9 minute read

De kantcollectie Verstraete-Lamoral

Next Article
Uit goede bron

Uit goede bron

de kantcollectie verstraete-lamoral een nieuwe aanwinst voor het bruggemuseum

Het Bruggemuseum kreeg in 2010 de kans om zijn collectie historische kant te versterken met een rijke aanwinst. De heer Benoît Verstraete-Hansen was bereid te vertellen over de waarde en de geschiedenis van de verzameling. Door Beno ît Verstraete -Hansen .

Advertisement

de collectie verstraetelamoral De meeste kantgeïnteresseerden kennen zonder twijfel de kantverzameling van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (verzameling Curtiss-Kirstein) in Brussel, van het ModeMuseum in Antwerpen of die van het Bruggemuseum (collectie Liedts). Sinds november 2010 is er een nieuwe kantcollectie - die van Verstraete-Lamoral - met het Bruggemuseum verbonden.

voorgeschiedenis van de aankoop Een correspondentie, begonnen in januari 2009 met de staf van het Bruggemuseum, mondt in augustus 2010 uit op leerrijk en bijzonder aangenaam werkbezoek in Kopenhagen van Kristel Van Audenaeren, adjunct-conservator aan het Bruggemuseun, en van Lydia Thiels-Mertens, voorzitter van de vereniging Kant in Vlaanderen. Het allergrootste deel van de kantcollectie en van het archief is op twee dagen tijd bekeken,

1 ronde lap, ‘torens van Brugge’, midden 20ste eeuw (op bestelling gemaakt voor Paul Verstraete)

2 strook, ‘Vlaamse naaldkant’, 19de eeuw

besproken en gefotografeerd. De onderhandelingen daarna verlopen vlot. Dat de expertise van de geïnteresseerden een rol speelt, is onbetwistbaar. Maar de vlotte afhandeling is mee mogelijk omdat het voor alle partijen duidelijk was dat er hier geen kans mocht gemist worden. De bewuste collectie is immers in Brugge gevormd en hoort bijgevolg thuis in een Brugs kader waar die ook ten volle tot zijn recht zal komen. Daarnaast is het toevertrouwen van de stukken aan een instelling als het Bruggemuseum een garantie dat het geheel tot in lengte van dagen goed wordt beheerd. Het college van burgemeester en schepenen van de Stad Brugge neemt dan ook op 5 november 2010, twee maanden na het werkbezoek in Kopenhagen, de beslissing om te verzameling te verwerven.

de verzamelaars Dat mevrouw Bernadette Lamoral (1935-1994), mijn moeder, eveneens een wezenlijke rol heeft gespeeld in de opbouw van de verzameling spreekt voor zich. Vandaar dat de collectie niet alleen de naam Verstraete draagt maar sedert november 2010 officieel Verstraete-Lamoral heet. Maar dat mijn vader, de heer Paul Verstraete (1935-2006), de primus motor en de inspirerende kracht was, is evenmin onbetwijfelbaar. Als voornaamste functies en activiteiten in de kantwereld valt te vermelden dat hij voorzitter en beheerder was van het Kantcentrum - sedert 2002 erevoorzitter – samen met nationaal voorzitter van de vereniging Kantstichting België. Naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Kant op z’n best’ was hij co-redacteur van de fondscatalogus van het kantpatrimonium van het Bruggemusem. Daarnaast heeft hij voor het Bruggemuseum de rol gespeeld van kantexpert

1 2

en verzorgde hij voor de West-Vlaamse Gidsenkring de kantcursus. Hij hield daarenboven in binnen- en buitenland verschillende voordrachten en ontving thuis vrij regelmatig groepen kantwerksters uit de regio en uit Nederland, Engeland en Duitsland. Tot slot dient vermeld dat hij in 1992 te Valenciennes, naar aanleiding van een tentoonstelling in die Noord-Franse stad, een eremedaille ontving. Dat alles is eervol maar zoals geschreven zou niets mogelijk zijn geweest zonder de hulp van zijn echtgenote, mevrouw Bernadette Lamoral. Vandaar dat hij vaak in interviews en artikels naar haar verwees. Kenmerkend voor mijn ouders als verzamelaars was voornamelijk de openheid en de toegankelijkheid die zij aan de buitenwereld toonden om hun collectie te bezichtigen. In het Nederlandse tijdschrift Textiel gaat mijn vader daarop in. Op de vraag van de journaliste Carla Aarts of verzamelaars naar buiten moeten treden zodat het kantminnend publiek ook van hun collectie kan genieten, zegt hij : ‘Om die reden heb ik dan ook het voorzitterschap van de Kantstichting België aangenomen. Een van onze doelstellingen is dat private verzamelaars hun kantbezit kunnen laten zien op tentoonstellingen, die onder de naam van de Kantstichting België gehouden worden, (...).’ Vandaar die vele interessante en boeiende contacten met verzamelaars, ik denk hier meteen aan Els Bartelink uit Nijmegen.

de verzameling Vooraleer stil te staan bij de talrijke tentoonstellingen wil ik het ontstaan en de ontwikkeling van de verzameling kort schetsen. In het portret van Paul Verstraete geschreven door Willy Le Loup, vandaag diensthoofd van de afdeling ‘collectie en documentatie’ van Musea Brugge, vindt men daarop gedeeltelijk een antwoord. In dit verband komen de Brugse kanthandel Baelde uit de Spanjaardstraat en het verdwenen Museum Storie aan de Steenhouwersdijk in beeld. Maar in dit korte verhaal wil ik vooral de rol van Agnes Morel en die van wijlen haar echtgenoot Walter Bracke vermelden. Door de belangenloze inzet van hun beide konden heel wat plannen worden geconcretiseerd. Maar de familie zelf was ook een inspiratiebron. Ik denk hier met name aan mijn grootmoeders, Anna Spiers en Maria Jonckheere. Gaandeweg werden de kantwerken in zowel binnen- als buitenland gekocht. Het esthetische en het puntgave stonden als de twee kwaliteitseisen voorop. Een logisch gevolg daarvan was de bestelling van speciaal voor mijn ouders ontworpen kantwerken, wat dan ook het hedendaagse karakter verklaart. De verzameling Verstraete-Lamoral is dan ook een prachtige aanvulling op de collectie Liedts, die voornamelijk in de 19de eeuw is gevormd. Als afronding nog een beschouwing van mijn vader over de betekenis van de verzameling in het algemeen: ‘Ik denk dat het [de verzameling/verzamelen] van heel groot belang is: iedere verzameling, die een grote uitgebreide verzameling wordt, heeft een bepaalde waarde, niet zozeer een geldwaarde, dan wel een cultuurwaarde, namelijk de waarde van unieke stukken.’ Hier valt het woord ‘cultuurwaarde’. Of men zou, net als Kenneth Boumann, een in Gent wonende bibliofiel, kunnen spreken over de ideële waarde van een collectie; een waarde op zichzelf die niet in geld uit te drukken is. Er bestaat dus blijkbaar iets wat alle verzamelaars en verzamelingen verbindt: iets wat niet te vatten is voor de buitenstaander.

publicaties en tentoonstellingen De openheid, die ik hierboven aanstipte, genereerde diverse publicaties. Het lijkt mij een onmogelijke taak om het aantal scripties te citeren die naar de verzameling verwijzen. Enkele voorbeelden zijn wel mogelijk, zoals het eindwerk Een portret van Paul Verstraete (1991) van Marita Mariën. Andere publicaties zijn een map

1 voorstuk, honiton lace, midden 19de eeuw

2 slabbetje, Vlaanderense kloskant, midden 20ste eeuw

3 speldkussentje, red cross lace/ware lace, begin 20ste eeuw

4 strook, point d’Alençon, midden 19de eeuw

met nieuwe patronen naar oude kanten, uitgegeven uit de kantclub De Vlasblomme uit Aarschot in 1985 of het boek Brugge en Kant (1985) van Martine Bruggeman die heel wat illustraties uit de collectie telt. Ook te vermelden zijn catalogi als Spitzen : Kragen und Berthen (1991) of Collection Paul Verstraete, Dentelles du XIXe au XXe siècle (1992). De tentoonstellingscatalogus Kant op z’n best (1990) geredigeerd door Frieda Sorber en Stéphane Vandenberghe heeft de verzameling ten slotte definitief toegankelijk gemaakt voor een breed publiek. Deze toegankelijkheid zal in de nabije toekomst via het museumportaal www.europeana.eu worden verzekerd. En dat verheugt me ten zeerste. Maar wat met de tentoonstellingen? Het is duidelijk dat ze in nauwe samenwerking belangeloos met kantverenigingen en -clubs werden georganiseerd. Maar andere verenigingen en maatschappelijke instellingen mochten eveneens op de steun van mijn ouders rekenen. Hierbij enkele voorbeelden: in Oedelem ten voordele van het Medisch Pedagogisch Instituut De Bevertjes, in Brugge in de dienst Geriatrie van het AZ Sint-Jan naar aanleiding van de Vlaamse Open Bedrijvendag, in Torhout in samenwerking met de kantclub De Spinne, in Valenciennes ten voordele van de Lions Club Val des Cygnes, in het Slot Zeist (Nederland) in samenwerking met de Landelijke Organisatie Kant Kunst, in Langenfeld (Duitsland) naar aanleiding van het negende kantcongres van de Deutschen Klöppelverbandes e.V., in het Tønder Museum (Denemarken) naar aanleiding van het derde internationale Kantfestival en in het Centraal Staatsmuseum van Almaty (Kazachstan) naar aanleiding van de Belgische cultuurdagen.

Tot slot nog dit. In het familiearchief vond ik op een handgeschreven document van mijn vader het volgende: ‘De Kantwereld is geen wereld. Het is een emotie!’ Vandaar mijn hoop dat de Unesco kant, net zoals batik in 2009, binnenkort op de mondiale lijst van immateriëel erfgoed plaatst gezien het economische, sociaal-historische en culturele belang in België, Nederland, Duitsland, Italië, Frankrijk, ... maar ook in India. Denk maar aan de rol van missie- en zendingsgenootschappen in de 19de en 20ste eeuw. Mogelijks is de aanwinst van de collectie Verstraete-Lamoral aanleiding voor de Stad Brugge om initiatiefnemer te worden van dit mooie project.

3/4

gelezen

Gruuthuse handschriften Willy Le Loup

Het Gruuthuse-handschrift in woord en klank Eva Tahon

Het belang en de rijkdom van Lodewijk van Gruuthuse uit zich op diverse wijzen. Hij was lid van de Orde van het Gulden Vlies, bijzonder raadsman van Maria van Bourgondië, zijn Paleis is verbonden met de Onze Lieve Vrouwkerk en de rijkdom van zijn bibliotheek spreekt nog steeds tot de verbeelding van bibliofielen. Velen hebben vandaag een min of meer omvangrijke bibliotheek in eigen huis. In de late middeleeuwen had het bezit van één handschrift ongeveer een zelfde waarde als het bezit van een stenen huis, en de bibliotheek van Lodewijk van Gruuthuse bestond uit minimum 146 handschriften. Daarvan worden er 110 bewaard in de Bibliothèque nationale de France te Parijs. Gezien Lodewijk van Gruuthuse te Brugge leefde, ligt het enigszins voor de hand dat er 75 van die 110 handschriften in de Zuidelijke Nederlanden werden gemaakt en allen rijkelijk met miniaturen werden versierd. Deze 75 handschriften worden grondig ontleed in een nieuwe catalogus van de Bibliothèque nationale. Door zijn opzet en degelijkheid is de publicatie niet alleen een handschriftencatalogus, maar ook een monografie over Lodewijk van Gruuthuse en over de miniatuurkunst te Brugge in de 2de helft van de 15de eeuw. Naast een uitvoerige beschrijving van de verluchting (miniaturen, randversiering en initialen) en de codex, volgt telkens de historiek van het handschrift en een bibliografie. Diverse indices, een lijst met alle codices uit de bibliotheek van Lodewijk van Gruuthuse en een uitvoerige bibliografie vervolledigen het tekstgedeelte. Het aantal kleurplaten is vrij beperkt gehouden. Van een dergelijke publicatie verwacht men ook geen mooi plaatjesboek, wel een bron van grondige en wetenschappelijk verantwoorde informatie. Daarin zijn de auteurs en uitgevers schitterend geslaagd.

Ilona Hans-Collas en Pascal Schandel, Manuscrits enluminés des anciens Pays-Bas méridionaux. I. Manuscrits de Louis de Bruges. Paris, Bibliothèque nationale de France, 2009. 347 p. Op 2 december 2010 stelde de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde zijn nieuwste publicatie voor. Het is de neerslag van het colloquium in 2007 dat volledig was gewijd aan het zogenaamde "Gruuthuse-handschrift". In acht verschillende artikelen worden de nieuwste inzichten over het enigmatische Gruuthuse-handschrift voorgesteld. Zoals de ondertitel van het boek suggereert, brengen de nieuwe inzichten ook nieuwe (onderzoeks-)vragen met zich mee. De artikelen werden geschreven door gerenommeerde literatuurhistorici, musicologen en historici uit België en Nederland. Alle schrijvers werken bovendien mee als lid van het Wetenschappelijk Comité dat de tentoonstelling omtrent het handschrift voorbereidt. Neerslag daarvan krijgt u in het voorjaar van 2013, in een tentoonstelling in het Gruuthusepaleis. Bijzondere aandacht in de studie ging uit naar de interpretatie van de unieke streepjes- muzieknotatie en de mogelijke uitvoeringswijze van de liederen in het handschrift. Hoogst interessant voor de Brugse geschiedenis van het handschrift, en de mogelijke protagonisten die aan de wieg ervan stonden, is het artikel van hoofdarchivaris Noël Geirnaert. Achteraan het boek zijn kleurenillustraties opgenomen, die de verschillende stellingen helpen verduidelijken. Deze publicatie is de neerslag van verregaand wetenschappelijk onderzoek. U weze gewaarschuwd: dit is bijzonder boeiend, maar geen eenvoudig leesvoer!

Frank Willaert (red.), Het Gruuthuse-handschrift in woord en klank. Nieuwe inzichten, nieuwe vragen. Gent, Koninlijke Academie voor de Nederlandse Taalen Letterkunde, 2010, 200 p.

This article is from: