![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319090108-ede08b8e1649e5ab0e4ffa7287174cf0/v1/69675532021f6ab9b72d0dd9af2e16ef.jpg?width=720&quality=85%2C50)
7 minute read
Vlijtige vingers ter ere van Gods glorie
vlijtige vingers ter ere van gods glorie religieuze kant uit brugse kerken en kloosters
1 Velum met de afbeelding van de relikwie van het Heilig Bloed, 1684 Brugge, Schatkamer van de Edele Confrérie van het Heilig Bloed Foto Cel fotografie Stad Brugge
Advertisement
Het religieus erfgoed in Brugge is omvangrijk. Daarbij denken we onmiddellijk aan beelden, schilderijen en kerkmeubilair. Een weinig gekend onderdeel ervan is echter het religieus textiel. Minder gekend omdat het meestal opgeborgen blijft in de kasten van de sacristieën… als het niet verdween bij de grote ‘schoonmaak’ n.a.v. het Tweede Vaticaans Concilie. Binnen het liturgisch textiel nam kantwerk een behoorlijke plaats in, als onderdeel of als autonoom stuk. Door juist die hervorming in de Kerk komen die broze kantstukken sinds de jaren 1960 nog nauwelijks naar buiten. Met deze tentoonstelling in de Sint-Gilliskerk hopen we dit door het grote publiek minder gekend aspect van het Brugs patrimonium bekender te maken. Door BENOIT KERVYN
kant in religieuze context Kant staat voor een verfijnde afwerking aan de rand, vandaar de term ‘kant’, van zowel gebruiksvoorwerpen als het kostuum in de dames- als herenmode. In eerste instantie denken we dan aan de indrukwekkende molensteenkragen, de delicate Medicikragen of andere verfijnde beffen en manchetten die we aantreffen op portretten van edelen en vooraanstaande burgers of in vitrinekasten van musea. De Kerk zou echter niet onderdoen. Zowel in de kleding van de geestelijken als in de gebruiksvoorwerpen voor de eredienst komt kant vaak voor. Talrijk zijn de bewaarde albestroken, altaardwalen, palla’s, corporalen, Mariasluiers, ciborievelums, stolakraagjes en benedictievelums die een uiting zijn van dit verfijnd handwerk. Het religieus kantwerk maakt gebruik van het rank- en bloemwerk en andere motieven die te vinden zijn in het ’burgerlijk’ kantwerk. In sommige kantstukken duiken specifieke religieuze symbolen op. De stijlen en motieven van het decor refereren naar de in omloop zijnde mode. De 16de en 17de eeuw worden gekenmerkt door een symmetrische opbouw. Het geometrische en strakke van de renaissance verdwijnt in de barok ten voordele van florale motieven. Afhankelijk van de kantsoort kunnen motieven weinig of juist veel contrast vertonen met de grond. We zien een zekere dynamische exuberantie aan zwierige acanthusbladeren en rankwerk. Ook een licht reliëf is vast te stellen in bepaalde kantsoorten. De elegante rank- en bloemmotieven in de rococo, vanaf 1730, krijgen naast een overheersende asymmetrie het gezelschap van het typische rocaillemotief.
In de 19de eeuw domineren, onder invloed van het romantisme, tekeningen verwijzend naar de (neo)barok. Zeker in kant voor religieus gebruik, en in het katholieke Brugge, zijn referenties naar de neogotische vormentaal duidelijk herkenbaar. De stijl zou nog tot na W.O.I worden toegepast. Belangrijk is eveneens de in 1809 door de Engelse John Heatcoat op punt gestelde tulemachine. Het werk ging daardoor niet enkel sneller maar was ook goedkoper. In het begin van de 20ste eeuw verliest de tekening van de kant alle uitbundigheid en wordt eerder stereotiep. Niet enkel in de mode verdwijnt omstreeks 1920-1930 stilletjes het
1
gebruik van kant. Ook het Concilie Vaticanum II (1962-1965) en haar “aggiornamento” (het moderniseren van de Katholieke Kerk) vond haar weerslag in een sobere vestimentaire code in de liturgie, wat niet belet om naar aanleiding van bepaalde plechtigheden de rochet of een andere superplie te blijven gebruiken. Naast schenkingen, bijvoorbeeld naar aanleiding van een priesterjubileum of kloosterintrede, werd kant ook vervaardigd door religieuzen in kloosters. Zo bezitten de zusters Maricolen, net zoals de zusters van Spermalie en van SintJan diverse stukken vervaardigd door medezusters. Uiteraard werd het mooiste kantwerk enkel gebruikt met specifieke feestdagen zoals Kerstmis, Pasen, Sacramentsdag. Voor dagelijks gebruik gaven kerkbedienaars de voorkeur aan minder fijne kantsoorten of aan imitatiekant zoals borduurwerk, applicatie op tule of haakwerk. Deze zaken zijn minder broos en van op afstand oogde het effect even mooi. Zeker bij het vele knielen bleef de hiel van de pastoor vaak haperen in de kanten boord van de albe.
versiering en symbolen Kantwerk vervaardigd voor de liturgie vertoont uiteraard religieuze symbolen. Het repertoire is
1 Palla, Brugs bloemwerk, begin 20ste eeuw Brugge, Sint-Annakerk
2 Kloosterkleed, Brugs bloemwerk, 20ste eeuw Brugge, Musea Brugge (Foto: Karin Borghouts)
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319090108-ede08b8e1649e5ab0e4ffa7287174cf0/v1/d01f3e50a5ecc27ce3ab831b606cc60e.jpg?width=720&quality=85%2C50)
3 Albeboord met Johannes de Evangelist, Brugs bloemwerk, begin 20ste eeuw Brugge, Zusters Maricolen (zie pagina 12)
ruim, gaande van kruisen in allerlei vormen, als repetitief patroon of als centraal onderwerp, tot het IHS-monogram en het Maria-monogram, druiven en korenaren (Eucharistie), Alfa en Omega (eerste en laatste letter van het Grieks alfabet hetgeen verwijst naar Christus is het begin en het einde), het Lam Gods, enz. tot afbeeldingen van heiligen. Vaak wordt het motief bepaald door de functie waarvoor de kant gebruikt wordt. Het motief van een kelk tussen korenaren en druiventrossen komt vaak terug bij: kantstukken verwerkt in communiedwalen, of die verband houden met het tabernakel waarin de geconsacreerde hosties worden bewaard, of die in contact komen met de monstrans. Ook komen in kant uitgevoerde opschriften zoals “Ecce panis angelorum factus cibus viatorum” (“Ziehier het brood der engelen, dienende als voedsel voor de reizigers” / ‘Lauda Sion’ van Thomas van Aquino), of “Ecce Agnus Dei” (“Ziehier het Lam Gods”, woorden uitgesproken door Johannes de Doper verwijzend naar Jezus). Een palla, een met textiel overtrokken vierkantvormig stuk karton (ca. 20 x 20 cm) geplaatst op de kelk vóór en na de consecratie zodat stof en insecten niet in de wijn komen, kan zowel een kanten boord hebben als een volledig met kant versierd bovenvlak. Ook hier vaak een kruis, korenaren en druiventrossen, maar soms eveneens met de passiebloem, het floraal symbool bij uitstek rond lijden en dood van Christus.
bijzondere stukken in de tentoonstelling Bijzondere stukken zijn o.a. een albeboord in Brugs bloemwerk. Tussen de florale decoratie prijken dertien medaillons met daarin Christus en de twaalf apostelen. Iconografisch heel interessant is een dwaal met de voorstelling van de relikwie van het Heilig Bloed gehouden door twee engelen, erboven Christus die zijn zijwonde toont en eronder de pelikaan, symbool voor het offer van Jezus aan het kruis. Daarbij draagt het kantwerk het jaartal 1684. De inspiratie werd gehaald uit toen in omloop zijnde devotieprenten en medailles. Heel waarschijnlijk werd dit kantwerk vervaardigd naar aanleiding van de honderdste verjaardag van het einde van het calvinisme in Brugge waardoor confrérielid Juan Perez de Malvenda de relikwie uit haar schuilplaats kon halen en de verering, in een contrareformatorische beweging, als nooit tevoren kon bloeien. Indrukwekkend is zeker ook een volledige tabernakelversiering bestaande uit diverse onderdelen. Daarnaast werden er ook religieuze kantstukken gemaakt die niet ressorteren onder de liturgische kledij van priesters noch voor voorwerpen verbonden aan liturgische handelingen. Daarbij denken we aan de sluiers van Maria
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319090108-ede08b8e1649e5ab0e4ffa7287174cf0/v1/d87c84cc1b43121421dec9468593af37.jpg?width=720&quality=85%2C50)
beelden. Vaak gaat het om tule opgesmukt met het (gekroond) Maria-monogram en een boord met florale motieven. Bewust refereren de voorgestelde bloemen ook naar de Moeder Gods, zoals rozen, lelies, akelei, viooltjes.
De tentoonstelling toont kantstukken bewaard in diverse Brugse kerken en kloosters, net zoals uit de collectie van Musea Brugge. Vooral de kloosters bewaren prachtige stukken, handwerk met de grootste zorg uitgevoerd en met veel zorg bewaard, doorgegeven van generatie op generatie. De tentoongestelde stukken zijn voorbeelden uit de kledij zoals alben, superplie, rochet en stolakraagjes. Aangezien vandaag de liturgische gewaden anders zijn, worden deze stukken getoond onder de vorm van een (intrede)processie. Bij het textiel voor liturgische handelingen, zoals altaardwalen, antependia, communiedwalen, credenstafeldwalen, tabernakelvelums, palla’s, corporalen, kelkdoekjes worden de objecten vaak getoond in hun functie. Op die manier zal deze religieuze terminologie voor jong en oud duidelijk aanschouwelijk worden gemaakt. Onder gelegenheidstextiel met kant worden benedictievelums, monstransvelums, Mariasluiers en een kloosterkleed getoond. Het spreekt voor zich dat, gezien de vele stukken die worden gepresenteerd, er zowel kantwerk getoond wordt in klos- als in naaldkant, soms in een combinatie van beide technieken. Bij kloskant zijn er voorbeelden met doorlopende draden (zoals de Vlaanderse kant, de in Brugge vaak uitgevoerde Valenciennes, de Binche...) als met afgeknoopte draden (zoals de Brugse Duchesse, ook Fijn Brugs bloemwerk genoemd). De naaldkant wordt vertegenwoordigd door zowel Venetiaanse naaldkant als Brusselse gaaskant. Onder de gemengde kant is er de applicatie van gekloste of naaldkanten motieven op drochelgrond (handgekloste tule) en mechanische tule. Het is duidelijk dat in de tentoonstelling pareltjes te ontdekken zijn: kantstukken met een verhaal en vaak niet (meer) door de leek van zo dichtbij te bewonderen. 3
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319090108-ede08b8e1649e5ab0e4ffa7287174cf0/v1/6a0e7d8c8b2dbd92e23e8ae152f13f94.jpg?width=720&quality=85%2C50)
De tentoonstelling vindt plaats in de Sint-Gilliskerk (Baliestraat) van 1 juli tot 30 september en is iedere dag open van 11 tot 18uur. Toegang gratis. Het initiatief kadert in het Wereld Kant Congres dat in Brugge doorgaat op 17, 18 en 19 augustus 2018 www.worldlacecongressbrugge2018.be