Marthe Donas gekiekt Marthe Donas in haar atelier aan de rue du Depart 26 (ca. 1920)
Marguerite tuijn Wie is deze beschaafde jonge vrouw met haar elegante schoenen en haar modieus kortgeknipte haar? Welke kunstwerken staan er op de foto? Deze en andere vragen borrelden in mij op toen ik deze foto voor het eerst zag, tijdens een speurtocht naar een brief van Theo van Doesburg aan Marthe Donas in het amvc-Letterenhuis in het archief van Maurits Bilcke, zo’n tien jaar geleden. Min of meer bij toeval vond ik toen een houten sigarendoosje met daarin het glasnegatief van de hier afgedrukte foto en een etsplaatje. Op de foto is de schilder Marthe Donas te zien, in haar atelier aan de Rue du Départ 26 in Parijs, zo rond 1920. Ze moet hier ongeveer 35 jaar zijn geweest, volop actief in het avant-gardebestaan. De in Antwerpen geboren Marthe Donas (1885-1967) schilderde aanvankelijk onder de mannennaam Tour D’Onasky, later Tour Donas, voor zij ten slotte met haar eigen naam signeerde. Kristien Boon publiceerde in 2004 een monografie over haar. Donas behoorde in de jaren 1916-1922 tot de groep vooruitstrevende Europese kunstenaars die zich in Parijs hadden gevestigd. Tussen 1917 en 1927 genoot ze in avant-gardekringen internationale bekendheid. Ze was lid van de eind 1919 opgerichte Franse kunstenaarsvereniging La Section d’Or en van de Société des Artistes Indépendants, en had een relatie met de van oorsprong Oekraiense kubistische beeldhouwer Alexander Archipenko (1887-1964). Twee van Donas’ werken werden in het tijdschrift De Stijl en één
Op de foto is te zien hoe deze hoek van het atelier eruit zag: een eenvoudige tafel, naast de kachel een comfortabele stoel en aan de muur op ooghoogte een plank, waarop enkele kunstwerken uitge-
Marthe Donas, Meisjesportret, ets, gesigneerd M.D., vervaardigd in Dublin, 1915
op de omslag van het Duitse vooruitstrevende kunstblad Der Sturm afgebeeld. Haar schilderijen werden tentoongesteld in steden als Parijs, Amsterdam, Berlijn en Brussel. Ze werd door tijdgenoten zoals de kunstimpresario’s Herwarth Walden en Theo van Doesburg gewaardeerd als kunstenaar en als contactpersoon binnen het netwerk van de avant-garde. Ondanks die belangstelling in de jaren kort na de Eerste Wereldoorlog is ze daarna in de vergetelheid geraakt, behalve in haar geboorteland België, waar ze sinds eind jaren vijftig als een van de nationale wegbereiders van de abstractie wordt gezien. De kunstcriticus Maurits Bilcke (1913-1993) speelde een grote rol bij haar bekendheid als pionier van het kubisme in België. Schilderijen en tekeningen van Donas bevinden zich onder andere in particuliere collecties in België en Duitsland, in de collecties van de Brusselse en Antwerpse Musea van Schone Kunsten en in de collectie van Yale University Art Gallery (Dreier Bequest), New Haven. De Amerikaanse mecenas Katherine Dreier kocht in 1920 vijf werken van Donas op een tentoonstelling bij Herwarth Walden. Zij werd bekend door de Société Anonyme, die ze in samenwerking met Marcel Duchamp oprichtte. Sinds 2006 is er ook een Marthe Donas museum in Ittre bij Brussel. Na zijn overlijden is het door Bilcke bijeengebrachte archief, dat documenten bevat met betrekking tot circa 150 kunstenaars, bewaard in het amvc-Letterenhuis. Het dossier Donas bevat foto’s, een drietal korte autobiografische notities uit circa 1960 en correspondentie van Bilcke met en over Donas uit de jaren vijftig en zestig. Het sigarenkistje met het glasnegatief bevatte ook een kleine koperplaat met een geëtst meisjesportret, gesigneerd M.D. Op het inpakpapier is geschreven: ‘gravée par Marthe en 1915 à Dublin’. Hierover schreef J.M. Aendekerk kort geleden een artikel in de nieuwsbrief van de Marthe Donas Stichting (zie www.marthedonas.be). Zijn vraag waar de koperplaat van de beschreven ets is gebleven is hierbij wellicht beantwoord.
alexander archipenko, Flat Torso (ca. 1914-15)
Marthe Donas, Moeder met kind (ca. 1919); verkocht bij veilinghuis bernaerts in oktober 2006
stald zijn. Dat Donas is afgebeeld met een boek in haar handen, zegt iets over de kalme intelligente indruk die ze wilde overbrengen. Je zou bijna kunnen zeggen dat ze zich hiermee schaart in de afbeeldingstraditie van de pictor doctus, de geleerde schilder. Op het kastje links en op de plank in het midden zijn twee sculpturen van haar vriend Archipenko te zien. Vrijwel zeker betreft het uiterst links Flat Torso, circa 1914-1915. De geknielde vrouwenfiguur in het midden is moeilijker te duiden, het zou kunnen gaan om een wat vroeger werk van Archipenko. Het beeldje rechts zou ook van hem kunnen zijn, of wellicht van Brancusi. Verder zien we drie werken van Donas zelf: midden boven de plank staat een ontwerp voor (of een reproductie van) een glas-in-loodraam. Onder de plank zijn twee tekeningen of geschilderde opzetten aan de muur geprikt. Hoe kwam Donas aan werk van Archipenko? Hij moet het zelf aan haar gegeven of uitgeleend hebben. Toen Donas in 1918 in Nice was, waar ze wat geld verdiende met lesgeven en portretteren, ontmoette ze daar Archipenko, die de oorlogsonrust in Parijs was ontvlucht. Hij werkte er aan zijn vernieuwende beeldhouwkunst. Ze kon in zijn atelier in Nice werken. Eind 1918 vestigde Donas zich weer in Montparnasse, waar ook Archipenko in 1919 terugkeerde. Vreemd genoeg wordt de relatie met Donas in de studies over Archipenko
vrijwel genegeerd. Hun verhouding wordt mede geïllustreerd door het bestaan van een brief van Archipenko aan Van Doesburg, geschreven in het handschrift van Donas. Deze ongedateerd brief van circa mei 1919 bevindt zich in het Van Doesburg Archief (VDA) in het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag (RKD). Dat Donas zelf naderhand wat stil was over haar leven in Parijs is begrijpelijk, ze was inmiddels getrouwd en wilde waarschijnlijk haar echtgenoot niet in verlegenheid brengen. Een scherfje informatie over de verhouding tussen Donas en Archipenko als kunstenaars geeft een van haar buren in het ateliergebouw in Parijs, de ongetrouwde brompot Piet Mondriaan, in een brief aan Theo van Doesburg van 21 augustus 1919: ‘Ik heb laatst een bezoek gebracht bij mademoiselle Tour Donas en trof daar haar leermeester – en vriend, naar ’t schijnt – Alexandre Archipenko. Ik zal maar kort zijn en je zeggen dat ’t werk natuurlijk wel wat is en dat ’t heel prettig is te zien dat men zoo werken durft, doch mijn oordeel is dat zij gewoon in schilderkunst overbrengt hetgeen Archip. in beeldhouwkunst maakt. En – ik ben later ook bij Archip. geweest – dat deze (arch.) weer in beeldhouwkunst overbrengt wat Picasso maakt.’ (VDA, RKD; de onderstrepingen zijn van Mondriaan zelf.) Ook het (tamelijk traditionele) glas-in-loodontwerp boven de plank past in de informatie over Donas. Ze heeft in 1915 en 1916 in Ierland gewoond en werkte in Dublin volgens eigen zeggen bij ‘Miss Purcell, glazenier’. Bedoeld is waarschijnlijk Sarah Purser, een Ierse societyportretschilder die ook een zeer succesvol glas-in-loodatelier leidde. Het heette An Tur Gloin (the Tower of Glass) en was van 1903 tot 1944 in bedrijf. Donas heeft volgens de overlevering in Dublin drie kerkramen vervaardigd. De foto is zoals gezegd gemaakt in een atelier in het gebouw aan de Rue du Départ 26. In de literatuur over Donas wordt steeds gemeld dat zij haar atelier in 1921 aan Mondriaan zou hebben overgedaan. Daarvoor zijn in de literatuur en in de brieven van Mondriaan geen directe aanwijzingen te vinden. Bilcke meldde in 1959 weliswaar dat Donas in 1921 haar atelier afstond ‘aan niemand minder dan Piet Mondriaan’, maar die uitspraak lijkt eerder te moeten worden gezien als een poging van Bilcke om haar centrale plaats in de toen-
malige avant-garde te illustreren. In oktober 1921 verhuisde Mondriaan van de Rue du Coulmiers weliswaar naar de Rue du Départ 26, maar dat was naar een groot atelier dat eerder door het met hem bevriende echtpaar Stieltjes werd gehuurd. Hier bleef hij tot 1936. Dat de hier besproken foto wel in een eerder door Mondriaan bewoond atelier is genomen, blijkt uit de catalogue raisonné van Mondriaan door Joop Joosten en Robert Welsh uit 1998. Het atelier in het gebouw aan de Rue du Départ 26, dat Mondriaan in juni 1914 achterliet met het idee korte tijd later terug te kunnen keren, werd met Mondriaans medeweten tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Mexicaanse schilder Diego Rivera gebruikt. Toen Mondriaan in juni 1919 eindelijk in Parijs terugkeerde, trof hij echter niet Rivera, maar Donas aan in het atelier. Mondriaan kon toen tot zijn spijt dit atelier niet terugkrijgen, maar moest genoegen nemen met een werkruimte een verdieping lager, die hij vrij snel verruilde voor een ruimte aan de Rue du Coulmiers. In het boek 26, Rue du Départ (Mondriaans atelier in Parijs, 1921-1936, red. Cees Boekraad, 1995) wordt beschreven dat het hele pand uit ateliers bestond. In het bevolkingsregister stonden in 1926 maar liefst 36 mensen op dit adres ingeschreven. Blijft nog de vraag: wie maakte de foto? Wellicht een zus, een vriendin, of Donas’ vriend Archipenko zelf? Of is het een portret met een zelfontspanner geweest? Dat Marthe Donas zich er zeer van bewust was dat haar foto genomen werd, bewijst de glimlach die om haar mond speelt. Graag dank ik Alexandra Keiser en Frances Archipenko Gray van de Archipenko Foundation in Bearsville NY voor hun identificatie van het op de foto voorkomende beeldje Flat Torso. Marguerite tuijn is onafhankelijk kunsthistoricus. Ze promoveerde in 2003 op een onderzoek naar theo van Doesburg en de internationale avant-garde. over archipenko en van Doesburg publiceerde ze dit jaar een bijdrage in D. goldberg and a. keiser (ed.), Alexander Archipenko Revisited: An International Perspective, bearsville nY, 2008.