OVERIJSSEL TOEN EN NU JAARGANG 15 • NUMMER 1 • FEBRUARI 2024
Historisch tijdschrift Een tot slaaf gemaakte op havezate Grimberg • Naar de plek van Sander de Rouwe • ‘Schoon water is de levensader van de fabriek’ Watertoren en sproei-installatie vormen een uniek rijksmonument
Textielstakingen in Twente
COLOFON Redactie Dinand Webbink, Marcel Mentink, Maartje Koelma (Collectie Overijssel), Anne van Geuns (Deventer Verhaal)
OVERIJSSEL TOEN EN NU Historisch tijdschrift
Jaargang 15 • Nummer 1 • februari 2024
van de redactie
Correspondenten Ester Smit, Adrie Hemmink, Harrie Scholtmeijer (Stichting Overijsselacademie) Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl Vormgeving Frank de Wit Partners Collectie Overijssel Overijsselacademie
Mogelijk gemaakt door
Maria, een tot slaaf gemaakte in Rijssen
OVERIJSSEL TOEN EN NU JAARGANG 15 • NUMMER 1 • FEBRUARI 2024
Historisch tijdschrift Een tot slaaf gemaakte op havezate Grimberg • Naar de plek van Sander de Rouwe • ‘Schoon water is de levensader van de fabriek’ Watertoren en sproei-installatie vormen een uniek rijksmonument
Textielstakingen in Twente Foto cover: Staking bij Van Heek Kremersmaten 1924 Coll. Oudheidskamer Twente
Het slavernijverleden blijft ons bezig houden. In 2023 werd het boek Overijssel & slavernij gepresenteerd en verscheen er een rapport over de rol van Deventer bij de wereldwijde slavenhandel. Ester Smit reconstrueert voor dit nummer van Overijssel toen en nu het leven van de tot slaaf gemaakte Maria, die begin negentiende eeuw op havezate Grimberg bij Rijssen woonde en werkte. Enschede en omgeving kennen prachtige parken en natuurgebieden. Marcel Mentink legt uit wie daarvoor de prijs betaalden en hoe de Enschedese textielbaronnen stakingen neersloegen. Om in Twente te blijven: Adrie Hemmink weet dat daar ambassadeurs zijn aangesteld die, voorzien van een rode bakfiets, de Nedersaksische taal en cultuur uitdragen. Sander de Rouwe vertelt hoe hij zijn rol als burgemeester van Kampen ziet en ondergetekende beschrijft de bijzondere industriële watertoren, een uniek Rijksmonument in Nijverdal. De geschiedenis van de taal van Overijssel blijft Harrie Scholtmeijer intrigeren en Marcel Mentink houdt ons op de hoogte van bijzondere nieuwe boeken en podcasts. Veel leesplezier.
Veel leesplezier. Dinand Webbink, Hoofdredacteur
FEBRUARI 2024
inhoud
04 Textielstakingen in Twente
08 Een tot slaaf gemaakte op havezate Grimberg
16 ‘Schoon water is de levensader van de fabriek’ Watertoren en sproei-installatie vormen een uniek rijksmonument
20 Het versterken van Twente door Twentse taal- en cultuurambassadeurs
NAAR DE PLEK VAN 12
Sander de Rouwe
GESCHIEDENIS VAN DE TAAL IN OVERIJSSEL 15
Nogmaals gor
RUBRIEK BOEKEN IN OVERIJSSEL 22
Boekenrubriek
3
4
DOOR MARCEL MENTINK
Textielstaking
FEBRUARI 2024
5
gen in Twente
Twente kent een behoorlijk aantal grote parken, bossen en natuurgebieden die eigendom waren en soms vernoemd zijn naar de grote textielbaronnen van weleer. Prachtig natuurlijk, maar wie hebben de prijs daarvoor betaald? Dat waren de textielarbeiders die in de jaren dertig staakten, en niet voor het eerst. →
→
De staking die bij Jannink uitbrak, werd een regionale staking van zestienduizend arbeiders. Dit is de Lage Bothofstraat waar stakende mannen en vrouwen samen drommen.
6
TEXTIELSTAKINGEN IN TWENTE
per week worden stopgezet. Als dat niet hielp zouden enkele weken later alle fabrieken de gehele productie platleggen en zouden alle arbeiders collectief worden uitgesloten. De staking werd gebroken. Het heeft Van Heek veel geld gekost, maar hij wilde kostte wat kost winnen.
Na de Eerste Wereldoorlog
Een grote menigte stakers en uitgeslotenen bij de fabriek “Kremersmaten”. Zij probeerden leden van de vakbonden die akkoord waren met het werkgeversvoorstel bij de poorten tegen te houden.
Een stukje geschiedenis
T
wente was voor de industrialisatie al bekend van de thuiswevers. De producten werden verkocht door de fabrikeurs. Als gevolg van de industrialisatie gingen boerenzoons en -dochters de textielfabrieken in, want het leven op de boerderij was bepaald geen vetpot. Ze werkten voor een mager loon onder slechte omstandigheden. Kinderen van twaalf jaar stonden elf uur per dag achter de weefgetouwen. De fabrikanten daarentegen, Van Heek, Jannink, Gelderman, Ten Cate, Jordaan, Ter Kuile, Spanjaard, Blijdenstein etc., werden schatrijk en kochten grond en landerijen door heel Twente. Ze waren feodaal en almachtig. De socialist Gerrit Bennink schreef in november 1880 in een brief aan Domela Nieuwenhuis: ‘Het werkvolk hier leeft voort als stom werktuig. Het neemt genoegen met een stukjen roggenbrood.’
staken gingen de arbeiders weer aan het werk op de voorwaarden van de fabrikant. Het had niets uitgehaald. De volgende grote staking vond plaats in 1902 die begon bij Van Heek & Co. Ook deze staking leverde de arbeiders uiteindelijk niets op. Maar voor het eerst vormden de confessionele en de socialistische vakbonden één front. Samenwerking bleek noodzakelijk evenals een goed gevulde stakingskas. Maar tegenover de stakers stond de ‘Enschedese Fabrikantenvereniging’ die alles in het werk stelde om stakingen te voorkomen en zo nodig de kop in te drukken. Van Heek weigerde te onderhandelen met wie dan ook. En de fabrikanten kwamen met een boosaardig plan om de al vijf maanden durende staking te beëindigen: als na enkele weken de wevers niet aan het werk gingen zou de productie in alle fabrieken twee dagen
Kort na de oorlog ging het de textiel industrie voor de wind. Oude handels betrekkingen werden hersteld en veel nieuwe orders kwamen binnen. Zelfs de lonen werden verhoogd en de arbeidstijd werd verkort. Maar begin twintiger jaren ontstond de zogenaamde kleine crisis. Ook nu reageerden de fabrikanten weer met loonsverlagingen van tien procent en weer werd er massaal gestaakt. Dit keer van oktober 1923 tot aan juni 1924. De fabrikanten gebruikten de uitsluiting weer en daardoor kwamen 22.000 mannen en vrouwen uit 39 bedrijven op straat te staan. Andermaal delfden de arbeiders het onderspit. Ondanks deze stakingen ging het de fabrikeurs voor de wind. In 1923 verdienden elf fabrikanten samen bijna vijfeneenhalf miljoen gulden. Hoogste verdiener van Nicolaas van Heek met ƒ1.249.177,00. In een uiteenzetting uit 1925 beklaagt Ludwig van Heek zich over de zware lasten die hij als fabrikant moet dragen, de verkorte werkweek, de wettelijk vastgestelde arbeidstijd, de invaliditeitswet; teveel lasten op de schouders van de werkgever. Hij sluit zijn betoog af met de vraag of de overheid dit alles “niet beter kan overlaten aan het onderlinge overleg van de belanghebbenden, die uit de aard der zaak een juister oordeel kunnen vellen wat voor iedere industrie van noode is”. Wie die belanghebbenden zijn, laat zich raden.
Staking in 1888
Al in 1888 werd er gestaakt bij de firma Scholten in Almelo. De machines hadden vanwege reparaties drie weken stil gestaan. Toen de arbeiders weer aan het werk gingen, nadat ze al die weken geen loon hadden ontvangen, werd hun verteld dat hun loon van 4 à 5 gulden twintig procent zou worden ingehouden. Een spontane staking brak uit. Na drie maanden
De vakbond “De Eendracht” gaf bij de staking in 1931/’32 een pamflet uit waarin ze schreven hoe de gezamenlijke fabrikanten de staking wilden bedwingen. Een klein stukje uit die tekst.
FEBRUARI 2024
Na 1924 ging het de katoenfabrikanten weer voor de wind. De winsten waren enorm. Het aantal spillen in de spinnerijen ging van ruim 650.000 naar bijna 1.200.000. Het aantal getouwen nam met 17 % toe tot 55.300 en het aantal arbeiders, mannen, vrouwen en kinderen, steeg tot 42.000. Het aantal fabrikanten bleef echter stabiel en daar was de onderlinge verwantschap ook nog eens sterk aanwezig. In het topjaar 1928 had de Twentse katoenindustrie een afzetwaarde van 240 miljoen gulden. Het fabricageproces omvatte nu ook bedrukte en bontgeweven doeken, tafelkleden en servetten, corduroy etc. Nederlands-Indië was en bleef de voornaamste afzetmarkt.
De crisisjaren
De crisis op de effectenbeurs in New York luidde de depressie in van de dertiger jaren. Voor de arbeiders betekende het vrijwel direct: harder werken en minder verdienen. Regelmatig was er sprake van arbeidstijdverkorting, wat resulteerde in een lager weekloon. Steeds meer arbeiders, vooral vrouwen, werden ontslagen en diegenen die hun baan wel behielden moesten meer machines bedienen. De fabrikanten probeerden uit tot hoever ze konden gaan. De loonsverlagingen liepen op tot tien procent. De vakbonden wilden via overleg proberen de problemen op te lossen, want stakingen zouden de problemen alleen maar groter maken. Her en der waren er al kleine stakingen,
7
De crisis op de effectenbeurs in New York luidde de depressie in van de dertiger jaren. Voor de arbeiders betekende het vrijwel direct: harder werken en minder verdienen. maar op 16 november 1931 barstte de bom! Bij de firma Jannink aan de Haaksbergerstraat in Enschede eiste een aantal werknemers een loonsverhoging, omdat ze harder moesten werken en meer productie moesten draaien. De fabrikanten reageerden met een loonsverlaging van vijf procent voor de gehele textielsector en dreigden met nog eens vijf procent als strafmaatregel als er gestaakt zou worden. Het arbeidsconflict resulteerde in een staking van 16.000 arbeiders. Een kleine twee weken later begon de uittocht uit de fabrieken. Binnen enkele dagen liggen de meeste fabrieken stil.
De vakbonden
In eerste instantie steunden de vakbonden De Eendracht (soc. dem.), St. Lambertus (r.k.) en Unitas (prot. christ.) de staking niet en wilden dus ook niet uitbetalen. Toen zich dan duizenden arbeiders zich voor het gebouw ‘Ons Huis’ verzamelden en het gebouw bijna afbraken, gingen de vakbonden overstag en werd er uitbetaald.
Naast deze ‘officiële’ bonden waren ook het (radicale) Nationaal Arbeiders Secretariaat (NAS) en de communistische Roode Vakbewegings Oppositie (RVO) actief die de stakers wel al direct steunden. Begin januari 1932 werd een verbod tot samenscholing afgekondigd. Voor de handhaving van rust en orde waren in de stad op last van burgemeester Edo Bergsma ongeveer zestig marechaussees en veldwachters aanwezig. Op 26 februari 1932 stelden de fabrikanten een compromis voor ten aanzien van de algemene loonsverlaging (uitstel voor het invoeren van de tweede loonsverlaging van 5%) en arbitrage inzake het geschil bij Jannink. Na twintig weken staken accepteerden de confessionele organisaties dit voorstel en riepen hun leden op weer aan het werk te gaan. De Eendracht wilde eigenlijk niet akkoord gaan, maar kon de staking niet alleen voortzetten. Door de doorzettende economische crisis, door de reeds aanwezige grote werkloosheid kon de staking onmogelijk worden gewonnen. Op 5 april 1932 werd de staking beëindigd. Vele duizenden werden ontslagen, de overigen moesten de loonsverlaging noodgedwongen slikken. Alle arbeiders moesten zich weer melden in de fabriek. Ook na de staking hebben de arbeiders het zwaar. De verlaging van het loon en het hogere werktempo legt een zware druk op het arbeidersgezin. Vader, vaak ook moeder en de kinderen werken in verschillende ploegen. De werkloosheid is groot, ruim dertig procent. De tering naar de steeds lagere nering zetten kost veel moeite en levert vaak psychische spanningen op in het gezin. Het mislukken van de stakingen, het gebrek aan toekomstperspectief, de onderlinge solidariteit bij de textielarbeider bereikt een dieptepunt. Een grote menigte stakers en uitgeslotenen bij de fabriek “Kremersmaten”. Zij probeerden leden van de vakbonden die akkoord waren met het werkgeversvoorstel bij de poorten tegen te houden.
8
DOOR ESTER SMIT
Een tot slaaf gemaakte op havezate Grimberg
In Rijssen leefde ooit een tot slaaf gemaakte vrouw uit Suriname. Slechts twee keer wordt zij terloops genoemd. Tot slaaf gemaakten hadden een moeilijk bestaan. Vrouwen onder hen hadden het nog zwaarder, vanwege de vele aanrandingen. Een enkele keer echoot een naam uit het verleden. Maria.
W
Geboorte en jeugd
>
aar Maria werd geboren weten we niet. In Suriname of ergens in Afrika? Mocht het in Afrika zijn, dan werd ze per schip op transport gesteld. De omstandigheden op de schepen waren zo slecht, dat veel mensen stierven. Degenen die aankwamen waren ziek, uitgeput en ondervoed. Vele van de tot slaaf gemaakten waren in
Een enigszins geromantiseerde weergave van huize Grimberg.
Suriname geboren. Een meester kon vrijelijk beschikken over zijn tot slaafgemaakte vrouw. Het kwam vaak voor dat hij, hoewel hij getrouwd was, een kind verwekte bij zijn concubine. Het kind werd geboren als bezit van de vader en wanneer hij het verkocht, werden moeder en kind van elkaar gescheiden. De meester had over ‘een slavin, […] dezelfde rechten als met betrekking tot [zijn] huisdieren.’ We gaan ervan uit dat Maria een ‘huisslavin’ was. In tegenstelling tot ‘plantageslaven’ hadden zij eten, drinken en kledij. Toch was het een leven van armoede, spanning en trauma’s. Huisslavinnen sliepen in
verblijven die dit woord niet verdienden, met, omdat zij geen bezittingen mochten hebben, slechts de kale grond als vloer. Er zijn geen aanwijzingen voor, maar wellicht woonde Maria in een aan het zicht onttrokken hutje achter het huis van haar meester. Haar meester was de in 1749 geboren Duitse timmerman Ludwig Eberhard Friedrich Nehrkorn. Hij toog naar Overijssel om werk te zoeken, dat hij vond in Rijssen. Hij bleek, volgens romantische overleveringen, veel talent te hebben en werd architect in Amsterdam. Dit blijkt echter niet te kloppen. Hij was een timmerman en wilde zoals zovelen rijk worden.
FEBRUARI 2024
9
Hij reisde als vrijgezel en de wereld aan zijn voeten in 1794 af naar Suriname, dat dreef op slavernij. Hij vestigde zich in Paramaribo als ‘Moolenmaker’. Hij trouwde op 6 mei 1796 met de rijke, en net als hij Lutherse en Duitse weduwe Alida (Aaltje) Margaretha Schröeder. Hij was 36, zij 22 jaar oud. Het paar ging wonen aan de Saramaccastraat, hoek Ladesmastraat, een lommerrijke verbindingsweg tussen het oude stadscentrum waar de witte elite zetelde en de ‘frimangron’, de vrije gronden. Het echtpaar kreeg een kind. Op een gegeven moment kochten ze Maria. Werd ze onderhands van de hand gedaan? Of ging het echtpaar naar de slavenmarkt? De notariële archieven zwijgen. Net als nu, had je voor een aankoop op de markt geen notaris nodig. Hoe oud ze was weten we niet. Misschien had ze voor een keer ‘geluk’: schoonmaken, wassen, bedienen en voor het kind zorgen. We weten niet of Maria seksueel werd misbruikt door Ludwig, of mishandeld door Aaltje.
De Saramaccastraat met rechts de Lutherse kerk. De foto is vanaf de Waterkant genomen en dateert van voor 1899. Fotograaf onbekend, afkomstig uit Album Telting.(Universiteit Leiden, afdeling Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, catalogusnummer 12666).
Kaart van Paramaribo uit 1806, met het oude stadscentrum links van het midden. De Saramaccastraat schuin in het verlengde van de Waterkant richting de Frimangron, links (Nationaal Archief, Inventaris van kaarten en tekeningen behorende tot het archief van het Ministerie van Koloniën en rechtsopvolgers (1702) 1814-1863, toegang 4.MIKO, inventarisnummer 348).
→
10
EEN TOT SLAAF GEMAAKTE OP HAVEZATE GRIMBERG
Kopie van een pagina uit het trouwregister van de Lutherse kerk in Paramaribo met de vermelding van het huwelijk van de meesters van Maria (Nationaal Archief, Inventaris van het digitaal duplicaat van het microfichebestand van het archief Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB) van Suriname, 1662-1838 toegang 1.05.11.16, inventarisnummer 4, aktenummer 4)
Maria heeft bestaan! Dit spoor is het bewijs! (Nationaal Archief, Inventaris van het digitaal duplicaat van het archief van de Gouvernementssecretarie der Kolonie Suriname, (1684) 1722-1828, toegang 1.05.10.01, inventarisnummer 18).
FEBRUARI 2024
In Nederland
In 1797 keerde Nehrkorn terug naar Nederland. In de archieven van de Gouvernementssecretarie staat dat hij een zeemanspas had. Hij vertrok op donderdag 11 mei 1797 met het schip De Aurora met ‘desselfs huisvrouwe en … de negerin Maria’. Dit is het bewijs dat Maria echt heeft bestaan! Maria had niet dezelfde hut als het gezin maar sliep in het ruim. Aangezien een scheepsreis van Suriname naar Europa ongeveer twee maanden duurde, lijkt het aannemelijk dat ze in augustus Texel passeerden. In Amsterdam betrok het
11
Een tot slaaf gemaakte had geen bezit, geen geld en was onbekwaam om zich zelfstandig staande te houden. gezin een woonruimte ‘ten huyse van Theobald op ’t Rokin en hoek van de Wijde Lombardsteeg’. Er leefde een aardig grote gemeenschap van vrijen en tot slaaf gemaakten in Amsterdam. De meesten waren door hun meesters meegenomen. Een zeldzaam verschijnsel was Maria niet, maar zij
behoorde tot een opvallende minderheid. Ontsnappen was schier onmogelijk. Waar moest ze heen? Bovendien zou ze door haar huidskleur meteen in de gaten lopen. Sinds 1776 gold dat de naar Nederland getransporteerde tot slaaf gemaakten na een jaar een ‘vrije’ status kregen. Schijn, want een tot slaaf gemaakte had geen bezit, geen geld en was onbekwaam om zich zelfstandig staande te houden. Na een jaar in Nederland te hebben gewoond, was Maria formeel vrij, maar sterk afhankelijk van Nehrkorn. Ze kon geen kant op. Nehrkorn was inmiddels weduwnaar en nadat hij in 1802 havezate Grimberg kocht, werd Amsterdam verruild voor Rijssen. Hij stierf in 1812.
Haar overlijden
Maria woonde kennelijk op de Grimberg, vrij, maar door economische afhankelijkheid geketend. Er is een inboedelbeschrijving uit 1812 bewaard gebleven waarin ook een zogeheten ‘nigtjeskamer’ wordt genoemd. Dit was een klein vertrek, met twee schuiframen op het noorden, boven op zolder. Zou Maria hier hebben geslapen? De lijst laat duidelijk zien dat onze timmerman veel fortuin had vergaard in Suriname. Er staat niets vermeld over Maria. In de begraafboeken en de overlijdensregisters wordt eveneens met geen pennenstreek gerept over Maria. Zou ze getrouwd zijn en de achternaam van een echtgenoot hebben aangenomen? Verbleef ze tot haar dood op de Grimberg? Een trieste gedachte kruipt naar boven: haar meester zou haar hebben kunnen begraven in de tuin, zoals bij een huisdier. We weten het niet. Maar met deze reconstructie geven we een tot slaaf gemaakte vrouw een stem. Maria. → Foto van het Rokin, hoek Wijde Lombardsteeg. In een van deze twee gebouwen betrok Nehrkorn een paar kamers na zijn terugkomst uit Paramaribo. In 1866 zijn de voorgevels verbouwd. Heeft Maria hier ook gewoond? Fotograaf onbekend. Foto van voor 1937 (Stadsarchief Amsterdam, beeldbank, nummer 10003_22627).
12 Naar de plek van Sander de Rouwe
DOOR DINAND WEBBINK
SANDER DE ROUWE: ‘ EEN NIEUW DORP ALS G
>
‘Ik wilde al tien jaar lang burgemeester van Kampen worden. De Hanzestad lijkt heel erg op mijn geboorteplaats Bolsward, maar is wel een slag groter. Niemand wist van mijn wens, behalve mijn vrouw. Op een gegeven moment zei ze: “Hij is vrij.” Ik wist meteen wat ze bedoelde.’
Schilderij door Jacob van Ruisdael – Twee molens 1653
S
ander de Rouwe is duidelijk trots op zijn afkomst, als Fries (‘Friezen hebben een groot zelfvertrouwen, maar leggen anderen niets op’), maar ook als wasmachineverkoper. Een goede verkoper moet niet teveel praten, maar vooral luisteren. Zo doe je veel mensenkennis op. Sander heeft altijd ondernemer willen worden om zo miljonair te worden. Hij was al op zeer jeugdige leeftijd aan het handelen, aan het kopen en verkopen. Totdat hij erachter kwam dat geld hem eigenlijk niet zo interesseerde. Via vmbo, mavo en havo ging hij bestuurskunde studeren en rolde de politiek in. In
FEBRUARI 2024
13
GAST IN HET LANDSCHAP’ 2006 viel hij op als wethouder en lijsttrekker van het Bolswardse CDA door een goede verkiezingsuitslag, geheel tegen de landelijke trend in. Zo belandde hij als 26-jarige in de Tweede Kamer en werd hij na 8,5 jaar gedeputeerde in Friesland. ‘Toch ben ik altijd ondernemer gebleven. Een goede ondernemer moet twee dingen kunnen. Hij moet de dingen net iets anders zien, verbeeldingskracht hebben, door de berg kunnen zien. Bovendien moet hij dat wat hij voor zich ziet, ook uitvoeren. Doen!’
Hij was al op zeer jeugdige leeftijd aan het handelen, aan het kopen en verkopen. Totdat hij erachter kwam dat geld hem eigenlijk niet zo interesseerde.
14
SANDER DE ROUWE: EEN NIEUW DORP ALS GAST IN HET LANDSCHAP’
Het mooiste meisje van de klas
Kampen is het mooiste meisje van de klas, alleen weten de inwoners dat niet. Dat bewustzijn moeten ze nog krijgen en daar wil hij wel een handje bij helpen. Kampenaren zijn nog teveel naar binnen gekeerd. De laatste vijftien jaar hebben ook niet erg meegewerkt dat te verbeteren. Veel van de bepalende industrie is verdwenen en ook de laatste universiteit gaat binnen-
kort weg. Maar Kampen is zoveel meer. Van 1300 tot 1700 was het een bijzonder rijke Hanzestad. Daar heeft de stad al die prachtige gebouwen aan te danken. Het is garnizoensstad geweest, universiteitsstad en stad van de lakenhandel en de sigarenindustrie. De architectuur bloeide op in de tijd van de art nouveau. ‘Dit zijn’, zegt hij gekscherend, ‘de zes schoonheden van Kampen.’
Er zijn tenslotte ook zeven wereldwonderen en Rome is op zeven heuvels gebouwd. ‘Daarom heb ik er een Kamper schoonheid bij bedacht: hartelijke huisvestingsstad.
Na zijn sollicitatie bij de gemeente Kampen werd De Rouwe uitgenodigd voor een gesprek met een commissie, ergens in het midden van het land. Op de terugweg naar Bolsward besloot hij bij de nieuwe waterverbinding tussen de IJssel en het Drontermeer, het Reevediep, even op een bankje te gaan zitten om het gesprek in zijn hoofd te evalueren. Samen gaan we naar het bankje toe. Want er is heel wat gebeurd op die plek. Behalve dat er prachtige natuur ontstond, de biodiversiteit verbeterde en er ruimte voor de rivier de IJssel is gecreëerd, worden er ook woningen gebouwd, 3500 maar liefst. Het is een uniek project, want nergens in het land wordt er daadwerkelijk een dorp gebouwd. In het nieuwe dorpje Reeve, waar we doorheen rijden en waar nog druk gebouwd wordt, zullen 10.000 inwoners komen te wonen. Bijzonder is ook dat het dorp deels op een onlangs aangelegde klimaatdijk wordt gebouwd. Deze moet ervoor zorgen dat Zwollenaren en Kampenaren bij hoog water droge voeten houden. Normaal gesproken kun je in Nederland niet op een dijk bouwen, maar Kampen is ook hier uitzonderlijk, omdat de dijk 120 meter breed is. Reeve is omgeven door prachtige natuur, oude en nieuwe. ‘Het dorp is te gast in het landschap, het is geen veroveraar. Natuurorganisaties waren aanvankelijk heel kritisch op onze plannen, maar nu zijn ze enthousiast omdat ze zien dat het goed uitpakt.’ Sander de Rouwe had het eerder over de zes schoonheden van de stad. Daar hoort nog een zevende bij. Er zijn tenslotte ook zeven wereldwonderen en Rome is op zeven heuvels gebouwd. ‘Daarom heb ik er een Kamper schoonheid bij bedacht: hartelijke huisvestingsstad.
Geschiedenis van de taal in Overijssel
DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER
FEBRUARI 2024
15
Nogmaals gor In deze aflevering ga ik verder op een van de twee woorden waar ik in de vorige aflevering van Overijssel Toen & Nu al aandacht heb besteed. In de eerste plaats omdat de lezer misschien wel wil weten wie die XXXXXXXX is die in die aflevering als auteur wordt opgevoerd, in de tweede plaats omdat de ruimte die ik heb voor deze rubriek niet altijd toereikend is om een zaak uit te spitten, en ten derde omdat het naspeuren van die woorden ook weer nieuwe inzichten heeft opgeleverd.
W
aar gaat het ook alweer om? In 1823, nu dus tweehonderd jaar geleden, maakten de studievrienden van Hogendorp en Van Lennep een reis door het pre-industriële Nederland. Van Lennep schreef een verslag van die tocht. Het verslag werd voor het eerst in 1942 gepubliceerd. Een hertaling door Geert Mak en Marita Mathijsen verscheen in 2000, toen het verslag de basis vormde voor de televisieserie De zomer van 1823. Bij de beschrijving van het traject tussen Blokzijl en Vollenhove noteert Van Lennep onder andere: Hoe meer wij Vollenhove naderden, hoe beter het land werd, vooral het buitendijksche gor, dat bij de acht voet breedte, onaangezien de lengte, verkocht en verhuurd wordt. Acht voet breedte wordt een giet genoemd en geldt somtijds tot honderd gulden toe. Ook behoeft het niet bemest te worden wegens de overspoeling der zee, wordt tweemalen gehooid, en daarenboven nog beweid. In de editie van 2000 zijn de woorden gor en giet gecursiveerd. Bovendien staat er dan niet gor, maar gors, met een s dus. De toevoeging van de -s wordt niet nader toegelicht. Waarschijnlijk gaat die toevoeging terug op een noot die de editeur van 1942, M.E. Kluit, aan de tekst toevoegde. Het woord gor bestaat niet in de Nederlandse taal. Kluit heeft dat opgelost door te veronderstellen dat Van Lennep gors bedoeld heeft. De noot die zij toevoegde, luidt: Gors (gorzen) buitendijks aangeslibt stuk land, dat bij gewonen vloed niet meer onderloopt. Met min of meer die omschrijving vinden we het woord gors ook in het Woordenboek der Nederlandse Taal:
Hoe meer wij Vollenhove naderden, hoe beter het land werd, vooral het buitendijksche gor, dat bij de acht voet breedte, onaangezien de lengte, verkocht en verhuurd wordt.
Langs de monden der groote rivieren, bepaaldelijk in Zuid-Holland: buitendijks aangeslibd land dat bij gewone vloeden niet meer onderloopt. Het eerste stuk van de omschrijving, voor de dubbelepunt, heeft Kluit weggelaten, maar daar zit wel een probleem. Hoe komt een woord van de Zuid-Hollandse rivieren terecht aan de Overijsselse zeekust? In het Woordenboek van de Nederlandse Taal vinden we ook het woord goor, met als een van de betekenissen: ‘laag gelegen land, broekland, moeras’. Het is waarschijnlijk dit goor, en niet gors, dat Van Lennep bedoeld heeft. De vorm gor, die hij gebruikte, komt in verschillende Germaanse talen voor, als nevenvorm van goor. In Vollenhove is al in 1461 sprake van een Stadsgoor, dat ook Wezengoor werd genoemd – het was een geliefd speelterrein voor kinderen. Het goor heeft later zijn naam gegeven aan een straat in Vollenhove.
16
DOOR DINAND WEBBINK
‘Schoon water is de levensader van de fabriek ’
Industriële watertoren in Nijverdal. Foto: Willem Wijnen.
FEBRUARI 2024
Watertoren en sproei-installatie vormen een uniek rijksmonument Zoals zoveel riviertjes in Nederland wordt de Regge, die van Diepenheim door Twente en Salland naar de Vecht bij Ommen stroomt, in de twintigste eeuw een open riool. De textielfabrieken in Almelo, Goor, Rijssen en Nijverdal lozen sinds de dertiger jaren van de negentiende eeuw hun vervuilde water in de rivier met rampzalige gevolgen. Gelukkig is dat verleden tijd. Als er al water geloosd wordt, dan is dat gezuiverd. De Regge meandert weer schoon en vol leven door het landschap.
water (60 C°) is bestemd voor de ververij en stoom gaat naar een generator om gelijkstroom op te wekken. ‘Schoon water is de levensader van de fabriek’, stelt Frits Ligtenberg, die in 1957, in het begin van zijn imposante carrière bij de Nederlandse Stoom-Blekerij, later Nijverdal-ten Cate, tot taak had om de zuiverheid van het water te controleren. Hij moest zijn bevindingen iedere dag rapporteren aan directeur J.C. Stork. Als de baas tevreden was, kreeg Frits een paar sigaretten die hij deelde met zijn collega Jo Schiebout. Het was Schiebouts taak om de hele dag in een bootje op het waterbekken de neergeslagen roest van de bodem te schrapen.
Het ontstaan van Nijverdal
De vestiging en uiteindelijke bloei van de Nederlandsche Stoom-Bleekerij is nauw verbonden met het ontstaan van Nijverdal vanaf 1836 en vooral met de komst van de broers Hein en Godfried Salomonson in 1852. Het is een bekend en al vaak verteld
A
l in 1895 merkt P.C. Stam, de toenmalige directeur van de Nederlandsche Stoom-Bleekerij bij Nijverdal op dat ‘het Reggewater bij tijden zó vervuilt, dat het in de blekerij niet te gebruiken is’. De stoomblekerij heeft dus veel last van het vervuilde water van collegafabrikanten, maar doet zelf niet anders, al wordt in de tweede helft van de twintigste eeuw wel eerst aan zuivering gedaan, voordat het fabriekswater de rivier instroomt. Terug naar 1895. Stam stelt voor om welwater te gebruiken, waarvan hij een monster heeft meegenomen, dat ‘zeer rein van gehalte blijkt te zijn’. Het duurt dan nog een kleine twintig jaar voordat dit welwater opgepompt wordt naar een sproei-installatie met waterbekken. Het ijzerhoudende water komt in contact met zuurstof, waardoor er roest ontstaat, dat neerslaat op de bodem. Het water sijpelt door een vernuftig samengestelde bodem van rijshout (wilgentenen), grove stenen, daar bovenop fijnere stenen, vervolgens grind en metselzand. Het dan zuivere water wordt opgepompt naar de watertoren. Via nog steeds bestaande leidingen gaat het water naar de fabriek. Daar wordt het water verdeeld. Koud water gaat naar de blekerij en het mangelhuis, warm
17
De sproei-installatie in werking.
‘Schoon water is de levensader van de fabriek’
18
‘SCHOON WATER IS DE LEVENSADER VAN DE FABRIEK’
uur ’s avonds) voor een karig loon onder slechte, ongezonde omstandigheden met een schrikbarend hoge kindersterfte tot gevolg.
Moeilijke jaren voor Salomonson & Van Heel
Het ‘etablissement’ van Ainsworth. Gravure door J. Plügger (Jaarboek van de provincie Overijssel, 1837).
De Nederlansche Stoom-Bleekerij, ca. 1902. Foto: D.J. Boom.
verhaal. De Britse ingenieur Thomas Ainsworth (1795-1841), raadt de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) aan om haar magazijn te vestigen langs de boorden van de Regge waar deze de pas aangelegde weg van Almelo naar Zwolle kruist. Ainsworth is een sociaal ingesteld man. Hij zag met eigen ogen het leed van de uitgemergelde fabrieksarbeiders mannen, vrouwen en kinderen - en heeft een heel ander beeld voor ogen hoe de productie van de zo gewenste textiele producten tot stand moet komen. Hij vindt een geestverwant in Willem de Clercq, directeur van de NHM. Het eeuwenoude systeem om weefsels te kopen van de Twentse en Sallandse boeren kan gewoon in stand worden gehouden. Wel moeten de boerenwevers hun techniek verbeteren. Hier ziet Thomas een rol voor zichzelf weggelegd. Bij een beroemd geworden ontmoeting met Willem de Clercq in Hen-
Samen met Marin Gérard van Heel (18121892) richten de Salomonsons net over de gemeentegrens een stoomblekerij op. Op 17 mei 1861 legt de dan 64-jarige Hein Salomonson de eerste steen van de fabriek van de firma Salomonson & Van Heel. Niet voor niets ligt de blekerij pal aan de Regge, water is van levensbelang voor de textielindustrie en al helemaal voor blekerijen.
De watertoren met op de achtergrond de Nederlandse Stoomblekerij, ca. 1970.
gelo zou hij gezegd hebben: ‘Geef mij een snelspoel en een arme Twentse jongen en ik zal u in korte tijd katoenen stoffen leveren zoveel u wilt.’ Het loopt allemaal geheel anders. Op 13 februari 1841 overlijdt Thomas Ainsworth plotseling. In 1852 bouwen de ervaren en ondernemende textielhandelaren Hein (1796-1883) en Godfried Salomonson (1797-1867) uit Almelo volgens de nieuwste inzichten en naar Engels voorbeeld Nederlands eerste stoomweverij. Ze pakken het groots aan, zodat er in 1854 al 360 weefgetouwen in bedrijf zijn, en en passant verwerven ze het predicaat koninklijk: de Koninklijke Stoom-Weverij is een feit. Het schrikbeeld van Thomas Ainsworth wordt werkelijkheid. Mannen, vrouwen, jongens en meisjes maken extreem lange dagen (van vijf uur ’s ochtends tot negen
De eerste jaren zijn moeilijk, heel moeilijk. Door de Amerikaanse Burgeroorlog ontbreekt het de firmanten aan het noodzakelijke katoen, de cotton famine. De hele Twentse textielindustrie lijdt eronder, dus ook de jonge blekerij. De verliezen zijn dusdanig dat de Salomonsons al in 1868 besluiten zich terug te trekken.
Bloeitijd onder P.C. Stam
In 1891 komt de leiding in handen van de ‘energieke Zaanlander’ P.C. Stam (1863-1935). Het lukt Coen Stam om de bedrijfsvoering aanmerkelijk te verbeteren. Het machinepark wordt voortdurend vernieuwd en er komen steeds meer bedrijfsgebouwen bij. Het nieuwe elan komt tot uiting in het prestigieuze in 1898 in neorenaissancestijl gebouwde kantoorgebouw, onder architectuur van de Almeloër C. Eckhardt.
FEBRUARI 2024
19
Technische tekening van watertoren en sproei-installatie uit 1957 (archief HKHN).
Negentig jaar watertoren en waterzuiveringsinstallatie
Het Reggewater is er sinds 1895 niet schoner op geworden. Het is tijd voor een definitieve oplossing voor de permanente aanlevering van het noodzakelijke schone water. In 1914-1915 wordt er een waterzuiveringsinstallatie en watertoren gebouwd, die tot 2004 in gebruik zijn. Vanaf dan wordt er een waterzuiveringsinstallatie gehuurd.
Het belang van het rijksmonument
In 1999 wordt het complex van watertoren en sproei-installatie aangewezen als rijksmonument. In het monumentenregisters is te lezen dat het een ‘representatief exemplaar van een watertoren bij een fabriekscomplex’ is, de functionalistische bouwstijl is bijzonder, het bouwwerk is beeldbepalend, toren en installatie zijn gaaf bewaard gebleven, en tenslotte is dit type betonnen bedrijfswatertoren zeldzaam. Wat het Nijverdalse complex uniek maakt voor Nederland is de combinatie van de waterzuiveringsinstallatie met behulp van sproeiers, reinwaterbekken en filter, en de watertoren zelf. Bijzonder is dat de installatie met ondergrondse putten en leidin-
gen nog compleet aanwezig is. Ondanks dat het geheel buiten werking is, is het toch van belang dat het complex integraal beschermd wordt en in stand blijft. De ruim 16,5 meter hoge watertoren van 1914-1915 is gebouwd van gewapend beton, een toepassing die in die jaren nieuw is. Algemeen wordt aangenomen dat het gebouw van het voormalig zendstation Radio Kootwijk Nederlands oudste,
grote bouwwerk in gewapend beton is. De bouw ervan is begonnen in 1918. Dat betekent dat het oudste gebouw in gewapend beton niet op de Veluwe staat, maar in Nijverdal. Lit.: D. Webbink, Een industriële watertoren en waterzuiveringsinstallatie in Nijverdal. Hellendoorn, 2023.
Wat het Nijverdalse complex uniek maakt voor Nederland is de combinatie van de waterzuiveringsinstallatie met behulp van sproeiers, reinwaterbekken en filter, en de watertoren zelf. Bijzonder is dat de installatie met ondergrondse putten en leidingen nog compleet aanwezig is.
20
DOOR ADRIE HEMMINK
Het versterken van Twente d en cultuurambassadeurs
D’r is wat niejs op töw e-zet duur 1twente, ’n plaatsliken umroop van Eanske, Hengel, Almelo en Noordoost Twente. ’t Hef van doon met ’n zeel van Twente. Elke Twentse gemeente krig nen Twentsen taalambassadeur. Wiej neumt dee leu Tweta’s. Ok ’n Pruus krig d’r ene. Zee spölt nen belangrieken rol biej ’t in staand hoalden van oonze Twentse taal en cultuur. Noar anleiding van ’n oproop um ambassadeur te worden hebt d’r zik oonderwiel a vieftig leu an e-meld.
E
r is een nieuw initiatief gelanceerd door 1twente, de lokale omroep van Enschede, Hengelo, Almelo en Noordoost Twente, dat diepgeworteld is in de ziel van Twente. Elke Twentse gemeente krijgt een Twentse taalambassadeur, ook Industriële watertoren in Nijverdal. Foto: Willem Wijnen.
bekend als Tweta’s. Ook Duitsland krijgt er een. Tweta’s spelen een cruciale rol in het in stand houden, bevorderen en verrijken van de Twentse taal en cultuur in de regio. Naar aanleiding van een oproep om ambassadeurs te werven hebben zich inmiddels meer dan vijftig personen aangemeld.
FEBRUARI 2024
door Twentse taalTwents voor iedereen: het culturele erfgoed van Twente
Twente heeft een rijke culturele erfenis die verder reikt dan alleen de landschappen en architectuur. Het omvat een unieke taal, tradities, muziek, folklore en een gemeenschapsgevoel dat diepgeworteld is in de harten van de inwoners. De Twentse streektaal is meer dan alleen een vorm van communicatie; het is een middel dat generaties met elkaar verbindt. Zowel de huidige generatie als toekomstige generaties.
De invloed van taal en cultuur op identiteit
Taal en cultuur spelen een centrale rol bij het definiëren van de identiteit van een regio. Ze weerspiegelen de geschiedenis, waarden, normen en overtuigingen van de mensen die er wonen. In het geval van Twente draagt de Twentse taal en cultuur bij aan de uniciteit en eigenheid van de regio. Het behoud van de Twentse taal is van onschatbare waarde voor het behoud van deze identiteit. Twents mag d’r wean! Identiteit is niet alleen een kwestie van verleden en heden, maar ook van de toekomst. Het vergroot de lokale trots en het gevoel van verbondenheid onder de inwoners. Het stimuleert culturele uitwisseling en begrip en draagt bij aan een gevoel van saamhorigheid. ‘t Geet völ wieder dan Twente. ’t Geald vuur ’t gaanze Nedersaksische gebeed.
die geworteld zijn in de plaatselijke taal en cultuur. Het gaat niet alleen om evenementen en bijeenkomsten, maar ook om het creëren van online content om een breder publiek te bereiken.
Het Rode Stalen Ros: een mobiel cultureel instituut
sterken, gemeenschappen samenbrengen en de toekomst van Twente vormgeven. Samen staan we sterk voor Twente en de rijke erfenis die we koesteren. Wo’j geerne meer weten oaver de ambassadeurs? Of wo’j geerne zölf wat biejdreagen an ’t oaverdoon van de Twentse taal of cultuur goa dan noar 1twente.nl/ tweta’s. Iej könt ok ’n mailtje sturen noar a.hemmink@1twente.nl
Een opmerkelijk hulpmiddel dat de Tweta’s ter beschikking staat, is het Rode Stalen Ros. Dit is een elektrische bakfiets die is omgebouwd tot een mobiel taal- en cultuurinstituut. Het stelt de Tweta’s in staat om ‘de boer op te gaan’ en zo de Twentse taal en cultuur nog toegankelijker te maken. Met behulp van een bijdrage uit het Europese LEADER fonds voor leefbaar platteland staan er inmiddels vijftien bakfietsen klaar. Eentje voor elke Twentse gemeente en een voor Duitsland.
Conclusie: samen sterk voor Twente
Door de kracht van taal en cultuur te benutten, kunnen we de lokale identiteit ver-
De toekomst van Twente
Terwijl we vooruit kijken naar de toekomst van Twente, is het duidelijk dat het behoud en de bevordering van de Twentse taal en cultuur van vitaal belang zijn. In een steeds meer geglobaliseerde wereld is het behouden van lokale culturele identiteit een uitdaging. Echter, het koesteren van deze identiteit biedt een manier om een unieke positie in te nemen te midden van de mondiale diversiteit. De Tweta’s spelen een centrale rol in het bewaken van deze identiteit. Ze wekken goodwill voor de Twentse taal en cultuur en initiëren jaarlijks een reeks activiteiten
21
‘t Geet völ wieder dan Twente. ’t Geald vuur ’t gaanze Nedersaksische gebeed.
22
Overijssel in boeken
Marco Krijnsen: Het stond in de krant De fotografen van de Twentsche Courant Tubantia legden na de oorlog alle belangrijke nieuwsgebeurtenissen in Twente vast. Van de eerste Twentse zeepkistenrace tot de vuurwerkramp in Enschede. Van de langzaam oprukkende E8 tot de opening van Nederlands eerste moskee in Almelo. Van de Boerenopstand in Tubbergen tot de coronaprotesten van nu. Het boek Het stond in de krant is een kleurrijke bloemlezing uit het recent ontsloten archief met 350.000 krantenfoto’s. Belangrijke nieuwsgebeurtenissen komen voorbij. Ook is er aandacht voor maatschappelijke veranderingen, rituelen en vermaak door de jaren heen. Dit fotoboek vertelt op geheel eigen wijze het verhaal van het naoorlogse Twente. Uitgever: WBooks, Zwolle ISBN: 9789 4625 8589 8| 144 pag. | € 24,95
Yvonne Bleyerveld, Quinten Pellegrom en Nelleke de Vries: Onderweg naar Bentheim In de zeventiende en de achttiende eeuw reizen veel bekende kunstenaars naar het Nederlands-Duitse grensgebied om inspiratie op te doen voor landschapskunst. Kunstenaars schilderen en tekenen meermaals Kasteel Bentheim, net over de grens bij Oldenzaal. Maar ook de Twentse regio wordt in beeld gebracht. Zo tekenen Jacob van Ruisdael en Meindert Hobbema verschillende watermolens en vakwerkhuizen in Twente. Cornelis Pronk en Abraham de Haen nemen de vele havezaten in de regio als onderwerp. Ootmarsum, Oldenzaal en Bentheim: deze plekken waren allen voer voor inspiratie voor de Nederlandse landschapskunstenaars. In deze publicatie zal dieper worden ingegaan op de ontwikkeling van de landschapstekeningen, de veranderingen in het
landschap en de aantrekkingskracht van de zeventiende en de achttiende eeuw, met auteurs Yvonne Bleyerveld (RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis), Quinten Pellegrom (Landschap Overijssel) en Nelleke de Vries (Rijksmuseum Twenthe). Uitgever: Waanders Uitgevers, Zwolle ISBN: 9789 4626 2514 3 | 128 pag. | € 23,95
Cor Trompetter: Geschiedenis van Twente (1528-1870) Twente kent een heel eigen geschiedenis. Langer dan andere delen van ons land had het te lijden onder het geweld van de Tachtigjarige Oorlog. Protestanten en katholieken stonden tot aan het begin van de negentiende eeuw lijnrecht tegenover elkaar. Op het platteland, waar de adel lang heer en meester was, wist een in omvang groeiende bevolking te overleven door een combinatie van landbouw en textielnijverheid. In de vele stadjes was migratie vaak de enige uitweg uit de armoede. Na de scheiding van Nederland en België in 1830 werd de katoennijverheid steeds belangrijker. In 1870 was Twente uitgegroeid tot hét textielcentrum van ons land. In dit boek beschrijft de auteur hoe deze ontwikkelingen het leven van de Twentenaren hebben getekend. Uitgever: Uitgeverij Noordboek ISBN: 9789 4647 1008 3 | 608 pag. | € 39,90
Vereniging Dorp Diepenveen: 150 jaar meteoriet Diepenveen Meteoriet ‘Diepenveen’ is de bijzonderste van de zes meteorieten die in ons land zijn gevonden. De laatste tien jaren hebben tientallen wetenschappers van over de hele wereld, waaronder van NASA, de meteoriet onderzocht. Deze meteoriet blijkt uit materiaal te bestaan dat waarschijnlijk is gevormd bij het ontstaan van ons zonne-
stelsel en heeft mogelijk bijgedragen aan het ontstaan van leven op aarde. Dit boek gaat over de laatste honderdvijftig jaar van de 4.6 miljard jaar oude meteoriet. Het beschrijft niet alleen waarom deze ruimtesteen voor de wetenschap zo van belang is, maar laat ons ook kennismaken met het dorp Diepenveen rond 1873 en vertelt over de omzwervingen die de meteoriet daarna in Deventer heeft gemaakt totdat het in het museum Naturalis in Leiden belandde. Het boek is verkrijgbaar via de webshop van de Historische Vereniging Dorp Diepenveen e/o. Uitgever: Historische Vereniging Diepenveen e/o ISBN | pag. | € 12,50
Hist. Vereniging Wijhe: Wijhe verdwenen gebouwen Over dat wat was en nooit meer terugkomt, over de geschiedenis daarvan, maar ook met verhalen over de mensen die er woonden of werkten, een boek over het dorp Wijhe. Wie Wijhe enigszins kent, ziet nog genoeg historische panden. Toch is er veel verdwenen. De stenen zijn weg, de verhalen zijn gebleven. En gelukkig hebben we de haarscherpe foto’s nog. Uitgever: Hist. Vereniging Wijhe ISBN: | pag. | € 24,95
Gert H. Banis: Hengelo Velours 100 jaar ongekende kwaliteit Dit lijvige boekwerk is een eerbetoon aan de vader van de auteur die van 1946 tot 1973 bij de Hengelosche Trijpweverij heeft gewerkt als chef van de ververij. De grote man achter de fabriek was ongetwijfeld J.H. (Hein) Kremer die stad en land afreisde om zijn producten aan de man te brengen. Voeg daar de sierkunstenaars Cato Neeb en Theo Nieuwenhuis aan toe, dan krijg je de mooiste stoffen met de mooiste designs die in de duurste
FEBRUARI 2024
hotels, schepen en musea te vinden waren. De fabriek opende in 1901 haar deuren en sloot ze, na het faillissement, in 1981. Dit boek maakt deel uit van de tentoonstelling die voorjaar 2024 in Techniekmuseum Oyfo te zien zal zijn.
handeltje in textiel. Via advertenties brengt hij zijn ‘beste boksen’ aan de man. Later beginnen ze aan de overkant van de straat een japonnenfabriek die, na een dreigende mislukking, toch nog winstgevend wordt. Uitgever: ISBN: 9789 0797 4241 7 | 88 pag. | € 19,99
Uitgever: Boekengilde, Enschede ISBN: 9789 4649 1078 0 | 356 pag. | € 49,95
Mark Reysoo: Van beste boksen tot Treffer textiel Dit is het verhaal van een ondernemende familie uit de Tubantiastraat in Enschede. Het geeft inzicht in het reilen en zeilen van een middelgroot textielbedrijf. Het boek beschrijft de opkomst, groei en tegenslagen van de Gebroeders Reysoo in de twintigste eeuw. Samen met zijn broer Gerhard, begint Hendrik Reijsoo een
Paul Brood, Frank Inklaar e.a.: Atlas van negen Hanzesteden Eén van de boeiende aspecten van de geschiedenis van de Hanze is dat zij eeuwenlang functioneerde zonder een organisatie te zijn. Zij was een verbond dat de leden economisch voordeel garandeerde ten opzichte van de concurrentie. Belangrijkste product is de haring uit de Baltische Zee; andere producten zijn wijn uit het Rijngebied, zout uit Lüneburg, stokvis uit Noorwegen, wol uit Engeland, stoffen
23
uit de Nederlanden, bier uit Hamburg en Bremen en granen uit Noord-Duitsland en het Baltische gebied. Aanvankelijk was zij een verbinding tussen kooplieden, maar omstreeks 1300 werd zij omgezet in een stedenbond. Het jaar 1356 is een omslagpunt. Toen werd de zogenaamde Hanzedag ingesteld als orgaan om de gemeenschappelijke belangen van het verbond te behartigen. Ondanks successen nam slechts een beperkt aantal steden regelmatig deel. Bovendien werden de vertegenwoordigers gehinderd door een te gering mandaat om besluiten te nemen. Uitgever: W-Books, Zwolle ISBN: 9789 4625 8563 8 160 pag. | € 24,95
PODCASTS Bommen Berend in Overijssel
De schatvondst van Springendal
erend: voor de Münsterse bisschop Bernard von Galen was dat zowel zijn scheldnaam als artiestennaam. In het Rampjaar 1672 veroverde hij in een mum van tijd heel Overijssel. Zijn reputatie als krijgsheer bezorgde steden als Deventer, Zwolle en Kampen knikkende knieën. De snelle overgave werd binnen de Republiek altijd gezien als hoogverraad. Maar klopt het wel dat onze provincie zo laf was? https://www.bommenberendinoverijssel.nl/podcast Bommen B
Wat doe je als je een gouden vroegmiddeleeuwse munt vindt? Hoe gaat zo’n opgraving in zijn werk? Hoe uniek is deze vondst, en wat voor objecten worden er gevonden? In deze eerste aflevering gaan directeur Arnoud Odding en conservator Nelleke de Vries in gesprek met Jan-Willem de Kort, veldarcheoloog van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, en Suzanne Wentink, provinciaal archeoloog van het Oversticht, om een antwoord te vinden op deze vragen. https://open.spotify.com/episode/7kIIP893bJZ4oaoeU5uTd0
OVERIJSSEL TOEN EN NU In het volgende nummer Jaargang 16, nummer 2, april 2024
Hollandse meesters die Deventer schilderden
OVERIJSSEL TOEN EN NU Hollandse meesters die Deventer schilderden en topstuk Geert Groote Huis
Verder:
Topstuk Geert Groote Huis
Kijk ook op www.mijnstadmijndorp.nl