3 minute read

Veteranenverhaal: Ad

VETERANENVERHAAL

Ad krijgt het ereteken van verdienste in brons.

Advertisement

Keep the faith

Het is november 1994 als Ad met het UNMO-team (ongewapende waarnemers) in hun Jeep vanuit Bihac naar de frontlijn rijden voor een patrouille. De lucht is helder en voor zover je er in deze enclave over kunt spreken, heerst er rust. Niets aan de hand, totdat vanuit het niets de eerste granaten inslaan. Artillerie-, mitrailleurvuur en lichtspoormunitie vliegt hem om de oren en al snel realiseert hij zich dat ze zich midden in een Servisch offensief bevinden.

Met zijn drieën springen ze uit de auto en zoeken dekking in een betonnen waterafvoer naast de weg. Een uur lang drukken ze hun lichamen tegen de grond, alsof ze erin willen kruipen. Als het vuur dichterbij kruipt, vluchten ze via een schuurtje een huis in. Ze roken en Irina, de tolk, zingt Bon Jovi; Keep the Faith. Niet Ads favoriete muziek, maar wel toepasselijk, bedenkt hij op het moment dat het schuurtje waar ze zonet nog zaten aan flarden geschoten wordt. Er zijn maar weinig mensen in Nederland die de stad Bihac kennen. Net als Srebrenica, was het een Safe Haven, een enclave die door het UNMO-team van Ad beschermd moest worden. Buiten de stad is zijn taak voor de VN letterlijk het waarnemen en rapporteren van de strijd. Ze zijn de ogen en oren van de secretaris-generaal en in de praktijk scheidsrechters die langs de zijlijn toekijken of een van de partijen de regels van een oorlog niet breekt. Plaatselijk en tijdelijk weten ze succesjes te bereiken, dan bemiddelen ze een staakt-het-vuren dat vooral gebruikt wordt om de doden en gewonden uit het niemandsland te halen. Ze bemiddelen bij het uitwisselen van krijgsgevangenen, ook degenen die overleden zijn. Iets wat alleen lukt als beide partijen er baat bij hebben en de aantallen hoog genoeg zijn. Dat de stad een Safe Haven was, bood weinig garanties. Snipers, bombardementen met mortieren en ondanks Deny Flight, een vliegverbod voor de strijdende partijen, vinden er op een gegeven moment zelfs een aantal luchtaanvallen plaats. Als reactie bombarderen onder andere Nederlandse F-16’s het militaire vliegveld Krajina. Het weerhield de strijdende partijen er niet van om de strijd voort te zetten. Na bombardementen op de stad trekt Ad met zijn team naar de plek van inslag. Op basis van een krateranalyse rapporteert hij welk type granaat vanuit welke richting gebruikt is en wie de daders zijn, om vervolgens naar de ziekenhuizen te vertrekken waar de (burger)slachtoffers liggen. In het lijkenhuis wordt hij naar eigen zeggen stamgast. Samen met een arts bekijkt hij de lichamen om vast te stellen of ze ook echt door het oorlogsgeweld zijn omgekomen. Het eerste lijk dat hij zag, zal hij nooit vergeten. Een oude man met wie niets aan de hand leek, maar toen hij op zijn zij gedraaid werd, bleek zijn rug een groot gat waarvan de hele inhoud los op de tafel bleef liggen. Bij de containers achter het hospitaal ziet hij honden die zich tegoed doen aan de ledematen van slachtoffers. Naarmate zijn missie vordert, verslechtert de situatie en wordt het ook voor het UNMO-team steeds benauwder. Als zijn missie ten einde loopt, wordt duidelijk dat ze geen toestemming krijgen om de grens over te steken. Ze zitten vast en Ad ziet maar één oplossing: exfiltreren. Ongezien door de linies van de vijand de grens over, terug naar eigen troepen. Via een klein bruggetje over de Korana-rivier, een bij hem inmiddels bekende smokkelroute, steekt hij de grens over. Aan de overkant aangekomen, kruipen ze onder het zeil in de achterbak van de Jeep van een VN-collega in dat gebied met wie hij vooraf contact heeft gehad. Zijn missie in Bihac verandert de kijk van Ad op het leger, hij houdt er PTSS aan over maar werkt nog steeds voor Defensie. Zesentwintig jaar na zijn missie wordt Ad voor zijn daden in de enclave en de ontsnapping van hem en zijn team wegens ‘moedig en beleidvol leiderschap onder levensbedreigende omstandigheden’ onderscheiden met het ereteken van verdienste in brons.

This article is from: