MB | Musea Brugge Magazine 2023 - nr. 1

Page 1

Driemaandelijks Tijdschrift – Jaargang 43 – Maart 2023 magazine
16
26 Vloethemveld 24 Archeologieobject
de
2 Voorwoord 29 Vrienden 30 Kalender 8 Collectieplan: interview 19 Partnership met Vier het Leven 22
12
3 Albrecht Bouts’ Ecce Homo
Brugse wandtapijten in de eeuw van Rubens
in
kijker
Een opmerkelijk religieus voorwerp
Brugge en de zee

Beste lezer,

Voor u ligt alweer een magazine gevuld met vele boeiende verhalen. De voorbije magazines stonden vol interessante artikels over onze werking en de rijke geschiedenis van onze stad, collectie en organisatie, aangevuld met overzichten van de vele indrukwekkende museumprojecten. Dat zal dit jaar niet anders zijn. Het voorbije jaar was wat je noemt een boerenjaar voor Musea Brugge. De toptentoonstellingen in het Sint-Janshospitaal zetten ons verder op de kaart als internationale erfgoedinstelling en het aantal bezoekers herstelde zich maand na maand.

In deze editie leest u meer over het collectieplan. Eind 2022 publiceerden we, na twee jaar reflectie en schrijfwerk, ons langverwachte collectieplan. We vertellen u wat dat collectieplan precies is, wie eraan meewerkte, hoe het tot stand kwam en vooral ook over de impact die het document zal hebben op de organisatie Musea Brugge.

Het collectieplan vertelt ook meer over onze verzamelpijlers. Onze collectie blijft immers groeien. Wie de tentoonstelling ‘Oog in oog met de Dood’ bezocht, kon al kennismaken met onze nieuwste Vlaamse primitief. Dankzij een legaat kwam in 2022 een schilderij met de ‘Ecce Homo’ van de Leuvense kunstenaar Albrecht Bouts (werkzame periode 1480 - 1549) in de collectie terecht. Pater Ghislain De Jaeger (19252021) liet dit werk na aan de Koning Boudewijnstichting met het verzoek het permanent onder te brengen in het Groeningemuseum.

Naast de vele publieksevenementen en tentoonstellingen blijven we ook investeren in onze vaste presentaties. Zo is er sinds eind november 2022 de nieuwe, vaste museumpresentatie ‘Brugge en de zee’, te zien in de historische zaal van het Stadhuis. Aan de hand van een Augmented Reality (AR) maquette en een selectie unieke objecten, schilderijen, prenten en foto’s illustreert de nieuwe vaste opstelling in het Stadhuis de geschiedenis van de verbinding van Brugge met de zee, van de Romeinse tijd tot vandaag. Een verhaal dat u vast en zeker boeit.

Veel leesplezier, de Directie van Musea Brugge

2

Ecce Homo

Albrecht Bouts in de collectie

Musea Brugge is een Vlaamse primitief rijker. Dankzij een legaat kwam in 2022 een schilderij met de ‘Ecce Homo’ van de Leuvense kunstenaar Albrecht Bouts (werkzame periode 1480-1549) in de collectie terecht. Pater Ghislain De Jaeger (1925-2021) besliste al in 2013 dat hij dit werkje wilde nalaten aan de Koning Boudewijnstichting met het verzoek het permanent onder te brengen in het Groeningemuseum. Hij deed dat niet zonder reden. Op die manier wilde hij zijn vader dr. Antoine De Jaeger, oud-voorzitter van de Vrienden van Musea Brugge, herdenken. Het schilderij vertelt niet alleen een interessant kunsthistorisch verhaal. Het introduceert ons ook in het boeiende levensverhaal van de twee heren en is verweven met een belangwekkende periode uit de verzamelgeschiedenis van Musea  Brugge. — Anne van Oosterwijk

Behalve voorzitter van de Vrienden tussen 1959 en 1972 was dr. Antoine De Jaeger (1889-1972) oogarts en amateurschilder. Zijn praktijk bevond zich in de oogkliniek van het Sint-Janshospitaal aan de Mariastraat, waar vandaag het Prentenkabinet van Musea Brugge gevestigd is. Naast zijn werkzaamheden als arts was hij vooral bezig met schilderen en verzamelen van kunst. Die passie heeft hij ook overgebracht aan zijn kinderen en kleinkinderen, die tot vandaag met trots de collectie van hun (groot)vader beheren en onder wie ook enkelen professioneel met kunst bezig zijn. Hun getuigenissen zijn de basis voor dit artikel.

Een eigenzinnige voorzitter van de Vrienden

Initieel ging dr. De Jaegers interesse uit naar de oude meesters en in het bijzonder de Vlaamse primitieven, maar hij miste interactie met kunstenaars. Daarom richtte hij zich vanaf 1940 steeds meer op contemporaine kunstenaars. Hij onderhield goede contacten met onder meer Henri-Victor Wolvens (1896-1977) en Paul  Delvaux (1897-1994). De eerste had hij als behandelend arts geholpen bij een oogaandoening. Wolvens was hem zo dankbaar dat dr. De Jaeger – volgens overlevering van de kleinkinderen – sindsdien als eerste mocht kiezen uit nieuw werk en altijd met een fikse korting mocht kopen. Ook adviseerde Wolvens hem in de aankoop van werk van andere kunstenaars. Met Delvaux waren de contacten zo vriendschappelijk dat dr. De Jaeger op een gegeven moment zelfs de sleutel tot diens woning kreeg.

3
‘Ecce Homo’ in de tentoonstelling ‘Oog in oog met de Dood’, foto © Tim Theo Deceuninck

In 1959 volgde dr. De Jaeger Kanunnik

Joseph Dochy na diens overlijden op als voorzitter van de Vrienden. Onder zijn voorzitterschap werden werken aangekocht van onder meer Louis Thévenet, Edgard Tytgat, Leon Spilliaert, Rik Wouters en Dan Van Severen. Dankzij zijn persoonlijk contact met kunstenaars hadden de Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge een unieke aankooppositie verworven. Hoewel de statuten en in afstemming met het verzamelbeleid van de Provincie West-Vlaanderen stelden dat er alleen kunst van overleden kunstenaars aangekocht mocht worden, werd hier onder het voorzitterschap van dr. De Jaeger voor het eerst van afgeweken. De aankoop van ‘L’Attentat’ van René Magritte werd weliswaar pas in gang gezet twee weken na het overlijden van de kunstenaar in 1967 en was dus conform de statuten. Maar aan Paul Delvaux werd in 1970 –omgeven door de nodige discussie en

commotie – zelfs een creatie-opdracht gegeven. Hieruit blijkt de vastberadenheid van dr. De Jaeger om met visie de collectie moderne kunst van het Groeningemuseum te verrijken. Dankzij die twee aankopen kreeg het Belgisch surrealisme met twee klinkende namen immers een sterke vertegenwoordiging in de collectie van Musea Brugge.

Pater Ghislain De Jaeger

Antoine De Jaeger is vader van drie jongens en drie meisjes. Twee van zijn zonen en een dochter kozen voor het religieuze leven. Antoine De Jaeger gaf de ‘Ecce Homo’ van Albrecht Bouts aan zijn dochter Lucie, die het meenam naar De Foyer de Charité in Desvres (Frankrijk) waar ze was ingetreden. Na haar dood keerde het paneel terug naar België en kwam het in bezit van haar broer pater Ghislain. Pater Ghislain De Jaeger werd op 24  maart 1951 tot priester gewijd en

4
René Magritte, ‘L’attentat’, 1932, olieverf op doek, Brugge, Musea Brugge, © SABAM Belgium 2022, foto Hugo Maertens Pater Ghislain De Jaeger (privéarchief familie)

vertrok kort daarna als missionaris naar Boudewijnstad (huidige Moba) in Congo, waar hij 45 jaar zal verblijven. De  laatste decennia van zijn leven woonde hij in het noviciaat van de Witte Paters in Varsenare. Hij was een bescheiden man die niet veel had met de materiële kant van het leven, maar was net als zijn vader bijzonder geboeid door de kunsten en bezocht vele tentoonstellingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij bijzonder gehecht was aan het schilderij. Zelfs in die mate dat hij de ‘Ecce Homo’ geregeld meenam als hij een weekend ging logeren in zijn ouderlijk huis in Assebroek, waar zijn nicht met haar echtgenoot na het overlijden van dr. De Jaeger was gaan wonen. In het noviciaat bewaarde pater De Jaeger de ‘Ecce Homo’ in zijn privévertrek in een stevige eikenhouten omlijsting, maar elk jaar op Goede Vrijdag werd het getoond in de kapel en betrokken bij de liturgie. Dat

maakt van dit werk het meest recent gebruikte werk in de liturgie uit de collectie van Musea Brugge.

‘Ecce Homo’ van Albrecht Bouts (werkplaats)

Het kleine schilderijtje toont Jezus met doornenkroon, gehuld in een rode mantel, met de handen gebonden en een rietstengel in de hand. Jezus heeft een trieste blik in zijn ogen en heeft zijn mond iets geopend. De doornenkroon prikt in zijn huid en druppels bloed parelen op. Dankzij de attributen weten we dat Jezus hier voorgesteld is kort na zijn veroordeling door Pontius Pilatus. Hij is gekroond als koning van de Joden met een doornenkroon, staf en mantel en wordt aan het volk getoond met de woorden “Zie hier de Mens” (“Ecce Homo”).

De compositie zoomt in op het gezicht en schouders van Jezus en legt daarmee de nadruk op de ‘koninklijke’ attributen

die Jezus bespotten. Dit wordt nog versterkt door de gouden achtergrond die de voorstelling van alle verhalende elementen ontdoet. Albrecht Bouts schilderde veel van dit soort Ecce Homo-schilderijen die bedoeld waren voor privédevotie en hanteerde daarvoor verschillende composities. Dit werk volgt één van die composities waarvan het prototype in het Suermondt-Ludwigmuseum in Aken wordt bewaard. Het Brugse schilderij werd door een getalenteerde medewerker gemaakt. Na de overdracht van het schilderij aan de Koning Boudewijnstichting, die het volgens de voorwaarden van het legaat onderbracht bij Musea Brugge, werd het schilderij door Laetitia Golenvaux en Veronique Geniets gerestaureerd. De restauratie onthulde een kwalitatief schilderij dat verstopt zat onder een gele laag vernis en bracht nieuwe details aan het licht die veel informatie over het werk opleverden. Hoe dit schilderij precies in het

5
Paul Delvaux, Sérénité, 1970, olieverf op paneel, Brugge, Musea Brugge, © SABAM Belgium 2022, foto Hugo Maertens Albrecht Bouts (werkplaats), ‘Ecce Homo’ (na restauratie), 1500-25, olieverf op paneel, Brugge, Musea Brugge, in langdurige bruikleen van de Koning Boudewijn Stichting,© Musea Brugge, foto: Cedric Verhelst

oeuvre van Bouts past zal in een verdiepende studie van Golenvaux, Geniets en Marijn Everaarts besproken worden (nog te verschijnen).

Het werk vult de collectie Vlaamse primitieven op een belangrijke wijze aan. In de collectie is het werk van kunstenaars actief in Brugge immers sterk vertegenwoordigd, maar dit wordt nauwelijks gecontextualiseerd met werken van kunstenaars actief in andere steden uit de Lage Landen, in dit geval Leuven. Ook beheert Musea Brugge nog maar enkele privédevotiestukken uit die periode. Op beide vlakken is het werk dus een interessante aanvulling. Albrecht Bouts werd daarnaast mogelijk opgeleid door Hugo van der Goes, van wie Musea Brugge een topstuk beheert. Na zijn vorming zette Albrecht bovendien de belangrijke werkplaats van zijn vader Dirk Bouts voort. Kortom, dit schilderij

biedt vele ingangen om het bijzondere kunsthistorische verhaal van de Vlaamse primitieven verder toe te lichten in het Groeningemuseum. Gezien de thematiek van het werk en de relatie van Albrecht Bouts met Hugo van der Goes werd ervoor gekozen om de ‘Ecce Homo’ voor het eerst aan het publiek te tonen in de tentoonstelling

‘Oog in oog met de Dood’ (28 oktober 2022 – 5 februari 2023) in het Sint-Janshospitaal. Vanaf maart 2023 zal het schilderij een vaste plek krijgen in het Groeningemuseum, zaal 2.

Met dank aan de kleinkinderen van dr.  De Jaeger voor alle informatie. Dank  ook aan Laurence Van Kerkhoven en Rudy De Nolf voor het delen van hun kennis over dr. De Jaeger.

Beknopte bibliografie

West-Vlaanderen, Jaargang 9 (1960), p.449

Musea Brugge Magazine ‘Schatten van Vrienden’ (themanummer), vol. 3, jrg. 38 (2018), 17, 19-21; 42-49

V. Henderiks, Albrecht Bouts (1451/551549) (Contributions à l’étude des Primitifs Flamands/Bijdragen tot de studie van de Vlaamse Primitieven, 10), Brussel, 2011.

7
Albrecht Bouts (werkplaats), ‘Ecce Homo’, 1500-25, olieverf op paneel, Brugge, Musea Brugge, in langdurige bruikleen van de Koning Boudewijn Stichting (tijdens restauratie)

Kwaliteit is onze grootste troef

Het nieuwe collectieplan van Musea Brugge

Eind 2022 publiceerde de afdeling collectie, na 24 maanden reflectie en schrijfwerk, haar langverwachte collectieplan. Anne van Oosterwijk, directeur van de afdeling Collectie, vertelt in haar eigen woorden wat dat collectieplan nu precies is, wie eraan meewerkte, hoe het tot stand kwam maar vooral ook over de impact die het document zal hebben op de organisatie Musea Brugge. — Interview met Anne van Oosterwijk, door Björn Hinderyckx

Wat is een collectieplan nu eigenlijk?

Anne: Elke collectie-beherende instelling beschrijft in een collectieplan hoe het met haar collectie omgaat, hoe ze die gaat bewaren en ontsluiten en welke doelstellingen ze ermee wil bereiken. Voor Musea Brugge is dat een complexe puzzel omdat we natuurlijk een hele rijke collectie hebben: we verzamelen op maar liefst 32 verschillende domeinen.

Daarnaast hebben we ook een hele complexe verzamelgeschiedenis. Dat zorgt ervoor dat een collectieplan schrijven niet zo makkelijk is.

Een collectieplan verwoordt hoe een collectie is opgebouwd, wie het behoud van je collectie gaat doen, wie verantwoordelijk is voor het beheer van de collectie, waarnaar je onderzoek gaat doen maar ook wat je gaat (blijven) verzamelen. En dat laatste is uiteraard een hele belangrijke stap in dit collectieplan omdat we daar de laatste jaren echt grote vorderingen gemaakt hebben ten opzichte van het verleden. We gaan, ook uit noodzaak, veel selectiever om met de budgetten.

Wie is verantwoordelijk voor het collectieplan, naast jij als directeur van  de afdeling Collectie? Sinds 2021 hebben we een nieuwe afdeling Collectie: met een team conservatoren, een team registratoren en een team conservatie. Dit collectieplan werd vooral opgepakt binnen het conservatorenteam, waarbij ik ook onze bibliothecaris reken, de senior registrator en de coördinator conservatie. Met deze “partners” zijn de discussies ten gronde gevoerd, al is er uiteraard heel regelmatig teruggekoppeld naar zowel onze brede afdeling Collectie als de afdeling Publiek en Tentoonstellingen. Maar ook met andere collectiebeherende instellingen binnen Stad Brugge zijn we aan tafel geschoven: denk aan het stadsarchief en de openbare bibliotheek maar ook een aantal mensen die de religieuze instellingen in Vlaanderen of in Brugge goed kennen. We toetsten regelmatig af en dat is uiterst belangrijk, omdat je natuurlijk die reflectie nodig hebt om het breder te trekken dan enkel je eigen kennis van de collectie. Eigenlijk

8
Anne van Oosterwijk, directeur afdeling Collectie, in de tentoonstelling ‘Oog in oog met de Dood. Hugo van der Goes, oude meesters, nieuwe blikken’ (© Musea Brugge / Stad Brugge).

namen we bij het schrijven van dit collectieplan al een voorsprong op de werking van BRON, waar we ook willen inzetten op die discussiecultuur en de verbreding van de kennis over onze collectie.

Hoe begin je eraan? Naast de discussies die al benoemd zijn, bestaan er good practices in de museale wereld die je als kapstok gaat gebruiken? Of start je toch eerder vanaf nul? Tot de reorganisatie, werkten we per museumgroep (Bruggemuseum, Hospitaalmuseum en Groeningemuseum, nvdr.) elk met onze deelcollectie. Binnen die museumgroepen waren er ook al collectieplannen: die waren vrij basic maar konden uiteraard wel dienen als beginpunt. Daarnaast namen we enkele handleidingen door in de voorbereidende fase van dit project, waaronder ‘Handreiking voor het schrijven van een collectieplan’ en ‘Op de museale weegschaal’. In september 2021 verscheen ‘Een collectieplan schrijven, dat doe je zo’ uitgegeven door FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed: vanaf dan werd dit de belangrijkste leidraad. Er waren dus wel wat startpunten maar voor ons was het vooral heel belangrijk om er gewoon aan te beginnen, net omdat we de hele reorganisatie achter de rug hebben: de museumgroepen zijn opgeheven en samengevoegd in een nieuwe structuur, waardoor de conservatoren en iedereen die met of op onze collectie werkt, zoals de registratoren en de restau ratoren in één afdeling samen zitten. Dat is een wezenlijk verschil met vroeger. Door deze grote verandering werden de schot ten tussen de deelcollecties weggenomen en beschouwen we de collectie Musea Brugge voor het eerst als één geheel. En juist daarom was het voor ons belangrijk om met een frisse bril naar de collectie te kijken…

Ook doordat mensen in een nieuwe functie terecht kwamen en daardoor de tijd moesten nemen om naar de eigen deelcollectie te kijken?

Dat is de bedoeling hé. Die vaak nieuwe kijk was een start, een basis om het col lectieplan op te maken. Het collectieplan geeft speerpunten of pijlers mee per peri ode waarop we gaan werken de komende tijd. Dus de conservatoren weten nu wel degelijk beter wat er van hen verwacht wordt in de toekomst dan voorheen. Maar het is vooral die ééngemaakte collectie die heel belangrijk is. We hebben dit ook letterlijk doorgevoerd in die zin dat de af zonderlijke collectiedatabases die voor de

reorganisatie bestonden, zijn samengevoegd. Dat is reeds gebeurd in de winter van 2020-2021. En daardoor kunnen we nu de verschillende onderdelen van de collecties die vroeger opgesplitst waren, veel makkelijker gaan doorzoeken en veel makkelijker verbanden leggen. Dat is een heel interessante stap voorwaarts en één van de belangrijkste beslissingen in dit collectieplan: we bekijken alles in een breder geheel of context. Zo willen we bijvoorbeeld de Vlaamse primitieven veel meer met andere disciplines en andere kunstvormen samenbrengen. Dit is een voortschrijdend inzicht, ook in het wetenschappelijk onderzoek: eigenlijk mogen de disciplines niet zo strikt opgesplitst worden. Dat zie je ook terug in hedendaagse presentaties op zaal in veel musea maar dat moet eigenlijk in de collectie ook zo benaderd worden.

Het collectieplan komt gelijktijdig met het nieuwe beleidsplan? Zijn ze aanvullend? En op welke manier? We zijn eigenlijk met het collectieplan begonnen zonder te weten dat het een verplichte bijlage was voor het beleidsplan. Wij hebben geluk dat we er zo vroegtijdig mee begonnen zijn want we zijn er 24 maanden mee bezig geweest om het nieuwe collectieplan te schrijven. Dat is een enorme doorlooptijd, die je ook gewoon nodig hebt. Inventariseren en op punt zetten van zaken, maar ook

echt niet overbodig. Het beleidsplan is geschreven voor de Vlaamse gemeenschap vanuit het perspectief van een CEI (cultureel-erfgoedinstelling) omdat we dat natuurlijk sinds juni 2022 zijn. Dat heeft een hele internationale scope, die CEI benoeming… terwijl we natuurlijk ook een hele belangrijke lokale en regionale werking hebben. Dat is een moeilijke balans om te maken. Het collectieplan bood ons wel de mogelijkheid om heel veel details van onze werking uit te leggen. Die konden we niet kwijt in dat beleidsplan, wat een maximum aantal pagina’s heeft. Door het collectieplan als bijlage toe te voegen aan het beleidsplan, kunnen we die zaken toch mee geven en uitleggen. De stappen die we moeten nemen om te verhuizen naar twee gigantische, state-of-the-art depots staan in het collectieplan beschreven: dat is niet zomaar een klein stapje vooruit, dat zijn zevenmijlsstappen vooruit die we nemen in het basisbehoud van de objecten van de collectie. Ook de uitbouw van BRON als onderzoekscentrum en belangrijkste toegang voor het onderzoek op onze collectie, komt aan bod. Dat zijn zaken die natuurlijk in het beleidsplan staan maar heel summier en vooral als infrastructuurprojecten terwijl we in het collectieplan de inhoudelijke details kunnen behandelen. Maar ook de keuze voor bepaalde verzamelpijlers kan in het collectieplan echt goed geargumenteerd worden, terwijl daar in het beleidsplan

van onze focuspunten blijven maar deze hebben we verbreed naar de Bourgondische en Habsburgse periode in Vlaanderen. Zoals eerder gezegd richten we ons hier ook niet enkel op schilderkunst. Dat is een hele belangrijke uitbreiding van die evidentie die er reeds in zat. Een andere evidentie was ook om het onderzoek te verbreden – een beetje als aanloop naar BRON, waar we met z’n allen heel hard naar uitkijken. We hebben natuurlijk sinds 2010 de belangrijke werking van het Vlaams onderzoekscentrum voor kunst in de Bourgondische Nederlanden. Dat blijft behouden maar we zien dat die werking heel veel kennis oplevert over de collectie in dat onderdeel en we vinden dat een groot deel van de overige collectie die aandacht ook verdient. Daarom gaan we die werking verbreden naar de twee andere pijlers: ‘de lange 19de eeuw’, de periode die heel erg bepalend is voor de beeldvorming rond Brugge. Daar zit symbolisme in, daar zit neoclassicisme in maar ook de Academie. De andere pijler is ‘Brugge en de dag van vandaag’: daar zit zowel hedendaagse kunst in als de collectie volkskunde die we willen actualiseren en willen uitbreiden naar vandaag, onder meer door participatieve projecten. De volkskundige collectie is immers de grootste deelcollectie.

Dat zijn belangrijke keuzes die vanuit een evidentie vertrekken maar die nu ook beter omlijnd zijn, waardoor we in de

ler, die we vooral beschouwen als een onderzoekspijler: de ambachten en de toegepaste kunsten. Dat is een collectie waar we nu (nog) niet actief op gaan verzamelen omdat we daar eigenlijk te weinig zicht op hebben: het gaat immers om grofweg 16.000 objecten en we willen eerst beter in kaart brengen waar onze lacunes zitten. Om dat te doen, is een onderzoeksproject gestart in samenwerking met het STAM in Gent.

Ook bij de overige drie pijlers waar ik het al over had, die we beschouwen als verzamelpijlers, is die onderzoekscomponent nadrukkelijk aanwezig en worden onderzoeksprojecten gekoppeld. Voor de Bourgondische en Habsburgse periode wordt stevig ingezet op de Memlings, daarnaast is voor de lange 19e eeuw al een onderzoeksproject gaande, met ‘Leerling-Meester’ dat de basis legt voor veel meer onderzoek, omdat het ook een registratieproject is dat veel verdiepender gaat dan enkel basisregistratie, zoals we bij de verhuis doen. Voor de collectie volkskunde, gaan we een participatief project opstarten rond verzamelen. Daarvoor lopen de contacten met enkele instellingen die daar reeds mee bezig zijn maar eerst willen we daar een methodologie uitwerken. Eén van de meest evidente maar ook belangrijkste keuzes die we gemaakt hebben in ons collectieplan is dat de volledige collectie geregistreerd moet zijn tegen 2031. Dat klinkt misschien niet ambitieus

maar dat is een gigantische verwezenlijking als het lukt. En het zal lukken ook! We moeten dat doen om onze volledige collectie te kennen, goed te kunnen beheren. Dat heeft zeker ook te maken met onze verhuisbewegingen: je kan immers niet iets verhuizen zonder dat je daar een van kunt houden, kunt volgen waar het zit. Dus de verhuisprojecten zijn een serieuze hefboom in die registratie. Daarnaast willen we ook naar buiten treden met onze collectie, via digitale middelen. Sinds corona weten we, dat we als museum 24 uur per dag open zijn online en daarvoor willen we onze collectie ook zo maximaal mogelijk ontsluiten. Daarvoor is registratie nodig want als het niet in een database zit, als er geen goeie foto’s zijn, kunnen we het niet op onze website tonen. Ook dat zijn belangrijke focuspunten van het collectieplan.

Wat waren de minder evidente keuzes?

Kiezen is verliezen. Er komen in de toekomst wellicht heel veel zaken op ons pad waar we mogelijk gigantisch in geïnteresseerd gaan zijn maar die simpelweg niet in onze scope passen. Daar houden we echter wel aan vast omdat we als instelling ook aan ons profiel willen werken: hoe we in de museumwereld staan en welke collecties bij ons horen en welke niet.

Mis je dan geen opportuniteiten?

Dat is natuurlijk de vraag: is het effectief wel een opportuniteit voor ons als het niet in onze verzamelpijlers zit? We blijven altijd kritisch en we gaan ons vragen stellen bij elk ding dat voor onze voeten komt maar we moeten scherpe keuzes maken. We hebben straks immers twee gloednieuwe depots maar die gaan vanaf het begin eigenlijk al vol zitten. Onze financiële middelen zijn uiteraard ook beperkt waardoor die scherpe keuzes echt wel noodzakelijk zijn.

Wat was het lastige aspect om het collectieplan helemaal juist te krijgen? Is het collectieplan wel helemaal juist?

Het is zeer belangrijk te vermelden dat het collectieplan een levend document is. Of we helemaal juist zitten, dat moet nog blijken. Voor nu is het af, maar over twee

10

jaar gaan we opnieuw discussiëren en gaan we evalueren. Vinden we de keuzes en bijkomend ook de aankopen die we hebben gedaan, nog steeds correct? Hebben we kansen gemist en kunnen we daar lessen uit trekken?

Dat het een levend document is, komt ook in andere aspecten naar voren. Ik geef graag een voorbeeld: we kozen in deze versie van het collectieplan eigenlijk om twee mogelijke pijlers, het hedendaags en participatief verzamelen én de ambachten, als onderzoekspistes te zien: bij deze pistes willen én moeten we methodologieën ontwikkelen zodat we in een volgende versie, over een afzienbare tijd wel die scherpe keuzes kunnen maken.

Waardering zal daar absoluut een grote rol in spelen: waardering om een kunstof erfgoedobject binnen te halen of juist niet, maar ook om een object uit onze collectie te herbestemmen. Ook dat gaat op ons pad komen, na de grote verhuisbewegingen. We hebben zo’n diverse collectie, zoveel raakvlakken in Vlaanderen en daarbuiten. In de toekomst gaan we kijken of bepaalde collectiestukken beter in andere instellingen passen dan bij ons. Daarbij denken we uiteraard aan de samenwerkingen met FARO en dergelijke instellingen. Er zijn immers al veel standaardprocedures voor uitgeschreven maar ik verwacht dat de partnerschappen echt per deelcollectie of zelfs per object dat we mogelijk willen herbestemmen, bekeken zullen moeten worden.

Documenten als dit collectieplan, met alle beelden die we selecteerden zijn zo belangrijk omdat het visibiliteit geeft aan wat we doen. Registratie is heel onzichtbaar werk, conservatie ook. Een heel stom voorbeeld zijn de steuntjes die ons atelier maakt: als het in orde is, ziet niemand het. Als het niet in orde is, heeft iedereen het gezien.

Tot slot en heel kort als besluit: waarom gaat het collectieplan de werking van afdeling collectie optimaliseren?

Als professionele organisatie en sinds kort als cultureel-erfgoedinstelling streven wij de hoogste kwaliteit na. Het collectieplan beschrijft wat die graad van

kwaliteit moet zijn en is dus een leidraad voor hoe we willen en moeten werken. Als één van de grootste culturele instellingen van Vlaanderen, is die kwaliteit onze grootste troef!

u

11
Deze QR code kunt scannen met uw smartphone en leidt u rechtstreeks naar de pdf-versie van het collectieplan (© Musea Brugge / Stad Brugge)

Brugge en de zee

Nieuwe vaste opstelling in historische zaal Stadhuis

Sinds eind november 2022 is de nieuwe, vaste museumpresentatie ‘Brugge en de Zee’ te zien in de historische zaal van het Stadhuis. Het onderwerp is niet toevallig gekozen. Het Stadhuis van Brugge getuigt van de rijke geschiedenis van de stad en die rijkdom is in belangrijke mate te danken aan de verbinding met de zee. De relatie tussen Brugge en de zee is verre van stabiel. Eeuwenlang moet de stad vechten. Vechten om zichzelf te beschermen tegen het water of net om de verbinding met de zee open te houden. Aan de hand van een Augmented Reality (AR) maquette en een selectie unieke objecten, schilderijen, prenten en foto’s illustreert de nieuwe vaste opstelling in het Stadhuis de geschiedenis van de verbinding van Brugge met de zee, van de Romeinse tijd tot vandaag. Een verhaal over de geschiedenis van Brugge dat zowel Bruggelingen als binnen- en buitenlandse bezoekers boeit. — Geert Souvereyns

Verdwenen Zwinhavens

Centraal in de nieuwe opstelling in de historische zaal staat een 8,5 meter lange maquette van het landschap tussen Brugge en de Noordzee. Deze maquette is ontwikkeld voor de tentoonstelling

‘Verdwenen Zwinhavens’ (2021), georganiseerd door Westtoer in het Zwin Natuur Park. Via projecties zag je er het landschap tussen Brugge en de Zwinmonding voortdurend veranderen: van de Romeinse tijd tot vandaag. Dit wordt Augmented Reality (AR) genoemd, omdat aan de echte wereld – het landschap – een

12
Zaalzicht op de nieuwe museumpresentatie ‘Brugge en de zee’ in de historische zaal van het stadhuis van Brugge (© Musea Brugge / Stad Brugge).

virtuele laag wordt toegevoegd, met name de historische evolutie.

De tentoonstelling ‘Verdwenen Zwinhavens’ was gebaseerd op jarenlang archeologisch en interdisciplinair onderzoek van de UGent. Archeologen Wim De Clercq, Jan Trachet en Maxime Poulain werkten samen met het Parijse technologiebedrijf Timescope om de complexe geschiedenis van het Zwin en de Zwinhavens op een bevattelijke en innovatieve manier te presenteren aan een breed publiek. Naast de AR maquette ontwikkelde Timescope ook 360° Virtual Reality-kijkers, die nog steeds op verschillende plaatsen in de Zwinstreek opgesteld staan. Via een fietsroute kan je ze allemaal bezoeken. Met de VR-kijkers kan je de plek zien en beleven zoals het er honderden jaren geleden uitzag. Doordat je rondom kan kijken, is het alsof je in de tijd reist.

Totaalbeleving

Westtoer en de UGent wilden de AR maquette niet zomaar verloren laten gaan. De Stad Brugge, één van de partners in de tentoonstelling in het Zwin Natuurpark, bood zich meteen aan als kandidaat-overnemer. Dat is logisch. De positie van Brugge als middeleeuwse handelsmetropool is namelijk niet los te zien van het Zwin en de Zwinhavens. Het stadsbestuur en Musea Brugge zagen er een kans in om een nieuwe, hedendaagse invulling te geven aan de verouderde museumopstelling in de historische zaal.

De AR maquette is niet zomaar overgeplaatst naar het Brugse stadhuis. De expo in het Zwin Natuurpark focuste

op het verhaal van de ontwikkeling van de Zwinstreek, van de Romeinse tijd tot vandaag, met de nadruk op de bloeiperiode van de Zwinhavens tussen de 12e en de 15e eeuw. Voor de nieuwe museumpresentatie in de historische zaal is de verhaallijn en de geprojecteerde film aangepast. Opnieuw werd daarbij beroep gedaan op Timescope. Het verhaal is nu meer toegespitst op het eeuwenlange streven van Brugge om een verbinding te hebben met de Noordzee. Wat bijvoorbeeld veel mensen niet weten, is dat er al in de Romeinse tijd een verbinding was tussen Brugge en de zee. Die verbinding liep via een natuurlijke getijdengeul die het land binnenstroomde ter hoogte van Blankenberge. Bij de aanleg van een nieuw havendok in Fort Lapin, net ten noorden van de Brugse binnenstad, werden in 1899 restanten ontdekt van één of meer zeewaardige boten uit de Romeinse tijd. De geschiedenis van Brugge en de zee gaat dus verder terug dan de middeleeuwen. Ook na de middeleeuwse bloeitijd en de verzanding van het Zwin blijft Brugge onverminderd zoeken naar een nieuwe uitweg naar de zee, ditmaal via een nieuw kanaal naar Oostende. Aan het uiteinde van dit kanaal laat de stad in 1664 de Handelskom uitgraven en er kades, scheepswerven en magazijnen bouwen. Deze periode kwam nauwelijks aan bod op de Zwinexpo, maar is aan de AR-projectie in het stadhuis toegevoegd aan de hand van een historische kaart die de aanleg van nieuwe kanalen in de 17e eeuw aantoont.

Nieuw is ook dat de AR projectie voorzien is van een audioverhaal in het Nederlands, Engels en Frans, te beluisteren via een hoofdtelefoon. Professor Wim De Clercq van de UGent werkte hieraan mee. Timescope integreerde bovendien de Virtual Reality beelden van de monding van het Zwin bij Sluis en de havenactiviteiten in Damme en de Spiegelrei in de AR maquette. De vertelstem, de geluidseffecten en de VR beelden verlevendigen het verhaal en zorgen voor een totaalbeleving.

Blikvangers

Het verhaal van ‘Brugge en de zee’ wordt ondersteund door de schilderijen, historische kaarten, objecten en foto’s in de historische zaal. Stuk voor stuk getuigen zij van de overzeese handel en het streven van Brugge naar een verbinding met de zee. Er is daarbij in de eerste plaats geput uit de rijke archeologische collectie van Raakvlak: van Romeins import-aardewerk en kleine zegelstempels van middeleeuwse handelaars tot het monumentale roer van de Romeinse boot, gevonden bij Fort Lapin. Voor de latere periodes zijn objecten geleend uit het Stadsarchief en de erfgoedcollectie van de Openbare Bibliotheek Brugge. Bijzonder zijn de 14e-eeuwse verslagen van inbeslagnames van Engelse schepen in Sluis, die precies beschrijven welke handelswaar zij aan boord hadden en voor wie zij waren bestemd. De inhuldigingsfeesten van de nieuwe haven van Zeebrugge in 1907 worden geïllustreerd aan de hand van affiches, prentbriefkaarten en ander gelegenheidsdrukwerk.

Nog een blikvanger is een beeldschone majolicaschotel, die de Stad Damme voor vijf jaar in bruikleen heeft gegeven aan Musea Brugge. Het maken van dergelijke schotels met goudluster was in de 15e eeuw een specialiteit van Islamitische pottenbakkers uit het Spaanse Valencia. Spaans-Moors aardewerk zoals dit werd tijdens de late middeleeuwen in grote hoeveelheden ingevoerd via de haven van Sluis.

De nieuwe permanente tentoonstelling in de historische zaal van het stadhuis is zonder meer een nieuwe troef voor Musea Brugge. ‘Brugge en de zee’ laat de 60.000 bezoekers, die jaarlijks de Gotische zaal in het stadhuis komen bewonderen, op een eigentijdse manier kennismaken met een belangrijk aspect van de Brugse geschiedenis.

13
Detail van de AR maquette met focus op de stad Brugge (© Musea Brugge / Stad Brugge)

De sporen van zeepokken tonen aan dat deze beker lange tijd in de zee lag. Een visser vond hem in zijn netten in de Britse territoriale wateren. Dit luxeaardewerk is vervaardigd door pottenbakkers uit Lezoux (Centraal-Gallië) in zogeheten  terra sigillata Dergelijke vondsten wijzen op de overzeese handel in de Romeinse tijd.

In juli 1907 werd de officiële opening van Zeebrugge gevierd met een indrukwekkende feestweek. Het hoogtepunt was de plechtige inhuldiging van de nieuwe haven in aanwezigheid van koning Leopold II, prins Albert en prinses Elisabeth. Naast het officiële gedeelte waren er ook allerlei evenementen die het luisterrijke verleden van Brugge in beeld brachten. Tijdens de zomermaanden liep er een tentoonstelling rond het Gulden Vlies. In de feestweek werden een historische stoet en middeleeuwse steekspelen gehouden. Ook de indrukwekkende vlootparade sprak tot de verbeelding.

Tegenwoordig vinden schepen eenvoudig de weg met behulp van satellieten, maar eeuwenlang was navigeren op zee veel moeilijker. Omstreeks

1730 vond de Engelse

wiskundige John Hadley de octant uit, de voorloper van de sextant. Met  een octant konden zeelui nauwkeurig de hoek meten die de zon of een andere ster ten opzichte van de horizon maakte. Op basis van die informatie konden ze hun locatie en hun koers bepalen.

14
Octant
(navigatie-instrument),
18e eeuw, messing, hout, ivoor en glas, XXVI.O.0103 (© Musea Brugge / Stad Brugge) J. Gilbert, Affiche ‘Inhuldigingsfeesten van Brugge-Zeehaven’, 1907, papier, Brugge (© Stadsarchief Brugge / Stad Brugge). Terra sigillata-kommetje, bedekt met zeepokken, 150-200 na Christus, keramiek, Noordzee (© Raakvlak / Stad Brugge).

Deze schotel is een voorbeeld van lusterwaar: aardewerk dat dankzij een speciale techniek een goudkleurige metaalglans heeft. Islamitische pottenbakkers uit het Spaanse Valencia waren erin gespecialiseerd. In deze schotel herken je dan ook duidelijk oosterse invloeden, zoals de blauwe plantenmotieven. Spaans-Moors aardewerk zoals dit werd tijdens de late middeleeuwen in grote hoeveelheden ingevoerd via de haven van Sluis. Die had van de stad Brugge de toestemming gekregen om het aardewerk te verhandelen.

Omstreeks 1600 startten de aartshertogen Albrecht en Isabella met een programma om de Vlaamse havens te herstellen en kanalen te graven tussen Gent, Brugge, Oostende, Nieuwpoort en Duinkerke. Een ervan was de Oostendse Vaart, tussen Oostende en Brugge. Aan het uiteinde ervan legde Brugge in 1664 een grote havenkom aan, met kades, scheepswerven en opslagruimtes. De stad zag het groots en wist het zeker: de middeleeuwse gloriedagen zouden spoedig terugkeren. De Nederlandse marineschilder Hendrik van Minderhout maakte dit schilderij in opdracht van de Stad in 1665, ter gelegenheid van de inhuldiging van de Handelskom. Het stadsbestuur wilde hiermee Brugge terug in de markt zetten als een bedrijvige havenstad.

In 1371 en 1384 werden enkele Engelse schepen in beslag genomen in Sluis. Dit verslag geeft een unieke inkijk in de rol van Brugge als draaischijf van internationale handel. Producten uit Italië en Spanje vonden via Brugge hun weg naar de Engelse markt. Omgekeerd kon Vlaanderen niet zonder Engelse wol voor de lakennijverheid. Behalve wol voerden Engelse schepen ook graan, bier en haring aan.

15
Valenciaanse schotel (majolica), 1475-1500, keramiek, Sint-Janshospitaal Damme (© Stad Damme). Verslag van een inbeslagname van Engelse schepen in Sluis, 1371, papier, Stadsarchief Brugge (© Stadsarchief Brugge / Stad Brugge). Hendrik van Minderhout, ‘De Handelskom in Brugge’, 1665, olieverf op doek, Brugge, 0000.GRO0176.I (© Musea Brugge, www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost).

Brugse wandtapijten in de eeuw van Rubens

Een selectie van nieuwe gegevens

Drie series kenmerken de productie van wandtapijten in Brugge tijdens de 17e eeuw: ‘De Zeven Vrije Kunsten’, ‘De Deugdzame Vrouwen uit de Bijbel’ en ‘Taferelen uit het Herenleven’. Ze werden besproken in de catalogus van de tentoonstelling over de Brugse wandtapijtkunst in 1987 en in mijn latere bijdrage uit 1997 in het jaarboek van de musea, maar in de daarop volgende kwarteeuw kwamen veel nieuwe elementen aan het licht, die hierna beknopt worden samengevat. — Guy Delmarcel

De Zeven Vrije Kunsten

Te oordelen naar het aantal bewaarde exemplaren is de wandtapijtenserie van ‘De Zeven Vrije Kunsten’ in Brugge de meest succesvolle van de 17e eeuw geweest. Over haar oorsprong was weinig geweten. Een document van 18 september 1655 meldt de verkoop door Carlos Janssens, handelaar in wandtapijten van Brugge, van een serie van ‘De Zeven Vrije Kunsten’ in acht stuks aan donn Francisco Garrazar de Aguilar in Antwerpen. Het is een tweede bestelling van zulke tapijten door die de Spaanse handelaar. Op een exemplaar van ‘De Zeven Kunsten Verenigd’ in Milaan is het opschrift “Carlos Janssenius fecit 1666” geweven en de jaartallen 1673, 1674 en 1675 staan op andere exemplaren. Er zijn dus meer series geweven.

De publicatie in 2016 door Jan D’hondt en Jean Luc Meulemeester van verslagen van een proces, gevoerd in Brugge tussen juni 1636 en januari 1637, biedt nieuwe gegevens over het ontstaan van de serie. Het bewijst dat de kartons voor de serie door Janssens werden gevraagd

aan de Brugse schilder Jacob van Oost de Oudere (Brugge, 1603-1671), met bemiddeling van de jezuïetenbroeder Pieter Huyssens (Brugge, 1577-1637), ook en vooral bekend als architect. De  modellen moesten evenwel uit Antwerpen komen, zelfs van Rubens, doch zijn naam is achteraf in het document geschrapt. De taferelen op de wandtapijten waren ons bekend door een serie van etsen van de hand van Cornelis Schut (Antwerpen, 1597-1655). Deze laatste had enige ervaring opgedaan in ontwerpen van wandtapijten in de Medici-ateliers in Florence, waar nog een stuk met Justitia van zijn hand wordt bewaard. Het is zo goed als zeker dat Cornelis Schut de schetsen en de etsen leverde in plaats van Rubens maar dat Van Oost de kartons op ware grootte van de tapijten schilderde. De drie schilderijen, bewaard in de stedelijke collectie van Antwerpen, kunnen hem dus worden toegeschreven. Ze zijn niet gespiegeld ten overstaan van de wandtapijten. Dit is een bijkomend bewijs dat in Brugge in hoge schering werd

geweven. Wij mogen nu veronderstellen dat de serie voor het eerst werd geweven in de tweede helft van jaren dertig van de 17e eeuw, mogelijk concreter tussen 1637 en circa 1640.

De melding van Rubens verklaart ook wellicht waarom één toegevoegd tapijt, ‘De Gevolgen van de Oorlog’ (Lausanne, Fondation Toms Pauli) een adaptatie is van Rubens’ gelijknamig schilderij nu in

16
Detail uit een procesdossier betreffende de wandtapijten van de ‘Zeven Vrije Kunsten’ uit 1636-1637 met de geschrapte naam van Rubens, wat duidelijk zichtbaar is. Brugge, Stadsarchief, oud archief, 179, procesdossier 16.996 (foto: Brugge, J.L. Meulemeester)

het Palazzo Pitti in Florence. Dit werk was besteld door Justus Sustermans, wellicht voor de Medici, in 1637, en het is in Florence aangekomen vóór 12 maart 1638. Er werd dus waarschijnlijk als karton geschilderd in Antwerpen voordat het schilderij naar Florence vertrok. Het geeft het schilderij in licht verkorte vorm weer. Enkele details zoals de kleine genius, zwevend boven Venus, is weggelaten, evenals het gebouw, waaruit de figuur van Europa komt, links op de zijkant.

De Deugdzame Vrouwen uit de Bijbel Een reeks die qua vorm sterk verwant is met deze van ‘De Zeven Vrije Kunsten’ brengt een aantal Bijbelse vrouwenfiguren op de voorgrond. Bij de tentoonstelling van 1987 waren er al zes onderwerpen bekend. Drie ervan ‘Judith’, ‘Suzanna’ en ‘De Koningin van Sheba’ waren in Zweeds privébezit en werden nadien in 1990 geveild bij Christie’s, één ‘David en Abigaïl’ is bewaard in het kasteel van Namest (Tsjechië) en twee anderen ‘Deborah en Jahel’ en ‘Rebecca’ waren bekend door oude afbeeldingen. Van deze laatste twee zijn inmiddels telkens twee exemplaren gevonden: ‘Deborah en Jahel’ in de universiteit van München en in de Spaanse bank Caja de San Fernando in Sevilla, ‘Rebecca’ in het kasteel van Guéret en op de kunstmarkt. Deze laatste werd door de Brugse musea aangekocht in 2000.

Van ‘David en Abigaïl’ kwam ook een tweede editie op de kunstmarkt in 2017 [Sotheby London, 15 mei 2017]. Twee schilderijen met deze compositie worden toegeschreven aan Theodoor Rombouts (Antwerpen, 1597- 1637). Aldus staat het vast dat er minstens twee edities van de serie werden geweven. Twee nieuwe onderwerpen doken na 1987 op: ‘De Vroomheid van Hanna’, aangekocht door de Brugse musea in 2016, en ‘De Edelmoedigheid van Esther’ in de al vermelde Spaanse bank. De compositie van de meeste van deze zes tapijten is schatplichtig aan ontleningen uit schilderijen en prenten van Rubens en van Jacob van Oost. Nader onderzoek is hierbij geboden.

In 1987 werd ook gewezen op een parallelle reeks van zes stukken met ‘Voorbeeldige Mannen’: Jozef in Egypte, keizer Marcianus, de profeet Daniël, Rudolf van Habsburg en bisschop Ambrosius van

De

17
Milaan. enige bekende editie bevond zich in de kerk van ‘De Minzaamheid van Rebecca’, Brugge, XVII.2000.0007 (© Musea Brugge, www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost) ‘De Gevolgen van de Oorlog’ naar Pieter Paulus Rubens, Lausanne, Fondation Toms Pauli (foto : © Cedric Bergnard)

Vernon (Frankrijk), maar werd in 1972 gestolen. Elk spoor ervan ontbreekt nog. Komen deze twee series ook uit de manufactuur van Carlos Janssens? Het is aannemelijk: ze gebruiken allebei dezelfde zuilboorden als deze rond series van ‘De Zeven Vrije Kunsten’. De late data (1666 tot 1675) op deze reeks komen alleen voor op de variant met zuilen. Is de serie van ‘De Deugdzame Vrouwen’ ook in deze periode ontstaan?

Tot besluit zou ik zelfs de hypothese willen voorop stellen dat deze drie series: ‘De Zeven Vrije Kunsten’, ‘De Deugdzame Vrouwen’ en ‘De Voorbeeldige Mannen’ aanvankelijk zouden ontstaan zijn in de context van de pedagogische programma’s van de jezuïeten. Alleen ‘De Zeven Vrije Kunsten’ hebben blijkbaar een groot commercieel succes gekend, wellicht omdat die reeks geen religieuze connotaties heeft.

Scenes uit het Herenleven

Het ijkpunt voor deze serie is het wandtapijt ‘De Wijnoogst’, of ‘De Herfst’, bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel (inv. 6277). Het draagt het dubbel Brugse stadsmerk (gotische B en weversspoel) en het jaartal 1664 in de bovenste cartouche. De hoofdfiguur is naar een prent van het schilderij van Antoon Van Dijck (Antwerpen, 1599Londen, 1641), ‘Rinaldo en Armida’, 1629, nu in het Walters Art Museum in Baltimore, gemaakt. In 1987 kenden wij nog drie andere onderwerpen: ‘Musicerend gezelschap’ in een Belgische privécollectie,

‘Edelen in een park’ en ‘Edelen op jacht’ enkel uit foto’s van oude veilingen. Inmiddels is een serie van zes stuks, met o.m. de vermelde ‘Wijnoogst’ en ‘Edelen op jacht’, gelokaliseerd in een adellijke Franse verzameling. Onbekend waren twee andere stukken: ‘De Graanoogst’ en ‘Het Schenken van Juwelen’, aangevuld door twee tussenstukken met landelijke scènes. ‘Het Schenken van Juwelen’ is ingegeven door een schilderij uit het atelier van Paolo Veronese (Verona, 1528 - Venetië, 1588) ‘De ontmoeting van Rebecca en Eliazar’, nu in het kasteel van Versailles. Van ‘De Jacht’ en ‘De Graanoogst’ zijn ook exemplaren in het Davies Museum, Wellesley College (USA) en deze twee wandtapijten dragen bovendien het jaartal 1664 geweven in de bovenste boord, zoals op het stuk in Brussel. Ze behoren derhalve tot een zelfde editie. Een afdoende verklaring voor het jaartal 1664 is nog niet gevonden: is het een geschenk van de stad Brugge aan landvoogd Markies van Castel Rodrigo die op 28 december 1664 het kanaal van Brugge naar Oostende officieel heeft opengesteld?

Alle taferelen van deze serie vertonen een bijzonder zwierige stijl, totaal verschillend van deze op de hoger besproken reeksen. De ontwerper is nog niet geïdentificeerd, maar collega professor emeritus Hans Vlieghe suggereerde mij een mogelijk verband met het werk van Jan Thomas van Yperen (Ieper, 1617 - Wenen, 1678). Geboren te Ieper, wordt hij in 1639 ingeschreven in de Sint-Lucasgilde van de schilders in Antwerpen. Hij zou mee gewerkt

hebben aan het retoucheren of voltooien van schilderijen van Rubens na diens overlijden in 1640. In 1654 verlaat hij Antwerpen en zal een verdere loopbaan uitbouwen in Duitsland en in Wenen, waar hij in 1678 overlijdt. Van hem zijn onder meer verscheidene ‘Bacchanales’ bekend, waarvan de stijl deze van de vermelde wandtapijten dicht benadert. Er is dus nog werk aan de winkel voor de studie van de Brugse wandtapijten in de ‘Eeuw van Rubens’.

Bibliografie

N. De Poorter, “Cornelis Schut als tapijtontwerper: de reeks van de Zeven Vrije Kunsten”, Rubens and his World. Bijdragen opgedragen aan Prof. dr. ir. R.-A. d’Hulst, Antwerpen, 1985, pp. 245 - 263

G. Delmarcel en E. Duverger, Brugge en de tapijtkunst (tentoonstellingscatalogus), Moeskroen-Brugge, 1987

G. Delmarcel, “Brugse wandtapijten na tien jaar. Nieuwe kunstwerken en toeschrijvingen”, Jaarboek 1995-96. Stad Brugge. Stedelijke Musea, Brugge, 1997, pp. 191 - 215

M. Garcia Calvo, Tapices de Caja San Fernando, (Sevilla), 2007, pp. 16-34

J. D’hondt en J. L. Meulemeester, ‘Van Oost en Huyssens, Janssens, Rubens en Schut: enkele aanvullende gegevens over de Brugse wandtapijtenreeks ‘De Zeven Vrije Kunsten’, Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 153, 2, 2016, pp. 285-299

18
Zaalzicht in het Gruuthusemuseum met ‘De Vroomheid van Hanna’ (© Musea Brugge) ‘De Wijnoogst’ of ‘De Herfst’, Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (foto: © KMKG)

Partnership met Vier het Leven

Oudere mensen samen laten genieten van cultuur

De vzw ‘Vier het Leven’ wil oudere mensen samen laten genieten van cultuur. Dankzij de inzet van deze organisatie kunnen minder mobiele of eenzame(re) mensen genieten van een cultuurbezoek. Zo staan theater-, concert-, film- en museumbezoeken ingepland voor mensen die niet meer alleen kunnen of willen gaan. Dit nieuwe partnership past volledig in het diversiteits- en inclusietraject dat Musea Brugge steeds forser uitbouwt met de ambitie dat élke bezoeker zich welkom dient te voelen in onze musea of op onze evenementen. — Sarah

Wie denkt aan ‘diversiteit en inclusie’ denkt meestal eerst aan mensen met een migratieachtergrond of met een fysieke beperking maar er vallen zoveel meer doelgroepen onder deze focus. We vergeten soms dat onze maatschappij steeds meer ouderen telt, die maar al te dikwijls uit de boot vallen omdat ze minder mobiel zijn, bijvoorbeeld omdat auto rijden niet meer zo goed lukt. Bovendien is er natuurlijk ook een groeiende vereenzaming die gepaard gaat met de vergrijzing van de maatschappij. Eenzaamheidsgevoelens verklaren mee dat vele ouderen depressief worden en andere gezondheidsproblemen krijgen. Het voorkomen van en de strijd tegen eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen verdient daarom de volle aandacht van iedereen. Om die reden sloot Musea Brugge recent een overeenkomst met de bewonderenswaardige organisatie ‘Vier het Leven’, zodat een aantal keer per jaar een cultureel bezoek ingepland staat voor leden van de organisatie, gaande van tentoonstellingen, permanente opstellingen tot in de nabije toekomst museumconcerten of zelfs lezingen.

Hoe werkt het?

‘Vier het Leven’ en Musea Brugge maken vooraf een kalender op met culturele uitstapjes. De deelnemers kiezen, hetzij via het krantje waarop ze geabonneerd zijn, hetzij online (https://www.4hetleven.be/ programma) de gewenste activiteit(en). Een vrijwilliger haalt maximum drie deelnemers thuis op en begeleidt die van deur tot deur.

De culturele instelling zorgt ervoor dat alles vooraf gereserveerd is voor het groepje. Gewoonlijk gaat het om een achttal deelnemers per initiatief, inclusief een eventuele gids en drie begeleidende vrijwilligers van de vzw zelf. Daarnaast regelt de organisatie ook parkeerruimte, met de eventuele kosten die daarmee gepaard gaan. Indien er oplossingen, zoals extra rolstoelen of zitjes, nodig zijn voor minder mobiele mensen, wordt dit ook allemaal afgestemd of klaargezet. Zo moeten de senioren zich op het moment zelf nergens zorgen over te maken. Alles is immers al vooraf – zowel financieel als administratief – verwerkt.

Na hun culturele belevenis gaat het groepje nog samen iets drinken, napraten

en worden de deelnemers uiteraard ook weer thuis gebracht. Zo wordt het echt een vriendschappelijk, cultureel uitstapje.

Dankzij de medewerking van vrijwilligers

‘Vier het Leven’ is een initiatief van Cera en Cultuurvuur vzw, in samenwerking met Vier het Leven Nederland. Met ‘Vier het Leven’ blijft de doelgroep actief proeven van kunst en cultuur en dit binnen een sociaal netwerk. Ook de vrijwilligers vinden het een win-win want zij genieten enerzijds van het plezier dat ze die mensen laten beleven en kunnen ondertussen zelf ook genieten van een voorstelling, een film, een expositie, enz. Er bestaan plannen om een luik uit te werken met een wisselwerking tussen senioren en kinderen. Wordt vervolgd….

Ken je iemand die zou geïnteresseerd zijn in deelname aan ‘Vier het Leven’? Schrijf die nu in via tel. 0479 73 02 30 of via e-mail: reserveren@4hetleven.be

19

Vakbekwame mensen die organiseren én stimuleren”

Magda De Clerck is museumassistent bij Musea Brugge maar de meeste collega’s weten niet dat ze zich inzet als vrijwilliger voor ‘Vier het Leven’. Sarah Bauwens had een gesprek over ‘Vier het Leven’ met Magda.

Magda, vertel even kort hoe je in contact kwam met deze vereniging?

Toevallig, voor zover toeval bestaat, kreeg ik een flyer in handen in het Brugse Concertgebouw. De kennismaking verliep bijzonder vlot en ik ben er al bij vanaf de eerste maandelijkse vergadering. Algauw bleek bij het brainstormen dat er grote vraag was naar namiddagactiviteiten. Hier zag ik de kans om museumbezoeken in te schakelen.

Waarom vind je het zo fijn om dit te doen?

We leven langer, mogen langer werken, dus moeten we ook langer kunnen genieten en onze manier van leven, met cultuurbeleving, zo lang mogelijk behouden. Sociaal engagement is me met de paplepel ingegeven, net zoals cultuurbeleving. Ik herinner me dat ik lang geleden samen met mijn vader voor een groot, oud schilderij stond in een donkere kerk. Later bleek dat dit het ‘Lam Gods’ was. Mijn vader was erg onder de indruk en ik nog veel meer als klein meisje…

Dat gevoel stopt niet, zelfs als je een kwieke zeventiger bent: onze gasten zijn meestal nog ouder. Daarom wil ik nu de mogelijkheid bieden aan onze deelnemers om hiervan te kunnen blijven genieten.

Ook belangrijk, met het oog op de toekomst en de opening van BRUSK in het achterhoofd, deze samenwerking kan qua hospitality een eye-catcher worden. Een win-win situatie dus. De maatschappij is in verandering en je moet mee met de flow. De organisatie ‘Vier het Leven’ is super. Vakbekwame mensen die organiseren en stimuleren, al is dit niet altijd makkelijk vanuit Brussel. Meer en meer taken worden doorgeschoven naar de vrijwilligers. Er komt heel wat bij kijken.

Wat is je leukste ervaring?

Ik mocht met een groepje eerst naar het Volkskundemuseum, daarna bezochten wij een paar keer het Groeningemuseum. Ook het Sint-Janshospitaal en ten slotte het O.L.V. ter Potteriemuseum kwamen al aan bod.

De eerste organisatie naar het Groeningemuseum was de spannendste, dus ook de leukste. Last minute alles geregeld krijgen om de gasten met vier auto’s, stewards en begeleiders ter plaatse te brengen, toonde al meteen de complexiteit van zo’n activiteit en hoe divers zo’n groep gasten en hosts zijn. Gelukkig keerde nadien iedereen tevreden en goedlachs terug naar huis: operatie geslaagd, oef!

Waarom zou je ouderen aanraden op stap te gaan met ‘Vier het Leven’?

In één jaar tijd is het programma al heel wat drukker en intensiever geworden. Nieuwe cultuurhuizen sluiten met interesse aan: deze stad heeft veel te bieden!

De residenten staan open om nieuwe contacten te leggen met lotgenoten, hebben een positieve levenshouding en zijn zeer nieuwsgierig naar onze activiteiten. De mede-vrijwilligers zijn allemaal zeer enthousiast en hebben een grote zin voor verantwoordelijkheid. Samen op stap met onze gasten en ze begeleiden zoals we dat zelf ook zouden willen. De grote dankbaarheid is onze motivatie!

Hartelijk dank Magda.

20
Magda De Clerck is museumassistent bij Musea Brugge en zet zich in als vrijwilliger voor ‘Vier het Leven’. (© Musea Brugge / Stad Brugge)
“Dat gevoel stopt niet, zelfs als je een kwieke zeventiger bent!”
21 Een
rondleiding op de tentoonstelling ‘Oog in oog met de Dood. Hugo van der Goes, oude meesters, nieuwe blikken’ was één van de gesmaakte middagactiviteiten van ‘Vier het Leven’ (© Musea Brugge / Stad Brugge).

Een opmerkelijk religieus voorwerp

uit de sacristie van de begijnhofkerk

Sinds 2015 inventariseert een ploegje vrijwilligers, onder leiding van de consulent religieus erfgoed, het roerend patrimonium aanwezig in de Brugse kerken. Dat er al interessante zaken zijn ontdekt zal niemand verrassen. In het najaar van 2022 startte de groep in de kerk van het Prinselijk Begijnhof ‘Ten Wijngaerde’. Het aantal begijnen was na WO I sterk geslonken waardoor gezocht werd naar een nieuw monastiek leven binnen het beluik. In 1927 werd de congregatie van Dochters van de Kerk opgericht. Deze benedictinessen stonden niet enkel garant voor een nieuwe religieuze gemeenschap binnen de 13e-eeuwse site, zij stonden ook in voor activiteiten die de kerkelijke liturgie bevorderden. Het aanwezig religieus erfgoed is dan ook de erfenis van de begijnen die sinds een eeuw met veel zorg door de benedictinessen is bewaard. In 1998, 25 jaar geleden dus, kwamen de begijnhoven in Vlaanderen, en dus ook het ‘Prinselijk Begijnhof Ten Wijngaerde’, op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Een mooie gelegenheid om een merkwaardig object, gevonden tijdens de inventarisatie en bewaard in de sacristie, en daardoor niet gekend door het brede publiek, de nodige aandacht te schenken. —

Geërfd van de begijnen

Een weinig opvallend klein kartonnen doosje midden het liturgisch vaatwerk zou onze aandacht ontglipt zijn, mocht het etiket op het deksel onze nieuwsgierigheid niet hebben aangewakkerd. De getypte tekst luidt: ‘Instrument pour / l’ Imposition des / CENDRES’. Binnenin een laagje watte waarop een ‘metalen’ voorwerp ligt, precies een grote nagel. Wat was dat ?

Na enig poetswerk bleek het geen bronzen stempel, zoals aanvankelijk gedacht, maar een zilveren stempel te zijn voor het aanbrengen van het askruisje op Aswoensdag. Het kleinood meet 6,6 cm en het kruisje heeft een diameter van 2,3 cm. Het kruisje is van het rond

breedarmig-type, waarbij de armen breder worden naar de buitenrand toe. Daarop het staafje, verjongend naar het uiteinde toe en uitmondend in een ingesnoerd eindknopje. Het staafje vertoont aan een zijde een gegraveerde voorstelling van een wijnrank waaraan twee druiventrossen hangen met in het midden het jaartal 1666. Bijna op het einde van de staaf het ingeslagen monogram MK. Op de andere zijde staat gegraveerd ‘S. ELISABETH’. De eigenaar van het object alsook het jaar van vervaardiging zijn daarmee gekend. Zoals de wijnranken subtiel verwerkt zijn in de balusters van de brug aan de hoofdingang van het begijnhof, verwijst ook hier de rank duidelijk naar de naam van het monasterium ‘De Wijngaard’. Het

begijnhof en de kerk, zoals vele Vlaamse begijnhoven, hebben de heilige Elisabeth van Hongarije als patroonheilige (ook gekend als Elisabeth van Thüringen of van Hessen, 1207-1231). Zij prijkt als clarisse met haar drie kronen en een kreupele in de nis boven de toegangspoort van het begijnhof. Maar eveneens in rijk gewaad als koningsdochter boven de toegang van de kerk, en nogmaals als Franciscaanse kloosterzuster met een kreupele bedelaar in een gevelniskapel aan een huis in het begijnhof. Alsook op diverse afbeeldingen in de kerk, al dan niet samen met de heilige Alexius, de tweede patroonheilige. Het monogram MK staat voor een tot op heden onbekende edelsmid, actief in Brugge omstreeks 1660. Van hem is nog een zilveren deksel (gedateerd 16561657) van een kan in aardewerk bewaard, gemaakt voor het Sint-Janshospitaal.

Een uniek object

Op Aswoensdag, dit is de start van de veertigdaagse vastenperiode lopende tot en met Stille Zaterdag, de dag vóór Pasen, brengt de priester een askruisje aan op het voorhoofd van de gelovigen. De as wordt bekomen door het verbranden van de gewijde palmtakjes die aan de gelovigen met Palmzondag waren meegegeven het jaar voordien. De as staat voor berouw en boetedoening en kondigt de Goede Week aan met het lijden en de dood van

22

Christus. Daarnaast is as vruchtbaar en daarmee een teken van nieuw leven, de verrijzenis van Christus op Pasen. De priester brengt zijn duim in de as om het dan als kruisje op het voorhoofd van de gelovige uit te wrijven. Het aanbrengen van het askruisje door middel van een asstempel was ons totaal onbekend. Dit exemplaar is ook het eerste die we zien binnen het Brugse religieus erfgoed. Ook in de Brugse regio is deze manier van het aanbrengen van een askruisje niet gekend. In bepaalde streken (Antwerpen, Brabant en Limburg) wordt vandaag een (recente) stempel gebruikt. Voor Brugge is het hoe dan ook een uniek object. Wanneer de priester zijn duim in de as brengt, blijft de as er aan. Dit is niet het geval bij het gebruik van dergelijke metalen asstempel. Daarom dopt de priester het kruisje van de stempel eerst in gewijd water en dan gaat hij met de stempel in het schaaltje met de as.

Pest in Brugge De COVID-19 verspreiding in 2021 noopte de Kerk om diverse maatregelen te nemen, gaande van een fles vloeibaar ontsmettingsmiddel aan de ingang van de kerk, het invoeren van

verspreide zitplaatsen, het dragen van een mondmasker tot het vermijden van lijfelijk contact. Zo mocht de priester op Aswoensdag het askruisje niet meer met zijn duim aanbrengen maar bracht die aan via een wattenstaafje of strooide hij een weinig as over het hoofd van de gelovige. Het coronavirus wordt wel eens met andere besmettelijke ziektes uit het verleden vergeleken zoals cholera, tyfus en… pest.

En jawel, in 1666, het jaartal aangebracht op de asstempel, erkende de Brugse stadsmagistraat de heilige Franciscus Xaverius als bijzondere pestpatroon van Brugge. Dit naast de reeds gevestigde pestpatronen zoals de heiligen Adrianus, Antonius abt, Carolus Borromeus, Rochus en Sebastiaan. Ondanks de diverse genomen maatregelen had de pest in 1631 en 1632 zwaar toegeslagen in Brugge. Bij de (laatste) uitbraak in 1665-1666 stierven 1.357 (onder wie 655 kinderen) op circa 32.300 inwoners, of vier procent van de bevolking. Was deze asstempel één van die voorzorgsmaatregels binnen de communauteit van de Brugse begijnen? Feit is dat het object in gebruik kwam net in het jaar dat Brugge voor het laatst geconfronteerd werd met de ‘zwarte dood’.

23
Stempel voor het aanbrengen van een askruisje, 1666, zilver, L 6,6 x Ø 2,3 cm, Brugge, Prinselijk Begijnhof Ten Wijngaarde, inv. 6000.0025 (© Stad Brugge)

Pot met driehoekig opgetrokken oren

Gidsfossiel voor het jaar 1000

In 2015 voert Raakvlak een archeologische opgraving uit op het tracé van een nieuwe, ondergrondse hoogspanningsleiding. Op een akker ten westen van de Brugse Steenweg in Koolkerke, deelgemeente van Brugge, ontdekken de archeologen een volmiddeleeuwse site langs het Oude Zwin. Een intensief puzzelwerk van de enorme collectie aardewerken scherven levert een 1000 jaar oude topvondst op: een pot met driehoekig opgetrokken oren. — Jan Huyghe en Dieter Verwerft

Bij de aanleg van de nieuwe ondergrondse hoogspanningsleiding Stevin werd Raakvlak ingeschakeld om een archeologisch onderzoek uit te voeren op het tien km lange tracé. Wekenlang prospecteren de archeologen de velden, ze plaatsen meer dan 900 boringen en trekken niet minder dan vijf km proefsleuven. Dat resulteert in vijf opgravingen, waaronder de site langs de Brugse Steenweg in de kustpolders parallel aan het Oude Zwin – vermoedelijk het oudste door mensen gegraven kanaal tussen Brugge en de zee.

Volmiddeleeuwse sporen

Het is op die kleine site dat Raakvlak enkele bijzondere volmiddeleeuwse sporen ontdekt: paalsporen, afvalkuilen en grachten, die dateren uit de tweede helft van de elfde eeuw (1050-1100 na Christus). Een duidelijke structuur, zoals een gebouwplattegrond, ontbreekt. Tijdens de opgraving treffen de archeologen onder meer een omvangrijke hoeveelheid scherven aan. Naast het kenmerkende volmiddeleeuwse aardewerk vinden ze bovendien ook enkele stukken die veel verder terug in de tijd

gaan, waaronder een schoteltje in terra sigillata (type Dragendorff 27) uit de Romeinse periode en een scherf met duidelijke plantaardige verschraling uit de Merovingische periode.

Pot met driehoekig opgetrokken oren

Een intensief puzzelwerk met bijna 3000 scherven legt het belang van de vondsten bloot: de site langs de Brugse Steenweg herbergt de meest complete aardewerken potten uit de volle middeleeuwen die zijn gevonden in Brugge en Ommeland. Een tiental potten kunnen bijna volledig gereconstrueerd worden, waaronder enkele mooie importen uit het Rijnland. Onder de gereconstrueerde potten bevindt zich ook een bijzonder mooie pot in grijs aardewerk die een naam draagt die tot de verbeelding spreekt: pot met driehoekig opgetrokken oren.

De pot (32 cm hoog) heeft een bolle (kogel)vorm en wordt ook wel hangpot genoemd: met de twee driehoekig opgetrokken en doorboorde oren kan de pot boven een vuur hangen. Roetsporen aan de onderzijde getuigen eveneens van die kookfunctie. Dit type potten komt slechts

sporadisch voor in volmiddeleeuwse aardewerkensembles in en rond Brugge. Dankzij opgegraven pottenbakkersafval op de cuesta (getuigenheuvel van tertiaire klei) in Oedelem weten we dat dit type ook lokaal werd vervaardigd. Het is de eerste keer dat in onze regio een archeologisch compleet exemplaar is ontdekt, een bijzondere vondst dus. Dit getuigt van de uitstekende bewaaromstandigheden onder de polderklei en wijst erop dat hier op korte tijd een grote hoeveelheid aardewerk is gedumpt.

Wil je deze en andere topvondsten van dichtbij bewonderen? Kom dan zeker naar de collectiepresentatie ‘Verhalen uit de ondergrond: Brugge in het jaar 1000’ op de expozolder in het Gruuthusemuseum. Nog te bezichtigen tot november 2024.

24 Object in de kijker
Puzzelen van de indrukwekkende schervencollectie uit de site Brugse Steenweg (© Raakvlak)
25 Een
pot met driehoekig opgetrokken oren. In 2015 ontdekt langs de Brugse Steenweg in Brugge. 29,1 cm bij 32,0 cm (© Raakvlak) Reconstructie van een hangpot (© Madoc)

Vloethemveld

Europese topnatuur en Open erfgoed

Vloethemveld is een veldgebied met een lange geschiedenis op de grens tussen Jabbeke en Zedelgem. Op het einde van de 13e eeuw wordt het domein door Gwijde van Dampierre, Graaf van Vlaanderen, aan het Brugse Sint-Janshospitaal geschonken. Die beheren het gebied tot zij er in het begin van de 20e eeuw een deel van moeten overdragen aan het Belgische leger. Na een gebruik als munitiedepot met kazerne, krijgsgevangenenkamp en later een school voor Nederlandstalige onderofficieren, wordt het veldgebied vandaag beheerd en ontsloten door Agentschap Natuur en Bos van de Vlaamse Overheid (ANB). De omvorming van militair domein naar natuurgebied gebeurt in verschillende stappen met oog voor het aanwezige erfgoed. — Griet

Transformaties

In 1296 is Vloethemveld door Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, aan het Sint-Janshospitaal geschonken. In de eeuwen nadien slaagt men er met veel moeite in om toch een opbrengst te verkrijgen uit dit weinig vruchtbare domein. Men verpacht verschillende hoeves en vijvers voor snoek- en karperteelt en in de 18e eeuw start een groot bebossingsproject. De Duitse bezettingsmacht, die in 1914 in Zedelgem neerstrijkt, laat zijn oog vallen op het bos. De bomen worden gekapt voor de constructie van loopgraven aan het IJzerfront. Na WOI vestigt het Belgische leger hier een munitiedepot met kazerne. In de Tweede Wereldoorlog verovert het Duitse leger het munitiedepot en gebruikt het de infrastructuur zelf. Vlak na de oorlog worden op deze locatie vier naast elkaar gelegen krijgsgevangenenkampen ingericht: POW-kamp 2226 en 2227 in het voormalige munitiedepot en ten noorden hiervan de twee tentenkampen POW-kamp 2229 en 2375. Nadien neemt het Belgisch leger het gebied terug in handen. Het munitiedepot

wordt hersteld en in het begin van de jaren 50 richt men een school voor Nederlandstalige onderofficieren op langs de Diksmuidse Heirweg. Dit verleden laat veel sporen na in het landschap: naast de relicten van de militaire aanwezigheid en het oorlogsverleden, zijn er in het gebied nog veel sporen van de ontginning van de woeste gronden en landbouw terug te

Na deze bewogen geschiedenis wordt het kerngebied van Vloethemveld vanaf de jaren 1980 aangekocht door de Vlaamse Overheid in functie van de natuur. Sinds 2012 is het laatste deel van het voormalig militair domein in handen van de Vlaamse overheid. Vandaag is het natuurgebied 365 hectare groot. ANB voert er natuurbeheer uit, zodat de heide en bossen hersteld en onderhouden worden, plant extra bossen en zet in op meer natte natuur. Zij zetten ook in op de sanering van vervuilde gronden en natuurlijk het beheer van het aanwezige erfgoed. Hiervoor bundelt ANB de krachten met de gemeentes Jabbeke en Zedelgem, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), de VZW Vloethemveld en het Historisch Wetenschappelijk Comité Vloethemveld. Door wetenschappelijk onderzoek te stimuleren en door uitgebreide

26
De unieke vondst van een klein potloodstompje verstevigd met koperdraad. (© Raakvlak / Stad Brugge).

verbouwings- en onderhoudswerken, wil men bezoekers de kans geven de unieke natuur en het rijke erfgoed te ontdekken en te beleven. Dit hele traject werd voor het publiek zichtbaar bij de opening van een nieuw onthaalgebouw in november 2022. In het Kamphuis krijgt de bezoeker een overzicht van de geschiedenis van het Vloethemveld aan de hand van infopanelen en enkele vitrines met archeologische vondsten, voorwerpen uit privécollecties, een maquette en enkele opgezette insecten die heel specifiek zijn voor het gebied.

Een zeer jonge archeologische collectie

Na het jarenlange militaire gebruik zijn zeer veel metalen objecten in de ondergrond achtergebleven. Twee vrijwilligers van ANB, Anton en Guido Blokken, zijn sinds 2018 bezig met een metaaldetectiecampagne in het gebied. Zij verzamelen zeer veel archeologische vondsten uit de teelaarde. Omdat Zedelgem en Jabbeke zijn aangesloten bij Raakvlak

komen deze vondsten van het ANB in het onroerenderfgoeddepot ‘De Pakhuizen’ terecht. De vondsten, die voornamelijk dateren uit de periode van het krijgsgevangenenkamp (1944-46) vertellen een interessant verhaal.

Bij deze vondsten zijn er twee categorieen, die direct opvallen: voorwerpen die de gebruikers hebben aangepast en handgemaakte voorwerpen uit schroot. Op de aangepaste vondsten zijn sporen van de start van het denazificatieproces terug te vinden. Swastika’s en adelaars zijn weggehaald van koppelsloten, medailles, bestek en uniformen. Vele krijgsgevangenen gooiden hun persoonlijke bezittingen met nazi-emblemen weg of ze pasten ze aan om ze te kunnen blijven gebruiken. Op de vondsten is te zien hoe sommigen geduldig de symbolen weg hebben gewreven met een steen terwijl anderen drastischer te werk gingen. Wie zijn gesp weggooide of zodanig verzwakte dat die onbruikbaar

werd, zag zich genoodzaakt om zelf uit schroot een nieuwe gesp te kerven. Er zijn ook andere zelfgemaakte voorwerpen aangetroffen, zoals kleerhangers en messen die met de hand zijn gehamerd uit de bliksemafleiders van de voormalige munitiedepots. Uniek is een klein potloodstompje verstevigd met koperdraad. Hierbij is een grafietstaafje in een gespleten stukje hout geklemd waarna het geheel is omwikkeld met een koperdraadje. Informatie over dit object en vele andere van deze nieuwe vondsten is via de website van Raakvlak te raadplegen.

Voor Raakvlak is het aanvaarden van deze collectie (post-)WOII-vondsten een leerproces. Vergeleken met de meeste stukken in het depot is dit een zeer jonge collectie. Het is pas de laatste 10 jaar dat op archeologisch vlak ook aandacht wordt besteed aan archeologie van WOII. Het ensemble past in een relatief nieuwe strekking in de archeologie, namelijk

27
Een ervaren gids neemt een groep mee door de bewogen geschiedenis van Vloethemveld (© ANB / Henk Rogiers). Groentje op gevlekte orchis. Vloethemveld is de enige locatie in West-Vlaanderen waar een permanente populatie groentjes voorkomt. (© ANB / Patrick Keirsebilck)

de conflictarcheologie. Dit is een term die gebruikt wordt voor archeologisch onderzoek naar resten van verdediging, oorlogsvoering en bezetting waarbij sporen van veldslagen of militaire bouwwerken onderzocht worden. Onderzoek in een krijgsgevangenenkamp van vlak na het conflict valt daar ook onder. Conflictarcheologie draagt bij aan de kennis over en vorming van adviezen over de mogelijke bewaring of restauratie van kampen, frontlinies, forten of de bescherming van een veld waar een historische veldslag plaats vond. Dit geldt voor conflicten van honderden jaren geleden, maar evenzeer voor conflicten uit onze recentere geschiedenis.

Boek

Het ANB, de VLM en de gemeentes Zedelgem en Jabbeke brachten in december 2022 het boek ‘Vloethemveld, verborgen Parel’ uit. Het behandelt in verschillende hoofdstukken de landschapsgeschiedenis van Vloethemveld vanuit geologisch en historisch perspectief. Een hoofdstuk over archeologie en landschap is ook in het boek opgenomen. Een aantal van de recente archeologische vondsten worden

in een apart hoofdstuk besproken. Verder wordt het militaire verleden behandeld alsook de omvorming naar natuurgebied, met veel aandacht voor de specifieke fauna en flora van het gebied. Het boek illustreert prachtig hoe natuur en erfgoed hand in hand kunnen gaan. ‘Vloethemveld, verborgen Parel’ is te koop in de gemeentehuizen van Jabbeke en Zedelgem, 45 euro.

Selectieve bibliografie

G. E. Cappon , L. Meulebrouck en A.  Zwaenepoel, Vloethemveld, Verborgen Parel, Stichting Kunstboek, Oostkamp, 2022.

Raakvlak Jaarverslag 2020

28
De prachtige publicatie ‘Vloethemveld, verborgen Parel’ behandelt alle aspecten van de landschapsgeschiedenis van het natuurdomein. (© Stichting Kunstboek). Voorbeelden van denazificatie. Koppelsloten (soort gespen) door de eigenaar bewerkt om de nazi-emblemen te verwijderen. (© Raakvlak/Stad Brugge)

Beste lezer,

Iedereen heeft vrienden nodig. En dus ook de Musea van Brugge. Al 65 jaar ondersteunt de vereniging van de Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge de museale werking van de historische provinciehoofdstad. Dat gebeurt op vele manieren: door vrijwilligers warm te maken om de museale activiteiten op het terrein te ontwikkelen, door fondsen te verzamelen, lezingen aan te bieden, exclusieve bijeenkomsten te organiseren, door de musea te helpen om kunstwerken te verwerven voor de uitbreiding van de collecties.

Al die activiteiten kunnen enkel worden ontwikkeld door de massale steun van onze leden, die we tot buiten onze landsgrenzen rekruteren. De leden zorgen via de betaling van hun jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage voor de nodige zuurstof om onze werking te kunnen verderzetten en zelfs uit te breiden. Ze krijgen daar natuurlijk wel wat voor terug: gratis toegang tot de dertien musea, gratis bijwonen van lezingen over uiteenlopende onderwerpen, bijzondere bezoekmomenten aan de musea bij nieuwe tentoonstellingen. Daarnaast krijgen al onze leden ook het ledentijdschrift én dit fijne MB Magazine. Tussendoor brengen wij hen geregeld op de hoogte van nevenactiviteiten, zelfs van andere verenigingen, via een digitale Flashmail.

Bovenop die materiële voordelen die we kunnen aanbieden merken we ook dat onze leden enthousiast en met fierheid in ons verhaal stappen. Dat ondervonden we onder meer bij de crowdfunding die de Vrienden op het getouw zetten bij de restauratie van de bidkapel van het Gruuthusepaleis. Toen pakten we ook uit met een speciaal door ons gecreëerd bier dat gretig aftrek vond in de eindejaarsperiode.

Naast de steun van onze ‘gewone’ leden kunnen we ook rekenen op onze sponsoren, die ons ook na corona trouw zijn gebleven. Voor hen halen we het beste uit de kast zodat ze hun klanten of personeel een onvergetelijke ervaring kunnen bieden. Wij voeren overigens besprekingen om het aantal partners op te krikken en zo onze leden nog meer te kunnen aanbieden.

Om dit alles blijvend te organiseren doen we beroep op een groep enthousiaste en gedreven bestuursleden. Je vindt ze terug op de foto bij dit artikel. Zij staan garant voor nieuwe inzichten en een participatieve, duurzame, inclusieve en diverse Vriendenwerking. Jullie kunnen op ons rekenen. Wij toch ook op jullie?

veel dank,

29
Het vernieuwde bestuur op de trappen van het Arentshuis waar het secretariaat van de Vrienden is gevestigd. V.l.n.r. 1ste rij: Schepen Nico Blontrock, Sarah Bauwens, David Vergauwen, Etienne Boumans (ondervoorzitter); 2de rij: Luc Coulier (voorzitter), Jean Luc Meulemeester, Machteld Lenoir, Patricia Cortvriendt (penningmeester), Hendrik Desmet (secretaris); 3de rij: Erwin Priem, Frans Crols, Yvan Vanden Berghe. Enkele bestuurders ontbreken: Elviera Velghe, Gwijde Steel, en de herstellende Philip Pierins. Word vriend van Musea Brugge

Kalender

Tentoonstellingen

Pieter Pourbus. Master of Maps

01/12/2022 – 16/04/2023

Groeningemuseum (zaal 10)

Maak kennis met ‘De geschilderde kaart van het Brugse Vrije’ (1571). Gemaakt op het kruispunt tussen schilderkunst en cartografie, brengt de gedetailleerde kaart van Pourbus het Brugse havenlandschap aan het einde van de zestiende eeuw op een unieke manier in beeld. Pieter Pourbus schilderde de kaart op een schakelpunt in de geschiedenis: net vooraleer de Tachtigjarige Oorlog en later de industrialisering het kustlandschap voorgoed zouden gaan veranderen. Daardoor is de kaart een laatste, waardevolle getuige van het middeleeuwse landschap rondom Brugge.

Verhalen uit de ondergrond.

Brugge in het jaar 1000

9/12/2021 – 03/11/2024

Gruuthusemuseum (expozolder) – i.s.m. Raakvlak

Brugge - het Venetië van het Noorden, het New York aan de Noordzee - is vooral bekend als bruisende handelsmetropool in de late middeleeuwen. Maar, het uitzonderlijke succes van deze stad kwam niet uit de lucht vallen. Archeologen en historici zien het jaar 1000 als een scharniermoment in de geschiedenis van de stad. ‘Verhalen uit de ondergrond’ neemt je mee naar die cruciale, maar vaak onderbelichte periode.

Lezingen

De Vrienden van Musea Brugge organiseren sinds haar oprichting lezingen voor leden en een ruim geïnteresseerd publiek. Hier vindt u het programma voor het voorjaar van 2023

Brugse stadsarcheologen over de opgravingen in 2021-2022

Door archeologen Frederik Roelens en Dieter Verwerft

Zondag 30 april om 10u30

Vriendenzaal (Groeningemuseum)

Een onbekend Brugs glasraam met zicht op de Sint-Donaaskathedraal

Door Dr. Isabelle Lecocq (K.I.K.) en Prof. Dr. Didier Maertens (ULB)

Zondag 14 mei om 10u30

Vriendenzaal (Groeningemuseum)

30

Queer Was Here

Arts festival

In maart heerst er – zoals steeds – een  inspirerende drukte in Salon Arents. De  hele maand lang nodigt Musea Brugge gastcuratoren Kim Note (fotograaf) en Maria Kleopatra (model en DJ) uit voor ‘Queer Was Here’. Met een queer art expositie en een kalender vol lezingen, debatten, sessies en feesten in en rond het salon gaan we het gesprek aan over de (onder)representatie van LGBTQ in musea. Neonlichten, drag queens en debatten op het scherpst van de snede. Dit is ‘Queer Was Here’:

Programma

Queer Art expo

4 t.e.m. 26 maart, Salon Arents

Expositie in Salon Arents met queer art van hedendaagse queer kunstenaars. Verwacht je aan een mix van fotografie, installatie, tekeningen, collage, mixed media, poëzie…

Vernissage en opening party

Zaterdag 4 maart, Salon Arents

We openen het festival met de feestelijke vernissage van de queer art expo in Salon Arents. Drag dj-duo House of Lux trekt de avond op gang met aanstekelijke plaatjes en performances. Dj-duo Mutant Transmissions sluit de avond af.

I.s.m. brUIT en Sprout

Talk Joppe De Campeneere

Dinsdag 7 maart, Salon Arents

Als content creator bij Wel Jong vzw, LGBTQ-activist en fashion icon is Joppe De Campeneere een voorvechter van zelfbeschikkingsrecht, (zelf)expressie en inclusiviteit. In hun talk gaat Joppe in op de zin en onzin van mannelijkheid en vrouwelijkheid.

I.s.m. Diversiteitsdienst Brugge

Drag Queen story hour

Zondag 12 maart, Salon Arents

Een warm voorleesuurtje voor kleuters (3-6 jaar) door een prachtig uitgedoste drag queen. Het boekje, geselecteerd door queer boekenwinkel Rokko, brengt een verhaal rond verdraagzaamheid, liefde en inclusiviteit.

I.s.m. Rokko

WAWWA tekensessie

Zondag 12 maart, Groeningemuseum

We Are What We Are: tekensessie naar model in het Groeningemuseum, met een sausje van queerness.

I.s.m. De Tank en Het Entrepot

An Evening with Fleur Pierets

Donderdag 16 maart, Salon Arents

Een intieme gespreksavond met schrijver en LGBTQ-activist Fleur Pierets, met ruimte voor boeiende dialogen, prangende vragen en actuele visies.

I.s.m. De Republiek

Brunchlezing: Bedwingen en bezingen. De representatie van homo-erotiek in laatmiddeleeuwse kunst

Zondag 19 maart, Salon Arents

Welkom in Salon Arents voor bagels en een lezing over de representatie van homoseksualiteit in de laatmiddeleeuwse kunst door historicus Jonas Roelens

I.s.m. Blackbird Brugge

Slotdebat ‘Are we there yet?’

Zondag 26 maart, Salon Arents

We sluiten ‘Queer Was Here’ af met een slotdebat over de plaats van queer art in musea en andere culturele instellingen.

Finissage Queer Cabaret

Zondag 26 maart, De Snuffel

Eindigen doen we in stijl met een cabaretavond met drag, spoken word, vogue, muziek, burlesque en boylesque in de Snuffel.

Meer info en tickets vind je op museabrugge.be/salonarents

Salon Arents?

In Salon Arents gaat Musea Brugge op zoek naar blinde vlekken in zijn collectie en publiekswerking. Het salon is een open huis waar Musea Brugge samen met partners én met zijn publiek dieper ingaat op actuele, maatschappelijke thema’s aan de hand van eigenzinnige (collectie) presentaties, lezingen en debat.

31

Colofon

MB, Musea Brugge Magazine, verschijnt driemaandelijks en is een uitgave van de vzw Vrienden van Musea Brugge

www.vsmb.be

www.vriendenmb.be

Verantwoordelijke uitgever

Luc Coulier, p/a Dijver 12, 8000 Brugge

Redactieraad MB 1-2023

Sibylla Goegebuer, Björn Hinderyckx, Jean  Luc Meulemeester, Geert Souvereyns, Joeri Steegmans, Laurence

Van Kerkhoven, Dieter Verwerft, Julia Willaert

Coördinatie

Sibylla Goegebuer

Laurence Van Kerkhoven

Vormgeving

Cedric Verhelst

Musea Brugge

Dijver 12

8000 Brugge

T 050 44 87 43

F 050 44 87 78

www.museabrugge.be musea@brugge.be

Bijzondere Begunstigers

Cover: Albrecht Bouts (werkplaats), ‘Ecce Homo’, begin 16e eeuw, olieverf op paneel, Brugge, Musea Brugge, in langdurige bruikleen van de Koning Boudewijn Stichting, © Musea Brugge, foto: Cedric Verhelst

Binnenzijde cover: Brugge en de zee © Stad Brugge / Musea Brugge

Binnenzijde backcover: Detail uit ‘De Zeven Vrije Kunsten’, Brugge, XVII.O.0011 (© Musea Brugge, www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost)

Backcover: Vloethemveld (Zedelgem). Op de muur van barak 3210 staat een muurschildering met grote sterke figuren die qua vormgeving aansluiten bij de gangbare stijl van het naziregime in Duitsland. De tekening is door een krijgsgevangene aangebracht op de muur met zwarte en blauwe verf en is in 2020 gefixeerd om deze voor verder verval te behoeden. (© ANB / Henk Rogiers)

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.