgelegen sloot, waarmee hij zijn leven redde. Zijn broer Herman, die naast hem zat, kwam er ook met lichte verwondingen van af. Omdat het portier aan de achterkant op slot zat en de chauffeur de sleutel
bij zich had, zat de rest van de passagiers als ratten in de val. Zeven fietsers die van het feest in Raalte kwamen en getuigen waren van het ongeval, hielpen direct met het redden van de mensen. De bus had maar één uitgang, namelijk de deur aan de achterkant die dus op slot zat. De redders konden alleen door een neergelaten raam van één van de portieren een jongen en een meisje naar buiten trekken. Een negentienjarige jongen uit Wijhe redde zijn leven door direct na het ontstaan van de brand een raam kapot te slaan en naar buiten springen. Hij liep daarbij lichte verwondingen op.
Gerrit Jan Brouwer, die zelf ook meereed en één van zijn zoons bij het ongeluk verloor, deed het volgende relaas: ‘Ik sprong uit den wagen die een portier aan de voorzijde en een aan de achterzijde had. Ik ging snel naar achter den wagen en trok er passagiers uit. Ik heb er naar ik meen zes uitgehaald. Mijn zoon was daar niet bij. Ik heb hem ook niet weergezien. Alle passagiers vlogen in den wagen naar achteren door de vlammen heen. Op het allerlaatste moment sloeg mij een vlam tegemoet, waardoor ik moest terug wijken. Er kermde nog een man die uit het portier hing en deze heb ik nog kunnen krijgen. Ik legde
hem in de sloot naast den weg waardoor zijn brandende kleeren doofden.’
Nadat de vlammen waren gedoofd werd de omvang van de ramp pas echt duidelijk. Er waren zes doden te betreuren, een zwaargewonde in kritieke toestand en diverse gewonden met lichte tot zware brandwonden. Het zwaargewonde slachtoffer overleed later alsnog in het Sophiaziekenhuis in Zwolle.
De oorzaak van de autobusramp is nooit precies achterhaald. Kortsluiting zou een mogelijkheid kunnen zijn, maar er was ook het gerucht dat de autobus zonder benzine was komen te zitten en dat er bij het bijvullen iets mis is gegaan. Ook had een meisje, die kort tevoren de autobus had verlaten, geklaagd over hitte in de autobus en zij had tot een vriendin gezegd: ‘Het is net of er iets brandt’.
Zes slachtoffers van ramp werden begraven in een gezamenlijk graf op de begraafplaats aan de Marktstraat in Raalte. Het zevende slachtoffer kwam uit Wesepe en is daar begraven. Een jaar later werd er op de begraafplaats in Raalte een
monument onthuld ter herinnering aan de slachtoffers van de ramp. Dit monument is na het ruimen van deze begraafplaats verplaatst naar de algemene begraafplaats aan de Westdorplaan, waar het nu nog steeds staat.
De impact van de busramp was enorm. De burgemeester van Raalte ontving een telegram van koningin Wilhelmina waarin zij aangaf getroffen te zijn door het droevige ongeval en vroeg haar deelneming over te willen brengen aan de nabestaanden. In Heino en Raalte heerste grote verslagenheid na het ongeluk en nog jaren daarna werd er over gesproken.
Raalte viert dit jaar haar negenhonderdjarig bestaan met diverse activiteiten vol historie en toekomstgerichte thema’s. Er worden exposities georganiseerd, er is een carillonconcert en een theaterweekend. Klik hier voor het hele programma
Kortsluiting zou een mogelijkheid kunnen zijn, maar er was ook het gerucht dat de autobus zonder benzine was komen te zitten en dat er bij het bijvullen iets mis is gegaan.Raalte 900 jaar Bron: Overijselsch Dagblad (27 aug. 1924).
De IJsselsteden vieren dit jaar het Hanzejaar 2023. Aanleiding voor de Athenaeumbibliotheek Deventer om groots uit te pakken met een samenwerkingsproject met de kunstzinnige uitgeverij petrichor. In dit project ‘Hanze art’ zijn oude boeken een inspiratie voor nieuwe kunst.
Wat gebeurt er als je kunstenaars vrij spel geeft in een eeuwenoude erfgoedbibliotheek? In het kader van het Hanzejaar 2023 in de IJsselregio hebben uitgeverij petrichor en de Athenaeumbibliotheek, beide gevestigd in Deventer, de handen ineengeslagen. De Athenaeumbibliotheek is de schatbewaarder van het boekenerfgoed van Deventer Boekenstad. Ze zorgt voor de toeganke-
lijkheid en zichtbaarheid van de beroemde collectie en stimuleert nieuwe vormen van benutting ervan. Petrichor (winnaar Deventer CultuurTalent prijs 2021) is een uitgeverij die kunstenaars en makers uit alle disciplines een podium in boekvorm biedt. Beide organisaties hebben een grote liefde voor het tastbare boek. In een project met de ondertitel ‘oude boeken nieuwe kunst’ nodigden Athenaeumbibliotheek en uitgeverij petrichor samen vier kunstenaars, een fotograaf en een vormgever uit om kunst te maken met als inspiratiebron de eeuwenoude bibliotheekcollectie. De resultaten daarvan worden tijdens verschillende exposities en
evenementen gepresenteerd en uiteindelijk in een boek vastgelegd. De kunstenaars komen uit alle hoeken van Nederland en dat weerspiegelt het internationale netwerk van de Hanze. Ver voor de Gouden eeuw was de IJsselstreek een invloedrijk cultureel gebied. In de Hanzetijd was Deventer een van de grootste boekdrukcentra in Europa. Teksten, boeken en ideeën verspreidden zich vanuit Deventer naar plekken als Bergen en Lübeck. De Athenaeumbibliotheek heeft allerlei boeken uit die tijd en is bovendien de oudste stadsbibliotheek van Nederland. Door die schatkamer tot leven te wekken met kunst willen we nieuwe mensen en
nieuwe generaties interesseren voor dat bijzondere erfgoed, over de grenzen van stad en provincie.
Kunstenaars in residentie
In de periode maart-juli 2023 hebben vier gerenommeerde kunstenaars en een fotograaf geresideerd in de Athenaeumbibliotheek. Zij hebben oude handschriften, prenten en bijzondere gedrukte boeken uit de collectie van de Athenaeumbibliotheek door hun handen laten gaan. Ook hebben zij kennisgemaakt met de bibliotheek als boekenbewaarplaats, die collecties ordent en op een eigen manier openbaar maakt. Op basis van deze ervaring maken de kunstenaars nieuw werk: striptekeningen, animaties, foto’s of beeldend werk. De deelnemende kunstenaars zijn dichter en beeldend kunstenaar Maria Barnas (Bergen), sociaal kunstenaar Domenique Himmelsbach de Vries (Amsterdam), beeldend kunstenaar Rik van Iersel (Eindhoven) en striptekenaar Marcel Ruijters (Rotterdam). Zij zijn gevraagd omdat zij belangstelling hebben voor zaken die de erfgoedbibliotheek raken: materialiteit van papier, inkt, pigmenten, bindwijzen; oude of historische beelden, onderwerpen en teksten; concepten als ordening, classificering, auteursrecht; en beeldtaal, vormgeving en technieken. Fotograaf Viorica Cernica heeft een bijzondere rol in het project. Zij volgt het hele proces van de interactie tussen kunstenaars en bibliotheek
en het maken van de kunstwerken en legt het proces en de resultaten vast. Zij maakt bovendien kunstenaarsportretten met een verwijzing naar het onderwerp van hun belangstelling en hun kunstwerken. Marcel Ruijters liet zich inspireren door de beeldtaal en motieven van middeleeuwse houtsneden in encyclopedieën en fabels. Hij maakte twaalf (strip)tekeningen waarop nonnen in hun kruidtuin elixers brouwen en allerlei fantasiedieren ontmoeten. De verwijzingen naar middeleeuwse en Bijbelse beelden zijn talrijk. Maria Barnas verdiepte zich, na een onderzoekende omweg langs handschriften van verborgen vrouwen en onbekende verhalen, in de helende werking van stenen volgens middeleeuwse artsen en de schrijver
van de Hortus Sanitatis. Zij combineert oude beelden met nieuwe tekst. Rik van Iersel is gefascineerd door de vormentaal en technieken in gedrukte werken door de eeuwen heen en verwerkte die in wervelende animaties. Hij ontleedt kopergravures en houtsneden in duidenden elementen en bouwt die weer op tot nieuwe beelden.
Domenique Himmelsbach de Vries ging, na een verkenning van onze depots, aan de slag met concepten als auteursrecht, eigendom van ideeën, ordening en classificatie. Zijn ideeënbibliotheek komt tot stand door interactie en debat met bibliotheekmedewerkers en -vrijwilligers en hij reist ermee door het land om met allerlei mensen in gesprek te gaan.
Op basis de kennismaking met de bibliotheek als boekenbewaarplaats maken de kunstenaars nieuw werk: striptekeningen, animaties, foto’s of beeldend werk.
In de tweede helft van 2023 worden de kunstwerken op diverse manieren gepresenteerd. Die presentaties variëren van een expositie van het werk van Marcel Ruijters in de Athenaeumbibliotheek en op het treinstation van Deventer (juni-augustus 2023), interactie met bibliotheekpubliek door Domenique Himmelsbach (september), de vertoning van animaties ondersteund door livemuziek door Rik van Iersel in theater Mimik Deventer (28 september 2023), optredens van Maria Barnas en Rik van Iersel tijdens festival Zondvloed in poppodium Walhalla in Deventer (7 oktober 2023) en de projectie van de animaties van Rik van Iersel op panden in de
binnenstad van Deventer tijdens Weerlicht (november 2023). De kunstenaars bestrijken een breed palet aan uitingsvormen en bereiken daarmee een breed publiek. De exposities en evenementen worden aangekondigd op de website van de Athenaeumbibliotheek, via diverse social mediakanalen en via lokale media.
Het eindresultaat van het project is een prachtige publicatie. Dit boek wordt, net als de werken van de kunstenaars, een combinatie van oud en nieuw. De vormgever Peter Bos van Houdbaar laat zich inspireren door de vormgeving van incunabelen, de vroegste gedrukte boeken. Hoe werd omgegaan met titels, koppen, tekstindeling en beeld? In de vormgeving van het boek zal de kenner van het oude boek veel herkennen en zal de liefhebber
van kunst en vormgeving worden verrast door de aspecten die die op het eerste gezicht niet meteen doorgrondt, maar die bij nader inzien alles te maken hebben met het onderwerp van het boek: oude boeken nieuwe kunst. Het boek wordt ruim voorzien van foto’s van Viorica Cernica van het werk van de kunstenaars en van de collectiestukken uit de Athenaeumbibliotheek, die door dit project met een nieuwe blik worden bekeken.
Nieuws en praktische informatie over het project en de exposities wordt aangevuld op de website van Athenaeumbibliotheek: https://www.bibliotheekdeventer.nl/ hanzeart.html
Website uitgeverij petrichor: https://uitgeverijpetrichor.nl/home/
Het eindresultaat van het project is een prachtige publicatie. Dit boek wordt, net als de werken van de kunstenaars, een combinatie van oud en nieuw.Maria Barnas in het depot van de Athenaeumbibliotheek (foto: Viorica Cernica). Rik van Iersel bekijkt de collectie (foto: Viorica Cernica). Hortus Sanitatis (foto: Viorica Cernica).
Het zal de hedendaagse inwoner van Salland bekend in de oren klinken: een optocht in Raalte van wel een kilometer lang, met praalwagens, jeugdverenigingen en muziekkorpsen uit alle dorpen in de omgeving. Waar dit tegenwoordig kenmerken zijn van de Grote Sallandse carnavalsoptocht, werd deze optocht op 14 mei 1955 gehouden ter opening van de Salmito, de Sallandse Missietentoonstelling.
Kaart van de missietentoonstellingen in Overijssel na 1945. De grote tentoonstellingen duurden acht dagen: van zondag tot zondag. De originele kaart is van 1947. (Rijksmuseum Amsterdam)
De stoet vertrok vanaf het stationsplein. Het publiek werd per microfoon op de hoogte gebracht van de verhalen die de praalwagens uitbeeldden. De connectie met het geloof en de christelijke missie is overduidelijk op de praalwagens: Raalte gaat voorop met een beeld van Willibrord; Luttenberg toont pater Damiaan, ‘de held van Molokai’; en Lemelerveld verbeeldt ‘de missie bij de Eskimo’s’. De wagen van Mariënheem zal voor een hedendaagse toeschouwer waarschijnlijk het meest in het oog springen: deze vertoont ‘Godsdienst naast afgodendienst bij de negers van de Goudkust (Afr.)’.
Een feest binnen de katholieke zuil
Zoals de Salmito kende Overijssel in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog nog veel meer missietentoonstellingen, die verschillende activiteiten van de katholieke missie uitbeeldden. Deze grootschalige evenementen, die konden rekenen op (tien) duizenden bezoekers, zijn vrijwel volledig verdwenen uit het Overijssels collectief geheugen. Door een blik te werpen in de kranten
1 30-… mei 1947 Enschede Enschedese Missie-actie tentoonstelling
2 1-9 mei 1948 Zwolle Melati
3 18 feb. 1949 Glanerbrug
4 23-1 sept./okt. 1950 Deventer Demitento
5 26-3 mei/juni 1951 Almelo Almito
6 10-11 mei 1952 Goor
7 13-21 sept. 1952 Oldenzaal Mitto
1 2-10 okt. 1954 Enschede (2e keer) Emitto
8 14-22 mei 1955 Raalte Salmito
9 18 of 19 maart 1956 Boerhaar
10 17 aug. 1958 Hengelo
11 16 jan. 1959 Delden Mika
ten tijde van de tentoonstellingen, is het toch mogelijk een beeld te krijgen van dit grotendeels vergeten fenomeen. Wie waren er betrokken bij de missietententoonstellingen, en wat hoopten zij ermee te bereiken?
De organisatie van een missietentoonstelling werd aangevoerd door een samen-
werking van de plaatselijke geestelijke en wereldlijke leiders. De Zwolse missietentoonstelling Melati van 1948 werd bijvoorbeeld geopend door deken De Wit, leider van het Zwolse decanaat. Adriaan Verbeek, raadslid namens de Katholieke Volkspartij (KVP), was de voorzitter van de Enschedese Emitto van 1954. De
aanwezigheid van missiegenootschappen werd gecoördineerd door de stichting Vereenigde Missionarissen. Om een zo groot mogelijk deel van de gemeenschap te activeren voor de tentoonstelling, werden katholieke verenigingen en scholen volop betrokken. Zo werden de praalwagens op de Salmito gebouwd door verenigingen uit de verschillende Sallandse parochies en werden tekeningen van schoolkinderen over de missie uitgestald op de tentoonstellingen. Parochies werden ook actief betrokken in het programma: missionarissen verzorgden er speciale diensten in het teken van de missie.
Bij deze missiediensten werden collectes gehouden ten bate van de missie. Fondsenwerving was namelijk een belangrijk doel van de tentoonstellingen. Volgens kardinaal De Jong had iedere katholiek de taak bij te dragen aan de uitbreiding van de Katholieke Kerk, zo zei hij bij zijn bezoek aan de Melati. (afbeelding 4) Missionarissen vervulden deze taak als afgevaardigden van hun regio. Op missietentoonstellingen werd daarom een overzicht getoond van de ‘eigen missionarissen’. Het minste wat het thuisfront kon doen, was de missie steunen met een geldelijke bijdrage. Op de tentoonstellingen was er daarom ruimte om ‘belangstelling en liefde voor de missie-arbeid ook in klinkende munt om te zetten’. Naast de entreekosten kon men bijvoorbeeld deelnemen aan de loterij of de portemonnee legen op de fancy-fair, bestaande uit kermisattracties zoals een grabbelton en ‘rad van avontuur’.
De tentoonstellingen moesten mensen ook inspireren zelf het missiewerk op te pakken. Dit werk was niet alleen voor geestelijken weggelegd volgens de Overijsselse commissaris van de Koning Johannes de van der Schueren. Hij benadrukte bij de opening van de Melati dat de leek de grote verantwoordelijkheid had ‘zorg te dragen dat naast de mogelijkheden, die er moeten zijn voor de predikers en de brengers der geestelijke goederen, er ook onmiddellijk het fundament gelegd kan worden voor de direct hierop aansluitende sociale, culturele en economische ontwikkeling der bevolkingsgroepen. Het is niet alleen zaak om te bekeren … maar eveneens om de eenmaal gewonnen oogst te consolideren.’ Volgens de commissaris konden maatschappijen zich pas ontwikkelen zodra ze bekeerd waren
tot het Christendom. Hij meende dat er juist nu haast was geboden bij de missie: ‘thans hebben wij rekening te houden met andere van buitenaf optredende georganiseerde strijdkrachten, die zuiver op ultra materialistische en communistische grondslagen met hun valse leerstellingen deze naar ontwikkeling hunkerende bevolkingsgroepen trachten te besmetten’.
Het missiewerk moest niet alleen in de missiegebieden het geloof aansterken. Kardinaal De Jong wees bijvoorbeeld op ‘de binnenlandse missie’: ‘het geestelijk wederopbouwwerk, dat door de oorlog zo gehavend is, moet ook hier in eigen land onze belangstelling en onze steun hebben. … Als katholieken moeten wij hier de leiding nemen.’ Magister Féron, president van een priesteropleiding in Roermond, belichtte op de Melati de ‘erbarmelijke toestand’ in West-Europa waar ‘een gezond geestelijk leven’ bijna niet mogelijk is. Het geloof onder de katholieken boerde achteruit als een gevolg van ‘het moderne leven met zijn ongezonde films, verkering, dansen’ en ‘strandleven’, aldus Féron. Missietentoonstellingen moesten het geloof een impuls geven om het ‘verderf’ tegen te gaan.
Achter de angst voor een spirituele crisis ging nog iets anders schuil: de top van de katholieke zuil vreesde voor zijn machtspositie. Niet voor niets besteedde Féron in 1950 bij het openen van de Demitento (Deventer missietentoonstelling) aandacht aan de ‘bonte verscheidenheid van ideologieën, welke momenteel het alleenrecht voor een nieuwe gemeenschap voor zich opeisen’. Door middel van missietentoonstellingen probeerden plaatselijke politieke en geestelijke leiders het katholieke volk binnen de eigen zuil te houden en uit de handen van seculiere ideologieën.
Om zoveel mogelijk mensen aan te trekken, speelden de organisators en missionarissen in op de nieuwsgierigheid naar het onbekende. Over de Demitento schreef het Overijsselsch dagblad bijvoorbeeld dat de missionarissen ‘geen moment rust kregen bij het geven van interessante levensgewoonten van de zeer uiteenlopende volkeren der aarde’. In de stands exposeerden zij allerlei ‘vreemde exotische voorwerpen’ die ‘getuigen
De tentoonstellingen moesten mensen ook inspireren zelf het missiewerk op te pakken.
‘Op de Salmito treft men foto’s met beschrijvingen van Sallandse priesters en religieuzen, in de Missie aan. Onder de foto van een Luttenbergse missiezuster staat te lezen: „Werkt onder de koppensnellers als leidster in de keuken.” Het is onduidelijk of de tekenaar die foto heeft nagetekend of zijn fantasie de vrije loop heeft gelaten. Een opmerkelijk detail wijst in de richting van het tweede: in de ketel lijkt een mens te worden gekookt. Hebben de missionarissen op de Salmito hem wellicht verteld over kannibalisme onder koppensnellers? (Overijsselsch dagblad, 18 mei 1955).
Het défilé, dat Zaterdagmiddag ter gelegenheid van de „Demitento’ gehouden werd. Op het bordes van het stadhuis slaan de autoriteiten het schouwspel gaande.’ (Deventer dagblad, 20 september 1950).
Het Overijsselsch dagblad beschreef de tentoonstellingen als zeer leerzaam. Het is echter belangrijk niet te vergeten dat de missionarissen vanuit hun eigen, christelijke perspectief spraken.
van het beschavingspeil der inlanders’. Het Overijsselsch dagblad beschreef de tentoonstellingen als zeer leerzaam. Het is echter belangrijk niet te vergeten dat de missionarissen vanuit hun eigen, christelijke perspectief spraken. Hoe fascinerend de verschillende volken ook zijn, op de tentoonstelling werden ze geplaatst op een schaal van primitiviteit. Wat de bezoeker moest onthouden was dat de christelijke missie beschaving bracht. Bij de opbouw van de Melati kregen verslaggevers vast een kijkje in de keuken: ‘,,Als je de kist opent, dan ruik je Afrika”, vertelde ons een bezige missionaris. „Die lucht ligt ons niet, zoals de neger van oordeel is, dat alles wat uit Europa komt stinkt.” En onder het opdiepen, rangschikken en ordenen, vergastte hij ons op gruwelverhalen
van het altijd nog levende kanibalisme.’ (Afbeelding 1) (Afbeelding 2/8/9)
De ‘ontspanningszijde’ naast de expositie moest bezoekers in de mystieke en spannende wereld van de missie brengen: de Demitento omvatte bijvoorbeeld ‘een tuin in Indische sfeer … voor rust en verfrissing’ en de Salmito een ‘theetuin’. Op de Melati ‘kan men zich van zijn verbazing en bewondering ontdoen om met frisse moed en een dosis durf onder te duiken in het schemerdonker van de mysterieuze jungle, waar de vreemde stilte slechts wordt verbroken door ondefinieerbare geluiden, af en toe verstoord door schrikachtige gilletjes van bezoekers, die tussen het ritselend blad van struikgewas de loerende blikken van dreigende wilde dieren ontdekten. De attracties zijn zeker de moeite waard en niemand verzuime de sensatie van al die geheimzinnigheid te ondergaan’, aldus het Overijsselsch dagblad
In de jaren zestig nam de populariteit van de missietentoonstellingen af door de opkomst van een nieuwe tijdsgeest. Zelfs de missietentoonstellingen konden niet voorkomen dat de katholieke kerk door de ontzuiling zijn centrale positie in de maatschappij verloor. Hoewel het fenomeen tegenwoordig in de vergetelheid is geraakt, heeft het wel zijn sporen nagelaten in de hoofden van Overijsselaars. Het was destijds een belangrijke bron van informatie
over ‘verre landen en volkeren’. Hedendaagse stereotypen over andere culturen kunnen dus deels teruggeleid worden op deze tentoonstellingen.
Even ten zuiden van Haaksbergen, in de buurtschap Langelo, staat de Oostendorper watermolen aan de Buurserbeek. Dit is de oudste nog werkende dubbele watermolen in Nederland. Dubbel wil zeggen dat er koren wordt gemalen en dat er olie wordt geslagen. Dit jaar bestaat de in 1548 gebouwde molen 475 jaar.
Dit zijn de eerste dichtregels van Herman Berghege die al rond negentienhonderd over deze Oostendorpermolen werden geschreven. Maar meer dan twee eeuwen daarvoor heeft Jacob van Ruysdael deze molen al op het canvas gezet.
De Oostendorper watermolen heeft niet altijd op de huidige plaats gestaan. Oorspronkelijk lag deze tussen de Lankheterbrug en de Veddersbrug. Deze molen moet gebouwd zijn omstreeks 1400, nadat door toedoen van Deventer de Buurserbeek en de Vedde met elkaar verbonden waren. Restanten van de oorspronkelijke molen zijn bij werkzaamheden aldaar aan de Buurserbeek in de twintiger jaren en dertiger jaren van de vorige eeuw nog aangetroffen in de vorm van zware eiken balken.
In een rapport van 17 februari 1545 van de keizerlijke commissaris Jan van Oostendorp betreffende de domeingoederen in het ambt Haaksbergen staat vermeld dat de molen in zeer vervallen staat verkeerde. Tijdens de Gelderse oorlogen (1510 - 1528) had de molen zware vernielingen opgelopen. De oliemolen was zelfs geheel verbrand: er stond alleen nog een huisje zonder dak en wat verbrande palen. Op advies van de timmerman Jan van Tinbergen werd de molen weer opgebouwd nabij het erve Oostendorp, de huidige plaats en op 18 september 1548 kon het
‘Nog heurt mien oor dat störig zoezen, Nog zut mien ooge ’t draaiend rad’.
De molen in 1946, kort voor de oliemolen (rechts nog net zichtbaar) in de kolk verdween. Vanwege de planken op de achtergrond vermoed men dat er ook een zagerij was die door de molen werd aangedreven
eerste graan weer gemalen worden. Blijkbaar is het advies van Jan van Tinbergen niet zo goed geweest, want volgens de rentmeestersrekening van 1562/1563 waren er in die jaren al problemen met de oliemolen. Hierin staat een betaling aan Albert Smit vermeld voor vier zware ankers in de oliemolen, omdat deze gevaarlijk begon over te hellen naar de molenkolk.
Daarnaast lag de molen ook nog eens aan een doorgaande weg en met de langstrekkende soldaten ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648) waren de problemen niet van de lucht. De molen was regelmatig het mikpunt van het oorlogsgeweld. Als gevolg daarvan bleven er zo weinig klanten over dat de molenaar Lucken ten Oostendorpe geen pacht meer
hoefde te betalen. En dus moest de Staatse rentmeester van Twente in 1600/1601 optekenen dat de watermolen volledig geruïneerd was en de graan- alsook de oliemolen in de kolk gevallen waren. Deze haveloze toestand bleef vele jaren voortbestaan.
Op 2 augustus 1633 kreeg ritmeester Ripperda, zoon van Unico Ripperda, van de Ridderschap en Steden toestemming de watermolen te herbouwen tegen een jaar-
lijkse vergoeding van een halve goudgulden. Op de holtink van de marke Langelo van 7 september 1634 werd genoteerd dat Willem Ripperda zeventien stammen liet houwen voor het timmeren van een watermolen.
Hij liet de molen herbouwen met drie onderslagraderen en een bovenslagrad voor het geval de Buurserbeek bijna droog zou komen te staan, dan kon hij toch nog blijven malen.
2 augustus 1633 kreeg ritmeester Ripperda, zoon van Unico Ripperda, van de Ridderschap en Steden toestemming de watermolen te herbouwen tegen een jaarlijkse vergoeding van een halve goudgulden.
In de eeuwen die volgden, was er een regelmatige wisseling van eigenaren. Tot het eind van de negentiende eeuw konden de molenaars leven van het werk op de molen. Door de industrialisatie kon men de concurrentie niet langer aan en raakte de molen in verval.
Rond 1930 was de vervallen oliemolen op aandringen van de Oudheidkamer Twente nog eens gerestaureerd door molenaar Ten Have en op 3 juli 1931 weer in bedrijf gesteld.
Tussen 1910 en 1930 was de korenmolen behoorlijk gewijzigd. In die periode werd het bovenslagrad verwijderd, het bijbehorende steenkoppel werd echter gehandhaafd. Ook werd de zuidgevel van
de korenmolen ontdaan van het verticale plankenbeschot, zo kenmerkend voor vele Twentse watermolens.
De volgende restauratie vond plaats in 1950 omdat in de nacht van 8 februari 1946 het molencomplex door de woest stromende beek zwaar werd beschadigd, waarbij de oliemolen compleet werd weggespoeld. Door architect Jan Jans werd de oliemolen herbouwd en de korenmolen afgebroken en opnieuw opgebouwd, maar aan het interieur van de molens werd niets gedaan. Na deze restauratie in Saksische stijl, waar niet iedereen enthousiast over was vanwege het Anton Pieck-achtige effect, gingen de deuren op slot en heeft de watermolen niet meer gewerkt. Andermaal trad het verval in.
Zoals het vroeger was
Eerst in 1985 werd men er zich bewust van wat er bijna verloren was. Er werd een grote investering gedaan en de molen werd weer in oude luister hersteld. In mei 1988 werd dit historische bouwwerk officieel heropend.
De oudgedienden die in de molen werken vertellen dat in vroeger jaren een zaagmolen onderdeel was van het geheel. Een aandrijfwiel in de korenmolen zou via een ondergrondse verbinding een zaagmachine in werking zetten op de plek waar nu het restaurant staat. Een foto uit het begin van de vorige eeuw zou daarop duiden. Echter, in het boekje ‘De Twentsche watermolens’ van G.J. ter Kuile uit 1922 staat dat de watermolen via die ondergrondse verbinding een dynamo liet draaien ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening in de woning van de mulder. Het feit dat in geen enkel document over deze dubbele molen melding wordt gemaakt van een zaaginstallatie, versterkt ook die laatste redenering.
Dit is het aandrijfwiel dat de zagerij zou hebben aangedreven. Anderen vermoeden dat het een dynamo aandreef.
Vandaag de dag werken er ruim twintig vrijwilligers die de molens draaiend houden, waaronder twee gediplomeerde molenaars, een in opleiding en een aantal gidsen die het verhaal van de molens vertellen.
In 1823, nu dus 200 jaar geleden, maakten de studievrienden Dirk van Hogendorp en Jacob van Lennep een reis door Nederland, een reis die ze grotendeels te voet aflegden. Beiden maakten een verslag van hun belevenis. Het meest uitgebreide verslag is dat van Van Lennep, in de vorm van brieven aan zijn zuster Antje.
Later schreef hij de belevenissen over in schriftjes, die bewaard worden in het Gemeentearchief van Amsterdam. Pas in 1942, 72 jaar na zijn dood, werd het verslag voor het eerst gepubliceerd. In 2000 vormde dit reisverslag de basis voor de televisieserie De Zomer van 1823 (terug te zien op Youtube), en naar aanleiding daarvan verscheen het reisverslag van Van Lennep in boekvorm onder de titel Lopen met Van Lennep bij Waanders in Zwolle (tweede druk in 2018).
Op donderdag 10 juli vertrokken Van Lennep en Hogendorp om vijf uur uit Joure, wandelden naar Lemmer, en namen daar vanwege het dreigende slechte weer een rijtuig dat hen via Kuinre en Blokzijl naar Vollenhove zou brengen. Over het gedeelte tussen Blokzijl en Vollenhove schrijft
Van Lennep:
– Hoe meer wij Vollenhove naderden, hoe beter het land werd, vooral het buitendijksche gor, dat bij de acht voet breedte, onaangezien de lengte, verkocht en verhuurd wordt: Acht voet breedte wordt een Giet genoemd en geldt somtijds tot honderd gulden toe. Ook behoeft het niet bemest te worden wegens de overspoeling der zee, wordt tweemalen gehooid, en daarenboven nog beweid.
Van belang zijn de gecursiveerde woorden gor en giet. In de geannoteerde versie die we op DBNL (www.dbnl.nl) vinden, staat als noot bij gor: ‘ Gors (gorzen) buitendijks aangeslibt stuk land, dat bij gewonen vloed niet meer onderloopt.’ Als gors staat het In die betekenis ook in De Van Dale, maar dan zonder de naamsvals-n in gewonen, die in 1942 wel werd geschreven.
Tussen haakjes voegt het woordenboek eraan toe: “m.n. langs de monden van de grote rivieren in Zuid-Holland; elders ‘schor’, ‘kwelder’ en ‘kardoes’ genoemd”. Dat Van Lennep gor schrijft, zonder -s, kan te verklaren zijn uit het feit dat hij gors als een meervoud heeft opgevat. Het woord is overigens een nevenvorm van gras, met een verwisseling van klinker en r die we ook tegenkomen in Christus-Kerst en ros-horse Raadselachtiger is giet. De enige keer dat we het als zelfstandig naamwoord aantreffen is op deze plaats, en Van Dale verwijst hier dan ook naar. Voor het Woordenboek der Nederlandse Taal is dat kennelijk te
weinig bewijs, want daar treffen we het niet aan. In de dialectwoordenboeken komen we Giet alleen tegen in het woordenboek van het Sittards dialect, waar het als roepnaam bij Egidius wordt genoemd (de spelling Gied was dus meer correct geweest). Met dat giet heeft het Overijsselse giet niets te maken. De databank van oude Nederlandse maten en gewichten op de website van het Meertens Instituut eindigt bij 1820, drie jaar voordat giet voor het eerste (en laatst) verscheen, en maakt er geen gewag van.
Deze fraaie klok, die in het Museum Hengelo te bewonderen is, is een gift van het voltallige personeel van Stork aan C.F. Stork (meneer Coen) ter gelegenheid van zijn veertigjarig jubileum op 1 september 1928. Meneer Coen was de jongste zoon van de oprichter C.T. Stork.
Dit geschenk werd overhandigd aan de jubilaris met de woorden: ‘En als ik U dan deze klok namens ons allen aanbied, dan mag ik daarbij immers tot U spreken dezelfde woorden, die U reeds zoo dikwijls tot een veertigjarig jubilaris hebt gesproken, en tot u zeggen: Mijnheer Coen, wij hebben het goed met elkaar gehad in deze veertig jaren! Wij hopen allen, dat dat nog héél lang zoo blijven zal!’
Het bijzondere uurwerk, een man als Stork waardig, werd door niemand minder vervaardigd dan Jan Eisenloeffel (1876 -
Coenraad Frederik Stork (), directeur van de Machinefabriek Gebr. Stork & Co. in Hengelo. Uit: Tachtig jaar Stork (1948).
1957). Jan Eisenloeffel heeft een stempel gedrukt op de toegepaste kunst als toonaangevend kunstenaar. Eisenloeffel werkte na het behalen van zijn MO-akte voor tekenen voor de zilversmeden van firma Hoeker en Zn, die hem in 1898 naar Rusland stuurden om zijn emailleertechnieken te verbeteren. Na zijn terugkeer ontwierp hij diverse objecten die een gouden medaille wonnen bij de wereldtentoonstelling in Parijs in 1900.
Zijn werk werd verkocht via ’t Binnenhuis, een firma opgericht door onder andere H.P. Berlage om jonge vooruitstrevende ontwerpers in de gelegenheid te stellen hun werk te maken en te verkopen. Daarna vertrok hij naar München vanwege het betere kunstklimaat aldaar. Daar experimenteerde hij met andere materialen, zoals mozaïek en marmer.
Zijn sociale instelling betekende dat hij vond dat goed vormgegeven voorwerpen voor een ieder beschikbaar moesten zijn. Helaas bleken de productiekosten ook in Duitsland te hoog om dit ideaal te kunnen verwezenlijken.
Na zijn terugkeer uit Duitsland begon hij met het ontwerpen van unieke siervoorwerpen die rijkelijk gedecoreerd waren en die hij in eigen beheer uitvoerde. Dit was
een opvallende ommezwaai in het oeuvre van Eisenloeffel. Hij maakte deze unica, waaronder deze klok, voor particulieren, overheden en socialistische organisaties.
Jan Eisenloeffel heeft een stempel gedrukt op de toegepaste kunst als toonaangevend kunstenaar.Portret van Jan Eisenloeffel door E.S. van Beever (1876-1912).
Harald de Haan & Ben Fulkers: Zwolle, stad van hoogtepunten
Zwolle is de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. De stad bruist en timmert landelijk aan de weg. Zowel economisch als culinair, cultureel en in de sport, in het onderwijs en in mobiliteit. De veranderingen vertalen zich naar in het oog springende architectuur. Naast de al bestaande ‘landmarks’ (zoals Peperbus en Sassenpoort) zijn er immers nieuwe, en soms imposante gebouwen bijgekomen. Doorgaans zie je die op straatniveau, maar hoe tonen zij zich vanuit de lucht? En welke details zijn te onderscheiden? In Zwolle, stad van hoogtepunten zijn de bestaande én nieuwe, letterlijke én figuurlijke hoogtepunten prachtig vastgelegd door dronefotograaf Ben Vulkers, gelardeerd met verhalen van auteur Harold de Haan.
Uitgever: Waanders, Zwolle
ISBN: 9789 4626 2395 8| 144 pag. | € 27,50
In dit boek neemt Wim Eikelboom de lezer mee op zijn reis langs de rivier. Een reis langs mensen die leven met de IJssel. Een reis door het landschap en de natuur. Een reis in de geschiedenis. Elke dag heeft de IJssel iets te bieden: schoonheid, inspiratie, ontroering, een historisch weetje, de gevaren van het water, een
kunstwerk, gedicht of een bijzonder dier. Rivieren trekken mensen. Een rivier met grote aantrekkingskracht is de IJssel. De liefelijke waterstroom doorsnijdt Gelderland en Overijssel onderweg naar het IJsselmeer. Veel mensen vinden er in alle seizoenen ontspanning, rust, plezier en troost. Van de IJssel krijg je nooit genoeg. Daarom verschijnt Geen dag zonder de IJssel
Uitgever: WBooks, Zwolle
ISBN: 9789 4625 8565 2| 376 pag. | € 29,95
Geert, Joost en Diederik van Sonsbeeck: Van Sonsbeeck – Een patriciersfamilie
Wie zichzelf wil leren kennen doet er goed aan zich in zijn geschiedenis te verdiepen. Dat is wat de Van Sonsbeecken voor ogen stond toen ze de vele vondsten in archieven over hun familieleden uitwerkten tot een serie samenhangende biografieën uit de veertiende t/m de twintigste eeuw. Zo ontstond dit boek over hun belevenissen in de context van 650 jaar vaderlandse geschiedenis, waarmee ze te maken hadden en waaraan ze mede vorm gaven. Tientallen stamvaders en -moeders vertellen hierin hun levensverhaal.
Uitgever: Waanders, Zwolle
ISBN: 9789 4626 2469 6| 352 pag. | € 35,00
Henk Koop (red): Markeboek
Tilligte Lattrop Breklenkamp
De Stichting Behoud Cultureel Erfgoed, in samenwerking met de betrokken werkgroepen uit Tilligte, Lattrop en Breklenkamp wil de oude markeboeken van Tilligte, Lattrop en Breklenkamp toegankelijk maken voor een groter publiek, om zo de kennis te kunnen delen over de leefwijze van onze vooroudersen over hun werk in en om de boerderijen. Hoe bewerkten ze hun akkers? Waar weidden ze hun vee, hoe verdeelden ze brandhout, heideplaggen en turf? Welke veldnamen en begrippen werden gebruikt?
De auteur Dr. Henk Koop voorzag als wetenschapper het manuscript met oude kaarten en zijn gewaardeerde expertise. De teksten zijn verluchtigd met foto’s en kaarten. Tekstkaders verduidelijken de onderwerpen, vatten ze samen, schematiseren ze en vergelijken ze met andere bronnen.
Het Markeboek is een transcriptie vanuit de historische markeboeken die zich in het archief van het Historisch Centrum Overijssel en in het Historisch Archief Twickel bevinden.
Met deze transcriptie is het nu mogelijk geworden om de eeuwenoude markegeschiedschrijving, met al zijn oude begrippen en beschrijvingen, in begrijpelijk hedendaags Nederlands terug te lezen. Het boek vertelt veel over het leven in de afzonderlijke marken en het gebruik van
de gemeenschappelijke gronden. Het gaat over de besluitvorming, de regelgeving in de marken, en vooral over conflicten, met mensen van buiten de marken met name uit de Neustadt en uit de omliggende marken en de Heerlijkheid Lage over de markegrenzen.
Uitgever: Stichting BECULABRE
Lattrop-Breklenkamp
ISBN: 9789 0903 7544 1| 900 pag. | € 42,50
Antoine de Saint Exupery / Herman Finkers: Et heanige preenske
Een piloot maakt een noodlanding in de woestijn en ontmoet een kleine prins. De kleine prins vertelt over de planeet waar hij woont en over andere planeten die hij bezoekt en de merkwaardige bewoners die hij daar aantreft. Dit prachtige moderne sprookje, geschreven voor jong en oud en schitterend geïllustreerd door de auteur zelf, is wereldwijd geliefd. De eerste uitgave verscheen in 1943 in de Verenigde Staten, zowel in het Engels als in het Frans. De eerste Nederlandse uitgave verscheen in 1951. Het boek is in meer dan vierhonderd talen en dialecten vertaald. Deze klassieker verschijnt nu voor het eerst in het Twents.
Uitgever: Alfabet Uitgevers
ISBN: 9789 0213 4240 5| 128 pag. | € 19,99
Frits Korver: Fotoalbum Nijverdal 1945 – 1995
Frits Korver, bij menigeen bekend als boekverkoper aan de Grotestraat in Nijverdal, heeft na zijn pensionering niet stilgezeten. In tegendeel, hij heeft zijn belangstelling voor het nabije verleden op allerlei manieren vormgegeven. Als medeoprichter van de Historische Kring Hellendoorn Nijverdal heeft Frits zich zeer verdienstelijk gemaakt om de geschiedenis in zijn gemeente alle ruimte te geven. Hoewel het eerste jaar van zijn leven zich afspeelde in Hellendoorn, mag je toch stellen dat hij een getogen Nijverdaller is. Wel, uit dit fotoalbum wordt dat zondermeer duidelijk. Het is een boek om vaak in te bladeren, de foto’s te bestuderen en de kleine stukjes tekst in je op te nemen. Voor menig plaatsgenoot komt op die manier de afgelopen ruime halve eeuw heel dichtbij. Tevens de verwondering dat het meeste daarvan letterlijk verleden tijd is. Wat mooi om weer eventjes in dat verleden te mogen vertoeven.
Uitgever: ’n Boaken, Nijverdal
ISBN 9789 0762 7247 4 | 240 pag. | € 24,50
Alfons Weierink (red): 100 jaar
Carmel – Kennis is maar de helft Alphons Weierink is één van de vele honderden leerlingen, die in de afgelopen decennia vanuit Ootmarsum en vele andere dorpen uit de omgeving het Carmel in Oldenzaal bezochten. Elke dag fietsten ze ’s morgens in grote groepen vanuit hun dorp en ’s middags weer terug; weer of geen weer. En altijd de wind tegen, zo leek het althans. Maar plichtsgetrouw als ze waren, gingen ze ‘gewoon’. Geklaagd werd er niet.
“Dit jubileumboek brengt de 100-jarige historie van deze bijzondere school tot leven”, zegt Alphons Weierink. “Het boek is een ‘uniek naslagwerk’ over een 100 jaar oude en nog altijd springlevende school en passend bij dit eeuwfeest. De redactie bestond uit allemaal oud-leerlingen, oud-leraren en zelfs een oud-rector mét het ondefinieerbare maar zo kenmerkende Carmel-gevoel. Dat ‘gevoel’ vormt ook de rode draad door het boek.”
Uitgever: Heinink Media
ISBN: 9789 4916 4035 3 | 264 pag. | € 19,95
In deze serie van twaalf unieke podcasts neemt Reinout Meijer je mee op reis door het Overijsselse landschap. Van een biodiversithee in Salland, tot werken in het groen in Twente.
https://open.spotify.com/episode/36y9fvfhqcZOcv7RwPBBlo
Zoek de zon op, door de IJsselacademie Overijsselacademie maakt podcasts! Onze eerste serie heet ‘zoek de zon op’ en gaat over de geschiedenis van toeristische trekpleisters in Overijssel. De eerste aflevering ging over strandpaviljoen Zwemlust in Vollenhove. Voor de tweede aflevering doken we in de bijzondere geschiedenis van hotel Carelshaven in Delden. De derde aflevering staat in het teken van Giethoorn. Voor de vierde gingen we naar De Lutte, naar hotel Bloemenbeek.
https://www.ijsselacademie.nl/podcast-zoek-de-zon-op-2/
Verder:
Een industriële watertoren in Nijverdal, een rijksmonument en de Textielstaking van 1932
Maria, tot slaaf gemaakte in Rijssen Kijk