6 minute read
Brugse wandtapijten in de eeuw van Rubens
Een selectie van nieuwe gegevens
Drie series kenmerken de productie van wandtapijten in Brugge tijdens de 17e eeuw: ‘De Zeven Vrije Kunsten’, ‘De Deugdzame Vrouwen uit de Bijbel’ en ‘Taferelen uit het Herenleven’. Ze werden besproken in de catalogus van de tentoonstelling over de Brugse wandtapijtkunst in 1987 en in mijn latere bijdrage uit 1997 in het jaarboek van de musea, maar in de daarop volgende kwarteeuw kwamen veel nieuwe elementen aan het licht, die hierna beknopt worden samengevat. — Guy Delmarcel
Advertisement
De Zeven Vrije Kunsten
Te oordelen naar het aantal bewaarde exemplaren is de wandtapijtenserie van ‘De Zeven Vrije Kunsten’ in Brugge de meest succesvolle van de 17e eeuw geweest. Over haar oorsprong was weinig geweten. Een document van 18 september 1655 meldt de verkoop door Carlos Janssens, handelaar in wandtapijten van Brugge, van een serie van ‘De Zeven Vrije Kunsten’ in acht stuks aan donn Francisco Garrazar de Aguilar in Antwerpen. Het is een tweede bestelling van zulke tapijten door die de Spaanse handelaar. Op een exemplaar van ‘De Zeven Kunsten Verenigd’ in Milaan is het opschrift “Carlos Janssenius fecit 1666” geweven en de jaartallen 1673, 1674 en 1675 staan op andere exemplaren. Er zijn dus meer series geweven.
De publicatie in 2016 door Jan D’hondt en Jean Luc Meulemeester van verslagen van een proces, gevoerd in Brugge tussen juni 1636 en januari 1637, biedt nieuwe gegevens over het ontstaan van de serie. Het bewijst dat de kartons voor de serie door Janssens werden gevraagd aan de Brugse schilder Jacob van Oost de Oudere (Brugge, 1603-1671), met bemiddeling van de jezuïetenbroeder Pieter Huyssens (Brugge, 1577-1637), ook en vooral bekend als architect. De modellen moesten evenwel uit Antwerpen komen, zelfs van Rubens, doch zijn naam is achteraf in het document geschrapt. De taferelen op de wandtapijten waren ons bekend door een serie van etsen van de hand van Cornelis Schut (Antwerpen, 1597-1655). Deze laatste had enige ervaring opgedaan in ontwerpen van wandtapijten in de Medici-ateliers in Florence, waar nog een stuk met Justitia van zijn hand wordt bewaard. Het is zo goed als zeker dat Cornelis Schut de schetsen en de etsen leverde in plaats van Rubens maar dat Van Oost de kartons op ware grootte van de tapijten schilderde. De drie schilderijen, bewaard in de stedelijke collectie van Antwerpen, kunnen hem dus worden toegeschreven. Ze zijn niet gespiegeld ten overstaan van de wandtapijten. Dit is een bijkomend bewijs dat in Brugge in hoge schering werd geweven. Wij mogen nu veronderstellen dat de serie voor het eerst werd geweven in de tweede helft van jaren dertig van de 17e eeuw, mogelijk concreter tussen 1637 en circa 1640.
De melding van Rubens verklaart ook wellicht waarom één toegevoegd tapijt, ‘De Gevolgen van de Oorlog’ (Lausanne, Fondation Toms Pauli) een adaptatie is van Rubens’ gelijknamig schilderij nu in het Palazzo Pitti in Florence. Dit werk was besteld door Justus Sustermans, wellicht voor de Medici, in 1637, en het is in Florence aangekomen vóór 12 maart 1638. Er werd dus waarschijnlijk als karton geschilderd in Antwerpen voordat het schilderij naar Florence vertrok. Het geeft het schilderij in licht verkorte vorm weer. Enkele details zoals de kleine genius, zwevend boven Venus, is weggelaten, evenals het gebouw, waaruit de figuur van Europa komt, links op de zijkant.
De Deugdzame Vrouwen uit de Bijbel Een reeks die qua vorm sterk verwant is met deze van ‘De Zeven Vrije Kunsten’ brengt een aantal Bijbelse vrouwenfiguren op de voorgrond. Bij de tentoonstelling van 1987 waren er al zes onderwerpen bekend. Drie ervan ‘Judith’, ‘Suzanna’ en ‘De Koningin van Sheba’ waren in Zweeds privébezit en werden nadien in 1990 geveild bij Christie’s, één ‘David en Abigaïl’ is bewaard in het kasteel van Namest (Tsjechië) en twee anderen ‘Deborah en Jahel’ en ‘Rebecca’ waren bekend door oude afbeeldingen. Van deze laatste twee zijn inmiddels telkens twee exemplaren gevonden: ‘Deborah en Jahel’ in de universiteit van München en in de Spaanse bank Caja de San Fernando in Sevilla, ‘Rebecca’ in het kasteel van Guéret en op de kunstmarkt. Deze laatste werd door de Brugse musea aangekocht in 2000.
Van ‘David en Abigaïl’ kwam ook een tweede editie op de kunstmarkt in 2017 [Sotheby London, 15 mei 2017]. Twee schilderijen met deze compositie worden toegeschreven aan Theodoor Rombouts (Antwerpen, 1597- 1637). Aldus staat het vast dat er minstens twee edities van de serie werden geweven. Twee nieuwe onderwerpen doken na 1987 op: ‘De Vroomheid van Hanna’, aangekocht door de Brugse musea in 2016, en ‘De Edelmoedigheid van Esther’ in de al vermelde Spaanse bank. De compositie van de meeste van deze zes tapijten is schatplichtig aan ontleningen uit schilderijen en prenten van Rubens en van Jacob van Oost. Nader onderzoek is hierbij geboden.
In 1987 werd ook gewezen op een parallelle reeks van zes stukken met ‘Voorbeeldige Mannen’: Jozef in Egypte, keizer Marcianus, de profeet Daniël, Rudolf van Habsburg en bisschop Ambrosius van
De
Vernon (Frankrijk), maar werd in 1972 gestolen. Elk spoor ervan ontbreekt nog. Komen deze twee series ook uit de manufactuur van Carlos Janssens? Het is aannemelijk: ze gebruiken allebei dezelfde zuilboorden als deze rond series van ‘De Zeven Vrije Kunsten’. De late data (1666 tot 1675) op deze reeks komen alleen voor op de variant met zuilen. Is de serie van ‘De Deugdzame Vrouwen’ ook in deze periode ontstaan?
Tot besluit zou ik zelfs de hypothese willen voorop stellen dat deze drie series: ‘De Zeven Vrije Kunsten’, ‘De Deugdzame Vrouwen’ en ‘De Voorbeeldige Mannen’ aanvankelijk zouden ontstaan zijn in de context van de pedagogische programma’s van de jezuïeten. Alleen ‘De Zeven Vrije Kunsten’ hebben blijkbaar een groot commercieel succes gekend, wellicht omdat die reeks geen religieuze connotaties heeft.
Scenes uit het Herenleven
Het ijkpunt voor deze serie is het wandtapijt ‘De Wijnoogst’, of ‘De Herfst’, bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel (inv. 6277). Het draagt het dubbel Brugse stadsmerk (gotische B en weversspoel) en het jaartal 1664 in de bovenste cartouche. De hoofdfiguur is naar een prent van het schilderij van Antoon Van Dijck (Antwerpen, 1599Londen, 1641), ‘Rinaldo en Armida’, 1629, nu in het Walters Art Museum in Baltimore, gemaakt. In 1987 kenden wij nog drie andere onderwerpen: ‘Musicerend gezelschap’ in een Belgische privécollectie,
‘Edelen in een park’ en ‘Edelen op jacht’ enkel uit foto’s van oude veilingen. Inmiddels is een serie van zes stuks, met o.m. de vermelde ‘Wijnoogst’ en ‘Edelen op jacht’, gelokaliseerd in een adellijke Franse verzameling. Onbekend waren twee andere stukken: ‘De Graanoogst’ en ‘Het Schenken van Juwelen’, aangevuld door twee tussenstukken met landelijke scènes. ‘Het Schenken van Juwelen’ is ingegeven door een schilderij uit het atelier van Paolo Veronese (Verona, 1528 - Venetië, 1588) ‘De ontmoeting van Rebecca en Eliazar’, nu in het kasteel van Versailles. Van ‘De Jacht’ en ‘De Graanoogst’ zijn ook exemplaren in het Davies Museum, Wellesley College (USA) en deze twee wandtapijten dragen bovendien het jaartal 1664 geweven in de bovenste boord, zoals op het stuk in Brussel. Ze behoren derhalve tot een zelfde editie. Een afdoende verklaring voor het jaartal 1664 is nog niet gevonden: is het een geschenk van de stad Brugge aan landvoogd Markies van Castel Rodrigo die op 28 december 1664 het kanaal van Brugge naar Oostende officieel heeft opengesteld?
Alle taferelen van deze serie vertonen een bijzonder zwierige stijl, totaal verschillend van deze op de hoger besproken reeksen. De ontwerper is nog niet geïdentificeerd, maar collega professor emeritus Hans Vlieghe suggereerde mij een mogelijk verband met het werk van Jan Thomas van Yperen (Ieper, 1617 - Wenen, 1678). Geboren te Ieper, wordt hij in 1639 ingeschreven in de Sint-Lucasgilde van de schilders in Antwerpen. Hij zou mee gewerkt hebben aan het retoucheren of voltooien van schilderijen van Rubens na diens overlijden in 1640. In 1654 verlaat hij Antwerpen en zal een verdere loopbaan uitbouwen in Duitsland en in Wenen, waar hij in 1678 overlijdt. Van hem zijn onder meer verscheidene ‘Bacchanales’ bekend, waarvan de stijl deze van de vermelde wandtapijten dicht benadert. Er is dus nog werk aan de winkel voor de studie van de Brugse wandtapijten in de ‘Eeuw van Rubens’.
Bibliografie
N. De Poorter, “Cornelis Schut als tapijtontwerper: de reeks van de Zeven Vrije Kunsten”, Rubens and his World. Bijdragen opgedragen aan Prof. dr. ir. R.-A. d’Hulst, Antwerpen, 1985, pp. 245 - 263
G. Delmarcel en E. Duverger, Brugge en de tapijtkunst (tentoonstellingscatalogus), Moeskroen-Brugge, 1987
G. Delmarcel, “Brugse wandtapijten na tien jaar. Nieuwe kunstwerken en toeschrijvingen”, Jaarboek 1995-96. Stad Brugge. Stedelijke Musea, Brugge, 1997, pp. 191 - 215
M. Garcia Calvo, Tapices de Caja San Fernando, (Sevilla), 2007, pp. 16-34
J. D’hondt en J. L. Meulemeester, ‘Van Oost en Huyssens, Janssens, Rubens en Schut: enkele aanvullende gegevens over de Brugse wandtapijtenreeks ‘De Zeven Vrije Kunsten’, Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 153, 2, 2016, pp. 285-299