9 minute read
Kwaliteit is onze grootste troef
Het nieuwe collectieplan van Musea Brugge
Eind 2022 publiceerde de afdeling collectie, na 24 maanden reflectie en schrijfwerk, haar langverwachte collectieplan. Anne van Oosterwijk, directeur van de afdeling Collectie, vertelt in haar eigen woorden wat dat collectieplan nu precies is, wie eraan meewerkte, hoe het tot stand kwam maar vooral ook over de impact die het document zal hebben op de organisatie Musea Brugge. — Interview met Anne van Oosterwijk, door Björn Hinderyckx
Advertisement
Wat is een collectieplan nu eigenlijk?
Anne: Elke collectie-beherende instelling beschrijft in een collectieplan hoe het met haar collectie omgaat, hoe ze die gaat bewaren en ontsluiten en welke doelstellingen ze ermee wil bereiken. Voor Musea Brugge is dat een complexe puzzel omdat we natuurlijk een hele rijke collectie hebben: we verzamelen op maar liefst 32 verschillende domeinen.
Daarnaast hebben we ook een hele complexe verzamelgeschiedenis. Dat zorgt ervoor dat een collectieplan schrijven niet zo makkelijk is.
Een collectieplan verwoordt hoe een collectie is opgebouwd, wie het behoud van je collectie gaat doen, wie verantwoordelijk is voor het beheer van de collectie, waarnaar je onderzoek gaat doen maar ook wat je gaat (blijven) verzamelen. En dat laatste is uiteraard een hele belangrijke stap in dit collectieplan omdat we daar de laatste jaren echt grote vorderingen gemaakt hebben ten opzichte van het verleden. We gaan, ook uit noodzaak, veel selectiever om met de budgetten.
Wie is verantwoordelijk voor het collectieplan, naast jij als directeur van de afdeling Collectie? Sinds 2021 hebben we een nieuwe afdeling Collectie: met een team conservatoren, een team registratoren en een team conservatie. Dit collectieplan werd vooral opgepakt binnen het conservatorenteam, waarbij ik ook onze bibliothecaris reken, de senior registrator en de coördinator conservatie. Met deze “partners” zijn de discussies ten gronde gevoerd, al is er uiteraard heel regelmatig teruggekoppeld naar zowel onze brede afdeling Collectie als de afdeling Publiek en Tentoonstellingen. Maar ook met andere collectiebeherende instellingen binnen Stad Brugge zijn we aan tafel geschoven: denk aan het stadsarchief en de openbare bibliotheek maar ook een aantal mensen die de religieuze instellingen in Vlaanderen of in Brugge goed kennen. We toetsten regelmatig af en dat is uiterst belangrijk, omdat je natuurlijk die reflectie nodig hebt om het breder te trekken dan enkel je eigen kennis van de collectie. Eigenlijk namen we bij het schrijven van dit collectieplan al een voorsprong op de werking van BRON, waar we ook willen inzetten op die discussiecultuur en de verbreding van de kennis over onze collectie.
Hoe begin je eraan? Naast de discussies die al benoemd zijn, bestaan er good practices in de museale wereld die je als kapstok gaat gebruiken? Of start je toch eerder vanaf nul? Tot de reorganisatie, werkten we per museumgroep (Bruggemuseum, Hospitaalmuseum en Groeningemuseum, nvdr.) elk met onze deelcollectie. Binnen die museumgroepen waren er ook al collectieplannen: die waren vrij basic maar konden uiteraard wel dienen als beginpunt. Daarnaast namen we enkele handleidingen door in de voorbereidende fase van dit project, waaronder ‘Handreiking voor het schrijven van een collectieplan’ en ‘Op de museale weegschaal’. In september 2021 verscheen ‘Een collectieplan schrijven, dat doe je zo’ uitgegeven door FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed: vanaf dan werd dit de belangrijkste leidraad. Er waren dus wel wat startpunten maar voor ons was het vooral heel belangrijk om er gewoon aan te beginnen, net omdat we de hele reorganisatie achter de rug hebben: de museumgroepen zijn opgeheven en samengevoegd in een nieuwe structuur, waardoor de conservatoren en iedereen die met of op onze collectie werkt, zoals de registratoren en de restau ratoren in één afdeling samen zitten. Dat is een wezenlijk verschil met vroeger. Door deze grote verandering werden de schot ten tussen de deelcollecties weggenomen en beschouwen we de collectie Musea Brugge voor het eerst als één geheel. En juist daarom was het voor ons belangrijk om met een frisse bril naar de collectie te kijken…
Ook doordat mensen in een nieuwe functie terecht kwamen en daardoor de tijd moesten nemen om naar de eigen deelcollectie te kijken?
Dat is de bedoeling hé. Die vaak nieuwe kijk was een start, een basis om het col lectieplan op te maken. Het collectieplan geeft speerpunten of pijlers mee per peri ode waarop we gaan werken de komende tijd. Dus de conservatoren weten nu wel degelijk beter wat er van hen verwacht wordt in de toekomst dan voorheen. Maar het is vooral die ééngemaakte collectie die heel belangrijk is. We hebben dit ook letterlijk doorgevoerd in die zin dat de af zonderlijke collectiedatabases die voor de reorganisatie bestonden, zijn samengevoegd. Dat is reeds gebeurd in de winter van 2020-2021. En daardoor kunnen we nu de verschillende onderdelen van de collecties die vroeger opgesplitst waren, veel makkelijker gaan doorzoeken en veel makkelijker verbanden leggen. Dat is een heel interessante stap voorwaarts en één van de belangrijkste beslissingen in dit collectieplan: we bekijken alles in een breder geheel of context. Zo willen we bijvoorbeeld de Vlaamse primitieven veel meer met andere disciplines en andere kunstvormen samenbrengen. Dit is een voortschrijdend inzicht, ook in het wetenschappelijk onderzoek: eigenlijk mogen de disciplines niet zo strikt opgesplitst worden. Dat zie je ook terug in hedendaagse presentaties op zaal in veel musea maar dat moet eigenlijk in de collectie ook zo benaderd worden.
Het collectieplan komt gelijktijdig met het nieuwe beleidsplan? Zijn ze aanvullend? En op welke manier? We zijn eigenlijk met het collectieplan begonnen zonder te weten dat het een verplichte bijlage was voor het beleidsplan. Wij hebben geluk dat we er zo vroegtijdig mee begonnen zijn want we zijn er 24 maanden mee bezig geweest om het nieuwe collectieplan te schrijven. Dat is een enorme doorlooptijd, die je ook gewoon nodig hebt. Inventariseren en op punt zetten van zaken, maar ook echt niet overbodig. Het beleidsplan is geschreven voor de Vlaamse gemeenschap vanuit het perspectief van een CEI (cultureel-erfgoedinstelling) omdat we dat natuurlijk sinds juni 2022 zijn. Dat heeft een hele internationale scope, die CEI benoeming… terwijl we natuurlijk ook een hele belangrijke lokale en regionale werking hebben. Dat is een moeilijke balans om te maken. Het collectieplan bood ons wel de mogelijkheid om heel veel details van onze werking uit te leggen. Die konden we niet kwijt in dat beleidsplan, wat een maximum aantal pagina’s heeft. Door het collectieplan als bijlage toe te voegen aan het beleidsplan, kunnen we die zaken toch mee geven en uitleggen. De stappen die we moeten nemen om te verhuizen naar twee gigantische, state-of-the-art depots staan in het collectieplan beschreven: dat is niet zomaar een klein stapje vooruit, dat zijn zevenmijlsstappen vooruit die we nemen in het basisbehoud van de objecten van de collectie. Ook de uitbouw van BRON als onderzoekscentrum en belangrijkste toegang voor het onderzoek op onze collectie, komt aan bod. Dat zijn zaken die natuurlijk in het beleidsplan staan maar heel summier en vooral als infrastructuurprojecten terwijl we in het collectieplan de inhoudelijke details kunnen behandelen. Maar ook de keuze voor bepaalde verzamelpijlers kan in het collectieplan echt goed geargumenteerd worden, terwijl daar in het beleidsplan van onze focuspunten blijven maar deze hebben we verbreed naar de Bourgondische en Habsburgse periode in Vlaanderen. Zoals eerder gezegd richten we ons hier ook niet enkel op schilderkunst. Dat is een hele belangrijke uitbreiding van die evidentie die er reeds in zat. Een andere evidentie was ook om het onderzoek te verbreden – een beetje als aanloop naar BRON, waar we met z’n allen heel hard naar uitkijken. We hebben natuurlijk sinds 2010 de belangrijke werking van het Vlaams onderzoekscentrum voor kunst in de Bourgondische Nederlanden. Dat blijft behouden maar we zien dat die werking heel veel kennis oplevert over de collectie in dat onderdeel en we vinden dat een groot deel van de overige collectie die aandacht ook verdient. Daarom gaan we die werking verbreden naar de twee andere pijlers: ‘de lange 19de eeuw’, de periode die heel erg bepalend is voor de beeldvorming rond Brugge. Daar zit symbolisme in, daar zit neoclassicisme in maar ook de Academie. De andere pijler is ‘Brugge en de dag van vandaag’: daar zit zowel hedendaagse kunst in als de collectie volkskunde die we willen actualiseren en willen uitbreiden naar vandaag, onder meer door participatieve projecten. De volkskundige collectie is immers de grootste deelcollectie.
Dat zijn belangrijke keuzes die vanuit een evidentie vertrekken maar die nu ook beter omlijnd zijn, waardoor we in de ler, die we vooral beschouwen als een onderzoekspijler: de ambachten en de toegepaste kunsten. Dat is een collectie waar we nu (nog) niet actief op gaan verzamelen omdat we daar eigenlijk te weinig zicht op hebben: het gaat immers om grofweg 16.000 objecten en we willen eerst beter in kaart brengen waar onze lacunes zitten. Om dat te doen, is een onderzoeksproject gestart in samenwerking met het STAM in Gent.
Ook bij de overige drie pijlers waar ik het al over had, die we beschouwen als verzamelpijlers, is die onderzoekscomponent nadrukkelijk aanwezig en worden onderzoeksprojecten gekoppeld. Voor de Bourgondische en Habsburgse periode wordt stevig ingezet op de Memlings, daarnaast is voor de lange 19e eeuw al een onderzoeksproject gaande, met ‘Leerling-Meester’ dat de basis legt voor veel meer onderzoek, omdat het ook een registratieproject is dat veel verdiepender gaat dan enkel basisregistratie, zoals we bij de verhuis doen. Voor de collectie volkskunde, gaan we een participatief project opstarten rond verzamelen. Daarvoor lopen de contacten met enkele instellingen die daar reeds mee bezig zijn maar eerst willen we daar een methodologie uitwerken. Eén van de meest evidente maar ook belangrijkste keuzes die we gemaakt hebben in ons collectieplan is dat de volledige collectie geregistreerd moet zijn tegen 2031. Dat klinkt misschien niet ambitieus maar dat is een gigantische verwezenlijking als het lukt. En het zal lukken ook! We moeten dat doen om onze volledige collectie te kennen, goed te kunnen beheren. Dat heeft zeker ook te maken met onze verhuisbewegingen: je kan immers niet iets verhuizen zonder dat je daar een van kunt houden, kunt volgen waar het zit. Dus de verhuisprojecten zijn een serieuze hefboom in die registratie. Daarnaast willen we ook naar buiten treden met onze collectie, via digitale middelen. Sinds corona weten we, dat we als museum 24 uur per dag open zijn online en daarvoor willen we onze collectie ook zo maximaal mogelijk ontsluiten. Daarvoor is registratie nodig want als het niet in een database zit, als er geen goeie foto’s zijn, kunnen we het niet op onze website tonen. Ook dat zijn belangrijke focuspunten van het collectieplan.
Wat waren de minder evidente keuzes?
Kiezen is verliezen. Er komen in de toekomst wellicht heel veel zaken op ons pad waar we mogelijk gigantisch in geïnteresseerd gaan zijn maar die simpelweg niet in onze scope passen. Daar houden we echter wel aan vast omdat we als instelling ook aan ons profiel willen werken: hoe we in de museumwereld staan en welke collecties bij ons horen en welke niet.
Mis je dan geen opportuniteiten?
Dat is natuurlijk de vraag: is het effectief wel een opportuniteit voor ons als het niet in onze verzamelpijlers zit? We blijven altijd kritisch en we gaan ons vragen stellen bij elk ding dat voor onze voeten komt maar we moeten scherpe keuzes maken. We hebben straks immers twee gloednieuwe depots maar die gaan vanaf het begin eigenlijk al vol zitten. Onze financiële middelen zijn uiteraard ook beperkt waardoor die scherpe keuzes echt wel noodzakelijk zijn.
Wat was het lastige aspect om het collectieplan helemaal juist te krijgen? Is het collectieplan wel helemaal juist?
Het is zeer belangrijk te vermelden dat het collectieplan een levend document is. Of we helemaal juist zitten, dat moet nog blijken. Voor nu is het af, maar over twee jaar gaan we opnieuw discussiëren en gaan we evalueren. Vinden we de keuzes en bijkomend ook de aankopen die we hebben gedaan, nog steeds correct? Hebben we kansen gemist en kunnen we daar lessen uit trekken?
Dat het een levend document is, komt ook in andere aspecten naar voren. Ik geef graag een voorbeeld: we kozen in deze versie van het collectieplan eigenlijk om twee mogelijke pijlers, het hedendaags en participatief verzamelen én de ambachten, als onderzoekspistes te zien: bij deze pistes willen én moeten we methodologieën ontwikkelen zodat we in een volgende versie, over een afzienbare tijd wel die scherpe keuzes kunnen maken.
Waardering zal daar absoluut een grote rol in spelen: waardering om een kunstof erfgoedobject binnen te halen of juist niet, maar ook om een object uit onze collectie te herbestemmen. Ook dat gaat op ons pad komen, na de grote verhuisbewegingen. We hebben zo’n diverse collectie, zoveel raakvlakken in Vlaanderen en daarbuiten. In de toekomst gaan we kijken of bepaalde collectiestukken beter in andere instellingen passen dan bij ons. Daarbij denken we uiteraard aan de samenwerkingen met FARO en dergelijke instellingen. Er zijn immers al veel standaardprocedures voor uitgeschreven maar ik verwacht dat de partnerschappen echt per deelcollectie of zelfs per object dat we mogelijk willen herbestemmen, bekeken zullen moeten worden.
Documenten als dit collectieplan, met alle beelden die we selecteerden zijn zo belangrijk omdat het visibiliteit geeft aan wat we doen. Registratie is heel onzichtbaar werk, conservatie ook. Een heel stom voorbeeld zijn de steuntjes die ons atelier maakt: als het in orde is, ziet niemand het. Als het niet in orde is, heeft iedereen het gezien.
Tot slot en heel kort als besluit: waarom gaat het collectieplan de werking van afdeling collectie optimaliseren?
Als professionele organisatie en sinds kort als cultureel-erfgoedinstelling streven wij de hoogste kwaliteit na. Het collectieplan beschrijft wat die graad van kwaliteit moet zijn en is dus een leidraad voor hoe we willen en moeten werken. Als één van de grootste culturele instellingen van Vlaanderen, is die kwaliteit onze grootste troef! u