Jan Robert Het Letterenhuis bewaart 28 brieven van de Amerikaanse Edna Worthley Underwood (1873-1961). Deze ondernemende ‘former Arkansas City girl’ introduceerde als vertaalster belangrijk literair werk van Chinese, Europese, Mexicaanse, Caribische en Zuid-Amerikaanse auteurs in de Verenigde Staten. Daarnaast schreef ze zelf romans en gedichten en publiceerde ze in kranten en tijdschriften. In de jaren twintig en dertig deed Underwood verwoede pogingen om verhalen van Vlaamse auteurs in Amerika uitgegeven te krijgen.
Epics of the Mist.
Edna Worthley Underwood
Brieven van
Op 30 januari 1922 schreef Jozef Muls, Antwerpse kunsthistoricus en hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Vlaamsche arbeid, een brief aan een hele serie Vlaamse auteurs: Mrs. Edna Worthley Underwood, de amerikaansche romanschrijfster, dichteres en vertaalster heeft zich met mij in betrekking gesteld ten einde haar behulpzaam te zijn in het samenstellen van een bundel korte vlaamsche verhalen die zij in het engelsch wil vertalen en te Boston laten verschijnen. Het zal de tweede bundel zijn van ‘Famous stories from foreign countries’ die zij uitgeeft. De eerste was gewijd aan boheemsche, hongaarsche, hollandsche, oostenrijksche, noorweegsche en finsche verhalen. Ik meen dat uw werk in deze nieuwe bloemlezing moet vertegenwoordigd zijn en kom U vragen welk stuk ge het liefst vertaald zoudt zien. Briefwisselingen in het Letterenhuis wijzen uit dat Muls in ieder geval Ernest Claes, Lode Baekelmans, Karel van den Oever, Stijn Streuvels en August Vermeylen aanschreef. De respons moet meer dan behoorlijk zijn geweest, want in juni dat jaar meldde Underwood in The Traveler, een krant in Arkansas City: Very soon too, I am publishing the first collection of the short story writers who use the old Flemish tongue to appear in English. Each writer has selected and sent to me what he considers to be his greatest story and given me alone the permission to use it. There are about twenty seven of these writers.
74
75
friends abroad
The first collection of the short story writers who use the old Flemish tongue to appear in English.
Brief van Edna Underwood aan Jan Albert Goris (1952).
De typering ‘the old Flemish tongue’ doet vermoeden dat de vertaalster de finesses van haar onderwerp nog niet helemaal in de vingers had (aan Claes schreef ze over ‘an Anthology of the best living Dutch story writers’) – maar dat kwam later allemaal in orde. De door Muls genoemde ‘eerste’ bundel Famous stories from foreign countries was in 1921 verschenen bij The Four Seas Company in Boston. Deze uitgeverij publiceerde vooral vertalingen en zo nu en dan oorspronkelijk werk van Amerikaanse auteurs, zoals de (latere) grootheden William Carlos Williams, William Faulkner en Gertrude Stein. Vermoedelijk was het Underwoods bedoeling dat ook de Vlaamse verhalen bij The Four Seas zouden verschijnen. Het ‘hollandsche’ verhaal in Famous stories is overigens ‘Saïdjah en Adinda’ uit Multatuli’s Max Havelaar. Als vertaler had Underwood toen al ruimschoots van zich doen spreken. In 1903 ‘debuteerde’ ze (samen met William Hamilton Cline) met Evenings in little Russia, drie verhalen van Gogol. In 1917 verschenen Sonnets from the Crimea van de grote Poolse dichter Adam Mickiewicz en, uit het Perzisch, Songs of Hafiz (de 14de-eeuwse dichter en mysticus Khwajeh Shams Al-din Muhammad Hafez-e Shiraz). Dit laatste boek werd door The Four Seas Company uitgegeven. In 1919 zag Moons of Nippon het licht (klassieke Japanse gedichten) en ook Short stories from the Balkans. Hierna verschenen er tot 1940, naast eigen werk dat ook gestaag uit haar pen vloeide, bloemlezingen met vertalingen van Chinese, Caribische, Mexicaanse, Haïtiaanse en Venezuelaanse poëzie, en een anthologie met gedichten uit Rusland, Polen, Bohemen, Servië en Kroatië. Na 1940 zou zij nog poëzie en korte verhalen hebben vertaald voor het tijdschrift The West Indian Review. De beschikbare biografische gegevens over Edna Underwood zijn vrij schaars. Ze werd in 1873 als Edna May Worthley geboren in het stadje Phillips in Maine en verhuisde op haar elfde met haar ouders naar Arkansas City in Kansas. Aanleg, een Zwitsers kindermeisje, een polyglotte grootvader en een stimulerende moeder zorgden ervoor dat ze al vroeg in meerdere vreemde talen thuis was. Naast Engels, Latijn, Frans, Duits en Spaans zou ze minstens zes andere talen goed hebben kunnen lezen. Ze studeerde talen en literatuur aan Garfield University in Wichita (Kansas) en in Ann Arbor aan de universiteit van Michigan. Vervolgens gaf ze een paar jaar Latijn en Engels op de Arkansas
76
77
The first collection of the short story writers who use the old Flemish tongue to appear in English.
Brief van Edna Underwood aan Jan Albert Goris (1952).
De typering ‘the old Flemish tongue’ doet vermoeden dat de vertaalster de finesses van haar onderwerp nog niet helemaal in de vingers had (aan Claes schreef ze over ‘an Anthology of the best living Dutch story writers’) – maar dat kwam later allemaal in orde. De door Muls genoemde ‘eerste’ bundel Famous stories from foreign countries was in 1921 verschenen bij The Four Seas Company in Boston. Deze uitgeverij publiceerde vooral vertalingen en zo nu en dan oorspronkelijk werk van Amerikaanse auteurs, zoals de (latere) grootheden William Carlos Williams, William Faulkner en Gertrude Stein. Vermoedelijk was het Underwoods bedoeling dat ook de Vlaamse verhalen bij The Four Seas zouden verschijnen. Het ‘hollandsche’ verhaal in Famous stories is overigens ‘Saïdjah en Adinda’ uit Multatuli’s Max Havelaar. Als vertaler had Underwood toen al ruimschoots van zich doen spreken. In 1903 ‘debuteerde’ ze (samen met William Hamilton Cline) met Evenings in little Russia, drie verhalen van Gogol. In 1917 verschenen Sonnets from the Crimea van de grote Poolse dichter Adam Mickiewicz en, uit het Perzisch, Songs of Hafiz (de 14de-eeuwse dichter en mysticus Khwajeh Shams Al-din Muhammad Hafez-e Shiraz). Dit laatste boek werd door The Four Seas Company uitgegeven. In 1919 zag Moons of Nippon het licht (klassieke Japanse gedichten) en ook Short stories from the Balkans. Hierna verschenen er tot 1940, naast eigen werk dat ook gestaag uit haar pen vloeide, bloemlezingen met vertalingen van Chinese, Caribische, Mexicaanse, Haïtiaanse en Venezuelaanse poëzie, en een anthologie met gedichten uit Rusland, Polen, Bohemen, Servië en Kroatië. Na 1940 zou zij nog poëzie en korte verhalen hebben vertaald voor het tijdschrift The West Indian Review. De beschikbare biografische gegevens over Edna Underwood zijn vrij schaars. Ze werd in 1873 als Edna May Worthley geboren in het stadje Phillips in Maine en verhuisde op haar elfde met haar ouders naar Arkansas City in Kansas. Aanleg, een Zwitsers kindermeisje, een polyglotte grootvader en een stimulerende moeder zorgden ervoor dat ze al vroeg in meerdere vreemde talen thuis was. Naast Engels, Latijn, Frans, Duits en Spaans zou ze minstens zes andere talen goed hebben kunnen lezen. Ze studeerde talen en literatuur aan Garfield University in Wichita (Kansas) en in Ann Arbor aan de universiteit van Michigan. Vervolgens gaf ze een paar jaar Latijn en Engels op de Arkansas
76
77
In many ways a rather remarkable woman.
City High School. In 1897 trouwde ze met de juwelier Robert Earl Underwood, met wie ze omstreeks 1910 naar New York verhuisde en die ze geregeld als vertaler vergezelde op zakenreizen door Zuid-Amerika en Europa. Het huwelijk bleef kinderloos. Al voor de dood van haar echtgenoot in 1944 verbleef Underwood afwisselend in New York, Boston en Arkansas City. Na 1952 woonde zij in een tehuis in Winfield, Kansas, waar zij op 14 juni 1961 overleed. Het door haar steeds gebruikte postbusadres Box 54 Hamilton Grange Station, New York behield zij tot in de jaren vijftig. ‘She was,’ zoals Carol Ward Craine in 1962 schreef in haar afstudeerscriptie Mrs. Underwood: linguist, littérateuse aan Fort Hays Kansas State College, ‘in many ways, a rather remarkable woman’. Op 22 juni 1922 liet Underwood aan Ernest Claes weten dat de vertalingen van de Vlaamse verhalen bijna klaar waren en op 1 november had ze ook een titel: I am sending today for your inspection the typed front page of my collection of Flemish stories which I have decided to call Little Epics of the Mist together with a list of the stories and their writers, and my foreword […]. I should also like you to look over the foreword and give your personal criticism, and any suggestions that may seem best to your ripened judgement. Wherever you think I have gone astray in the interpretation of the printed art of your people, be good enough to put me back on the right road. In short, make any changes which may seem good to you. Zeven maanden later schreef ze hem: ‘I have paid good heed to your criticisms and made the changes you suggested.’ Ook Jozef Muls had het voorwoord ter correctie ontvangen en daar commentaar op gegeven. De in het Letterenhuis bewaarde 21 brieven van Underwood aan hem beginnen op 10 april 1923 als zij hem meldt dat zijn vertaalde essay over de schilder Albert Servaes is geaccepteerd door een – niet met name genoemd – kunsttijdschrift. Later probeerde Underwood ook andere essays van Muls aan tijdschriften en uitgeverijen te slijten. Hoe de twee met elkaar in contact zijn gekomen, is mogelijk te achterhalen in Kansas. De State University aldaar bewaart The Edna Worthley Underwood Papers (1889-1946) (‘provenance uncertain’): brieven, handschriften en andere documenten, wellicht dus met brieven van Muls en andere Vlaamse correspondenten. Maar ook is er de Edna Worthley Underwood Collection 1904-1987 (herkomst eveneens onbekend) in de Leonard H. Axe
Brief van Edna Underwood aan Jozef Muls (1929).
78
Brief79 van Edna Underwood aan Jozef Muls (1933).
In many ways a rather remarkable woman.
City High School. In 1897 trouwde ze met de juwelier Robert Earl Underwood, met wie ze omstreeks 1910 naar New York verhuisde en die ze geregeld als vertaler vergezelde op zakenreizen door Zuid-Amerika en Europa. Het huwelijk bleef kinderloos. Al voor de dood van haar echtgenoot in 1944 verbleef Underwood afwisselend in New York, Boston en Arkansas City. Na 1952 woonde zij in een tehuis in Winfield, Kansas, waar zij op 14 juni 1961 overleed. Het door haar steeds gebruikte postbusadres Box 54 Hamilton Grange Station, New York behield zij tot in de jaren vijftig. ‘She was,’ zoals Carol Ward Craine in 1962 schreef in haar afstudeerscriptie Mrs. Underwood: linguist, littérateuse aan Fort Hays Kansas State College, ‘in many ways, a rather remarkable woman’. Op 22 juni 1922 liet Underwood aan Ernest Claes weten dat de vertalingen van de Vlaamse verhalen bijna klaar waren en op 1 november had ze ook een titel: I am sending today for your inspection the typed front page of my collection of Flemish stories which I have decided to call Little Epics of the Mist together with a list of the stories and their writers, and my foreword […]. I should also like you to look over the foreword and give your personal criticism, and any suggestions that may seem best to your ripened judgement. Wherever you think I have gone astray in the interpretation of the printed art of your people, be good enough to put me back on the right road. In short, make any changes which may seem good to you. Zeven maanden later schreef ze hem: ‘I have paid good heed to your criticisms and made the changes you suggested.’ Ook Jozef Muls had het voorwoord ter correctie ontvangen en daar commentaar op gegeven. De in het Letterenhuis bewaarde 21 brieven van Underwood aan hem beginnen op 10 april 1923 als zij hem meldt dat zijn vertaalde essay over de schilder Albert Servaes is geaccepteerd door een – niet met name genoemd – kunsttijdschrift. Later probeerde Underwood ook andere essays van Muls aan tijdschriften en uitgeverijen te slijten. Hoe de twee met elkaar in contact zijn gekomen, is mogelijk te achterhalen in Kansas. De State University aldaar bewaart The Edna Worthley Underwood Papers (1889-1946) (‘provenance uncertain’): brieven, handschriften en andere documenten, wellicht dus met brieven van Muls en andere Vlaamse correspondenten. Maar ook is er de Edna Worthley Underwood Collection 1904-1987 (herkomst eveneens onbekend) in de Leonard H. Axe
Brief van Edna Underwood aan Jozef Muls (1929).
78
Brief79 van Edna Underwood aan Jozef Muls (1933).
Provenance uncertain.
Library van de Pittsburg State University van Kansas. De op het internet te bekijken plaatsingslijst laat zien dat daar brieven worden bewaard van en/of aan ‘Vlaams Che [sic] Arbeid’ (Vlaamsche arbeid, Muls’ tijdschrift) en ‘Koninklisk [sic] Museum’ (ongetwijfeld het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar Muls vanaf 1926 hoofdconservator was). Verder zouden daar brieven berusten van Ernest Claes, Karel van den Oever, Gust van Roosbroeck, Stijn Streuvels en Antoon Frans Thiry. Met de bloemlezing schoot het intussen niet op. Op 6 december 1923 liet Underwood aan Muls weten: The big publisher who has the volume of Flemish Stories – I am going to make him give me his decision right away. He has had the stories a year. He has been holding up the decision because he wants some of the stories taken out. I am resisting this decision on his part. De uitgever hield kennelijk ook voet bij stuk, en het project ketste af. In de zomer van 1926 had Underwood een andere uitgever gevonden, maar op 15 november dat jaar schreef ze aan Muls: You doubtless recall my jubilant letter of last summer, telling you I had sold the two books: (one) – little epics of the mist (the short stories) and (two) – little essays on flemish art by Josef Muls. […] This whole affair was settled – the publication to be next spring. Yesterday came a letter from the publisher saying he would not publish them, and throwing all the work back on me, after I had had it all typed anew for him. I was so disappointed I could have wept. Opnieuw verstreken er enkele jaren zonder dat Little Epics of the Mist (of Muls’ Little Essays) verscheen. Op 3 januari 1929 hakte Underwood de knoop door: Also I wish to tell you, that I am going to pay for publishing little epics of the mist because likewise there I gave my word. It will cost me something like $1800. […] the book will be printed right away; because I shall pay for it I can have done it in a manner to please me – and I hope you. Wegens geldproblemen of anderszins verscheen het boek echter ook nu niet, al lijkt dat in 1931 (brief van 20 februari) maar op het nippertje te zijn geweest: After this is out [Underwoods poëziebloemlezing The Slav anthology], then the
80
Brief van Edna Underwood aan Ernest Claes (1923).
Flemish short story anthology – epics of the mist – goes to press. I substituted this at last moment for the Flemish stories, because I wanted to be the first in my country with a complete anthology of verses of Slav Peoples. The Slav anthology verscheen inderdaad, maar niet Epics of the Mist. In 1933 was er nog een vruchteloze poging, en toen in april 1938 de Wereldtentoonstelling in New York aanstaande was, gloorde er ook weer even hoop: I think it is best – for the n.y. world exhibit – to call Little Epics of Mist, belgian short stories; I can print it any time I can get money enough to pay for book printing. This is the only reason it has not been done. Would not Belgium pay for the printing of the book, me to renounce all money-returns from the book, to Belgium forever?
81
Provenance uncertain.
Library van de Pittsburg State University van Kansas. De op het internet te bekijken plaatsingslijst laat zien dat daar brieven worden bewaard van en/of aan ‘Vlaams Che [sic] Arbeid’ (Vlaamsche arbeid, Muls’ tijdschrift) en ‘Koninklisk [sic] Museum’ (ongetwijfeld het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar Muls vanaf 1926 hoofdconservator was). Verder zouden daar brieven berusten van Ernest Claes, Karel van den Oever, Gust van Roosbroeck, Stijn Streuvels en Antoon Frans Thiry. Met de bloemlezing schoot het intussen niet op. Op 6 december 1923 liet Underwood aan Muls weten: The big publisher who has the volume of Flemish Stories – I am going to make him give me his decision right away. He has had the stories a year. He has been holding up the decision because he wants some of the stories taken out. I am resisting this decision on his part. De uitgever hield kennelijk ook voet bij stuk, en het project ketste af. In de zomer van 1926 had Underwood een andere uitgever gevonden, maar op 15 november dat jaar schreef ze aan Muls: You doubtless recall my jubilant letter of last summer, telling you I had sold the two books: (one) – little epics of the mist (the short stories) and (two) – little essays on flemish art by Josef Muls. […] This whole affair was settled – the publication to be next spring. Yesterday came a letter from the publisher saying he would not publish them, and throwing all the work back on me, after I had had it all typed anew for him. I was so disappointed I could have wept. Opnieuw verstreken er enkele jaren zonder dat Little Epics of the Mist (of Muls’ Little Essays) verscheen. Op 3 januari 1929 hakte Underwood de knoop door: Also I wish to tell you, that I am going to pay for publishing little epics of the mist because likewise there I gave my word. It will cost me something like $1800. […] the book will be printed right away; because I shall pay for it I can have done it in a manner to please me – and I hope you. Wegens geldproblemen of anderszins verscheen het boek echter ook nu niet, al lijkt dat in 1931 (brief van 20 februari) maar op het nippertje te zijn geweest: After this is out [Underwoods poëziebloemlezing The Slav anthology], then the
80
Brief van Edna Underwood aan Ernest Claes (1923).
Flemish short story anthology – epics of the mist – goes to press. I substituted this at last moment for the Flemish stories, because I wanted to be the first in my country with a complete anthology of verses of Slav Peoples. The Slav anthology verscheen inderdaad, maar niet Epics of the Mist. In 1933 was er nog een vruchteloze poging, en toen in april 1938 de Wereldtentoonstelling in New York aanstaande was, gloorde er ook weer even hoop: I think it is best – for the n.y. world exhibit – to call Little Epics of Mist, belgian short stories; I can print it any time I can get money enough to pay for book printing. This is the only reason it has not been done. Would not Belgium pay for the printing of the book, me to renounce all money-returns from the book, to Belgium forever?
81
Op 3 augustus drong Underwood nog eens aan: Now the only thing to do is for the Belgian Gov.[ernment] to do what all other Governments are doing – (even little islands, in lonely seas) – to pay for the printing of the belgian stories and then take all returns […]. Very soon, I am going into a long law suit, to contend for my inheritance, which will take all the money I have. That makes it impossible for me to finance printing. België betaalde echter niet. De correspondentie tussen Underwood en Muls viel stil. Jaren later, op 27 november 1952, ontving Marnix Gijsen in New York een briefje van Underwood: Your letter of so long ago, telling me my very dear friend Dr. Josef Muls was asking my whereabouts, because I have been traveling, and away from ‘little old New York’ so very long – and just came back. Now I find I can not find his Antwerps address; please send it to me if you have it, so I can send a letter direct to him. Een vervolg van de briefwisseling kwam er echter niet. Flemish short stories zou nooit verschijnen. In de bibliografie De Vlaamse schrijvers in het Engels vertaald (1481-1949) uit 1950 vraagt Prosper Arents zich over de vertalingen af – menende dat Underwood al overleden was: ‘Raakte het manuskript na haar dood zoek of werd het vernietigd?’ Het antwoord is wellicht te vinden in de Pittsburg State University in Kansas: zes archiefdozen in de Underwood Collection aldaar dragen het omineuze opschrift ‘Book, Flemish Short Stories, [1934]’.
AANWINSTEN
Many thanks to Patty Nicholas, University Archivist, Special Collections/University Archives, Forsyth Library, Fort Hays State University, Hays, Kansas.
82
83