MB | Musea Brugge Magazine 2020 - nr. 1

Page 1

MUSEA BRUGGE MAGAZINE

EXPO: MEMLING NOW HANS MEMLING IN DE HEDENDAAGSE KUNST EXPO: VAN EYCK IN BRUGES HERINRICHTING ONZE-LIEVE-VROUW TER POTTERIE

Driemaandelijks Tijdschrift – Jaargang 40 – Maart 2020


In het Spermalie-instituut: een beeld van vroeger. Erfgoedcel Brugge en vzw De Kade koesteren samen dit erfgoed en kijken ook vooruit. © vzw De Kade


3  Memling Now

13  Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie

26  Joseph-Denis Odevaere

8  Een nieuwe Memling

18  Erfgoed van het Spermalie-instituut

28  De kruisweg

2 Voorwoord

10  Jan van Eyck in Brugge

Cover: Years of Fire and Snow I (from series Memories of Destruction), Aydin Aghdashloo, 1979, gouache on board, © Aydin Aghdashloo

22  Congres bodemkunde

31 Kalender


Voorwoord

Beste museumliefhebber, Musea Brugge is een grote naam binnen de museumwereld en met meer dan 200 medewerkers is Musea Brugge ook een grote organisatie. Een degelijk gestructureerde dienst is dan ook van cruciaal belang voor een goede werking. In het vorige nummer kon u lezen dat we ons achter de schermen hard inzetten om onze diensten verder te stroomlijnen. Ondertussen zijn belangrijke, eerste stappen gezet en werden, na een selectie door de Stad, de nieuwe diensthoofden aangesteld die de nieuw gevormde clusters in de toekomst zullen leiden. Voor de afdeling Collectie is dat Anne van Oosterwijk, voor de afdeling Publiek & Tentoonstellingen Elviera Velghe en voor de afdeling Infrastructuur en Veiligheid Alex Van der Beke. We zijn ervan overtuigd dat hun ervaring en expertise onze organisatie ten goede zullen komen en kijken alvast uit naar een boeiende samenwerking! Dat we achter de schermen hard werken, dat geldt ook letterlijk. Nagenoeg al onze museumlocaties zijn beschermd als monument, dus onderhoud en renovatie zijn altijd wel ergens broodnodig. Het nieuwe jaar 2020 werd ingezet met een ‘opfrissing’ van het Groeningemuseum. Met ‘opfrissing’ nemen we niettemin een ietwat te bescheiden bewoording in de mond. Het resultaat mag gezien worden. Meer nog, de vernieuwingen leveren een volstrekt nieuwe beleving van onze vermaarde schilderijencollectie. Net als in het Gruuthusemuseum, vormt kleur het sleutelelement van de presentatie. Een esthetische ingreep die bij de bezoekers enthousiast wordt onthaald. Het doet ons dan ook bijzonder veel plezier om iedereen te bedanken voor de grote inspanningen om dit mooie project op heel korte termijn te realiseren: van drijvende kracht Anne van Oosterwijk en de collega’s van het technische atelier tot de uitbating, van het (oude) Groeningeteam tot het (oude) team collectie en documentatie. Onze woorden van dank uiteraard ook voor Koen Bovée, de vormgever en zijn collega Jason Slabbynck. Het is opmerkelijk hoe de sfeer van het museum meteen is veranderd en de kunstwerken op een rustige, serene, maar vooral smaakvolle manier tot hun recht komen. Dit heeft niet alleen een positieve impact op de bezoekersbeleving, maar verbetert ook de sfeer en omstandigheden voor ons eigen personeel en onze vrijwilligers, wat uiteraard ook afstraalt op onze bezoekers. Chapeau!

2

Wat staat u nog te wachten dit voorjaar? Heel wat, dat beloven we u ten stelligste. Met de expo ‘Water Works’ die vanaf 7 maart te zien is in de Poortersloge komt er een vervolg aan de veelbelovende samenwerking binnen de cluster cultuur op het vlak van hedendaagse kunst. Inhoudelijk kan deze expo als verlengstuk worden gezien van ‘Triënnale Brugge 2018: Liquid City’. Het New Yorkse architectenbureau rond Amale Andraos, Dan Wood en hun team leggen grensverleggende visies aan de dag rond urbanistiek en architectuur. We zijn dan ook bijzonder blij dat curator Michel Dewilde hen in 2020 naar Brugge brengt. Twee absolute must-sees dit voorjaar zijn uiteraard ook ‘Van Eyck in Bruges’ en ‘Memling Now’. Deze eerste expositie is complementair aan de tentoonstelling ‘Van Eyck: een optische revolutie’ in het Museum voor Schone Kunsten in Gent en beoogt een verdiepende kennismaking met de Brugse meesterwerken van Jan van Eyck. Twee weken later opent de tentoonstelling ‘Memling now’ in het Sint-Janshospitaal met generatie-overschrijdend werk van hedendaagse kunstenaars die zich hebben laten inspireren door de tijdloze schilderijen van Hans Memling. Hun werken staan voor het eerst oog in oog met hun eigen inspiratiebronnen. Een absoluut unicum. We hopen dat de schilderkunst van Memling liefhebbers van hedendaagse kunst een nieuwe kijkervaring biedt. Bewonderaars van Memling zullen zijn werk, door de eigentijdse interpretaties, ongetwijfeld met andere ogen beleven. We wensen u alvast veel kunstgenot en heten u deze lente graag welkom op onze vele locaties, Till-Holger Borchert, Jonathan Nowakowski, Hubert De Witte, Directie Musea Brugge


MEMLING NOW

HANS MEMLING IN DE HEDENDAAGSE KUNST — Till-Holger Borchert, Michel Dewilde, Evelien Van den Berghe, Els Wuyts, David Claerbout In het Sint-Janshospitaal is tussen 4 april en 6 september 2020 de tentoonstelling ‘Memling Now: Hans Memling in de hedendaagse kunst’ te bewonderen. Deze tentoonstelling vertrekt van de schilderkunst van Hans Memling, die tot de belangrijkste schilders in het Bourgondische Brugge behoorde. Voor het middeleeuwse Sint-Janshospitaal schilderde hij onder andere een altaarstuk en een aantal drieluiken die tot de absolute top van de VroegNederlandse schilderkunst behoren. Ook het wereldberoemde Ursulaschrijn is van zijn hand. Hans Memling diende als inspiratiebron voor verschillende actuele kunstenaars en deze Brugse tentoonstelling

brengt zijn invloeden voor het eerst in kaart. Naast een reeks vroege werken van Joseph Kosuth – één van de vaders van de conceptuele kunst – komen onder meer de Afro-Amerikaanse schilder Kehinde Wiley (die het officiële portret schilderde van Barack Obama) en de Iraanse schilder Aydin Aghdashloo aan bod. De SyrischAmerikaanse kunstenares Diana AlHadid en de Belgische kunstenaar David Claerbout maakten voor dit project compleet nieuw werk.

Hans Memling In het Brugse Sint-Janshospitaal, goed voor meer dan acht eeuwen geschiedenis,

Diptiek van Maarten Van Nieuwenhove, Hans Memling, 1487. © Lukas – Art in Flanders vzw, foto: Dominique Provost

werden armen, pelgrims, reizigers en zieken verzorgd door zusters en broeders. De middeleeuwse ziekenzalen, de daarbij behorende kerk en het aanpalende broederklooster herbergen een imposante collectie kunstwerken, medische instrumenten én zes werken van de 15e-eeuwse Vlaamse meester Hans Memling. Hans Memling (Seligenstadt, 1430-40 – Brugge 1494) was één van de belangrijkste Vlaamse primitieven. Hij voerde in zijn dertig jaar lange carrière verschillende vernieuwingen door en had zowel in binnen- als buitenland een groot clientèle. Memling werkte in Brussel met Rogier van der Weyden en vestigde zich kort na diens dood in 1465 in Brugge. Hij werd één van de meest succesvolle kunstenaars van de stad, zoals blijkt uit een reeks indrukwekkende en internationale bestellingen en opdrachten, onder andere van leden van religieuze instellingen (zoals het SintJanshospitaal), van de gegoede burgerij en de aristocratie. In deze periode vormen portretten een belangrijk onderdeel van Memlings productie. Een derde van het bewaarde oeuvre van de kunstenaar bestaat uit portretten, die soms op zich stonden of soms onderdeel waren van devotiestukken. Dat zijn portretten erg populair waren, vooral bij buitenlandse klanten, is wellicht te danken aan de invulling die hij gaf aan het bestaande portrettype. Zijn portretten zijn van een zeer hoge kwaliteit, met zeer veel oog voor detail. Memling voegde landschappen toe als achtergrond, wat ook zeer in de smaak viel. Zijn vergezichten versterken het contrast tussen ver en dichtbij, waardoor een sterke ruimtesuggestie ontstaat. Behalve portretten en devotiestukken schilderde Memling enkele grootschalige 3


altaarstukken, zoals het Johannesretabel in het Sint-Janshospitaal. Hij creëerde in die periode ook de triptieken voor Jan Floreins (1479) en Adriaan Reins (1480), twee broeders van het Sint-Janshospitaal. Later, in 1489, krijgt Memling nog de opdracht voor het Reliekschrijn van de heilige Ursula. Toen Memling op 11 augustus 1494 stierf, was hij een gevierd kunstenaar in binnen- en buitenland. Zijn kunst, in stijl, composities en kleurgebruik, werd en wordt nog steeds door veel kunstenaars nagevolgd. Enkele van zijn directe navolgers zijn de anonieme kunstenaars die onder de noodnamen Meester van de Ursula-legende en de Meester van de Lucia-legende bekend zijn. Daarnaast is de invloed van Memling ook terug te vinden in werken van Gerard David, Joos van Cleve, Quinten Metsys en Pieter Pourbus. Door de invloed die Memling op deze kunstenaars heeft uitgeoefend, kan gesteld worden dat hij een bepalende rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de Vlaamse en zelfs Europese schilderkunst. Aydin Aghdashloo (°Rasht, 1940, woont en werkt in Teheran) is een Iraanse kunstenaar van Azerbeidzjaanse afkomst en werkt als schilder, graficus, schrijver, docent en curator. Olieverfschilderkunst leerde hij bij Tigran Basil en aquarel en gouache bij Biuk Ahmary, maar verder leerde hij vooral zichzelf de kunst van kalligrafie, miniatuur en grafiek aan. Hij startte zijn loopbaan tijdens het regime van sjah Pahlavi. In de tweede helft van de jaren ‘70 was hij met zijn ‘schijnbaar’ naturalistische stijl een voorbeeld van de artistieke reactie op de neo-traditionalistische en nativistische bewegingen, zoals de Saqqa-Khaneh en latere Naqqashi-khatt die het toenmalige Iraans Modernisme beheersten. Vanuit zijn fascinatie voor de schoonheid van het verleden en zijn liefde voor geschiedenis verzamelde hij oude schilderijen, kalligrafische en antieke voorwerpen en nam hij de tijd voor uitgebreid onderzoek naar oude en islamitische kunst. Het maakt hem tot een van de belangrijkste internationale experts op dit gebied, ook op het vlak van restauratie. Hij schreef essays, artikelen 4

Years of Fire and Snow I (from series Memories of Destruction), Aydin Aghdashloo, 1979, gouache on board, © Aydin Aghdashloo

en wetenschappelijke publicaties over Iraanse kunst, Perzische miniatuurkunst, kalligrafische manuscripten en maakte interviews voor de Iraanse nationale Radio en Televisie. In zijn werken vatte Aghdashloo een artistieke ‘herlezing’ aan van onder meer Perzische 17e-eeuwse Safavidische miniaturen of Europese Renaissance schilderkunst. In series als ‘Years of Fire and Snow’ of ‘Memories of Destruction’ vallen de vormelijke en inhoudelijke toe-eigening en citaten van de oude meesters op. In die zin gelden zij als prille voorbeelden van het postmodernisme. Opvallend in deze werken, die vooral bekende historische portretten citeren, is de afwezigheid van het gelaat van de geportretteerde. Vaak lijkt het

gezicht op een gewelddadige manier uitgesneden of weggegomd. Aghdashloo lijkt in deze series vooral de politieke en culturele macht en financiële weelde in vraag te stellen. De weelderige picturale weergave van deze werken lijkt tegelijk te wijzen op de uitholling en de ondergang van traditionele waarden en weergaves, zowel in Oosterse als Westerse culturen. De Syrisch-Amerikaanse kunstenares Diana Al-Hadid (°Aleppo, 1981, woont en werkt in New York), studeerde sculptuur en kunstgeschiedenis, onder andere aan Kent State University en Virginia Commonwealth University in Richmond. Ze is voornamelijk bekend omwille van


Cathexis #39, Joseph Kosuth, 1981, National Museum for Contemporary Art (EMST), Athene, © Matthias Voelzke Cathexis #6, Joseph Kosuth, 1981, Kunstmuseum Stuttgart, © Kunstmuseum Stuttgart

haar grootschalige sculpturen, paneelwerken en werken op papier die zijn opgebouwd uit verschillende lagen. Haar rijke, formele toespelingen doorkruisen culturen en disciplines en laten zich niet alleen inspireren door de geschiedenis van de verre beschavingen, maar ook door de geschiedenis van de materialen zelf. Al-Hadid ontwikkelde voor haar panelen een uniek proces dat is voortgekomen uit materiaalstudies voor haar installaties. De twee- en driedimensionale panelen zijn additief gemaakt en komen voort uit karton, polystyreen, glasvezel, gips, staal en was. Ze zijn gemaakt als hangende objecten of architecturale structuren, waarvan sommige uit verschillende onderdelen zijn opgebouwd, zodat ze gemakkelijk in elkaar te zetten en te demonteren zijn. Ze beschrijft haar signatuur als ‘ergens tussen fresco’s en wandtapijten in’. Haar inspiratie haalt ze uit verschillende bronnen, variërend van Italiaanse renaissanceschilderijen tot Syrische waterklokken met een interesse in hoe algemeen begrepen typologieën en geschiedenissen kunnen worden onderscheiden. Deeltjesversnellers, zwarte gaten, het oeuvre van Hans Memling, de kathedraal van Chartres of de Islamitische wereld: het zijn

allemaal elementen om tot sculpturale meerlagige composities te komen. Joseph Kosuth (°Toledo, 1945, woont en werkt in New York en Rome) is een Amerikaanse kunstenaar en fotograaf, die behoort tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de conceptuele kunst uit de jaren ‘60 en ‘70. Hij studeerde aan de Toledo School of Design, ging naar het Art Institute in Cleveland en zat tussen 1965 en 1967 op de School of Visual Arts in New York. Kosuth creëert hoofdzakelijk installaties met woorden. De taal en al haar mogelijke betekenissen vormen de kern van zijn werk. Samen met kunstenaars als Sol LeWitt, Edward Ruscha en Bruce Nauman is hij één van de pioniers van de conceptuele kunst. Voor Kosuth heeft kunst niets met tastbare esthetiek te maken, maar vooral met ideeën. Zijn intellectuele wortels liggen niet voor niets bij filosofen als Sigmund Freud, Ludwig Wittgenstein en Jean-François Lyotard. De ontwikkeling van zijn kunstpraktijk werd onder andere beïnvloed door de filosofie van Wittgenstein waarbij hij het idee verkent dat taal alleen betekenis heeft in relatie tot zichzelf, zoals in het

iconische One and three chairs. Dat werk bestaat uit een houten stoel, een foto van een stoel en de beschrijving van een stoel in het woordenboek. Hij onderzoekt in zijn oeuvre hoe de context de waarneming van het werk beïnvloedt en geeft de wereld als het ware fragmenten van haar eigen beschrijving terug via advertenties in kranten en tijdschriften, via pamfletten, posters, spandoeken en affiches. Hij gebruikt categorische beschrijvingen van de wereld als middel voor zijn onderzoek naar ons denken over kunst. In 1981 gebruikte hij de theorieën van Sigmund Freud in zijn serie Cathexis. Die bestaat uit tekst en omgekeerde reproducties van schilderijen van oude meesters, gemarkeerd met gekleurde X’en. Hij creëerde ze in functie van de Documenta van Rudi Fuchs in 1982. Hij wou iets ironisch doen ten aanzien van de toenmalige revival van de schilderkunst. Hij nam foto’s van een aantal kunstwerken, zoals portretten van Hans Memling en hing ze ondersteboven in conservatieve houten lijsten. In de psychoanalyse wordt cathexis gedefinieerd als het proces van associëren van mentale of emotionele energie met een persoon, object of idee.

5


Memling: After Memling’s Portrait of Jacob Obrecht, 2013. Olieverf op hout in een door de kunstenaar ontworpen handgemaakte lijst met 22k bladgoud verguldsel. Privé-collectie. Courtesy of the artist en Roberts Projects, Los Angeles, Californië.

De Amerikaan Kehinde Wiley (°Los Angeles, 1977, woont en werkt in New York) is als schilder vooral bekend om zijn naturalistische portretten van Afro-Amerikaanse mannen in heroïsche poses. Hij behaalde zijn Bachelor of Fine Arts aan het San Francisco Art Institute en zijn Master of Fine Arts aan de Yale University School of Art met een reeks fotorealistische schilderijen van jonge mannen uit Harlem tegen een bloemrijke achtergrond. In zijn oeuvre combineert Wiley een breed scala aan referenties uit de klassieke kunstgeschiedenis en de hedendaagse cultuur. Hij ontwikkelde al vroeg een interesse in portretschilderkunst. Als afstammeling van een lange rij portrettisten, waaronder Reynolds, Gainsborough, Titiaan, Ingres, schildert hij jonge zwarte modellen op doek of paneel, uitgebeeld in nederlaag of triomf. Hij plaatst het visuele vocabulaire en de conventies van verheerlijking, geschiedenis, rijkdom en prestige naast het eigentijdse stedelijke weefsel en komt zo tot een zekere dubbelzinnigheid en provocerende verbijstering. 6

Wiley’s figuren verstoren en onderbreken de regels van de klassieke portretschilderkunst en doen de grenzen vervagen tussen traditionele en hedendaagse beeldvorming en de verbeelding van mannelijkheid en lichamelijkheid. In zijn serie worden historische figuren vervangen door hedendaagse zangers, in poses geïnspireerd op Hans Memling. Waar Memlings schilderkunst naturalistisch van aard was, waardoor zijn geportretteerden een waarheidsgetrouwheid en levendigheid kregen die niet te vinden waren in de eenkleurige achtergronden die vroeger voor individuele portretten werden gebruikt, zet de actieve blik van Wiley’s modellen, de toeschouwer aan tot nadenken over het individuele leven en de ervaring achter de personen die zijn afgebeeld. De Belgische kunstenaar David Claerbout (°Kortrijk, 1969, woont en werkt in Antwerpen en Berlijn) is gefascineerd door de wijze waarop wij de wereld observeren en door het functioneren van ons visuele geheugen. Hij stelt zich vragen over de manier

waarop wij onze omgeving waarnemen en hoe we omgaan met het verglijden van de tijd. Met zijn werk onderzoekt de kunstenaar de grenzen tussen fotografie en film, tussen stilstaande en bewegende beelden, tussen animatie en digitale beeldmanipulatie. Hoewel Claerbout werd opgeleid tot schilder, werkt hij vooral met video-, filmen fotografische installaties. In zijn werk concentreert hij zich op het onderscheid tussen bewegende en stilstaande beelden, op projecties waar de tijd lijkt stilt te staan en op het onvermogen om met bewegende beelden de evoluerende werkelijkheid te vatten. Claerbouts werk wordt gekarakteriseerd door traagheid en precisie, door het ontrafelen of het bevriezen van de tijd, door de analyse van de klassieke en conventionele verhaallijn, en het benadrukken van klank en beeld. Claerbout brengt in zijn installaties bewegende beelden tot leven door details op een subtiele manier te activeren. Gebruik makend van de nieuwste technologische ontwikkelingen voegt hij minimale veranderingen toe aan schijnbaar stilstaande beelden. Het langzaam voortkruipen van licht en schaduw over een verstild landschap, het verschuiven van vuur en water als actieve natuurelementen. Het telkens weer herhalen van die transformaties. Ze maken ons attent op de tijd die zich door niets of niemand een halt laat toeroepen. Tijdens de tentoonstelling ‘Memling Now’ wordt Wildfire (meditation on fire) van David Claerbout voor het eerst, in première getoond. In zijn grootbeeldprojectie op de zolder van het Sint-Janshospitaal wordt de toeschouwer deel van het werk. Het oeroude thema van hemel en hel krijgt er een nieuwe dimensie.


Claerbout is vooral geïnteresseerd in de effecten van het digitale op ons “metabolisme”: hoe onze lichamelijke en zintuiglijke reflexen veranderen in reactie op stimuli in een steeds digitalere omgeving. Wildfire (meditation on fire) is een momentopname van een hevige brand. De film opent met een scène van een meertje aan de rand van een woud. We observeren de reflectie van de bosrijke omgeving in het water waarbij zorgvuldig de overgang Wildfire (meditation on Fire), David Claerbout, 2019-2020, single channel video projection, van koud naar warm 3D animation, video, color, stereo sound. Musea Brugge en brandend wordt beschreven. Alle elementen werken op elkaar in als Wildfire (meditation on fire) een levend organisme dat herinnert aan de David Claerbout is bekend om zijn schilderkunst van Hans Memling waar ook video-­installaties die hij wereldwijd tenhet perfect naast elkaar bestaan van duale toonstelde, onder andere in Kunsthaus toestanden geobserveerd kan worden: hemel versus hel, het koele en het brandende Bregenz, Städel Museum in Frankfurt, (een referentie naar het Laatste Oordeel). De Pont in Tilburg, het San Francisco Museum of Modern Art, Centre Pompidou De logische reactie op dit soort brand is in Parijs en Pinakothek der Moderne in een gevoel van aversie en overlevings-straMünchen. In België kreeg hij o.m. in 2011 tegisch zouden we op de vlucht slaan. In een solotentoonstelling in Wiels in Brussel. een analoge wereld zouden we automaSinds de eerste videowerken midden tisch gevolg geven aan die reflex van pajaren ‘90 won zijn werk snel aan complexiniek. In een virtuele wereld kunnen we teit en na de introductie van digitale media motief en effect echter uit elkaar halen. begin 2000 evolueerde zijn werk naar een Zoals vaak bij David Claerbout transforquasi-volledig synthetische beeldpraktijk, meert ondertussen de materialiteit. Voor toeschouwers die het geduld hebben om te wat hem op het voorplan plaatste van de blijven kijken, treedt er een soort calming nieuwe mediakunst. In relatie tot dat ‘synthetisch beeld’ down effect op, dat het geweld ombuigt introduceerde hij in 2018 de term dark in een meditatief gegeven. Het resultaat is optics, waarmee hij de veranderingen bineen meditatieve rust die overslaat op het nen onze beeldcultuur en de toekomst van lichaam en de geest van de kijker. lens-based media definieert. Zijn stelling De gloed die Wildfire (meditation on fire) luidt dat lens-based media met de switch uitstraalt is die van datacentra of zogenaamvan analoog naar digitaal in toenemende server farms, hotspots van de 24/7 econode mate een product zijn geworden van mie als machtscentra van de 21e eeuw. Het AI, big data, enz. waardoor het vertrouzijn die data farms die een werk als Wildfire wenssysteem dat het fotografische beeld (meditation on fire) en andere grootschalige propageert, in stijgende mate onder druk producties, waarvan Olympia als een voorlopig hoogtepunt kan worden beschouwd, komt te staan.

mogelijk maken. Zoals Wildfire (meditation on fire) is ook Olympia een doorgedreven voorbeeld van digital engineering. Bovendien is het opgezet als een stuk software dat zich in de ‘cloud’ bevindt, zonder drager, zonder geheugen, zonder vooraf bepaald tracé en derhalve in real-time tot stand komt door de ontvangst en het processen van data en de omzetting ervan in beelden en derhalve de grenzen tart van het bezitten en conserveren ervan. Het renderingproces en de computergestuurde processen die aan de basis liggen van dit soort ‘cloudification’ vragen een enorme rekenkracht en een energiecyclus die eveneens te vergelijken valt met die van een levend organisme, als een constante kringloop van energieopname en -uitstoot. Data, statistieken, modellen beheersen in toenemende mate onze realiteit. Het geloof dat alles kan worden berekend en geprogrammeerd, is groot. Vanuit de vaststelling dat ons brein zich op een asymmetrische manier heeft ontwikkeld en prioriteit heeft gegeven aan een hoogst bureaucratisch, getimede soort organisatie tracht Claerbout de bijna vergeten en bijna volledig overgenomen ‘other’, namelijk de twijfel, het kijken en denken in 360 graden terug op het voorplan te plaatsen. ‘Hier wordt een motief bestudeerd ten aanzien waarvan nog niemand ooit een objectieve houding heeft bereikt, een fenomeen dat meteen zo verleidelijk is dat het zelfs de meest rechtlijnige geesten definitief van hun stuk brengt en telkens weer naar de schoot van de poëzie terugvoert, waar mijmeringen de plaats van gedachten innemen en gedichten stellingen bevatten.’ (Gaston Bachelard, Pyscho-analyse van het vuur), 1938. Lezing David Claerbout Kamermuziekzaal Concertgebouw Brugge, Zaterdag 5 september 2020, 20.00 uur

De expo loopt van 4 april tot 6 september in het Sint-Janshospitaal. Info www.museabrugge.be

7


EEN NIEUWE MEMLING VOOR MUSEA BRUGGE Koning Boudewijnstichting geeft paneel van Hans Memling in langdurig bruikleen

Goed nieuws voor Musea Brugge, meer specifiek voor het Sint-Janshospitaal. Het museum is heel binnenkort een origineel paneel van Hans Memling rijker. Op het paneel is een knielende stichter te zien. Het werk is een schenking van de vermaarde Amerikaanse kunstverzamelaar J. William Middendorf. Via de King Baudouin Foundation in de VS komt het schilderij naar België en naar Musea Brugge. Het werk zal voor het eerst te zien zijn tijdens de expo Memling Now: Hans Memling in de hedendaagse kunst. — Till-Holger Borchert De knielende stichter is een oude bekende voor Brugge. Het paneel was in 1939 al te gast op de grote Memling-tentoonstelling en werd hier opnieuw gespot in 2002 tijdens ‘Brugge 2002, Culturele hoofdstad van Europa’. Toen was het schilderij te zien in het Groeningemuseum in het kader van de expo ‘Jan van Eyck, de Vlaamse Primitieven en de mediterrane wereld’. Nu keert het voor de derde keer terug naar Brugge. Het paneel is het rechterluik van een verloren triptiek. Het wordt in de Memling-literatuur traditioneel tot de vroege werken van de kunstenaar gerekend. Het wapenschild onderaan op het portret is van de Castiliaanse familie De Rojas. De sterren op het wapen van deze invloedrijke clan worden soms met zes of acht kerven afgebeeld. Nadat het schilderij vanuit Spanje in de kunsthandel terecht kwam, stelde Max J. Friedländer de hypothese op dat hier Francisco de Rojas (1446-1523) werd geportretteerd. Hij was een Spaans diplomaat die vanaf 1492 regelmatig als ambassadeur van de Katholieke Koningen in de Bourgondische Nederlanden verbleef. Hij speelde een sleutelrol in de voorbereiding van het dubbelhuwelijk tussen Filips de Schone en Juana van Castilië en tussen 8

Margareta van Oostenrijk en Prins Juan van Asturie in 1496/97. Hij was ook de opdrachtgever van het prachtige Breviarium voor Isabella la Cattolica (vandaag in Cleveland), dat een van de hoogtepunten is van de Gent-Brugse miniatuurkunst en ook illustraties van Gerard David en Simon Bening bevat. De identificatie van de knielende stichter met Francisco de Rojas suggereert een late datering, na c. 1492. Maar, de opbouw van het schilderij en zijn kledij doen eerder een datering rond 1470 vermoeden. Memling stond toen aan het begin van zijn schilderscarrière in Brugge. Hoewel het in theorie mogelijk is dat Francisco de Rojas al vroeger dan 1492 in de Lage Landen verbleef, is daarvoor geen bewijs. Het kan ook over een ander lid van de familie gaan. Memling toont de biddende stichter voor een ‘prie-dieu’ met daarop een getijdenboek. Hij knielt in een soort loggia met blik op een landschapsachtergrond. In de verte is het lege graf van Christus te zien. Het wordt dus meteen duidelijk dat het verloren middenpaneel een tafereel uit het passieverhaal van Christus moet zijn geweest, misschien de kruisiging, de kruisafneming of de verrijzenis. Het paneel werd verschillende keren gerestaureerd. Een fragment, mogelijks deel van

het originele rechterluik, werd ooit door Jef van der Veken (de schilder-­restaurateur die een kopie maakte van het paneel van de Rechtvaardige Rechters van het Lam Gods) gerestaureerd en was misschien het rechterluik van de triptiek, maar dit is allesbehalve zeker. De meest ingrijpende restauratie van ons stichtersluik gebeurde door de bekende Amerikaanse restaurateur William Suhr, op het moment dat het paneel in bezit was van Fred Ziv, een TV- en radioproducer uit Cincinatti die in 2001 overleed. Toen het schilderij in 2002 in Brugge werd getoond, was de restauratie van Suhr te zien, die ondertussen gedeeltelijk ongedaan werd gemaakt. Hoe dan ook en los van de toestand, is dit schilderij een belangrijk voorbeeld van werk voor Spaanse mecenassen die opdrachten gaven aan Brugse kunstenaars. Om die reden alleen al is dit een ware verrijking voor de collectie van Musea Brugge.

De schenker van het paneel Het paneel is een schenking van de vermaarde Amerikaanse kunstverzamelaar J. William Middendorf uit Rhode Island (°1924). Via de King Baudouin Foundation in de VS komt het schilderij naar België en naar Musea Brugge. De stichting maakt al geruime tijd Amerikaanse sponsoren warm voor goede doelen in Europa en Afrika en beheert onder meer een fonds voor The American Friends of Musea Brugge. De stichting ontvangt financiële giften die in de VS fiscaal aftrekbaar zijn, maar kan ook giften in natura aanvaarden, zoals kunstwerken. Met als gevolg deze mooie opportuniteit voor Musea Brugge. J. William (Bill) Middendorf is een gedreven collectioneur en liefhebber van


J. William Middendorf en zijn dochter Frances.

grote kunst, een gepassioneerd verzamelaar die tijdens zijn lange leven heel wat belangrijke schilderijen kon verwerven, onder meer ook van Rembrandt. Middendorf komt uit een bankiersfamilie. Na een carrière in het bankwezen, stapte hij in de politiek. Voor het tijdperk van Nixon was hij penningmeester van de Republikeinse partij, werd dan ambassadeur in Den Haag onder Richard Nixon en bij de Europese Unie onder Ronald Reagan en oefende de post van Secretary of the Navy uit onder Gerald Ford. Na zijn carrière richtte hij onder meer The Heritage Foundation in Washington op en was, als gedreven kunstverzamelaar, lid van de aankoopcommissie van het department of painting van het Metropolitan Museum in New York. Sinds geruime tijd is Bill Middendorf een gulle vriend van Musea Brugge. Hij financierde onder meer al de restauratie van het schilderij ‘Christus in Emmäus’ van Hendrik Terbruggen in de O.L.V.-kerk. Laetitia Golenvaux voerde deze restauratie uit. Recent schonk hij een paneeltje van de kruisdragende Christus van Jan Gossart aan het Metropolitan Museum of Art. Op een veiling verkocht hij een bijzonder indrukwekkend schilderij uit de entourage van Hugo van der Goes aan Fernand Huts en zijn ‘Phoebus Foundation’. Het deel van zijn verzameling dat niet in musea is ondergebracht, wordt bewaard in een voormalig kippenhok, naast zijn bescheiden huis aan de Atlantische kust. Till-Holger Borchert: ‘Ik herinner mij nog hoe ik Bill Middendorf voor het eerst

ontmoette. Hij bezocht in 2002, samen met mijn collega Maryan Ainsworth van het Metropolitan Museum, de Brugse Van Eyck-tentoonstelling. Hij zag daar voor het eerst het paneel van Memling dat hij korte tijd later kon kopen en laten restaureren. Het duurde daarna enkele jaren voor we elkaar opnieuw ontmoetten op de Kunstbeurs TEFAF in Maastricht rond 2008. Sindsdien is Bill bijna elk jaar te gast in Brugge in de week voor de Kunstbeurs en laat hij zich, vooral door onze restaurateurs Francine Huys en later Laetitia Golenvaux, wegHans Memling, Stichtersportret van Francisco (?) De Rojas, c. 1470, olieverf op wijs maken in onze nieuwpaneel (gemaroufleerd). Schenking van William J. Middendorf aan de King Baudouin ste aanwinsten, restauraties Foundation United States, in bruikleen aan Musea Brugge en tentoonstellingen. We danken Bill Middendorf Dit Memling-paneel komt bovendien van harte voor deze mooie schenking, waarmee hij zijn persoonlijke band met op een uitmuntend moment onze collecMusea Brugge bestendigt.’ tie vervoegen. Het werk zal immers deel uitmaken van de tentoonstelling ‘Memling Derde keer, goede keer! Now: Hans Memling in de actuele kunst’ Memlings stichtersportret is voor de die vanaf 4 april te zien is in het Sintderde keer in Brugge te zien en inderJanshospitaal. Een extra troef voor de vele daad, nu geldt ‘derde keer, goede keer’. bezoekers. (Zie vorig artikel op p. 3) Het schilderij blijft in Brugge. De Koning Boudewijnstichting geeft het in langdurig bruikleen aan Musea Brugge. 9


JAN VAN EYCK IN BRUGGE HET VERHAAL ACHTER HET VERHAAL

Tot 12 juli 2020 loopt in het Groeningemuseum de tentoonstelling ‘Van Eyck in Bruges’. Deze expo zet twee topstukken van de Bourgondische hofschilder Jan van Eyck in de kijker: ‘Madonna met kanunnik Joris van der Paele’ en het portret van zijn echtgenote Margareta van Eyck. Door middel van authentieke documenten en archiefstukken krijg je een beeld van Van Eycks leven en werk in Brugge. Daarnaast focust de expo ook op de figuur Joris van der Paele, de opmerkelijke opdrachtgever van het schilderij. Directeur Till-Holger Borchert gaat in dit artikel dieper in op de aanleiding voor deze expo. — Till-Holger Borchert Het is intussen meer dan een jaar geleden dat professor dr. Jan Dumolyn en ik konden deelnemen aan een workshop aan de Columbia University in New York. Aanleiding van deze academische bijeenkomst was een focustentoonstelling ‘The Charterhouse of Bruges: Jan van Eyck, Petrus Christus and Jan Vos’ die in

The Frick Collection in New York door de Franse kunsthistorica Emma Capron werd samengesteld. Hoewel de tentoonstelling zelf over slechts één enkele zaal liep, kreeg ze toch behoorlijk wat media-aandacht. Het centrale stuk van deze opmerkelijke expositie was de zogenaamde ‘Rothschild – of Frick – Madonna’, een

werk dat traditioneel wordt toegeschreven aan het atelier van Jan van Eyck en dat door Helen Clay Frick werd aangekocht. Het paneel was in 2010 nog te zien in de tentoonstelling ‘Van Eyck tot Dürer’ in het Groeningemuseum in Brugge, maar mag ondertussen om conservatorische redenen niet meer reizen. Het paneel werd geschilderd in opdracht van een uit Utrecht afkomstige kartuizer met de naam Jan Vos. Hij werd in 1441 abt van de Kartuizerabdij Genadedal in Brugge. Het paneel toont de knielende stichter en de Maagd met het kindje Jezus in gezelschap van de heilige Barbara en de heilige Elisabeth van Hongarije. Enkele jaren later, toen diezelfde Jan Vos vanuit Brugge richting Utrecht trok, liet hij door Petrus Christus een paneeltje schilderen met min of meer dezelfde figuren (zonder de heilige Elisabeth), maar in een wat andere samenstelling. Terwijl ik de deelnemers in een voordracht toesprak over de klerikale opdrachtgevers van de Vlaamse Primitieven, bracht collega Dumolyn zijn indrukwekkende eerste poging tot analyse van de netwerken van de opdrachtgevers van Jan van Eyck. Hij kon aantonen dat de Kartuizerkloosters in Gent en Brugge een knooppunt of schakel vormden waar verschillende van Van Eycks opdrachtgevers of hun families samen kwamen. Onder hen uiteraard de families Vijdt-Borluut, opdrachtgevers van het Lam Gods, maar ook de Brugse familie Adornes die eigenaar was van Jan van Eycks ‘Sint-Franciscus’.

Jan van Eyck, Madonna met kanunnik Joris van der Paele, 1436, olieverf op paneel, 0000. GRO0161.I. © Lukas – Art in Flanders vzw, foto: Dominique Provost

10


Links: Medewerker/navolger van Jan van Eyck, Maria met Kind in een interieur, ± 1450, olieverf op paneel, 2019.GRO0002.I. © Lukas – Art in Flanders vzw, foto: Dominique Provost Rechts: Jan van Eyck, Portret van Margareta van Eyck, 1439, olieverf op paneel, 0000.GRO0162.I. © Lukas – Art in Flanders vzw, foto: Hugo Maertens

Iets later stelde Dumolyn in vraag of Petrus Christus niet toch in de werkplaats van Van Eyck had kunnen werken? Iets wat in de kunsthistorische literatuur sinds de jaren ‘90 als onmogelijk werd beschouwd. Onterecht zo bleek achteraf. De discussie in New York bevestigde op die manier Dumolyns overtuiging om opnieuw de archieven in te duiken om meer te weten te komen over Jan van Eyck. Hij deed dat effectief enkele maanden later. Samen met enkele studenten vond hij in de Brugse archieven nagenoeg dagelijks nieuwe gegevens rond Margareta en Jan van Eyck. Hoewel een aantal boeiende, tussentijdse hypotheses door nieuwe archiefvondsten werden tegengesproken, konden Dumolyn en zijn team uiteindelijk toch aantonen dat de beroemde Brugse Engelsman W. H. James Weale in zijn – wat betreft de bronnen nog steeds fundamentele – Van Eyck-studie van 1908 foutieve conclusies trok. Het enthousiasme van Dumolyn bevestigde ook ons in de overtuiging dat het bijzonder boeiend kon zijn om een kleine focustentoonstelling op te zetten rond de Brugse schilderijen van Jan van Eyck. Het Van Eyck jaar 2020 bleek een uitmuntende gelegenheid. Samen benaderden we een aantal collega’s om tot nieuw onderzoek

over te gaan. Hendrik Callewaert, rijks­ archivaris van Brugge en Kortrijk die werkte rond de ‘Papen van Brugge’, deed nieuw onderzoek naar Joris van der Paele, de opdrachtgever van het schilderij. Zijn bevindingen doen een nieuw licht schijnen op deze figuur en bevestigen nog eens hoe uitzonderlijk zijn stichting – waarvan het paneel van Jan van Eyck deel uitmaakte – in de context van de Brugse Sint-Donaaskerk eigenlijk was. De Brugse ere-archivaris Noël Geirnaert kon daarbij de opdracht van het toen­malige Brugse stadsbestuur aan Jan van Eyck – het polychromeren van de standbeelden van de Graven van Vlaanderen op de gevels van het Stadhuis – in een tot op vandaag onbekende en boeiende samenhang plaatsen. Onderzoek verrichten, is één ding. Onderzoek vorm geven in een tentoonstelling voor het publiek, is een ander paar mouwen. Het resultaat dat we, dankzij de enthousiaste inzet van velen, met Lieven De Visch als drijvende kracht, bereikten, is een ambitieus experiment. Het is een poging om vastberaden in te zetten op onze missie: bezoekers de mogelijkheid geven om van grote kunst te genieten. We proberen in deze tentoonstelling verschillende kapstokken aan te reiken om te genieten van de schilderkunst van Jan van Eyck in

al haar ambiguïteit en gelaagdheid, in alle schildertechnische virtuositeit. We willen mensen aanmoedigen om stil te staan, om tijd te nemen, om met nieuwe ogen naar de unieke beeldentaal te kijken en Van Eycks verhalen te begrijpen. Van Eyck is vrij toegankelijk. In zekere zin is zijn schilderkunst gemakkelijk te benaderen en te appreciëren, gemakkelijker dan bijvoorbeeld Rubens of Tiepolo of Picasso. Van Eycks enorme virtuositeit en zijn gedreven realisme zijn de sleutels om zijn kunst tot op vandaag zonder enige drempel te kunnen bewonderen. Zijn nauwkeurige nabootsing van materialen, het obsessieve naturalisme van Van Eycks kunst is meteen duidelijk voor iedereen die zijn werken ziet. Het is de technische perfectie die we vooral bewonderen. In deze tentoonstelling laten we zien hoe hij deze perfectie kon bereiken, hoe zijn werkproces leidde tot dat fenomenale finale resultaat. We gingen bovendien de uitdaging aan om de betekenislagen binnen zijn werk toe te lichten, want Van Eyck was niet enkel een uitmuntend technicus, maar ook een ingenieuze conceptualist. Een kunstenaar met pictorale intelligentie en de eerste ‘Pictor doctus’.

11


Tweede kamer, siervazen met Lange Lijs-motief © Matthias Desmet, Stad Brugge

12

Kerkzilver, schatkamer © Matthias Desmet, Stad Brugge


ONZE-LIEVE-VROUW TER POTTERIE EEN MUSEUM VOOR DE BEZOEKER VAN VANDAAG Sinds enkele jaren wordt gewerkt aan de vaste opstelling van het Museum Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie. Na de zaal met het kerkzilver en de grote museumzaal kwamen eind 2019 de pandgang en de twee bijhorende kamers aan de beurt. — Mieke Parez De pandgang en de twee kamers dateren uit de jaren ’30 van de vorige eeuw. Het kerkarchief vermeldt dat de eerste steen voor het nieuwe pand werd gelegd op 13 april 1933, Witte Donderdag. De eerste kamer werd als ontvangstkamer ingericht, de tweede werd opgefrist met tegeltjes. Beide kamers kregen een ‘Vlaamse schouw’. Een halve eeuw later werden ze aan het parcours toegevoegd en meegenomen in de herinrichting van het museum die in 1982 werd afgerond. Het uitgangspunt was toen kunsthistorisch. Een logische keuze die gebaseerd was op het gegeven dat er in het voormalige hospitaal te weinig zorgobjecten waren bewaard en het monument in de loop der jaren te ingrijpend was verbouwd om de opstelling vorm te geven vanuit de zorgfunctie. De ambities voor de herinrichting lagen hoog: de museumstaf engageerde zich om de kosten te beperken, de toenmalige museologische normen in acht te nemen, de kunstwerken optimaal in hun waarde te bevestigen en de bijzondere sfeer van het erfgoedensemble te respecteren. Het museum heropende in 1982. Met een bescheiden budget werd aan alle eisen op het vlak van belichting, conservatie en beveiliging voldaan. De sfeer van het huis werd niet alleen gerespecteerd, maar zelfs geconsolideerd. Met een opstelling die eerder monastiek dan museaal was, sloten het klooster en de museumzalen bijna naadloos aan. De ambitie om de collectie volledig tot haar recht te laten komen werd evenwel

niet helemaal waar gemaakt, zelfs als we ons in de geest van de tijd en de context van het huis verplaatsen. Het museum en de kloostergemeenschap die bij de herinrichting een eigen inbreng hadden, vonden elkaar in de wens om zo veel mogelijk objecten aan de bezoekers te laten zien. Te veel. Dat was vooral in de schatkamer met het kerkzilver een probleem. Het kerkzilver is een indrukwekkend en interessant ensemble dat ruim zestig stukken telt. De objecten beslaan een periode van de 16e tot de 19e eeuw. Een groot aantal draagt het stadsmerk, de jaarletter en het meestermerk van belangrijke Brugse zilversmeden. De zusters, die zich sterk verbonden voelden met het kerkzilver, wilden dat alle objecten in één wandvitrine werden getoond. Het grote aantal objecten imponeerde, maar dit was in esthetisch opzicht weinig geslaagd. De objecten stonden zij aan zij, dicht bij elkaar rond het centraal opgestelde monumentale 18e-eeuwse altaarkruis van Carel Benninck. Belangrijke of zeldzame objecten, zoals het post-Byzantijns kruisje werden tussen alle andere niet als zodanig opgemerkt. Een ander zwak punt was het presentatiemateriaal. Waar mogelijk waren de objecten opgesteld op schoorsteenmantels, vensterbanken en in nissen. Voor de andere kunstwerken waren er steuntjes en sokkels gemaakt, naar eigen ontwerp. Dat was geen goed idee. Het presentatiemateriaal deed wat aan huisvlijt denken en miste zichtbaar de creativiteit en de ‘touch’ van een professionele ontwerper.

Het museum scoorde niettemin hoog bij meerwaardezoekers die de authenticiteit van het erfgoedensemble en de waardevolle collectie op zich wisten te appreciëren.

De herinrichting en opfrissing van 2020 Inmiddels schrijven we 2020. OnzeLieve-Vrouw ter Potterie is de voorbije jaren geëvolueerd naar een museum van de 21e eeuw, voor de bezoeker van vandaag. Het museum schakelde als eerste locatie van Musea Brugge over op ledverlichting, een overstap die in de kerk momenteel wordt gefinaliseerd. De beveiliging kreeg eind vorig jaar een ‘make-over’: de oude analoge bewakingscamera’s werden vervangen door digitale bolcamera’s, waardoor ze minder storend zijn binnen de museumopstelling. De bekabeling van de beveiliging werd weggewerkt met hetzelfde effect.

Herinrichting van het museum © Steven Kersse, Musea Brugge

13


Grote museumzaal © Dominique Provost

Ook de vorm en inhoud van de publieksinformatie werden aangepakt. De didactische tekstpanelen bij de ingang en in de grote zaal, en de labels op muren en in vitrinekasten zijn verleden tijd. Samen met de adjunct-conservator publiekswerking werd gekozen voor een aantrekkelijk dubbelzijdig meeneembord met algemene informatie over de zaal en de kerk, en objectinformatie bij de kunstwerken. Die zijn in miniversie afgebeeld, zodat de bezoeker ze gemakkelijk op zaal kan terugvinden. Handig aan deze formule is dat de kunstwerken wel aan een zaal, maar niet aan een vaste plaats zijn gebonden. De opstelling kan dus wijzigen, zonder het bord aan te passen. De objectinformatie werd geactualiseerd waar nodig. Ze is gebaseerd op de nieuwste bevindingen van interne en externe specialisten en recent wetenschappelijk onderzoek. Vooral in de toegepaste kunsten wordt veel geactualiseerde informatie aangereikt. Het meeneembord wordt in de drie landstalen en het Engels en Spaans aangeboden. 14

Een nieuwe opstelling De gefaseerde actualisering van de opstelling gebeurde in samenwerking met een interieurarchitect die onze ideeën uittekende, bijstuurde waar nodig, adviseerde en de realisatie begeleidde. In de schatkamer met het kerkzilver en in de grote zaal tekende het technisch museumatelier voor de uitvoering. In de pandgang en de twee kleine zaaltjes werkten we met een extern bedrijf en ons eigen atelier. Zo konden we ‘low cost’ werken. ‘Less is more’ is de rode draad. Concreet: minder kunstwerken en meer ruimte. De ruimte wordt zo weinig mogelijk onderbroken, kan optimaal worden beleefd en vormt een perfecte, rustgevende omkadering voor de kunstwerken. Nieuw is dat de zalen in elkaar overlopen: er zijn geen binnendeuren meer die het museum compartimenteren, een beslissing die werd genomen in overleg met de diensten Beveiliging en Behoud en Beheer. Alles werd in dezelfde tint uitgevoerd. We tonen minder objecten en kiezen voor de sterkste.

Kunstwerken die niet echt een meerwaarde betekenden voor de opstelling of ze onnodig belastten – zoals de vele Spaanse lederen stoelen – gingen in depot. Anderzijds kwamen er enkele werken bij die de opstelling versterken. In de grote zaal tonen we – met dank aan Raakvlak, Onroerend Erfgoed Brugge en Ommeland – twee laatmiddeleeuwse kannen in zogenaamd Brugs hoogversierd aardewerk: luxueus rood aardewerk, bedekt met groen loodglazuur, dat door pottenbakkers aan de Potterierei werd vervaardigd. In de eigen collectie hebben we geen aardewerk van dit niveau om de naam ‘Potterie’ etymologisch te verklaren, dus de prachtige kannen maken het verschil.

De schatkamer De schatkamer met het kerkzilver werd in de periode 2013-2015 als eerste heringericht. Ze oogt als een hedendaagse museum­zaal en geeft de kunstwerken ruimte. De objecten voor gebruik op liturgische hoogdagen staan in de wandvitrine.


Pandgang © Matthias Desmet, Stad Brugge

Dat heeft het nadeel dat ze bij wijze van spreken meer op de altaren in de kerk en het koor te vinden zijn dan in de vitrine, maar het feit dat de kerk liturgisch in functie is, betekent ook een meerwaarde voor het museum. De andere objecten werden in twee afzonderlijke vitrinekasten opgesteld. In de schatkamer wordt niet minder, maar meer dan vroeger getoond. De kloostergemeenschap stelde namelijk een zeventiende-eeuws kroontje voor het

Eerste kamer en pandgang © Steven Kersse, Musea Brugge

Kind Jezus, een kelk en twee patenen ter beschikking. Toch wordt de opstelling nergens als overladen ervaren. De verdeling over drie kasten en de uitgebalanceerde schikking geven een indruk van rust. Alle objecten kunnen zich profileren en krijgen de aandacht die ze verdienen. De warme grijsbruine tint accentueert het patina van het zilver. Nieuw is dat de buste van de Zalige Idesbald niet langer op de sokkel in schildpad wordt getoond, maar als een

uitzonderlijk object dat de aandacht op zichzelf vestigt. De schatkamer is donker en geheimzinnig en wordt met het wandtapijt van de Heilige Augustinus, ordevader van de zusters, als museumruimte met het klooster verbonden.

De grote zaal De grote museumzaal werd in 2017 heringericht. Eerst werd de ruimte herbekeken. Door alles zorgvuldig op te meten kon de grote renaissancekast met medaillons tegen de westgevel worden geplaatst en kwam de zaal vrij. Het geheel werd in een lichte kleur uitgevoerd. De ramen kregen transparante rolgordijnen in dezelfde tint. Ze laten een diffuus licht door dat zeer rustgevend werkt. Er werd langs beide kanten een lage sokkel voorzien. Die creëert een veilige afstand tussen de bezoeker en de kunstwerken en maakt het mogelijk de zware beschermende glasplaten voor de zestiende-eeuwse drieluiken weg te laten. Nu zijn ze in hun volle pracht te zien. De kunstwerken zelf staan op een 15


“Een uitgebalanceerde opstelling” lange doorlopende sokkel, wat heel rustig oogt. Het technisch atelier van Musea Brugge ontwierp een ophangsysteem dat visueel niet stoort. Twee vierdeurse kasten en het volkskundige beeld van de heilige Gertrudis van Nijvel verhuisden naar de eerste kamer in de pandgang. De reftertafel van bijna 9 meter lang, uit één stam gemaakt, staat op een sokkel, een idee van de interieurarchitect. Zo maken we als museum duidelijk dat de tafel die naar het kloosterleven verwijst ook een belangrijk collectiestuk is.

De pandgang en de twee kamers Eind 2019 kwamen de pandgang en de twee kamers aan de beurt. Bij de herinrichting vertrokken we van hetzelfde uitgangspunt: minder objecten en meer ruimte. In de eerste kamer tonen we enkele topwerken uit de deelcollecties glas en ivoor, waaronder een uiterst zeldzame dobbelbeker en een schertsglas, en een schitterend luikje in ivoor met voorstelling van de Kroning van Maria. Het schilderij op kalfsleder met Maria Magdalena kreeg een prominente plaats. In een andere hoek werden een kast – die niet volledig gotisch, maar gedeeltelijk neogotisch is – en een schilderijtje op koper, beiden met voorstelling van de Annunciatie, samengebracht. Inhoudelijk valt er binnen de collectie overigens weinig te clusteren. We tonen in de eerste kamer, vroeger ‘Augustinuskamer’ genoemd, vooral heiligen. In de pandgang hebben we het gevoel van ruimte teruggebracht. Er staat enkel een mooie, op de rug gemerkte zitbank (eind 15e, begin 16e eeuw) met briefpanelen in de rugleuning en vooraan. Ze 16

wordt omringd door enkele schilderijen. Het portretje van Aartshertogin Isabella als zuster tertiaris in het habijt van de Clarissen, een van de vele kopieën naar een portret van Anthony Van Dyck uit 1628, krijgt meer aandacht. De tweede kamer, vroeger ‘alkoofkamer’ genoemd, Tweede kamer, Baardmankruik © Dominique Provost toont objecten uit het dagelijks leven in het klooster. Het bed en de voorraadkast staan op hun het voorhospitaal genoemd, op het provroegere plaats. In de kast wordt nu het gramma. Met deze vierde fase wordt de huishoudelijke aardewerk uitgestald. De herinrichting van het Museum Onzeobjecten werden bestudeerd door een Lieve-Vrouw ter Potterie afgerond. De kenner, wat nieuwe gegevens opleverde. eerste administratieve stappen werden We hebben een korf in Delfts wit en een al gezet, de ideeën voor de nieuwe opgemerkte kruik die vermoedelijk uit de stelling besproken. De meeneemborden manufactuur De Klaauw in Delft komt. voor de publiekswerking zijn in productie. Voor het raam naar de vroegere pastoorsOok hier zullen een aantal objecten uit de opstelling verdwijnen. Andere zullen woning kwam er een wand met twee verlichte nissen. Daar tonen we de tinnen worden opgewaardeerd door een perfect schotels en een ensemble van siervazen. De uitgebalanceerde opstelling. Inhoudelijk zeven tinnen schotels werden inmiddels wordt deze ruimte, die aan de kerk grenst, aan vier verschillende Brugse tinnegieters uitgewerkt rond liturgie en devotie. Het toegeschreven. Ze dragen het meestermerk uiterst belangrijke Mirakelboekje uit 1520en het kloostermerk en werden tot in de 21, dat een geïllustreerd relaas brengt van de wonderen die Onze-Lieve-Vrouw van vorige eeuw door de zusters gebruikt. De trechter- en bolvormige siervazen met dekde Potterie tot stand bracht, krijgt een eiseltje vertonen het Lange Lijs-motief, een gen vitrinekastje. Een selectie van achtvoorstelling van een ranke, uitgelengde tiende-eeuwse devotieportretten van kinvrouw. Een mooie baardmankruik kwam, deren die aan haar werden opgedragen, na enkele jaren in het depot, opnieuw in zullen het Mirakelboekje omringen. In het voorhospitaal krijgen de bezoekers de zo de opstelling. belangrijke ‘eerste indruk’ van dit bijzonWordt verwacht dere erfgoedensemble. De opstelling zal Dit jaar staat de herinrichting van de hen ongetwijfeld prikkelen om de andere grote gang, door de kloostergemeenschap zalen te ontdekken.


Geïdentificeerd! In de sacristie van Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie staat een gemerkt komfoortje uit messing. De onbekend gebleven geelgieter werd onlangs geïdentificeerd. — Mieke Parez De kerk van Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie maakt deel uit van het museumparcours en heeft tot op vandaag een liturgische functie. Dagelijks is er een misviering, er zijn begrafenissen en doopplechtigheden. De bijhorende sacristie is enkel toegankelijk voor de rector en de religieuze gemeenschap. De voormalige “pastoor van het godshuis” Alfons Maertens die in 1937 het standaardwerk over Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie schreef, wijdde er ettelijke bladzijden aan en deed dat niet onterecht. De sacristie was niet alleen zijn biotoop en dagelijkse werkterrein, het is een mini-museum met een heel specifiek patrimonium. Het werd door Maertens met bezieling beschreven. De kunstvoorwerpen werden in het najaar van 2019 digitaal geregistreerd en gedocumenteerd met opnames door een topfotograaf. Ruim tachtig jaar na Maertens’ publicatie zijn de meeste objecten nog op de in het boek beschreven plaats te vinden. Maar, laat dit nu net niet gelden voor het komfoortje uit messing* of geelkoper

dat niet meer op de vensterbank staat, zoals Maertens vermeldde, maar hoog op een kast. Het komfoortje, ook vuurpot genoemd, toont op de rand van de voet een ingeslagen meestermerk dat nooit werd onderzocht. Het bestaat uit de letters M en S, met ertussen een schoen. Het merk intrigeerde ons en we gingen op zoek naar de geelgieter. Uit onderzoek bleek dat het object in Nürnberg werd gegoten en niet in de Zuidelijke Nederlanden, zoals vroeger werd aangenomen. De geelgieter van het komfoortje in de sacristie blijkt Melchior Schuster. Schuster betekent ‘schoenmaker’. We hebben dus met een sprekend merk te maken. Bij Melchior Schuster wijst de schoen tussen de initialen naar rechts, bij zijn zonen Georg en Christoph die hem opvolgden, naar links. Schuster werd meester in 1654, het komfoortje dateert met andere woorden uit de tweede helft van de 17e eeuw. We vonden de geelgieter Melchior Schuster terug in het werk van Dr. Walter

Melchior Schuster, (merk van) komfoortje, tweede helft 17e eeuw, geelkoper, O.OTP0674.XI © Dominique Provost

Stengel die in 1918 als eerste een aantal meestermerken uit Nürnberg samenbracht en identificeerde. Stengel baseerde zich daarvoor op documenten uit het stadsarchief en objecten uit privéverzamelingen en musea, waaronder het Germanisches Nationalmuseum. Vermoedelijk waren de geelgieters al rond 1300 actief in Nürnberg. Het ambacht boomde er als nergens anders. Rond 1400 telde geen enkele Duitse stad meer ateliers. Ambachtslui, met elk hun eigen specialiteit, werkten er aan hoogkwalitatieve kunstvoorwerpen: vooral kaarsenkronen, kandelaars en luchters – Schuster staat in het werk van Stengel vermeld als ”Leuchtermacher” – en objecten voor de kerk, zoals het komfoortje. Typisch voor kunstvoorwerpen uit Nürnberg zijn de goed doordachte vormgeving en de technisch perfecte uitvoering. Ze werden vanaf de 15e eeuw in de Nederlanden en dus ook in Brugge ingevoerd. Dat het komfoortje een merk draagt, wijst op de kwaliteit van het object. Kopergieters moesten met drie stukken hun technisch meesterschap bewijzen en zo hun meestermerk ‘verdienen’. Het merk op het object betreft dus altijd de gieter, niet de andere vaklui die eraan werkten. Het komfoortje uit de sacristie is klein en heeft een eenvoudig decoratief gaatjespatroon. Een topwerk is het niet. Die werden in Nürnberg gegoten voor export naar Venetië en tonen een verbluffende ornamentiek, soms met veelkleurig email ingelegd. In de sacristie van de Potteriekerk zijn ook enkele offerandeschotels te vinden die in Nürnberg werden geslagen. Ze zullen binnenkort worden onderzocht. Met andere woorden: wordt vervolgd!

*De meest voorkomende samenstelling van de legering die in Nürnberg door de geelgieters werd gebruikt bestaat uit 66% koper (ook “roodkoper” genoemd) + 31% zink (vandaar de populaire benaming “messing” – afgeleid van “met zink”) + 3% tin. Deze legering geeft aan het metaal een fraaie goudgele kleur. Met dank aan Dr. J. Dewulf voor deze waardevolle aanvullende notitie.

17


Geen blinde vlek meer Een waarderingstraject van Erfgoedcel Brugge en Spermalie/vzw De Kade Erfgoedcel Brugge en Spermalie/vzw De Kade werken al langer samen rond het erfgoed van het Spermalie-instituut. Een samenwerking die de voorbije jaren steeds intenser werd, met als voorlopig hoogtepunt het waarderingstraject ‘Geen blinde vlek meer’ rond de collectie hulpmiddelen voor mensen met een visuele beperking. Trajectbegeleiders Jasmien Van Tieghem (vzw De Kade) en Ina Verrept (Erfgoedcel Brugge) vertellen over een boeiend en leerrijk jaar. MB: Wat moeten we ons voorstellen bij een collectie hulpmiddelen voor mensen met een visuele beperking? Jasmien Van Tieghem: ‘Spermalie heeft een verzameling van ruim 300 objecten in bezit. Een groot deel daarvan draait rond het onderwijs. Om te leren lezen, schrijven, rekenen, maar ook voor de lessen aardrijkskunde, biologie, handwerk … Er zijn ook de hulpmiddelen voor de vrije tijd (aangepaste spellen), voor de mobiliteit (verschillende stokken waaronder een witte) en voor het zicht (loepen, brillen en kijkers). Eén van de eerste stappen binnen het project was de hele verzameling onderbrengen in de deelcollecties die ik zonet opsomde.’ MB: Wat verstaan jullie onder ‘het waarderen van erfgoed’? Ina Verrept: ‘Het waarderen van erfgoed betekent in mensentaal dat we een collectie erfgoed (op objectniveau, of op deelcollectieniveau) onder de loep nemen vanuit verschillende invalshoeken. We doen dit aan de hand van bepaalde criteria en vragen. De resultaten daarvan worden vastgelegd en soms worden daaraan ook conclusies gekoppeld rond het afstoten of herbestemmen van objecten. Aangezien het in dit geval gaat om een collectie hulpmiddelen voor mensen met een visuele beperking, zijn niet alleen erfgoedwerkers, maar ook pedagogen en – last but not least – mensen met een visuele beperking betrokken bij dit proces. We dragen dit project als Erfgoedcel Brugge niet alleen. Het engagement van vzw De Kade 18

is van cruciaal belang in dit verhaal. Zowel vanuit vzw De Kade als vanuit Erfgoedcel Brugge werden medewerkers speciaal voor dit project ingezet, wat buitengewoon belangrijk was. ’ MB: In welke zin? I. Verrept: ‘Het waarderen van erfgoed gebeurt dikwijls in musea, met indrukwekkende en artistiek waardevolle collecties. Ook de methodes om een waardering uit te voeren, zijn daar vaak sterk op gericht. Ik denk daarbij onder andere aan de Nederlandse methode ‘Op de museale weegschaal’, een collectiewaardering in zes stappen. Voor zover wij weten, werd een collectie zoals die van Spermalie nog nooit gewaardeerd. Het is een historische en praktijkgerichte collectie, die zeker niet in de eerste plaats ‘mooi’ moet zijn. Integendeel, een groot deel van de beoogde doelgroep ziet weinig tot niets van de objecten. Het had dus geen zin om enkel met erfgoedwerkers aan de slag te gaan. De kennis van de pedagogen en de blinden zelf was onmisbaar. Ik ben zelf kunsthistorica. Jasmien is pedagoge. Dat bleek een uitstekende combinatie.’ MB: Was het samenbrengen van die verschillende werelden gemakkelijk? J. Van Tieghem: ‘Dat was vooral bij de start van het project niet vanzelfsprekend. Het (school-)leven in Spermalie staat immers niet stil. Tijdens het project, van oktober 2018 tot en met september 2019, werkte ik zelf hoofdzakelijk in een leefgroep

voor jongeren met een autismespectrumstoornis. Elke vrijdag was gereserveerd voor het waarderingstraject. Ina was dan op de school aanwezig om samen rond de collectie te werken en om het kernteam en de klankbordgroep samen te brengen. Zeker in het begin bestond onze taak uit vrij droog opzoekingswerk dat ook meer tijd in beslag nam dan verwacht. Om dan praktijkgerichte, ‘down to earth’ mensen zoals opvoeders te blijven motiveren, was niet evident. Het verhaal evolueerde niettemin positief eens dat meer theoretische gedeelte achter de rug was.’

Wereldbol in reliëf © Rossano Bacchin


© vzw De Kade

MB: Waar kwam überhaupt het idee vandaan om deze gespecialiseerde collectie te waarderen? I. Verrept: ‘Toenmalig minister van cultuur Sven Gatz stimuleerde de start van waarderingstrajecten en lanceerde verschillende oproepen met subsidiemogelijkheden. We hebben dankzij het jarenlange vrijwilligerswerk van de Spermalie-medewerkers een mooi overzicht van een groot deel van het erfgoed van het instituut. Het feit dat we over een verzorgde basisregistratie beschikten van de collectie hulpmiddelen was een belangrijk uitgangspunt om een goed dossier te kunnen opstellen. Het materiaal was/is daarenboven ook toegankelijk voor een ruim publiek dankzij de ontsluiting op erfgoedinzicht.be en erfgoedbrugge.be. Ook vzw De Kade en de Zusters van de Congregatie waren meteen geïnteresseerd om nieuwe paden te verkennen met de collectie.’ MB: Jullie hadden wel nood aan extra informatie over de objecten in de collectie?

J. Van Tieghem: ‘Zeker. Er is in de loop van de jaren heel wat onderzoek en opzoekingswerk gebeurd rond de verzameling, in het bijzonder naar het gedeelte gelinkt aan de fascinerende figuur van Charles-Louis Carton, stichter van het blinden- en doveninstituut in 1836. Veel van de erfgoedvrijwilligers (onder andere van het Archief en de Bibliotheek Carton) hebben zelf als leerkracht of ergotherapeut met een aantal objecten gewerkt. Toch was het niet altijd vanzelfsprekend om de oorsprong, productie en werking van de collectiestukken te achterhalen. Volledigheid bleek een illusie. We hebben wel heel wat bijgeleerd en konden tijdens onze zoektocht een interessant netwerk uitbouwen. Interviews en plaatsbezoeken waren daarbij onontbeerlijk.’ MB: Hadden jullie de kans om vergelijkbare collecties te leren kennen? J. Van Tieghem: ‘Er zijn er niet zó veel, maar het feit dat we een kernteam en klankbordgroep hadden om op terug te vallen was in dit verband wel een groot voordeel. In de klankbordgroep zaten bijvoorbeeld

vertegenwoordigers van Instituut Ganspoel, Museum Dr. Guislain en Licht en Liefde vzw. Organisaties die onderdak bieden aan gelijkaardige verzamelingen als die van Spermalie en die er soms nauw mee verbonden zijn (denk aan Licht en Liefde). Enkele instellingen in het buitenland (bijvoorbeeld Wenen, Berlijn en Madrid) ontsluiten hun verzamelingen ook deels online.’ I. Verrept: ‘Internationaal gezien hebben we ook veel gehad aan Mireille Duhen, een vrijwilligster van het Musée Valentin Haüy in Parijs. Het kleine museum verhaalt als geen ander de start van het onderwijs aan blinden en slechtzienden, en dat met een sterk accent op de bakermat Frankrijk. Daarnaast beschikt mevrouw Duhen ook over een persoonlijke verzameling objecten. Het mooie is dat ze haar kennis graag wil delen. Zo heeft ze de werking van de mysterieuze raphygraaf (een schrijf­ machine voor blinden én zienden uit de 19e eeuw) aan de hand van een toestel uit haar eigen collectie voor de filmcamera gedemonstreerd. Ook Spermalie beschikt 19


over zo’n toestel, maar jammer genoeg werkt het niet meer. Dankzij mevrouw Duhen is – wellicht voor het eerst – het functioneren van het toestel vastgelegd. Dankzij het gebruik van audiodescriptie kunnen ook mensen met een visuele beperking het filmpje moeiteloos volgen.’

Ervaringsdeskundige Tonia In den Kleef bij de verzameling opgezette dieren © Erfgoedcel Brugge

Erfgoed in jonge handen © Erfgoedcel Brugge

MB: Hoe verliep de eigenlijke waardering van het materiaal? J. Van Tieghem: ‘Na de zoektocht naar meer informatie en de onderverdeling in deelcollecties, werden de resultaten vastgelegd in een registratiesysteem. Dankzij de opleiding en de masterclasses van het steunpunt Faro, raakten we meer vertrouwd met het begrip ‘waarderen’. We leerden er ook veel bij van andere erfgoedorganisaties die ook een waarderingstraject doorliepen. Livia Snauwaert (erfgoedconsulente Departement Cultuur, Jeugd en Media) hielp ons als lid van het kernteam bij het kiezen van een waarderingsmethodiek.’ MB: Voor welke methodiek hebben jullie uiteindelijk gekozen? I. Verrept: ‘Het werd een combinatie van twee methodes: enerzijds het eerder genoemde ‘Op de museale weegschaal’, anderzijds ‘Reviewing significance 3.0’. Die tweede methode bood ons nog meer mogelijkheden om te peilen naar sociaal-maatschappelijke waarden, zoals de

beleving van het erfgoed. Op basis van concrete criteria en hulpvragen én met duidelijke afspraken rond de waardenscores gingen we aan de slag.’ MB: Hoe verliep zo’n sessie dan? J. Van Tieghem: ‘Het kernteam voerde de waardering uit. Naast beide trajectbegeleiders maakten ook volgende mensen er deel van uit: Rik Broucke (inhoudelijk expert, oud-directeur basisschool Spermalie), Tine Vanhauwaert (coördinator thuisbegeleidingsdienst Accent en leefgroepenwerking voor jongeren met een visuele beperking binnen Spermalie, ook ervaringsdeskundige) en Livia Snauwaert. Wie dat wilde, kon tijdens de waarderingssessies de hulpmiddelen bekijken en aanraken. Tine, het teamlid met een visuele beperking, verkoos om de objecten op foto’s op het computerscherm te bekijken. Er werd ook informatie opgezocht in de Adlib software en in een tweetal gespecialiseerde publicaties. Foto’s van hulpmiddelen uit andere verzamelingen (Museum Dr. Guislain, Musée Valentin Haüy, Erfgoedhuis Zusters van Liefde, de Brailleliga, Instituut Ganspoel, blindenmusea Berlijn, Wenen, Madrid) waren ook beschikbaar. Er werd ook naar verschillende interviews met belanghebbenden verwezen.

“ We kwamen op het idee om de raphygraaf nog meer uit te spelen als topstuk. ” Raphygraaf © Rossano Bacchin

20


Basisregistratie van de collectie door vrijwilligers in Spermalie © Stadsfotograaf Matthias Desmet

Aan de hand van een concrete vragenlijst peilden we steeds naar kenmerken en kwaliteiten, cultuurhistorische criteria, sociaal-maatschappelijke en gebruikscriteria. Er werd ook aangegeven of er volgens het kernteam meer in zat, bijvoorbeeld met het oog op publiekswerking. Zo kwamen we bijvoorbeeld op het idee om de raphygraaf nog meer uit te spelen als topstuk. Bij de verschillende criteria werden telkens scores toegekend, maar die leidden niet tot een uitgesproken optelsom of eindconclusie.’

Trajectbegeleiders Jasmien Van Tieghem en Ina Verrept in het Museum of Liverpool © Steven Kersse

Plaatsbezoek aan het Museum Dr. Guislain in Gent © Erfgoedcel Brugge

MB: Kwamen er desondanks opvallende resultaten naar voren? I. Verrept: ‘Zeker! De aanwezigheid van verschillende werelden binnen het kernteam leidde tot evenveel uiteenlopende reacties en ‘waarderingen’. Zo bleken oude voorwerpen met een hoge cultuurhistorische waarde soms nauwelijks emoties op te roepen bij mensen met een visuele beperking. Omgekeerd bleken objecten met een hoge emotionele waarde dan weer minder cultuurhistorisch gewicht in de schaal te leggen. En, soms werden uiteenlopende waarden moeiteloos aan één voorwerp of deelcollectie toegekend. Bovenal waren de gesprekken die we hierrond voerden zeer verhelderend en verrijkend. Gelijkaardige signalen kregen we toen we met een aantal collectiestukken naar een klas met slechtziende leerlingen van Spermalie trokken, of in Varsenare naar Huis 45 waar verschillende oud-leerlingen van Spermalie verblijven. De voorwerpen komen nog meer tot leven als je ervaringsdeskundigen er over hoort vertellen.’ MB: Waar en hoe zijn de resultaten van het traject terug te vinden? J. Van Tieghem: ‘Dat kan op verschillende manieren. Er is enerzijds een waarderingsrapport met daarnaast (aanvullend, maar niet toegankelijk voor het grote publiek)

een tabel en waardenstellingen. Die kunnen beide worden geraadpleegd door werknemers van De Kade en Erfgoedcel Brugge voor de verdere opvolging van de collectie. Aan de hand van presentaties, artikels en workshops delen we ons verhaal anderzijds waar mogelijk ook met het grote publiek, nationaal én internationaal.’ I. Verrept: ‘Zo gingen we in het Museum of Liverpool, dat een tijd geleden een tentoonstelling organiseerde rond ‘hun’ oude School for the Blind, praten over een vervolgverhaal van ons project in de vorm van een rondreizende tentoonstelling. Ook daarbij stellen we participatie voorop. We werken met verschillende partners verder aan een nieuw dossier dat we graag in Brugge en enkele andere Vlaamse steden willen presenteren. Intussen lanceren we het eerder genoemde filmpje rond de raphygraaf en een educatieve koffer voor scholen in samenwerking met Mia Nollet. We zijn met andere woorden nog lang niet uitgepraat over deze collectie!’

Meer weten? Bekijk de projectpagina en het waarderingsrapport op de website van Erfgoedcel Brugge: https://www.erfgoedcelbrugge.be/nl/ projecten/collectie-spermalie.

21


Boven: tekening van windval Links: recente windval in het Zoniënwoud (Brussel) Onder: Oude windval geobserveerd tijdens een archeologische opgraving

“Dit vernieuwde inzicht was het startschot voor een intensere samenwerking tussen natuurwetenschappers en archeologen in België.”

22


DOOR DE BOMEN DE WINDVAL NIET MEER ZIEN Op 6 en 7 november 2019 organiseerde Raakvlak het internationale congres ‘Soils as records of Past and Present: the geoarchaeological approach’. De focus lag op het belang van bodemkunde binnen het archeologisch onderzoek. Het waarom van dit congres en de uitgave van een nieuw wetenschappelijk boek, leggen we graag even uit. — Jari Hinsch Mikkelsen & Mariebelle Deceuninck, R aakvlak

Luik, eind jaren ‘80 Tijdens een archeologische bijeenkomst is het eindelijk de beurt aan prof. dr. Roger Langohr. Hij bestudeert al jaren de bodems van het Zoniënwoud, maar lijkt toch zenuwachtig. Hoe zullen de archeologen reageren op zijn bevindingen? Welke opmerkingen zullen ze hebben bij zijn uiteenzetting over windvallen (door hevige wind ontwortelde bomen), de impact op de bodem ervan en de sporen die dit achterlaat (Langohr, 1993). Hij heeft lang aan zijn voordracht gewerkt en alles is goed onderbouwd. Om alles te illustreren bracht hij nachten door aan zijn tekentafel. Zijn voordracht vloeit voort uit jarenlange observaties van bodems in de natuur. Hij toont eerst een reeks foto’s en daarna zijn tekeningen. Windvallen passeren de revue, zoals wij die vandaag in het bos kunnen zien, maar hij toont ook sporen van windvallen die al duizenden jaren als donkere schaduwen in de bodem bewaard zijn gebleven. De volle zaal met wetenschappers wordt stil, de aandacht verscherpt. De stilte kan maar één ding betekenen: grondsporen veroorzaakt door natuurlijke windvallen werden door archeologen jarenlang als sporen van menselijke activiteit geïnterpreteerd. Archeologen dachten bijvoorbeeld sporen waar te nemen van paalkuilen, drink- of afvalkuilen, maar eigenlijk waren het natuurlijke sporen van ontwortelde bomen. Dit vernieuwde inzicht was het startschot voor een intensere samenwerking tussen natuurwetenschappers en archeologen in België.

Brugge, herfst 2019 Meer dan 30 jaar na die eerste geoarcheologische lezing vinden zowat 100 onderzoekers uit verschillende hoeken van Europa de weg naar de Vriendenzaal van het Groeningemuseum voor het congres ‘Soils as records of Past and Present: the geoarchaeological approach’. Het voltallige Raakvlakteam wacht hen op. Iedereen wil prof. dr. em. Roger Langohr horen spreken. De verwachtingen zijn hoog en worden meer dan ingelost met een schitterende key-note presentatie. Het tweedaagse congres ‘Soils as records of Past and Present: the geoarchaeological

approach’ bood bovendien niet alleen lezingen. Op de eerste dag trokken de deelnemers op excursie, van Brugge, over Damme, naar Zeebrugge en Ramskapelle, om te eindigen in het museum Sincfala in Heist waar op dat moment de tentoonstelling ‘Romeinen in de Zwinstreek’ van Raakvlak liep. In de kerk van Damme kregen de deelnemers toelichting bij het lappendeken van natuurstenen dat het uitzicht van de kerk bepaalt. Naast natuursteen uit groeves in Duitsland en Frankrijk, zijn in de muren van de kerk ook ballaststenen verwerkt. Prof. dr. Roland Dreesen van de Universiteit Gent heeft na geologisch opspoorwerk de link kunnen leggen met verscheidene geologische formaties in Europa (Dusar & Dreesen, 2009). In het stadhuis van Damme verwelkomde burgemeester Joachim Coens de deelnemers en gaf prof. dr. Wim De Clercq een lezing over het meest recente onderzoek rond de verdwenen Zwinhavens van Brugge (Leloup, 2020).

Uitleg door Roland Dreesen over het gebruik van natuurstenen bij het bouwen van de kerk van Damme.

23


Boven: Bodemprofiel tussen het Leopoldkanaal en de Heistlaan (Ramskapelle). 1. Poldersedimenten, 2. Veenafzettingen, 3. Dekzanden met podzolbodemontwikkeling. Links: Bodemdiscussie ter hoogte van de haven van Zeebrugge (Zeevaartstraat, Brugge)

In de haven van Zeebrugge werd een kleine profielput gegraven om de verschillende bodemlagen van dichtbij te bekijken. Binnenkort verdwijnen de laatste zilte weides binnen het Zeebrugse havengebied om plaats te maken voor een nieuwe kade. Raakvlak controleerde enkele jaren terug de weides op archeologische sporen, maar buiten enkele drainagegrachten en recentere kuilen, werden geen sporen gevonden. De bodemopbouw daarentegen is wel interessant om even nader te onderzoeken. Onder de poldersedimenten bevindt zich nog een dikke veenlaag die intact is gebleven. Een opmerkelijke vaststelling, omdat vanaf de Romeinse periode het veen massaal ontgonnen werd in het Brugse Ommeland. Bij gebrek aan bossen gebruikten onze voorouders het veen als brandstof. Het werd dan ook “het zwarte goud” genoemd. Verder onder het veen vonden we dekzanden terug, net zoals ter hoogte van de Brugse zandrug en tussen Brugge en Gent. Bodems zoals deze in Zeebrugge en Ramskapelle zijn bijzonder interessant vanuit archeologische invalshoek, omdat ze drie potentiële leefniveaus weergeven: het dekzand met kans op steen-, brons- en ijzertijdsvondsten, het veen met 24

mogelijk Romeinse vondsten en de poldersedimenten met kans op vondsten uit de middeleeuwen. Op de tweede dag van het congres kwam het bodemonderzoek van verleden tot heden aan bod. Menselijke activiteiten laten sporen na in de bodem die wij eeuwen of zelfs duizenden jaren later kunnen achterhalen. Zo kunnen wij goed bewaarde bodems als een geschiedenisboek lezen of als een ‘book of nature’. Daarnaast was er ook aandacht voor de nieuwste onderzoeksmethodes en strategieën. De steentijdopgraving bij Kerkhove stuwdam bij de gemeente Ruien is een voorbeeld van hoe natuurwetenschappelijk onderzoek in al zijn facetten (pollenonderzoek, vruchten- en zadenonderzoek, geofysische prospectie, sedimentologie, bodemkunde, geomorfologie) kan toegepast worden bij een archeologische opgraving, zodat we een goed beeld krijgen van het landschapsgebruik in het verleden. Tot slot werd dieper ingegaan op de betekenis van het landschap voor de archeologische interpretatie van een site. Bij onderzoek in het Brugse Ommeland is het lezen van het landschap van uiterst belang. In de kustpolders wordt een archeologisch dossier altijd opgestart met een landschappelijk

booronderzoek om het landschap beter in kaart te brengen. Het hoogtepunt van de dag was ongetwijfeld de lezing van prof. dr. em. Roger Langohr, die met veel overgave een overzicht gaf van zijn onderzoeksresultaten na bodemstudies in België, maar ook in het buitenland. Hij ondernam verschillende expedities die hem onder meer naar Chili, Peru, Paaseiland, Vietnam, Congo en Ethiopië brachten. Als afsluiter zong hij a capella ‘What a wonderful world’ van Louis Armstrong. Het was een leerrijk en succesvol internationaal congres. Waar beter dan in Brugge kon dit geoarcheologisch congres plaatsvinden, op het raakvlak van twee disciplines en twee landschappen?

Bibliografie Dusar, M. & Dreesen R. 2009. ‘Geodiversiteit weerspiegeld in historische monumenten: Vlaamse natuursteenlandschappen als geotoeristische trekpleister.’ In: Geological survey of Belgium professional paper 2009/1 n. 305: 79-100 Langohr, R. 1993. Types of tree windthrow, their impact on the environment and their importance for the understanding of archaeological data. Helinium, XXXIII/1. Pp. 36-49. Leloup, W., De Clercq, W., Dombrecht, K., Trachet, J., & Dumolyn, J. (2020). Monnikerede : the rise and decline of a medieval port community in the Zwin estuary. The Medieval Low Countries.


Soils as records of Past and Present

From soil surveys to archeological sites: research strategies for interpreting soil characteristics

Raakvlak bracht in het najaar van 2019 een nieuw wetenschappelijk boek uit dat de neerslag vormt van het gelijknamige congres in Brugge. De bundel is een verzameling van wetenschappelijke kruisbestuivingen tussen archeologie en aard­ wetenschappen. Wat betekenen de twee disciplines voor elkaar en hoe komt dit tot uiting bij archeologische opgravingen of bodemonderzoeken?

Het boek is ingedeeld in 5 hoofdstukken: (1) Huidige en vroegere bodemlandschappen en landgebruik (2) Natuurlijke en antropogene bodemvormende factoren en processen (3) Archeologie en bodemkunde, de complexiteit ontrafelen (4) Klimaat en omgeving in het verleden (5) Huidig en ​​ toekomstig gebruik van bodemgegevens

De redacteurs Judit Deák (Office du patrimoine et de l’archéologie de Neuchâtel), Carole Ampe (Vlaamse Landmaatschappij) en Jari Hinsch Mikkelsen (Raakvlak) stelden een staalkaart samen van recente wetenschappelijke onderzoeken in heel Europa. Auteurs verbonden aan toonaangevende wetenschappelijke instellingen in België, Frankrijk, Hongarije, Luxemburg, Spanje en Zwitserland hebben meegeschreven aan deze lijvige uitgave van 320 pagina’s. Engelstalige artikels wisselen af met Franstalige artikels die ook online raadpleegbaar zijn via https://raakvlak.be/2019/11/28/nieuw-wetenschappelijk-boek/.

Alle bijdragen bevestigen dat een interdisciplinaire aanpak niet meer weg te denken is en vormen samen een eerbetoon aan Roger Langohr, emeritus professor aan de Universiteit Gent, vakgroep Geologie en Bodemkunde die hierin een pioniersrol vervulde en deze aanpak wijd heeft uitgedragen.

Raakvlak wil de onderzoeksresultaten zo breed mogelijk verspreiden en investeert hiermee in een stevige academische basis voor de toekomst. Het belang van de uitgave overstijgt de academische wereld en nieuwe inzichten vinden dankzij Raakvlak hun weg naar het grote publiek.

Editors: Judit Deák, Carole Ampe and Jari Hinsch Mikkelsen / Technical editor: Mariebelle Deceuninck / English language reviewer: Caroline Landsheere Graphic design: Frederick Moyaert / Printing & binding: Die Keure, Bruges Publisher: Raakvlak, Archaeology, Monuments and Landscapes of Bruges and Hinterland, Belgium, www.raakvlak.be ISBN 978 90 76297 811 / Pages: 320

Prijs: 60 euro Hoe bestellen? Stuur een e-mail naar info@raakvlak.be met je adresgegevens. Betalen kan via overschrijving (55 + 5 euro verzendingskosten) naar Raakvlak op het rekeningnummer BE79-0910-1283-3533 (BIC:GKCCBEBB) met vermelding van ‘Soils as records of P&P’.

Raakvlak, Archaeology, Monuments and Landscapes of Bruges and Hinterland, Belgium, www.raakvlak.be 320 pgs. / ISBN 978 90 76297 811

Voorstelling van het boek aan de pers in de Gotische zaal van het stadhuis van Brugge, van links naar rechts: Pascal Ennaert (voorzitter van Raakvlak), Mariebelle Deceuninck (Raakvlak), Nico Blontrock (schepen van Cultuur), Dirk De fauw (burgemeester van Brugge), Jari Hinsch Mikkelsen (Raakvlak), Carole Ampe (VLM)

25


Een vrouwenportret in traditionele Italiaanse kledij door

JOSEPH-DENIS ODEVAERE

Joseph-Denis Odevaere, Portret van een vrouw, 1808, olieverf op doek, 81 x 57 cm (© Lukas – Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost)

26


De neoclassicistische deelcollectie van het Groeningemuseum werd de laatste jaren stelselmatig uitgebreid. Door nijpend plaatsgebrek was het echter niet mogelijk om alle aanwinsten ook systematisch te exposeren. Bij de recente herinrichting van het Groeningemuseum werd bewust meer plaats gereserveerd voor het neoclassicisme als belangrijke, nog te vaak miskende, stijlstroming. Zo komen bezoekers in Brugge nu voor het eerst oog in oog te staan met het enigmatische vrouwenportret van de Brugse schilder JosephDenis Odevaere. — LAURENCE VAN KERKHOVEN De dame op het schilderij is niet geïdentificeerd. Ze poseert in de traditionele klederdracht van de Romagna met een brede witte hoofdsluier en een kleurrijk rood overkleed. Daaronder draagt ze een witte bloes opgesmukt met enkele rode lintjes. Een kostbare driedelige gouden parelketting en bijpassende oorbellen maken haar outfit compleet. De jonge Italiaanse vrouw staat met gevouwen handen in een kamer waarvan het venster een doorkijk geeft op de tuingevel van de Villa Medici in Rome. We herkennen zeer goed de rijkelijk versierde achtergevel van deze Renaissance-villa met de twee karakteristieke torens, de loggia, de klassieke reliëfs en de verfijnde festoenen tussen de ramen. Na grondige restauratie van het schilderij door de vertegenwoordigers van de Londense galerie Lullo-Pampoulides, kwam in de rechter benedenhoek zowel de signatuur van de kunstenaar als de correcte datering aan het licht (‘J. ODEVAERE ROMA MDCCCVIII’). Opmerkelijk is dat Odevaere het doek onderaan links ook een tweede keer gesigneerd heeft met iets lichtere verf (‘J: Odevaere’). Een bewijs van zijn zelfbewustzijn?

Pensionaire aan de Villa Medici Toen Odevaere dit vrouwenportret afwerkte, verbleef hij al enkele jaren in Rome als laureaat van de Prix de Rome wedstrijd aan de Académie de France. Die was sinds 1803 op initiatief van Napoleon Bonaparte en Joseph-Benoît Suvée overgebracht van het vervallen Palazzo Mancini naar de prachtige ruimtes van de Villa Medici. De jonge Odevaere volgde er – net als zijn

bekende vriend Jean-Auguste Dominique Ingres – het klassieke programma van de Académie Impériale de France. Die bestond voornamelijk uit het bestuderen en kopiëren van de Antieken en van de Italiaanse Renaissance-meesters. Odevaeres beeltenis van een jonge Italiaanse vrouw toont zijn groeiende interesse voor de portretschilderkunst van de Renaissance. De driekwart-houding, de gevouwen handen en de enigszins mysterieuze gezichtsuitdrukking lijken geïnspireerd te zijn door de Mona Lisa van Leonardo da Vinci. Maar, ook de kunst van Rafaël genoot zijn bijzondere belangstelling, wat bijvoorbeeld blijkt uit de gelijkenis tussen het Brugse portret en La Donna Velata (de vrouw met de sluier) uit het Palazzo Pitti in Florence. Voor de doorkijk op de Villa Medici is er bij Odevaere misschien een zekere beïnvloeding geweest van zijn Franse makker Ingres. Die had het jaar daarvoor immers een bijzonder sfeervol portret gerealiseerd van François-Marius Granet, met op het achterplan een gezicht op het Palazzo del Quirinale onder een bewolkte hemel (Musée Granet, Aix-en-Provence). Opmerkelijk is ook hoe de Franse academische schilder William Bougereau ongeveer 50 jaar later een pittoresk portret schilderde van een jonge vrouw genaamd Teresa. Zij poseert in een gelijkaardig traditioneel Italiaans kostuum voor een landschap met op de achtergrond de twee torens van de Villa Medici (Musée des Beaux-Arts, Valenciennes). Het lijkt een romantische knipoog van Bougereau te zijn naar het vroegere werk van Odevaere.

Tentoonstellingsgeschiedenis Uit bronnenmateriaal, gepubliceerd door dr. Denis Coekelberghs, kunnen we afleiden dat Odevaeres schilderij al in 1808 tentoongesteld werd in de Villa Medici in Rome. Het jaar nadien werd het portret naar Parijs gestuurd om er beoordeeld te worden door de commissieleden van de Académie des Beaux-Arts. In de documenten wordt het omschreven als ‘Portrait d’une romaine en habit de villageoise des environs de Rome’. Op 7 augustus 1826 duikt het portret weer op in het Salon van Gent. In de begeleidende catalogus wordt het onder het nummer 50 vermeld als: ‘Une femme italienne dans un costume du pays; figure de grandeur naturelle jusqu’aux genoux; dans le fond on aperçoit la façade de la Villa Medicis (l’académie de France à Rome) du côté du jardin’. Onmiddellijk nadien moet het schilderij door loting in het bezit gekomen zijn van de heer Lemmens, een brouwer uit Gent. Uiteindelijk duurde het tot in 2015 vooraleer dit interessante jeugdwerk van Odevaere opnieuw in de openbaarheid kwam. Het Brugs stadsbestuur kon het schilderij in 2018 aankopen bij de Londense galeriehouders Andrea Lullo en Andreas Pampoulides. Nu hangt het portret in het Groeningemuseum als een bijzondere herinnering aan de Romeinse studiejaren van Odevaere. Selectieve bibliografie Salon de Gand. Explication des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, architecture, etc. des artistes vivans, exposés au musée de l’académie, le 7 août 1826, Gent, 1826, p. 14, cat. 50. D. Coekelberghs, Les peintres belges à Rome de 1700 à 1830, Brussel en Rome, 1976, pp. 234-235 en p. 456. M. Woussen, Contribution à l’étude de l’œuvre du peintre brugeois Joseph Denis Odevaere 1775 – 1830, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Université Libre de Bruxelles (ULB). Section Moyen Age – Temps Modernes, 1982, p. 6, p. 50, cat. 21. L. Van Kerkhoven, ‘Een nieuwe Odevaere en Brangwyn in het Prentenkabinet’, in: Museumbulletin 1, 2015, 35ste jrg, januari-maart, pp. 21-22. Lullo-Pampoulides. Classicism Reimagined: Master Paintings and Sculpture 1700 circa 1950, Londen, 2016, pp. 40-43. Paris Tableau. La Patinoire Royale. Brussels. 8-11 June 2017, Brussel, 2017, pp. 42-43.

27


DE KRUISWEG

HET LIJDENSVERHAAL BELEVEN In 2015 startten Erfgoedcel Brugge en de consulent religieus erfgoed Musea Brugge met een langdurig inventarisatietraject van de erfgoedcollecties in de Brugse parochiekerken. Dit zorgt voor boeiend vergelijkingsmateriaal in de twaalf reeds geïnventariseerde kerken. In dit magazine stellen we jullie viermaal een bloemlezing voor, telkens vanuit een thematische invalshoek. Met Pasen in het vooruitzicht werpen we een blik op de Goede Week en de daarbij horende passieverering. — Lothar Casteleyn en Benoît Kervyn De kruisweg is aanwezig in elke rooms-katholieke kerk. Het is een nabootsing in de vorm van schilderijen of beeldhouwwerken van de lijdensweg van Christus in Jeruzalem; vanaf het paleis van Pilatus tot op de Golgothaheuvel, de plaats van zijn kruisdood. Tot op vandaag stappen bedevaarders al biddend langs deze Via Crucis of Via Dolorosa. Maria zou aan de basis liggen van deze kruiswegoefening. Het gebruik werd grotendeels verspreid door de franciscanen (minderbroeders), dit binnen de algemene devotie tot de Passio Christi die in de middeleeuwen een enorme bloei kende. In 1741 wordt de kruisweg verplicht in alle rooms-katholieke bidplaatsen. Gelovigen die Jeruzalem niet konden bezoeken, kregen zo de kans om in hun parochiekerk op pelgrimage te gaan. Vooral op Goede Vrijdag, de dag waarop Jezus’ kruisdood wordt herdacht, volgde een grote menigte gelovigen al biddend en mediterend de staties. Kruiswegen verschenen niet alleen in kerken of kapellen. Je vindt er ook in open lucht, onder meer in bedevaartsplaatsen (o.a. Lourdes) en in kloostertuinen. Een mooi voorbeeld hiervan in de Brugse binnenstad is de eind 18e-eeuwse kruisweg op het oud-kerkhof van de zusters van het SintJanshospitaal, waarbij elke statie versierd is met een grafschrift van één van de zusters. Bij de inventarisatie in de Brugse parochiekerken maakten we kennis met 28

een interessante variatie aan kruiswegen. Uiteraard zijn er veel geschilderde exemplaren, maar we ontdekten ook kruiswegen in gips, tegeltableau en zelfs textiel. Vaak zijn het weerspiegelingen van de tijdsgeest waarin ze zijn ontstaan.

Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangenkerk Ver-Assebroek De kruisweg in deze bedevaartkerk is een typisch voorbeeld van de neogotiek. Elke statie beperkt zich tot de hoofdfiguren van het gebeuren. Ze zijn geplaatst tegen een uitgespaarde vergulde achtergrond met een repetitief ruitvormig patroon. De lijsten rond de staties zijn duidelijk geïnspireerd door de middeleeuwen. Dat geldt ook voor de beschilderde banderol waarop in gotische letters en in verouderde taal de titel van elke statie te lezen valt. Sint-Pieter-in-de-Banden Dudzele De neogotische kruiswegen in de kerken van Sint-Gillis en Dudzele zijn varianten van elkaar. Beide zijn uitgevoerd in drie-dimensionele gips. De uitwerking van de taferelen is levendig en verhalend. Zo krijgen de gelovigen nog sterker het gevoel dat ze getuige zijn van Jezus’ lijden en kruisdood. Bij de kruisweg in Dudzele valt op dat de Kortrijkse kunstenaar Jozef Lelan niet veel aandacht had voor de historische correctheid. Romeinse soldaten worden er samen afgebeeld met Vlaamse krijgers in maliënkolder, hellebaard en pothelm. Elke

Statie 2: Jezus neemt het kruis op zijn schouders, 1850-1925 Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangenkerk, Ver-Assebroek

Statie 7: Jezus valt voor de tweede maal, 1904 Sint-Pieter-in-de-Banden, Dudzele

statie is gevat in een rijkuitgewerkte houten omlijsting, met onderaan een geschilderde banderol met de titel van de statie, en bovenaan het statienummer in Romeinse cijfers. Onder elke statie hangt ook een koperen plaatje met de naam van de parochiaan die de statie aan de kerk schonk.


Kruiswegstaties In veertien momenten of staties (van het Latijnse statio: halteplaats) wordt het lijdensverhaal van Jezus Christus verhaald, vanaf zijn veroordeling door de Romeinse landvoogd Pontius Pilatus tot

Statie 8: Jezus troost de wenende vrouwen, 1885. Sint-Gilliskerk

zijn graflegging.

Sint-Gilliskerk De kruisweg van de Sint-Gilliskerk gaat nog verder in vorm en weergave. De zeven staties van elke zijbeuk vormen een doorlopend verhaal, met meditatieve teksten en omgeven door een fries van bloembladeren en wingerdranken. Bij het begin en einde staat een engel met tekstbanderol. De staties zijn van elkaar gescheiden door een geschilderde repetitieve voorstelling: een passiebloemplant met banderol waarop in gotische letters telkens een tekst staat die verwijst naar de volgende statie. Zo

staat er “+ Die mij wil / volgen, neme / zijn kruis op” net voor de tweede statie wanneer Jezus zijn kruis krijgt. Deze kruisweg werd in 1885 uitgevoerd door Jan De Vriendt (beeldhouwer) en Jules Bevernage (polychromie). Dit dankzij de schenkingen van verschillende parochianen. In de jaren 1960 werd de kleurrijke neogotische stijl niet meer gesmaakt. De staties verdwenen onder een bruine verflaag, die uiteindelijk in 2011 opnieuw verwijderd werd.

Verschillende van deze taferelen worden in de vier evangelies beschreven: Simon van Cyrene die Jezus helpt met het kruis te dragen, het nagelen aan het kruis, de kruisdood … Andere zijn daar niet terug te vinden: de ontmoeting met Maria, Veronica die Jezus’ gezicht afdroogt en het driemaal vallen met het kruis. In de loop der tijd kon het aantal staties verschillen. Sinds het pontificaat van paus Clemens XII (1730-1740) ligt hun aantal vast op veertien. Na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) wordt soms een vijftiende statie toegevoegd die uitbeeldt hoe Jezus verrijst uit de doden. Overzicht 14 kruiswegstaties: 1. Jezus wordt ter dood veroordeeld 2. Jezus neemt het kruis op zijn schouders 3. Jezus valt voor de eerste maal 4. Jezus ontmoet Maria 5. Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis dragen 6. Veronica droogt het gezicht van Jezus af 7. Jezus valt voor de tweede maal 8. Jezus troost de wenende vrouwen 9. Jezus valt voor de derde maal 10. Jezus wordt van zijn kledij beroofd 11. Jezus wordt aan het kruis genageld 12. Jezus sterft aan het kruis 13. Jezus wordt van het kruis genomen 14. Jezus wordt in het graf gelegd

Statie 6: Veronica droogt het gezicht van Jezus af, 1938. Sint-Katarinakerk, Assebroek

29


Sint-Katarinakerk Assebroek Deze kerk is een voor Brugge uniek voorbeeld van een art deco geheel, waarbij architectuur, binnenaankleding en liturgische voorwerpen een totaalconcept vormen. Voor de kruiswegstaties (1938) werd beroep gedaan op de Antwerpse kunstschilder Paul Hagemans. Hij koos voor beschilderde tegeltableaus, waarbij het wit van Jezus en zijn gouden aureool contrasteren met de donkere omgeving. De tegels zijn niet egaal vlak geplaatst, maar telkens met een lichtjes verschillende helling waardoor het licht de kruiswegstaties capteert. Sint-Jozefkerk Deze kruisweg dateert uit 1931 en is typerend voor het interbellum. De in laagreliëf uitgevoerde gipsen staties zijn in bruin overschilderd. Kleuraccenten zijn er voor de aureool en doornenkroon van Jezus en voor de zilverkleurige helmen bij de soldaten. Vanop afstand lijken het bronzen platen gevat in een geprofileerde lijst. Elke statie wordt herleid tot de essentie, waarbij meestal slechts twee figuren in close-up worden voorgesteld. Maria Assumptakerk Assebroek De langwerpige, in textiel uitgevoerde staties vormen samen met de glasramen de grote kleurrijke blikvangers in de strakke ruimte van de Maria Assumptakerk

Statie 14: Jezus wordt in het graf gelegd, 1931. Sint-Jozef

30

(1962-1965). Deze reeks werd ontworpen door Robert De Man en dateert uit het begin van de jaren 1970. De uitgepuurde figuren zijn vervaardigd uit diverse soorten textiel. Ze vormen een kleurrijk contrast met de juten achtergrond waarop ze zijn aangebracht.

Heilige-Kruisverheffing en Sint-Jozefkerk Sint-Kruis Ten slotte stellen we ook een minder bekend aspect van het ‘beleven’ van het lijdensverhaal voor. Zo worden in de Heilige-Kruisverheffing naast de kruisweg ook zes purperen kussens bewaard waarop de Arma Christi of passiewerktuigen zijn aangebracht. Met deze voorwerpen werd Christus gemarteld en bespot tijdens de laatste uren voor zijn dood. Deze processierekwisieten zijn afkomstig van de Zusters van Maria van Pittem, die een meisjesschool “Mariawende” hadden in de nabijgelegen Pastorieweg. Het waren ook meisjes uit die school die de kussens in de Sacramentsprocessie droegen. Gelet op de naam van de kerk (H.Kruisverheffing) en de aanwezige passierelikwieën kon een verwijzing naar het lijdensverhaal van Jezus niet ontbreken in deze processie. De passiewerktuigen zijn telkens in hout, textiel en leer uitgevoerd en op een kussen vastgemaakt. Zo vinden we de

Gesel (Arma Christi), processierekwisiet, 1950-1960. Heilige-Kruisverheffing en Sint-Jozefkerk, Sint-Kruis

Statie 12: Jezus sterft aan het kruis, 1970-1972. Maria Assumptakerk, Assebroek

kruisnagels met de dobbelstenen terug (er werd gedobbeld om Jezus’ kleed), alsook de beurs met 30 zilverlingen (het bedrag dat Judas kreeg om Jezus over te leveren), de doornenkroon, een gesel, de hamer en nijptang en een (lijdens)kelk. Die laatste verwijst naar de hof van Olijven, waar Jezus bad met de woorden “Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan.” (Mat.26.39).


EXPO’S Water Works. Workac In het kader van 150 jaar Koninklijke Stadsschouwburg brengt het Amerikaanse architectenbureau WORKac de tentoonstelling ‘Water Works’ naar de Poortersloge. WORKac is het internationaal gerenommeerde New Yorkse bureau van architecten Amale Andraos en Dan Wood. Met deze tentoonstelling focust het bureau op hun gebouwen waarbij begrippen centraal staan als duurzaamheid, circulaire architectuur, ‘urban farming’, ‘zero emission buildings’ en ‘zero waste’. Naast eigen projecten neemt WORKac ook de ‘Floating Cities’ van de legendarische Amerikaanse architecten Ant Farm onder de loep.

Van Eyck in Bruges Deze tentoonstelling zet twee topstukken van de Bourgondische hofschilder Jan van Eyck in de kijker: ‘Madonna met kanunnik Joris van der Paele’ en het portret van zijn echtgenote Margareta van Eyck. De expositie laat je kennis maken met Jan van Eyck in zijn Brugse periode en illustreert door middel van authentieke documenten zijn werk en leven in het 15e-eeuwse Brugge. Daarnaast focust de tentoonstelling ook op de figuur Joris van der Paele. In heel bewogen tijden bouwde hij een indrukwekkende carrière uit aan de pause­ lijke curie in Rome. Tot 12/07/2020. Groeningemuseum

i.s.m. Cultuurcentrum Brugge en WORKac. Tot 07/06/2020. Poortersloge

Ten huize van Joseph Ryelandt. Portret van een Brugs componist Componist Joseph Ryelandt zou dit jaar 150 zijn geworden. Hij werd in Brugge geboren, werkte en stierf er, maar zijn muziek weerklonk tot ver buiten de stadsgrenzen. Vandaag geldt hij als een van de belangrijkste componisten van het Belgische fin-de-siècle. De tentoonstelling schetst een levendig portret en put daarvoor onder meer uit het rijke familie­ archief dat recent aan het Stadsarchief werd geschonken. Deze expo kadert binnen het stadsfestival Ryelandt 2020 dat ook concerten, wandelingen en lezingen op het programma zet. 19/03 tot 04/10/2020. Arentshuis

Memling Now: Hans Memling in de actuele kunst De Vlaamse primitief Hans Memling heeft door de eeuwen heen een grote invloed gehad op andere meesters, waaronder Dürer en Rafaël. Deze tentoonstelling geeft aan hoe hij tot op vandaag kunstenaars beïnvloedt. Je ontdekt dit aan de hand van – speciaal voor de expo gecreëerde – werken van David Claerbout (BE) en Diana al-Hadid (VS). Je krijgt ook een reeks vroege werken te zien van Joseph Kosuth (VS), één van de vaders van de conceptuele kunst. Daarnaast komen ook de AfroAmerikaanse schilder Kehinde Wiley en de Iraanse schilder Aydin Aghdashloo aan bod. 04/04 – 06/09/2020. Sint-Janshospitaal Lezing David Claerbout (Nederlands) 05/09/2020, 20 uur, Concertgebouw Brugge, ‘t Zand 34, 8000 Brugge

Meet & greet Van Eyck Een gids neemt je mee in de voetsporen van de schilder. Je voelt de sfeer van de Bourgondische periode, komt meer te weten over zijn leven en ontdekt waar zijn creaties vandaag te zien zijn. Van 12/03/2020 t/m 12/07/2020: elke zondag om 14.30 uur. Tijdens schoolvakanties: zondag en woensdag om 14.30 uur. Plaats van afspraak: Standbeeld Jan van Eyck, Jan van Eyckplein Reserveren verplicht via www.visitbruges.be/ koop-tickets-meet-greet-van-eyck

Lezing Joseph Ryelandt, componist in het fin-de-siècle Brugge David Vergauwen deed vier jaar lang onderzoek naar Joseph Ryelandt en kon hiervoor ongemeen veel archieven raadplegen. Dit alles resulteerde in de biografie ‘Joseph Ryelandt, romantisch componist in het fin-de-siècle Brugge’. Voer voor een boeiende lezing over Ryelandts leven en werk. I.s.m Vrienden Musea Brugge 17/05/2020, 10.30 uur Vriendenzaal Musea Brugge

Schemertijd / Culturen na de uren 19/03 – Arentshuis 16/04 – Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie 21/05 – geen nocturne (Hemelsvaartsdag) 18/06 – Sint-Janshospitaal 16/07 – Groeningemuseum 20/08 – Belfort 17/09 – Volkskundemuseum Info www.museabrugge.be

31


Kijken naar Van Eyck Till-Holger Borchert, directeur van Musea Brugge, deelt zijn kennis over Jan van Eyck en zijn oeuvre. Onder meer dankzij de onderzoeksresultaten en de restauratiecampagne van het Lam Gods zijn de inzichten over deze Vlaamse primitief de laatste jaren sterk verruimd. De lezing doet je kijken naar Van Eyck als schilder, met alle diverse inhoudelijke lagen. I.s.m. Vrienden Musea Brugge 29/03/2020, 10.30 uur Vriendenzaal Musea Brugge, Dijver 12

Zwarte Kat Sessie. Drie eeuwen Mariadevotie in Ver-Assebroek Tijdens deze lezing kom je alles te weten over de bijzondere Mariaverering in VerAssebroek. Precies 300 jaar geleden kreeg deze Brugse deelgemeente een ‘miraculeus’ Mariabeeldje in handen. Mieke De Jonghe, voormalig conservator van het Sint-Janshospitaal in Damme en parochieassistente in Assebroek, heeft het in deze lezing over dit merkwaardige beeldje. 14/05/2020, 14.00 tot 16.00 uur Volkskundemuseum

32

Vier de seizoenen Pasen: de mooiste eieren versieren Pasen is een echt lentefeest. Eieren kleuren of beschilderen, gebeurt in vele culturen. Het zou de levenskracht van het ei nog versterken. Tijdens deze gezinsworkshop luisteren kinderen naar het verhaal van de paashaas, maken ze vilten eitjes en zaaien planten in eierdoppen. Ondertussen introduceert de Russische Alexandra de volwassenen in de Centraal-Europese batiktechniek om eieren te versieren. Voor kinderen van 5 tot 9 jaar met (groot-) ouders. 05/04/2020, 14.00 tot 16.00 uur Volkskundemuseum

Airbag in het Volkskundemuseum Het accordeonfestival Airbag strijkt op 24 mei neer in het Volkskundemuseum. Om 11.00 uur kun je genieten van een aperitiefconcert met Tricycle, een band die de grenzen van jazz, folk en wereldmuziek verbindt. In de namiddag is er een feestelijke ‘Bol Musette’ met volksspelen, krulbolling en muziek. 24/05/2020 Volkskundemuseum

Erfgoeddag 2020 De nacht laat je erfgoed op een andere manier beleven In het weekend van 25 en 26 april viert Erfgoeddag zijn twintigste verjaardag. Met ‘De Nacht’ als centraal thema zetten tientallen organisaties hun erfgoed tot in de vroege uurtjes in de kijker. Op het programma staan opnieuw wandelingen, rondleidingen, fietstochten, demonstraties, lezingen, … In de Nieuwe Pastorie nabij de Magdalenakerk in het Astridpark is het centrale infopunt. Info en reservatie via www.erfgoedcelbrugge.be/erfgoeddag2020 25 en 26/04/2020. Verschillende locaties

Molenfeest 250 jaar Sint-Janshuismolen De Sint-Janshuismolen viert eind mei 2020 zijn 250e verjaardag. Het weekend van 30-31 mei wordt daarom een feestweekend voor jong en oud. Op het programma staan onder meer demonstraties van oude ambachten, een ‘molenschieting’, volksspelen, een ritje met de huifkar en geleide bezoeken aan de SintJanshuismolen. Het accordeonfestival Airbag zorgt voor sfeer en muziek. 30 en 31/05/2020 Sint-Janshuismolen, Kruisvest en tuin Gezellemuseum KALENDER


Damme 1620 400 jaar geleden legden de Spanjaarden de laatste hand aan de historische verdedigingsgordel ‘de zevenster’ van Damme. Op 6 en 7 juni brengt Raakvlak die geschiedenis opnieuw tot leven. Bezoek het tentenkamp op de weide ‘de Magazijnenbilk’ en mis de vele demonstraties met pieken, musketten en zwaarden niet. Damme 1620 is een samenwerking tussen Musea Brugge, Raakvlak, de Stad Damme en Natuurpunt. Er is ook een uitgebreid programma voor kinderen. 6/06/2020, 10.00 tot 17.00 uur 7/06/2020, 10.00 tot 16.00 uur Weide de Magazijnenbilk: toegang via de Damse Vaart Zuid, achter parking Zuid of ter hoogte van Burgstraat 6, Damme Info www.raakvlak.be

Memorabel. Kunstbeleving voor mensen met dementie. Onder de noemer MEMORABEL zorgen Musea Brugge en Foton voor rondleidingen op maat van personen met dementie en hun mantelzorgers. Er zijn een reeks vaste rondleidingen gepland, maar een bezoek op een datum naar keuze is ook mogelijk. MEMORABEL is een samenwerking tussen Musea Brugge, Foton – Expertisecentrum Dementie, de Brugse gidsenverenigingen en de Vrienden van Musea Brugge. Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie: 26/03, 28/05, 23/07, 22/10/2020 Sint-Janshospitaal: 23/04, 25/06, 20/08, 24/09/2020 Volkskundemuseum: 07/04, 09/06, 04/08, 08/09/2020 Rondleiding op aanvraag via musea.reservatie@brugge.be of t 050 44 87 43 (tijdens de kantooruren)

Colofon MB, Musea Brugge Magazine,

Redactie MB 1–2020:

Coördinatie:

Musea Brugge

verschijnt driemaandelijks en is

Till-Holger Borchert, Michel Dewilde,

Sibylla Goegebuer

Dijver 12

een uitgave van de vzw Vrienden

Hubert De Witte, Evelien Van den

van de Stedelijke Musea in Brugge

Berghe, Els Wuyts, David Claerbout, Mieke Parez, Laurence Van

Verantwoordelijke uitgever:

Kerkhoven, Ina Verrept, Jari Hinsch

Bertil van Outryve d’Ydewalle,

Mikkelsen, Mariebelle Deceuninck,

p/a Dijver 12, 8000 Brugge

Lothar Casteleyn, Benoît Kervyn, Eva Tahon

Eindredactie MB 1–2020: Inge Geysen, Sibylla Goegebeur, Sigrid Devisch Vormgeving:

8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be

Cedric Verhelst Druk: Stevens Print

Bijzondere Begunstigers

Backcover: Jan van Eyck, Fragment uit Madonna met kanunnik Joris van der Paele, 1436, olieverf op paneel, 0000.GRO0161.I. © Lukas – Art in Flanders vzw, foto: Dominique Provost



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.