7 minute read
Recensie Vrouwen in de frontlinie
Moderne amazones
Hoe verover je een plaats en bewijs je je waarde als vrouw, hoe ga je om met de vooroordelen en mogelijk zelfs discriminatie en pesterij? Met die vragen begon ik aan het boek van Johan Kroes, een prijswinnende speechschrijver die onder andere voor voormalig minister van Defensie Jeanine Hennis Plasschaert toespraken schreef en daarin verhalen van bijzondere vrouwen in uniform vervlocht.
Advertisement
DOOR PETER-PAUL DE WAAL
Die verhalen heeft hij nu deels gebundeld in Vrouwen in de frontlinie. In de geschiedenis waren het mannelijke veroveraars die tot de verbeelding spraken, maar er waren in vroeger tijden ook voorbeelden van vrouwelijke krijgers. Denk aan de krijgshaftige Amazones, de Brits-Keltische koningin Boudica die het tegen de Romeinen opnam en niet te vergeten Jeanne d’Arc, die bepaald niet terugdeinsden om zich in het strijdgewoel te werpen. In de Tweede Wereldoorlog vochten vrouwen aan de Sovjet-kant aan het front en meer recent bewijzen vrouwen zich in het Israëlische leger of bij de Koerdische Peshmerga. Voorbeelden te over zou men zeggen, die aantonen dat vrouwen niet de breekbare schepsels zijn die ze in de westerse beeldvorming lang geweest zijn. Niettemin hebben vrouwen in Nederland decennialang hun uiterste best moeten doen om een plek te veroveren in de Nederlandse krijgsmacht. Na een weifelende start vanaf 1944 zijn vrouwen aan een gestage opmars begonnen en nemen inmiddels een belangrijke plek in binnen de Nederlandse krijgsmacht. En niet alleen in traditionele, verzorgende rollen. Vrouwen vliegen in Apache-gevechtshelikopters, varen op fregatten en onderzeeboten, rijden in pantservoertuigen, naast mannen in de frontlinie. Het boek verrast in aangename zin. Kroes stapt niet in de valkuil om vrouwen in militaire dienst als underdogs te beschrijven, maar toont ze in hun kracht. De vrouwen die in de naoorlogse jaren onder de wapenen gingen, hadden bijvoorbeeld al bewezen hun ‘mannetje te staan’ in het verzet, zoals Francien de Zeeuw, die later bij de MARVA, de vrouwenafdeling van de Koninklijke Marine diende. Het was uiteraard niet altijd eenvoudig. Annelies Wijkmans, die als luitenant-kolonel vertrouwenspersoon voor vrouwen bij de Koninklijke Landmacht en Marechaussee was, liep tegen nogal wat mannelijke onwetendheid op en heeft moeten knokken om seksuele intimidatie op de agenda te krijgen en zwangerschapsverlof en kinderopvang voor vrouwelijke militairen te realiseren. Maar het doorbreken van dergelijke barrières is niet wat om voorrang in de portretten vraagt. Integendeel, in elk verhaal valt te lezen hoe vrouwen operationeel het verschil kunnen maken. Bedenk bijvoorbeeld hoe mannelijke soldaten beperkt zijn in hun rol als veiligheidstroepen in traditionele samenlevingen als in Afghanistan, waar je als man een vrouw niet kunt fouilleren zonder zware consequenties. Het Britse wereldrijk heeft zich om die reden de woede van de Afghanen op de hals gehaald en bakzeil gehaald. In hoog tempo portretteert Kroes vijftig vrouwen en hun ervaringen in korte hoofdstukken. Door het grote aantal portretten zijn ze helaas wat summier en missen ze diepgang, maar dat is inherent aan de opzet van het boek. Wie nog mocht twijfelen of vrouwen zich in de voorste linies kunnen handhaven, wijs ik graag op het verhaal van sergeant b.d. Jaaike Brandsma, die in 2007 tijdens een sociale patrouille in Uruzgan zwaargewond raakt – en meemaakt hoe haar pelotonscommandant dodelijk gewond raakt. Haar benen moesten in Utrecht geamputeerd worden. Jaaike gaat niet bij de pakken neerzitten, maar helpt andere militairen omgaan met invaliditeit en revalidatie en speelt een belangrijke rol bij de organisatie van The Invictus Games. In mijn tijd (lichting ’884) zouden de mannen in diepe eerbied zeggen: ‘Wat een bikkel!’ Ik hoop dat alle mannelijke militairen dat ook zullen zeggen na lezing van de portretten in dit boek.
Johan Kroes
BIRGIT DE ROIJ
Leiderschap onder vuur
MARCO KROON, LEIDERSCHAP ONDER VUUR, TRINITAS CORONA, 160 PAGINA’S (€ 17,95) Leiderschap onder vuur bevat in de praktijk beproefde lessen die voor iedereen, als leider en als mens, toepasbaar kunnen zijn. In dit boek deelt Marco Kroon (Ridder Militaire Willemsorde) zijn persoonlijke ervaringen, verhalen en ideeën.
Professioneel optreden in moeilijke omstandigheden is kern van het krijgsbedrijf. Leiderschap in dit soort situaties is voor mij een vanzelfsprekendheid. Mijn training, mijn ervaring, mijn hart en mijn ziel zijn hierop gericht. Bovendien, ik ken geen ander leven en geen ander leiderschap dan dat van militair. Tijdens verschillende gevechtsmissies, zeker die in de Chora-vallei, lag mijn leiderschap letterlijk onder vuur. De levens van mijn kerels en van mijzelf stonden op het spel. Omdat leven en dood de inzet kunnen zijn, denk ik dagelijks na over mijn leiderschap. Wat doe ik goed, wat doe ik fout en wat moet beter? Ik wil namelijk de beste zijn in wat ik doe. Want zodra ik niet de beste ben, breng ik de veiligheid van anderen in gevaar. Ik ben het aan mijzelf en aan hen verplicht om elke nieuwe dag vanaf het eerste uur een betere leider te zijn dan ik al was. Leiderschap zit niet op je schouder, maar in je hart. Je wordt ermee geboren. Wie leiderschap in zich draagt, heeft ook de wens dit te uiten. Hij of zij wil boven de anderen staan, zonder de anderen kleiner te maken. Want de leider herkent zichzelf in de ander, zoals de ander zich in de leider herkent. Vanaf mijn derde of vierde jaar speelde ik met poppetjes en tankjes en bootste ik oorlogssituaties na. Ik wilde die vent zijn in het bos en op het zand, degene die vooraan lag en de kerels mee vooruit trok en leiding gaf. Later, als boomhuttenbouwer, bepaalde ik hoe en waar de hut zou komen. Ik nam de jongens mee de weg over en voelde me verantwoordelijk voor ze. En al was ik de kleinste, ook bij voetbal nam ik het voortouw. Ik was een kleine leider en wilde een grote zijn. Leiderschap betekent dat je ervoor zorgt dat een of meer personen bewust en onbewust streven naar het behalen van het door jou uitgezette doel. Nooit heeft er voor mij enige verwarring bestaan over het verschil tussen een leider en een manager. De leider richt zich op mensen en te beïnvloeden resultaten, de manager op structuren en te beïnvloeden processen. Ik ben niet geboren om lijnen uit te zetten, maar om mensen te leiden. Ik ben en voel me dan ook geen manager, behalve op microniveau. De reden hiervoor is het feit dat details soms het verschil maken tussen winst en verlies – en ik heb zo’n hekel aan verliezen. Mijn militaire carrière begon ik als marinier algemeen bij het Korps Mariniers. Mijn eerste uitzending was naar Irak, in 1991, Operation Provide Comfort. Enkele jaren later werd ik groepscommandant en stapte ik over naar het Korps Commandotroepen, de groene baretten. Tijdens operatie Chitag, in 2006, gaf ik leiding aan 27 commando’s, de besten in hun vak. Inmiddels voer ik het commando van de Charlie ‘Beren’ Compagnie van 17 Pantserinfanteriebataljon Garderegiment Fuseliers Prinses Irene. Als commandant geef ik leiding aan zo’n 150 mannen en vrouwen, van wie zo’n 30 kaderleden. Mijn leiderschap richt zich niet langer direct op de man, en dit dwingt mij om een ander soort leider te zijn. Waarbij ik natuurlijk de beste wil wezen. Soms kan het frustrerend zijn om als leider directe invloed in te leveren, hoewel het bereik van mijn invloed wel toeneemt. Vooral mijn ridderschap heeft hieraan bijgedragen. Hoewel ik een man ben van de praktijk, helpen theorieën over leiderschap mij om objectief en analytisch naar mijn eigen denken en daden te kijken. Ben ik een directief leider of participatief? Geloof ik in autoritair of dienend leiderschap? Gezien mijn werkomgeving, karakter en uitstraling is het antwoord misschien snel gegeven. Defensie staat bekend als een hiërarchische organisatie met een rechtlijnige bevelsstructuur en dat ligt me. Het liefst vertel ik anderen wat ze moeten doen en leid ik vanuit het zadel. Het is daarbij duidelijk dat er in geval van leiderschap in moeilijke of extreme situaties weinig ruimte is voor overleg en een knuffel. Dan is het bevel en gehoorzaamheid, opstaan en gaan. Toch ligt het ingewikkelder. In moeilijke situaties moet een leider gevoelsmatig maar nooit impulsief zijn beslissingen kunnen nemen. Daartoe moet hij zijn collega’s goed kennen en precies weten waarop hij bij wie kan rekenen. Daartoe is teambuilding van belang. Met verbindend leiderschap kun je het team vormen dat je uiteindelijk in de moeilijkste omstandigheden nodig hebt. En verbindend leiderschap breng je tot stand met openheid, begrip en persoonlijke aandacht, niet met geblafte bevelen. Kun je van een groep verwachten dat ze de leider zonder aarzelen volgt, alleen maar omdat hij zegt dat dit moet? Enkel omdat hij beweert de leider te zijn en op de strepen staat die op zijn schouders zitten? Natuurlijk niet. Leiderschap in extreme situaties vereist een grote mate van draagvlak en loyaliteit. Met directief leiderschap creëer je geen draagvlak en loyaliteit, maar met participatief leiderschap ga je niet snel genoeg door muren. Dus heb je beide vormen nodig. Is mijn karakter te directief, dan moet ik mijn gedrag veranderen. En zijn mijn kerels blind loyaal, dan moet ik ze kritischer leren kijken. Oefening, teambuilding, planning, voorbereiding: ze zijn noodzakelijk. Toewijding, principes, overtuiging, kwetsbaarheid: de leider kan niet zonder.