MUSEA BRUGGE MAGAZINE
Driemaandelijks Tijdschrift – Jaargang 41 – Sept 2021
3
Tille Pepermans
8 Take-over Concertgebouw
18
Opgraving O.L.V.-kerkhof Zuid
20
Vreemde vogels
28 War Lace
2 Voorwoord
13 Nieuwe aanwinsten
Cover: Detail uit: Tille Pepermans, SL&M(2), 2021, grafiet op papier © Tille Pepermans Links: Detail uit: Joseph-Benoît Suvée, Heilige Sebastiaan, 1774 © www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst
25 De Erfgoedfabriek
30 Kalender
Voorwoord
Beste vrienden, De voorbije maanden vlogen voorbij. Het is fijn om vast te stellen dat er stilaan weer meer activiteiten plaatsvinden in onze musea. Wie de media volgde, zag dat Musea Brugge heel wat in petto heeft. En, wees gerust, ook de komende maanden valt er heel wat te beleven in onze locaties. Wie de voorbije weken de zolder van het Sint-Janshospitaal bezocht, kon vaststellen dat er heel wat leven in zit – letterlijk. Het SEADS-collectief ging er met 160 vrijwilligers aan de slag om met afgedankt materiaal een levend ecosysteem te creëren dat in interactie gaat met technologie. Het deed de vrijwilligers van het project zichtbaar deugd om hieraan mee te werken. En, de toekomst is verzekerd, want voor de jongste uitvinders was er tijdens de zomermaanden een Tinkerlab gelinkt aan dit project. Het was ook druk om en rond ons Sint-Janshospitaal. De afgelopen zomermaanden waren de collega’s van Raakvlak immers druk in de weer met opgravingen ter hoogte van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het is fascinerend om te zien hoe onze Brugse bodem nog steeds nieuwe verrassingen oplevert. Ze getuigen van het onmetelijk rijke verleden van onze stad. Je krijgt in dit nummer alvast enkele eerste beelden te zien. Het werk van onze Raakvlak-collega’s is bijzonder waardevol, de ontstaansgeschiedenis van onze stad blijft boeien. In dat kader hebben we beslist om in het najaar in twee ruimtes op de zolder van het Gruuthusemuseum een archeologische opstelling te voorzien. De expo zal vertrekken vanuit het jaar 1000, het moment waarop de kiemen werden gelegd voor de bloeiende handelsmetropool die Brugge tijdens de eeuwen daarna zou worden. Nog even geduld oefenen voor we zover zijn, maar dit is iets om naar uit te kijken! 2
Liefhebbers hoeven echter niet zo lang te wachten. Musea Brugge werkte ook graag mee aan het project over de verloren Zwinhavens. Het resultaat mag er zijn: nog tot 7 november 2021 kun je via een nieuwe fietsroute met innovatieve VR-kijkers en een hoogtechnologische tentoonstelling in het Zwin Natuur Park de fascinerende wereld van de verdwenen Zwingeul en haar middeleeuwse Zwinhavens ontdekken. We zijn trots dat we hieraan onze bijdrage konden leveren. In dit nummer vind je ook een uitgebreid artikel over de Erfgoedfabriek. We naderen stilaan de fase van de uitvoering. Binnen enkele maanden starten de aannemers, zodat we vanaf 2023 de archeologische en een groot deel van de museale collecties kunnen verhuizen naar dit nieuwe gebouw. Op die manier gaan we dan eindelijk van verschillende depots gelegen in de historische binnenstad naar één locatie en één gecompartimenteerd depot met een nieuwe depotinrichting, met maar liefst 5000 m² aan depotruimte. Aan een tempo van 67 objecten per dag bereiden de collega’s van de afdeling Collectie momenteel de grootste verhuizing in de geschiedenis van Musea Brugge voor. Hierover ongetwijfeld later uitgebreid meer. Veel leesplezier, namens het directieteam, Elviera Velghe, Anne van Oosterwijk en Jonathan Nowakowski
TILLE PEPERMANS ZW 20 -21
In het kader van Mind the Artist presenteert de Vlaamse kunstenares Tille Pepermans (°1993, Machelen) de expo ZW 20-21 in de benedenzalen van het Arentshuis. Pepermans concipieert voor deze tentoonstelling een reeks nieuwe werken. Daarbij tast zij vanuit haar grafisch universum maatschappelijke en ruimtelijke aspecten af die voortvloeien uit de actuele vormen van sociale distantie en isolement gelieerd aan de COVID-19-pandemie. Voor dit project zocht de kunstenares naar visuele en inhoudelijke aanknopingspunten: het zijn aanzetten, inspiratiebronnen afkomstig uit de verzameling van het Prentenkabinet van Musea Brugge die zij verweeft met haar eigen actuele beeldarchief. —
Michel Dewilde
Tekenkunst: terug van weggeweest? De laatste decennia lijkt tekenen, en de tekening in het bijzonder, opnieuw aan belang te winnen in de wereld van de actuele kunst, al was deze kunstvorm nooit echt verdwenen. Op de belangrijkste tentoonstellingen en biënnales duiken steeds vaker kunstenaars op die zich inlaten met de tekenkunst als autonome vorm. Belangrijk hierbij is dat de tekenkunst het traditionele blad en haar geijkte dimensies
combineert met de wereld van de openbare en digitale ruimtes: de tekenaar verlegt de grenzen van de discipline en gaat de dialoog aan met bredere sociale contexten. Tille Pepermans lijkt in haar prille loopbaan aan te sluiten bij deze internationale tendensen. Haar fascinatie voor de tekenkunst startte op vroege leeftijd aan de lokale tekenschool, al koos ze aanvankelijk voor modedesign. Uiteindelijk koos ze voor de opleiding grafisch ontwerp
aan de Gentse School of Arts (KASK) en promoveerde er in 2017 tot Master in de grafische kunsten met haar project en thesis Passage Arcade Galerie, waarmee ze de Bruynseraede - De Witte ereprijs won. Bij haar vroegste inspiratiebronnen citeert de kunstenares het oeuvre van Egon Schiele (Tulln, 1890 – Wenen, 1918), de portretten van Léon Spilliaert (Oostende, 1881 – Brussel, 1946) – meer specifiek de grote contrasten tussen licht en donker – en, ten slotte, de complexe werelden van Jheronimus Bosch (‘s-Hertogenbosch, 1450(?) - 1516) of Pieter Brueghel (Brueghel of Breda (?), 1525-1530 – Brussel, 1569). Voorbij deze voorbeelden uit de kunstgeschiedenis bouwt Pepermans vooral aan een eigen hedendaags beeldarchief dat zij voortdurend aanvult en verwerkt in haar grafische collages. Op basis van dit beeld arsenaal schept zij fascinerende werelden, meestal getekend met 6B grafietpotloden op glad papier. Kenmerkend voor haar verhalende werk is het spel met licht en donker. Ze componeert drukke, levendige taferelen, geritmeerd met scherpe contrasten. Regelmatig verlaat Pepermans het tweedimensionale vlak van het tekenblad en begeeft zich in de ruimte waar ze in situ nieuwe werken aanbrengt op muren of ramen.
“ For the artist,
drawing is discovery.” John Berger
Tille Pepermans, OAB, 2018, acryl op raam, Studio XLAIR © Tille Pepermans
3
4
“ Let us put off buying the pencil; let us go in search of this person (and soon it becomes apparent that this person is ourselves).”
Virginia Woolf
Het vormgeven aan onthaasting In haar tekeningen bedenkt Pepermans gedetailleerde, vaak bevreemdende werelden, waarin de tijd lijkt stil te staan. De kunstenares verzamelt motieven, gevonden en gekozen beelden, afkomstig uit de reële en virtuele werelden. Met deze middelen herschept zij een visueel universum opgebouwd uit toegeëigende voorstellingen: het zijn impressies van de actuele cultuur met haar onophoudelijke beeldenvloed waarin we leven. In die zin doet haar beschrijvende werkwijze denken aan de figuur van de hedendaagse flaneur en lijkt Pepermans’ attitude verwant aan voorbeelden uit de modernistische literatuur, zoals beschreven door de Engelse schrijfster Virginia Woolf in Street Haunting: A London Adventure. In dit kortverhaal verhaalt Woolf over een vrouwelijke protagonist die het aanschaffen van een potlood als voorwendsel gebruikt om in de straten van Londen te kuieren. Via het flaneren participeert Woolf aan het spektakel van het moderne leven en schildert en vertelt de moderniteit op zoek naar zichzelf. Maar, in tegenstelling tot Woolfs hoofdpersonage vertelt Pepermans niet via de pen, maar enkel via het potlood: ‘No one perhaps has ever felt passionately towards a lead pencil.’ Met haar gelaagde composities spoort Pepermans aan tot een tragere lectuur van haar werken: door hun detaillering stimuleren ze de stilstand van de toeschouwer in de zin van een verpozing en een aandachtig observeren, het ontdekken van haar verfijnde tekeningen. De kijker wordt vriendelijk uitgenodigd om zich te verstrooien met haar gelaagde voorstellingen, maar ook om zich te vermeien in het beeldige schouwspel van fictie en werkelijkheid. Tille Pepermans, NBM(3), 2018, grafiet op papier © Tille Pepermans
Het genot van het tekenen Tekenen wordt regelmatig beschouwd als één van de oudste, de meest essentiële en vooral meest directe kunstvormen uit de geschiedenis. Tekenen lijkt aangeboren, het maakt deel uit van het mens-zijn, het wordt letterlijk belichaamd door de mens. Zo schetst, kriebelt iedereen of maken we, vaak onbewust, automatisch droedels uit verveling tijdens vergaderingen of telefoongesprekken. Voor de Britse kunstcriticus en schilder John Berger, omvat tekenen steeds een ontdekken, een proces naar een volgende stap in het creatieproces. De Amerikaanse kunst historicus David Rosand beschouwde tekenen als de fundamentele picturale act, maar tekenen was voor hem ook geen schilderkunst. Voor Tille Pepermans, Gal(5), 2017, grafiet op papier © Tille Pepermans Rosand houdt het traceren van een enkele lijn, een spoor of teken een transformatie in van het oppervlak van opgenomen in het boek en de tentoonhet blad, haar vlakheid wordt geactiveerd stelling Le Plaisir au Dessin uit 2007 in het in een virtuele ruimte en vertaalt het naar Museum voor Schone Kunsten in Lyon. een materiële realiteit van de fictie van Nancy verhaalt over het genot van het teonze verbeelding. kenen: hiermee bedoelt hij het behagen van Wat de betekenis van de tekenkunst kan de act zelf, van het lichaam dat tekent. Hij zijn voor Tille Pepermans moeten we nog schrijft over de dynamiek van het schetsenachterhalen, maar uit haar tekenpraktijk de lichaam dat als eerste spoor, als eerste reblijkt een grote toewijding en motivatie, sidu, de lijn achterlaat. De filosoof wijst op zelfs een vereenzelviging met de act van het het genot van zowel de act van het tekenen, tekenen. Met aandacht en geduld verdiept als van het kijken naar de tekening. Nancy zij zich in de vaak eindeloze details om de refereert naar de materialisatie tijdens het verfijnde composities op het papier of andetekenen van een hevig verlangen in een re dragers aan te brengen. Pepermans staat daad: letterlijk in een handgreep op de dravoor de zin ‘tot’ tekenen. In dat verband ger. Nancy verwoordt het zo: ‘Dess(e)in (c’est kwam een andere auteur voor de geest, met le même mot) : désir de faire venir la forme, name de Franse filosoof Jean-Luc Nancy en c’est-à-dire l’idée. Dessin : idée sensible, ligne zijn prachtige teksten over de tekenkunst, qui porte puissance d’infini.’ 5
6
“ ‘Drawing is an
immanence, always pointing to somewhere else.” Deanna Petherbridge
ZW 20-21: een pleidooi voor verbinding of individuele contemplatie? De titel van de tentoonstelling in het Arentshuis ZW 20-21 verwijst zowel naar de grote maatschappelijke thema’s van de afgelopen jaren, als naar de typisch eerder zakelijke opschriften die Pepermans
gebruikt voor haar tekeningen. De kunstenares betrekt de toeschouwer in haar kleine of grote vertellingen zonder de lezing van het werk teveel te leiden. Voor dit nieuwe verhaal deelt zij het Arentshuis op in een tweeledige geprojecteerde tekeninstallatie: de kunstenares dompelt de bezoeker onder in twee onderscheiden werelden. Op de muren van de museumzalen projecteert zij haar nieuwe tekeningen op groot formaat en plaatst zij de bezoeker in het midden van haar grafische universum. In de eerste zaal treft het publiek een omgeving bevolkt door tekeningen met heel veel menselijke figuren, afkomstig uit het heden en verleden. Zo verweeft zij haar hedendaagse figuraties met elementen uit
de gravures van Brueghel. Pepermans lijkt in deze zaal terug te blikken op de periode vóór de globale COVID-19-pandemie. We ontwaren composities met veel mensen, een omgeving waar verbinding, ontmoeting, sociaal contact de norm waren. We bevinden ons in een wereld waar sociale distantie, besmettingsgevaar of contactvrees niet bestonden. Bij een eerste lezing bevinden we ons in een ideale, warme en humane wereld. Maar, is dit wel zo? De kunstenares laat deze vraag open: misschien moeten we op onze hoede zijn, voorzichtig blijven met een teveel aan of te nauw sociaal contact? De tweede zaal lijkt een antithese van de eerste. De kunstenares draait de situatie om: de mens verdwijnt uit beeld, en enkel de bezoeker blijft over in een leeggemaakte wereld. Hier krijgen we representaties te zien van schijnbaar verlaten plekken, composities afkomstig uit de natuur, architectuur, stedenbouw. Stuurt Pepermans aan op een confrontatie met de leegte, de sociale distantie als gevolg van de verschillende lockdowns die we ervaren? De leegte als het nieuwe normaal, onze nieuwe realiteit of zelfs het nieuwe ideaal? Of, wijst ze eerder naar de contemplatie van de (lege) ruimte, een tot rust komen, een vorm van bezinning na een bijzonder moeilijke periode? In ieder geval nodigt zij ons uit om het genot van het tekenen met haar te beleven. Deze tekst is deels gebaseerd op het interview met Tille Pepermans afgenomen in Gent op 5 juli 2021.
Bibliografie John Berger, ‘The basis for all painting is drawing’, in: Landscapes. John Berger on Art, Verso London, London, 2016 Jean-Luc Nancy, Le Désir au Dessin, Musée des Beaux Arts de Lyon, Lyon, 2007 David Rosand, Drawing Acts: Studies in Graphic Expression, Cambridge University Press, Cambridge, 2002 Virginia Woolf, Street Haunting: A London Adventure, Vintage Books, London, 1925
Tille Pepermans – ZW 20-21 Arentshuis, 24 september t.e.m. 21 november 2021 Boven: Tille Pepermans, REVISITED Cambodja1, 2020, grafiet op papier © Tille Pepermans Links: Tille Pepermans, Gal(5), 2017, grafiet op papier © Tille Pepermans
7
‘MUZIEK EN DANS BLAZEN LEVEN IN DE TIJD’ TAKE- OVER CONCERTGEBOUW
Na passages van KAAP en MOOOV is het Concertgebouw de derde en (voorlopig?) laatste culturele partner die inbreekt in de collecties en locaties van Musea Brugge. Op 19 september staat de eerste, verrassende voorstelling geprogrammeerd. Artistiek directeur Jeroen Vanacker licht de samenwerking toe en drie programmatoren tippen een voorstelling en een locatie van Musea Brugge. —
Interview door Inge Geysen
Was er eerder al samenwerking tussen het Concertgebouw en Musea Brugge of is dit de vuurdoop? Jeroen Vanacker: Het Concertgebouw heeft eerder al met Musea Brugge samengewerkt. In 2013 werkten we een programma uit, aansluitend bij de tentoonstelling Liefde & Devotie. Het Gruuthusehandschrift. Een weekend lang waren er concerten met liederen uit het handschrift en muziek van tijdgenoten. Er waren nog andere projecten, telkens gelinkt aan tentoonstellingen. Wat de samenwerking nu bijzonder maakt, is dat we inspelen op de permanente presentaties en collecties. En dat we in situ werken, op de locaties zelf dus. Dat laatste is een absolute meerwaarde. De nabijheid van het erfgoed en de museumlocaties, vaak monumenten met een eeuwenoude geschiedenis, zorgen voor een heel andere beleving dan in onze hedendaagse concertzaal. De architectuur en de atmosfeer van de zolder van het SintJanshospitaal of de gotische zaal van het stadhuis brengen je als luisteraar meteen in een heel andere stemming. We programmeren bijvoorbeeld het werk van de Italiaanse componist Giacinto Scelsi, over de drie stadia in een mensenleven. Die muziek kan je overal uitvoeren. Maar door hem te brengen op de zolder van het Sint-Janshospitaal, een plek waar leven en dood samenkwamen, 8
creëer je een bijzondere match, een unieke beleving. Musea Brugge heeft een veelheid aan locaties en collecties. Was dat in het samenstellen van het programma een moeilijkheid of net een verrijking? JV: De moeilijkste vragen zijn de meest interessante! Uiteraard is er tijd nodig om de locaties en de collecties te bekijken en na te gaan hoe je ze direct en zinvol kan linken aan muziek en dans. Voor ons was het ook belangrijk om het DNA van het Concertgebouw in het programma te krijgen. Dat omvat drie pijlers: klassieke muziek (van oud tot hedendaags), dans en participatie. Aan het publiek om te oordelen, maar volgens mij hebben we de match tussen het DNA van Musea Brugge en dat van het Concertgebouw gevonden. Hoe hebben jullie dat concreet aangepakt? JV: Er waren een aantal praktische zaken om rekening mee te houden. Kan een locatie een live uitvoering aan? Automatisch kom je dan terecht bij de iets grotere locaties. De coronapandemie heeft ons er bovendien toe gedwongen om kleinere, meer intieme concerten niet op het programma te zetten. Maar even, of: nog belangrijker, was de inspiratie die de locaties en collecties ons gaven. Zelf ben ik altijd al geïntrigeerd geweest door het werk L’Homme-Dieu uit 1903
Jeroen Vanacker © Sightways
van Jean Delville dat in de Vriendenzaal hangt. Als je dan wat onderzoek doet en merkt dat hij een belangrijk artiest is – bovendien goed bevriend met componist Scriabin voor wie hij een partituurcover illustreert – dan vallen de puzzelstukjes in elkaar. Je komt tot ontdekkingen door verregaand te focussen. Wat we nastreven, is een symbiose van muziek en (beeldende) kunst, een eenheid tussen de plek, de tijd waarin het werk ontstaan is en de muziek. Maar, tegelijk is er voor mij een zekere spanning: het Johannesretabel bijvoorbeeld, is gemaakt voor het Sint-Janshospitaal. Het zal er altijd blijven, is honkvast. Wie het wil zien, moet naar daar komen. Muziek en dans zijn anders, vluchtig, mobiel. De take-over maakt deel uit van het festival Mind the Artist. Creatie is dus een belangrijk aspect?
© Stad Brugge, stadsfotografen
JV: Dat was inderdaad een belangrijke insteek. Met Mind the Artist wil Musea Brugge kunstenaars steunen in deze barre coronatijden. Dat sluit natuurlijk aan bij de missie van het Concertgebouw. In elke voorstelling die we programmeren, is wel een aspect creatie aanwezig. Dat kan gaan over het onderzoek naar het juiste repertoire bij het Johannesretabel van Hans Memling. Of, over het creëren van een lichtcompositie bij Scriabins Prométhée. Of, om een nieuwe muziekcompositie zoals Stevie Wisharts Voicing the Dawn voor de tuin van het Gezellehuis. In jullie seizoensbrochure staan heel wat voorstellingen gelabeld als ‘out of the box’. Dergelijk label verwacht je misschien niet meteen bij een museum of concertgebouw. Of wel? JV: Zeker wel. Mind the artist is een mooi voorbeeld van hoe de instellingen de begane paden verlaten en zoeken naar nieuwe vormen van kunst en kunstbeleving. Componisten en kunstenaars van vandaag laten zich bovendien erg vaak inspireren door oude kunst. Dit seizoen
programmeren we bijvoorbeeld Roomful of teeth, een Amerikaans vocaal ensemble dat genres en stijlen mixt. Eén van hun composities vertrekt van de barokke vormen van Bach, en eindigt heel ergens anders. Musea Brugge en het Concertgebouw zijn onder meer hoeders van de traditie, ze willen die behouden en ontsluiten voor de huidige en latere generaties. Maar, tegelijk is het hun opdracht om die traditie te laten leven door de manier van presenteren en contextualiseren, door universele thema’s naar boven te halen, door artiesten van vandaag ermee in contact te brengen. Die traditie ontsluiten, is iets waarmee we al enkele jaren experimenteren. Ik vind het belangrijk dat, als we een topstuk programmeren en uitvoeren, mensen ook écht beseffen hoe bijzonder het is. Door het verhaal van dat topstuk te vertellen, kun je dat besef verhogen. Dat doen we bijvoorbeeld tijdens onze topstukweken, door rond een compositie andere concerten, lezingen, wandelingen… te programmeren. Dit zullen we ook doen bij de Mind the Artist-concerten: er is telkens een intro
waarin de locatie, het kunstwerk en de muziek belicht worden. We hebben ook al geëxperimenteerd met lecture concerten: daarbij wordt bijvoorbeeld één vioolconcerto geprogrammeerd, vooraf gegaan door een inleiding die door het orkest met voorbeelden wordt geïllustreerd. Zo geef je het publiek heel wat informatie mee, creëer je een spanningsopbouw en kan het de muziek ook veel diepgaander beleven. Door de coronamaatregelen zijn er beperkingen op het aantal bezoekers. Wie geen ticket meer kan bemachtigen, is onherroepelijk te laat? JV: Voor de live beleving krijg je maar één kans. Maar, we bekijken samen met Musea Brugge of we een aantal opnames blijvend kunnen aanbieden, digitaal of via de audioguide. De samenwerking is voor herhaling vatbaar? JV: De locaties van Musea Brugge vormen een inspirerende schatkamer. Ons ideeënlijstje was heel wat langer. Dus, wie weet? 9
Albert Edelman, artistiek coördinator oude muziek tipt Servir Antico (28 oktober)
© Sightways
Full circle, zo zou ik het project van ensemble Servir Antico willen noemen. Ze brengen zelden gespeelde middeleeuwse muziek tot leven met een fantastische cast, en voegen er gloednieuwe klanken, poëzie, video en een stevige dosis activisme aan toe. Want zo is aanvoerder Catalina Vicens: betrokken, dynamisch, op de barricades. Wat begon met een vraag naar ‘iets rond de klimaatcrisis’ kon zo uitgroeien tot een fascinerend, divers verhaal over hoe mensen met de aarde en elkaar omgaan, in oeroude woorden maar ook met hedendaagse reflecties uit de tradities van de oorspronkelijke bewoners van het continent dat wij Amerika noemen. Catalina Vicens is absoluut bezeten door Memlings Johannesretabel in de kapel van het Sint-Janshospitaal. Op het rechterpaneel, in het visioen van de Apocalyps, staat een hof van hemelse koningen afgebeeld, elk met een muziekinstrument. In de voorstelling Memlings Apocalyps zullen we net zo’n kring zien, aangevuld met de beelden van Peter De Bruyne, die ons heel traag heen en weer zal loodsen tussen onze wereld en die van het schilderij. Dat ze onder het historische gebinte van de Diksmuidezolder kunnen spelen, primeert voor Servir Antico, want de muziek is deels even oud als de balken zelf. Zo komt alles op een heel actuele manier bij elkaar. Museumtip: zelf haal ik bezoekers, zeker als ze voor het eerst komen, graag naar álle Brugse musea. Waarom kiezen? Misschien spreekt het wonderlijke O.L.V. ter Potterie, bij mij ‘in de straat’, toch het meest tot de verbeelding: het is een heel bijzonder ensemble. In al zijn rijkdom toont de kerk een heel persoonlijk geloof, als een echo uit een tijd toen hemel en aarde nog heel dicht bij elkaar stonden.
Jan De Moor, artistiek coördinator nieuwe muziek tipt Daan Vandewalle, Stéphane Ginsburgh & Revue Blanche (20 oktober)
© Sightways
10
Als een muzikale Prometheus wilde de Russische componist Alexander Scriabin niets minder dan de mensheid tot een hoger bewustzijn voeren. In zijn ‘vuurgedicht’ Prometheus voor orkest en koor voegt hij zelfs een ‘clavier à luce’ of ‘lichtorgel’ toe om zijn publiek te ‘transformeren’. Op zijn vraag maakte de Belgische symbolistische dichter en schilder Jean Delville een allegorische tekening voor het voorblad van de partituur. Van diezelfde Delville hangt in de Vriendenzaal van de musea een bijzonder indrukwekkend werk, L’Homme-Dieu. Daar zullen Daan Vandewalle en Stéphane Ginsburgh een zelden gehoord arrangement voor twee piano’s van Scriabins Prometheus spelen. Studio Babayaga geeft een nieuwe invulling aan het lichtorgel dat deel uitmaakt van de partituur. Aansluitend pareert het ensemble Revue Blanche met werk van Claude Debussy en Igor Stravinsky in de zalen met werken uit het symbolisme, impressionisme en expressionisme. De op Russische volksliedjes geïnspireerde werken van Stravinsky sluiten naadloos aan bij de thematiek van de Vlaamse expressionisten. Debussy vond de vergelijking van zijn muziek met het impressionisme maar niets. Adequater was de link met ‘pleinairisme’. Zo trok hij zelf de natuur in die zijn creatieve verbeelding stimuleerde. De geheimen van de natuur, het mysterie van de zee en de nacht riepen stemmingen op die de puur visuele sensatie ver overtroffen. De religieus-pantheïstische natuurbeleving die Debussy in zijn composities wilde oproepen, vindt een visueel klankbord in de werken die het publiek tijdens het concert kan bekijken. Museumtip: mijn favoriete zaal is zaal 9 van het Groeningemuseum, en meer bepaald de werken van Amédée Cortier, René Heyvaert en Georges Vantongerloo. Stuk voor stuk adembenemende werken van kunstenaars die ik persoonlijk heel erg bewonder.
Georg Weinand, artistiek coördinator dans in Brugge tipt Ula Sickle (5 december)
© Sightways
Enkele performers zwaaien een zwarte vlag urenlang door de lucht. Als bezoeker word je uitgedaagd door de tegenstrijdige krachten van de poëtische schoonheid van de performance en de dynamiek van verzet die ze tegelijk uitstraalt. Uiteindelijk wint de aantrekkingskracht het van het uithoudingsvermogen en blijf je gefascineerd kijken naar deze anarchistische estafette op een unieke locatie. In de gotische zaal van het stadhuis, een statige plek waar normaal huwelijken worden gesloten of belangrijke stedelijke beslissingen worden genomen, beleef je nu een bijzonder poëtisch moment. De zwarte vlag maakt een prominent, bloedmooi statement tussen de kleurrijke symbolen van de geschiedenis. De Vlaamse Gemeenschap kocht deze performance voor haar kunstcollectie. Een primeur, en niet zonder reden. Museumtip: mijn tip voor het programma is meteen ook mijn aanrader voor bezoekers. De gotische zaal verbindt tot op vandaag historische verhalen met het stedelijk beleid: er is geen mooier voorbeeld van de kracht van de verbeelding.
11 stadhuis. De gotische zaal van het Brugse © Inge Kinnet i.o.v. Musea Brugge
Joseph-Benoît Suvée, Heilige Sebastiaan, 1774, pen in bruin, bruin gewassen, met hoogsels in witte gouache op papier, 41,5 × 26 cm (links onderaan gesigneerd en gedateerd ‘J.B. Suvée f.1774’) © www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst
NIEUWE AANWINSTEN EEN TEKENING VAN SUVÉE EN EEN SCHILDERIJ VAN DUCQ
Musea Brugge blijft het aanbod op de internationale kunstmarkt actief opvolgen en – waar mogelijk – onderhandelingen voeren met galeriehouders. Zo kon Brugge haar kerncollectie neoclassicisme recent opnieuw verrijken, dit keer met een tekening van Joseph-Benoît Suvée en een sfeervol schilderij van Joseph-François Ducq. Beide kunstwerken zijn in Frankrijk aangekocht bij galerie Michel Descours. Een mooie aanvulling op ons kunstpatrimonium. —
Laurence Van Kerkhoven
Augustinus Van den Berghe, Heilige Sebastiaan, 1780-1790, olieverf op doek, 193 × 129,5 cm © www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens
Een ongewone tekening van Suvée In het Prentenkabinet van Musea Brugge worden verschillende tekeningen van Joseph-Benoît Suvée (Brugge, 1743 – Rome, 1807) bewaard. Het grootste deel van dit fonds bestaat uit academische naaktstudies en tekeningen naar de natuur in zwart of rood krijt. De staande, zittende of liggende naakten dateren uit de jaren 1760 en bieden een blik op zijn tekenpraktijk als student aan de Brugse en Parijse academies. Suvées landschapstekeningen stammen uit de jaren 1770 toen hij in Rome verbleef als pensionaire van de Académie de France. Dit laatste ensemble is echter onevenwichtig van kwaliteit en niet altijd even gemakkelijk te classificeren. Zo hebben de Franse kunsthistorici Anne Leclair en Sophie Join-Lambert enkele Italiaanse tekeningen die op naam van Suvée stonden nu aan andere kunstenaars toegeschreven. In de beredeneerde oeuvrecatalogus van Suvée hebben ze ook aangetoond dat sommige bladen uit het Brugse Prentenkabinet eigenlijk door de Brugse kunstenaar gekopieerd zijn naar werk van Jacques Valcke of François-André Vincent. In de tekeningen zien we duidelijk hoe Suvée tijdens de eerste jaren van zijn Romeins studieverblijf nog zoekende is naar een eigen stijl. De nieuw aangekochte tekening van de heilige Sebastiaan is een geval apart. Allereerst is het blad linksonder gesigneerd en gedateerd: ‘J. B. Suvée f.1774’, wat de tekening een bijzondere kunsthistorische ijkwaarde verleent. De meeste Italiaanse tekeningen van Suvée zijn immers niet gedateerd, waardoor het niet altijd evident is om de chronologie te reconstrueren. Opvallend is ook de gebruikte techniek van deze pentekening in (gewassen) bruine inkt met witte hoogsels in gouache die Suvée hier perfect weet toe te passen. In tegenstelling tot zijn meeste andere 13
Joseph-François Ducq, Venus introduceert Paris in het appartement van Helena in Sparta, 1806, olieverf op doek, 63 × 48 cm (gesigneerd en gedateerd op voetsteun: ‘J. Ducq. FAT. 1806’) © Galerie Michel Descours
“De kunstenaar sculpteert zijn personages als het ware met licht.”
tekeningen waarin hij doorgaans rood of zwart krijt gebruikt, experimenteert Suvée hier dus met een andere techniek. Het blad is met veel bravoure en contrasterende lichteffecten getekend en toont hoezeer Suvées stijl zich in die jaren ontwikkeld heeft. Zoals vaak vormde het onderwerp van de heilige Sebastiaan voor kunstenaars een dankbaar excuus om een menselijk naakt uit te beelden. Hier heeft Suvée de gespierde heilige weergegeven zonder pijlen in het lichaam. Hij is met zijn polsen vastgebonden aan een boom en leunt met zijn hoofd achterover in een extatische vervoering. Op een lendendoek na is de heilige volledig naakt; zijn mantel hangt over één van de takken van de boom en zijn wapenrusting vult de rechterbenedenhoek van het blad. Linksboven zweven twee engeltjes met de martelaarspalm en -kroon. Het is niet onwaarschijnlijk dat Suvée zijn inspiratie voor deze tekening haalde bij een standbeeld van de heilige Sebastiaan dat de Franse kunstenaar Pierre Puget rond 1661/68 maakte voor de kerk Santa Maria Assunta in Genua. Het is een belangrijk voorbeeld van Franse sculptuur en wordt door veel critici als een van zijn beste werken beschouwd. Suvée moet dit beeldhouwwerk geapprecieerd hebben, aangezien hij er een gipsen versie van bezat, zoals blijkt uit de boedelbeschrijving die na zijn overlijden werd opgemaakt. Het onderwerp van de heilige Sebastiaan liet Suvée tijdens zijn eerste verblijf in Rome niet los. In 1777 behandelde hij het religieuze thema opnieuw in een schilderij dat als ‘envoi de Rome’ naar Parijs gestuurd werd om zijn vooruitgang als jong kunstenaar te demonstreren. Het originele schilderij van Suvée is verloren gegaan,
maar Brugge bezit gelukkig wel een latere kopie van zijn leerling Augustinus Van den Berghe. In vergelijking met de academische studie op het schilderij geeft de recent verworven tekening blijk van een veel grotere spontaneïteit.
Ducqs lofzang op de klassieke oudheid In 1806 voltooide Joseph-François Ducq (Ledegem, 1762 – Brugge, 1829) een verfijnd schilderij waarvoor hij zich liet inspireren door de Griekse mythologie en het alom bekende verhaal van Helena en Paris: Venus introduceert Paris in het appartement van Helena in Sparta. Op het schilderij zien we hoe de Trojaanse koningszoon Paris de luxueus ingerichte slaapkamer van de mooie Helena betreedt. Helena ligt te rusten in het maanlicht. Voor de ontluikende liefde tussen beide hoofdpersonages zorgen een stralende Venus en haar zoon Eros die zijn gebruikelijke attributen, pijl en boog, bij zich draagt. Opmerkelijk is hoe Ducq in deze erotisch geladen nachtscène speelt met een vibrerend clair-obscur wat het schilderij een bijzondere sfeer verleent. De kunstenaar sculpteert zijn personages als het ware met licht: Paris en de sensuele lichamen van Venus en Helena schitteren in de donkere nacht. Ducq situeert het mythologische tafereel in een fantastisch decor dat met nauwgezette aandacht is weergegeven en dat zijn fascinatie oproept voor de klassieke oudheid. De rode achtergrond van de textiele wandbekleding doet enigszins denken aan de fresco’s van Pompeï die op het einde van de 18e eeuw werden herontdekt. Waarschijnlijk vormden de gravures met de interieur- en meubelontwerpen
van de jonge Franse architecten Charles Percier en Pierre-François-Léonard Fontaine eveneens een dankbare inspiratiebron. Hun prenten verschenen vanaf 1801 onder de titel Recueil de décorations intérieures en hebben voor een groot deel het beeld van de empirestijl bepaald. Ducq heeft in zijn schilderstuk bijzondere aandacht besteed aan het meubilair. Vooral het ronde guéridon siertafeltje met marmeren tafelblad en gebronsd snijwerk is zeer gedetailleerd geschilderd en lijkt een knipoog te zijn naar de ontwerpen van Percier en Fontaine. Voor de verleidelijke Helena heeft Ducq zich ongetwijfeld gebaseerd op het antieke beeld van de slapende Ariadne uit het Vaticaan. We herkennen immers dezelfde houding tussen slapen en ontwaken, met de rechterarm boven haar hoofd gebogen en de karakteristieke slangvormige armband aan haar linkerarm. Ducq moet het schilderij in Parijs afgewerkt hebben vóór zijn vertrek naar Rome in december 1806. Toch kende hij deze sculptuur uit de eerste hand. Het beeldhouwwerk bevond zich toen immers niet in Rome, maar in Parijs waar het te bewonderen was in de zogenaamde ‘Galerie des Antiques’ van het Musée Napoléon.
Een unieke blik op het creatieproces Het Prentenkabinet van Musea Brugge bezit een uitgebreid en nog te weinig bekend tekeningenfonds van Joseph Ducq dat grotendeels uit zijn nalatenschap afkomstig is. Twee tekeningen houden rechtstreeks verband met het schilderij Venus introduceert Paris in het appartement van Helena in Sparta: een detailstudie van de Trojaanse prins Paris met Phrygische muts en een blad met enkele compositie- en figuurstudies die Ducqs werkwijze perfect demonstreren. 15
Joseph Ducq, Compositie- en figuurstudies, ca. 1806, potlood en pen in bruin, 18,4 × 16,8 cm © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost
Het blad met de snelle en spontaan getekende schetsen in potlood en pen toont het begin van het creatieve proces ter voorbereiding van het schilderij. We zien er de kunstenaar in zijn zoektocht naar de structuur van de voorstelling en de definitieve positie van de figuren. We zouden deze studietekeningen, die getuigen van een merkwaardige vrijheid, kunnen catalogiseren als ‘première pensée’. De tekening met de Paris-figuur toont de tweede fase van het arbeidsproces waarbij enkele onderdelen van de compositie meer gedetailleerd uitgewerkt werden. Het is opvallend hoe het lichaam van Paris sterk geïdealiseerd is weergegeven en op die manier aansluit bij de Griekse prototypes. In het schilderij zelf wordt de naaktheid van Paris echter meer verhuld onder de verfijnde lijnvoering van een drapering. Deze bladen weerspiegelen het grote belang van de tekenkunst binnen het wordingsproces van een schilderij. 16
Een Brugse adellijke opdrachtgever, bewonderaar van Napoleon Ducqs antiquiserende schilderij belandde onmiddellijk in het kunstkabinet van een rijke Brugse edelman. Het was de flamboyante baron Anselme de Peellaert (Brugge, 1764 – 1817) die zich de eerste fiere eigenaar mocht noemen van dit geraffineerde kabinetstuk. Hij woonde met zijn echtgenote, gravin Isabelle d’Affaytadi de Ghistelles, en hun kinderen in het statige huis ‘De Zeven Torens’ (Hoogstraat), dat hij volledig liet herinrichten in luxueuze empirestijl. Als groot bewonderaar van deze Franse stijl spendeerde hij fortuinen aan de renovatie van zijn stadswoning tot een waar empirepaleis. Anselme de Peellaert speelde een belangrijke rol tijdens de revoluties op het einde van de 18e eeuw en onder het Franse keizerrijk in de 19e eeuw. Hij begon zijn politieke loopbaan als schepen van het Brugse Vrije. In 1803 ontmoette hij voor
het eerst zijn Franse idool, Napoleon Bonaparte, die toen als consul Brugge bezocht. In 1809 zette hij een belangrijke stap in zijn carrière toen hij commandant werd van de plaatselijke Nationale Wacht. Een jaar later, bij het tweede bezoek van de inmiddels tot keizer gekroonde Napoleon aan Brugge, werd hij bevorderd tot officier van het ‘Légion d’Honneur’. Iets later verwierf hij de titel van kamerheer van de keizer en mocht hij zich ‘comte d’empire’ noemen. Waarschijnlijk dacht de ambitieuze edelman er toen al aan grootse bouwwerken te laten opstarten op het domein ‘Forreist’ in Sint-Andries. Hij hoopte er de Franse keizer ooit zelf te mogen ontvangen in zijn kasteel dat een model van de empire-architectuur moest worden. Kosten noch moeite werden hiervoor gespaard. Maar zijn praalzucht en de vele schulden leidden uiteindelijk tot zijn faillissement en een gedwongen verkoop van zijn eigendommen. De veiling van zijn inboedel na zijn overlijden duurde drie dagen, van 19 tot 21 maart 1816. Onder lot 6 vinden we Ducqs schilderij terug. Na een zwerftocht van zo’n twee eeuwen in buitenlandse privéverzamelingen is het schilderij weer in Brugge beland. Is er een betere plaats voor dit werk denkbaar?
Selectieve bibliografie Notice des statues, bustes et bas-reliefs de la Galerie des Antiques du Musée Napoléon […], Paris: Impr. des Sciences et des Arts, 1803, pp. 49-50, cat. 60 Magasin encyclopédique, ou Journal des Sciences, des Lettres et des Arts, V, Paris, 1806, p. 460 D. Vautier, ‘Jozef Frans Ducq’, in: Om en rond het neo-classicisme in België 1770-1830, Brussel: Société Royale d’Archéologie de Bruxelles, Museum van Elsene, 1985, pp. 136-137 A. Van den Abeele, ‘De noblesse d’Empire in WestVlaanderen’, in: Biekorf, 2002/4, pp. 327-329 J. Rau en J. Cornelissis, ‘Anselme de Peellaert (17641817) en het domein ’t Foreyst in Sint-Andries’, in: Brugs Ommeland, 2005/4, pp. 195-211 C. Deschaumes en S. Gilté, ‘Kasteel Het Forreist’, in: Brugge neoklassiek (brochure OMD), Brugge, 2017, pp. 199-212 S. Join-Lambert en A. Leclair, Joseph-Benoît Suvée 1743-1807: un artiste entre Bruges, Rome et Paris, Paris: Arthena, 2017, p. 62, p. 317 (cat. D. 235) en p. 398
Joseph Ducq, Studie voor Paris, ca. 1806, zwart krijt, 50,7 × 38,5 cm, © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost
17
ARCHEOLOGISCHE OPGR AVING ONZE- LIEVE-VROUWEKERKHOF ZUID —
Frederik Roelens en Caroline Landsheere
Sinds mei 2021 graven de archeologen van BAAC Vlaanderen en Raakvlak (IOED Brugge en Ommeland) een deel van het voormalige Onze-Lieve-Vrouwekerkhof op. Het kerkhof was eeuwenlang in gebruik, wellicht van de 10e tot de 18e eeuw. Er werden al resten van twee beschilderde grafkelders, honderden eenvoudige kistbegravingen en allerlei persoonlijke voorwerpen gevonden. De oudste restanten dateren voorlopig uit de 13e-14e eeuw. De opgravingen vinden plaats ter voorbereiding van de werkput voor een nieuw ondergronds pompstation. De werkzaamheden maken deel uit van de her aanleg van de riolering en het wegdek in de Katelijnestraat. In de zomermaanden hielden de archeologen van Raakvlak elke woensdag om 14.30 en 15.30 uur een archeologisch spreekuur aan de sleufrand. De foto’s op deze bladzijden geven een impressie van de opgravingen.
Zijwand van de beschilderde grafkelder uit de 14e eeuw. We zien een zogenaamde ‘sedes sapientiae’ (zetel van de wijsheid): Maria, gezeten op een troon met het kindje Jezus, een klassiek iconografisch thema in funeraire contexten.
Meer weten? Surf naar www.raakvlak.be Volg ons ook op sociale media @raakvlak.publiek & @baac_vlaanderen
Conservatrice Sylke (Ruben Willaert bvba) geeft een heldere uitleg over de verdere conservatie- en restauratiestappen.
18
Een niet-alledaagse vondst vereist een niet-alledaagse aanpak. Archeoloog Arnout (BAAC) legt de menselijke resten in de grafkelder bloot met veel geduld en doorzettingsvermogen.
Sfeerbeelden van de opgraving. De studenten van de opleiding archeologie aan de UGent stonden te popelen om mee te komen graven.
De individuele skeletten worden beschreven in een database. Op deze foto beschrijft archeoloog Ben (BAAC) de aanwezige skeletonderdelen met behulp van een skelettekening op de veldcomputer.
Ook in de archeologie wordt er ingezet op digitalisering. Alle sporen en graven worden met een RTS-toestel ingemeten op centimeternauwkeurigheid.
Bruggelingen en toeristen komen in groten getale naar het archeologisch spreekuur.
19
VREEMDE VOGELS EEN BLOEMLEZING UIT DE M USE ALE COLLEC TIE
Wandelen in de natuur is nog nooit zo populair geweest. Daar zit de wereldwijde gezondheidscrisis voor iets tussen. Vooral het kijken naar en herkennen van vogels vrolijkt menig natuurwandeling op. Maar, ook binnen in onze musea kun je aan ‘vogelspotting’ doen. Gewapend met een vogelgids kunnen veel vogels, zelfs die in 15e-eeuwse getijdenboekjes, geïdentificeerd worden. Een vogelgids als publiekstool – vreemd maar nuttig! —
Kristel Van Audenaeren
Antonius van Gavere (boekbinder), Getijdenboek, O.OTP0003.I © Stad Brugge, stadsfotograaf
20
Waarom worden dieren in de kunst afgebeeld? Aanvankelijk bevinden dieren zich vooral in de marge. Ze ondersteunen en versterken door hun symboliek het verhaal of het hoofdthema. Dan begint de visie op en daarmee ook de plaats van de dieren te evolueren. De verzelfstandiging van het stilleven en het landschap spelen een niet onbelangrijke rol in dit groter kunsthistorisch verhaal. Vanaf de 18e eeuw zorgt de grote natuurwetenschappelijke interesse voor classificatie en nauwkeurige identificatie van alles wat leeft en leefde. In dit artikel staan we even stil bij enkele markante en minder markante vogels in de collectie van Musea Brugge.
Vogels in de marge Menagerieën, en vogels in het bijzonder, schilderen of tekenen, is geen sinecure. In de marges van verluchte manuscripten wemelt het van de dieren. Ook vogels zijn er vaak te vinden. Het getijdenboekje uit O.L.V. ter Potterie uit de late 15e eeuw met een leren boekband van Antonius van Gavere heeft op bijna elke folio vogels in de marge. Alleen al op folio 46v-47r vinden we talrijke vogels terug. Naast de adelaar die verwijst naar Johannes de Evangelist, vinden we in de marge onderaan de linkerfolio een pauw terug. Onderaan de rechterfolio treffen we een blauwe bosfazant en een uil aan. Bovenaan links staat een koolmeesje, in de marge rechts bovenaan staat een keep en daaronder een putter. Getijdenboekjes zoals deze zijn erg klein, met een totale hoogte van 13,8 cm op een foliobreedte van 10 cm. Bedenk even hoe klein de vogeltjes in de marge dan wel niet geschilderd zijn! Fauna en flora vrolijkten de marges op en vulden de leegte in, waarmee de horror vacui verdween. Met groot oog voor detail zorgden de verluchters voor
parkiet is te klein in verhouding tot Maria, een volwassen parkiet meet algauw 40 centimeter. Het hoofdje is minder secuur weergegeven en de snavel is te lang en te smal in verhouding tot de vingers van het kind en zijn moeder. Over de parkiet en de kanunnik is al erg veel geschreven. Ik neem de halsbandparkiet hier even als voorbeeld om aan te tonen dat het natuurgetrouw weergeven van vogels een grote kunde en studie vereist en vaak als doel op zich kan worden beschouwd.
Halsbandparkiet, detail uit: Jan van Eyck, Madonna met kanunnik Joris van der Paele, 0000.GRO0161.I, olieverf op paneel, 1436 © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost
miniatuurtekeningen die toch zeer natuurgetrouw zijn. Dat de vogels nog steeds te identificeren zijn, getuigt daarvan. De opvulling van de marge is niet louter decoratief. Zo staat de pauw die net onder de calvarie is afgebeeld, daar niet toevallig. De pauw staat symbool voor de onsterfelijkheid en bovendien geloofden mensen dat het vlees van een pauw niet kon bederven, waardoor hij ook een symbool voor Christus in het graf werd. Of ik de halsbandparkiet van kanunnik Van der Paele al dan niet ging opnemen in dit artikel? De groene parkiet is zowat de bekendste vogel uit de collectie, dus hij kan in deze bloemlezing niet
ontbreken. De kleine groene schreeuwlelijk is een uitheemse vogel, een echte exoot. De parkiet komt uit Zuid-Azië en Centraal-Afrika. Al sinds de oudheid worden parkieten geïmporteerd. Ze werden door de Europese elite beschouwd als een statussymbool. Uiteraard werd het prestige van de kanunnik nog verhoogd door dit kleine groene wezen toe te voegen aan het schilderij. De virtuositeit van Jan van Ecyk staat buiten twijfel. Toch is de houding van de halsbandparkiet allesbehalve natuurgetrouw. Het diertje wordt op een onnatuurlijke manier vastgehouden. De arme vogel wordt vastgeklemd door het kind, alsof het een kat of hond betreft. De
Een studie voor engelen of toch gewoon natuurgetrouw? Vogels zijn beweeglijk. Met het toegenomen streven naar realisme vanaf de 15e eeuw worden steeds meer dieren opgenomen in schilderijen. In eerste instantie wil dit niet zeggen dat de kunstenaars de vogels naar realiteit schilderen. Ze maken vooral gebruik van opzettelijk gedode dieren, opgezette dieren of vogels op alcohol. Veel kunstenaars doen een beroep op modeltekeningen, kopiëren andermans werk of maken gebruik van middeleeuwse bes tiaria. Deze laatste zijn verluchte handschriften die naast echte dieren, planten en stenen allerlei fabeldieren en zelfs fabel achtige mensenrassen tonen. Alles in het bestiarium wordt gepresenteerd als echt. De kunstenaars gebruiken meestal een mengelmoes van voorgenoemde bronnen en de meeste zijn weinig natuurgetrouw. Rond 1500 neemt het realisme in de kunst met rasse schreden toe. Onder impuls van meesters zoals Jacopo de Barbari (ca. 1445-1516) en uiteraard Albrecht Dürer (1471-1528), die elkaar leren kennen in Nürnberg en elkaar beïnvloeden, wordt het tekenen van zelfstandige voorwerpen en dieren een kunst op zich. Ze worden zo realistisch mogelijk weergegeven, wat we bijvoorbeeld zien bij de bekende haas van Albrecht Dürer. Hoe fijn fauna en flora echter ook weergegeven worden vanaf de 16e eeuw, toch mogen we niet vergeten dat deze weergave een hoger doel dient. Fauna en flora blijven een spiegel van de schepping van God. De vleugels van een vogel worden gebruikt om de vleugels van 21
een engel eveneens zo ‘natuurgetrouw’ mogelijk te tekenen en te schilderen. Dieren worden in het algemeen gebruikt om een verhaal kracht bij te zetten door hun symbolische betekenis. In het 16e-eeuwse wandtapijt De ouderdom of De wolf uit de wandtapijtenreeks ‘Gombaut en Macée’ zien we nog steeds duidelijk hoe fauna en flora in de marge het verhaal van het wandtapijt ondersteunen en versterken. De serie vertelt het verhaal van het herderspaar Gombaut en Macée. We volgen het leven van de jonge herders tot aan Gombauts dood. De ouderdom of De wolf is het voorlaatste in een reeks van vermoedelijk negen wandtapijten. Op het wandtapijt sukkelt de oude Gombaut in een valkuil die is opgezet voor een wolf. Aan het einde van zijn leven heeft Gombaut twijfels over zijn huwelijk. De verwijzing naar de ouderdom is te vinden bij de uil in de linkerbenedenhoek, tevens symbool voor de wijsheid. De tekst op het wandtapijt geeft in niet mis te verstane bewoordingen aan dat Gombaut in een valkuil is getrapt: het huwelijk. Zo wijs
22
was dit dus niet... Een duidelijke verwijzing naar de dood is dan weer te vinden in de steltloper die net een paling heeft gevangen. In de 17e eeuw wordt meer en meer aandacht gegeven aan de verzelfstandiging van het stilleven. Wat daarvoor slechts letterlijk in de marge werd geschilderd, of dienst deed als achtergrond voor een religieus tafereel, komt nu naar de voorgrond. De dieren zijn dan niet meer aanwezig louter ter ondersteuning van het verhaal, maar worden het hoofdthema op zich. Het vogelstuk is in dit verhaal het meest relevante. Vogels worden vaak als jachttrofee geschilderd. Het Stilleven met vogels van Frans van Cuyck de Meyerhop uit de Groeningecollectie is hier een mooi voorbeeld van. Drie dode vogels, de grote roerdomp, een zangvogel en een kleinere waadvogel zijn zeer natuurgetrouw geschilderd. De vogels zijn opgehangen aan hun poten. Het vlees hangt te besterven. De omlijsting met de zwarte imitatielijst zorgt voor een trompe-l’oeil. De dode vogels herinneren aan de vergankelijkheid van het
leven – hun symbolische betekenis – , maar zijn vooral ook zeer fraai en gedetailleerd weergegeven. Frans van Cuyck de Myerhop specialiseerde zich in stillevens.
Classificeren en documenteren Zonder verder in te gaan op alle grote filosofische kwesties die zich in de 18e eeuw aandienen, is het wel van belang om te stellen dat de drang om kennis op een uiterst accurate en realistische manier te documenteren een belangrijke verwezenlijking is van de Verlichting. Een betere documentatie zal leiden tot een grotere kennis en een beter begrip van de wereld om ons heen. Bovendien zal dit de wetenschappelijke uitwisseling bevorderen. De symbolische betekenis van de afgebeelde dieren verliest zijn belang. De gedetailleerde weergave van alles wat is, wordt een doel op zich. De Brugse kunstenaar Pierre François Ledoulx maakt aquareltekeningen in opdracht van verzamelaars. Die verzamelden werkelijk alles in hun kabinetten. Bekend is bijvoorbeeld het Oosters album
“ Het natuurgetrouw
weergeven van vogels vereist een grote kunde en studie en kan als doel op zich worden beschouwd. ”
dat Ledoulx samen met zijn collega’s Jan Karel Verbrugge en Antoon Ignatius Steyaert maakte in opdracht van verzamelaar Joseph van Huerne. Niet alleen de eigen collectie porselein en lakwerk uit het kabinet van de verzamelaar stond model, Van Huerne stuurde de kunstenaars op pad om de collectie opmerkelijke exotica van andere verzamelaars ook op papier te zetten. Joseph van Huerne had een aanzienlijke bibliotheek en ging op zoek naar de betekenis van sommige afbeeldingen en noteerde deze zorgvuldig onderaan het blad. Het Oosters album bevat enkele afbeeldingen van vogels, die
Frans van Cuyck de Myerhop, Stilleven met vogels, 0000.GRO0299.I, olieverf op doek, 1640-1689 © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost
Detail uit: De wolf of De ouderdom, XVIII.1973.0001, wol en zijde, 1585-1625, © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost
23
Ledoulx creëerde op basis van voorbeelden op Chinees porselein of lakwerk. Het gaat dus niet altijd over realistische vogels. Op Chinees porselein worden vrij vaak vogels en andere dieren afgebeeld, soms realistisch, soms niet. Uiteraard gaat het hier dan altijd om voor ons uitheemse soorten die voorkomen in Azië. Naast het Oosters album, stelt Ledoulx met Verbrugge ook een album samen met curiosa uit de natuur. Dit album bevat een 90-tal aquarellen en werd eveneens in opdracht van de Brugse verzamelaar Joseph van Huerne uitgevoerd. De tekeningen zijn gemaakt tussen 1799 en 1828. In dit album komen naast schelpen, koralen, gordeldieren en andere curiosa ook enkele bijzondere vogels voor. De lepelaar die op deze aquareltekening is weergegeven, is volgens het opschrift gekopieerd naar een opgezet exemplaar in het Lyceum van Brugge. De witte lepelaar is duidelijk herkenbaar aan zijn lange, platte en aan het uiteinde lepelvormige snavel en zwarte poten. De snavel is nog eens extra weergegeven in detail op het blad. Dit artikel is een aanzet, een uitnodiging om verder op zoek te gaan in de collectie van Musea Brugge naar alle fauna en flora die ze rijk is, zowel online als in het museum zelf. Het artikel beperkt zich tot de schilder- en tekenkunst, met een zijsprong naar een wandtapijt, maar ook in de toegepaste kunsten zijn heel wat dieren en planten te vinden. Denk bijvoorbeeld aan de zeer fraaie zilveren schuttersgaaien in de collectie van verschillende schuttersgilden. Deze gaaien symboliseren de hoofdgaai, die bij een schieting wordt geschoten. De schuttersgaai die aan een breuk komt te hangen wordt gedragen door de koning. Deze wordt jaarlijks tijdens de koningsschieting gekroond. Hij is de beste schutter, degene die de gaai het meest heeft geschoten.
Pierre François Ledoulx, Aquareltekening van een lepelaar, 1973.GRO0028.II, 1799-1828, © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost
Beknopte bibliografie Inge Geysen, Guenevere Souffreau en Eva Tahon (red.), Brugge in 100 objecten, Ludion, Brussel, 2020 Matthias Depoorter, Vliegwerk: vogels in de kunst, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2015 Stafbekroning van de Sint-Sebastiaansgilde van Adinkerke, X.O.0033, 1785, © Stad Bruge, stadsfotograaf
24
DE ERFGOEDFABRIEK EEN NIEUWE TOEKOMST VOOR HET BEHOUD EN BEHEER VAN DE COLLEC TIE
Een belangrijke pijler binnen Musea Brugge betreft de zorg voor de collecties. Dat rijke patrimonium wordt momenteel bewaard op historische locaties in de binnenstad, die helaas niet groot genoeg zijn en vaak niet voldoen aan de hedendaagse normen van professioneel depotbeheer. Stad Brugge kocht na een lange zoektocht in 2017 een industrieel gebouw dat de naam ‘Erfgoedfabriek’ kreeg. Alle collecties, met uitzondering van de schilderijen, prenten en tekeningen die in BRUSK een onderkomen zullen vinden, kunnen er in de juiste bewaaromstandigheden worden samengebracht. Halfweg dit traject is het tijd voor een stand van zaken. —
Kristel Van Audenaeren en Nadia Vangampelaere
Een duurzaam project Vier locaties met bijna 50 kamers in de historische binnenstad. Dat is de depotsituatie vandaag. Met de Erfgoedfabriek gaan Musea Brugge en Raakvlak samen naar één locatie met een gecompartimenteerde, nieuwe depotinrichting. Op het vlak
van energiegebruik en veiligheid van de collecties betekent dit een enorme stap vooruit. Het industriële gebouw wordt omgevormd tot een ‘state-of-the-art’ depot. De opdracht voor het ontwerp van de renovatie werd gegund aan de architecten Claeys & Haelvoet, die eerder tekenden
voor het erfgoeddepot Potyze in Ieper. Zij ontwierpen een gebouw waarbij functionaliteit en het behoud van de collecties op het hoogste niveau staan. De werkzaamheden starten later dit jaar. Het gebouw wordt op alle mogelijke vlakken duurzamer. De isolatie van de volledige gebouwschil zal voor waarden zorgen die 30% beter zijn dan in de EPBwetgeving. De koppeling aan het warmtenet zorgt voor een extra groen accent in de verwarming van het gebouw. Koeling wordt voorzien door een warmtepomp, waarbij de elektriciteit, opgewekt uit de zonnepanelen, meteen in het gebouw wordt gebruikt. Een performante HVACinstallatie zal het stabiele binnenklimaat tijdens alle seizoenen regelen.
Architecturale visualisatie van de Erfgoedfabriek, © architecten Claeys & Haelvoet
25
Verpakte objecten, foto: Musea Brugge
Voor meerdere partners De Erfgoedfabriek wordt ook de nieuwe werkplek van Raakvlak. Naast het onroerend erfgoeddepot komen er ook kantoren, vergaderruimtes, een fotostudio, een schervenpuzzelruimte, een wasruimte voor archeologische vondsten én een educatieve ruimte. De Provincie West-Vlaanderen stelde bij de start van het project twee miljoen euro ter beschikking om van het depot ook een regionaal erfgoeddepot te maken. Collecties uit Brugge en het Brugse ommeland kunnen daardoor eveneens gebruik maken van de diensten in het nieuwe depot. Ten slotte zullen ook het kostuum atelier en het depot voor de kostuums van de Heilig Bloedprocessie en de Gouden Boomstoet een nieuwe plaats krijgen in de Erfgoedfabriek. Door het toevoegen van een grote luifel over de volledige lengte van de Erfgoedfabriek worden alle functies in één gebaar verenigd. Onder de luifel krijgen fietsenstallingen, een overdekt terras en een buitenberging een plaats. Hij zorgt bovendien voor zonnewering voor de personeelslokalen en biedt ook ruimte voor de technische installatie, waardoor binnen meer plaats overblijft voor de functie van het gebouw. Extra pluspunt: de technische 26
installatie is op die manier bereikbaar zonder dat iemand het depot moet betreden. Met oog voor een doordachte aanleg van de omgeving, wordt het formaat van het gebouw herleid tot menselijke schaal.
Een intense voorbereiding Bij Musea Brugge bereiden negen collega’s intussen een indrukwekkende verhuis voor van 50.000 objecten naar het nieuwe depot. Bij Raakvlak loopt een parallel traject. De verhuis zelf staat ingepland in 2023. De collecties die verhuizen zijn enorm gevarieerd, zowel op het vlak van materiaal als van dimensies. Zo komen er in de nieuwe locatie naast kleine of lichte voorwerpen zoals munten of strookjes kant, ook hele grote of zware stukken zoals stenen grafplaten of koetsen. Het zal dus niet verbazen dat deze verhuisbeweging veel planning vraagt. Een gerichte aanpak op stukniveau bij het inpakken is noodzakelijk om de risico’s op schade tijdens de verhuis te beperken. Omdat niet alle objecten al gedigitaliseerd zijn, wordt op dit vlak een inhaalbeweging gemaakt op basisniveau. Collega’s fotograferen, nummeren en meten de voorwerpen. Elk object wordt ontstoft
vooraleer het wordt ingepakt. Al het gebruikte inpakmateriaal is inert, wat nodig is voor de langere bewaring, zelfs tot na de definitieve plaatsing in de Erfgoedfabriek. Elke verpakking krijgt een nummer met een streepjescode. Dankzij het eenvoudig inscannen van het objectetiket in deze verpakking wordt vermeden dat deze stap handmatig moet gebeuren. Elke verpakking krijgt ook een kleurcode mee. Die geeft aan welke preventieve en curatieve behandeling tegen insectaantasting het materiaaltype in kwestie moet ondergaan. Bij het verschijnen van dit nummer, ongeveer een jaar na de opstart van het verhuisproces, staan ca. 12.000 objecten klaar voor vertrek. De grote stukken worden niet ingepakt, maar zullen bij de verhuis in herbruikbare verpakkingen worden verplaatst en vrij op een rek gezet worden in de nieuwe locatie. Verschillende objecten gingen ondertussen al langsheen de ‘registratiestraat’. Door alle objecten zorgvuldig te bekijken, worden sommige objecten herontdekt. Van fijn borduurwerk tot kleine miniatuurbeeldjes van parelmoer, alles gaat door de handen van de medewerkers. De inpakbeweging zorgt op deze manier meteen
voor een hernieuwde kennismaking met onze diverse collectie.
Een blik op de toekomst van de collecties in het depot In de Erfgoedfabriek zullen de meer kwetsbare materialen onderdak vinden in een vijftal geklimatiseerde ruimtes. De steencollectie en de keramische collecties van het onroerend erfgoeddepot van Raakvlak krijgen een apart depot, geïsoleerd en voorzien van een basisverwarming. Verder worden in het gebouw ook aparte ruimtes voorzien voor algemeen gebruik: een polyvalente kamer, een quarantaineruimte, een ruimte voor de opslag van verpakkingsmateriaal en een behandelkamer. Alle organische materialen die voor opslag aankomen in het depot, kunnen op die manier in eigen beheer eerst behandeld worden vooraleer een plek te krijgen in het depot. De collecties bepalen de inrichting van de depotruimtes. Hoewel zoveel als mogelijk ingezet wordt op het hergebruik van bestaande opslagsystemen, staat een optimale inrichting centraal. Daarbij wordt rekening gehouden met de noden van de collectie, de toekomstige aangroei en het gebruiksgemak van de opslagsystemen. In
het ontwerp voor de aanpassingen van het gebouw was er om die reden ook veel aandacht voor een ergonomisch gebruik van de locatie, met laadkades, grote binnenvolumes, brede gangen, hoge deuren… voor optimale aanlevering en beweging van de objecten in het gebouw. Het traject voor de inrichting is lopende. Op naar de eindmeet in de zomer van 2023!
Steven Kersse ontstoft een object voor het wordt ingepakt © Best Advice i.o.v. Musea Brugge
27
‘WAR LACE’ EN EEN VERSIERDE MEELZ AK
Vorig jaar ontving het Kantcentrum & -museum een schenking van enkele waardevolle stukken ‘War Lace’, afkomstig uit de successie van de kleinzoon van een zekere Fernand Baetens die tijdens WO I hoofd was van de ‘Commission for Relief in Belgium’. Even later kwam daar nog een geborduurde bloemzak bij, eveneens van dezelfde schenker. Dat vroeg om enig onderzoek. —
Rudy De Nolf Collectiebeheerder Kantcentrum & -museum
Na de Duitse inval in 1914 hadden de Belgische kantwerksters het erg moeilijk. In Brugge en omgeving werden op slag meer dan vijfduizend kantwerksters zo goed als werkloos. Bovendien had de Duitse bezetter alle voorraden aan vlasgaren in beslag genomen. Handelaars verkochten hun nog bewaarde voorraden aan woekerprijzen, die de waarde van de afgewerkte kantstukken benaderden. Die situatie was op den duur onleefbaar voor de noodlijdende kantwerksters.
Noodhulp Er kwam hulp vanuit de (toen nog neutrale) Verenigde Staten. Onder leiding van Herbert Hoover, de latere president, werd
in oktober 1914 in Londen namelijk de ‘Commission for Relief in Belgium’ (C.R.B.) in het leven geroepen. Via Engeland en (het eveneens neutrale) Nederland kwamen grote hoeveelheden voedsel en goederen, waaronder ook draad om kant te maken, naar België. Er werd een nationaal Kantcomité opgericht dat de kantwerken die gerealiseerd werden, verkocht in binnen- en buitenland. Met de opbrengst kon voedselhulp georganiseerd worden en kregen de kantwerksters een (klein) loon. Naast de traditionele kanten stroken, zakdoekjes, tafelkleedjes, manchettes en kraagjes werd ook een heel specifiek soort oorlogskant vervaardigd met motieven die anders niet voorkomen in kant:
Wapenschild en devies van België, naald- en kloskant, 42 x 68 cm, collectie Kantmuseum Brugge
28
wapenschilden en spreuken, landensymbolen voorgesteld door dieren, zoals de beer voor Rusland, de haan voor Frankrijk, de eenhoorn voor Engeland, de leeuw voor België, de adelaar voor Amerika. Ook portretten van koning Albert en koningin Elisabeth werden vaak in naaldkanten medaillons als sierelementen gebruikt. Tenslotte zijn ook de jaartallen 1914 en 1918 te vinden of komen af en toe teksten of woorden zoals ‘peace’ voor.
Eendracht maakt macht De twee kantstukken uit de schenking bleken overduidelijk oorlogskant te zijn. Het ene vierkante stuk toont de wapenschilden van de negen Belgische provincies en is helemaal in erg delicate Mechelse kant uitgevoerd. In de collectie van het Smithsonian’s National Museum of American History in Washington bevindt zich een identiek stuk, weliswaar met een boord in Parijse kant. Het tweede, rechthoekige stuk bevat centraal het wapenschild van België, de spreuk ‘L’union fait la force’ en een band met het jaartal 1914. De hoge kwaliteit en de grote afmetingen van de stukken doen ons vermoeden dat dit kanten zijn die Fernand Baetens uit hoofde van zijn ambt (vanaf 1917 is hij directeur van de C.R.B. in België) als dank en waardering had gekregen of die hij zelf, als steun, had gekocht. Toen enkele weken later het postpakketje met een geborduurde meelzak arriveerde, was het plaatje compleet. Tussen 1914 en 1919 verscheepte de C.R.B. duizenden ton bloem naar België. Deze bloem was verpakt in katoenen zakken, meestal voorzien van een tekst (‘America’s/Canada’s gift’) of het logo van de maalderij waar het meel vandaan kwam. De C.R.B. controleerde heel zorgvuldig de verdeling van deze zakken in België, vooral omdat de Duitsers erg geïnteresseerd waren in de (lege)
Wapenschilden van de negen Belgische provincies, Mechelse kant, 57 x 57 cm, collectie Kantmuseum Brugge
katoenen verpakkingen om ze voor oorlogsdoeleinden te gebruiken. De zakken werden verdeeld over naaiateliers, kloosterscholen en ambachtslui om er kledij, kussens, tassen en andere gebruiksvoorwerpen van te maken. Heel wat vrouwen borduurden over het logo en de merknaam van het meel, boodschappen van dankbaarheid
tegenover de Amerikanen: de Belgische en de Amerikaanse vlag en kleuren, de Belgische leeuw, de Amerikaanse adelaar. De versierde bloemzakken werden verspreid over winkels en organisaties in België, het Verenigd Koninkrijk en de VS om geld op te halen voor voedselhulp of hulp aan krijgsgevangenen. Sommige van
Links: Bloemzak met borduursel, katoen en zijde, 90 x 40 cm, collectie Kantmuseum Brugge Rechts: Flori Van Acker, Wikkel met certificaat voor Brugse oorlogskant, collectie Kantmuseum Brugge
deze versierde zakken kwamen terecht bij leden van de C.R.B. (en zo dus waarschijnlijk ook bij ‘onze’ Fernand Baetens) in België als dank voor hun inspanningen bij het helpen van de Belgische bevolking. Het Hoover Presidential Library-Museum in Iowa (VS) bezit de grootste verzameling van dergelijke versierde bloemzakken uit WO I. In deze Amerikaanse collectie vonden we een aan de onze verwante meelzak met als tekst: ‘With Deepest Gratitude From Cappelle Au Bois The Ruined Village’. Vanuit de Heemkundige Kring van Kapellen op den Bos werd ons meegedeeld dat het dorp in 1914, bij een wraakactie van de Duitsers, grotendeels vernield werd. We veronderstellen dus dat deze versierde meelzakken dienden als bedanking voor de hulp of als fundraising bij de heropbouw van het dorp. Deze praktijk wordt beschreven in het oorlogsdagboek van Virginie Loveling: ‘Vrijdag 21 mei ‘15. In vele steden zijn de Belgische dames bezig met het borduren van de zakjes, welke Amerika hier menschlievend zond met bloem gevuld. Alle zullen als bewijs van dankbaarheid teruggestuurd worden. Niet alleen dames, maar schilders van talent en versierders van stoffen boden belangloos hun hulp aan. Er zullen echte kunstwerkjes onder wezen.’ Deze twee kantstukken en de geborduurde bloemzak zijn uitzonderlijke getuigen van ons kant- en oorlogsverleden. Op dit moment worden deze merkwaardige stukken, samen met enkele andere oorlogskanten uit de eigen collectie, gepresenteerd in een thematentoonstelling in het Brugse Kantcentrum en -museum. Ook de speciale wikkel voor de export van kant naar het hulpverlenende Engeland is er te zien. Ze werd ontworpen door Flori Van Acker, Brugs kunstschilder en directeur van de Brugse Academie. Hierop staat onder de afbeelding van een Brugse kantwerkster: ‘England’s help to the lace workers of Bruges’. Onder het zegel van de Stad Brugge bevindt zich de handtekening van de toenmalige burgemeester, graaf Visart de Bocarmé.
29
KALENDER: EXPO’S Sanam Khatibi
Courtesy of the artist and rodolphe janssen, Brussel. © HV studio, Brussel
Triënnale Brugge 2021
© Triënnale Brugge 2021, Matthias Desmet, Labor, Mexico; Luciana Brito Galeria, São Paulo; Albarrán Bourdais, Madrid
Aan de hand van een tiental schilderijen dompelt Sanam Khatibi de toeschouwer onder in een bevreemdende wereld met kleurrijke fauna en flora. Mens en dier ontmoeten elkaar in een sensueel spel van macht, geweld en destructie, triomf en verlies, angst en verlangen. Gele en (licht) groene tonaliteiten kleuren het verhaal dat de tentoonstelling vertelt.
Tijdens de derde editie van Triënnale Brugge zijn installaties te zien van dertien nationale en internationale kunstenaars en architecten op verschillende locaties. Thema dit keer is TraumA. Triënnale Brugge 2021 gaat op zoek naar het verborgene en balanceert tussen droom en realiteit, privé en publiek. In de tuin van het Gezellehuis is een installatie te zien van Héctor Zamora. O.L.V. ter Potterie is het decor voor werk van Laura Splan.
Tot 03/10/2021
Triënnale Brugge is een organisatie van Brugge Plus vzw, Musea Brugge, Kenniscentrum vzw en Cultuurcentrum Brugge in opdracht van de Stad Brugge.
Groeningemuseum
Tot 24/10/2021 Verschillende locaties in Brugge
Strook
© Strook.eu
De Belgische kunstenaar Stefaan De Croock alias Strook kent nationaal en internationaal heel wat bijval. Zijn werk bestaat uit gelaagde collages, sculpturen, installaties en schilderijen. Het centrale thema van zijn oeuvre kan worden teruggebracht naar ‘tijd’. In het kader van Mind the Artist gaat hij op zoek naar gepatineerde materialen in en rond enkele erfgoedlocaties in Brugge. Het rijke historische verleden van de stad vormt de basis voor enkele nieuwe installaties en kunstwerken. 30/10/2021 tot 06/03/2021 Verschillende locaties Musea Brugge
30
Line Bogaerts
© Line Boogaerts
Voor deze expo creëert Line Bogaerts een nieuw in situ-werk. Haar projecten ontwikkelen zich vanuit tijdelijke tekeningen die zij op vensters maakt. Ze past dit concept ook toe in het Arentshuis. Line creëert vensters. Ze maakt een uitzicht op de werkelijkheid achter de werkelijkheid, een ‘mise-en-abyme’. 10/12/2021 tot 13/03/2022 Arentshuis
Tille Pepermans
© Tille Pepermans
De jonge kunstenares Tille Pepermans ontwerpt nieuwe (muur)tekeningen voor deze expo in het Arentshuis. Pepermans laat zich daarvoor inspireren door werken uit de verzameling van Musea Brugge. Ze neemt de kijker mee in een surrealistische wereld. Haar werk is uiterst gedetailleerd. Ervaar zelf deze bijzondere, visuele ontdekkingsreis. 24/09/2021 tot 21/11/2021 Arentshuis
ACTIVITEITEN Take-over MOOOV – Videofestival
Podcastreeks ‘Drieluik. Eén kunstwerk, drie auteurs’
© www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens
MOOOV sluit haar take-over af samen met Argos, het Brusselse centrum voor audiovisuele kunst, en met drie collectieven die werken rond videokunst: Black Speaks Back, Collectif Faire-Part en Subversive Films. Ze palmen elk één dag de site van het Sint-Janshospitaal in en transformeren die tot een echte festivalplek. De collectieven nodigen je uit voor lezingen, installaties, performances en debatten. Op de laatste dag is een gezamenlijk programma gepland.
Dit jaar start Musea Brugge met de podcastreeks ‘Drieluik’ (NL/FR). Elk jaar schrijven drie auteurs een kortverhaal, geïnspireerd op de collectie van Musea Brugge. In 2021 is de pen in handen van Fikry El Azzouzi, Bart Moeyaert en Lara Taveirne. Zij baseren zich op het iconische topstuk Secret-Reflet van Fernand Khnopff en spreken hun verhalen zelf in. Beluister ze op je audiospeler of smartphone in het Groeningemuseum of gewoon thuis op de bank.
23 tot 26/09/2021 Site Sint-Janshospitaal
An evening with … Delphine Lecompte
©Alex Vanhee
In de slipstream van het festival Mind the Artist presenteert Musea Brugge ‘An Evening With…’. Drie gasten worden uitgenodigd op drie avonden voor een gesprek op het scherp van de snee. Ze gaan in dialoog met het publiek over de thema’s die hen tijdens dat ene intieme moment met elkaar verbinden. Op 9 december is onze museumdichter Delphine Lecompte te gast. We lanceren dan ook een podcast met de museumgedichten, ingelezen door Delphine Lecompte. 09/12/2021, 20.00 uur
Vanaf 26/11/2021
Groeningemuseum
Groeningemuseum of online
Reserveren verplicht via www.museabrugge.be/tickets
Midwinterfeest
ACTIVITEITEN VOOR FAMILIES KRIKRAK
Bakpiet zoekt hulp
© Marc De Prins
© Sarah Bauwens, Musea Brugge
Het Midwinterfeest brengt voor de 19e keer een warme kerstsfeer naar de Sint-Annawijk. Een kerstmarkt met ambachtelijke producten vult de Balstraat. Opwarmen kun je in het Volkskundemuseum, waar de museumherberg uitnodigend wacht. Het Kantcentrum en het Adornesdomein zetten de deuren open met een expo, demonstraties, workshops en kerstliederen. 12/12/2021
Op 6 en 7 november 2021 zijn kinderen aan zet tijdens het KRIKRAK-festival, ook bij Musea Brugge. Je leert het Groeningemuseum kennen tijdens een kleurrijke verhalen wandeling. In het Gruuthusemuseum hoor je het verhaal van koningin Emma van Engeland. Tijdens de workshop ‘Prenten en prentjes’ ga je er ook zelf aan de slag en ontdek je de magie van de drukkunst. De Vriendenzaal van het Groeningemuseum wordt omgetoverd tot ‘Museum-Speel-Kaffee’. Terwijl jij je laat inspireren, genieten je (groot)ouders van een lekkere kop koffie.
11.00 tot 18.00 uur Volkskundemuseum en Balstraat
6 december is Sinterklaasavond. Help jij Bakpiet om alle schoentjes gevuld te krijgen met wat lekkers? Maak zelf speculaas, én beschilder houten klompjes om op Sinterklaasavond bij de haard te zetten. En, de Sint komt zelf ook langs. (Groot-)ouders kunnen ondertussen het museum bezoeken. 28/11/2021, 13.30 tot 15.00 uur Volkskundemuseum
06 en 07/11/2021
Reserveren verplicht via
Groeningemuseum en Gruuthusemuseum
www.museabrugge.be/tickets
Reserveren via krikrak.be
31
TAKE-OVER CONCERTGEBOUW
Pluto Ensemble & Stevie Wishart Voicing the Dawn
Voor alle activiteiten: reserveren verplicht via www.museabrugge.be/tickets © Sarah Bauwens, Musea Brugge
Stevie Wishart integreert Gezelles eigen woorden in Murmurations II, genoemd naar de imposante zwermende beweging van een groep vogels. Voicing the Dawn analyseert en herinterpreteert het ochtendlijke vogelkoor. Clément Janequins beeldende Chant des oiseaux biedt een 16e-eeuws antwoord.
19/09/2021, 07.00, 08.45 en 10.30 uur Gezellehuis (tuin) © Lore Feryn
Colofon MB, Musea Brugge Magazine,
Redactie MB 3–2021:
verschijnt driemaandelijks en is
Rudy De Nolf, Sigrid Devisch,
een uitgave van de vzw Vrienden
Michel Dewilde, Inge Geysen,
Eindredactie MB 3–2021:
T 050 44 87 43
van de Stedelijke Musea in Brugge
Sibylla Goegebuer, Caroline
Sigrid Devisch en Inge Geysen
F 050 44 87 78
Coördinatie: Sibylla Goegebuer
Dijver 12, 8000 Brugge
Landsheere, Frederik Roelens, Verantwoordelijke uitgever:
Kristel Van Audenaeren,
Gwijde Steel, p/a Dijver 12,
Nadia Vangampelaere,
8000 Brugge
Laurence Van Kerkhoven
Musea Brugge
www.museabrugge.be Vormgeving: Cedric Verhelst
musea@brugge.be
Bijzondere Begunstigers
Backcover: Frans van Cuyck de Myerhop, Stilleven met vogels, 1640-1689 © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost
Ensemble Polyharmonique Benedicta es…
Servir Antico Memlings Apocalyps
© Evy Ottermans
Ula Sickle RELAY
© Almuth Habacher
Een programma geïnspireerd door
1479, het jaar waarin Hans Memling zijn enig-
In een zes uur durende installatie waar het
Michelangelo’s meesterlijke Brugse sculptuur.
matische altaar voor het Sint-Janshospitaal
publiek op elk moment in of uit kan stappen
Ensemble Polyharmonique zet Maria cen-
afleverde, luidde een nieuwe tijd in.
volgen de performers elkaar op, alleen zwaai-
traal in de renaissancemotetten van Adrian
Geïnspireerd door de figuren op het altaar-
end met een zwarte vlag. Deze simpele daad
Willaert en Josquin des Prez, en met het
stuk zoeken Catalina Vicens en haar ensem-
is niet alleen een symbool van voortdurend
Magnificat van Arvo Pärt. Drie expressieve
ble Servir Antico naar alternatieve perspec-
verzet, maar zorgt met zijn traagheid ook
zettingen van de tekst Infelix ego van de con-
tieven in oude en nieuwe muziek, tekst en
voor een andere tijdsbeleving.
troversiële Dominicaanse monnik Savonarola
symbolen.
vormen een donkere tegenhanger.
28/10/2021, 20.00 uur Sint-Janshospitaal
01/10/2021, 20.00 uur O.L.V.-kerk
05/12/2021, 15.00 tot 20.15 uur Stadhuis (gotische zaal)
Gruuthuse zingt Gruuthuse Daan Vandewalle, Stéphane Ginsburgh & Revue Blanche Scriabin. Prométhée
© Lucas Denuwelaere
© Stéphanie Ginsburgh
Arne Deforce Giacinto Scelsi
© Lucas Denuwelaere
Den Haag, KB, 79 K 10
Alexander Scriabin schreef zijn ‘vuurgedicht’
Giacinto Scelsi beschrijft in zijn Trilogia, i tre
Muzikanten Thomas Baeté en Wim Maeseele,
Prométhée voor orkest, koor en lichtorgel.
stadi dell’uomo de drie stadia in een mensen
en woordkunstenaar Marieke De Maré duiken
Daan Vandewalle en Stéphane Ginsburgh
leven en haalt hiervoor alle mogelijke ver-
samen met een groep muziekliefhebbers in
verwerken het tot een bijzonder arrangement
schijningsvormen van toon en klank boven.
het Gruuthusehandschrift. Deze poëzie- en
voor twee piano’s. Revue Blanche antwoordt
De aanvankelijke muzikale energie mondt uit
liederenbundel, in Brugge samengesteld
met symbolistisch repertoire uit diezelfde
in een melodieuze en beheerste schriftuur om
rond 1400, bevat smachtende liefdesliederen,
tijd. Dit gebeurt in het Groeningemuseum
uiteindelijk plaats te ruimen voor een broos
verheven gebeden en platte kluchten. Tijdens
naast het monumentale werk van symbolist
gevoel van aanvaarding. Een kunstenaar ver-
een vijftal sessies oefenen de amateurzangers
Jean Delville, de illustrator van Scriabins
beeldt Scelsi’s veelzijdige klankenrijkdom.
enkele liederen in. Ze laten deze opnieuw in
partituurcover.
20/10/2021, 20.00 uur Groeningemuseum
Brugge weerklinken tijdens een toonmoment.
25/11/2021, 20.00 uur Sint-Janshospitaal (zolder)
12 december 2021 Gruuthusemuseum