9 minute read

Vreemde vogels

Next Article
Tille Pepermans

Tille Pepermans

EEN BLOEMLEZING UIT DE MUSEALE COLLECTIE

Wandelen in de natuur is nog nooit zo populair geweest. Daar zit de wereldwijde gezondheidscrisis voor iets tussen. Vooral het kijken naar en herkennen van vogels vrolijkt menig natuurwandeling op. Maar, ook binnen in onze musea kun je aan ‘vogelspotting’ doen. Gewapend met een vogelgids kunnen veel vogels, zelfs die in 15e-eeuwse getijdenboekjes, geïdentificeerd worden. Een vogelgids als publiekstool – vreemd maar nuttig!

Advertisement

— Kristel Van Audenaeren Waarom worden dieren in de kunst afgebeeld? Aanvankelijk bevinden dieren zich vooral in de marge. Ze ondersteunen en versterken door hun symboliek het verhaal of het hoofdthema. Dan begint de visie op en daarmee ook de plaats van de dieren te evolueren. De verzelfstandiging van het stilleven en het landschap spelen een niet onbelangrijke rol in dit groter kunsthistorisch verhaal. Vanaf de 18e eeuw zorgt de grote natuurwetenschappelijke interesse voor classificatie en nauwkeurige identificatie van alles wat leeft en leefde. In dit artikel staan we even stil bij enkele markante en minder markante vogels in de collectie van Musea Brugge.

Vogels in de marge

Menagerieën, en vogels in het bijzonder, schilderen of tekenen, is geen sinecure. In de marges van verluchte manuscripten wemelt het van de dieren. Ook vogels zijn er vaak te vinden.

Het getijdenboekje uit O.L.V. ter Potterie uit de late 15e eeuw met een leren boekband van Antonius van Gavere heeft op bijna elke folio vogels in de marge. Alleen al op folio 46v-47r vinden we talrijke vogels terug. Naast de adelaar die verwijst naar Johannes de Evangelist, vinden we in de marge onderaan de linkerfolio een pauw terug. Onderaan de rechterfolio treffen we een blauwe bosfazant en een uil aan. Bovenaan links staat een koolmeesje, in de marge rechts bovenaan staat een keep en daaronder een putter.

Getijdenboekjes zoals deze zijn erg klein, met een totale hoogte van 13,8 cm op een foliobreedte van 10 cm. Bedenk even hoe klein de vogeltjes in de marge dan wel niet geschilderd zijn!

Fauna en flora vrolijkten de marges op en vulden de leegte in, waarmee de horror vacui verdween. Met groot oog voor detail zorgden de verluchters voor

Halsbandparkiet, detail uit: Jan van Eyck, Madonna met kanunnik Joris van der Paele, 0000.GRO0161.I, olieverf op paneel, 1436 © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost

miniatuurtekeningen die toch zeer natuurgetrouw zijn. Dat de vogels nog steeds te identificeren zijn, getuigt daarvan. De opvulling van de marge is niet louter decoratief. Zo staat de pauw die net onder de calvarie is afgebeeld, daar niet toevallig. De pauw staat symbool voor de onsterfelijkheid en bovendien geloofden mensen dat het vlees van een pauw niet kon bederven, waardoor hij ook een symbool voor Christus in het graf werd.

Of ik de halsbandparkiet van kanunnik Van der Paele al dan niet ging opnemen in dit artikel? De groene parkiet is zowat de bekendste vogel uit de collectie, dus hij kan in deze bloemlezing niet ontbreken. De kleine groene schreeuwlelijk is een uitheemse vogel, een echte exoot. De parkiet komt uit Zuid-Azië en Centraal-Afrika. Al sinds de oudheid worden parkieten geïmporteerd. Ze werden door de Europese elite beschouwd als een statussymbool. Uiteraard werd het prestige van de kanunnik nog verhoogd door dit kleine groene wezen toe te voegen aan het schilderij. De virtuositeit van Jan van Ecyk staat buiten twijfel. Toch is de houding van de halsbandparkiet allesbehalve natuurgetrouw. Het diertje wordt op een onnatuurlijke manier vastgehouden. De arme vogel wordt vastgeklemd door het kind, alsof het een kat of hond betreft. De parkiet is te klein in verhouding tot Maria, een volwassen parkiet meet algauw 40 centimeter. Het hoofdje is minder secuur weergegeven en de snavel is te lang en te smal in verhouding tot de vingers van het kind en zijn moeder.

Over de parkiet en de kanunnik is al erg veel geschreven. Ik neem de halsbandparkiet hier even als voorbeeld om aan te tonen dat het natuurgetrouw weergeven van vogels een grote kunde en studie vereist en vaak als doel op zich kan worden beschouwd.

Een studie voor engelen of toch gewoon natuurgetrouw?

Vogels zijn beweeglijk. Met het toegenomen streven naar realisme vanaf de 15e eeuw worden steeds meer dieren opgenomen in schilderijen. In eerste instantie wil dit niet zeggen dat de kunstenaars de vogels naar realiteit schilderen. Ze maken vooral gebruik van opzettelijk gedode dieren, opgezette dieren of vogels op alcohol. Veel kunstenaars doen een beroep op modeltekeningen, kopiëren andermans werk of maken gebruik van middeleeuwse bestiaria. Deze laatste zijn verluchte handschriften die naast echte dieren, planten en stenen allerlei fabeldieren en zelfs fabelachtige mensenrassen tonen. Alles in het bestiarium wordt gepresenteerd als echt. De kunstenaars gebruiken meestal een mengelmoes van voorgenoemde bronnen en de meeste zijn weinig natuurgetrouw.

Rond 1500 neemt het realisme in de kunst met rasse schreden toe. Onder impuls van meesters zoals Jacopo de Barbari (ca. 1445-1516) en uiteraard Albrecht Dürer (1471-1528), die elkaar leren kennen in Nürnberg en elkaar beïnvloeden, wordt het tekenen van zelfstandige voorwerpen en dieren een kunst op zich. Ze worden zo realistisch mogelijk weergegeven, wat we bijvoorbeeld zien bij de bekende haas van Albrecht Dürer. Hoe fijn fauna en flora echter ook weergegeven worden vanaf de 16e eeuw, toch mogen we niet vergeten dat deze weergave een hoger doel dient. Fauna en flora blijven een spiegel van de schepping van God. De vleugels van een vogel worden gebruikt om de vleugels van

een engel eveneens zo ‘natuurgetrouw’ mogelijk te tekenen en te schilderen. Dieren worden in het algemeen gebruikt om een verhaal kracht bij te zetten door hun symbolische betekenis.

In het 16e-eeuwse wandtapijt De ouderdom of De wolf uit de wandtapijtenreeks ‘Gombaut en Macée’ zien we nog steeds duidelijk hoe fauna en flora in de marge het verhaal van het wandtapijt ondersteunen en versterken. De serie vertelt het verhaal van het herderspaar Gombaut en Macée. We volgen het leven van de jonge herders tot aan Gombauts dood. De ouderdom of De wolf is het voorlaatste in een reeks van vermoedelijk negen wandtapijten. Op het wandtapijt sukkelt de oude Gombaut in een valkuil die is opgezet voor een wolf. Aan het einde van zijn leven heeft Gombaut twijfels over zijn huwelijk. De verwijzing naar de ouderdom is te vinden bij de uil in de linkerbenedenhoek, tevens symbool voor de wijsheid. De tekst op het wandtapijt geeft in niet mis te verstane bewoordingen aan dat Gombaut in een valkuil is getrapt: het huwelijk. Zo wijs was dit dus niet... Een duidelijke verwijzing naar de dood is dan weer te vinden in de steltloper die net een paling heeft gevangen.

In de 17e eeuw wordt meer en meer aandacht gegeven aan de verzelfstandiging van het stilleven. Wat daarvoor slechts letterlijk in de marge werd geschilderd, of dienst deed als achtergrond voor een religieus tafereel, komt nu naar de voorgrond. De dieren zijn dan niet meer aanwezig louter ter ondersteuning van het verhaal, maar worden het hoofdthema op zich. Het vogelstuk is in dit verhaal het meest relevante. Vogels worden vaak als jachttrofee geschilderd. Het Stilleven met vogels van Frans van Cuyck de Meyerhop uit de Groeningecollectie is hier een mooi voorbeeld van. Drie dode vogels, de grote roerdomp, een zangvogel en een kleinere waadvogel zijn zeer natuurgetrouw geschilderd. De vogels zijn opgehangen aan hun poten. Het vlees hangt te besterven. De omlijsting met de zwarte imitatielijst zorgt voor een trompe-l’oeil. De dode vogels herinneren aan de vergankelijkheid van het leven – hun symbolische betekenis – , maar zijn vooral ook zeer fraai en gedetailleerd weergegeven. Frans van Cuyck de Myerhop specialiseerde zich in stillevens.

Classificeren en documenteren

Zonder verder in te gaan op alle grote filosofische kwesties die zich in de 18e eeuw aandienen, is het wel van belang om te stellen dat de drang om kennis op een uiterst accurate en realistische manier te documenteren een belangrijke verwezenlijking is van de Verlichting. Een betere documentatie zal leiden tot een grotere kennis en een beter begrip van de wereld om ons heen. Bovendien zal dit de wetenschappelijke uitwisseling bevorderen. De symbolische betekenis van de afgebeelde dieren verliest zijn belang. De gedetailleerde weergave van alles wat is, wordt een doel op zich.

De Brugse kunstenaar Pierre François Ledoulx maakt aquareltekeningen in opdracht van verzamelaars. Die verzamelden werkelijk alles in hun kabinetten. Bekend is bijvoorbeeld het Oosters album

“ Het natuurgetrouw weergeven van vogels vereist een grote kunde en studie en kan als doel op zich worden beschouwd. ”

dat Ledoulx samen met zijn collega’s Jan Karel Verbrugge en Antoon Ignatius Steyaert maakte in opdracht van verzamelaar Joseph van Huerne. Niet alleen de eigen collectie porselein en lakwerk uit het kabinet van de verzamelaar stond model, Van Huerne stuurde de kunstenaars op pad om de collectie opmerkelijke exotica van andere verzamelaars ook op papier te zetten. Joseph van Huerne had een aanzienlijke bibliotheek en ging op zoek naar de betekenis van sommige afbeeldingen en noteerde deze zorgvuldig onderaan het blad. Het Oosters album bevat enkele afbeeldingen van vogels, die

Frans van Cuyck de Myerhop, Stilleven met vogels, 0000.GRO0299.I, olieverf op doek, 1640-1689 © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost

Ledoulx creëerde op basis van voorbeelden op Chinees porselein of lakwerk. Het gaat dus niet altijd over realistische vogels. Op Chinees porselein worden vrij vaak vogels en andere dieren afgebeeld, soms realistisch, soms niet. Uiteraard gaat het hier dan altijd om voor ons uitheemse soorten die voorkomen in Azië.

Naast het Oosters album, stelt Ledoulx met Verbrugge ook een album samen met curiosa uit de natuur. Dit album bevat een 90-tal aquarellen en werd eveneens in opdracht van de Brugse verzamelaar Joseph van Huerne uitgevoerd. De tekeningen zijn gemaakt tussen 1799 en 1828. In dit album komen naast schelpen, koralen, gordeldieren en andere curiosa ook enkele bijzondere vogels voor. De lepelaar die op deze aquareltekening is weergegeven, is volgens het opschrift gekopieerd naar een opgezet exemplaar in het Lyceum van Brugge. De witte lepelaar is duidelijk herkenbaar aan zijn lange, platte en aan het uiteinde lepelvormige snavel en zwarte poten. De snavel is nog eens extra weergegeven in detail op het blad.

Dit artikel is een aanzet, een uitnodiging om verder op zoek te gaan in de collectie van Musea Brugge naar alle fauna en flora die ze rijk is, zowel online als in het museum zelf. Het artikel beperkt zich tot de schilder- en tekenkunst, met een zijsprong naar een wandtapijt, maar ook in de toegepaste kunsten zijn heel wat dieren en planten te vinden. Denk bijvoorbeeld aan de zeer fraaie zilveren schuttersgaaien in de collectie van verschillende schuttersgilden. Deze gaaien symboliseren de hoofdgaai, die bij een schieting wordt geschoten. De schuttersgaai die aan een breuk komt te hangen wordt gedragen door de koning. Deze wordt jaarlijks tijdens de koningsschieting gekroond. Hij is de beste schutter, degene die de gaai het meest heeft geschoten.

Beknopte bibliografie

Inge Geysen, Guenevere Souffreau en Eva Tahon (red.), Brugge in 100 objecten, Ludion, Brussel, 2020 Matthias Depoorter, Vliegwerk: vogels in de kunst, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2015

Pierre François Ledoulx, Aquareltekening van een lepelaar, 1973.GRO0028.II, 1799-1828, © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost

This article is from: