3 minute read

Twee tweehonderd jaar oude woorden uit het westen van Overijssel

Door: Harrie Scholtmeijer

In 1823, nu dus 200 jaar geleden, maakten de studievrienden Dirk van Hogendorp en Jacob van Lennep een reis door Nederland, een reis die ze grotendeels te voet aflegden. Beiden maakten een verslag van hun belevenis. Het meest uitgebreide verslag is dat van Van Lennep, in de vorm van brieven aan zijn zuster Antje.

Later schreef hij de belevenissen over in schriftjes, die bewaard worden in het Gemeentearchief van Amsterdam. Pas in 1942, 72 jaar na zijn dood, werd het verslag voor het eerst gepubliceerd. In 2000 vormde dit reisverslag de basis voor de televisieserie De Zomer van 1823 (terug te zien op Youtube), en naar aanleiding daarvan verscheen het reisverslag van Van Lennep in boekvorm onder de titel Lopen met Van Lennep bij Waanders in Zwolle (tweede druk in 2018).

Op donderdag 10 juli vertrokken Van Lennep en Hogendorp om vijf uur uit Joure, wandelden naar Lemmer, en namen daar vanwege het dreigende slechte weer een rijtuig dat hen via Kuinre en Blokzijl naar Vollenhove zou brengen. Over het gedeelte tussen Blokzijl en Vollenhove schrijft Van Lennep:

– Hoe meer wij Vollenhove naderden, hoe beter het land werd, vooral het buitendijksche gor, dat bij de acht voet breedte, onaangezien de lengte, verkocht en verhuurd wordt: Acht voet breedte wordt een Giet genoemd en geldt somtijds tot honderd gulden toe. Ook behoeft het niet bemest te worden wegens de overspoeling der zee, wordt tweemalen gehooid, en daarenboven nog beweid.

Van belang zijn de gecursiveerde woorden gor en giet. In de geannoteerde versie die we op DBNL vinden, staat als noot bij gor: ‘ Gors (gorzen) buitendijks aangeslibt stuk land, dat bij gewonen vloed niet meer onderloopt.’ Als gors staat het In die betekenis ook in De Van Dale, maar dan zonder de naamsvals-n in gewonen, die in 1942 wel werd geschreven.

Tussen haakjes voegt het woordenboek eraan toe: “m.n. langs de monden van de grote rivieren in Zuid-Holland; elders ‘schor’, ‘kwelder’ en ‘kardoes’ genoemd”. Dat Van Lennep gor schrijft, zonder -s, kan te verklaren zijn uit het feit dat hij gors als een meervoud heeft opgevat. Het woord is overigens een nevenvorm van gras, met een verwisseling van klinker en r die we ook tegenkomen in Christus-Kerst en ros-horse Raadselachtiger is giet. De enige keer dat we het als zelfstandig naamwoord aantreffen is op deze plaats, en Van Dale verwijst hier dan ook naar. Voor het Woordenboek der Nederlandse Taal is dat kennelijk te weinig bewijs, want daar treffen we het niet aan. In de dialectwoordenboeken komen we Giet alleen tegen in het woordenboek van het Sittards dialect, waar het als roepnaam bij Egidius wordt genoemd (de spelling Gied was dus meer correct geweest). Met dat giet heeft het Overijsselse giet niets te maken. De databank van oude Nederlandse maten en gewichten op de website van het Meertens Instituut eindigt bij 1820, drie jaar voordat giet voor het eerste (en laatst) verscheen, en maakt er geen gewag van.

This article is from: