MUSEA BRUGGE MAGAZINE
Oog in oog met de Dood Terug van weg geweest!
Storytelling in het museum van de toekomst
Driemaandelijks Tijdschrift – Jaargang 42 – Sept 2022
2 Voorwoord 31 Kalender
21 Storytelling 26 De museumgidsen 3 Oog in oog met de Dood 25 Kinderen aan de haard 30 Cultureel-erfgoedinstelling 28 Online collectie 11 Terug van weg geweest! 18 BRUSK
Cover: Detail uit: Hugo van der Goes, De dood van Maria, na 1475, olieverf op paneel, © Musea Brugge, artinflanders.be, foto: Dominique Provost Links: Detail uit: Bernard van Orley (naar), Jachten van Maximiliaan, de maand juli, 1528-1530, Parijs, Musée du Louvre, © 1992 RMN-Grand Palais (musée du Louvre) / Daniel Arnaudet
Beste Vrienden,
In volle zomer met temperaturen die de pan uit rijzen, schrijven we dit voorwoord. Het is een zomer waarin het voelt alsof we vleugels hebben. Op 2 juli maakte Minister van Cultuur Jan Jambon bekend dat Musea Brugge in deze erkenningsronde als enige instelling in Vlaanderen is benoemd tot cultureel-erfgoedinstelling. Daarmee zijn we de derde instelling, naast het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen en het Museum voor Hedendaagse Kunst van Antwerpen, die dit prestigieuze label krijgt. Een enorme opsteker en appreciatie voor het harde werk dat het team van Musea Brugge elke dag levert. In dit magazine leest u meer over de betekenis en het belang van deze benoeming voor Musea Brugge.
De benoeming komt op een belangrijk moment. Na jaren voorbereiding is de werf van BRUSK immers gestart. De sloop van het Sint Andreasinstituut is op dit moment gaande, waarna het archeologisch vooronderzoek op de site wordt gestart. Begin 2023 zal dan eindelijk de bouw van BRUSK beginnen. Lees verder voor een update en alle ins and outs van dit project.
Oog in Oog met de Dood
Net voor het zomerverlof werd de tentoonstelling Underneath the Shade we Lay Grounded van Otobong Nkanga geopend. Een tentoonstelling die het Sint-Janshospitaal en zijn collectie op een volledig nieuwe wijze onder de aandacht brengt. U las er alles over in het vorige magazine. Deze prachtige, afgewogen installatie waaraan Otobong met de medewerkers van Musea Brugge keihard heeft
gewerkt, wordt internationaal zeer gesmaakt. Grijp dus zeker uw kans om deze tentoonstelling nog te bezoeken tot 25 september. Want daarna sluiten de deuren om alle voorbereidingen te kunnen treffen voor Oog in Oog met de Dood, de tentoonstelling rond De dood van Maria van Hugo van der Goes. Het topstuk werd de afgelopen jaren gerestaureerd en het resultaat is verbluffend. In deze tentoonstelling zullen we het schilderij thematisch ontleden en laten we ons begeleiden door hedendaagse sleutelfiguren.
Deze benadering is maar één van de vele manieren om verhalen te vertellen over onze collectie. Door steeds nieuwe perspectieven op onze collectie in te nemen, blijven we leren over onze collectie en zullen we een divers publiek boeien. De nieuwe gidsenpool van Musea Brugge is inmiddels van start gegaan en zal zich hier ook in bekwamen. Zij worden de komende jaren verder opgeleid en zullen o.a. rondleidingen uitwerken voor specifieke doelgroepen.
Tot slot willen we nog de aandacht vestigen op collectie.museabrugge.be. Het nieuwe luik op de collectie van Musea Brugge, waar je de collectie in hoge resolutie kan be kijken. De database wordt systematisch aangevuld en uitge breid. Een pagina dus om regelmatig naar terug te keren en om ook thuis van onze waanzinnig rijke collectie te genieten.
We wensen u veel lees- en surfplezier!
Hartelijke groet, de Directie
Voorwoord
2
OOG IN OOG MET DE DOOD
HUGO VAN DER GOES, OUDE MEESTERS, NIEUWE BLIKKEN
Musea Brugge/Sint-Janshospitaal. 28.10.2022 – 05.02.2023
‘De dood van Maria’ van Hugo van der Goes is een van de belangrijkste werken in de wereldbefaamde collectie Vlaamse primitieven van Musea Brugge. Het is een meesterwerk, een absoluut topstuk dat menigeen beroert, inspireert en doet nadenken. De kunstenaar raakt als een meesterlijk componist en een uitmuntend schilder het gemoed van de toeschouwers. In de compositie brengt hij de apostelen samen rond Maria’s sterfbed als individuen. Het resultaat is subliem, want als je even de tijd neemt om dit meesterwerk te bekijken, word je beloond met empathie voor de apostelen. Er ontluikt een artistieke bewondering voor de meester. In de vijftiende eeuw was dit al zo. Nu nog altijd werkt het stervenstafereel intrigerend.
Een universele beleving van dit topstuk vormt de basis van de tentoonstelling. We stellen onszelf en de bezoekers de vraag hoe het mogelijk is dat een werk vijf eeuwen na creatiedatum nog steeds universele verhalen en dus herkenbare thema’s oproept. Een vernieuwende tentoonstelling biedt het antwoord. ‘Oog in oog met de Dood’ vervolgt de traditie tentoonstellingen oude meesters van Musea Brugge: doordacht en doorleefd.
Sibylla Goegebuer
Een restauratie en up-to-date kennis van stijl en iconografie
Tussen 2018 en 2022 onderging De dood van Maria een intensieve restauratie, onder leiding van Griet Steyaert en met de medewerking van Marie Postec. Het resultaat is verbluffend. De prachtige karakterkoppen van de apostelen, de ar chitectonische setting en het verrassen de kleurenpallet zijn waarneembaar als nooit tevoren. Vooraleer het meesterwerk terug in de permanente opstelling van het Groeningemuseum te plaatsen, verdient Van der Goes’ De dood van Maria het om te worden getoond in een tentoonstelling die het gerestaureerde werk centraal stelt.
Niet alleen de actuele restauratie van het kunstwerk noopte tot een tentoon stelling. Recent is ook veel onderzoek ge beurd naar de stijl van de kunst en iconografie van de werken van Van der Goes, tijdgenoten en navolgers, en naar werken
gerelateerd tot De dood van Maria. Musea Brugge wil deze up-to-date kennis nu met het grote publiek delen: vertrekkende vanuit de eigen collectie, aangevuld met sprekende kunstwerken in bruikleen én op een vernieuwende manier gepresenteerd.
Voor de scenografie van ‘Oog in oog met de Dood’ is beroep gedaan op OTW Studio en Chloroform. De ontwerpers plaatsen Van der Goes’ De dood van Maria letterlijk en figuurlijk in het midden. Daarrond ontvouwen zich de traditionele en nieuwe verhalen, die het schilderij ver telt. De bezoekers worden uitgenodigd om hun eigen wandelparcours rondom het werk spontaan uit te tekenen. Zes invals hoeken spelen een begeleidende en verdie pende rol. Het tentoonstellingsparcours is niet dwingend. Bezoekers kunnen zich vrij tussen de tentoongestelde kunstwerken en thema’s bewegen.
Vijf nieuwe meesters en een restauratievirtuoos aan het woord
De diepe, religieuze betekenis van De dood van Maria is vandaag niet langer leesbaar voor de meeste van onze bezoekers. Daarom is Musea Brugge op zoek gegaan naar nieuwe manieren om de hedendaagse bezoeker uit te nodigen tot het willen en kunnen vatten van de wereld, waarin het kunstwerk is ontstaan, en de universele verhalen die het topwerk vertelt.
Het schilderij van Van der Goes wordt in de tentoonstelling vanuit vijf heden daagse interpretaties en invalshoeken ontleed, bevraagd en geïnterpreteerd. Vijf ‘nieuwe meesters’ – schrijvers, theaterma kers, kunstenaars – spelen een sleutelrol in het tentoonstellingsverhaal. Zij leiden elk een invalshoek in vanuit hun eigen oogpunt, vanuit hun persoonlijke verhouding tot De dood van Maria en hun professionele en individuele belevingswereld. De vijf sleutelfiguren maken voor de bezoekers de weg vrij tot een verdiepende ervaring en helpen de vele betekenislagen van het topwerk te ontknopen. Zij creëren een hedendaagse dialoog met De dood van Maria én met de bezoekers. Lieven Devisch en Harry Stroobandt besteden in het artikel ‘Storytelling in het museum van de toekomst’ aandacht aan deze nieuwe meesters.
Een bijzondere virtuoos aan het woord in de tentoonstelling is Griet Steyaert, die De dood van Maria vakkundig heeft gerestaureerd. In een afzonderlijke in valshoek vertelt Griet Steyaert haar ver haal over de unieke restauratie die ze met engelengeduld en stap voor stap tot een fantastisch einde bracht. Zij plaatst de recente restauratiecampagne ook in de restauratiegeschiedenis van De dood van Maria. Het vakmanschap en de materiaaltechnische aspecten van het topwerk worden belicht. Griet kaart de ethische vraagstukken aan die gepaard gaan met de restauratie. Daarnaast onthult ze ook
3
Hugo van der Goes, De dood van Maria, na 1475, olieverf op paneel, 147,4 x 122,3 cm, Brugge, Musea Brugge, inv. 0000.GRO0204.I © Musea Brugge, artinflanders.be, foto: Dominique Provost
hoe een kunstwerk zich ontvouwt wanneer stilaan duidelijker wordt wat de kunste naar heeft bedoeld en hoe hij het heeft gerealiseerd.
Vijf invalshoeken en een intro met topkunstwerken
Een diversiteit aan topstukken, uit Brugge en samengebracht van over heel Europa en het Verenigd Koninkrijk, kleden elke invalshoek in. In totaal vinden meer dan 70 kunstobjecten ruim drie maanden lang een plaats in het middeleeuwse hospitaal. Schilderijen van onder meer Hugo van der Goes, Hans Memling, Petrus Christus, Geertgen tot Sint-Jans, Jan Provoost en Albrecht Bouts flankeren sculpturen, manuscripten en devotionele gebruiksvoorwerpen. Al deze kunstwer ken verbreden, net zoals de nieuwe mees ters dit doen, de kunst- en cultuurhisto rische betekenis van De dood van Maria. Bepaalde kunstwerken zijn uitgekozen als ‘drivers’. Ze verduidelijken als het ware in een oogopslag – door hun artistieke en of (kunst)historische waarde en de plaats die aan de objecten werd toebedeeld in de tentoonstellingsscenografie – de betekenis van de invalshoeken en de introruimte die ze inkleden.
Introductie
In de introductie tot het eigenlijke tentoonstellingsverhaal, wordt aan dacht besteed aan de ‘beeldvorming van de kunstenaar Van der Goes’. De historische informatie over Hugo van der Goes is erg schaars. Naast enkele archiefdocumenten zijn er enkele vroege, verhalende bronnen, zoals de beschrijvingen van zijn werk door Lucas d’Heere, Marcus van Vaernewijck, Karel van Mander en Ludovico Guicciardini. Eén bron – de oudste – en eerste driver in de tentoonstelling, springt meteen in het oog: de kroniek van het Rood Klooster, in het eerste decennium van de zestiende eeuw op papier gezet door prior Gaspar Ofhuys. Ofhuys arriveerde zo wat tegelijkertijd met Hugo in het Rood Klooster en heeft hem dus persoonlijk ge kend. In zijn getuigenis beschrijft Ofhuys de laatste jaren van Hugo’s leven in het kloos ter. Hij kende daar een mentaal moeilijke periode. Ofhuys’ kroniek, die in 1863 werd teruggevonden door Alphonse Wauters, had een grote invloed op de kunstgeschied schrijving rond Hugo en de interpretatie van zijn werken. Dit relaas leidde – geheel vanuit de romantische, negentiende-eeuw se zienswijze – tot de interpretatie van Hugo’s late kunst als een product van een gekwelde kunstenaarsgeest.
Het is een bewuste keuze om de kroniek en het schilderij van Emile Wauters, de neef van Alphonse, als eerste in de expositie te tonen. Het beeldt Van der Goes af als een kunstenaar met een getormenteerde geest. Kunsthistorici en historici zijn zich al een hele tijd bewust van het foutieve imago van de gekwelde kunstenaar, maar toch blijft deze mythe overeind. De tentoonstelling wil deze verkeerde interpretatie van het oeuvre van Van der Goes belichten.
Afscheid
De wandeling doorheen de tentoon stelling leidt via en rondom De dood van Maria, naar een eerste invalshoek met als thema ‘afscheid’. Afscheid komt niet alleen aan de orde bij een naderend levenseinde, zoals op De dood van Maria is verbeeld. Het maakt deel uit van het dagelijkse leven.
Bij een definitief afscheid van een vriend of geliefde hoort ook rouw. De rouw om een overledene is van alle tijden en werd in de vijftiende eeuw net zo intens beleefd als nu. Nabestaanden baden voor hun geliefde en gebruikten daarbij rituelen
5
Nicolaus Bureau, Obsequiale van Jan de Witte, ca. 1540, Brugge, Openbare Bibliotheek, Ms. 768, f. 1v © Openbare Bibliotheek Brugge
in de hoop het zielenheil van de overledene op een zo positief mogelijke manier te beïnvloeden. Een passend voorbeeld hiervan uit de collectie van de Openbare Bibliotheek Brugge en eveneens een driver in de tentoonstelling, is het Obsequiale van Jan de Witte. De theoloog Nicolaus Bureau beschreef in dit traktaat hoe een dodenmis voor bisschoppen zou moeten verlopen. Hij liet het manuscript voorafgaan door een persoonlijke brief aan Jan de Witte. Op een volbladminiatuur wordt de geestelij ke knielend voor de gekruisigde Christus afgebeeld.
Zin
In deze sectie wordt onder meer aan dacht besteed aan de religieuze beweging ‘Moderne Devotie’ die in de late middel eeuwen ontstond. De stichter van deze vroomheidsbeweging was Geert Grote (1340−1384). Het Rood Klooster, waar Van der Goes zijn laatste levensjaren doorbracht stond sterk onder invloed van de Moderne Devotie. Zijn late oeuvre wordt dan ook regelmatig gelinkt aan deze religieuze beweging. Ook Jan Crabbe,
de abt van de Duinenabdij en mogelijke opdrachtgever van De dood van Maria, was de Moderne Devotie toegenegen. Toch moeten we voorzichtig blijven om de Moderne Devotie als een onbetwistbare inspiratiebron te beschouwen. Uiteindelijk blijft het gissen naar de beweegreden van Hugo om in het Rood Klooster te verblijven en legde hij nooit kloostergeloften af. Desalniettemin lijdt het geen twijfel dat er van De dood van Maria een spirituele kracht uitgaat. Het schilderij nodigt uit tot contemplatie, tot innerlijke beschou wing. Onbetwiste drivers in deze invals hoek zijn de topwerken van Geertgen tot Sint-Jans’ Johannes in de wildernis (Berlijn, Staatliche Museen, Gemäldegalerie) en Hans Memlings Van Nieuwenhove-diptiek (Musea Brugge).
De dood van Maria geeft ons ook een idee van de stervensrituelen in de late middeleeuwen. Zo was het een gebruik om een gewijde, brandende kaars in de handen van de stervende te plaatsen. Bij het uitblazen van de laatste adem werd de kaars gedoofd. Het ritueel omkaderen van
het sterven en begraven blijft een actueel gegeven en wordt heel verschillend beleefd.
Maria
De figuur van ‘Maria’ is een volgende invalshoek. De bron voor de visuele verbeelding van de dood van Maria in de middeleeuwen was de ruim verspreide, dertiende-eeuwse Legenda Aurea, een verzameling van heiligenverhalen. In het boek wordt verteld dat Maria, op hoge leeftijd, verlangde om haar zoon opnieuw te zien. De engel Gabriël bracht haar een bezoek en liet haar weten dat zij binnen de drie da gen zou sterven. Maria drukte de wens uit om haar familie en de apostelen nog een maal te ontmoeten. Op miraculeuze wijze arriveerden de apostelen, met uitzondering van Thomas, vanuit alle windstreken op wolken. Zij waren dan ook aanwezig bij haar sterfbed. Een rustige Maria zag haar naderende dood vol vertrouwen tegemoet. Haar zoon Jezus daalde met een schare engelen neer uit de hemel om haar ziel te halen. Drie dagen na Maria’s begrafenis aan de voet van de Olijfberg vond haar tenhemelopneming plaats.
Rood Klooster op de achtergrond in het wandtapijt: Bernard van Orley (naar), Jachten van Maximiliaan, de maand juli, 1528-1530, 438 x 588,5 cm, Parijs, Musée du Louvre, inv. OA 7318 © 1992 RMN-Grand Palais (musée du Louvre) / Daniel Arnaudet
6
Detail van Bernard van Orley (toegeschreven aan), Polyptiek van het Leven en de Dood van de Heilige Maagd, 1520, olieverf op paneel, 120 x 332 cm (geopend), Archief en Kunstpatrimonium OCMW Brussel, T.001. © OCMW Brussel –David Lainé, IPARC cvba
De dood van Maria inspireerde niet alleen kunstenaars. Het onderwerp speelde gewoonweg ook een belangrijke rol in het christelijke geloof. Iedere stap in het leven van Onze-Lieve-Vrouw kreeg de volle aandacht. Dat geldt ook voor de manier waar op de Heilige Maagd met haar dood om ging. In de apocriefe verhalen over Maria’s dood is de angst voor de dood afwezig. De nadruk ligt vooral op sterven als verlossing en de hoop op een hemelse toekomst in aanwezigheid van God. Hetzelfde thema komt eveneens aan bod in het Sterfbed van Maria van Adriaen van Wesel. De kunste naar gaf de apostelen genuanceerde ge laatsuitdrukkingen en verfijnde gebaren. De emoties zijn ingetogen maar duidelijk aanwezig. De interactie tussen de figuren is subtiel. Het laat vijftiende-eeuwse retabelfragment van het Maria-altaar van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap van Den
Bosch uit het Rijksmuseum, Amsterdam, is een van de meest uitmuntende voorbeelden van de wijze waarop elementen van het Mariaverhaal uit de Legenda Aurea visueel werden vertolkt en fungeert dan ook als driver in de tentoonstelling.
In de late middeleeuwen verbeeldden kunstenaars Maria steeds vaker als een menslievende en toegankelijke figuur. Was Christus goddelijk, dan stelde men OnzeLieve-Vrouw graag voor als de menselijke Moeder Gods. De verering van Maria be tekende ook eerherstel voor de vrouw, die werd beschouwd als schuldig aan de erfzonde. Door de komst van haar zoon verloste Maria de mens van de erfzonde. Zij werd daarom ook wel de nieuwe Eva genoemd.
Onder invloed van de Kerk ontwikkelde Maria zich tot de superster van de christelijke, religieuze iconografie. De talrijke
artistieke interpretaties van Maria liegen er niet om. Wordt ze op bepaalde kunstwerken als een statische vrouwenfiguur en een solitaire matrone − soms onbewogen en vaak ook onbeweeglijk − afgebeeld, dan gooide een aantal kunstenaars het over een andere boeg. Sommigen namen de kans te baat om aan haar houding, gebaren en gezichtsuitdrukking een onweerstaanbare, fysieke uitbeeldingskracht te geven die me nig toeschouwer emotioneel raakte.
Kunstenaars brachten de talrijke raak punten tussen Maria’s leven en dat van de gewone sterveling ingenieus in beeld. Heel wat kunstwerken vereeuwigden de uni versele boodschap van liefde, nederigheid en geloof die zowel uit de Maria als uit de passieverhalen spreken.
Hans Memling, Diptiek van Maarten van Nieuwenhove, 1487, olieverf op paneel, 52 x 83 cm (geopend), Musea Brugge, inv. O.SJ0178.I
7
© Musea Brugge, www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens
“ ‘De dood van Maria’ geeft ons ook een idee van de stervensrituelen in de late middeleeuwen. Zo was het een gebruik om een gewijde, brandende kaars in de handen van de stervende te plaatsen. Bij het uitblazen van de laatste adem werd de kaars gedoofd.”
Koestermadonna
De diversiteit aan Mariaobjecten toont aan hoe de verering van de Madonna bij alle lagen van de christelijke bevolking in gang vond. Kunstenaars brachten door hun artistieke inventiviteit een voor die tijd bevattelijk geloofsverhaal voor elk type van geloofsbeleving waarin het verhaal van Maria een centrale plaats innam, of het nu ging om privédevotie van particulieren of religieuze gemeenschappen of om de publieke geloofswereld. Heel wat
kunstvoorwerpen fungeerden ook als koesterobjecten voor zowel individuen als religieuze gemeenschappen. Treffend in deze context zijn het vijftiende-eeuwse kerstwiegje en het meer dan vierhonderd jaar oude reliekschrijn van de familie de Beer uit de collectie van Musea Brugge. Het kerstwiegje fungeerde in de devotio nele privésfeer van de kloosterzusters van het Brugse Sint-Janshospitaal. Zo konden de zusters het ledikantje laten schommelen tijdens het kerstgebeuren. Ook het
reliekschrijn was onlosmakelijk verbonden met de privédevotie van de familie de Beer. In de loop van de jaren verrijkten familie leden het object met talrijke toevoegingen die hun verering van Maria verder diepte gaf. Hetzelfde gold voor het kerstwiegje.
In 1714 kreeg het bedje een geborduurd dekentje. Eeuwenlang koesterden de hospi taalzusters de goddelijke baby. De emotio nele betekenis van beide kunstvoorwerpen primeerde.
Adriaen van Wesel, Het Sterfbed van Maria, fragment van het Maria-altaar van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap te Den Bosch, ca. 1475-1477, eikenhout met sporen van polychromie, 76,5 x 59 x 23,5 cm, Amsterdam, Rijksmuseum, inv. BK-NM-11859
8
Immateriële geloofsbeleving en visuele cultuur
In deze invalshoek proberen we te achterhalen hoe het thema van het sterf bed van Maria in de loop van de tijd visueel vorm heeft gekregen en hoe Van der Goes tot de compositie die we nu nog steeds kunnen bewonderen, is gekomen. Hugo van der Goes’ schilderij kan niet alleen in een picturale traditie worden geplaatst. Het moet ook in een bredere, deels immateriele, culturele context worden gesitueerd.
De vijftiende-eeuwse mens was op ver schillende manieren vertrouwd met de religieuze verhalen, en dus ook met het sterfbed van Maria. Via de liturgie en de mis, maar ook via processies, toneel en beeldende kunsten, zoals schilderijen, prenten en sculpturen. Zo waren toneel spelen op straat voor iedereen toeganke lijk, terwijl slechts een selecte, rijke elite het zich kon permitteren om schilderijen te bestellen bij schilders als Hugo van der Goes.
De Sevenste Bliscap
Een interessant voorbeeld zijn de ze ven Bliscappen van Maria, een cyclus van zeven mysteriespelen, waarvan er tussen 1448 en 1566 jaarlijks een werd opge voerd na afloop van de Ommegang in Brussel. Deze Ommegang werd elk jaar op de zondag voor Pinksteren gehouden. In processie werd dan een Mariabeeld uit de schutterskapel van de Zavelkerk rondgedragen. Deze plechtige optocht ontstond in de veertiende eeuw op initiatief van
Anoniem (Vlaanderen), Kerstwiegje, ca. 1450-1500, hout, gepolychromeerd en verguld, borduurwerk, 60 x 32 x 22 cm, Brugge, Musea Brugge, inv. O.SJ0081.V © Stad Brugge
9
Gerolamo da Vicenza, Sterfbed en Tenhemelopneming van Maria, 1488, tempera op paneel, 33,7 x 22,9 cm, Londen, The National Gallery, inv. NG3077 © The National Gallery, London
het Grote Voetbooggilde. Het groeide uit tot een groots spektakel. Vanaf 1448 werd tijdens de Ommegang elk jaar een van de zeven mysteriespelen opgevoerd. Als de cyclus na zeven jaar rond was, begon het weer opnieuw. Daarnaast werden tableaux vivants of ‘levende beelden’ van de zeven vreugden vertoond. Van de toneelspelen zijn slechts de eerste en de zevende Bliscap (grotendeels) bewaard gebleven in vijftiende- eeuwse regieboeken. De andere stukken zijn verloren gegaan. De eerste Bliscap begint bij de zondeval en eindigt met de aankondiging van Christus’ geboor te aan Maria. Die sevenste Bliscap onser vrou wen gaat over de laatste dagen van Maria op aarde, haar dood en haar hemelvaart.
Of Hugo van der Goes bekend was met de Bliscappen die in Brussel werden opge voerd, weten we niet. Toen de kunstenaar in het Rood Klooster verbleef, ging de Ommegang jaarlijks uit. Het is dan ook verleidelijk te veronderstellen dat hij de Sevenste Bliscap gezien heeft, aangezien de kunstenaar het klooster soms verliet. Wat wel vaststaat, is dat Hugo zich in dezelfde artistieke, religieuze en stedelijke kringen begaf als die waarin de processies en spektakels plaatsvonden. Via het Gentse SintLucasgilde was hij betrokken bij decoratiewerkzaamheden voor dit soort festiviteiten en had hij banden met de rederijkerskamers en hun toneelactiviteiten. In deze invalshoek plaatst het wetenschappelijke kernteam een schilderij als De dood van Maria binnen deze bredere beeldcultuur.
Virtuositeit
Van der Goes laat een klein maar fijn oeuvre na. Uit getuigenissen is bekend dat een belangrijk deel van zijn oeuvre ver nield werd tijdens de beeldenstorm. Strikt gezien kan er van de overgebleven schilde rijen maar een werk op basis van documen ten met zekerheid aan hem worden toege schreven: het Portinari-altaarstuk (Uffizi, Firenze). Op basis van dit werk worden an dere kunstwerken op zijn naam geplaatst. De dood van Maria is noch gesigneerd, noch archivalisch gedocumenteerd maar wordt altijd tot dit kleine oeuvre gerekend. In de werken die Van der Goes begin 1470
maakte is de invloed van Jan van Eyck aanwezig. Het detailrealisme, de extravagantie van de stofuitdrukking en de complexheid van de composities tonen Van der Goes’ afhankelijkheid van Van Eycks stijl. Het Portinari-altaarstuk wordt in de literatuur vaak beschreven als Hugo’s poging om Van Eycks Lam Gods te evenaren. Tijdens zijn jaren in het Rood Klooster, begon Van der Goes zich los te maken van deze in de Lage Landen aanwezige traditie. Bijna altijd wordt de Brugse De dood van Maria laat in het oeuvre van Van der Goes ge plaatst. Regelmatig wordt het bestempeld als laatste werk dat hij maakte vlak voor hij stierf. Dit houdt verband met de bijzonde re plaats die dit kunstwerk in het oeuvre van de meester inneemt. De kunstenaar staat bekend om de monumentaliteit van zijn composities, een persoonlijk kleurge bruik en het emotioneel realisme. In De dood van Maria daarentegen ontbreekt een sterk ruimtegevoel, hanteert hij een kleu renpallet dat onaards lijkt en zoomt hij in op de stervende Maria, de twaalf apostelen en de verschijning van Jezus. De toeschouwer lijkt deel uit te maken van het stervenstafereel.
De composities van ‘De dood van Maria’
Van der Goes maakte meerdere voorstellingen van De dood van Maria. Meerdere kopieën zijn terug te leiden naar twee verloren gegane composities met dit onderwerp (de Brugse compositie is dus nummer drie), waarin ook invloeden van Robert Campin en Conrad von Soest te onder scheiden zijn. Deze composities tonen het bed van Maria, parallel geplaatst aan het
beeldvlak. De apostelen verzamelen zich rond het bed maar gaan niet volledig op in hun eigen emoties. In kleine groepjes vervullen ze de rol van aanwezigen rond het sterfbed. In De dood van Maria heeft Van der Goes een belangrijke stap gezet. In deze context moet de prent van Martin Schongauer, Sterfbed van Maria, jaren 1470, worden vermeld. Sommige auteurs beschouwen Hugo als de eerste die een dergelijke compositie maakte, anderen beschouwen Schongauer als inventor.
Outro
Na het rustig bewonderen van alle moois op eigen voorkeurstempo, kan de bezoeker afscheid nemen van de tentoon stelling. De toeschouwer heeft De dood van Maria van Hugo Van der Goes leren ken nen. Hij is erdoor geraakt, blijft verrast, wordt geïnspireerd en stelt zich misschien ook nieuwe vragen. Op een interactieve manier wordt de bezoeker uitgenodigd om bij het verlaten van de expo zijn of haar interpretatie muzikaal te delen met het museum en het publiek.
In het kader van de tentoonstelling organiseert Musea Brugge verschillende publieksactiviteiten, waaronder een concert- en podiumprogramma in samenwerking met onder meer Concertgebouw Brugge, VIERNULVIER en KAAP. In samenwerking met HANNIBAL BOOKS NV verschijnt een rijkelijk geïllustreerde, begeleidende publicatie in het Nederlands en Engels, onder de titel Hugo van der Goes, oude meester, nieuwe blik.
10
TERUG VAN WEG GEWEEST!
MICHELANGELO, JORDAENS, BOUCHER EN MEER DAN 2000 ANDERE TEKENINGEN BIJEENGEBRACHT DOOR JEAN VAN CALOEN: GEPASSIONEERD (KUNST)VERZAMELAAR
Evelien De Wilde en Benoit Kervyn
In mei 2022 kreeg Musea Brugge meer dan 2000 tekeningen en 44 schetsboeken in beheer. Het Prentenkabinet neemt het stokje over van de Stichting Jean van Caloen, die de tekeningen jarenlang beheerde vanuit het Kasteel van Loppem (1859-62). Dit neogotische kasteel, gebouwd in opdracht van baron Charles van Caloen (1815-1896) en zijn echtgenote gravin Savina de Gourcy Serainchamps (1825-1912), werd geërfd door hun kleinzoon baron Jean van Caloen (1884-1972) die de tekeningen verzamelde.
De collectie geeft een doorsnede van de West-Europese tekenkunst van de vroege 16e tot en met de 20e eeuw. Veel bladen sluiten goed aan op tekeningen die al in
de collectie van Musea Brugge aanwezig zijn. Zo zijn er 6 tekeningen van de Brugse renaissancekunstenaar Johannes Stradanus (1523-1605) in de Loppemse verzameling die een welkome aanvulling zijn op de olieverfschets en prenten die Musea Brugge al in de collectie heeft. Met de 34 tekeningen van JeanFrançois Legillon (1739-1797) wordt het aantal tekeningen van deze meester in het Prentenkabinet bijna verdubbeld. Werk van de Brits-Brugse meester Frank Brangwyn (1867-1956) uit de verzameling van de Stichting versterkt de reeds grote col lectie schilderkunst, teken kunst en design die Musea Brugge van Brangwyn bewaart. Met tekeningen van topkunstenaars zoals Jacques Jordaens doen ook nieuwe namen hun intre de in de collectie van het Prentenkabinet.
Een echte Michelangelo
Absoluut hoogtepunt in de collectie is de tekening van de gevierde Italiaanse renaissancekunstenaar Michelangelo Buonarroti (1475-1564). Het blad toont hoe de Heilige Stefanus ineenkrimpt terwijl hij door omstanders wordt geste nigd. De schets verbeeldt goed waarom de kunstenaar als één van de grootste meesters wordt beschouwd. Michelangelo verdiepte zich in verhoudingen, bewegin gen, spierbundels en lichaamshoudingen om een zo overtuigend mogelijk beeld te schetsen van het menselijk lichaam. Als één van de eerste kunstenaars baseerde hij zich hiervoor niet enkel op sculpturen en levende modellen, maar woonde hij ook dissecties bij om de menselijke anatomie te bestuderen. De tekening is uitzonderlijk omdat het om een compositiestudie gaat terwijl de meeste tekeningen van Michelangelo die de tand des tijds doorstonden figuurstudies zijn. Jean van Caloen heeft spijtig genoeg niet meer de bevestiging mogen meemaken dat zijn ‘Steniging’ werkelijk een Michelangelo is. Cécile Kruyfhooft, die vanaf de ja ren 1990 jarenlang aan de inventarisa tie van de collectie tekeningen van de Stichting Jean van Caloen gewerkt heeft, deelde de vermoedens met specialisten. Verschillende Michelangelokenners, onder wie Paul Ioannides en Hugo Chapman, bevestigden de vondst. Daarmee telt de collectie in het beheer van Musea Brugge nu twee werken van Michelangelo!
Een kunstzinnig milieu
Jean van Caloen interesseerde zich niet enkel voor het verzamelen van tekeningen. De uitgebreide tekeningencollectie die hij wist aan te leggen is slechts één aspect van
11
Jean van Caloen, Omstreeks 1909, Stichting Jean van Caloen
zijn brede belangstelling voor kunst, cul tuur en geschiedenis waarvoor de kiem al vroeg werd gelegd. Op 11 juli 1884 werd in Loppem (Witte Huis) baron Jean van Caloen geboren. Hij is het vierde van de dertien kinderen van Albert, burgemeester van het dorp, en Marie van Ockerhout. Zijn opvoeding in een kunstzinnig milieu, omringd door mooie (neogotische) kunstwerken (de invloed van zijn grootmoeder Savina de Gourcy Serainchamps) maar ook de diverse familieportretten en andere schilderijen die deel maken van dit familiepatrimonium zijn bepalend voor zijn toekomst. Het is echter weinig in ver gelijking met wat hij zelf in een zestigtal jaren weet samen te brengen. Ook zijn oom Joseph van Caloen (Dom Gérard) (1853-1932) had van jongs af aan interesse in archeologie, geschiedenis, architectuur en kunst waardoor hij, eer hij binnen trad bij de benedictijnen, lid werd van de Gilde de Saint-Thomas et de Saint-Luc (1867), de Société archéologique de Bruges (1870), en de Société d’Emulation (1872). Joseph zal ook één van de stichters zijn van het Gruuthusemuseum. Kortom de passie voor kunst was bij Jean van Caloen niet zomaar uit de lucht gevallen.
Van bakvormen tot een Michelangelo
De in het familiearchief bewaarde notitieboekjes die Jean bijhield geven een interessante kijk op zijn aankopen en vormen een welgekomen bron voor verder onderzoek. Reeds in 1909 duikt een eerste (Brugse) aankoop van een schilderij, een gotisch paneel, een ingelijste prent en een lot prenten op. In 1913, Jean is dan 29 jaar, slaat hij een eerste grote slag, nl. de aankoop van het doek De heilige Hiëronymus, een oude kopie naar Rubens’ gelijknamig werk uit de Gemäldegalerie van Dresden. Het Rubensiaanse werk is vandaag nog steeds dé blikvanger in de hal van het kasteel.
Na de oorlogsjaren aan het front gaat Jean weer op pad. Zijn interesse behelst talrijke disciplines: schilderijen, meubels, steengoed, manuscripten, incunabelen, ivoor, albast, beelden, prenten en teke ningen. De notitieboekjes leveren soms informatie over wanneer en bij wie hij zijn aankopen deed. In Brugge uiteraard, waar zijn vriend Louis Reckelbus (1864-1958), als eerste conservator van de Brugse musea, hem niet enkel raad geeft. Reckelbus koopt ook voor Jean aan als deze niet zelf naar een openbare verkoop kan. Soms kopen
ze samen aan, zoals in 1931 als ze een lot tekeningen van de Brugse schilder JeanFrançois Legillon (1739-1797) verwerven, 25 zijn voor Jean en 15 voor de collectie van Reckelbus. Naast verkoopzalen in Brugge heeft Jean van Caloen een netwerk van antiquairs, galeriehouders en kunstverzamelaars met adressen in Brussel, Gent, Kortrijk, Mechelen, Antwerpen en Aalst. In Duitsland weet hij zijn steengoedcollectie uit te breiden in Keulen en Bonn. Bij de Rijselse boekhandelaar Emile Raoust weet hij in 1937 een middeleeuws handschrift op de kop te tikken (nu in bewa ring gegeven aan de Openbare Bibliotheek Brugge). Verdere aankopen in Amiens, Parijs, Montreuil, Avignon, Cannes, Aixlez-Bains, Nice en Beaulieu-sur-Mer vol gen. Er zijn in zijn inventarissen meerdere beschrijvingen en foto’s van kunstwerken waarvan thans geen sporen meer zijn te vinden. Sommige van die beschrijvingen zijn ook doorstreept, wat wijst dat onze verzamelaar op niet nader te bepalen ogen blikken zaken verkoopt of ruilt.
Ook bij particulieren weet onze kunst verzamelaar, vaak opmerkelijke, zaken aan te schaffen.
Jean van Caloen leefde midden zijn collecties. Vandaag staan deze middeleeuwse sculpturen opgesteld in de beeldenzalen van het kasteel van Loppem. Opname omstreeks 1950. Stichting Jean van Caloen, archief van Jean van Caloen
12
Hal van het kasteel van Loppem met enkele 17e-eeuwse schilderijen
Johannes Stradanus, Mars, pen in bruin, bruin gewassen, wit gehoogd, ca. 1595. © Musea Brugge, www.artinflanders.be, foto Cedric Verhelst.
Michelangelo Buonarroti, Steniging van de Heilige Stefanus, zwart krijt, sporen van zilverstift, 1525-30. © Musea Brugge, www.artinflanders.be, foto Cedric Verhelst.
“ La modicité du prix d’achat est la meilleure garantie d’authenticité des vieux tableaux. N’achetez que ce qui vous plaît et le plus possible sans idées de spéculation, ce qui est indigne d’un vrai amateur. Trafiquer de la beauté serait de la prostitution.”
Jean van Caloen (aantekening in zijn notitieboekje ‘Catalogue Tableaux’ / Archief Stichting Jean van Caloen)
De vraag kan worden gesteld of Jean van Caloen nooit miskopen deed. Wellicht sloeg hij soms de bal mis, maar hij had door zijn interesse als autodidact een op gedane accurate kennis. Daarbij had hij zijn netwerk, bezocht musea en kerken, kocht kunstboeken om bij te leren en te vergelijken. Op die manier groeide zijn kennis en was hij, eens het werk gekocht en getoond aan conservatoren of andere antiquairs, zeker van zijn zet.
Wat hij kocht was uiteraard niet altijd in optimale conditie of van museale kwaliteit. Het is ook niet zo dat Jean van Caloen enkel oog had voor kunstwerken. Zijn interesse ging ook naar gewone gebruiksvoorwerpen, die eerder een plaats zouden vinden in een heemkundige collectie, maar die hij omwille van hun uitzicht, vakmanschap en verhaal de moeite waard vond om aan te schaffen. Zo kocht hij in de jaren 1930 bij de Brugse patissier Van Mullem bakvormen en noteert ‘j’en donne 20 au musée de Folklore (van Brugge) et en choisis 15 pour Lophem’.
In een schriftje met als titel ‘Gravures appartenant à Jean van Caloen, Lophem, près Bruges (1920)’ maakt hij een verdeling volgens het belang van zijn collectie in verschillende categorieën, hetgeen er op wijst dat hij een kritische kijk had en toch enig besef had van de verscheidenheid in belang.
Ook voor tekeningen houdt hij een schriftje bij waarbij hij lijsten opmaakt welke werken eerst dienen gerestaureerd
te worden en welke kunnen wachten op een behandeling.
Naast hun kasteel te Loppem, gebruikt als zomerverblijf, verbleven Charles en Savina van Caloen tijdens de winter in hun stadsresidentie Dijver 11 (huidige Europacollege). Ook de panden Dijver 9 en 12 behoorden de familie toe. Het is trouwens in Dijver 12 (het huidige directiegebouw van Musea Brugge) dat Jean als jonge weduwnaar met zijn zoon er tussen juni 1927 en december 1946 woont en zijn collecties, waaronder dus ook de tekeningen, verder uitbouwt en onderbrengt.
Een mooie toekomst Wanneer hij het kasteel van Loppem erft besluit Jean om Dijver 12 te verlaten. Een zomer- en winterresidentie was niet meer van deze tijd oordeelde hij. Begin van de jaren 1950 laat hij in de schaduw van het kasteel de ‘bibliotheek’ bouwen, hetgeen voor hem niet enkel comfortabeler wonen is maar vooral een brandvrij onderkomen biedt voor zijn kunstverzamelingen en het familiearchief.
In 1953 besloot Jean van Caloen om, met de hulp van zijn zoon Roland, het kasteel met zijn volledige inboedel en col lecties, alsook het omliggend onroerend patrimonium te schenken aan de in 1951 opgerichte v.z.w. Fondation van Caloen à Loppem. Na zijn overlijden op 22 juni 1972 werd deze stichting in 1973 herdoopt tot ‘Stichting Jean van Caloen’. Haar taak bestaat erin dit uniek patrimonium open te
stellen voor het publiek, het behoud en beheer ervan veilig te stellen, het ontsluiten en wereldwijd kenbaar te maken. Begin van de jaren 1980 kregen in het kasteel een vijftal slaapkamers een museale aankleding en dienen sindsdien als onderkomen voor Jeans middeleeuwse schilderijen, beelden, retabelfragmenten, glasramen, ivoor en albast. Zijn 17e-eeuwse schilderijen sieren de hal en de keuken. Handschriften, incunabelen, oude drukken, boekbanden, emblemataboeken, porseleinkaarten, teke ningen en prenten bleven omwille van hun kwetsbaarheid in ‘de bibliotheek’ waardoor het ook slechts door een handvol specia listen was gekend. Deze ‘papieren wereld’ verdiende een betere toegankelijkheid voor het breed publiek. Vandaar de be slissing in 2018 van de Stichting Jean van Caloen om de meer dan 30 middeleeuwse handschriften in bewaring te geven aan de Openbare Bibliotheek Brugge (de Biekorf). Begin 2022 volgden nog losse folio’s en miniaturen.
Gelet op de eeuwenlange band tussen de familie van Caloen en de stad Brugge alsook de expertise en ervaring in bewaring, beheer, onderzoek en tentoonstellen van haar patrimonium koos de Stichting eveneens in 2022 om de bewaargeving van deze belangrijke tekeningencollectie toe te vertrouwen aan Musea Brugge. Musea Brugge zal zich inzetten voor de registratie en digitalisering van de tekeningen en de ontsluiting via de collectiedatabase op collectie.museabrugge.be. Ook worden er voorbereidingen getroffen voor een ten toonstelling over de tekeningencollectie in de nieuwe tentoonstellingshal BRUSK. Samen met specialisten uit het vakgebied zal gewerkt worden aan een bijbehorende wetenschappelijke catalogus.
Over het kasteel van Loppem, haar bewoners en haar kunstcollectie zie: V. van Caloen, J. van Cleven en J. Braet, Het Kasteel van Loppem, Stichting Kunstboek, 2001 Voor meer informatie over de tekening van Michelangelo: Paul Ioannides, ‘On Michelangelo’s ‘Stoning of St Stephen’’ in: Master Drawings 2001, vol. 39 nr. 1 pp. 3-11.
16
17
Jacques Jordaens, Zegenende priester, zwart, rood en wit krijt, grijs gewassen, ca. 1650. © Musea Brugge, www.artinflanders.be, foto Cedric Verhelst.
18
Zicht op BRUSK, met de publiek toegankelijke passage en links het onderzoekscentrum. Ontwerp en render opgemaakt door Robbrecht en Daem architecten en Oliver Salens architecten.
BRUSK
GROOTSE TOEKOMSTPLANNEN VOOR MUSEA BRUGGE
In januari 2021 konden we met z’n allen kennismaken met de plannen en de naam voor de nieuwe kunst- en museumsite in Brugge. BRUSK doet ons dromen over spraakmakende tentoonstellingen, een dynamische ontmoetingsplek en een groen museumpark. Een team gevormd rond Robbrecht en Daem architecten en Olivier Salens architecten staat garant voor een ambitieus ontwerp dat het Museumkwartier van Brugge met stip op de wereldkaart zal zetten. Met de start van de afbraakwerken van het oude Sint-Andreasinstituut in augustus 2022 kan het aftellen echt beginnen.
Aleid Hemeryck
Het Brugs Museumkwartier: een toekomstproject
Brugge investeert de komende jaren in een indrukwekkend museaal masterplan in de Brugse binnenstad. Met dit ambitieus project wil Musea Brugge zich krachtdadig en vernieuwend op de kaart plaatsen, passend in het hedendaags cultuurbeleid. BRUSK is de start van een omvangrijk en gefaseerd totaalproject waarbij we een site van ongeveer twee hectare in het hart van het Brugse Museumkwartier – begrensd
door de Dijver, het Groeningemuseum, de Nieuwe Gentweg en de EekhoutstraatGarenmarkt – volledig vernieuwen. Het nieuwbouwproject BRUSK is de kern van die nieuwe ontwikkeling.
Met het project BRUSK wordt eindelijk de decennialange nood aan een geschikte tentoonstellingsruimte voor Musea Brugge opgelost. Tegelijk creëert BRUSK ook ruimte voor het bewaren en het onderzoeken van onze rijke kunstcollectie. Met de nieuwe tentoonstellingshal, en
bij uitbreiding het masterplan voor het hele Museumkwartier, zal Musea Brugge vier grote ambities realiseren. Die komen niet toevallig overeen met de wereldwijd erkende basisfuncties van musea: tonen, verzamelen en bewaren, delen met een zo ruim mogelijk publiek en onderzoeken.
Verbonden aan BRUSK wordt er op de site ook een museaal onderzoekscentrum uitgebouwd, BRON. Hiervoor zal een deel van de Sint-Andreasschool behouden en gerenoveerd worden. In het onderzoeks centrum komen naast de museumbi bliotheek, ook het Prentenkabinet en de kantoren van de conservatoren. Ook voor de nieuwe gidsenpool van Musea Brugge wordt dit de uitvalsbasis. Het wordt een plek waar iedereen welkom is. Centraal op deze site, net naast BRUSK, bevindt zich het Groeningemuseum, dat ook nood heeft aan een grondige renovatie en herinrichting. Zodra de Groeningecollectie een tijdelijk onderkomen kan vinden in BRUSK, wordt ook dat museum gerestaureerd. De kapel – de huidige inkom van het museum – zal eveneens worden aangepakt.
Al deze museumgebouwen zullen omringd worden door veel groen. Het nieuwe museumpark wordt een plek om te ontdekken, te genieten, te ontmoeten en tot rust te komen. Dit wordt geen plaats voor een vluchtig bezoek, maar een nieuwe creatieve, artistieke ‘hub’ in de stad. Een ontmoetingsplek voor zowel Bruggelingen als bezoekers, een plek waar verschillende kunstvormen tot volle bloei kunnen ko men. In het museumpark wordt maximaal ingezet op het behoud van het aanwezige bomenbestand en de aanleg van nieuwe hoge en lage beplanting. Er is recuperatie van regenwater en extra waterbuffering voorzien. De site zelf is fiets- en autovrij. Aan de Dijver en bij de toegang van het park komen er fietsvoorzieningen.
19
Render van het Museumkwartier Brugge met BRUSK geïntegreerd. Ontwerp en render opgemaakt door Robbrecht en Daem architecten en Oliver Salens architecten.
Krachtige architectuur
Al sinds 2015 worden in Brugge stappen gezet voor de realisatie van dit ambitieuze project. Voor dit projectterrein op de Garenmarkt-site werd er een uitgebreide en gedetailleerde opdrachtomschrijving voor een ‘design & build’-traject uitgeschreven. Een multidisciplinaire jury van experten en vertegenwoordigers van het college, onder leiding van voormalig Vlaams bouwmeester en voorzitter van de Expertencommissie Unesco Bob Van Reeth, maakte de selectie. De criteria en het plan van eisen plaatsten niet alleen architectuur voorop, maar ook functio naliteit, flexibiliteit, duurzaamheid, ener giezuinigheid en belevingswaarde. Ook de integratie op de site en de connectie met het Groeningemuseum speelden een rol bij de selectie. Uit die procedure werden uiteindelijk het team onder leiding van Robbrecht en Daem architecten en Olivier Salens architecten geselecteerd, samen met ontwikkelaar CIT Red.
Het ontwerp van BRUSK is gebaseerd op een uitgebreid plan van eisen dat voldoet aan de noden van een hedendaags museum. Het bevat een publiek gedeelte en een deel voor de museumwerking achter de schermen. Centraal staan twee museale zalen op de eerste verdieping, van elkaar gescheiden door een publiek toegankelijke, lichtrijke passage. De tentoonstellingszalen zijn zeer ruim en hebben alles in huis om internationaal rondreizende tentoonstellingen te ontvangen van zowel oude, moderne als hedendaagse werken. De zalen zijn zo ontworpen dat ze ook efficiënt opgedeeld kunnen worden in klei nere ruimtes voor exposities, performances of andere invullingen.
De tentoonstellingszalen in BRUSK on derscheiden zich sterk in het museale landschap door enerzijds een natuurlijke lichtinval uit het noorden, precies zoals het licht ook in klassieke kunstenaarsateliers binnenvalt. En anderzijds door de unieke hoogte van de ruimtes, die de historische herinnering aan een kerk of kathedraal met zich meedraagt. Hierdoor zullen we
uitzonderlijke werken en tentoonstellingen kunnen presenteren.
Het gelijkvloers is open, transparant en vrij toegankelijk, waardoor ruimte wordt teruggegeven aan de stad, haar bewoners en bezoekers. Dit project heeft naast museale ook educatieve en sociale ambities. Op het gelijkvloers is er ruimte voor leerrijke, creatieve ateliers en een auditorium voor lezingen, symposia of andere events. Daarnaast is er ook plaats voor kwaliteitsvolle horeca.
Ruimte voor de collectie
Het logistieke – niet-publiek toeganke lijke – gedeelte van BRUSK bevindt zich doelbewust aan de straatzijde. Zo kunnen we de volledige site logistiek- en autovrij houden. Hier bevinden zich depotruimtes die voorzien zijn voor onze meest kwets bare collecties, met name de schilderijen-, prenten- en tekeningencollectie. In dit ge deelte komt er ook extra plaats voor con servatie en restauratie. Bovenaan zijn er facilitaire ruimtes voor de medewerkers van Musea Brugge.
Via een logistieke passerelle staat dit gebouw rechtstreeks in verbinding met de twee tentoonstellingsruimtes van BRUSK. Beide zalen kunnen bediend worden zonder dat je de andere zaal hoeft te doorkruisen, wat een enorme troef is. Daardoor kan de hele site gevrijwaard worden van logistiek verkeer en een aangename groene rustplek blijven.
Een ‘urbane geste’
Door de bestaande zichtassen op zowel het Belfort als de Onze-Lieve-Vrouwekerk te vrijwaren, ontwijkt BRUSK de con frontatie met de omringende gebouwen. Hierdoor gaat BRUSK in dialoog met het erfgoed van de stad en blijf de historische, iconische Brugse skyline onveranderd. Het gebouw kondigt zich niet vanuit de hoogte aan. Je ontdekt het al wandelend; via de publieke gaanderij, het groene museum park of de lichtrijke ruimtes. Veeleer dan als een gebouw gedraagt het zich als een plein, open en boordevol kansen en ontmoetingen tussen kunst en publiek.
Duurzaamheid
Dit museumproject biedt veel kansen: voor een sublieme kunstbeleving, voor de bewaring en ontsluiting van ons erfgoed, voor nieuwe openbare ruimte en extra groen in de stad, maar ook voor de ambitieuze klimaatdoelstellingen van Brugge.
Het ontwerp van BRUSK houdt rekening met de hedendaagse normen rond duurzaamheid. Het zuidelijke dak van de twee tentoonstellingszalen en de westgevel van de grote zaal van BRUSK worden integraal uitgerust met donkergroene elek triciteitsopwekkende glasschaliën die het gebouw van duurzame energie voorzien. Zo wordt het gebouw meer dan tweemaal energiezuiniger dan de huidige BEN-norm voorschrijft. Het gebouw voldoet ook zo veel mogelijk aan de normen van circulair bouwen.
Ook met de renovatie van het Groeningemuseum en de kapel zetten we een grote stap in de richting van goed geïsoleerde en energiezuinige gebouwen voor Brugge. Alle gebouwen op de site worden gekoppeld aan een BEO-veld dat zorgt voor verwarming in de winter en verkoeling in de zomer.
Ook andere gebouwen in het Museumkwartier, zoals het Koets- en Arentshuis, zullen in de toekomst mee aangesloten worden op het warmtenet.
Dit totaalproject op de Garenmarktsite zal het sluitstuk vormen van het Brugse Museumkwartier, dat samen met het Museum Sint-Janshospitaal, de OnzeLieve-Vrouwekerk, het Gruuthusemuseum en het Groeningemuseum een topaanbod zal brengen. De nieuwe dynamiek in het Museumkwartier zal zowel de lokale als de regionale spelers versterken, net als de in ternationale reputatie van de Stad Brugge. Iedereen wint hierbij.
STORYTELLING
IN HET MUSEUM VAN DE TOEKOMST
Op de symbolische locatie van Salon Arents, de plek waar bezoekers het museum van de toekomst mee kunnen vormgeven, werd Musea Brugge op 2 juli 2022 officieel erkend als één van de drie cultureel-erfgoedinstellingen van Vlaanderen. Met deze aanduiding wordt Musea Brugge een vlaggenschip van het Vlaamse cultureel erfgoed en het erfgoedveld. Eén van de pijlers waarop deze erkenning is gebouwd: een doordacht publieksbeleid dat centraal staat in de museumwerking.
Lieven De Visch en Harry Stroobandt
De kracht van verhalen
Verhalen of storytelling zijn meer dan ooit alomtegenwoordig in ons dagelijks leven. Verhalen ontroeren, overtuigen en verkopen. Storytelling wordt vandaag niet meer uitsluitend gebruikt door com municatiebureaus of marketingexperten. Verschillende disciplines gaan op zoek naar hoe ze de kracht van storytelling kunnen inzetten om hun boodschap over te brengen. Welk doel ze ook voor ogen hebben, in essentie willen de verhalenvertellers allemaal hetzelfde: via rake woorden, beelden, muziek een persoonlijke band opbouwen met de ontvanger. Want een goed verhaal vertel je al lang niet meer met woorden alleen. Als luisteraar, bezoeker of kijker verwachten we een totaalervaring. Een multisensoriële beleving waarbij er ownership ontstaat en de ontvanger de boodschap omarmt en zich eigen maakt.
Musea en erfgoedinstellingen staan bol van de verhalen. Over kunstwerken en erfgoedobjecten, over het werk en leven van schilders en oude meesters. Die ver halen gaan vaak uit van de kracht van het object en haar kunsthistorische waarde. Musea maken doorgaans tentoonstellin gen rond één maker of rond een thema gelinkt aan een complexe historische con text die via verhalen voor de bezoekers ontrafeld wordt. Erfgoedprofessionals zijn verhalenvertellers pur sang. Hun kernop dracht bestaat eruit de waarde en de kennis over hun collecties door te geven aan de volgende generaties.
Salon Arents en het museum van de toekomst
Maar zoals het museum als instelling mee evolueert met zijn tijd, evolueert ook de perceptie van die verhalen. In onze hedendaagse, diverse maatschappij vol staat de huidige museale storytelling niet meer. We kunnen er met andere woorden niet langer vanuit gaan dat elke bezoeker de complexe historische beeldcultuur van ons erfgoed herkent. Ook de (kunst)historische waarde van onze collecties volstaat soms niet meer als startpunt om alle bezoekers mee te nemen doorheen onze expo’s. Cultureel erfgoed heeft tegenwoordig niet voor iedereen een even grote actuele betekenis.
Het museum van de toekomst daarentegen gaat over de verhalen die we momenteel niet vertellen. De verhalen van mensen die we (nog) niet bereiken, de blinde
vlekken van onze museale werking. Al veel te lang starten de verhalen in het museum vanuit onze eigen kennis en expertise. We vertrekken vanuit ons eigen referentiekader en missen op die manier de kans om ons erfgoed een andere manier waarde te geven voor een nieuw publiek. Een waar de die referentiekaders en achtergronden overstijgt en bezoekers verbindt.
Het vroegere Arentshuis, waar de be nedenverdieping plek biedt voor tijdelijke tentoonstellingen en waar boven de vaste collectiepresentatie van Frank Brangwyn nog steeds is te zien, verwelkomt vandaag haar gasten in Salon Arents. In deze dyna mische broedplek voor discussie, dialoog en creatie gaan we samen met de bezoe kers op zoek naar de bouwstenen van het museum van straks.
Salon Arents, een laboratorium voor de toekomst
In Salon Arents heeft de klassieke museumopstelling plaats gemaakt voor een gezellige ontmoetingsplaats. Het Arentshuis wil een voorloper zijn van het museum als open huis waar alle mensen zich welkom voelen. Een plek om elkaar te ontmoeten en in dialoog te gaan met elkaar, met de samenleving en met het museum als instelling.
21
Opening Salon Arents met vlnr. Ama Koranteng-Kumi, Dalilla Hermans, Pamela Evbuomwan (DO vzw), Seckou Ouologuem, Elviera Velghe (Musea Brugge) en Rolf Quaghebeur (KAAP).
De inspiratie voor Salon Arents is te vinden bij de artistiek-literaire salons zoals die tot bloei kwamen in het zeventien de-eeuwse Parijs. Tot in de eerste helft van de twintigste eeuw vond je in de Franse hoofdstad talrijke salons, ontmoetingsplekken waar kunstenaars, filosofen, schrijvers en musici samen kwamen om te discussiëren over politiek, filosofie en kunst. Salon Arents bouwt verder op deze traditie, maar dan in een modern jasje.
Ons Salon bestaat uit twee zalen. In de achterste zaal is er plaats gemaakt voor collectiepresentaties en interventies die het museum in vraag stellen aan de hand van onze eigen collecties en ingrepen van hedendaagse kunstenaars. De eerste opstelling is gecureerd door kun stencentrum KAAP en Culture Crossing (DO vzw). Hun oog viel vrijwel meteen op Marcel Broodthaers. Broodthaers wil de met zijn werk de discussie openen over het soort museum dat we willen als maatschappij. Willen we kunstinstellingen die verheven tempels zijn voor alles wat ‘schoon’ is? Of werken we aan musea die broedplekken zijn, laboratoria voor kun stenaars? Voor Broodthaers zelf was die keuze snel gemaakt. Tegelijk was de abso lute voorwaarde voor hem dat deze artistieke experimenten relevant bleven voor de samenleving en in staat waren om de
maatschappij te veranderen. Nadat de op stelling in Salon Arents was opgebouwd, was het tijd om die verder te laten evolue ren door kritische posities van kunstenaars toe te voegen, te schuiven, discussiëren en gedachten uit te wisselen. De presentatie van de werken van Broodthaers was het blanco canvas van het ware doel van Salon Arents: samen met alle bezoekers – bewuste of toevallige passant – nadenken over het museum van de toekomst. Vijf nieuwe kunstenaars, Yousra Benfquih, Nelis Naessens, Seckou Ouologuem, Rodrigo Fraga en Line Boogaerts, voegden al hun interventies toe.
In de voorste zaal vind je een huiskamerinrichting met pop-up bar. Deze zaal heet de bezoekers welkom en doet hen op hun gemak voelen. In de boeken kasten vind je literatuur over thema’s die in onze maatschappij spelen, maar die in instellingen als musea vaak nog te wei nig aan bod komen. Die thema’s of blinde vlekken – zoals diversiteit, gender, racisme, klimaat, jongerencultuur… – krijgen in het Salon daarom een hoofdrol. Via een acti verende werking en participatie probeert publieksbemiddeling die blinde vlekken zichtbaar te maken, met het doel om ze naar de toekomst toe te integreren in onze museale werking. Maar hoe pakken we dit nu precies aan?
Het Salon is een plaats van interactie en participatie met de bezoeker. Zo instal leren we een moodboard waar bezoekers ge confronteerd worden met enkele rake cita ten en afbeeldingen over de blinde vlekken in de museum- en kunstwereld. Vervolgens nodigen we hen uit om de reacties die deze citaten en afbeeldingen bij hen uitlokken, te noteren op het moodboard.
We laten ook verschillende stemmen aan bod komen in het Salon aan de hand van een activerende werking. Zo openden we Salon Arents op 5 mei met een debat met onder andere Ama KorantengKumi, Dalilla Hermans, Elviera Velghe (Musea Brugge), Seckou Ouologuem, Rolf Quaghebeur (KAAP) en Pamela Evbuomwan (DO vzw). Het centrale the ma van dit debat was – hoe kan het ook anders – ‘Het museum van de toekomst’. Samen met de Republiek organiseren we in het Salon ook zogenoemde ‘An Evening with’-avonden. Hiervoor nodigen we een centrale gast uit voor een gesprek over rele vante thema’s die de spreker nauw aan het hart liggen. Het publiek wordt aangemoe digd om in dialoog te gaan. De eerste gast in deze reeks was Jaouad Alloul. Hij had het over thema’s als gender, seksualiteit, religie en migratie. De vele kruispunten in zijn identiteit en zijn werk vormden hiervoor het fundament. Volgende gesprekken
“ Willen we kunstinstellingen die verheven tempels zijn voor alles wat ‘schoon’ is? Of werken we aan musea die broedplekken zijn, laboratoria voor kunstenaars?”
22
Salon Sessions met Eyemèr in Salon Arents © Isaac Ponseele
zijn met Dalilla Hermans (29 september) en Koen Vanmechelen (19 oktober).
Tijdens de zomer organiseerden we ook een concertenreeks onder de noemer ‘Salon Sessions’. Met die concerten willen we jong, Belgisch talent met een verhaal een podium geven. Op de affiche stonden Uma Chine, Eyemèr, Patches, Porcelain id, VENTILATEUR en K1D. Door een huiskamersfeer te creëren waarbij de bezoeker zich thuis voelt en persoonlijk geraakt wordt door de muziek, proberen we via publieksbemiddeling de bezoekers te be trekken. Door samen ervaringen en emo ties te beleven willen we een persoonlijke band creëren.
Ook onze museumdichter Seckou Ouologuem is rechtstreeks verbonden met Salon Arents, dat hij gebruikt als uitvals basis voor zijn projecten. Sinds de start in april heeft Seckou in Salon Arents tijdens drie zaterdagen een literaire interventie georganiseerd. Via een spel nodigde hij toevallige passanten uit om de kunst uit het museum te beschrijven vanuit hun eigen ervaringen en perspectief. Daarnaast was hij ook aanwezig op de openingsavond van Salon Arents op 5 mei waar hij werd geïnterviewd en een slamperformance bracht. Hij maakte ook deel uit van het debat later die avond (zie hierboven). Op 1 september bracht hij een performance rond het concept poetry cabinet. Aan de hand van een apothekerskast met tweeënveertig schuiven bood de museumdichter evenveel poëtische ervaringen om de ziel te verlichten. Hierbij ging hij rechtstreeks in dialoog met het publiek. Seckou draagt participatie heel hoog in het vaandel. Zo wil hij doelgroepen betrekken die we van daag niet of weinig bereiken, zoals jonge ren en nieuwkomers.
In het museum van de toekomst is er geen plaats meer voor eenrichtingsverkeer. Daarom dient Salon Arents als een soort laboratorium voor later. Hier testen we uit hoe we zo veel mogelijk doelgroepen kunnen betrekken en een zo groot moge lijke impact kunnen nalaten bij hen. Maar dat kunnen we als museum niet alleen: het is noodzakelijk om binnen en buiten de stedelijke ruimte op zoek te gaan naar
waardevolle samenwerkingsverbanden waar iedereen de vruchten van kan plukken. Voorlopig gebeurt dat nog op kleine schaal, maar met BRUSK zullen we onze scope nog meer kunnen uitbreiden.
Oog in oog met nieuwe meesters
Het nieuwe museum stelt ook de kracht van het verhaal centraal bij tentoonstellingen. Musea Brugge heeft een lange traditie in het exposeren van zijn collectie oude meesters. Ook die manier van omgaan met een kerncollectie evo lueert mee. Zo benadert ‘Oog in oog met de Dood’ – de nieuwste expo van Musea Brugge – het topstuk ‘De dood van Maria’ van Hugo van der Goes door de ogen van vijf hedendaagse meesters.
De kracht van ‘De dood van Maria’ is dat het werk tot op vandaag relevante ver halen vertelt. Verhalen die los staan van enige voorkennis over de context van de laatmiddeleeuwse cultuur waarin de schil der leefde en waarin het werk ontstond. Tijdens de restauratie van het werk legde de restaurator letterlijk een aantal nieuwe invalshoeken bloot. Daarnaast herwon het schilderij opnieuw haar visuele magie die het voor de toeschouwers honderden jaren geleden ook moet gehad hebben. Een fantastisch samenspel van techniek, kleur, compositie en dramaturgie zorgt ervoor dat het werk tot vandaag zijn aantrekkingskracht niet verloren heeft. Alleen al de ontroering die het opwekt zegt iets over het enigma Hugo van der Goes en over de manier waarop zijn werk nog steeds als tijdloos kan ervaren worden.
De tentoonstelling benadert de oude meester Hugo van der Goes als kind van zijn tijd, opge groeid in de visuele beeldtraditie van de late middeleeuwen. Tegelijk heeft het gezocht naar een hedendaags antwoord op de storytelling van dit topstuk – of anders gezegd: het werk van Hugo van der Goes benaderen vanuit het perspectief van nieuwe meesters van vandaag. Die
meesters vertolken hedendaagse stemmen die een link kunnen leggen met de periode waarin ‘De dood van Maria’ gemaakt is en zo de relevantie van het werk aantonen in een hedendaagse context.
Theatermaker en regisseur Ivo van Hove kruipt in het hoofd van de oude meester. Als regisseur bewondert hij de verbluffende compositie van het werk, een compositie die van alle tijden is. ‘De dood van Maria’ roept bij hem ook emoties op, die hem terugbrengen naar zijn eigen le ven. Naar afscheid van vrienden, maar ook naar het moment waarop je probeert hoop te capteren en vorm te geven. Want ook dat straalt dit werk voor hem uit.
Als schrijver en dichter is Ilja Leonard Pfeijffer vertrouwd met het klassieke mu seale narratief. Toch treft iets anders hem in dit tafereel. Hij ziet de manier waarop een groep mannen zich verzamelt rond één centrale figuur. Hij ziet in Maria de ster van het werk van Van der Goes. Het doet hem reflecteren over de universe le moederfiguur die symbool staat voor troost. In ‘De dood van Maria’ ziet hij het afscheid van de warmte van die moederfiguur. Het werk is voor hem ook een symbool van hoop. Hoop dat wat komt even goed is als wat je achterlaat.
23
Opnames met Ilja Leonard Pfeijffer voor ‘Oog in oog met de Dood’.
Sholeh Rezazadeh nam enkele jaren geleden afscheid van haar vaderland Iran. Zij kijkt met een volledig andere bril naar het vijftiende-eeuwse tafereel. Als schrijfster in Nederland nam ze niet alleen afscheid van haar verleden, maar ook van haar moedertaal dat een belangrijk onderdeel van haar identiteit is. Toch ziet ze afscheid vandaag veeleer als een kans. Hoop op een nieuwe toekomst. Een beschouwing die ook weerspiegeld wordt in haar lezing van ‘De dood van Maria’.
Berlinde De Bruyckere en Anne Teresa De Keersmaeker vervolledigen de lijst nieuwe meesters. Zij bekijken Hugo van der Goes en zijn schilderij respectievelijk vanuit de thema’s zingeving en virtuosi teit. De opnames hiervoor zijn gepland, maar nog niet voltooid op het moment van schrijven.
Tot slot zijn er de verhalen en impres sies van de individuele kijker, van de be zoekers van het museum. Al die nieuwe verhalen moeten ons uitdagen om verder te gaan dan de verhalen die we tot nu toe als erfgoedinstituut brachten. We moeten leren om uit te gaan van de hedendaagse kracht van ons historisch erfgoed en de vele associaties en verhalen die onze collectiestukken vandaag oproepen. Tijdens de epiloog van ‘Oog in oog met de Dood’ begeleiden zes muziekstations de bezoekers uit de tentoonstelling. Hugo van der Goes, die tijdens zijn leven zelf op zoek ging naar de helende kracht van muziek, is het uitgangspunt om eigen persoonlijke verhalen te koppelen aan de thema’s van de tentoonstelling. Naast die persoonlijke verhalen zullen er ook per thema afspeel lijsten samengesteld worden. Muziek is iets universeels en raakt ons allemaal, daarom kunnen de bezoekers zelf liedjes toevoegen aan die afspeellijsten. Zo creëren we een interactieve ervaring waarbij de bezoeker het gevoel krijgt iets waardevols te hebben achtergelaten voor de andere bezoekers, wat de emotionele band met de expo, de werken en met elkaar versterkt.
De kracht van een actueel verhaal rond ‘De dood van Maria’ gaat niet alleen over de individuele betekenis van het werk voor elke hedendaagse kijker. Het helpt ook bij
de deconstructie van verouderde (kunst) historische narratieven. Dat wil zeggen dat we het kunstwerk niet op een klassieke manier gaan tentoonstellen zoals sommige bezoekers gewoon zijn, maar een actueel licht laten schijnen op het schilderij. Ook dat geeft Hugo van der Goes en zijn meesterwerk een nieuwe en onschatbare erfgoedwaarde voor de bezoeker van vandaag én morgen.
Wat brengt de toekomst?
Naar de toekomst toe wil publieksbemiddeling de focus leggen op doorgedreven doelgroepenbenadering, samenwer kingen en participatie. Concreet zullen we onze dertien locaties grondig onder zoeken aan de hand van motivationele strategieën van bezoekers en ze opdelen in een publieksmatrix. Op die manier kunnen we veel doelgerichter werken om specifieke doelgroepen te bereiken. Daarnaast gaan we steeds meer op zoek naar waardevolle, wederzijdse samenwer kingen met verschillende partners, zoals onder meer DO vzw, de Republiek, Reveil vzw, het Entrepot, Cactus en KAAP. Zo ontstaan er duurzame relaties rond het gezamenlijk doel om een divers publiek te bereiken. Ook participatie staat hoog op
de agenda. Museumbezoekers zijn meer en meer op zoek naar een unieke ervaring via interactie met zichzelf, met het museum of met elkaar. Die belevenis kan verschillende vormen aannemen, zoals een participatief proces met het publiek waarvan onze jongerenwerking Briklyoung een voorbeeld is. In de toekomst willen we nog harder inzetten op participatie om Bruggelingen meer te betrekken bij het Brugse erfgoed. We hebben met andere woorden ambitieuze plannen voor publieksbemiddeling naar de toekomst toe om op het hoogste niveau mee te spelen en zowel lokaal als internationaal een impact te hebben op de ervaring van onze bezoekers.
24
Opnames met Sholeh Rezazadeh voor ‘Oog in oog met de Dood’.
KINDEREN AAN DE HAARD
EEN SPEELGOEDVERSIE VAN EEN PANIJZER
Archeologen en historici aanschouwen de geschiedenis vaak op grote schaal. Geologische processen, monumentale gebouwen of revoluties vormen het verhaal van de mens. Metaaldetectoristen daarentegen vestigen graag de aandacht op de kleine schaal, ‘la petite histoire’. Een speelgoedversie van een panijzer gevonden op de opgraving onder het Koning Albert I-park in Brugge biedt een unieke inkijk in het leven van de allerkleinsten.
Roland Decock en Dieter Verwerft
Onder het Koning Albert I-park in Brugge realiseerden Stad Brugge en Interparking samen met Cit Blaton een nieuwe on dergrondse parking. Het park is normaal gezien een rustige, groene oase: een plek waar je kuiert tussen het Concertgebouw en het station. Enkel tijdens de Meifoor wordt de kalmte doorbroken. Dat was 700 jaar geleden totaal anders. Het bruiste er van bedrijvigheid omwille van de middeleeuwse lakenindustrie. Tijdens archeologisch onderzoek door Raakvlak is voor het eerst concreet archeologisch bewijs gevonden van deze industrie: een unieke collectie lakenloden. Deze keurmerken zijn een kwaliteitswaarborg die op elk stuk stof gehangen worden.
Rond het jaar 1300 lag het gebied binnen de omwalling van Brugge, maar was
het onbewoonbaar. Het was een nat meer sengebied, tegen de flank van de Zandrug, waaraan ’t Zand zijn naam ontleent. Het terrein was er eeuwenlang zo nat dat er in het moeras een dikke veenlaag groei de bovenop het zand. Om het gebied be woonbaar te maken is er vanaf de vijftien de eeuw grond gestort, afval van de huizen in de directe omgeving. Deze stortlagen bevatten een groot aantal metalen voorwerpen uit de leefwereld van de inwoners van de wijk rond de Oost- en Westmeers. Ongetwijfeld één van de meest unieke en vertederende objecten is een miniatuurversie van een panijzer. Een panijzer (“panysere”) of treeft is een metalen object met een dubbele functie. Een panijzer kan aan de haak van de haal gehangen worden in de haard boven het vuur: men kan er
een steelpan op zetten om te braden en op oude schilderijen en tekeningen wordt het panijzer gebruikt om het ijzeren wafelijzer op te laten rusten tijdens het bakken. Meestal zijn er ook drie pootjes aan om het panijzer op de grond te plaatsen als men het niet gebruikte: het is de voorloper van onze onderzetter. Deze vorm van panijzers stamt uit de veertiende tot de zestiende eeuw. Meestal zijn ze vervaardigd uit smeedijzer. Dit klein exemplaar is ge maakt in een koperlegering, waarschijnlijk tussen 1400 en 1600.
Voor de komst van de televisie was de haard het centrum van de woning: de haard gaf warmte, eten en verlichting. Aan de haard was de plek waar verhalen verteld werden. Het is ook de plaats waar baby’s ingebakerd werden in de gevlochten mand: letterlijk de bakermat. Net zoals vandaag bootsen kinderen in hun spel het leven van volwassenen na. De centrale plaats in het gezin krijgt zo een plaats in het spel van de allerkleinsten.
Een speelgoedversie van een panijzer (1400-1600) ontdekt op de opgraving ’t Zand in Brugge in 2021
25
Pieter Aaertsen, De pannenkoekenbakkerij, 1560, Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen. De pannenkoeken worden gebakken op een pan in een panijzer.
ONTDEK DE COLLECTIE MET DE MUSEUMGIDSEN VAN MB
RONDLEIDINGEN OP MAAT VAN DE BEZOEKER
Op 26 maart 2022 was het een feit: Musea Brugge startte met een eigen gidsenwerking. Dit mag een bijna historisch moment genoemd worden. Voor het eerst gaan we aan de slag met een groep museumgidsen die we rechtstreeks verbinden met de publieksbemiddeling van Musea Brugge. Aan de hand van uitvoerige selectiegesprekken met meer dan 140 kandidaten kozen we 54 museumgidsen. Sinds juli 2022 worden de rondleidingen in het Groeningemuseum, Gruuthusemuseum en het Sint-Janshospitaal exclusief door deze museumgidsen gegeven. Op termijn komt BRUSK daar bij.
Marjolijn Meyns
Na een evaluatie van de groepsbezoeken van de voorbije jaren, covidtijden uitge zonderd, bleek een andere aanpak ten op zichte van de (groeps-)bezoeker noodzakelijk. Vanuit het publiek groeide het aantal vragen naar gepersonaliseerde rondleidingen, zoals voor mensen met een beperking, teambuildingsactiviteiten voor volwassenen in combinatie met een creatief atelier, interactieve rondleidingen met jongeren, momenten met meer diepte zoals Slow Art en nog veel meer. Daarnaast bleek ook dat groepen zich minder aangetrokken voelden tot Musea Brugge.
Een aanbod op maat creëren, dat bovendien duurzaam en geloofwaardig is, vraagt een intens groeitraject met een hecht (en relatief klein) team. Samen met de museumgidsen en museum medewerkers zetten we hier de komende jaren op in. Daarbij werken we een geva rieerd aanbod van rondleidingen uit waar mee we een internationaal maar vooral gediversifieerd publiek zullen blijvend aantrekken. Dankzij deze ervaringen, ge combineerd met boeiende leermomenten, staan we bij de start van BRUSK klaar met een professionele gidsenploeg. De bezoeker van 2025 weet ondertussen dat de rondleidingen van Musea Brugge een absolute must zijn.
Musea Brugge heeft hiermee wel wat ervaring. Een zevental atelierbegeleiders geven al jaren workshops gericht op leer lingen van de lagere school. Dit schoolaanbod wordt vernieuwd vanaf oktober 2022 en een selectie museumgidsen zal deze begeleiders vervoegen. MEMORABEL, het aanbod voor mensen met dementie wordt hernomen vanaf najaar 2022. Beide teams worden als een subgroep opgenomen in de gidsenwerking én worden aangevuld met de museumgidsen.
De nauwe samenwerking tussen Musea Brugge en de drie erkende Brugse gidsenverenigingen, Hello Bruges, Gidsenbond en S-wan, blijft bestaan. Deze verenigingen
met uiterst bekwame stadsgidsen zullen nog steeds rondleiden op de andere locaties van Musea Brugge. De pool eigen muse umgidsen is een gemengde groep waarvan, niet verwonderlijk, 38 reeds lid zijn van de Brugse gidsenverenigingen. De samen stelling van de groep zal een organisch gegeven blijven waarbij regelmatige eva luaties gebeuren. Naargelang het verloop en succes zal deze groep uiteraard verder uitgebreid worden.
“Musea Brugge verbindt zijn rijke en veelzijdige collectie met mens en maat schappij, met verleden, heden en toekomst. MB ontroert en verwondert, inspireert en begeestert, daagt uit tot reflectie en kritisch denken. Maatschappelijke relevantie en impact is wat ons drijft.”
Met de missie van Musea Brugge in het achterhoofd kozen we vier doelstellingen die we voorop stellen bij elke rondleiding: verwondering opwekken, een gezellig moment/genieten mogelijk maken, connecteren met (de leefwereld van) de groep en kennis doorgeven. Hier koppelden we uit de competentiewaaier van de toolkit “Kwaliteit in Gidsenwerking” van Toerisme Vlaanderen een aantal competenties die
26
we kenmerkend vinden voor de gidsenwer king die Musea Brugge voor ogen heeft:
• De relatie tussen groep en gids en de groepsdynamiek bepalen mee de kwa liteit van de rondleiding: klantgericht heid, interactieve houding, omgaan met diversiteit.
• Een goede rondleiding is meer dan een goed verhaal. De gids moet nadenken over een gepaste aanpak: interactie, co-creatie, activerende werkvormen en verteltechnieken hanteren.
• Een gids werkt niet in een vacuüm, maar voor een organisatie die de lijnen uitzet: loyaliteit, kennisdeling en samenwerken.
• Een gids moet de inhoud interpreteren in functie van de groep en het doel van de rondleiding: afstemmen, structureren en selecteren.
• De kwaliteit van de rondleiding wordt beïnvloed door de presentatie en
communicatie van de gids: contact vaardigheid en taalvaardigheid.
• De kwaliteit van een rondleiding wordt deels bepaald door de persoonlijkheid van de gids: creativiteit en kritische zin.
• Een stevige inhoud is het fundament van een kwaliteitsvolle rondleiding: in zichtelijke kennis, feitenkennis en talenkennis.
De gidsenwerking staat nog in de kinderschoenen, maar de museumgidsen zijn zeer ervaren. Het huidig aanbod is alvast meer dan de moeite waard. Dit aanbod is voorzien in de drie landstalen en het Engels. Op aanvraag wordt zelfs Spaans of Italiaans aangeboden. Voor het optimaal bezoekerscomfort bestaan de groepen uit vijftien bezoekers.
Voor de tijdelijke tentoonstellingen ‘Underneath the Shade We Lay Grounded’ van Otobong Nkanga en ‘Oog in oog met de Dood’ stelden we een kerngroep samen
met wie we de rondleidingen voorberei den. Een belangrijk aspect hierbij is dat de museumgidsen zoveel mogelijk betrokken worden en samen met ons de tentoonstel lingen zien groeien. In 2023 zetten we de vaste collectie opnieuw in de kijker met thematische rondleidingen. We spelen in op wat er leeft in de maatschappij en maken hiervan een relevante reflectie in onze musea.
De museumgidsen zijn zeer geëngageerd en hebben een grote liefde voor de musea van Musea Brugge en zijn collectie. Dat voel je absoluut in hun begeestering en passie waarmee ze de bezoekers rondleiden.
Bijkomende informatie: https://toerismevlaanderen.be/ tools-en-ondersteuning/toolkit Boek je bezoek: museabrugge.be/groepen
27
VENSTER VOOR MUSEA BRUGGE
Sinds mei 2022 kan Musea Brugge een nieuw online collectievenster aanbieden aan het publiek. Op collectie.museabrugge.be maken we afbeeldingen van de werken in het bezit of beheer van Musea Brugge in hoge kwaliteit raadpleegbaar en zelfs vrij beschikbaar als open access. Het beeld wordt telkens voorzien van informatie die rechtstreeks uit ons digitaal collectie-informatiesysteem doorstroomt. Op dit moment kan je de erkende topstukken en highlights van Musea Brugge raadplegen. Stap voor stap zullen meer deelcollecties ontsloten worden. Neem dus zeker eens een kijkje op collectie.museabrugge.be.
Joeri Steegmans en Katrien Steelandt
De collectie van Musea Brugge telt meer dan 75.000 objecten. Elke dag zet de afde ling collectie zich in op de verdere digitale registratie, inventarisatie en informatie garing van en over de collectie. Momenteel zijn circa 50.000 van deze objecten digitaal geregistreerd. In eerste instantie krijgen de meeste objecten een basisregistratie.
Kennis delen over deze uitgebreide collectie is een kerntaak van Musea Brugge. Slechts een klein percentage van alle werken kan op zaal getoond worden aan de bezoeker. Het is dan ook cruciaal om de volledige collectie online raadpleegbaar en doorzoekbaar te maken. Geïnteresseerden kunnen via deze weg de collectie raadplegen en ontdekken. Om dit alles mogelijk te maken, is een volledig nieuwe digitale infrastructuur opgezet in samenwerking met Vlaamse Kunstcollectie (VKC) en meemoo. Dit VKC-ecosysteem houdt rekening met de standaarden voor erfgoedobjecten en zorgt voor een correcte mapping en doorstroom van de datavel den. Daarnaast maakt het de foto’s of objectafbeeldingen beschikbaar op een gestandaardiseerde manier, bekend als IIIF, met toevoeging van metadata uit het collectieregistratiesysteem.
Duurzaamheid is een belangrijk uit gangspunt bij het gebruik van dit systeem. Zo kregen alle individuele objecten een persistent identifier (PID). Zeg maar een per manente verwijzing en uniek label naar een object, zodat het overal en eenduidig terug te vinden is. Een ander voorbeeld van deze duurzaamheid is het gebruik van een digital asset management system (DAM), een belangrijke schakel in zowel de ontsluiting van beelden als het beheer en behoud ervan.
Genoeg theorie, welke voordelen biedt dit ecosysteem voor de bezoeker?
• Online grasduinen in de collectie kan nu op een heel eenvoudige manier. Zowel op een vrije manier neuzen tussen de objecten als op zoek gaan aan de hand van verschillende zelfgekozen filters is een optie.
• De snelheid van de zoekmachine, is dankzij het hierboven vermelde eco systeem, echt een pluspunt.
• De detailpagina’s van de objecten bevat ten de belangrijkste informatie waar onder de verschillende titels van het werk, de vervaardigers (indien gekend), de afmetingen, de materialen, het inventarisnummer enzovoort.
• De kwaliteit van de beelden is ongezien. Je kan nu tot in het kleinste detail in zoomen op de kunstwerken, tenminste als het werk niet langer beschermd wordt door auteursrecht.
• De beelden worden rechtenvrij ge publiceerd onder Creative Commons Zero licentie. Je mag er dus ook zelf mee aan de slag. Een vermelding van Musea Brugge wordt sterk aanbevolen.
NIEUW ONLINE
COLLECTIE
https://www.museabrugge.be/collecties/doorzoek geraadpleegd op 01
augustus 2022.
29
“ Slechts een klein percentage van alle werken kan op zaal getoond worden aan de bezoeker. Online grasduinen in de collectie kan nu op een heel eenvoudige manier.”
WAT BETEKENT HET LABEL CULTUREEL
ERFGOEDINSTELLING VOOR MUSEA BRUGGE?
Begin juli kreeg Musea Brugge groot nieuws: de Vlaamse regering heeft beslist om ons aan te duiden als nieuwe cultureel-erfgoedinstelling. We krijgen deze prestigieuze erkenning vanwege onze collectie en werking op internationaal niveau. Daarmee zijn we de derde aangeduide instelling, na KMSKA en M HKA in Antwerpen. We zijn daar ontzettend trots op en willen dit nieuws maar wat graag delen met onze Vrienden!
Aleid Hemeryck
Deze bijzondere erkenning voor Musea Brugge komt uiteraard niet zomaar uit de lucht gevallen. Het is de bekroning van vele jaren timmeren aan de weg en het re sultaat van een sterk kandidaatsdossier. In het najaar van 2021 kreeg Musea Brugge de uitnodiging om zich kandidaat te stel len als cultureel-erfgoedinstelling. Dit was meteen de kans om alle inzichten en ideeen naar aanleiding van onze reorganisatie en de opgebouwde visie in functie van het nieuwe beleidsplan te stroomlijnen in één document en strategie.
Het dossier zelf moest beantwoorden aan strikte criteria. Hoewel het aantal tekens was gelimiteerd, is het een stevig
dossier geworden van zo’n zeventig pa gina’s. We hebben er overtuigend in ver woord waarvoor Musea Brugge staat, hoe we de museale functies invullen, hoe we omgaan met onze collectie, op welke manier we eraan werken om relevant te blijven in een snel veranderende maat schappij. Er is ook veel belang gehecht aan cultureel ondernemerschap en onze zakelijke werking. De Vlaamse overheid vroeg ook een sterke visie over de transversale speerpunten digitalisering, duurzaamheid en maatschappelijke en culturele diversiteit.
Naast het dossier vereiste de procedure ook een plaatsbezoek van een
internationale erkenningscommissie.
Dat bezoek hadden we met het team tot in de puntjes voorbereid en leidde langs het Groeningemuseum, de toekomstige site van BRUSK, de vernieuwde shop, de Gruuthusesite, het restauratieate lier en het Museum Sint-Janshospitaal. Telkens stonden collega’s klaar om de commissie op sleeptouw te nemen, van digitalisering, over technische beeldvor ming en onderzoek, hospitality tot onze toekomstplannen.
We hebben hard ingezet op het ver woorden van onze missie en onze toe komstdroom. Hoe kunnen we mensen prikkelen en ervoor zorgen dat bezoekers elkaar ontmoeten? Onze nieuwe branding (‘connecting the dots’) maakt dit ook duidelijk: we willen verbinding maken tussen verleden, heden en toekomst; mensen inspireren, ontroeren en verwonderen en dat met een maatschappelijke impact. Dat de inspanningen hebben geloond, mag duidelijk blijken. De commissie loofde expliciet de aanstekelijke dynamiek die we uitstralen en ons sterke verhaal. Een compliment waar we energie uit putten en dat ons motiveert om verder te gaan met onze toekomstplannen.
De erkenning toont aan hoe belangrijk de Brugse musea zijn voor Vlaanderen en zelfs de wereld. Met een wereldvermaarde collectie, fenomenale historische gebou wen en een bezoekersaantal van – in een niet-coronajaar – bijna 900.000 gasten van over de hele wereld staan onze musea er. Met deze aanduiding zullen we nog meer een vlaggenschip van het Vlaamse cultu reel erfgoed worden en een voorbeeldrol opnemen in het museumlandschap. Het zal ons motiveren om ons internationaal nog meer op de kaart te zetten. Kortom, we zullen dit belangrijke label met trots uitdragen.
30
Persconferentie voor de uitreiking van het CEI-label op 2 juli 2022. De directie van Musea Brugge moest omwille van corona-besmettingen helaas forfait geven. Foto: Communicatie en citymarketing Stad Brugge
SintJanshospitaal
‘De dood van Maria’ van Hugo van der Goes is een van de belangrijkste werken in de wereld befaamde collectie Vlaamse primitieven van Musea Brugge. Tussen 2018 en 2022 onderging het schilderij een intensieve restauratie, en het resultaat is verbluffend. Het meesterwerk staat vanaf het 28 oktober 2022 dan ook letterlijk en figuurlijk centraal in deze toptentoonstelling in het Sint-Janshospitaal.
Pieter Pourbus. Master of Maps 01/12/2022 – 16/04/2023
Groeningemuseum (zaal 10)
Verhalen uit de ondergrond. Brugge in het jaar 1000 9/12/2021 – 03/11/2024
Gruuthusemuseum (expozolder) – i.s.m. Raakvlak
Groeningemuseum 01.12.22 — 16.04.23
museabrugge.be
Maak kennis met ‘De geschilderde kaart van het Brugse Vrije’ (1571). Gemaakt op het kruispunt tussen schilderkunst en cartografie, brengt de gedetailleerde kaart van Pourbus het Brugse havenlandschap aan het einde van de zestiende eeuw op een unieke manier in beeld. Pieter Pourbus schilderde de kaart op een schakelpunt in de geschiedenis: net vooraleer de Tachtigjarige Oorlog en later de industrialisering het kustlandschap voorgoed zouden gaan veranderen. Daardoor is de kaart een laatste, waardevolle getuige van het middeleeuwse landschap rondom Brugge.
Brugge – het Venetië van het Noorden, het New York aan de Noordzee – is vooral bekend als bruisende handelsmetropool in de late middeleeuwen. Maar, het uitzonderlijke succes van deze stad kwam niet uit de lucht vallen. Archeologen en historici zien het jaar 1000 als een scharniermoment in de geschiedenis van de stad. ‘Verhalen uit de ondergrond’ neemt je mee naar die cruciale, maar vaak onderbelichte periode.
24/09/2022
Salon Sessions met K1D 15u – gratis
29/09/2022
An Evening with Dalilla Hermans 20u – € 8 / € 6
19/10/2022
An Evening with Koen Vanmechelen 20u – € 8 / € 6
In de zomermaanden organiseert Musea Brugge zes concertjes in Salon Arents. Een reeks van intieme optredens met jong, Belgisch talent op een unieke locatie. Op 24 september speelt rapper K1D, het Belgische rapwonderkind met Senegalese roots.
Musea
De Republiek laten voor ‘An Evening with...’ gasten in dialoog gaan met het publiek over de thema’s die hen tijdens dat ene intieme moment met elkaar verbinden. Op 29 september is onze centrale figuur de journalist, schrijver, theatermaker en podcasthost Dalilla Hermans. Ze maakt er een missie van polarisatie te overstijgen en terug op zoek te gaan naar dialoog tussen mensen, ongeacht hun origine.
Oog in oog met de Dood 28/10/2022 – 05/02/2023
Brugge en
Voor deze editie van ‘An Evening with…’ verwelkomen we de internationaal befaamde, interdisciplinaire kunstenaar Koen Vanmechelen. Als eeuwige migrant trekt hij de wereld rond zoekend naar antwoorden op fundamentele vragen over de tijdloze maar hyperactuele thema’s als identiteit, diversiteit, globalisering en mensenrechten. TENTOONSTELLINGEN
Info & tickets: museabrugge.be 31
SALON ARENTS
Lezingenreeks van de Vrienden van Musea Brugge
Traditiegetrouw organiseert VSMB in de Vriendenzaal een boeiende lezingenreeks voor hun leden en een ruim geïnteresseerd publiek. Het programma voor het najaar 2022 ziet er als volgt uit:
• Zondag 25 september 2022 – 10.30 uur: Hugo van der Goes, door voormalig hoofdconservator Till-Holger Borchert
• Zondag 23 oktober 2022 – 10.30 uur: Gezelle in context: taal, macht en identiteit, door prof.-em. dr. Julien Vermeulen
• Zondag 27 november 2022 – 10.30 uur: Pieter Pourbus en de grootste kaart van ’t Brugse Vrije, door dr. Jan Trachet (UGent)
• Zondag 18 december 2022 – 10.30 uur: Nieuwe bevindingen over Brugse wandtapijten in de eeuw van Rubens, door prof.-em. dr. Guy Delmarcel
Colofon
MB, Musea Brugge Magazine, verschijnt driemaandelijks en is een uitgave van de vzw Vrienden van de Stedelijke Musea in Brugge
Verantwoordelijke uitgever: Luc Coulier, p/a Dijver 12, 8000 Brugge
Redactie MB 3–2022: Lieven De Visch, Evelien De Wilde, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemeryck, Benoit Kervyn, Marjolijn Meyns, Joeri Steegmans, Katrien Steelandt, Harry Stroobandt, Anne van Oosterwijk, Dieter Verwerft, Julia Willaert
Eindredactie MB 3–2022: Sibylla Goegebuer, Björn Hinderyckx, Geert Souvereyns, Joeri Steegmans, Kristel Van Audenaeren, Laurence Van Kerkhoven, Dieter Verwerft, Julia Willaert
Coördinatie: Sibylla Goegebuer, Laurence Van Kerkhoven
Vormgeving: Cedric Verhelst Druk: Stevens Print
Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be
Bijzondere Begunstigers
LEZINGEN
Anoniem (Brussel), Maria, retabelfragment van een Aankondiging aan Maria van haar dood, eik, 1500-1525, © Stichting Jean van Caloen, Kasteel van Loppem/Foto Stedelijke fotografische dienst Brugge, foto: Matthias Desmet Backcover: Detail uit: Johannes Stradanus, Mars, ca. 1595, pen in bruin, bruin gewassen, wit gehoogd, © Musea Brugge, www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst