Overijssel Toen en Nu Historisch Tijdschrift, januari 2025

Page 1


OVERIJSSEL TOEN EN NU

Historisch tijdschrift

De watersnoodramp van 1825

Een ‘allerdroevigst tafereel’

Deventer dominees en de watersnood van 1825

• Crisissituaties, cacaoprijzen en concurrentie: Ankersmits wasdrukproductie tussen 1912 en 1938

COLOFON

Redactie

Dinand Webbink, Marcel Mentink, Anne van Geuns (Deventer Verhaal), Annika de Vries (Collectie Overijssel)

Daphne Markvoort (Collectie Overijssel, Kees Dinkla (Overijsselacademie)

Correspondenten

Marit Feld, Harrie Scholtmeijer (Stichting Overijsselacademie), Martin van der Linde, Jan Dirk Wassenaar

Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl

Vormgeving

Frank de Wit

Partners

Collectie Overijssel Overijsselacademie

Mogelijk gemaakt door

TOEN EN NU

Historisch tijdschrift

van de redactie OVERIJSSEL

Historisch tijdschrift

Jaargang 16 • Nummer 1 • januari 2025 Een ‘allerdroevigst tafereel’

De watersnoodramp van 1825 herdacht

Deze maand was het precies twee eeuwen geleden dat Nederland – en in het bijzonder Overijssel en Friesland – werd getroffen door een watersnoodramp van een omvang vergelijkbaar met die van 1953. Martin van der Linde schrijft er uitgebreid over. Hij wijdt er ook een podcast aan en er komt een symposium over de ingrijpende gebeurtenis. Ingrijpend was het, zo blijkt uit het artikel van Jan Dirk Wassenaar die beschrijft hoe predikanten reageren en met succes de bevolking oproepen tot steun. Wellicht is er in 1825 voor het eerst sprake van een ‘geefcultuur’. In een vervolgartikel over de Deventer textielfabriek Ankersmit vertelt Marit Feld over de productie van textiele stoffen (‘wasdruk’) voor de Afrikaanse markt, in het bijzonder de Goudkust. En natuurlijk weer de gebruikelijke en altijd interessante rubriek van Harrie Scholtmeijer over het Nedersaksisch, terwijl Marcel Mentink ons op de hoogte brengt van nieuw uitgekomen boeken.

Veel leesplezier,

Dinand Webbink

Een ‘allerdroevigst tafereel’ De watersnoodramp van 1825

Deventer dominees en de watersnood van 1825

Crisissituaties, cacaoprijzen en concurrentie: Ankersmits wasdrukproductie tussen 1912 en 1938

GESCHIEDENIS VAN DE TAAL IN OVERIJSSEL

18 De r in Vollenhove en de h in Deventer

RUBRIEK BOEKEN IN OVERIJSSEL

20 Boekenrubriek

Een ‘allerdroevigst

De watersnoodramp van 1825

Op 4 en 5 februari 1825 werden grote delen van Overijssel getroffen door een ramp van ongekende omvang. Tijdens een zware noordwesterstorm en een gelijktijdige springvloed braken de dijken langs de Zuiderzee, het Zwarte Water, de IJssel en de Vecht op meer dan 65 plaatsen door. Ruim een kwart van de provincie kwam onder water te staan.

‘allerdroevigst tafereel’

Lees verder op de volgens pagina

Kaart van de gebieden in Overijssel en Gelderland getroffen door de overstromingen in 1825, anoniem, 1825. (Rijksmuseum, Amsterdam)

De verwoestende watermassa strekte zich uit van de Zuiderzeekust tussen Kuinre en Kamperveen tot Staphorst, Dalfsen, Heino en Wijhe aan toe. Ook grote delen van Friesland, Groningen, de Veluwezoom en Noord-Holland werden overspoeld. Het kolkende water veegde mensen, vee, bomen en complete boerderijen van de kaart. Velen zagen familieleden voor hun ogen verdrinken. In totaal vielen er 380 doden, waarvan 305 in Overijssel. Ook de materiële schade was gigantisch. Complete veestapels waren verdronken, waaronder ruim 13.000 koeien en 525 paarden. 574 gebouwen waren weggespoeld; het viervoudige ernstig beschadigd. De schade was onvoorstelbaar groot.

Hartverscheurende taferelen

De kranten schreven na de ramp vrijwel dagelijks over de dramatische taferelen die zich in het rampgebied afspeelden. In het dorp Blankenham, aan de zeedijk tussen Kuinre en Blokzijl, waren 28 mensen omgekomen, oftewel tien procent van de 280 inwoners. De Kampereilanden, Kamperzeedijk en de achterliggende Mas-

tenbroekerpolder werden totaal verwoest, waarbij de op drift geraakte balken uit de paalwerken bij het eiland Schokland dood en verderf zaaiden. In de buurt van Zwartsluis werden vijf lijken van hetzelfde gezin gevonden. De moeder was tijdens de bevalling verdronken en het hoofdje van de baby was al zichtbaar.

De moeder was tijdens de bevalling verdronken en het hoofdje van de baby was al zichtbaar.
Doorbraak van de Kamperdijk, 1825, Abraham Vinkeles, 1825 – 1826. (Rijksmuseum, Amsterdam)

Wonderbaarlijke reddingen

Na de ramp verschenen er verschillende gedenkboeken, waaronder die van de Zwolse onderwijzer Jan ter Pelkwijk die minutieus beschreef hoe de ramp in de verschillende plaatsen in West-Overijssel was verlopen. Ook het nationale gedenkboek van onderwijzer Johan Coenraad Beijer stond vol met hartverscheurende taferelen uit alle uithoeken van het rampgebied. In deze overzichtswerken verschenen eveneens verhalen van wonderbaarlijke reddingen tijdens de ramp. In Kampen redde een sergeant een wieg uit het water met daarin twee nog levende baby’s van nog geen twee weken oud. In het dorpje Wetering in de Kop van Overijssel wist beurtschipper Hendrik ten Heuvel met hulp van zijn knechten bij een waterstand van 3,5 meter hoog meer dan 150 mensen te redden ‘van de zolders en daken hunner waggelende woningen’.

Hulpacties

De stormvloed van 1825 was de grootste natuurramp van de negentiende eeuw in Noordwest-Europa en ook de eerste ramp die werkelijk door alle Nederlanders gezamenlijk werd beleefd. Zo kwamen in heel

Nederland hulpacties op gang om in de eerste behoeften aan voedsel, kleding en onderdak in het rampgebied te voorzien, maar ook om geld in te zamelen voor de getroffen slachtoffers. Deze acties varieerden van collectes, fancy-fairs, muziek- en toneeluitvoeringen tot sportwedstrijden, leerredes en gelegenheidsgedichten. Ook verschenen er liederen die de taferelen van de ramp beschreven, op zowel nationaal- als regionaal niveau. Enkele maanden na de heruitgave van het gedenkboek van Ter Pelkwijk in 2002 kwam zelfs een Overijssels ramplied uit 1825 boven water dat in 21 coupletten het ‘allerdroevigst tafereel’ van de overstroming in diverse steden en dorpen beschreef.

Onder de donateurs bevonden zich diverse hooggeplaatste personen, onder wie koning Willem I en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen. Het koninklijk echtpaar schonk een bedrag van 110.000 gulden. Kroonprins Willem Frederik schonk met zijn vrouw Anna Paulowna 30.000 gulden en haar broer, de Russische tsaar Alexander 1, gaf een ton. Andere donaties kwamen van verenigingen en genootschappen uit het hele land, zoals de Maatschappij tot

het Nut van ‘t Algemeen en loges van de vrijmetselarij, kerken en leesgezelschappen. Allemaal organiseerden ze inzamelingsacties. Ook scholen kwamen in actie en lieten hun leerlingen collecteren voor het goede doel. Zo bracht hoofdonderwijzer J.J. Brunner van de Franse School in Hasselt met zijn zestien leerlingen 9,50 gulden bijeen. Daarbij dichtte hij de enigszins opmerkelijke regels: ‘Bij hem die lijden zien, en geen erbarming voedt. Daar vloeit geen Nederlandsch, maar Uitlandsch bastaard bloed’. De onderwijzer was kennelijk kort na het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden al zodanig bevangen door een ‘vaderlandsch gevoel’ dat in zijn ogen iedereen die niet geraakt werd door de gevolgen van de ramp geen echte Nederlander kon zijn. Verder waren er uitgevers, schrijvers en schilders die probeerden met boeken, gedichten en schilderijen geld op te halen voor de slachtoffers.

In Zwolle werden al heel snel na de ramp optredens door een koor en orkest en een orgelconcert georganiseerd waarvan de opbrengst voor de slachtoffers van de watersnoodramp bestemd was.

Dijkdoorbraak bij Hasselt, 1825, Willem van Senus, naar Haatje Pieters Oosterhuis, 1825 – 1826. (Rijksmuseum, Amsterdam)

De man achter deze acties was S.H Hempenius. Hij was dirigent van het koor en orkest en eveneens organist van de Grote Kerk. Al op 19 februari gaf hij een ‘groot instrumentaal en vocaal concert’ dat plaatsvond in het ‘Lokaal der Komedie’ op de plek waar nu schouwburg Odeon is. De toegang voor dit benefietconcert was 1 gulden. De totale opbrengst bedroeg 325 gulden dat aan de provinciale commissie voor de noodlijdenden in Overijssel werd overhandigd. Acht dagen later vond onder leiding van Hempenius opnieuw een concert plaats, dit keer van het zanggezelschap ‘onder de zinspreuk door Zanglust verëenigd’. De kaartjes kostten 50 cent en het concert bracht 85 gulden op. Nog weer vier dagen later, op 3 maart, kon men voor 50 cent per persoon luisteren naar het orgel in de Grote Kerk, dat werd bespeeld door Hempenius. Dit benefietconcert bracht ruim 130 gulden op.

Zondvloed

De nationale saamhorigheid die was ontstaan tijdens de diverse hulpacties, verdween als sneeuw voor de zon toen werd gediscussieerd over de oorzaken van de ramp. Binnen orthodox-gereformeerde kringen werd de schuld gelegd bij de Nederlanders zelf. Volgens sommige predikanten had het volk zich te

veel overgegeven aan werelds vermaak, dronkenschap, vloekpartijen en ander goddeloos gedrag. Als straf zou God een nieuwe zondvloed over ons land hebben uitgestort. Anderen gingen meer op zoek naar natuurlijke verklaringen en zagen een dramatische combinatie van springtij, storm en verwaarloosde dijken als oorzaak van de ramp.

Voorgoed beschermd?

Als gevolg van de watersnoodramp kreeg het dijkbeheer in Nederland eindelijk prioriteit, waardoor de waterbeheersing sterk verbeterde. In Overijssel werden per 1 maart 1836 alle vroegere polder- en dijkbesturen opgeheven en negen nieuwe dijkdistricten ingesteld. Met geld van de overheid konden zij voortaan afdoende maatregelen nemen om de dijken te beschermen. In dezelfde periode kregen de provincies zeggenschap over de waterschappen, die eeuwenlang min of meer autonoom en niet altijd deskundig waren bestuurd door particuliere belangenverenigingen. Deze nieuwe publieke functie van de waterschappen verbeterde in snel tempo de kwaliteit van het waterbeheer. Nieuwe technieken werden ontwikkeld en ingezet om het water in toom te houden. In 1916 werd het Zuiderzeegebied nog éénmaal zwaar getroffen, vooral in

De waterhoogte van 1825 aangegeven op een kozijn van een huis aan het Oude Verlaat in Blokzijl.

Noord-Holland. Deze stormvloed gaf de doorslag bij de beslissing om de Zuiderzee af te sluiten, resulterend in de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 die Overijssel sindsdien zou beschermen tegen de dreiging van het water. Of deze bescherming in tijden van klimaatverandering, zeespiegelstijging en steeds extremer weer afdoende is, zal moeten blijken.

Naar aanleiding van de tweehonderdjarige herdenking van de watersnood gaan historici Martin van der Linde (Overijsselacademie) en Marieke van Zanten (Het Oversticht) in de podcast Waterwolf. De stormvloed van 1825 op zoek naar de verhalen en plekken rondom de vergeten watersnoodramp van 1825. Hoe heeft de ramp kunnen gebeuren? Wat voor effect had de ramp op mens en landschap? En wat voor lessen kunnen we vandaag de dag leren van 1825? De podcastserie is vanaf 5 februari 2025 te luisteren via Spotify, Apple Podcast of je eigen favoriete podcast-app. Bovendien wordt er op 5 februari in Kampen een watersnoodsymposium georganiseerd. Kijk voor meer informatie op www.stormvloed1825.nl

Lied op de watersnood van 1825, Hendrik Numan, 1825 (Rijksmuseum, Amsterdam)
< Hoogwaterkanon op de dijk bij Blankenham.

Portret van P.C. Molhuysen (1993-1865) door W.C. Chimaer van Oudendorp. Lithografie uitg. te Deventer door J. de Lange (19e eeuw). Deventer, Athenaeumbibliotheek, 3006 G 2 (9).

Joost Hiddes Halbertsma (1789-1869). Portret door D.J. Sluyter.

Deventer dominees en de watersnood van 1825

Bij de watersnood van 1825 werd een niet onaanzienlijk deel van Overijssel getroffen. Vooral het noordwestelijke deel van de provincie oftewel de Kop van Overijssel moest het ontgelden. Maar ook daarbuiten heeft de ramp nog veel schade aangericht. Zo heeft het water bijvoorbeeld tot Wijhe en Dalfsen op het land gestaan. Deventer werd gespaard. Dat heeft twee predikanten uit die stad er niet van weerhouden om zich over de catastrofe uit te laten. Het gaat om de doopsgezinde Joost Halbertsma en de hervormde Philipp Christiaan Molhuysen.

Brieven aan dominee Halbertsma

Tresoar te Leeuwarden beschikt over een corpus van twaalf brieven over de watersnood. Ze zijn in februari en maart geschreven door familie en vrienden van Halbertsma. Ze zijn aan hem gericht en later in verschillende kranten gepubliceerd. Halbertsma en zijn vrouw Hanne Hoekema, die uit Workum kwam, bezaten een boerderij bezuiden Workum.

Op 11 februari schreef Janke Egberts Hoekema Brunger aan haar zuster en zwager: ‘Nu zuster ik moet u schrijven wat storm wij hier vanleden week gehad hebben en in welk een benaauwdheid wij hier geweest zijn. Verbeeld U eens terwijl ik aan tafel zat met mijn kleine dat ik de zee zo maar over den dijk zag spoelen. Niet nu en dan een golfje, maar de dijk was maar te laag voor de zee. Een weinije daarna kreeg ik berigt van Hoekema dat er al een gat in de dijk was, een weinije

daarna alweer een en vervolgens in de Hindeloper dijk in de oude dijk het welk verschrikkelijk was. Vele menschen gingen na dijk. Ik heb er toen ook geweest, maar konde niet verder koome als de brug voorbij ons baan. Daar kwam ons de barre zee tegemoet. Wat ijsselijk gezicht was dit. Het was net als Workum zo maar in eens zoude overstroomd worde. Vele inwoners hadden haar boeltje gepakt. Ik konde er niet toe koomen, Mevrou Beijma thoe Kingma heeft met haar kinders de vlugt

Kaart van het gebied in het noorden van Nederland getroffen door de overstromingen in 1825, anonieme gravure, 1825. Rijkmuseum Amsterdam.

genomen. De boeren konden zo spoedig de vlugt haast niet neme. De menschen van de dijk moesten de vlugt neme in Workum. Den eene zag men met een bed, een ander met dekens. Het water is bijna aan ons agterdeur toe geweest. Ons bakken zijn bedurven. (…) De stad is hier bijna vol koeijen; als er nu meer koeijen koomen zullen zij misschien ook in ons baan moeten.’

Uit de brieven kon het echtpaar Halbertsma-Hoekema gelukkig opmaken dat er onder hun familie en vrienden geen slachtoffers te betreuren waren. De boerderij van de Halbertsma’s, die vrij hoog lag, had geen schade opgelopen. De boer had vee van een buurman opgevangen en hij was als eerste begonnen met malen om het land weer droog te krijgen. Halbertsma en zijn vrouw konden dus gerust zijn. Halbertsma hield het nieuws rond de watersnood in een aantekeningenboekje bij, en wel in twee boekhoudingen. In de ene noteerde hij feitelijke gegevens, namelijk weersomstandigheden en waterstanden per regio, gelden die collecten en donaties hadden opgebracht, uitkeringen daarvan aan verschillende steden en aantallen

slachtoffers aan mensen en vee en schade. In de andere boekhouding tekende hij verhalen op – hij memoreerde verschillende ‘wonderdadige reddingen’. In mei ging hij persoonlijk poolshoogte nemen in het getroffen gebied. Hij zag de verwoesting die het water had aangericht en de nood die daarvan het gevolg was geweest.

Halbertsma lijkt zich niet in preken over de watersnood uitgelaten te hebben. Zijn biograaf Alpita de Jong acht het waarschijnlijk dat Halbertsma in zijn preken niet aan de ramp voorbijgegaan is, maar het is volgens haar de vraag of hij er binnen een christelijk-godsdienstige context

betekenis aan heeft kunnen verlenen. Als predikant lijkt hij ook op andere rampen geen antwoord te hebben gehad. Wel acht De Jong de kans groot dat Halbertsma na de watersnood hulp in praktische zin heeft geboden. Hij heeft dat in ieder geval bij andere rampen gedaan.

Dominee Molhuysen

Anders dan Halbertsma heeft zijn hervormde collega P.C. Molhuysen wel een preek naar aanleiding van de watersnood gepubliceerd. Die werd zelfs tweemaal herdrukt. In het ‘Voorberigt’ bij de tweede druk laat de auteur weten dat van de eerste reeds in twee dagen honderden exemplaren verkocht waren en dat er toen onvoldoende over waren om naar elders te versturen, wat zijn hoogste verwachtingen ver overtroffen had. Hij voegt er aan toe dat door de goede verkoop veel noodlijdende mensen geholpen waren. Molhuysen besluit het ‘Voorberigt’ met: ‘God verootmoedige ons onder zijne slaande hand; Hij doe allen naar de stem van den Godsdienst hooren; Hij make de roede der tucht dienstbaar aan waarachtige volksverbeetering; Hij zij met het Evangelie der vertroosting bij hen, wier ongelukken wij beweenen en naar vermogen zoeken te leenigen!’ Men zou op basis hiervan kunnen denken dat Molhuysen tot de ‘zware’ dominees behoorde. Dat was toch niet het geval. Veeleer was hij verdraagzaam in zijn opvattingen. Wel toonde hij zich een tegenstander van de moderne theologie. Over de gelegenheidspreek schreef een recensent: ‘Geen brommende (…) woorden (…)’. De toon is inderdaad gematigd. Wat was de boodschap van Molhuysen? Welnu, de ramp moest tot wijsheid brengen, en wel: ‘Zij leere ons de wisselvalligheid van allen aardschen voorspoed; zij leide ons tot eerbiedige onderwerping aan het Godsbestuur; zij make ons dankbaar voor onze genadige verschooning; zij

‘Zij leere ons de wisselvalligheid van allen aardschen voorspoed; zij leide ons tot eerbiedige onderwerping aan het Godsbestuur; zij make ons dankbaar voor onze genadige verschooning’
Johanna Iskje Hoekema. Schilderij van Willem Bartel van der Kooi. Fries Museum, Leeuwarden.

Het erf van de boerderij Westerein van het echtpaar Halbertsma. Tekening van Ids Wiersma. Fries Museum, Leeuwarden.

bewege ons tot werkzame deelneming in het lot der ongelukkigen.’

Wat de ‘werkzame deelneming’ betreft, steekt Molhuysen de loftrompet op wat andere plaatsen gedaan hebben, die hij ten voorbeeld stelt: ‘Amsterdam, waar het op weldoen aankomt, altijd het eerst

en onuitputtelijk, heeft zich zijne naburen met onbekrompene edelmoedigheid aangetrokken; het herbergzame Zwolle en Kampen heeft desgelijks in den dringenden nood voorzien: het heeft van u niet afgehangen, uwe zustersteden in deze soort van weldadigheid op zijde te streven,

‘Gedenk stukje wegens de noodlottige stormvloed te Workum en elders op vrijdag den vierentwintigsten february achttienhonderd vijfentwintig.’ Aquarel van H.J. de Harder. Warkums Erfskip, Workum.

en gaarne gelooven wij, dat gij, zoo nabij de plaatsen der ellende, hetzelfde zoudt hebben gedaan. Maar nu is aan ons de beurt gekomen, om werkzaam te zijn, om milde handen te openen en gemeenschappelijk bij te dragen tot ondersteuning der lijdenden: deze treurige gelegenheid is eene roeping van God.’

De eerder genoemde recensent meldt inzake de preek van Molhuysen dat die niet als zaad in een onvruchtbare akker is gevallen, ‘daar de nieuwspapieren ons hebben doen zien, hoe ’s mans woonstad met de edelste harer zusteren gewedijverd heeft in het rijkelijk geven.’

‘Rampennationalisme’

De preek van Molhuysen staat niet op zichzelf. In de negentiende eeuw leidden rampen zoals de watersnood van 1825 tot wat Fons Meijer ‘rampennationalisme’ genoemd heeft. De publicaties en de activiteiten naar aanleiding van de dramatische gebeurtenissen propageerden al dan niet expliciet de idee van Nederland, dat toen nog een jong koninkrijk was, als een solidariteitsgemeenschap van betrokken burgers, die zich met elkaars leed identificeerden en elkaar bijstonden in de nood. Daarbij was veelal sprake van een verlicht-christelijke oriëntatie. Overigens was dat verschijnsel niet geheel nieuw, ook in de achttiende eeuw had zich dat al gemanifesteerd. Frits David Zeiler trekt zelfs een parallel met de oorsprong van de natie in de strijd tegen de Spaanse heerschappij. Het toentertijd al ontstane nationale saamhorigheidsgevoel kreeg zijns inziens in 1825 een nieuwe duiding. Ten slotte: het verschijnsel ‘geefcultuur’ had ook internationale dimensies.

Literatuur

• Joost Halbertsma, in: Deventer Almanak 1825, Tresoar, Hs 322.

• Alpita de Jong, Joost Halbertsma, 1789-1869. Een biografie. Triomfen en tragedies van een uitmiddelpuntig man (Grou 2018). (p. 113-117).

• P.C. Molhuysen, De wijze behartiging van de lessen der overstrooming voorgesteld in eene leerrede over Hoséa 14vs. 10a, uitgesproken op den 13den Februarij 1825 (Deventer 1825).

• J.D.Th. Wassenaar, Dit waren ook ‘brijbekken’. Markante Workumers door de eeuwen heen (Workum 2002). (p. 24 en 25).

• ‘Watersnood, 1825: twaalf brieven aan J.H. Halbertsma van vrienden en familie, geschreven in Febr. en Maart’, Tresoar, Hs 451.

• [F.D. Zeiler], Overijssels Watersnood. J. ter Pelkwijk. Een heruitgave van het verslag van de ramp van 1825 (Kampen 2002). (p. XX).

• Frits David Zeiler, ‘1825: de ‘vergeten’ watersnood’, in: Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis, 16 (2007) nr. 1, 19-26. (p. 21).

Crisissituaties, cacaoprijzen en concurrentie: Ankersmits wasdrukproductie tussen

Foto gemaakt tijdens een oriëntatiereis van directeur Hendrik Jan Ankersmit IV (1866-1923) naar de Goudkust in 1912. De vierde jongen van links draagt een wasdruk die waarschijnlijk werd vervaardigd door de Haarlemsche Katoen Maatschappij. (NL-DvCO, ID 0895, inv. nr. 201)

1912 en 1938

Geïnspireerd door de Haarlemsche Katoen Maatschappij besloot de Ankersmit textielfabriek uit Deventer in 1910 over te gaan tot de productie van wasdruk. Deze kleurrijke stoffen waren voortgekomen uit imitaties van Indonesische batik en werden speciaal vervaardigd voor de WestAfrikaanse markt. Nadat de textielfabriek was uitgebreid, nieuwe machines waren aangekocht, het benodigde personeel was aangetrokken en succesvolle drukproeven waren uitgevoerd, bracht Ankersmit in 1912 haar eerste dessins op de markt.

D1912-1914: Start van Ankersmits wasdrukproductie e afzet van de stoffen liep echter niet direct over rozen. De wasdrukmarkt werd op dat moment beheerst door de populaire collectie van de Schotse handelaar Brown Fleming, die voor een belangrijk deel uit Haarlemse ontwerpen bestond. Het bleek moeilijk om te concurreren met de Haarlemsche Katoen Maatschappij, die al twee decennia wasdruk voor West-Afrika vervaardigde, waardoor zowel handelaren als kopers vertrouwd waren geraakt met haar stoffen. De afzet van het Deventer product werd ook beperkt door het geringe aantal dessins waarover Ankersmit in de beginjaren van haar wasdrukproductie beschikte. Om te voorkomen dat de verkoop stagneerde, kon ieder dessin namelijk maar in beperkte mate op de markt worden gebracht. Bovendien schommelde de kwaliteit van Ankersmits doeken nogal vanwege een gebrek aan ervaring in de vervaardiging van dit nieuwe product.

De Missions-Handlungs-Gesellschaft, die het alleenverkooprecht van de Deventer wasdruk op de Goudkust had verworven, bleek een grote steun in het verbeteren van Ankersmits wasdrukproduct. De Zwitserse handelsonderneming adviseerde Ankersmit met betrekking tot de ontwikkeling van de dessins en verstrekte

voldoende orders om de productie op gang te houden, waardoor de medewerkers van de textielfabriek de kans kregen om vertrouwd te raken met het productieproces.

Veruit het grootste deel van Ankersmits wasdruk werd voor de Eerste Wereldoorlog via de Missions-Handlungs-Gesellschaft naar de Goudkust verscheept. Daarnaast bediende de textielfabriek door samenwerking met enkele andere handelsondernemingen op kleinere schaal markten in Ivoorkust, Nigeria, Togoland, Dahomey en Kameroen.

1914-1918:

Eerste Wereldoorlog

De Deventer wasdrukproductie was net op gang gekomen, toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Eind juli 1914 verzocht de Missions-Handlungs-Gesellschaft Ankersmit – met het oog op de onzekere

politieke situatie – de verschepingen van gereedgekomen goederen tijdelijk te pauzeren. Hoewel de export enkele maanden later kon worden hervat, bleek deze positieve ontwikkeling maar van korte duur. Het Engelse Foreign Trade Department beschouwde de Missions-Handlungs-Gesellschaft namelijk als Duitsgezind en plaatste haar begin 1916 op een ‘zwarte lijst’. Als gevolg hiervan had de Zwitserse handelsonderneming geen toegang meer tot de Goudkust (destijds een Britse kolonie), waardoor de verschepingen van Ankersmits wasdruk naar dit gebied stil kwamen te liggen. Desondanks bleef de Missions-Handlungs-Gesellschaft bestellingen plaatsen, zodat de Deventer textielfabriek haar drukkerij op beperkte schaal in bedrijf kon houden.

Via andere handelspartners kwamen er tussen maart 1915 en januari 1917 nog enkele aanvullende orders binnen. Niet veel

Veruit het grootste deel van Ankersmits wasdruk werd voor de Eerste Wereldoorlog via de MissionsHandlungs-Gesellschaft naar de Goudkust verscheept.
Ankersmits textielfabriek in 1915 (NL-DvCO, ID 0895, aanvulling 2016)

Twee vrouwen gehuld in wasdruk. De foto werd zeer waarschijnlijk gemaakt tijdens een reis van directeur Hendrik Jan Ankersmit V (1895-1982) naar West-Afrika in 1926. Een van zijn conclusies naar aanleiding van deze reis luidde dat Van Vlissingen Ankersmits grootste concurrent was. (NL-DvCO, ID 0895, aanvulling 2022)

later viel de wasdrukproductie echter stil, vanwege een gebrek aan verf- en hulpstoffen. Zelfs als de productie had kunnen worden voortgezet, was het nog maar de vraag of men de Deventer stoffen aan de man had kunnen brengen. Het internationale scheepvaartverkeer was namelijk ontwricht geraakt als gevolg van een duikbootoorlog. Hierdoor werden zowel de export van wasdruk naar West-Afrika als de afzet van West-Afrikaanse cacao in overzeese gebieden bemoeilijkt. Vanwege de verminderde afzet liepen de cacao-opbrengsten terug en daalde de West-Afrikaanse vraag naar wasdruk. Omdat de Britten de Missions-Handlungs-Gesellschaft na afloop van de oorlog niet toestonden haar handel op de Goudkust te hervatten, ging Ankersmit op zoek naar een nieuwe handelspartner. Deze werd gevonden in het Engelse F. & A. Swanzy, dat de aanwezige voorraad opkocht en het alleenverkooprecht voor het Deventer wasdrukproduct in WestAfrika – met uitzondering van Ivoorkust en Portugees-Guinea – verwierf.

1919-1938: Interbellum

De Haarlemsche Katoen Maatschappij had de Eerste Wereldoorlog niet overleefd, waardoor er een belangrijke concurrent

Een verminderde vraag naar wasdruk kwam onder andere tot stand in tijden waarin de cacaoprijzen daalden, als gevolg van een veranderende verhouding tussen vraag en aanbod op de wereldmarkt.

was weggevallen. Hoewel er meer Nederlandse en buitenlandse wasdrukproducenten waren, ontwikkelden Ankersmit en het Helmondse Van Vlissingen (tegenwoordig bekend als Vlisco) zich tot nieuwe marktleiders.

In het interbellum vormden de Goudkust en Nigeria de belangrijkste afzetmarkten voor Ankersmits wasdruk. Daarnaast werden de Deventer stoffen ook in Ivoorkust, Togoland en Belgisch Congo verkocht. De kleurrijke doeken werden voornamelijk via Swanzy op de West-Afrikaanse markt gebracht. Toen Swanzy onderdeel ging uitmaken van grotere handelsondernemingen – eerst de African and Eastern Trade Corporation en later de United Africa Company – werden dit Ankersmits belangrijkste handelspartners. Daarnaast werkte Ankersmit samen met enkele andere – voornamelijk Franse – relaties, die de Ivoorkust van Deventer wasdruk voorzagen.

De afzet van Ankersmits wasdrukartikel kende in deze periode de nodige ups en downs. Wegens het bestaan van hoog- en laagseizoenen in de verkoop van wasdruk, schommelden de weekproductie en het aantal verschepingen gedurende een jaar. Daarnaast leidden veranderende omstandigheden op de wereldmarkt tot fluctuaties in de afzet en omzet door de jaren heen.

Een verminderde vraag naar wasdruk kwam onder andere tot stand in tijden waarin de cacaoprijzen daalden, als gevolg van een veranderende verhouding tussen vraag en aanbod op de wereldmarkt. Dit was bijvoorbeeld het geval gedurende de wereldwijde economische crisis in de jaren 1930. In dergelijke perioden had de

De voetbalteams van Ankersmit en Van Vlissingen in 1963. Vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw speelden de elftallen van de textielfabrieken uit Deventer en Helmond ieder jaar een wedstrijd tegen elkaar. (NL-DvCO, ID 0895, inv.nr. 117)

West-Afrikaanse bevolking minder geld te besteden, waardoor zij de voorkeur gaf aan de aanschaf van noodzakelijke goederen en eerder geneigd was met lager geprijsde wasdrukimitaties genoegen te nemen. Het dieptepunt werd bereikt in 1934, toen de vraag naar wasdruk dusdanig laag was dat de drukkerij van Ankersmit om de week moest worden stilgelegd. Gedurende de crisis in de jaren dertig kwamen Ankersmit en Van Vlissingen tot de conclusie dat ze hun positie, ten opzichte van zowel afnemers als concurrenten, konden versterken als ze samen zouden werken. Zo trokken deze twee Nederlandse textielbedrijven bijvoorbeeld gezamenlijk op in prijsonderhandelingen met de United Africa Company, die op dat moment de belangrijkste wasdrukafnemer van beide bedrijven was.

Ook toen de firma Roessingh, een in Veenendaal gevestigde textielfabriek, omstreeks het midden van de jaren dertig tot liquidatie overging, werkten Ankersmit en Van Vlissingen samen om de concurrentie op de wasdrukmarkt te beperken en hun positie veilig te stellen. De textiel-

fabrikanten uit Deventer en Helmond kochten de harsdrukmachine en koperen drukwalsen van Roessingh en vernietigden deze vervolgens om te voorkomen dat ze in ‘ongewenste’ handen zouden vallen. Daarnaast sloten Ankersmit en Van Vlissingen in 1938 een contract met de

voormalig directeur van de Veenendaalse textielfabriek. Door ondertekening van het contract beloofde de heer Roessingh zich in de toekomst – in ruil voor geld – te onthouden van alle activiteiten die ook maar iets te maken hadden met de handel in én de productie van textielgoederen die in Ivoorkust, Goudkust, Togoland, Dahomey en Nigeria werden gedragen. Het contract illustreert het belang dat de Deventer textielfabriek aan haar positie op de wasdrukmarkt hechtte en de manier waarop zij deze, zowel door samenwerking met als afkoping van concurrenten, probeerde te beschermen.

Bronnen

• Contract tussen Roessingh, Ankersmit en Van Vlissingen, 1938 (NL-DvCO, Collectie Overijssel locatie Deventer, ID 0895, Ankersmit’s Textielfabrieken N.V. – Deventer Wax Beheer B.V., aanvulling 2022)

• Janszen, Heleen en Sam de Visser, Ankersmit: honderd jaar katoen in Deventer; Een fabrieksgeschiedenis vol herinneringen van oud-werknemers, Deventer 2006

• Meeles, G.J., Wasdruk: De door G.J. Meeles geschreven geschiedenis van het wasdrukartikel van Ankersmit’s Textielfabrieken N.V., Helmond 1972

• Verbong, G.P.J., Technische innovaties in de katoendrukkerij en -ververij in Nederland 1835-1920, Amsterdam 1988

Ankersmits handdrukkerij na een brand in 1923 (NL-DvCO, ID 0895, aanvulling 2016)

De r in Vollenhove en de h in Deventer

De vorige bijdrage aan Overijssel Toen & Nu sloot ik af met de zinnen: ‘Het is goed mogelijk dat onder druk van het platteland de brouw-r uit Hasselt is verdwenen. En uit andere plaatsen, die in de Franse tijd echt stad waren, maar waar zich niet een industrie van betekenis ontwikkelde.’

Een cliffhanger: welke plaats heeft mogelijk een brouw-r gehad, maar nu niet meer? Een kandidaat zou Vollenhove kunnen zijn, dat al heel lang stadsrechten heeft, en ook, zeker voor een niet zo grote plaats, heel wat adellijke inwoners had. Maar het aantonen van een brouw-r is geen sinecure, omdat geschreven bronnen –en daarvan moeten we het toch hebben als het gaat om oudere taalfasen – geen verschil maken tussen de met de huig geproduceerde r (de brouw-r) en de r die met de tongpunt geproduceerd wordt. Toch hebben we wel een aanwijzing. In de jaren tachtig werd in het hele Nederlandse taalgebied een groot dialectonderzoek verricht. De resultaten daarvan zijn te vinden op de website van het Meertens Instituut (> collecties > databanken > MAND/FAND/ GTRP), maar omdat er een semi-fonetische transcriptie is gebruikt, zijn die resultaten niet eenvoudig te lezen. Gelukkig zijn er op diezelfde website voor een aantal plaatsen ook de spraakopnames te horen, en een van die plaatsen is Vollenhove. Je hoort dan dat de r er iets anders wordt uitgesproken dan in, pak ‘m beet, Blokzijl Giethoorn of Genemuiden, en ook Hasselt. De transcribent, iemand anders dan de vrouw die het dialect opnam (je mocht destijds alleen transcriberen als je het tentamen Transcriptie aan de Vrije Universiteit met minimaal een 8 had afgesloten) noteerde voor de klank het symbool r2. Als we die r2 in de bijbehorende tabel opzoeken, blijkt die te staan voor de r die qua positie precies tussen de tongpunt-r en de huig-r in zit. Je zou kunnen zeggen: het is de brouw-r op terugtocht, naar de in het landelijke gebied meer gebruikelijke tongpunt-r. Fonetisch is dat overigens geen terugtocht: de r verschuift in de mond juist naar voren.

Dialectverschijnselen die veranderen of verdwijnen zijn geen ongebruikelijk verschijnsel. In de Middeleeuwen werd in het dialect van Kampen het meervoud van de tegenwoordige tijd met een t gevormd (we loopt), nu vind je dat alleen ten oosten van Zwolle. Deventer had in de 19de eeuw, net als Zwolle en Kampen, in het dialect geen h. Nu wordt die wel weer uitgesproken, al is die in de dialectnaam Kowet (GoAhead (Eagles)) nog steeds afwezig. En nog heel lang nadat de h in Deventer was teruggekeerd, kregen mannelijke woorden die met een h beginnen in het Deventers het bepaald lidwoord den: den hemel, den heer. Dat lidwoord vind je in het Deventers verder alleen bij woorden die met een klinker beginnen: den Ieselt ‘de IJsel’, den Ossenweerd. Wat de lidwoorden betreft gedragen woorden die met een h beginnen in het Deventers zich net als woorden die met een klinker beginnen: een teken dat de h er nog altijd zwak is, en historisch gezien nog maar net terug is in het Deventers.

Dialectverschijnselen die veranderen of verdwijnen zijn geen ongebruikelijk verschijnsel.

20 Overijssel in boeken

Harrie Scholtmeijer: Waar onze taal wegkomt – Een korte geschiedenis van het dialect in Overijssel

Waarom zegt het ene dorp hoes en moes en het andere huus en muus? Waarom brouwen Zwollenaren hun r en wijkt het Vriezenveens zo sterk af van andere Twentse dialecten? In Overijssel kan het dialect per dorp of stad, en soms zelfs per stadswijk, hoorbaar verschillen. Spreken we dan wel dezelfde taal? Jazeker, stelt Harrie Scholtmeijer in zijn nieuwe boek Waar onze taal weg komt.

Voor veel mensen in Overijssel (en daarbuiten) is het dialect een autochtone taal die vaak ook de naam van de streek heeft: Overijssels, Sallands, Twents. Het dialect wordt ook als een onveranderlijke taal gezien, die veel van zijn oorsprong bewaard zou hebben.

De oorsprong van het Overijsselse dialect ligt namelijk duizenden kilometers hier vandaan. En toen die taal hier eenmaal gearriveerd was, is ze continu aan invloeden van buitenaf onderhevig geweest. Het Frankisch, het Westfaals, het Hollands, het Frans en uiteindelijk het Nederlands: sporen van al die talen zijn in meer of mindere mate in het huidige Overijssels terug te vinden. In Waar onze taal weg komt legt Scholtmeijer op heldere wijze en met behulp van vermakelijke anekdotes en historische dialectteksten uit hoe het Overijssels in elkaar steekt.

Uitgever: W-Books, Zwolle ISBN: 9789 4625 8626 0 | 96 pag. | € 19,95

Hist. Ver. Dorp Diepenveen e.o.: Merklappen uit Diepenveen

Met dit boek zorgt de Historische Vereniging Dorp Diepenveen en omgeving dat dit stukje cultureel erfgoed niet in de vergetelheid raakt. Het boek doet niet

alleen recht aan de borduurwerken maar verhaalt ook over de maaksters, hun familie, hun woonplaatsen en de boerderijen in Diepenveen. Dit alles maakt het uiterst interessant voor iedereen die in borduurwerken en in de lokale geschiedenis is geïnteresseerd. Het boek bevat niet alleen afbeeldingen van merklappen. Ook stop-, school- en levensverhaallappen en pronkrollen en hun verhalen zijn opgenomen. Met name de pronkrol en techniekenrol, beiden zes meter lang, zijn zeer bijzonder en zeldzaam. Alle borduurlappen zijn paginagroot en in kleur afgebeeld waardoor het borduurwerk goed tot zijn recht komt. Verder zijn de begeleidende teksten voorzien van foto’s.

Uitgever: Hist. Ver. Dorp Diepenveen e.o. ISBN: 9789 4906 4308 9 | 110 pag. | € 29,50

Berber van der Veer: De schilders van Giethoorn

Jaarlijks bezoeken honderdduizenden toeristen uit binnen- en buitenland het idyllische waterdorp Giethoorn. De vele bruggetjes over de grachten en de romantische boerderijen met vaak fraai aangelegde tuinen worden massaal bewonderd en gefotografeerd. De aantrekkingskracht gaat verder terug in de tijd. Al voor 1900 wisten kunstenaars de weg naar Giethoorn te vinden. Eind negentiende eeuw was het unieke karakter van het dorp alleen bekend bij zijn bewoners en een enkele van elders komende kunstenaars Van toerisme was geen sprake. Giethoorn was slechts moeizaam over water bereikbaar en verder nagenoeg van de buitenwereld afgesloten. Dankzij de tot de Haagse School behorende kunstenaars, onder wie Willem Bastiaan Tholen en Paul Joseph Constantin Gabriël, zijn wij bekend met het Giethoorn zoals het er toen uitzag. Vanaf het begin van de twintigste eeuw volgden de ‘modernen’ die in Giethoorn

zochten naar vernieuwing. Later hebben lokale kunstenaars als Hendrik Broer en Piet Zwiers de sfeer van Giethoorn prachtig vastgelegd.

Uitgever: W-Books, Zwolle

ISBN: 9789 4625 8641 3 | 200 pag. | € 27,50

Hennie Bouwhuis, Mariët ten Have en Henk Vloedgraven: De kerk van Haarle - ons roomskatholiek erfgoed

Vanaf 1697 heeft Haarle vijf kerkgebouwen gekend die allemaal beschreven worden. Uiteraard zagen die eerste gebouwen er nog vrij sober uit. De bouw van de laatst gebouwde kerk (1964) was veelbesproken omdat die in de plaats kwam van de fraaie neogotische kerk uit 1916. In het boek valt te lezen waarom die nieuwbouw gewenst was. Leden van het kerkbestuur hebben generaties lang belangrijke beslissingen moeten nemen in kerkdorpen als Haarle. Uiteraard wordt ook beschreven welke pastoors leiding gaven aan de parochie. De kerk was het centrale punt in het dorp, veel verenigingen hadden een geestelijk adviseur. Na de zestiger jaren van de vorige eeuw werd de invloed van de leken groter en niet alles had nog het predicaat ‘katholiek’. In het boek gaan dan ook hoofdstukken over onderwerpen als: kerk en kroeg, sportpark ‘De Pastoorsmoat’, roerige jaren aan de Kerkweg.

Uitgever: Stichting Marke Haarle

ISBN: 9789 0903 9042 0 | 266 pag. | € 25,00

Matthijs Wanrooij, foto’s Carlo ter Ellen: Zeewezens van glas Zeewezens van glas is het verhaal van de eeuwenoude ramen van het Huis te Breckelenkamp in Twente. Ze werden in 1638 aan het Huis geschonken door stiftsjuffers van het klooster Wietmarschen in de graafschap Bentheim.

De ramen werden in 1882 voor een tentoonstelling uit het Huis verwijderd, en raakten nadien spoorloos. Tot ze 135 jaar later opdoken in twee kisten op de zolder van Twickel. Onderzoek wees uit dat het ging om glaskunst van het hoogste niveau. Na een restauratieproject van jaren zijn de ramen weer compleet en op hun oude plek teruggeplaatst.

Het boek beschrijft de verschrikkingen van de langdurige oorlogstoestand in die tijd in Twente en de Graafschap en de vrijheidsstrijd van de stiftsjuffers, die streefden naar onafhankelijkheid. Uiteindelijk wonnen de vrouwen die strijd, nadat het stift door oorlog en gebrek bijna ten onder was gegaan.

Uitgever: Nedersaksische Uitgeverij ISBN: 9789 0715 1773 0 | 132 pag. | € 24,95

Jan Brummer: Enschede prentbriefkaarten 1895 - 1905

Het boek is een collectie van oude prentbriefkaarten met foto’s uit Enschede. Meer dan tweehonderd kaartjes uit die periode zijn in het boek opgenomen, geselecteerd door vier verzamelaars van ansichtkaarten, onder wie Jan Brummer. Tot 1906 had de post de exclusieve rechten op kaartjes met foto’s. Je mocht wel fantasiekaartjes verkopen, met bloemen erop of met leuke dames, maar niet met foto’s. De PTT had het bij kaartjes voor het zeggen, net als met de telefoonlijnen. De post liet dus foto’s maken van straten en gebouwen en maakte er kaartjes van, met ‘Groeten uit Enschede’ erop, of waar ze ook maar vandaan kwamen. Groot verschil met latere kaartjes is dat het verboden was om op de adreskant iets te schrijven. Wilde je de groeten doen en over je lange reis naar Enschede vertellen, dan moest dat allemaal op de voorkant.

Uitgever: eigen uitgave

ISBN: | 230 pag. | € 14,95

Denksport: Het Twente puzzelboek

Weet u alles over de mooiste regio van Nederland? Stel met Het Twente Puzzelboek uw kennis op de proef. Een echte Tukker weet natuurlijk alles over de oale groond, maar weet u ook feit van fictie te scheiden in het verhaal van Huttenkloas? Of de topprestaties van Twentse atleten te achterhalen? Weet u op welk landgoed de ‘Waterboog’ te bewonderen is? Of wat de aanleiding tot de spaghettirellen was? Aan de hand van een leuke mix van makkelijke en moeilijke puzzels (her)ontdekt u al het moois dat Twente te bieden heeft. Denk aan quizzen over beroemde Tukkers, spannende verhaalwoordzoekers over de mooiste mythen en sagen uit de regio, een kruiswoord met Twentse omschrijvingen en prachtige beeldpuzzels met foto’s van de omgeving. Daarmee is Het Twente Puzzelboek hét puzzelboek voor echte Tukkers.

Uitgever: Tubantia

ISBN: 9789 4933 6122 5 | 94 pag. | € 16,95

Bart Hofmeester/Roel Dijkstra; samenstelling: Marco Krijnsen: Twente vanuit de wolken

Dit fraaie boek toont bijna 200 unieke luchtfoto’s van Twente vanaf 1950 tot ongeveer 1990 gemaakt door luchtfotograaf Hofmeester. Basis vormen 27 dorpen en steden in Twente. Naast de oude foto’s wordt het boek aangevuld met recente luchtopnames van Roel Dijkstra van dezelfde plekken. De foto’s laten van boven het veranderende/veranderde Twente zien met uitdijende steden, verdwijnende textielfabrieken en kleine dorpen die nog werden gedomineerd door de melkfabriek en de kerk, gebouwen die hun functie geleidelijk verloren.

Uitgever: Watermerk

ISBN: 9789 0783 8838 8 | 248 pag. | € 42,95

Rijn van Welij: Molkenboer in Oldenzaal. 100 jaar in woord en beeld

Het was de jonge textielondernemer Johannes Hermanus Molkenboer die in 1872 de calicotweverij van de in 1860 opgerichte NV Oldenzaalsche Weverij kocht en zijn achternaam aan de bedrijfsnaam toevoegde. Oldenzaal als textielstad is nu verleden tijd, maar het is goed dit verleden een gezicht te geven. Dit boek geeft aan de hand van de belevenissen in en rondom de Molkenboerfabriek een prachtige inkijk in de Oldenzaalse textielhistorie. Ruim 300 authentieke foto’s en documenten verlevendigen de boeiende geschiedenis van deze fabriek. Anekdotes over en van de fabrieksleiding en de werkers in de fabriek geven dit boek een menselijk gezicht.

Uitgever: Vereniging Historisch Oldenzaal

ISBN: 9789 0903 9043 7 | 215 pag. | € 24,95

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.