9 minute read

Nieuwe aanwinsten

EEN TEKENING VAN SUVÉE EN EEN SCHILDERIJ VAN DUCQ

Musea Brugge blijft het aanbod op de internationale kunstmarkt actief opvolgen en – waar mogelijk – onderhandelingen voeren met galeriehouders. Zo kon Brugge haar kerncollectie neoclassicisme recent opnieuw verrijken, dit keer met een tekening van Joseph-Benoît Suvée en een sfeervol schilderij van Joseph-François Ducq. Beide kunstwerken zijn in Frankrijk aangekocht bij galerie Michel Descours. Een mooie aanvulling op ons kunstpatrimonium.

Advertisement

— Laurence Van Kerkhoven

Augustinus Van den Berghe, Heilige Sebastiaan, 1780-1790, olieverf op doek, 193 × 129,5 cm © www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens Een ongewone tekening van Suvée

In het Prentenkabinet van Musea Brugge worden verschillende tekeningen van Joseph-Benoît Suvée (Brugge, 1743 – Rome, 1807) bewaard. Het grootste deel van dit fonds bestaat uit academische naaktstudies en tekeningen naar de natuur in zwart of rood krijt. De staande, zittende of liggende naakten dateren uit de jaren 1760 en bieden een blik op zijn tekenpraktijk als student aan de Brugse en Parijse academies. Suvées landschapstekeningen stammen uit de jaren 1770 toen hij in Rome verbleef als pensionaire van de Académie de France. Dit laatste ensemble is echter onevenwichtig van kwaliteit en niet altijd even gemakkelijk te classificeren. Zo hebben de Franse kunsthistorici Anne Leclair en Sophie Join-Lambert enkele Italiaanse tekeningen die op naam van Suvée stonden nu aan andere kunstenaars toegeschreven. In de beredeneerde oeuvrecatalogus van Suvée hebben ze ook aangetoond dat sommige bladen uit het Brugse Prentenkabinet eigenlijk door de Brugse kunstenaar gekopieerd zijn naar werk van Jacques Valcke of François-André Vincent. In de tekeningen zien we duidelijk hoe Suvée tijdens de eerste jaren van zijn Romeins studieverblijf nog zoekende is naar een eigen stijl.

De nieuw aangekochte tekening van de heilige Sebastiaan is een geval apart. Allereerst is het blad linksonder gesigneerd en gedateerd: ‘J. B. Suvée f.1774’, wat de tekening een bijzondere kunsthistorische ijkwaarde verleent. De meeste Italiaanse tekeningen van Suvée zijn immers niet gedateerd, waardoor het niet altijd evident is om de chronologie te reconstrueren. Opvallend is ook de gebruikte techniek van deze pentekening in (gewassen) bruine inkt met witte hoogsels in gouache die Suvée hier perfect weet toe te passen. In tegenstelling tot zijn meeste andere

“De kunstenaar sculpteert zijn personages als het ware met licht.”

tekeningen waarin hij doorgaans rood of zwart krijt gebruikt, experimenteert Suvée hier dus met een andere techniek. Het blad is met veel bravoure en contrasterende lichteffecten getekend en toont hoezeer Suvées stijl zich in die jaren ontwikkeld heeft.

Zoals vaak vormde het onderwerp van de heilige Sebastiaan voor kunstenaars een dankbaar excuus om een menselijk naakt uit te beelden. Hier heeft Suvée de gespierde heilige weergegeven zonder pijlen in het lichaam. Hij is met zijn polsen vastgebonden aan een boom en leunt met zijn hoofd achterover in een extatische vervoering. Op een lendendoek na is de heilige volledig naakt; zijn mantel hangt over één van de takken van de boom en zijn wapenrusting vult de rechterbenedenhoek van het blad. Linksboven zweven twee engeltjes met de martelaarspalm en -kroon.

Het is niet onwaarschijnlijk dat Suvée zijn inspiratie voor deze tekening haalde bij een standbeeld van de heilige Sebastiaan dat de Franse kunstenaar Pierre Puget rond 1661/68 maakte voor de kerk Santa Maria Assunta in Genua. Het is een belangrijk voorbeeld van Franse sculptuur en wordt door veel critici als een van zijn beste werken beschouwd. Suvée moet dit beeldhouwwerk geapprecieerd hebben, aangezien hij er een gipsen versie van bezat, zoals blijkt uit de boedelbeschrijving die na zijn overlijden werd opgemaakt.

Het onderwerp van de heilige Sebastiaan liet Suvée tijdens zijn eerste verblijf in Rome niet los. In 1777 behandelde hij het religieuze thema opnieuw in een schilderij dat als ‘envoi de Rome’ naar Parijs gestuurd werd om zijn vooruitgang als jong kunstenaar te demonstreren. Het originele schilderij van Suvée is verloren gegaan, maar Brugge bezit gelukkig wel een latere kopie van zijn leerling Augustinus Van den Berghe. In vergelijking met de academische studie op het schilderij geeft de recent verworven tekening blijk van een veel grotere spontaneïteit.

Ducqs lofzang op de klassieke oudheid

In 1806 voltooide Joseph-François Ducq (Ledegem, 1762 – Brugge, 1829) een verfijnd schilderij waarvoor hij zich liet inspireren door de Griekse mythologie en het alom bekende verhaal van Helena en Paris: Venus introduceert Paris in het appartement van Helena in Sparta. Op het schilderij zien we hoe de Trojaanse koningszoon Paris de luxueus ingerichte slaapkamer van de mooie Helena betreedt. Helena ligt te rusten in het maanlicht. Voor de ontluikende liefde tussen beide hoofdpersonages zorgen een stralende Venus en haar zoon Eros die zijn gebruikelijke attributen, pijl en boog, bij zich draagt.

Opmerkelijk is hoe Ducq in deze erotisch geladen nachtscène speelt met een vibrerend clair-obscur wat het schilderij een bijzondere sfeer verleent. De kunstenaar sculpteert zijn personages als het ware met licht: Paris en de sensuele lichamen van Venus en Helena schitteren in de donkere nacht.

Ducq situeert het mythologische tafereel in een fantastisch decor dat met nauwgezette aandacht is weergegeven en dat zijn fascinatie oproept voor de klassieke oudheid. De rode achtergrond van de textiele wandbekleding doet enigszins denken aan de fresco’s van Pompeï die op het einde van de 18e eeuw werden herontdekt.

Waarschijnlijk vormden de gravures met de interieur- en meubelontwerpen van de jonge Franse architecten Charles Percier en Pierre-François-Léonard Fontaine eveneens een dankbare inspiratiebron. Hun prenten verschenen vanaf 1801 onder de titel Recueil de décorations intérieures en hebben voor een groot deel het beeld van de empirestijl bepaald. Ducq heeft in zijn schilderstuk bijzondere aandacht besteed aan het meubilair. Vooral het ronde guéridon siertafeltje met marmeren tafelblad en gebronsd snijwerk is zeer gedetailleerd geschilderd en lijkt een knipoog te zijn naar de ontwerpen van Percier en Fontaine.

Voor de verleidelijke Helena heeft Ducq zich ongetwijfeld gebaseerd op het antieke beeld van de slapende Ariadne uit het Vaticaan. We herkennen immers dezelfde houding tussen slapen en ontwaken, met de rechterarm boven haar hoofd gebogen en de karakteristieke slangvormige armband aan haar linkerarm. Ducq moet het schilderij in Parijs afgewerkt hebben vóór zijn vertrek naar Rome in december 1806. Toch kende hij deze sculptuur uit de eerste hand. Het beeldhouwwerk bevond zich toen immers niet in Rome, maar in Parijs waar het te bewonderen was in de zogenaamde ‘Galerie des Antiques’ van het Musée Napoléon.

Een unieke blik op het creatieproces

Het Prentenkabinet van Musea Brugge bezit een uitgebreid en nog te weinig bekend tekeningenfonds van Joseph Ducq dat grotendeels uit zijn nalatenschap afkomstig is. Twee tekeningen houden rechtstreeks verband met het schilderij Venus introduceert Paris in het appartement van Helena in Sparta: een detailstudie van de Trojaanse prins Paris met Phrygische muts en een blad met enkele compositie- en figuurstudies die Ducqs werkwijze perfect demonstreren.

Joseph Ducq, Compositie- en figuurstudies, ca. 1806, potlood en pen in bruin, 18,4 × 16,8 cm © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost

Het blad met de snelle en spontaan getekende schetsen in potlood en pen toont het begin van het creatieve proces ter voorbereiding van het schilderij. We zien er de kunstenaar in zijn zoektocht naar de structuur van de voorstelling en de definitieve positie van de figuren. We zouden deze studietekeningen, die getuigen van een merkwaardige vrijheid, kunnen catalogiseren als ‘première pensée’.

De tekening met de Paris-figuur toont de tweede fase van het arbeidsproces waarbij enkele onderdelen van de compositie meer gedetailleerd uitgewerkt werden. Het is opvallend hoe het lichaam van Paris sterk geïdealiseerd is weergegeven en op die manier aansluit bij de Griekse prototypes. In het schilderij zelf wordt de naaktheid van Paris echter meer verhuld onder de verfijnde lijnvoering van een drapering.

Deze bladen weerspiegelen het grote belang van de tekenkunst binnen het wordingsproces van een schilderij. Een Brugse adellijke opdrachtgever, bewonderaar van Napoleon

Ducqs antiquiserende schilderij belandde onmiddellijk in het kunstkabinet van een rijke Brugse edelman. Het was de flamboyante baron Anselme de Peellaert (Brugge, 1764 – 1817) die zich de eerste fiere eigenaar mocht noemen van dit geraffineerde kabinetstuk. Hij woonde met zijn echtgenote, gravin Isabelle d’Affaytadi de Ghistelles, en hun kinderen in het statige huis ‘De Zeven Torens’ (Hoogstraat), dat hij volledig liet herinrichten in luxueuze empirestijl. Als groot bewonderaar van deze Franse stijl spendeerde hij fortuinen aan de renovatie van zijn stadswoning tot een waar empirepaleis.

Anselme de Peellaert speelde een belangrijke rol tijdens de revoluties op het einde van de 18e eeuw en onder het Franse keizerrijk in de 19e eeuw. Hij begon zijn politieke loopbaan als schepen van het Brugse Vrije. In 1803 ontmoette hij voor het eerst zijn Franse idool, Napoleon Bonaparte, die toen als consul Brugge bezocht. In 1809 zette hij een belangrijke stap in zijn carrière toen hij commandant werd van de plaatselijke Nationale Wacht. Een jaar later, bij het tweede bezoek van de inmiddels tot keizer gekroonde Napoleon aan Brugge, werd hij bevorderd tot officier van het ‘Légion d’Honneur’. Iets later verwierf hij de titel van kamerheer van de keizer en mocht hij zich ‘comte d’empire’ noemen. Waarschijnlijk dacht de ambitieuze edelman er toen al aan grootse bouwwerken te laten opstarten op het domein ‘Forreist’ in Sint-Andries. Hij hoopte er de Franse keizer ooit zelf te mogen ontvangen in zijn kasteel dat een model van de empire-architectuur moest worden. Kosten noch moeite werden hiervoor gespaard. Maar zijn praalzucht en de vele schulden leidden uiteindelijk tot zijn faillissement en een gedwongen verkoop van zijn eigendommen. De veiling van zijn inboedel na zijn overlijden duurde drie dagen, van 19 tot 21 maart 1816. Onder lot 6 vinden we Ducqs schilderij terug. Na een zwerftocht van zo’n twee eeuwen in buitenlandse privéverzamelingen is het schilderij weer in Brugge beland. Is er een betere plaats voor dit werk denkbaar?

Selectieve bibliografie Notice des statues, bustes et bas-reliefs de la Galerie des Antiques du Musée Napoléon […], Paris: Impr. des Sciences et des Arts, 1803, pp. 49-50, cat. 60 Magasin encyclopédique, ou Journal des Sciences, des Lettres et des Arts, V, Paris, 1806, p. 460 D. Vautier, ‘Jozef Frans Ducq’, in: Om en rond het neo-classicisme in België 1770-1830, Brussel: Société Royale d’Archéologie de Bruxelles, Museum van Elsene, 1985, pp. 136-137 A. Van den Abeele, ‘De noblesse d’Empire in WestVlaanderen’, in: Biekorf, 2002/4, pp. 327-329 J. Rau en J. Cornelissis, ‘Anselme de Peellaert (17641817) en het domein ’t Foreyst in Sint-Andries’, in: Brugs Ommeland, 2005/4, pp. 195-211 C. Deschaumes en S. Gilté, ‘Kasteel Het Forreist’, in: Brugge neoklassiek (brochure OMD), Brugge, 2017, pp. 199-212 S. Join-Lambert en A. Leclair, Joseph-Benoît Suvée 1743-1807: un artiste entre Bruges, Rome et Paris, Paris: Arthena, 2017, p. 62, p. 317 (cat. D. 235) en p. 398

Joseph Ducq, Studie voor Paris, ca. 1806, zwart krijt, 50,7 × 38,5 cm, © www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost

This article is from: