De symbolen van de ijzertragedie

Page 1

- .. •

-

... - -

-

.'

.. .

*

.

'

<

-

i

.. y •

.. .

.

-.

-» '• ,

.

,

'. . i *

.

*

.

-

- -

.

-

*

>

.

»

-

-..

-

.. .

'

'

'

•*

'

' •

-.

.

-

-

-

>

--

'

-• •

-

.

. -.

>

-

r

'

.

.. -

i

..-

-

.

«

.

.

.

' '

i

.

.-

41

»

'

*

rj

.

-

. »

.

.

v

*

.

-

-.

.. . -.

-

.. .

.

.

.

»

-

.

.

. « *.

.. - .... .'

.*

* »'

.

-

' '

• *

-

«

.

.

••

.

.- -

»

*

. * .. . . - * '• •

'

,

'

'

--

-

'

. .-

>

. .

.-

......

.-

. • •

1

'

-

.

*

-

.

.

,

-

-

_

'

'

v


Hier liggen hun lijken als Zaden., . Dit is een plaats van wijding . Denkt erom, gij die de crypt zult betreden waar, midden de puinen van stukgeslag en kruisen de lijken rusten van hen die in de symboliek van hun leven en dood het kruis van Vlaander en aan den IJzer hebben getorst . En boven hun hoofden, het kruis van Nieuwpo ort, het beeld van . Christus zelf , gekwetst en verminkt door de blinde woede van den oorlog . Is er een plaats ter aarde waar een volk met dieper eer bied , met inniger ingetogen heid kan herdenke n , kan na ¬

denken ?

¬

Bijeengeb racht van alle hoeken van het Vlaamsc he slag veld , liggen de vertegenw oordigers van onze gesneuvel de en verminkte jeugd , de dragers van het Vlaamsch e ideaal , de strijders voor het recht , de lijders van het onrecht. Ver mengd met den grond die sinds eeuwen hun volk heeft ge voed en terug opgenome n in zijn barmharti gen schoot , liggen zij als zinnebeel dige band die het Vlaander en van morgen verbindt met het offer van gisteren . Het geweten van het Vlaamsch e volk vindt hier de bron, de klare door geen tijd of door geen menschen te vertroe belen . De school van het offer staat hier, de les van de broederli efde wordt hier geleerd , de kracht voor den strijd hier geschonk en . Hier sterft het gerucht weg van de broedertw isten , hier is gesjacher heiligsche nnis, hier wordt halfheid beschaam d . Denkt erom , gij die deze crypt zult betreden . ¬

¬

¬

¬

O.Platteau & Co V l e ml A n t w e r p e n

3


Van hieruit moet de ernst gaan die van Vlaamsche men schen een zelfstandig volk maakt ; die de jeugd drijft van de redeneering naar de daad. Hier moet het antwoord worden gegeven op de vraag : « Wat nut is er geweest in het storten van ons bloed ? » En als gij den geest van deze crypt in U hebt opgenomen, stijgt dan naar den top van ons IJzerkruis : zoover gij zien kunt zijn jongens van ons volk gevallen, naamloos, voor de naamlooze massa . Maakt hun dood vruchtbaar voor dit volk.

'

.

~

V t

-

'-

~

'

V

"

Het doorschoten Christusbeeld van Nieuwpoort, thans vooraan in de Crypt van den IJzertoren.

5


De Toren van Heldenhulde '

Hier past het, voorafgaand, een kort inleidend woord te zeggen over Vlaanderens Ijzermonument . De toren van Heldenhulde, die te Diksmuide op den linkeroever van den Ijzer triomfantelijk oprijst, is een monument van « eerherstel », luide getuigend van het offer van de Vlaamsche gesneuvelden 1914 - 1918 en naar dfe

.

vier windstreken uitbazuinend hun ideaal : « Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus!» Het is het Vlaamsch nationale gedenkteeken, een burcht van Vlaamsche vrij wording, een hoeksteen voor internationale verzoening. Waaraan het zijn ontstaan te danken heeft en waardoor het deze symbolische beteekenis kreeg, moge uit het volgende blijken :

<

¬

' '

4

Puinblok naast de stukgeschoten kerk Merkem, waarop onze jongens hun verzuchting schreven : « Hier ons bloed ! Wanneer ons recht ? » van

( Berust

thans in den IJzertoren)

.

DE VLAAMSCHE BEWUSTWORDING IN DE LOOPGRAVEN. Op een puinblok bij de kerk te Merkem hadden de Vlaamsche frontsoldaten in 1917 met roode letters geschre ven : Hier ons bloed ! Wanneer ons Recht ? Toen deze tra gische kreet, die heel de Vlaamsche lijdensgeschiedenis aan den IJzer samenvat, van Nieuwpoort tot leper als een trompetsignaal van bewustwording door de loopgrachten weerklonk, was het stoffelijk en zedelijk lijden van de IJzer jongens ten toppunt gestegen. Op den Vlaamsch - nationaal klinkenden wekroep van Koning Albert I, « Vlamingen, gedenkt den slag van de Gulden Sporen ! » ( Aug . 1914) waren duizenden Vlaamsche jongens offervaardig naar het slagveld getrokken, met de overtuiging dat het bloedoffer de uiteindelijke losprijs voor een, sinds bijna een eeuw, geweigerd recht op eigen kuituur zou zijn : « Ons bloed voor ons Recht ! » In het aanschijn van dood en eeuwigheid voltrok zich echter stilaan een dieper zelfwordingsproces : de Vlaamsche soldaten, die 85 % van het Belgisch frontleger uitmaakten, ¬

¬

7


waren aangevoerd door Vlaamsch - vijandige en veelal Vlaamsch -onkundige officieren, die in alles Walen en franskiljons bevoordeelden ; elke uiting van ontwakend Vlaamsch gevoel, werd onmeedoogend gesmoord. De militaire « Süret é» bespiedde en kloeg de Vlaamsche intellectueelen aan, om ze te verbannen naar de gevange nissen van de Ome, Fresnes, Auvours, Cézembre ; de Vlaamschgezinden, hoe voorbeeldig hun militair gedrag ook was, werden tot in het graf toe ongenadig vervolgd. Deze maandenlange marteling deed overal de Vlaamsche vlam in lichte - laaie tegen deze onteerende behandeling uitslaan. Overal groepeerden de Vlaamsche IJizerjongens zich aan het Ijzerfront en hielden zij massale betoogingen om Vlaamsch recht en Vlaamsche regimenten te eischen en er weerklonk maar één dreigende kreet meer : « Hier ons bloed ! Wanneer ons Recht !», een kreet die als het refrein van den Vlaamschen Weezang, overal weerklank vond en eindeloos herhaald werd... Op het oogenblik toen de Vlaamsche volksziel de dijken dreigde door te breken, kwam een koninklijke belofte over na - oorlogsche « gelijkheid in rechte en in feite » tusschen Vlamingen en Walen het tempo van de Vlaamsche opstan ding vertragen. De systematische vervolging echter zette nu listiger en geniepiger dan ooit in, totdat de bloem van Vlaanderens toekomst in het bloedbad van het « groot qffensief » ( Herfst 1918 ) verzwolgen werd . ¬

\ -

.

jr

¬

HELDENHULDE OP HET FRONT. « Hier ons bloed!» was voor de Vlaamsche soldaten geen ijdel woord geweest ; het bloed stroomde, de wonden gaap ten, de dooden vielen. Over die dooden boog men in wee moedvolle verteedering ; op hun graven knielde men in ¬

¬

hoopvolle communie : « Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand Hoop op den oogst, o Vlaanderland >». C. Verschaeve.

Pi ë teitvol richtte men op de graven van de gevallen kameraden zerkjes op, naar lersch model door den Vlaam schen kunstenaar aan het front, Joe English, ontworpen, dragend in hun kroon de leus A . V. V. - V. V.K . ( Alles voor ¬

«Hier liggen hun lijken als zaden» . .. ( Ingang tot de Crypt van den Yzertoren )

9


Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus ) en den vliegenden blauwvoet, zinnebeeld van den Vlaamschen strijd. Het op 15 Augustus 1916 door enkele vooraanstaande Vlamingen aan het front, onder voorzitterschap van dichter C. Vcrschaeve, gestichte « Heldenhulde » - comit é gaf daar leiding en stuwkracht aan en wist onder de IJzerjongens en de frontburgers de eerste gelden bijeen te brengen . Doch telkens wanneer een makker sneuvelde, werd, onder de mannen van zijn kompanie zelf , het geld voor een Helden hulde - zerk ingezameld en aldus hielden de IJzerjongens zelf dit ideale liefdewerk met hun vrijwillig gestorte spaar centen recht. In den nacht van 9 tot 10 Februari 1918 kwamen onbe kende grafschenners op het kerkhof te Oeren de testamen teele letters A . V . V. - V . V . K . van 38 kruisen dichtstrijken met ¬

¬

cement . 24 uren nadien geschiedde spontaan eerherstel van de geschonden graven : in den avond van 11 Februari 1918 trok een troepje eenvoudige Vlaamsche « piotten » naar Oeren om de weggestreken letters dubbelgroot op de krui sen te herverven . ¬

HELDENHULDE NA DEN OORLOG Om den band tusschen levenden en dooden te besten digen, kwam, na den oorlog, het « Komiteit voor de Jaar lijksche Bedevaart naar de Graven van den IJzer » tot stand, Ten einde de herinnering aan de gevallen IJzerjongens hoog te houden, zou ieder jaar, in Augustus, een algemeene Vlaamsche verbroederingsbedevaart naar hun graven inge richt worden in een geest van vrome ingetogenheid en Vlaamsch bewustzijn, vereenigend alle Vlamingen die het goed meenen met het Vlaamsch ideaal . De eerste bedevaart, die op 4 September 1920 te Veurne Steenkerke, den ontwerper van den heldenhuldezerk, kun stenaar Joe English herdacht, groepeerde slechts eenige honderden Vlamingen . De omstandigheden waren buiten gewoon ongunstig ; het was de tijd der Vlaamsche vervol gingen en velen aarzelden. De eerste IJzerpelgrims werden echter apostels der bedevaartsgedachte, zoodat de tweede bedevaart, die op 18 September 1921 naar het slagveld te Steenstraate toog, om er hulde te brengen aan de gebroeders Van Raemdonck, ¬

¬

¬

¬

¬

reeds drie duizend belangstellenden bijeenbracht, terwijl er aan de derde, op 27 Augustus 1922 te West - Vleteren, waar hulde gebracht werd aan Renaat De Rudder, vier duizend deelnamen en aan de vierde te Oeren - Alveringem vijf dui zend. Daar had een openlijk eerherstel plaats aan de 38 tijdens den oorlog geschonden zerkjes . Na deze vier naar afgelegen frontbegraafplaatsen gerichte bedevaarten, wer den de volgende op het Dixmuidsche doodenveld gecentra liseerd. Dank zij het plaatsen van eere - aandeelen, werd aldaar een stuk grond aangekocht met het doel er de bedreigde Heldenhulde - zerkjes bijeen te brengen . De vijfde bedevaart in 1924 groepeerde er ruim acht duizend man. Maar de klop, die allen wakker sloeg, was de officieele woeste aanslag tegen de zerkjes op de frontkerkhoven. Op bevel der militaire overheid werden einde Mei 1925, meer dan 500 zerkjes tot het aanleggen van grintwegen verbrij zeld . Dit gaf de zegevierende stoot aan de bedevaarten . Op den vrijgekochten grond aan den IJzer , kwamen met de zesde bedevaart in 1925, meer dan dertig duizend Vla mingen bijeen en eensgezind legden zij den « Eed van trouw aan Vlaanderen » af Op dit onvergetelijk uur werd tevens het besluit genomen tot het oprichten van een grootsch Vlaamsche IJzergedenkteeken. ( Ontwerp Gebroeders Van ¬

¬ ¬

¬

¬

Averbeke ) . Van dan af wordt het een wonderbare vermenigvuldiging . Van jaar tot jaar klom het aantal bedevaarders ; in 1926, bij 't inheien van den eersten paal, waren er 60,000 ; in 1927, bij 't overbrengen van de geredde heldenhuldezerkjes, 70,000 ; en in 1928 schaarden zich 100,000 Vlamingen rondom den in opbouw zijnde toren. De algemeene volksinschrijving voor het IJzergedenkteeken was intusschen volop aan gang. Van de armsten tot de rijksten in Vlaan deren, allen gaven vrijwillig, zonder officieele drukking, en tegen in dikwijls, zoodat aldus kon opgebouwd worden een voiksmonument in den volsten zin Van daar ook zijn steeds groeiende populariteit . 1929 bracht 120,000 man aan en 1930 zag er 150,000 . Toen werd de voltooide toren onthuld ; toen openbaarde zich echter ook op bloedige wijze het conflict dat de vrien den en de vijanden van Vlaanderen vaneen scheidt . In ieders geheugen ligt nog de uitdaging van den vliegenier en de beruchte stormloop van 't jaar 1930. Geweldig was de ¬

,

11


weerklank in heel het land. Ook werden de drie volgende bedevaarten hoogtepunten in het meevoelen van het Vlaamsche volk met zijn gesneuvelden : achtereenvolgens werden standbeelden van Renaat De Rudder, Joe English de gebroeders Van Raemdonck, De Boninge en Van der Linden onthuld, onder telkens grooteren volkstoeloop en steeds vromere ingetogenheid, terwijl in 1932, bij de der tiende bedevaart, het stoffelijk overschot van zeven zinne beeldige Vlaamsche I Jzeridealisten in de torencrypt bijgezet werden . Hun bestendige aanwezigheid wijdt den toren tot een echte Vlaamsche bedevaartplaats.

;

¬

¬

*

Rondom den IJzertoren hebben de Vlaamsche gelederen zich aldus spijts veel miskenning en tegenkanting van jaar tot jaar dichter aaneengesloten. Ze trokken er jaarlijks heen om vollediger inzicht, ter uitdieping van hun besef van saamhoorigheid . Het is telkens een gewetenshoogdag, die verstevigt en bevestigt ons Vlaamsch gemeenschapsgevoel en opwekt tot inzetten van ons aller heele persoonlijkheid in den harden strijd voor ons volksbestaan. Eerherstel voor het verleden, koppige belijdenis van trouw aan het ideaal der dooden en samensluiten van de Vlaam sche gelederen voor heden en toekomst, daarin ligt de diepere beteekenis van het Monument aan den Ijzer . ¬

»

DE BOUW VAN DEN IJZERTOREN

'

De 50 m. hooge toren werd ontworpen door de gebroeders R . en F. Van Averbeke, architecten te Antwerpen en ge bouwd door de gebroeders De Tandt, aannemers te Neder brakel . Slank en sober rijst hij op uit de monumentale blokken, beheerschend de wijde IJzervlakte, waarover hij naar de vier windstreken toe de Vlaamsche leus : « Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus » kruisvormig uit straalt. In zijn binnenwanden bewaart dit reusachtig Mausoleum 200 geredde Heldenhulde - zerkjes, die getuigen van het Vlaamsche testament der gesneuvelden en van de dubbele grafschennis en die aldus aan den toren een gewijd karakter ¬

¬

4

. .

.

1

.

'

geven Bij de XIII0 Ijzerbedevaart ( 1932) . Het overbrengen naar den IJzertoren van de symbolische Vlaamsche gesneuvelden

Op 2 Juni 1928 vingen de uitvoeringswerken aan : 85 tienmeterlange betonnen palen werden ingeheid en op 7

.

13


Juli legde priester - dichter C. Verschaeve, den eersten steen. Op 12 Oktober 1929 werd door Mevr. Prof . Dr Fr. Daels den laatsten steen ingemetseld. Onder de reusachtige ondertrappen, die 34 meter door snede tellen, is een crypt aangelegd, met een eigenaardige lichtspeling op de halfvernielde, in de pijlers ingemetselde zerkjes . Toren en crypt zijn elektrisch verlicht . Een kompleks van afdalende trappen leidt u van op den IJzerdijk naar de crypt, waar, sedert 1932, het gebeente rust van de Vlaam sche IJzersymbolen, waarover in dit werk verder gehandeld ¬

wordt . Tusschen November 1936 en Mei 1937 werd gansch de crypt omgebouwd. De binnenkamers die vroeger niet voor het publiek toegankelijk waren werden doorgekapt en inge richt als grafkamers. Het peil werd 35 cm. uitgediept en gansch gevloerd. De zeven grafkamers werden zoo aange legd dat zij thans een regelmatigen achthoek vormen. Uit 4 grafkamers rijzen de drummers op tot aan den 40 - meter hoogen kruiskop, die op hun vlak de 4 reuzenbeelden dra gen, zoodat in werkelijkheid elke dezer beelden oprijst uit het gebeente van de erop uitgebeelde IJzersymbolen. In den kruiskop werd een dubbelen steenen wenteltrap en verder belangrijke verbeteringen aangebracht Van de crypt komt men langs een wenteltrap in de onder ste blokken van den toren, waar de lichtbeelden van den oorlog zijn aangebracht . Dan naar de wenteltrappen die U doorheen zeven verdiepingen tot boven in den kruiskop brengen. De lift brengt U, in enkele seconden, veertig meter hoog, tot onder de klokkenkamer waarin de klok « Nele », het hart van Vlaanderen, hangt. Van op den kruiskop ontrolt zich het heerlijkste verge zicht op de Vlaamsche frontstreek en overschouwt men de tragische IJzervlakte, het vreeselijke oorlogsfront, van den Een door den Kemmelberg tot het Noordzeestrand. Vlaamschen Toeristenbond geplaatste orientatietafel wijst u al de meest bekende punten van dat reusachtige slagveld aan. Aan den voet van het blokkenstelsel leest men, naar de den zucht naar in 4 talen 4 windstreken gekeerd wereldvrede : «Geen oorlog meer ! » In 1931 - 34 plaatste men beurtelings de 4 symbolische negen - meter - hooge beelden van het Vlaamsche IJzerlijden ¬

¬

( werk van beeldhouwer Karei Aubroeck, uit Temsche), die op elk der 4 hoekdrummers aangebracht werden : Renaat De Rudder, het Vlaamsch idealisme midden in de donkerte van de oorlogsdagen ; Joe English, de Vlaamsche kunst in dienst van eigen volk ; de gebroeders Van Raemdonck, toon beeld van Vlaamsche Broederliefde, tot in den dood ; Lode de Boninge en Frans Van der Linden, volksverbondenheid, één in lijden en vervolging voor Vlaanderen. ¬

Het symbolische Heldenhulde- kruis rijst indrukwekkend grootsch te midden van de IJzervlakte. Het is gegroeid tot de koninklijke zuil van het bestendig Vlaamsch getuigenis. Heel het Vlaamsche volk heeft steenen tot den bouw ervan aangedragen, zoodat de toren in den vollen zin van het woord een Vlaamsch volksgedenkteeken is, het natio naal bezit van alle Vlamingen . In de geschiedenis van het herwordend Vlaanderen is die eensgezindheid eenig ! ¬

¬

¬

¬

14

15


r Renaat De Rudder '

«IDEAAL»

.

I.

« Ideaal » zou men kunnen schrijven als samenvatting van wat in deze crypt bewaard bleef : want hier ligt Renaat De Rudder . Nog geen zeventien jaar was Renaat De Rudder toen hij oprukte vanuit Landegem naar het leger ( * ) Hij had de vierde Latijnsche klas uitgedaan aan het St Vincentius - College te Eekloo. Priester wilde hij worden ; staan te midden van zijn volk als een voorbeeld en een zegen. En daar trok hij op om te staan te midden van hen die dooden en gedood worden. Onze Vlaamsche studentenbeweging heeft de jeugd in Vlaanderen nu eenmaal zoo gekweekt. Vanaf de klas van Rodenbach met een onverzadigden honger naar zelfopof fering en naar de oneindigheid van zee en missieveld, zijn de studentengeslachten te midden van ons volk opgeborreld als zoovele bronnen van zelfvergetelheid en zucht naar opoffering. En wat is Renaat De Rudder anders als een kind van die studentenbeweging, hij die zijn Vlaamsch ideaal had gelouterd in de begeerte naar het Priesterschap en ¬

de offers bracht met blijmoedigheid, omdat hij geloofde dat zij nooit verloren gaan en in zegen worden omgezet. Niet in de roezige onbesuisdheid van de eerste dagen trok Renaat De Rudder op als vrijwilliger . Toen de ontmoe diging van de tegenslagen reeds zwaar woog over het volk, ging hij een leger opzoeken dat op aftocht was, ontredderd en met een winter vol ellende in 't vooruitzicht Hij werd ingelijfd bij de 3 e Kompanie, 3 Bataljon, van het 8 e Linieregiment . ( ) Geboren te Oostakker, 11 December 1897 ; oorlogsvrijwilliger ; soldaat bij het * 8« linieregiment ; gesneuveld te Merkem, 17 December 1917 ; voorheen begra ¬

.

E

¬

ven : krijgskerkhof te Westvleteren.

{ ) Lees het uitgebreid werk « Renaat De Rudder », door Dr F De Pillecyn, uitgegeven door het Sekretariaat van de Ijzerbedevaart, Juli 1931, 88 blz. druk, 26 afbeeldingen. Prijs: 5 fr

*

Renaat De Rudder aan het

Ijzerfront.

.

17

2


op naar den sector vóór Diksmuide . Modder was een bekende vijand aan het front . Maar de modder van Diksmuide had haars gelijke niet . Dat zoog zich vast aan den voet en lag zwaar en hardnekkig op wegen, kleeren, bagage. In den Herfst werd het meest neerdrukkende van alle frontwerk doorgevoerd : het ver schansen en verstevigen, het nooit voleinde werk dat traag zaam uit de modderige graven oprees ; de lange nachten, doorlicht met de fuseeën, de vooruitgeschoven posten waar men geen gezelschap heeft dan het kloppen van zijn eigen

Toen het Herfst werd trok de 4e Divisie

¬

¬

.•

M

-

'

'

'

J

-

.

« -

:

bloed In den winter van 1916 verliest hij zijn besten kameraad . Tusschen hen beiden was de vriendschap geheiligd door een gemeenzaam gevoel van vroomheid en verlangen naar God Hijzelf kreeg een stuk ijzer in den helm. Zijn uur was echter nog niet gekomen . II . Intusschen gebeurde er aan het front nog wat anders dan schietpartijen, patrouilles en zakjesvullen . Daar stonden, tusschen de Noordzee en de Fransche grens, tienduizenden van jongens die de drukking van den oorlog dubbel voelden. Zij maakten tachtig procent of nog meer uit van het leger uit de vuurlinie ; de grond waarop zij stonden, bloedden, sneuvelden, was hun eigen Vlaamsche aarde . Die oorlog voor het recht ging over hen heen alsof zij met het recht niets te maken hadden Zelfs de schijn van het recht, het masker, het gebaar, de uitwendigheid van het recht werd voor hen nog overbodig geacht . Brutaal werd hun te kennen gegeven dat zij niet bestonden als mensch ; alleen het vechtdier, het bloed - en spierenbezittend schep sel bestond. Wie te midden van die gedurige vraag naar offers en vrijwilligers naar den doodenmarsch durfde te denken dat hij Vlaming was, hield automatisch op een goed soldaat te zijn . Hij kreeg een nummer bij den veilig heidsdienst en de ongezond - nieuwsgierige achteruitloopers van de censuur bepootelden zijn brieven . Tragedie van den IJzer . Martelie van duizenden gewetens. Verwarring werd gesticht in de geesten van hen die durfden nadenken . Het geloof in de oorlogszaak werd gedood, omdat men niet gelooven kan wie in uw aanschijn liegt . ¬

¬

Ijzer, Renaat De Rudder, aan den Diksmuide ( April 1916 ) . vóó r

19


Vlaamsche gestudeerden die elkaar aantroffen, waren blij verwonderd dat kameraden van dorp, college of universiteit die zij ontmoetten bij 't slenteren in de frontdorpen of zagen bij 't verhuizen van een legerafdeeling, dachten en voelden zooals zij zelf . Eilandjes werden gevormd in dien oceaan van geweld en verdrukking . De Vlaamsche Beweging op het front was geboren. En samen met die innerlijke wedergeboorte van de Vlaamsche ziel onder onze soldaten, viel de zomer van 1916, een zomer van rust voor de legerafdeeling van Renaat De Rudder . Spoedig was hij aan het inrichten. Nog wat anders had hij nu om zijn offerzin te stillen. Edeler dan dooden was het . En rondom zich had hij weldra zijn bond geschaard, de « IJzerkerels» met als leuze «'t Zal stormen » . En van dat oogenblik af leefde hij heel en gansch mede. Halfheid was niet van hem. Brieven, artikels, gesprekken : ' t is Vlaanderen, zijn jongens, hun ziel, hun taal, hun recht . Wat hij vooral wilde : prediken door zijn voorbeeld. Zijn voorbeeld van eerbaarheid en Vlaamschheid ; zijn voorbeeld van geloof en zijn voorbeeld in het offer . En zijn kameraden die in hem totnogtoe een goed soldaat en een makker hadden gezien die hen niet in den steek liet, zagen nu iets hoogers in hem : nieuwe woorden en nieuwe gedachten kwamen van hem tot in hun hart ; zij vermoedden of zagen iets anders en beters dan de oorlog. De ziel van hun volk had door Renaat De Rudder tot hen gesproken. Zoo komt het voorjaar van 1917 . Dat is het groote jaar voor Renaat De Rudder . Het is de tijd van den vollen en vruchtbaren Vlaamschen arbeid ; de oorlogsjaren hebben van den knaap een man gemaakt die in de school van het offer en van eenzaam overpeinzen zijn geest en gemoed heeft gevormd. Hij voelt zegen over zijn arbeid. Hij werkt zonder ver poozen voor het frontblad «Ons Vaderland» en schrijft zijn « Grachtblommekens» en zijn « Jongens van Vlaanderen » die een buitengewone oprechtheid van ingeving en een verrassenden vooruitgang in kracht van uitdrukking be wijzen. Hij richt een frontbladje op voor de jongens van ! an degem. En, terwijl hij de goedkeuring van zijn aanvraag ¬

West Blauwvoeters in de weiden van In rust, te Booitshoeke, Zomer land. ) 1916 ( Renaat is eerste rechts .

?i


door het Groot Hoofdkwartier afwacht, komt heel het frontvak van Boezingen in roering. De nog overgebleven boeren die door het gevaar niet van hun akkers waren weggeschrikt, moesten den weg van de ballingschap in ; het zware gerol van de artillerie werd drukker en, op zekeren morgen lagen al de dorpen achter de vuurlijn vol met Fransche soldaten die, gevolgd door hun hooggewiel te, primitieve bagagewagens, de 4e Belgische Legerafdeeung kwamen aflossen. 1 1 Juli was daar . Overal waar soldaten lagen die verband hielden mot de frontbeweging, werd « gevlogen » ( 1 ) . Ook te Marcq, in Noord - Frankrijk, waar Renaö t met zijn legerafdeeling op rust lag, werd de herdenking aan den hoogdag van Vlaan deren met reuzengroote kalkletters verkondigd. En 's avonds werd gezongen, met geestdrift en aandoening. Het was alsof die innige zangen den groet brachten ver, ver over de loopgrachten. De militaire overheden werden bleek van verbazing en woede. En hun woede ontstond grootendeels uit hun ver bazing. Hoe was het mogelijk dat zooiets voorbereid was buiten hun weten P Zij die moesten op de hoogte zijn van wat er bij de Duitschers voorviel wisten niet eens wat er onder hun eigen mannen gebeurde. Zij legden zich dus op loer . En de kerels die hun dank wilden verdienen, de knechten zielen en de azers op postjes, hielden zich gereed om af te luisteren en over te dragen. Daar viel als een donderslag bij kalm weer, de « Brief aan den Koning » ( 2) voor hun voeten. En van dat oogenblik af drong het Vlaamsche woord door tot in de meest afgele gen kompanies en batterijen. Slag op slag verschenen de vlugschriften ; ze werden rondgedeeld, gelezen, besproken. De militaire overheid voelde dan, dat er een organisatie was die methodisch werkte . De schrik sloeg om het hart van hen die gedurende drie oorlogsjaren het Vlaamsche ¬

¬

»

¬

¬

(1) ( 2)

Uiterste rechtervleugel van het frontvak Van Boezinge ( 1917 ) met zijn gemar telde boomen. ¬

« Vliegen » was een uitdrukking die de frontsoldaten gebruikten om het IN 'T GEHEIM uitstrooien of oanplakken van Vlaamsche briefjes of propa gandaschriften te betitelen. De « BRIEF AAN DEN KONING » was een door de frontcrganisatie in 't geheim verspreid vlugschrift, ofgedrukt op « polycopie- systeem » ( 11 bladzijden groot in propatria - formaat ), waarbij de Vlaamsche soldaten hun laatste vertrouwen in den Koning stelden en hun Vlaamsch recht opeischlcn als vergelding voor ' t gestorte bloed.

23


I

slachtvee van uit de hoogte van hun misprijzende onwe tendheid hadden bekeken . In de kompanie van Renaat De Rudder werd een alge meen onderzoek bevolen . In een ransel werd « Vlaanderens Weezang » gevonden . Renaat De Rudder had het vlugschrift rondgedeeld . Dienzelfden dag werd Renaat bij den Kolonel geroepen en gevangen gezet , in het oude, Vlaamsche Marcq , door Fransche roofzucht aan Vlaanderen ontstolen . De zwijgende ingetoomde woede van de vernederde jongens sloeg uit . « Renaat zit vast ! » En na de eerste verstomming gromde de woede . En dan volgt het eerste spontane gebaar van den soldaat : de bajonnetten vliegen op de geweren en in stormpas gaat het naar de Markt waar Renaat in een kelder gevangen ligt . Bedaarde woorden van Vlaamschgezinde soldaten voor komen geweld . Maar toch kon niet worden belet dat meer dan vijftig man den kerker binnen drongen en Renaat gingen gelukwenschen . Heel den avond werd de « Vlaamsche Leeuw » gezongen en de Leeuwen dansten in het stille Noord - Fransche dorpje . Den volgenden morgen mocht Renaat te communie gaan . Een wacht vergezelde hem naar de kerk . Denzelfden dag werd hij op vrije voeten gesteld . . . voor zoover als men in het leger van « vrije » voeten spreken mag . Zijn terugkeer bij de jongens van zijn kompanie was een triomftocht . Hij werd op hun schouders het kantonne ment binnen gedragen , gesierd met bloedroode rozen . Onbewuste voorspelling van de martelie . Het incident over het verspreiden van het Vlaamsche vlugschrift was voorloopig van de baan . Maar rustig zou het niet meer worden . E é n voor éé n werden al de leger eenheden bereikt en bewerkt door de Vlaamsche propa ganda en hier en daar werd aan de legerleiding getoond dat het ernstig gemeend was. De speurhonden van den Veiligheidsdienst waren onverpoosd hun vuil stieltje aan 't bedrijven , maar aangezien hun onbehendigheid in verhou ding was met hun pretentie, brachten zij heel weinig thuis. Zooals velen werd Renaat De Rudder bespied . Zooals velen kreeg hij het censuurnummer 69 geplakt op zijn brieven . Dat was immers het brevet van Vlaamsche eerlijk heid . ¬

¬

'

.

¬

¬

¬

¬

Enkele Vla ¬ 1 1 Juli aan het front . herdenken ( in een verstoken hoekje ) Vlaanderens Hoogdag ( Renaat de eerste rechts x ) . mingen

¬

25


Lang zou het niet duren of hij mocht eens te meer den rechtvaardigheidszin en het onderscheidingsvermogen van de militaire overheid bewonderen. III . aan « De Belgische Standaard » stukje Hij had een kort ( 3 ) gezonden over de badgelegenheid van de soldaten . Wij laten het hier volgen : « Aan de Bevoegde Overheid. « Reeds zoo menigmaal werd er in onze dagbladen geklaagd dat men de zedelijkheid in de badinrichtingen zoo weinig eerbiedigt . . . Dusdanig feit is voorgevallen bij het laatste bad De jongens moesten met twee in onzer kompanie. t zelfde kabientje, alhoewel het maar kabientjes waren voor één persoon en de hoeveelheid water onvoldoende was voor twee personen. Dit onder voor wendsel dat er moeilijk water te krijgen was en ook opdat het bad zoolang niet zou duren. Kon men de gansche kompanie niet laten baden op een namiddag, het was gemakkelijker dan maar een halve te laten gaan, daar er tijd genoeg is en er hier niet veel troepen verblijven. Men vergeet dat onze IJzerjongens recht hebben op het eerbiedigen hunner zedelijkheid, één der groot ste factors die het moraal der legers hoog houden. Zou de bevoegde overheid geen maatregelen kunnen treffen ter eerbiediging dezer rechten der jongens ? Ik hoop dat de censuur zoo lichtzinnig en zoo on noozel niet zal zijn deze enkele woorden door te halen » . Dat was te veel . Want heel den oorlog door was het verdacht voor meer zedelijkheid te ijveren. « Le moral de l'armée» had geen uitstaans met « la morale» . Wie zegeltjes was gebruikte met een opwekking tot fierheid door reinheid ' een onbetrouwbaar personage. Het was immers veel meer in den toon van het leger de naakte dingetjes uit «La Vie Parisienne» aan een wand te spijkeren en door schunnige moppen te toonen dat men den oprecht militairen geest wist te waardeeren. ¬

_

¬

Belgische Standaard» was een Vlaamschgezind dagblad in de Panne verschijnend vanaf Januari 1915, uitgever J. Peeters, beheerder J . Filliaert, opstellers o. a Mej. Belpaire, Mej. Duyckers, Dr Van de Perre, Leo De Nayer, E. P . Thans, enz.

( } ) « De

De slijkwoestijn van Merkem, waarin Renaat sneuvelen zou.

.

27


Eenige dagen daarna gaf men hem lezing van zijn straf : « Vier dagen cachot », met de reden « om een artikel inge zonden te hebben dat den binnendienst der kompanie beknibbelt en ook om de censuur grovelijk beleedigd te hebben » . In een brief over zijn nieuwe veroordeeling sprekend, zegt Renaat : « 'k Sta fier en pal omdat ik werk voor God . Ons ideaal blijft steeds : Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus. Bid veel voor ons, doe veel bidden voor ons ook opdat Vlaanderen vrij zou zijn in Vlaamsche volk ons vrije Belgi ë ». Als men dat vergelijkt met den toon van zijn eerste brieven, valt de cedachtengroei dadelijk op Zijn offer vaardigheid heeft een ander doel gevonden, buiten het geweld en de offers van den oorlog. Voor hem is het nieuwe ideaal verschenen : Vlaanderens vrijheid. Hij die in den beginne zich fier bekende omdat hij in den oorlog stond, schreef aan een vriend : « 't Oorlogsleven blijft voor Vlaam sche ontwikkelden, die plichtbeseffend streven naar een ideaal, een martelaarsleven» . Twee onverzoenlijkheden waren naast elkaar opgerezen . En zij die dezen strijd droegen noemt men : « 't Geslacht van het Offer » . ¬

,

'

¬

¬

»-

m

-

-

'

>

-

-

'

_ --

IV. Renaat De Rudder werd een te volledig mensch om flamingant te zijn zonder meer . De losbandigheid en de zedeloosheid die groeide met het aanslepen van den oorlog pijnigde en kwetste hem . Van hoogerhand werd niets onder nomen tegen den wassenden vloed van zedeloosheid die onbestreden hooger zwol . Het werd beschouwd als een daad van opstand, door woord of schrift, de zedeloosheid aan te klagen. Een zuivere jongen als Renaat De Rudder moest daar onder lijden. En hij stond te vast in zijn Godsvertrouwen om niet te hopen op beternis. Kon het zijn « dat zooveel Goddelijk Bloed nutteloos zou gevloeid zijn om die zielen? » En hij pleegde de daad van een heilige. Hij wilde boeten voor de zonden van anderen. Gedurende de rustdagen at hij droog brood als boetedoening voor de zonden van zijn kompanie. Dat was medelijdende liefde. ¬

< '

-

A

'

I Penteekening

Renaat De Rudder, sneuvelde in het vak 17 van Merkem, in den vriesnacht van

Joe English)

December 1917 .

29


Medelijden en liefde opgevoerd tot een graad van evan gelische grootheid . Hij werd gefolterd om de woestheid van anderen : « Onze dagen moeten wij slijten in geestelijke ledigheid . .. die oorlog drukt mij zóó op mijn ziele ! ' t Is toch al wee dat mijn oogen nu beschouwen : slijkvermar berde jongens, lijdende bloedende jongens . . . verwilderde laag bij -grond gedrukte zielen , geprangd in ' t juk hunner driften » . Een andere toon komt in zijn brieven . De ruwheid van het oorlogsleven , het verbeesten van duizenden jongens treft hem meer dan ooit. Hij lijdt onder zijn onmacht om die ramp te keeren en hij lijdt dubbel omdat de vervolging van hoogerhand bij voorkeur hen treft die met den Vlaming ook den christen mensch trachten te redden . « Wij zien onze jongens met de verstompende oorlogs dagen maar steeds meer en meer verbeesten , onzedelijker en onzelfstandiger worden , en meer en meer veranderen . . . Wij zouden dat moeten zien gebeuren , ons zelven met moeite van ' t verderf redden en dan gevoelloos en lamweg ons volk zien vergaan » . De man in hem is vroegtijdig tot ontwikkeling gekomen . De man met de hoogste eigenschappen van een man . Het evenwicht in zichzelf en het gevoel van verantwoordelijk heid voor zichzelf en anderen . Moedig was hij altijd geweest . Inzinkingen duurden niet lang bij hem . Maar hij voelde zich gewond in zijn ziel en zijn eenigen uitweg vond hij in zijn geloof , in zijn hongerend geloof en betrouwen in God . « ' k Heb nog geen klacht gelaten en 't lijden dat mijne ziel geeselt vol blauwende wonden , draag ik kalm en gelaten . Ik heb betrouwen op Jezus » . Hoe die verbeesting te keer gaan P Hij keek rondom zich en zag dat dat alles met onverschilligheid werd verdragen . Meer nog : daar was als een duivelsche glorie in 't vuil , een hoovaardij in ' t smerige ; er werd prestige gezocht in het onnoembare. En zij die bovenaan stonden , die zich de « vaders » noemden van hun mannen , gaven zoo dikwijls het voorbeeld van liederlijkheid . Renaat De Rudder kende een enkel heilmiddel : boeten voor de anderen , bidden voor hen , lijden voor hen . Wij hebben reeds gezegd dat hij, gedurende de rustdagen , droog brood at om boetvaardigheid te doen voor het kwaad in /. ijn kompanie bedreven . Dat alleen gaf hem de kracht om niet moedeloos te worden . ¬

v

-

, JS » "*

»

¬

.

.

*

.

>

¬

f '

*

-

Renaat De Rudder werd begraven op het krijgskerkhof te Westvleteren . Zijn makkers schonken hem een Heldenhulde zerkje met Leeuwen - plaat .

-

31


/

A

-

.

«

-

,

.

.

p

Z

.

a

pp

_

, :

.

-

c-

/

.

'

-

,

--

. *. ~

f

.

-

,

/

-

-,

»

1

.

~

< AAI

.,

'

-

.

*

'

-

,

-*

'

<

-

A

-

.

,

,

< | <'

*

<

*

'

-

»

»

- £ _

.

* ».

.

«.

1 A

...

.

'

-.

-Z

, '

<,

-

-

a t~ *

-

-

.

- -

-

.

-

/ -/

'

'

'

-

<

-

-

~

1

,

Al

-

,

i

.

. ~

*

~

.

"

»

4

~

' AC.

'

Brief van Renaat De Rudder aan zijn frontmakker Juliaan P eau.

I


En op den vooravond van zijn zoo korte zoo vervulde leven bracht hij het offer van zichzelf voor de zonden van anderen . « Dat er kome nu wat wil. 'k Offer mij voor de zooveelste maal gansch en in all.es aan God. Mij geschiede naar Zijn wensch. 'n Leeuw wil ik zijn en een Lam, 'n dubbele krijger . . en tevens 'n gloedoven van Liefde» . Hij is dat alles geweest, de Leeuw die ongetemd bleef en het Lam dat wegnam de zonden van anderen.

.

V. Twijfel aan zich zelf, twijfel aan eigen goedheid is de beproeving van de uitverkoren zielen . Renaat De Rudder ontkwam er niet aan. «Die onvolmaaktheid richt zulke verwoestingen in mij aan ... Die onvolmaaktheid die 'k bekampe en die toch weer zichtbaar en gevoeld wordt » . Zoovelen hebben in die uren van twijfel opgekeken naar Golgotha . Zoovelen hebben hun zielewee gelaafd aan het aanschijn van den Man van smarte, tot hun pijn een genot werd en alles verdween in het overweldigend gevoel van het goddelijke lijden. Daar waren uren dat hij zijn zwakheid te midden van de ontaarding voelde alsof hij zelf door de verwildering was aangetast. Dan zag hij, als naar een paradijs, naar de toekomst waarin hij treden zou als een priester aan het altaar. Hoe langer de oorlog duurde, hoe grooter de ver wildering werd rondom hem, hoe sterker dat mystieke verlangen hem dreef . En enkele weken vóór zijn dood schreef hij die ontroe rende woorden die u bij ' t lezen bevangen alsof gij iets heel grootsch en heiligs hoort : « Jezus heeft mijn zoo dikwijls herhaalde vurige bede mij toch te laten sterven en mij Hem in al zijn onbegrepen heerlijkheid te laten aanschouwen, liever dan mij een niet aanhoord. Zijn onwaardig priester te laten worden H. Wil geschiede, en hier sta ik gelaten en gedwee als een lam, bereid alles te ondergaan» . Het Offer was aanvaard. Het hoofd van den Man van smarte had zich over hem geneigd. Reeds had men hem, zonder glimlach of bijbedoelingen, « den heilige» genoemd. De jongens, de nederige, ongeleer de, ruwe Vlaamsche jongens, hadden het besef dat er ¬

¬

¬

34

iemand onder hen leefde die een grootheid en een zuiver heid had waarbij geen spot toegelaten was. De winter was ingetreden. De vierde van het harde frontleven. De 4l' legerafdeeling was teruggekeerd naar het frontvak van Merkem. De stortregens hadden de omge woelde streek, waar stormloop na stormloop had gewoed, lot een chaos van modder - in - verwoesting gemaakt. Nooit was de slavernij van de loopgrachten zoo brutaal geweest . Zij die alle seizoenen over zich hadden weten gaan, de onmenschelijke winter van 1917, de modderkuilen van altijd en overal, het vuil van stroo, slijk en ongedierte, schrikten terug voor dat onmenschelijk bestaan. In die woestenij van dood en modder kreeg zijn liefde on zucht om zichzelf te offeren een vatbaarder vorm. Hij had het voorgevoel dat hier de offerande van zijn leven, het groote zoenoffer van zijn jeugd zou gebracht worden. En een beetje romantisch schreef hij : « Een wind heeft de Iwijgen van mijn jeugdboom doorzongen .. . heeft er een iloodenlied gezongen, zoo akelig, zoo droef ». En regelmatig, nis een vanzelfsprekend iets, herhaalde hij : « Zoo er offers vallen moeten, 'k sterf gaarne voor Vlaanderen » . November verstreek. De Decembernachten lagen zwaar over de vernielde streek . Het einde naderde. En Renaat De Rudder schreef op een hoekje bemorst papier ; hij schreef aan zijn moeder die het later lezen zou als haar kind reeds verworden was en eengemaakt met de Vlaamsche moeder aarde : « Gaan offeren heb ik mij voor mijn Vlaanderen, en voor m i j n Vlaanderen heb ik geleden en gestreden en als 't moet zal ik sterven. Voor God en Vlaanderen, Voor Altaar en Haardstee, lil is de leuze die waait in mijn banier . I k minde U allen, met blakend liefdeherte. Ik heb van II gedroomd, om U geweend, om U gebeden . .. O, kon ik in mijn woorden iets leggen van den liefdegloed die mijn hert

¬

¬

¬

ver leert

Dit zijn misschien mijn laatste woorden. Moeder, wees uwen zoon waardig en ween niet, ik heb I " ' niet geweend toen ik den dood in de oogen zag . In Vlaanderens weiden, Renaat » . 35

il


Dat is het allerlaatste. De liefde om de thuis weent en bidt De geliefden rijzen voor het oog. Renaat weent en bidl De onmacht om zijn liefde volledig uit te spreken op dit oogenblik van het vaarwel pijnigt hem in het aangezicht van den dood.

* * *

Z

17 December 1917 . De 11° kompanie kreeg opdracht te gaan werken aan < le voorposten. Als bescherming werd een korporaal met oen paar mannen vooruitgeschoven. Buiten verband daarmede, misschien buiten kennis daar mede, werd in de 3 e kompanie een verkenning gevraagd. Renaat De Rudder lag afgemat neer ; de sterkte van het lichaam heeft haar grenzen . Het was een gewoonte dat hij er bij was als er gepatrouilleerd werd ; het was een geruststelling voor de anderen die wisten dat niemand zou achtergelaten worden als Renaat er bij was. Niemand bood zich aan. Toen stond hij op en ging ; de anderen volgden. Ze luipen verder over den harden grond. Ze komen in de • treek die aan niemand toehoort dan aan den dood. In de verte slaan zware kanonnen hun geweld in den nacht . De patrouille komt in de nabijheid van den vooruitge schoven post . Daar wist men van niets. « Halte - la !» Renaat en zijn makkers laten zich vallen . Geweren slaan los. Een I lacht klinkt op, gedempte stemmen geven antwoord . Een kogel uit den Belgischen post heeft Renaat De Rudder i jotroffen. De slagader is doorgesneden . Het bloed gulpt wild uit de dij Een voorloopig verband wordt gelegd en over hindernis eii prikkeldraad wordt de gewonde in de dekking van den ommandant gedragen. Daar wordt het verband ververscht. De commandant vindt dat het te lang duurt. «Maakt dat ge buiten komt », snauwt hij, en de stervende antwoordt zachtjes : « Ge gaat mij zeker toch niet buitenjagen als een heest » . Voort gaat de lijdenstocht. En terwijl hij weggevoerd wordt naar het krijgshospitaal van Hoogstade, zegt Renaat lol de brankardiers : « Doet steeds uw plicht » . ¬

l

.

¬

K

.

'

(

Het standbeeld voor Renaat De Rudder, aan den IJzertoren te Diksmuide

.

37


Lang zal het niet meer duren. De extase van het bloed bedropen kruis wordt werkelijkheid. De pijn scheurt door het lichaam : ÂŤ 'k wist niet dat een mensch zoo lijden kon, maar alles voor Vlaanderen en Vlaanderen voor KristusÂť . Het offer was aanvaard, het offer was volbracht ,

.

*

Renaat De Rudder is het zinnebeeld geworden van het IDEAAL. Het zinnebeeld van onze Vlaamsche jeugd, gemarteld door den oorlog, vervolgd in de zuiverheid van haar ziel en do gaafheid van haar mensch - zijn ; het zinnebeeld van dit geslacht van het offer dat een zegen is geworden voor ons volk, uit wier lijden onze kracht is ontstaan, uit wier vervolging en dood de onverzettelijke vastheid is gerezen die alleen aan Vlaanderen zijn eigen ziel kon weder M honken.

graf van Renaat De Rudder in de den IJzertoren

crypt van

39


u

. t

-

-

X

.

Vliegt de Blauwvoet Slorm op zee ! Bij tienduizenden exemplaren ver spreid als Vlaamsch brievenhoofd.

<

Teekening voor den zakalmanak S. K . V. H. waarin Joe zichzelf teekende onder den mantel van Uilenspiegel, boe ¬ ken uitdeelend in de loopgraven.

' '

,

Verscheen in «Ons Vaderland», te Kales, boven de rubriek «Uit het bezette ge ¬ bied » .

Tijl Uilenspiegel ( Verving de drie tam boers, in de « Excellente Cronicke» van «Ons Leven - Hoogstudent », Oorlogsnum -

I

¬

mer ) .

1 rots storm, geweld en tegenkanting,

loch planten wij de Vlaamsche vlag !

¬


I nglish nooit geweest . Hij was meer en beter dan dat . Hij Pachtte moeizaam en volhardend de schoone gestalten uit Ie beelden die zijn droom -oogen bewegen zagen in zijn

iel. Hij is heel zijn leven lang vreesachtig gebleven . Een beetje schuw tegenover anderen, en vreesachtig ten opzichte van zich zelf , van zijn kunnen, van zijn werk . Hij voelde le groot en te diep in zijn ziel, hij wist zich onmachtig um die heerlijke visioenen in lijn en kleur te verwezenlijken. Nederigheid tot in de diepte van zichzelf beheerschte hem . En toen hij in 1904 en in 1907 den tweeden prijs vun Rome behaalde, bleef hij onveranderlijk dezelfde. Hij bleef voortwerken, twijfelend, aarzelend, overmachtigd door de grootheid van zijn innerlijke visie ! In 1907 stelde hij te Brussel een groot drieluik ten toon tlul een schitterenden bijval behaalde. Hij verkreeg den ( indccharles -prijs. Zijn schilderij stelde voor : «De mensch IH ' KI op zoek ». Slilaan begon zijn naam door te dringen in het kunst minnende en vlaamschvoelend Vlaanderen . Te Leuven was /

Joe English « DIENENDE KUNST » I.

Door zijn afkomst scheen Joe English voorbestemd om de leuze te vervullen die hij tot de zijne gekozen had « Ik dien ». ( * ) Zijn vader was een Ier, zijn moeder een Vlaamsche loop vrouw uit Brugge . Ierland en Vlaanderen. Door den offer het door van veel eeuwen van bloed en vernedering, gewor van hun kinderen naar de zelfstandigheid omhoog haar roode het typisch met jongen zachte teeder steld. En die n bescheide eigen zijn in en de schuchtere manieren heeft van getoond kracht de , offers geziene leven, rijk aan niet en is de edele dienstbaarheid die een van de hoofddeugd vereenigd hem in bloed van de beide taaie rassen, wier was. Joe was kunstenaar . Hij had daarvan de fijngevoeligheid En toen hij en de onvoldaanheid met de eigen scheppingen. schilder als opleiding zijn academie de aan te Antwerpen van Juliaan genoot onder het waakzame kunstenaarsoog angst om De Vriendt, bezorgden die fijngevoeligheid en die . uren droevige hem , kunnen het eigen den De meester die hem kende en naging, getuigde over waren n ë studi Zijn « : English Joe aankomenden schilder eerbied hem ernst . Hij werkte met den stillen drang en den duwen te zij op iemand nooit van een monnik . Hij trachtte staan te alleen trots louteren den om , of voor te springen aan de spits en in het licht. Hij zocht zijn weg en vond hem handig, en volgde hem». Een vaardige uitvoerder, een is Joe borstel den met virtuoos een , behendig schilder '

¬

echtgenoot von wijlen Eliza Goedemé ; ( ) Gebor.en te Brugge 5 Augustus 1882 ; , 31 Augustus 1918 ; voor korporaal bij de Trava ï lleurs ; gestorven te Vinkern ). ( heen begraven : krijgskerkhof te Steenkerke Veurne werken » , uitgegeven door en Leven , English « Joe ( ) Lees het uitgebreid werk : , 73

*

*

¬

, 120 blz. druk het Sekretariaat van de Ijzerbedevaarten, Juni 1932 afbeeldingen. Prijs : 8 fr.

¬

Iii| een geliefd figuur : een eigenaardige kant van zijn kunst

Imd hij daar, in den dienst van de studentenbeweging, ver >| miibaard : de humoristische zijde, dat midden tusschen karikatuur en ernst. En hij schonk hun die gedichten in I' Innige zijde, onze vlaggen, trots en geluk van duizenden vange knapen. I ii toen kwam

de storm over Vlaanderen en Europa. II.

Ine English was opgeroepen geweest als soldaat en de le weken van den oorlog deed hij als soldaat in het veldleger meê, om dan tijdens den terugtocht dagen te bi ' lrvon van groote miserie en zich zelf erg ziek te vinden in • •< 1 1 hospitaalbed te Kales . Het staat zooveel als vast, dal hij dan een crisis van gevaarlijke blinddarmontsteking dm maakte. Wanneer hij uit deze crisis herstelde, kreeg In | dadelijk zijn papieren voor de voorlinie, doch daar hij INH| .- wak en ziekelijk was, en in de onmogelijkheid echten ( uuildienst te doen, werd hij naar de « travailleurs» ge '.IlilII d I II / Do vond men Joe English ongeveer in het midden van lui logsjaar 1916, per toeval, werkend achter Boezinge. i i

'i '

.

43

42


*

, •

.

-

Joe English

Schilderij op het front gemaakt door Sam De Vriendt.

.

Joe English aan het werk te Veurne

.


de Te midden van de massa naamlooze sukkelaars die te schikken trachtten kasseien uitgeschoten en ingeloopen aan - en voor het oorlogstuig dat aanhoudend zijn massa En de . wegen de ig goedsmoed er afrolde. Joe herstelde in hem kwam ziel kunstenaars zijn van droefheid grootste - gewerkte op toen hij zijn handen bezag : zociden die zwaar , zou die hanteeren kunnen penseel een knuisten nog ooit toets voelt den die , geschiktheid physieke die , gevoeligheid altijd voor waarmee kleur en lijn gelegd wordt, niet voor ? hem verloren zijn zat Toen nu zijn vrienden hoorden hoe Joe versukkeld handen zijn Boezinge rond en s midden van de kasseilegger weg te stuk werkte, trachtten zij hem uit dat midden krijgen. Dokter Frans Daels was onderluitenant en bataillonskapiteins n gegradeerde hooger zijn waren Wel dokter . maar min dokters die hij als student had moeten buizen, . zijn niet hij kon dan onderluitenant weigerde Prof . Daels ging English opzoeken, maar English uit Ant dokwerker een niet indien komen te volstrekt mee die hem , mpanie travailleursko werpen, soldaat in dezelfde had werk zijn en genomen had onder zijn bescherming opengereten ngers kunstenaarsvi zijn dat gedaan telkenmale . Per toeval en bebloed waren, met hem mocht meekomen gevraagd, travailleurs e e w t Daels Prof . en gelukkig had engelbewaarder » zoodat hij English en diens « dokwerker denken : kunst r aondoenlijke kon meênemen . Kon men iets ! werklieden n hoogstudente en handarbeider, hij met zijn tijd waarnaar de English Joe voor nu was Dat een geestelijke van uren in de gansche ziel zoo innig en, te volk zijn : getracht had smartelijk zoo zaamheid, soms dienen. post Hij was reeds begonnen met teekeningen die als niet nog het was Dat . kaarten zouden worden verspreid oogen heelemaal Joe was iemand die meêleefde. En op dit de van len intellectuee Vlaamsche onder band de blik was , iets roerde Daar . geworden voorlinie nog niet zoo hecht de brandde zielen honderden In . leven te daar begon iets indi woede om de vernedering ; maar het bleef nog veelal vidueel . het Intusschen was niet alleen de walg gestegen voor het was , overheid wat alles bijna misprijzen waarmede ¬

¬

¬

¬

¬

Vlaamsche oorlogsmateriaal bejegende. De verwildering van Ir' . eden werd als een normale levensmanier aanvaard. Niet alleen de stroom van bloed was eiken dag gestegen en v ibreed ; de modder steeg ; duizenden menschen waren, langs het slijk van de loopgrachten, in de dierlijkheid van I - 1 zedelooze vastgeraakt .

.

III.

De brochure « Voor onze vrouwen » verscheen van de cl van professor Daels. Het was de inzet van de actie die als schild zou voeren : S. K . V . H. ( Secretariaat der Katho 1 1 c •! i ' Vlaamsche Hoogstudenten ) . Die brochure was aanleiding tot de eerste teekening van i C English in den dienst van de jonge frontbeweging. Op " In iitelplaat werd het bezet gebied aanschouwelijk gesteld l< >oi vrouwen, opgesloten in een kerker, en daartegenover D Vlaamsche IJzerjongens die de vlag van S. K . V . H . hoog lt' lucht insteken. I en tijdje later kwam de professor naar het Groot l loofdkwartier om van generaal Wielemans de toelating te I " I umen de teekening van Joe English op 100,003 exem plaren te verspreiden. Hij werd ontvangen door een vrij l nker , een Waal, die zoodanig onder den indruk kwam van dun tragischen eenvoud van Joe's werk, dat hij onmiddellijk •miwoordde : « 't Is prachtig, vraag ons geen toelating meer 'nor dergelijke dingen, werk voort ». I lel « werk voort» was niet noodig om den volhardenden ui ' id aan het front aan te moedigen. Maar lang duurde " I i niet of de zekerste manier om een speciale bewaking "ui dc veiligheid te krijgen en het vuil gesnuffel van de ' ii uur, was zich met die «prachtige » werking bezig te I

¬

-

l ii ii h Ion.

Joe was bekomen van zijn kasseileggers - avonturen. I lij had een stil kamerken in het college van Veurne. I r ieii kon hij kijken en peinzen, schetsen en teekeningen ij do muren prikken en innerlijk leven onder 't genieten UM

<

i

n

altijd aangesproken potje thee. 47

46


In dien tijd ontstond dat verhevene werk van Joe, dat 8p de Vlaamsche werking aan den IJzer een merkteeken lii ' cfl geprent, dat zoolang leven zal als de herinnering ' ii in

dien Ijzertijd zelf .

De teekeningen die als postkaarten werden verspreid,

11 M van zeer

incidenteelen aard.

I uinhoopen, een stukgeschoten huis, een anecdootje. Mi K i r eerst toen Joe stelselmatig en onder de ingeving van |n leidende gedachte begon te teekenen, kreeg zijn werk i

-

• t ii

vast

karakter .

< )p de eerste plaats, die reeks sluitzegels, die in onvergete -

1111- < • heldere lijnen

in het geheugen staan van allen die jelegenheid hadden ze te gebruiken. I erst en vooral, bovenaan het heerlijke stoere kruis met liH leger van kleine kruisjes errond. Die gedachte had Joe i i ) ds lang in zich gedragen. Reeds vroeger had hij dat innebeeld van het Vlaamsche offer voorgesteld in een • j > • 111 kaardige teekening : de afgestompte voet van een I' TUII ' ï waarop de woorden : « Voor Vlaanderen » te midden i i ii woud van houten kruisjes en rechts van dat alles een ' Irriiw die boven een loopgracht stijgt. Hij vraagt aan Belgi ë : " Mnan hier nu kruisjes genoeg ? Krijgen wij eindelijk een

ili

-

i

.

Vloamsche Hoogeschool ?» > < hoone illusie uit het jaar 1916. Het geloof in het recht ilnl door den oorlog was verzinnebeeld, was nog niet gedood de zekerheid dat een oorlogsbelofte deel uitmaakt . ' in de oorlogsleugens die de slachting mogelijk maken. IV. I nar was dus die schoonste van al de sluitzegels van de I' V . H. Zwart - wit . Eindeloos wit, eindeloos blank, einde e I troosteloosheid. Absoluut uitgestorvene, absoluut l e d i g e Armoede en dood, naaktheid zoover ge zien kunt, il ' . inkend op het ongestoorde zwart van lucht en horizon. M ' i < Joof niet dat Joe ooit iets meer bezield heeft voort yliracht dan die eenvoudige en sobere teekening waar de Ü«dachte door geen detail wordt gehinderd. « IJzer 1914 15 16 » luidde het onderschrift. Maar de breede banen van IM uien kruisjes die samen komen naar het groote massieve Mul kruis zijn steeds langer en dichter geworden. En uit het kmi \ dat in Joe English' teekening de heele naakte vlakte liidirurscht, is ons Kruis van Diksmuide gegroeid.

'

.

Twee frontvrienden: Joe English en Sam. De Vriendt, te Veurne.

49


i

ONZE •

&

'

'

» S.

.

'

'

_

Titelblad voor Vrouwen».

Inlotc

vlugschrift «Voor onze

Bij 40.000 ex. verspreid op het Ijzer front. 1916 - 1918.

4

»

.

.

Kerstnachtvisioen aan den IJzer . ¬

( Een der teekeningen welke op post kaarten aan het front verspreid wer den).

¬

¬


loon Heldenhulde hem een teekening vroeg van een zerk om te plaatsen op het graf van de gesneuvelde makkers, teekende Joe een Vlaamsche zerk met kruis en duf ie, zooals wij zien op onze oude Vlaamsche kerkhoven en ren kruis naar lerschen vorm ( het Keltische kruis ), met hei A . V . V . - V .V . K . en den omhoogwiekenden blauwvoet . I )r keuze viel op het laatste en Joe was er gelukkig om, ili iiii hij in die keuze een symbool zag van de verbroedering vun het lijden van Ierland en Vlaanderen. Dat werd het I- 11IIS van Heldenhulde. lach blijft Joe's hoofdverdienste de teekening der zegels van S K . V . H., die mede in het Fransch verschenen op naam vun de zusterafdeeling S. U. C. W. ( Secr étariat des Univer «iIaiies Catholiques Wallons) . Wat een edelheid van ingeving en uitbeelding, spreekt n uil die zegels met hun krachtige leuzen : « Houdt u fier, houdt u rein», met het zuivere, zonnige krachtige land u hap ; « Credo», waar de afgebeulde IJzersoldaat het hiiiifd neigt aan de borst van den Gekruisigde ; en als upperste leuze, de woorden die boven Joe's eigen leven uil ' chitteren : « Ik dien» . loe zelf mocht dan ook de onontbeerlijke wijding ont vangen van allen die in den dienst stonden van Vlaanderen : liiJ bezoek van den veiligheidsdienst. Tegenover deze • ji ' wichtig doende nulliteiten stond hij wel een beetje beteuterd, maar hij keek hen aan met dat klare, scherpe i ii >i ) waarin deze pretentieuze bewakers van Belgi ë's veilig lu id wel spot zullen gelezen hebben ; zij vonden een van de blauwvoeten die de wiek repten in den storm. En als ml legging voegde Joe hun leukweg toe : « dat zin veugel I' c » . Uit den nood naar hooger geestelijk leven, uit de behoefte van de ziel die Vlaanderen en Christus in een zelfde betrachting vereenigde, ontstond het «Mis- en m 'bedenboek van den Vlaamschen soldaat». Op een killen, somberen dag van 1916 kwam aalmoezenier Vandermeulen Joe English opzoeken te Veurne. 't Was 11 ! jen den avond, vlak na een bombardementsvlaag, zooals ui van tijd tot tijd een over Veurne losbarstte. « Joe, onze Vlaamsche jongens hebben zelfs geen Vlaamsch gebedenboek. Dat mag niet zijn» . |i ui

.

¬

.

¬

Onze -Lieve- Vrouwke van den Ijzer . In lijden en verdriet, in last en kor mer , waar beter dan bij Moeder vin

53

I


*

,

-

I

*

.

*

.

U

»

De sluitzegels van Joe English diepe en veelzeggende zedelijke tucht opwekking

symbolisch kruis van «Heldenhulde » de IJzervlakte oprijzend te midden vun de duizenden Vlaamsche IJzer -

I Int en

m

I i uisjes.


« Joe, wilt gij de teekeningen maken ? Het gebedenboek

i'

- -

. klaar .»

En Joe, met zijn gewonen eenvoud, op bijna schuchteren bepaalde reeds zijn taak : een teekening bij het morgengebed in de loopgraven, een teekening bij het avondgebed, bij het gebed voor een stervenden jongen op den hulppost en dan . .. teekeningen voor de jongens. Het jjeluk straalde uit zijn oogen, gelijk telkens als hij kon werken voor de Vlaamsche jongens uit de voorlinie. Denzelfden nacht had hij de eerste schetsen klaar . Het heele leven van den soldaat in de loopgraven, de lieele miserie, de eenzaamheid, het betrachten, het sterven en de dood van den Vlaamschen jongen in het Belgisch uniform werd hem daar geboden. De Sacramenten van de levenden voor hen die den dood te gemoet gingen, het brood, dat de sterkte is van helden en martelaars grooter dan helden, het heilig .Oliesel dat de ziel balsemen moest die vertrekkensgereed was uit het beslijkte en stukgereten lichaam, de blik naar den hemel bij morgen en avondtijd. Waar zijn eerste werk aan den IJzer een sterke neiging naar de karikatuur aanwees, was zijn werk voor S . K .V.H. gerezen tot hooge, geestelijke kunst . Al wat hij voortbracht, behoorde tot een verheven symbolische eenheid : Vlaanderen in zijn IJzerjongens. Tot die eenheid behooren de teeke ningen over Renaat De Rudder en de gebroeders Van Raemdonck . Is het niet als een symbool op zich zelf dat hij die deze schoone Vlaamsche gesneuvelden heeft ver heerlijkt en vereeuwigd, thans samen met hen te Diksmuide uan de eeuwige herinnering van zijn volk wordt voorgesteld ? De teekening van Renaat De Rudder is zoo zuiver van vinding dat het bijna onmogelijk is aan dien naam te denken zonder de teekening te zien . De volledige ziele harmonie die bestond tusschen zijn kunst en zijn betrachten, maakte het hem mogelijk in zijn werk de essentie te geven van wat het Vlaanderen aan den IJzer leed en voelde. Hoe sterk was Joe's kunst aan 't groeien. Uit de rustige nlmosfeer van het college van Veurne ging hij soms weg om in de nabijheid van de vuurlijn in dichter voeling te zijn met de jongens die hij dienen wilde met zijn kunst. Dan ging hij naar het Noordhof, tusschen Ramskapelle en l ervijze, en kluisde er in de puinen met zijn goede vrien den en kunstbroeders Sam. De Vriendt en Juliaan Platteau. loon,

¬

'

J

~

¬

'

-

-

Credo . Uit het

« Mis - en gebedenboek van den Vlaamschen soldaat », 1916.

¬

57

1


V K '

XA

.

.

-

1

Grafzerk van Heldenhulde . Uit het « Mis - en gebedenboek van den Vlaamschen soldaat » . Joe English had den zerk naar lersch

model ontworpen . ..

_

)•

begrafenis van Joe English

i ' iomher

/

1918, te Steenkerke.


Buiten die verplaatsingen verliep zijn leven in werk en gedachte te Veurne, in zijn eenzame kamerken waar hij dacht aan zijn vrouw te Brugge en aan 't kindje dat hij nog niet gezien had, dat hij nooit anders dan in zijn ver langende gedachten zien zou . Alleen zij die tot de weinig intiemen behoorden aan wie hij zijn hart uitsprak, weten hoe innig hij uit de verte met zijn gezin meêleefde. Hij wilde niet van de gelegenheid profiteeren om zijn verlof dagen te gaan doorbrengen in verstrooiingen, want zelfs de zedelijke en toegelaten vermaken wees hij af met de gedachte aan thuis, waar men in den druk van oorlog en bezetting was . ¬

¬

V.

zou aan kleine kindjes, waarvan één nooit door den vader vrouw mijn aan Zeg « schouwd en geliefkoosd worden. had » . verlaten haar ik zooals zijn dat ik zou teruggekomen professor aan en , kindje zijn aan weemoed Hij dacht met vond, Daels, dien hij had doen roepen en die hem stervendgedaan hij alles dat zeggen te vrouw vroeg hij nog aan zijn had wat hij kon. die hij En met die gedachte aan thuis en aan de zaak d. gelatenhei heilige gediend had, stierf Joe English in ntste Hij stierf aan een nieuwen aanval van blinddarmo jongens de bij om wil zijn king, hij stierf slachtoffer van de erbarmelijke in de voorlinie te blijven en slachtoffer van toestanden op de voorlinie. in ' t krijgs Het was in den nacht van 31 Augustus 1918, hospitaal te Vinkem. werd de Naar het graf van Joe English te Steenkerke, . eerste Bedevaart van Heldenhulde ingericht ¬

¬

Begin Augustus 1918 kreeg hij hevige krampen in den buik . Tot overmaat van ongeluk was professor Daels onbe reikbaar die dagen. De dokter die hem onderzocht, vermoed de blinddarmontsteking. M<aar de militaire geneesheeren konden het niet van hun waardigheid verkrijgen daarmeê eens te zijn . De arme Joe English, die zich zeer stil moest houden en voor wie elke beweging een marteling was, werd twee dagen en een nacht van links naar rechts versjouwd, van de eene ambulanciekar in de andere gebracht, omdat men strenge bevelen had gegeven van slechts zwaar gekwetste jongens in de auto's te vervoeren ( wat niet belette dat, wanneer de hoogere officieren lichtekooien noodig hadden, er altijd auto's beschikbaar waren) . Eindelijk hield men met hem stil te Vinkem, nadat hij overal elders afgewezen was . Want de heeren militaire dokters vinden zoo gemakkelijk dat een zieke elders dan bij hen op de rechte plaats is. Een dag en half liet men Joe English liggen op de berrie, een dag en half had hij voor eenig deksel zijn kapoot ; verlaten van hen die last hadden voor de zieke en gewonde soldaten te zorgen, vond hij eindelijk erbarmen bij een legerdokter, die geen « militaire de carrière » was. Maar het was te laat . De smart had hem uitgeput en toen zijn einde naderde, zei hij nog zwakjes : « Ik heb zoo'n zeer ». En stervend dankte de goede en nederige, die alles gedaan en gegeven had wat hij kon en bezat, voor wat men voor hem had gedaan. Zijn laatste gedachten waren voor zijn thuis, waar een vrouw tevergeefs wachtte met twee ¬

¬

*

*

zijn werk AAen kan van een kunstenaar spreken en afleggen getuigenis ontleden ; men kan van een schilderontroering ondergaan over de schoonheid van zijn werk, de den kunste die in U overstraalt van uit zijn doeken. Maar heette, English Joe en naar die schilderde en teekende teekenaar en schilder den van kunnen wij niet losmaken die tot leuze had gekozen : « Ik dien» . bedenken, Hij diende. Zijn dienstbaarheid was zonder hij diende , penseel en pen zonder aarzelen. Hij diende met te voet, per zooals de minste van hen die dienen kunnen ; per boodschap hij fiets, door alle weer en moeilijkheden, was tegen op hem in morren en uitdrager . Daar kwam geen de kleinheid van de taak : hij diende. bij Hij diende in stilte, gekeerd in zichzelf , schuchter niet hij sprak , menschen met wie hij niet vertrouwd was hem voor Vlaanderen over wat hij deed. Zooveel werd door . was gekend verricht dat niet en zelf Hij was de kunstenaar die in die uren van offer tot de in functie dacht alleen kunst zijn aan id vergetelhe zaak van zijn volk . ¬

¬

61 60


* .>

:

'

-

Het 9 meter - hooge Joe English gedenk teeken. « Wars van alle geweld, naar de hoogste schoonheid, om Vlaanderens wil»

.

Het gedenkteeken op English, ingehuldigd Ijzerbedevaart, thans plaatst, dicht bij den van Karei Lateur ) .

het graf van Joe tijdens de eerste aan den dijk ge IJzertoren ( Werk ¬


Niemand schooner dan hij heeft bewezen wat een kun ulcnaar beteekenen kan in den strijd van een volk om zijn rujen ziel . Hij was de kunstenaar die ook als mensch gaf, alles wat hij kon. Meer dan hij kon. Niet alleen heeft hij geput uit / 1 jn scheppingskracht, niet alleen gaf hij zijn kunst, hij U< il zijn gezondheid en de droomen van zijn toekomst: Nooit kunnen wij aan Joe English weer denken of wij ricn vóó r ons die heerlijke teekening : het legioen der I* misen over de verlatenheid van Vlaanderen, onder de M haduw van het reuzenkruis met de glorieuze letters van Iwl A.V.V. - V . V.K . En zooals die kruisarmen naar de toekomst zich strek ten, heeft het geslacht dat in Joe English' werk zijn eigen / iel erkende, de hand naar die toekomst uitgestoken.

'

'

'

,

,

¬

£

Graf van Joe English in de den IJzertoren.

'

I

crypt van

65


'

De Gebroeders van Raemdonck «BROEDERLIEFDE»

I. Twee broeders, de eene negentien, de andere zeventien, luisterden in Augustus 1914 naar den koninklijken oproep : « Vlamingen, gedenkt den Slag der Gulden Sporen» ; Edward en Frans van Raemdonck . ( * ) Hun jeugd hadden ze onbewolkt zonnig te Temsche aan de Schelde doorgebracht. Samen hadden zij er hun eerste Kommunie gedaan, samen hadden zij er school geloopen bij de Broeders van Liefde, in het Sint Willebrordus gesticht, en na een tijd te Geeraardsbergen ( Sint - Jozefsgesticht ) en te Leuven ( Frans alleen in het Jozefietencollege ) gestu deerd te hebben, bleven ze nu sinds enkele maanden thuis : Edward, kloeke kind van de werkelijkheid, hielp vader in de brouwerij, Frans, de tengere knaap en jonge droomer, bereidde zich op een examen voor . Met enkele makkers hadden ze den vriendenkring «Onder Ons» gesticht. Daar kwamen ze om de veertien dagen bijeen, om er hun idealen te bespreken en zich te oefenen in het voordragen van eigen beschouwingen over boeken en gebeurtenissen, ook wel in het voorlezen van eigen verzen. Ze dweepten met heel de romantiek, ze bewon derden Lamartine en De Musset ; ze gaven hoog op van Popert's « Helmut Harringa », ze lazen Kloos, Van Eeden, ¬

¬

i :: )

Edward Van Raemdonck, geboren te Temsche, 8 Oktober 1895 ; Frans, geboren te Temsche 24 Januari 1897 ; student ; Sergeant, 24? linieregiment, 6e kompanie. Beiden oorlogsvrijwilligers, gesneuveld in eikaars armen, den 26 Na den oorlog over Maart 1917, te Steenstrate ; ter plaatse begraven. gebracht naar het krijgskerkhof te Westvleteren. Lees het uitgebreid boek « De offergeng der Gebroeders Van Raemdonck », door Dr O Dambre, uitgegeven door het Sekretariaat van de Ijzerbedevaarten, «Stampkot » door Juli 1933, 123 blz. druk, 38 afbeeldingen. Prijs : 8 fr. Dr O. Dambre, is hel verhaal van den doodenraid ; verschenen in «De Oogst » Antwerpen. Prijs : 10 fr . ¬

1

De gebroeders Edward ( 8 - 10- 1895 ) en Frans ( 24 - 1 - 1897 ) Van Raemdonck.

.

67


1 '

.

-.

Perk en H. Swarth, Van de Woestijne, De Clercq en Gezel Ie, Tolstoï en Gorki ; ze droomden van Conscience's « Leeuw van Vlaanderen» en Rodenbach's «Gudrun». Het was de idyllische, romantische, vooroorlogsche tijd. Frans was een dichter, een droomerige natuur . Vol heim wee, met de eerste innerlijke verscheurdheid die een gevoe lig en nadenkend jongeling ondergaat Hem moet toen het « Vlamingen, gedenkt den Slag der Gulden Sporen !» als een onverwachte, welkome bevrijdingskreet geklonken hebben en de reactie moet nog voller geweest zijn in een spontaan medelijdend gemoed, zooals dat van Edward. Zij, die ge dweept hadden met Breydel en De Coninck, met Sneyssens en Artevelde, hoorden daarin het bevel tot ontlading van hun martiale jeugdenergieën en tot verwezenlijking van hun romantische droomen. Het is opmerkenswaardig, dat de Gebroeders Van Raem donck, samen met 44 andere Temschenaars zich in de eerste opwelling, spontaan, als vrijwilligers aanboden : Edward, de eerste, omdat het land aangevallen werd; Frans, aangetrokken door dat voorbeeld, uit eenzelfde gevoel van vaderlandsche verontwaardiging en daarenboven omdat hij heimelijk hoopte dat oorlogservaring hem de ontbrekende zielsvolheid zou hebben geschonken. Er was reeds een intuï tief primair bewustzijn : er was het blijmoedig en het edelmoedig offergebaar, er was de Vlaamsch - Belgische trots en vaderlandsliefde van dat oogen blik, er was de heiligheid van het gegeven woord en de onver breekbaarheid van den op dien heroï eken stond vaster gesmeden broederband. Dat dat offerbewustzijn zich toen bij Frans met een zeker fatalisme paarde, bewijst het feit dat hij den dood als een opperste goed zou begroet hebben : « toen ik me engageer de», bekende hij later, « was mijn vurigste wensch seffens naar 't front te mogen vertrekken, en toen vroeg ik aan het noodlot, in geval ik moest vallen, ook seffens te mogen vallen. Ik zou zoo graag gestorven zijn in het begin van den oorlog, te Luik, te Mechelen ...». Die inlijvingsdag, die hun schoone jeugd zoo onverwachts afsloot en een vroege mannelijkheid inluidde, is steeds in hun herinnering blijven leven en was hun in menigen don keren stond een licht en een opwekking. Ze zuilen er steeds met trots over spreken, als van een dag waarop, toen moeder ¬

¬

¬

¬

.

¬

¬

De dichter Frans Van Raemdonck, leu nend op een zijn geliefde populieren, aan de oevers van de eeuwig deinende ¬

Schelde.

¬

...nog lange stond ik daar te droomen bij het water .

..

69


De zeventienjarige vrijwilliger Frard

.

3

sterk zóó weende en vader hun den laatsten zegen gaf, zij blij , ten verkrop t verdrie als mannen met forschen wil hun te land het jegens plicht hun om opgetrokken waren beide zijn met hij toen vader , was fier Hoe « . en vervull hoe bleek zonen de trappen van 't gemeentehuis beklom ; onder hand e bevend de in pen de met hij stond hij, toen zonen zijn hij dat teekende dat hij zijn beide zonen offerde, wat Maar . » gemoet te dood den dig zag vertrekken, volmoe een met zich ze vragen an , omgega zijn hart zijn moet er in ! n weerzie ze hij zou zekere wroeging af, want wanneer

\ J

.

II en valt op bijzondere wijze maand oorlogs Uit de eerste eigen waarde. te vermelden een eerste bewustwording van gers in vrijwilli 400 500 een met len Ze zijn b. v . te Meche en : uithoud niet er het kunnen ze en erd geloge e kazern de s» henaar Temsc de al met naar huis schrijven ze dat ze « t gezoch n hebbe logies en zijn loopen uit de kazerne gaan slecht l zoovee bij de burgers « omdat er de laatste dagen ge volk is bijgekomen, dat zij het er niet meer konden ze waar van , e rmond Dende Gillis / Sint te Of wennen» . niet goed met trots schrijven, dat al degenen, die hun dienst een slechts men en en gezond verrichten, naar huis worden - Niklaas, waar Sint te Of . den behou zal korps welgeoefend tegen het ze met andere vrijwilligers protest aanteekenen tegen ruilen moeten n hebbe geweer h feit dat ze hun Belgisc om met ingelijfd niet immers zich hadden ze : he een Fransc n . Of Fransch, maar wel met Belgische wapens te vechte van eeld standb het naar trots met ze te Brugge, waar aardigd verontw en n , hebbe n gekeke k Coninc De en l Breyde hospitaal van een gewonden vriend vernamen, dat er in het ! kon ch Vlaams die , was geen enkele dokter En zoo is het Kerstavond en Nieuwjaar geworden . Ze liggen met de 3 kompanie van het 3° linie in het Veurnsche tijden, als en denken aan huis . Frans zucht « ' t zijn droeve de oorlog woedt », maar Edward neemt het luchtiger op en hij schrijft een Pallieterachtigen brief, waarin hij het heeft gamellen over lekkere rijstpap, waarvan hij twee volle vervet helft de dan gegeten heeft... en dat hij reeds meer ¬

De negentienjarige vrijwilliger Edward.

is

Met de Lente van 't jaar 1915 hingen er, zooals overigens telkens weer in dit seizoen, allerlei moedwekkende geruch enz. en ten in de lucht over nakend offensief, overwinning, ¬

71


ook de gebroeders, die in April tot korporaal bevorderd werden, wachten ongeduldig den dag af, waarop ze zege vierend door steden en dorpen zullen trekken, al zingend het lied der verlossing : « den Vlaamschen Leeuw » Tot nog toe hadden beiden het gewone loopgraven leventje meegemaakt . Ze stonden bekend als onverschrok ken patroeljeurs en hadden vrijwillig heel wat gevaarlijke karweitjes uitgevoerd, waarin ze èn hun broederliefde èn hun als aangeboren heldhaftigheid staalden, maar een zwaar gevecht hadden ze nog niet doorstaan. Einde April ' 15 echter had te Steenstrate een geweldige Duitsche aanval plaats : iets gruwelijks en het eigenlijke vuurdoopsel van de gebroeders Een schok, die hun voor 't eerst al de gruwe lijkheid van een menschenslachting deed begrijpen en beiden diep omwoelde. Van uit Bray -Dunes, waar het regiment met rust lag, werd naar Oostvleteren opgerukt en van daar naar de vuurlijn. « Het was daar juist een kerkhof », bericht Ward, de grenadiers hadden op vier dagen 700 man buiten ge vecht gesteld . Den nacht van 24 - 25 April zullen we nooit vergeten. Rond negen uur 's avonds bombardeeren . Tot tien obussen te gelijk vielen rondom onze loopgracht . Dan begonnen ze met stikgas te werken en geen één wist waf gedaan. Meer dan de helft der mannen waren bedwelmd . Toen barstte de Duitsche aanval los : zes uur aan één stuk schieten. Handgranaten, bommen, stikgas, vliegmachienen . Wij, we bleven pal ».

'

V

¬

¬

.

¬

»

¬

U

'

Bray - Dunes, In Juni 1915 verlaat de 1 ° divisie het rustoord ,1< linie ligt te 3 . Het trekken te front het naar om weer Alveringem gecantonneerd, om van daar over en weer de loopgraven links van Diksmuide te gaan bezetten. Edward voelt er zich dadelijk thuis en gaat van 's mor gens tot 's avonds uit visschen. Met een heele korf visch komt hij naar het cantonnement en dan is het telkens feest : al de Temschenaars komen weer samen en gaan aan 't smullen buikje - sta - bij . Hoe wreed, moest er één van die worden, denkt hij dan wel eens. Temschenaars gekwetst , Maar den 201 Juni moeten ze het 3° Jagers aflossen. Ward was vrijgesteld, daar hij zijn voet verstuikt had, zoodot Frans alleen optrok . ¬

Frans Van Raemdonck, de jonge dichter. Kunstteekening gemaakt door Maurice Xhronet, die in den zomer 1915 met hem in het krijgsgasthuis te Rennes ver ¬

bleef .

11

73 '


••

Wfifi *W

3

KI

£ ' 3 w4"ij 11i i1 siH *-*> 1* J ï i P f , i m J ji i v 'z r $ - 1 n | iI | 5 J £g -- > -*i r- 4ï| « ? ï IN . 1 \ 4 yrx-Ji % n p . i *l r:fif 4 { f 3 |i ? : J

*

-

_

'• ; '

J j pt v s:y i - - % '

o"

J •5

1

4

.

\

jr

J

K|r

v

*

,

3

'

':

~

~

f

t

è 3 P Pï® ,f \ _ tiltoillM f m üIJJ 4,|<

; ' 4 f| i h s :

m . 4i 44 i ii ,* / fj

ila

+

r. i

*

.5

»

_ <, -< •

:

iA -

5 G

i

-?i ,

ï

s

4k fjJ -If-

U 1

n «ff»ït

41 4Ü34

1

-t>

L

!yu i s:

i

\

?

.

i4

*£*

a

- 11

>

U :

i

5

l

-.11 .4J tH

3

-

*

mm i

W

r>

. i 4 J-

-

'

3

i

•-

_

®

rsr ; l.

i:

UAitV1*5

ü

b iktllfol v rikr Hl lil Hi 4 0miU , i ö V

,

-7

iTi s * i s z - A i 7. ti - J f; * *Jirsi* 4rJ3 li- -*t 4T 13 j Ji

4

*

i l4i f * J

*f r i

t

si ' ! 1 S P i 3 '

AÏ -.

:

f*

.

i

Ifli LM

J lilli

- -

SrfSh! f.

.

V

~.

Een der merkwaardigste brieven van Frans Van Raemdonck. Let op den datum 19 - 11 - ' 15 : Een der eerste documenten over de Viaamsche tragedie aan den IJzer .

'

J

l

I .


Rt cm

A

r U >N

ri

.

Ni1

AI'IMII i» l h: i . *5 ii .

\£CAMJMJI

lf ]t Jju

- -. -

i

¬

1

flt

J P * ƒ lu 'h&.Ast

[ ijUj'< Auv-v»w k vK '' «y vri , t. *6. * ' * Ao \ 0 / . *SUJj ' £ Oid£; , . f r l '/ ( j , ( . / , o fo/ V 4 « «V « v - w - Ut* <. ~' ék. *cbtit . tl&Kskx r KtK i. , . istsdjiJ , rj i j u fr is lct c 4wt* kv t <t H ilaJ . JU Jjts JL < - AL y ,W y ,W 'UuX . U ., 'tAAltj { u i-, tsuiu , ' Jfc ] j> . £ Ih- v-tL ! fa ! »-' faKV

s

(

N

/ .

HJ U

A

M

Y

(\ »

vi '

i

'

(

-

&

.

a~s

*

A

-

1 iC

].

_ ._ LA- sd- .-'

A<xAL t

*

fi-ïÊfijL.'

QJ t+

h\

jKA

/

<X

t

jr

-

ifSsS S

S

. Jh[ fd

v{. ! v << $

/ /

Het testament van Frans. « En als ik val , dan éé rst voor Vlaan ¬ deren ... » ( 23 Sept . 1916 ) .

y

/

,

,.

£K s

icx J •

<

/

4

,

Eenige dagen nadien lag Frans Van Raemdonck gekwetst door de aat'dverplaatsing eener ontploffende granaat, in het hospitaal te De Panne, met inwendige weefselscheuringen en bloedingen, en een koorts die gedurende verscheidene dagen boven de 40 bleef . En na aldus eenige dagen tusschen leven en dood gehan gen te hebben , werd hij naar een hospitaal te Rennes ( Frankrijk ) vervoerd , waar hij langzaam herstellend , tot in October verbleef . Op de voorposten te Diksmuide had Frans Van Raem donck een tweeden vuurschok ontvangen , die hem tijdens zijn verblijf te Rennes heelemaal tot bezinning en dieper inzicht zou brengen . Nu de broeders gescheiden zijn , treedt de verhouding tusschen beiden in een heerlijk daglicht . Door het zich onverwachts losgerukt voelen van zijn broeder, voor wien hij steeds een bewaarengel geweest was, kwam er nu over Edward een groote ontnuchtering . Hij, de onbekommerde, er maar op los levende, voelt zich « dezelfde van vroeger niet meer » en is een droomer en doodsverachter geworden . Hij vervloekt den dag , waarop hij zich als vrijwilliger inlijfde ( brief van 9 Juli ' 15 ) , vraagt zich angstig af of hij zijn ouders geen te groot verdriet berokkende en verlangt er naar vader weer te mogen helpen . Alleen om zijn ouders schijnt het leven hem thans nog van waarde te zijn : de Vlaamsche trots van vader en de smart van moeder, van wie hij zooveel hield, grijpen hem tot diep in de ziel weer aan . « Hij lijdt meer dan iemand kan denken en gaat dan soms heel alleen het veld in , om vrijen loop aan zijn tranen te geven » . Maar het alleen zijn op het front, zonder de zorg om zijn broeder , wordt hem gaandeweg een ware opluchting en hij zal nu al zijn redeneerkracht inspannen om Frans aan te raden zoolang mogelijk achteruit te blijven en wanneer Frans daar niet op ingaat, doet hij hem volgend voorstel : « hoe droevig ware het niet voor onze ouders hun beide zoons, die ze zoo lief hebben , te moeten verliezen . Blijf weg, zoolang ik nog gezond ben en komt eerstdaags het noodlottig uur dat voor mij bestemd is en ik gesneuveld ben, wel , kom dan terug en kom u wreken over mij » . En wat antwoordt Frans daarop ? « Waarom zóó rede neeren P Zijn we dan niet samen binnen gekomen , om samen

:

J*

j

,

/ \ y

/

/.

f

]

¬

77

I


te blijven zoolang het kon, altijd, om samen te vechten, samen te sterven of samen te overwinnen?» En uit die dagen dagteekent ook de berijmde ( * ) sublieme broederleus : «Te saam vereend,

<v

in vreugde en nood ; als de ééne sterft, de andere dood ! » De scheiding bracht de broeders dus nog nauwer bijeen, verinnigde en bezegelde voor altijd hun eed van trouw aan

elkaar.

IV. Aldus innerlijk gerijpt en zich klaarder van alles bewust, kon Frans veilig terug naar het front. Maar het toeval wilde dat Edward op zijn beurt gekwetst werd : den 26 December ' 15, te Steenstrate trof een kogel hem aan het hoofd en na een eerste verpleging in het Elisabeth - gasthuis te Kales, werd hij naar Dieppe over gebracht . In de Duquesne-kazerne te Dieppe ontmoetten de broeders elkaar, den 8 Januari ' 16. Aangrijpend en troostend moet de onverwachte ontmoe ting van de nu reeds zes volle maanden gescheiden broeders geweest zijn : van dat oogenblik af zouden ze elkaar niet meer verlaten. In Februari ' 16 zijn ze dan hoop - en vreugdevol terug naar het front vertrokken, in Maart gaan ze samen bij familie met verlof naar Engeland en daarna blijven ze voor goed samen op het front ( 4C komp., 4e bat ., 23 e linie) . Intusschen is ook in beiden het Vlaamsch bewustzijn gegroeid ; zij zijn in geregeld contact gekomen met de Vlaamsche actie op de voorlijn. Beiden bezochten toen ook de studiekringen op het front, o. a. in de half stukgeschoten school te Avekapelle, waar de Vlaamsche durvers bijeenkwamen om er over de zedelijke en geestelijke redding van de IJzerjongens te beraadslagen en er nieuwe bezieling op te doen. Dit duo van al sterker beklemtoonde Vlaamsche over tuiging was bij beiden een spontane reactie op de in die dagen geweldiger tegen de Vlamingen inzettende vervolging op het front. Het werd de frontstrijders zelfs verboden nog over Vlaamsche Beweging te spreken : « een hond verbiedt men te blaffen, maar een mensch toch niet », snikte Frans. ( ) Frans bezat een wondere drang tot dichten. Zijn verzamelde jeugd en oorlogs * gedichten werden uitgegeven in « De Zielezang van Frans V . R .» , bezorgd ¬

¬

¬

na den vooruitgang te Merkem, plaatsten de makkers der 6e kompanie er uit eigen beweging een steenen kruis.

-

¬

.

door Dr O. Dambre, 1922, De Landtsheer, Temsche

79

,


Het maakte hem radeloos en revolutionair onstuimig, bij zoover dat hij zelf vreesde voor het noodlottig losbarsten van zijn hartstocht als Vlaming en als mensch. Op 23 Sep tember 1916 schrijft hij o.a. aan een vriend : . . . «en als ik val, dan éérst voor Vlaanderen, en voor Belgi ë daar achter ! » En is het dan weer geen bewijs van heldhaftige ziele grootheid, wanneer de broeders zich kort daarop vermannen, zich tot sto ï sche kalmte en gelatenheid dwingen en getuigen spijts alles te willen volhouden : « Spijts al de harde moei lijkheden, die we te verdragen hebben, moeten we altijd trachten moed te houden ; altijd moeten we glimlachen, ofschoon de dood ons eiken dag beloert !» ( Frans, 22 Dec.) . In hun lijden wilden ze sterk blijven tot het uiterste, om door het offer een des te grooter medezeggenschap te krij gen in ' t veroveren van Vlaanderens recht : op dat sublieme refrein eindigde het jaar 1916. ¬

¬

¬

¬

Een zware beproeving wachtte hun bij den aanvang van het jaar 1917 : zij moesten hun kompanie verlaten en als e sergeant overgaan naar de 6° kompanie van het 24 linie regiment . Reden : Flamingantisme. Verpletterend voor de Vlaamsche intellectueelen, kwam daarenboven op 11 Februari 1917 het beruchte bevel tot afschaffing van alle studiekringen. In de oekase van den minister van oorlog luidde het als volgt : « De intellectueele en physieke werkzaamheid van alle militairen is men in de huidige omstandigheden aan 't vaderland verplicht ..» (nota nr 1394) . Dat zal er grootelijks toe bijgedragen hebben om Frans Van Raemdonck heelemaal te breken. In die dagen van zielenood gelukte het hem E. H. Cyriel Verschaeve, voor wien hij een groote bewondering koesterde, een bezoek te brengen. Hij vroeg hem o.a. wat hij over den oorlog dacht. Bitter staarden Verschaeve's borende blikken hem aan en hij las er in « al het wee, al het spijt over die tallooze menschenlevens, over die zee van onschuldig bloed » . Wat een leven - en - dood duizeling moet hem dan aangegrepen hebben : van den 10den Februari immers, vijf weken vóór hij sneuvelen zou, dagteekent zijn schrijnendste wanhoopskreet, die als een verloochening van heel zijn oorlogsleven klinkt : « Heb ik geen misdaad be gaan bij mijn inlijving als vrijwilliger P » Misdaad tegen

.

¬

¬

80

over Vlaanderen, met die vreeselijke twijfel of zijn bloed zich niet tegen eigen volk zal keeren ! . . Offensiefgeruchten hingen weer in de lentelucht en op het front heerschte een koortsachtige bedrijvigheid. Dat wekte nieuwe illusies en schonk nieuwen moed. Edward, die einde Februari met 't oorlogskruis vereerd werd, was in die dagen uiterst opgewekt en vertelde aan al wie het maar hooren wilde, dat de oorlog op zijn einde liep . Met geestdrift bepleitte hij vóór zijn mannen de taktiek van de Verbon denen, zoodat zijn bezieling ook op hen oversloeg en velen in zich de langgedoofde stemming van Augustus ' 14 weer voelden opflakkeren. Alleen op Frans had hij geen vat. Frans leed onder het voorgevoel dat hij Temsche nooit zou weerzien en meende dat de oorlog nog lang zou duren. En de opwerpingen van zijn broer en van de manschappen beantwoordde hij dan als volgt : « Ik ben nooit bang geweest, en toch heb ik al herhaaldelijk, als wij in de loopgraven zaten, iets dreigends om mij heen gevoeld. Een gevoel van angst bekroop me, en al weet ik niet wat het is bang te zijn, toch heb ik het gevoel dat er mij iets ergs, een groot gevaar, beloert». Edward bleef natuurlijk bij zijn meening en schreef naar huis : « ik denk dat het er in 't kort zal tegen zitten ; 't is te hopen dat het nu eens voor goed zal zijn. Wij zijn in de beste gezondheid en staan paraat om met onze makkers den moeilijken en harden slag aan te gaan, die ons dit jaar de eindbeslissing moet brengen». Het zou er inderdaad tegen zitten en ditmaal « zou het voor goed zijn!»

.

¬

V.

25 Maart 1917, in het frontvak vö n Steenstrate.

De vrijwilligers Edward en Frans Van Raemdonck werden, alle vier onder het samen met twee andere sergeanten aangeduid om aanvals kommando van luitenant Muylle ploegen te leiden. Edward zou een groep granaatgooiers aanvoeren en positie nemen aan een loopgrachtenkruispunt links, om er gebeurlijk tegenaanvallers te weren, terwijl Frans en de anderen, rechts van hem, in de loopgraaf gevangenen móesten nemen. Er moest naar het woord van den generaal « Duitsch vleesch» meegebracht worden. Gewapend met dolken, revolvers en granaten, zwoegen 81


FI S de mannen kruipend vooruit, tot op één sprong van het Stampkot, of , rechts en links ter flankbedekking in de er heen loopende grachten. Te drie uur in den donkeren morgen flitste uit onze achterlinie een weerlicht op. Honderden kanonnen spuwen hun moordend spervuur over de vijande lijke linies. Éénzelfde drang jaagt allen op en vooruit, over den hoogen barm, de Duitsche loopgraaf in. De Duitschers zijn in hun schuilhokken gevlucht : revolvers knallen, granaten bonken er in. Eén vloeken, kermen, reutelen. Hier en daar een lijf - aan - lijf gevecht : kerven, kappen, schieten in razenden waanzin. Ward Van Raemdonck staat pijlrecht, roekeloos op de schans. Hij roept zijn mannen moed in, schiet drie Duitschers neer, duwt er twee anderen in de handen van de makkers. Frans vecht verder in de loopgraaf . Plots knalt een vuurpijl in twee roode botten open : nood en stormsein van den vijand, waarop een veelkleurige eigen fusee het teeken tot den aftocht geeft . Doorheen een regen van schroot en staal, doorheen putten en prikkeldraad, werd het nu één rennen en stormen weer achteruit, onder vloekep en stampen op de vijf gevangenen . Een hel van wereldeinde. Frans Van Raemdonck moet de laatste uit het Stampkot vertrokken zijn, beurend en sleurend aan een gekwetsten makker, wellicht ook reeds zelf gekwetst. Ver geraakte hij niet en schuilde in een gracht, achter struikgewas en boom tronken. Intusschen draven de anderen heen naar het noodbrugs ken over den Ijzer en hollen er één voor één over, terug naar veiliger verschansingen . Ook Edward kwam tot aan den IJzeroever . Kommandant Lorette sprak met hem, terwijl hij krijgsgevangenen naar achter leidde en A . Calj é ( groot - inavlied te Antwerpen ) getuigt : « ik vond nog enkele makkers achter de oever bedekking, toen onverwachts Edward uit den donkeren nacht, blootshoofds met verwarde haren voor mij verscheen. Met verwilderde blikken en met angstige stem vroeg hij of Frans al over was». Geen bevestigend antwoord krijgend, liep hij dan naar luitenant De Ketelaere, die aan de noodbrug waakte op wie voorbijkwam en daar moest blijven, totdat de laatste mannen over waren. «Luitenant, hebt ge mijn broer niet gezien ? Hij had me gezeid daar aan het einde van de brug

.

¬

mm n 2

'

i

\

KT r fr « -

>

C*\

,

3

:c

*

re* c

,

?«?éS®g ¥ sVAA *LiVLbsi . t?:. I WT&« ' _ Hy

v

-

--

i

-

«

N

> * •% W ïte r

ïs

¬

,

i

-

7

N|

Joe English, de «dienende » Vlaamsche kunstenaar op het front, verheerlijkt de « Broederliefde » .

i*' v\

83

\ f


te staan en ik zie hem niet ! » Ingevolge de verwarring ontstaan midden het helsch bombardement, kon de luitenant geen bescheid geven en zei : «hij is misschien al over », waarop Edward met klem antwoordde : « Neen, hij zou hier gewacht hebben ! » en tusschen de laatste aanrennende mannen in de richting van de Duitsche stelling weer ver dween. Ook Calj é's laatste waarschuwing voor 't gevaar bleef vruchteloos : Edward's broederliefde overtrof elke vrees voor den dood. Wat is er toen gebeurd ? Dat blijft het geheim van dien vreeselijken nacht en van het niemandsland. We weten alleen, dat niets de trouwe Edward heeft kunnen weerhouden, doorheen het verschrik kelijkste moordvuur, op zoek te gaan naar zijn broeder.. , dat hij spontaan alles offerde, zonder te overdenken dat dit offer hem wellicht den weg naar de brug van het leven zou afsnijden . . . en dat men ze later beiden in eikaars armen gesneuveld teruggevonden heeft. Achttien dagen nadien, bespeurde een artillerie - waar nemer één lijk langs een rij boomen, op 'n 50 meter van de Duitsche linie . Van uit onze loopgraven kon men dan inder als daad, achter wat struikgewas, een omhooggestoken , 's werden Avonds ontwaren hand wenkende hulp om verkenners uitgezonden. Wie zal ons hun ontroering be schrijven, toen zij er naast een gracht, achter stukgeschoten boomtronken, niet één, maar drie lijken ontdekten ! Toen zij er twee in eikaars armen gestrengeld vonden, toen zij vaststelden dat het Edward en Frans Van Raemdonck waren ! Daar, op dat bloedige kruispunt, waar zooveel haat had

I

¬

Im 0f i . BK

r

.m

I

¬

.

t i ft

t

.

r:

-

••

i

¬

i

¬

üSMisii K

m

is

gewoed, de triomf der broederliefde! Broeders door den band van hun bloed, broeders door hun vrijwillig offer, hun lijden en strijden voor eenzelfde ideaal, broeders tot in den dood ! Dat was het geheim, dat achttien dagen lang onop gehelderd bleef . Hoe weergaloos schoon lagen ze daar nog, zooals ze elkaar gevonden en bijgestaan hadden in dat aller laatste tragische levensmoment, dat raakte aan en besliste over de eeuwigheid, zich ten volle bewust van wat er gebeur de en hun broederleven op het front in een opperste liefde doorzindering met een hartstochtelijke omarming bezege lend : «Te saam vereend in vreugde en nood, als de ééne sterft, de andere dood !. En terwijl verkenners en brankar diers zielsontroerd over dit beeld van sublieme broederliefde ¬

¬

I

¬

¬

« Elkaar trouw tot in den dood». Het Gebroeders Van Raemdonck - gedênk teeken, door beeldhouwer Karei Aubroeck uit Temsche.

7?

85

i


neerbogen, hamerden gestadig machinegeweren en loerden de zoeklichten van den dood. Onder het kruisvuur van den broederhaat verlieten ze dan weer de Van Raemdonck - weide, om de boodschap van de Broederliefde aan de IJzerjongens

m

38

s*y

te gaan verkondigen .

1 '

<

Twee nachten nadien dan, sloop men opnieuw over het niemandsland, met het inzicht de lijken achteruit te bren gen. Iedereen wenschte zulks, ten einde de broeders waardig te kunnen begraven en velen hadden zich aangeboden om daarbij behulpzaam te zijn. Maar op het laatste oogenblik werd door de militaire overheid verbod ( * ) gegeven de lijken mee te brengen : ze moesten ter plaats zelf begraven wor den . Die uiterst gevaarlijke onderneming duurde twee volle uren. Een kuil, waarin wellicht de doodelijke granaat ont ploft was, werd uitgediept en de gebroeders werden er onder wat graszoden neergevlijd . Enkele maanden later, in September 1917, werden tijdens het Fransch offensief te Merkem, hun lichamen stuk geschoten. . ¬

8S S:

1

v,yK

¬

llllllli

1

u

¬

.

¬

.

* * * Zoo rijzen die twee voor ons als een voorbeeld en een symbool. Een voorbeeld voor de Vlaamsche jeugd die in hen leeren kan de offervaardige geest voor het ideaal dat Vlaanderen heet. Maar een symbool van het hoogst menschelijke dat zij in onbreekbaren broederband hebben volgehouden tot het uiterste, dat is : totdat, op het oogenblik waarop alles hun ontviel, zij nog alleen elkaar bezaten en elkaar niet wilden, noch konden verlaten, ook niet in den tragischen dood op het slagveld ! Die epische dood, borst aan borst, in den slachtnacht van 76 Maart 1917, is geen louter toeval geweest, maar de bekroning van één leven in «broederliefde» .

Het graf der gebroeders Van Raemdonck in de crypt van den IJzertoren.

I 1

Dit verbod is nooit uitgelegd geweest. Men verzekerde dat de militaire over heid vreesde dat hun begrafenis een Vlaamsche manifestatie van de plotten zou hebben uitgeiokt. ¬

87

i


m .

cm '

E

%

:

M i,

.

ir

*

r

pr

ij

Âť

t \

r &

C

•

(J9

uJ

1

I

y

Lode de Boninge, Missionaris van de Witte Paters van Afrika.

_

Iran5 Van der Linden, korporaal bij het y regiment Karabiniers.


Vlaamschgezind was de op 26 November 1896 te Antwer pen geboren, te Wevelgem voornaam opgebrachte en in het Sint Amanduscollege te Kortrijk in de jaren 1906 - 1913 opgevoede « Louis» de Boninge van huize uit allerminst . ( * ) Deze eenige zoon uit een notabele notarisfamilie was opge groeid in de vooroorlogsche Franschgezinde atmosfeer, waarin de meeste aanzienlijke burgerfamilies toen bewogen. Zijn gewone omgangstaal was het Fransch, ook op het college. Zijn oud - studiemakkers herinneren zich nog hoe prachtig hij in 't Fransch kon lezen en voordragen . Maar het contact met Vlaamschvoelende jongelingen en leeraars deed in hem gaandeweg een zeker Vlaamsch gemeenschapsbewustzijn ontwaken en bracht hem zelfs tot een licht

hij is het steeds gebleven . Uit hem kon onmogelijk een Vlaamschhater groeien. Er zat adel en ziel in den wat droomerigen, slankopgeschoten, tengeren jongen ; er zat « Vyncke » -bloed in. Hij hunkerde naar het goede, naar het offer . Hij droeg de vleugels van een offerziel. God had hem daartoe uitverkoren . Hij zou dus alles verlaten en, evenals zijn verre bloedverwant, de eerste Vlaamsche Katholieke missionaris in Kongo, pater Amaat Vyncke, missionaris worden ! Eindelijk krijgt hij in Februari 1914 van zijn vader de zoo vurig verlangde toelating en op den 24en dezer maand treedt hij in het klooster der Witte Paters van Afrika te Boechout ( Antwerpen), alwaar hij zijn wijsbegeerte voltooit . Zijn meest intieme confraters getuigen van hem dat niet zoo zeer de liefde tot de arme negers hem vervulde, dan wel het verlangen naar het volle Offer . Al spoedig wordt hem een zwaar kruis op de schouders gelegd : Augustus 1914 ! Het kost den ridderlijken, loyalen de Boninge, die nog te jong is om opgeroepen te worden, moeite geen vrijwilliger te worden : maar hij had zich aan God toegewijd en uit hoogeren offergeest vervoegt hij einde September '14 het Seminarie van de Nederlandsche klooster provincie te Esch bij Bokstel, alwaar de studies veilig kunnen voortgezet worden. Een vijftiental Vlaamsche novicen vol gen er, samen met hun Hollandsche confraters, de eerstejaarslessen in de theologie. Om deze zoo heldhaftig uitgestane beproeving zou hij beloond worden. Op Zondag 20 December 1915 deelde Patei Kersten aan de novicen mede, dat de in Nederland verblij vende Belgische jongelingen door de wet van 6 November tot dienstneming in het leger opgeroepen werden en ze zich derhalve 's anderendaags bij den consul te s'Hertogenbosch mochten aanmelden . Wat een opluchting voor de Boninge !

( ) Lode de Boninge, geboren te Antwerpen, 26 November 1896, wonende te Wevelgem, missionaris bij de Witte Paters van Afrika ; brancardier le bat Grenadiers, gesneuveld te Sint -Jor ï s - Nieuwpoort, den 6 Mei 1918 . Voorheen begraven op het kriigskerkhof Duinhoek - De Panne ; rust thans in het familie graf te Wevelgem. ( ) Lees het uitgebreide werk « De cffergcng vars Lode de Boninge en Frans van der Linden », door « Een frontmakker » , uitgegeven door het Sekretariaat van de Ijzerbedevaarten, Juli 1934, 160 blz. druk, 24 afbeeldingen. Prijs : 10 fr.

Geestdriftig verscheen brancardier de Boninge op het front . Het heil der zielen, dat vooral bekommerde hem en om zielen te winnen zou hij zich heelemaal voor de jongens trachten te offeren, al hun nood trachten te lenigen. Zijn eerste verkenningstocht gaat naar het kerkhof te Adinkerke ( 31 Mei '16) . Hij laat er zijn zoo eigenaardigen

Lode de Boninge en Frans van der Linden « VOLKSVERBONDENHEID»

Lode de Boninge i. ¬

-

¬

Vlaamsch méévoelen. Edelmoedig, zacht en goed was hij immers van aard en *

.

¬

*

90

¬

¬

.

91

1

-


r

11 : I

weemoedigen blik over de taliooze graven rusten, en een eerste vraag welt op : « Wie weet of ook ik hier niet zal begraven worden ?» Maar de doodsgedachte beangstigt hem niet, ze voert al zijn edelste levenskrachten tot hoogspan ning : het is nu de tijd van het offer ! Na enkele dagen wordt hij bij de 3 kompanie van het l ' bat . Grenadiers ( 6 divisie ) ingelijfd : een missieveld, dat hij pas zou verlaten om zich in den kerker op den dood voor te bereiden, een missieveld dat hij met al zijn energie ë n beploegen en ten leste met zijn offerbloed bevruchten zou . ¬

'

f|

C

>

..

C

Pi

t

>

wE

••

j

:•

spa v

£

p

:;

a $ rw -

üï• .

-

W

2: *J*;.

-

k

:<

..

v

V

£

L

V

«r

• ..

»*w *?r» ' *•: <V\W' •

-v

>

8

ft M

*

¬

Brancardier Lode de Boninge.

93

_

!i

1

lil

I

¬

X«, t

r

De eerste maanden zijn tijden van aanpassing aan het frontleven, met veel pijnlijke ervaringen. Zijn uiterst zorg vuldig gehouden dagboeken getuigen van de heldhaftigheid van zijn zieleleven en van de smartelijke worstelingen om « rijper wordende rein te blijven», van zijn hunkeren naar het goede onder allerlei vormen en van het leed waarmee eenzaamheid en onmachtsbesef hem vaak beklemden ; van apostolische vreugden en inzinkingen ; van het vrijwillig tarten van gevaren, het langzaam indringen in Vlaamschen nood en het enthousiast belijden van Vlaamsch geloof met één woord, van zijn oorlogsleven dat was één grenzen looze opoffering. Einde November '16 is hij aan zware koortsen onder hevig, maar hij wil zijn kompanie niet verlaten en draagt God zijn lijden op, opdat het de redding der zielen zou ten goede komen . Een ander maal offert hij zijn leven ter vergelding van laster tegen priesters. Nu en dan opduikende offensiefgeruchten bewerken alleen dit in hem, dat ze zijn verlangen naar het offer aanvuren. Zijn brancardiersplicht kwijt hij met steeds heldhaftiger koelbloedigheid. In het vrijwillig zich blootstellen aan gevaar ziet hij immers weer een middel om aan invloed op de jon¬ gens te winnen . Er is meer dan een niet terugdeinzen voor het gevaar, er is het vrijwillig trotseeren er van, waar ook gewonden zouden kunnen zijn. Nauwelijks op het front, verneemt hij dat de hulppost te OudeKapelle een van de gevaarlijkste is : daarom dringt hij aan er heengezonden te worden : « graag zal ik gaan, waar iets te doen valt». Midden de hevigste bombarde menten blijft hij kalm, in het volle bewustzijn van het ¬

F jr

II .

i

i (

II l


I TOf i

! l

Vp> È rimg

«

, •

1

fi 7

.

-

*

i

/

'f

t

4

f

•£

y

-/ .*

«

/•

y

}

*

steeds zijn plicht volvoeren. Vrees kent hij niet, wel over valt hem soms een zekere angst; maar dit is hem telkens een spoorslag ; hij wil sterker worden, totdat hij alles onverschillig kan trotseeren. Er komen ook dagen van ontmoediging, droefheid en eenzaamheid : « Ik moet anderen troosten en ik ben zelf zoo droevig », zucht hij. « Hoe zal die oorlog eindigen en wanneer ?» Hij denkt met weemoed terug aan de zonvolle kinderjaren en de teedere liefde van zijn hartstochtelijk beminde moeder en hij klaagt : « ik zal moeder niet meer weerzien, ik zal me stilletjes op den dood voorbereiden. O gezegende dood, die me zal verlossen !» Levensmoe verlangt hij soms naar het gevaar en een kwetsuur «opdat door het lichamelijk lijden de ziel weer warmer zou worden ». Zwaar voelt hij den last van eigen verantwoordelijkheid op zich wegen. En de oorlog zelf stemt hem tot nadenken : «o ik wist niet wat het was, nu gaan mij de oogen open en begin ik te begrijpen » ( Aug. ' 16) en «'t is toch droevig heel die schoone jeugd in de aarde te zien zinken» ( Maart '17 ) Voor de dorpsgenooten uit Wevelgem sticht en beheert hij het frontbladje « De Leiekerels» . 't Doel omschrijft hij als volgt : « zooveel mogelijk nieuws over Wevelgem en zooveel mogelijk moreele en andere hulp aan onze Wevel gemnaren schenken». In het eerste nummer neemt hij volgend uiterst passief Vlaamsch standpunt in : « Wij zijn Vlamingen, dat waren wij, dat blijven wij ; doch het is nu de tijd niet om openlijk voor onze zaak te kampen . Het is de tijd niet om onze rechten te bespreken en op te eischen. Onze princiepen echter blijven dezelfde en moeten geëer biedigd worden, evenals wij ook anderen eerbiedigen». Dat niet iedereen met die zienswijze akkoord ging, hoeft geen nader betoog. ¬

V /

t

doodsgevaar, zoo bv. toen de voorposten rondom Diksmuide volle uren beschoten werden, er tot drie en twintig gekwetsten waren en iedereen vluchtte : de Boninge bleef onversaagd op post, zocht de gekwetsten op en verzorgde ze . « Ik heb geen oogenblik geaarzeld, ik ben er heen gegaan, heen geloopen en nooit zal iemand kunnen zeggen dat ik geen man was, dat ik schrik had ! Neen! Ik ben bereid te sterven, kalm en vastberaden.» Soms ook moest ' hij gekwetsten uren ver door slijk en modder heen voortsjouwen : hij bezwijkt er haast onder, maar tot het uiterste wil hij eens drie

v

.

¬

Lode de Boninge ( links) bij het verzor ¬ gen van een

zwaar

gewonde in het

gevechtsvak van Boezinge.

95

'


s

I

, lievig 'durunulOjyoTiótteV. ï ) r< w* FRUIMGALM 1

M&mbS

(

,

u*»

ui

;&

II

°

°

qed&rJtfr &eC (?.,iiaw

,j

-

v--

aWi'/u cs t

&WL,

¬

Kóu 'WAteouw/tti.i/yt % ciïe in/ lifi i/naacvjt aaw deti {W /Xow-' jic.M o.ö.'Vt ÏTUL at'-cqxm ovl tUt t.vt TU ?l- JOcU* tVWJJWSfW Uwlxotci Jiotc ttM * Ui: IlU 1 Wwvutet » WTOMU uAj tot a-;u? j , cU Kmo/vnl> ew! scteiatej t , Att ' è -WAM. diU Vctw < lc 4t tysct om. ?£ t xwi YPLa /xvyteeJnc. %/A&- s-ni o ni uv Jt ui faiWi y UKMJWW* UÜ -fuóUov cv>i % te frjeö g f-tt. dcJ-f dj V . COI/;1-fcÓcL «WyeAP 07l{> - taVuL 'IrOli -Ylj>V dzVy dadL OjOl 1 d X'J' jt'l - eUe/yvfcvi wxca cw. cU. -ÏKW &vt' meun owS afo Él- -/WAM6t joe- t . _ J ...> O - yt I . oJmw ._ f 0 _ t. - -J£5ate § fA-xiit - . •• I. - U./.yb te & vruxcu< o /yu ara/' t Eot n> 'LeroW, *Uk- heititM, Oreni, THnJb'UxJ U bvo -1/JV oyiy/vC. to e/tAten 4te cmb 'mef ccuan octi &ae<waa#4V..-it|-2' - U i_,oLte ot ó olb oei-au/yta *t1/ü7L ., iwt - LvMvounw v/ot.ac ?, vucvrx ujofl«bt vu.'Luevt vêlwvivte-, .ueu. cle ioqce cU f/<MW mq., tf e&ü ionq ' jite d&ót 071$ Q'fcfe'KAvui- /miö ttuSt maAieovi //taai kao t,a&ic ÊU on #5 aQJt. icL' rvo &ee |t êetkcoQ n , jiAv 2ü> oHL&e o tfSwten j * ; W uo | aeÉwvm- ' ' . o|v OA/AUW-IV ddiky luiM? au oU cl%é!ê voowiÊ X5 au$dL&t < i i'ixi xQ£ y cxan tfc AM kan. ? $ Jt ƒ ciat u*. Ce.'txeAt o/u ?•& mo e/ ju t Su/yieou vuroaHh itri aarft»m& cW OJCUUUoOtAM. 'bosrvkek 'WPt /JJAVi&A lUjUt On. - jJOZ . ij i 'iitaak ( te txfAe yCcnrt /.écAi •e/vt eex fe itsuLtAt,atsn. <w .uXf c/i/ ZroZ iujja Syi Kuur vrux&$r#!ó snA£wi. on 'iicoit &iunLhrt bA ' wo tiw agjWwikt tet tv- fiax 'cteWr cicta/to vv|ow ' '| y iÊti ?«r tet aeteo<w| -feir Qu!icl r> '{ iee b cm cmh, ó vw,ik \ uuc&rtu * 1«wt eC , 1250 de VOTI AS/ vlaaAn cile i-oÖx feivi» «yoExt tt ir éa- twL.ajW.cnwrJ.u t } cteeii djp VaWi c4fe, voc .v cte Y/ - 'XoU, wjr -x6 . J ti i . J jta<ie dat cLaJt <xte >jeutte 7 / iiaxne/ rr eÜ>. H&C urikUn citvt dj q /tOn/te'-xi dte L /] i n 0 A n • *: . " Pt " n awox ete i< . èWI iiM unotiL ï «

.

.

WWHM VUTO

*

-

)

-

-

-

i

.

-

I

. '

/

/

/

-

-

f

,

/

/

-

/

/

<

/

/

)

-

-

(

y

(

/

.

.

/

.

-

'

.

JI

>

-

-.

.U

III .

.

'

.

.

J

-

'

i

/

/

/

De tragische Vlaamsche werkelijkheid op het front zou hi IYI echter niet enkel de oogen openen, maar hem boven dien geweldig aantrekken. Von ' t oogenblik af dat hij de irechtvaardigheid van de Viaamsche frontbeweging klaar ou ingezien hebben, zou niets den edelmoedigen de Boninge nog kunnen tegenhouden er zich heelemaal en enthousiast voor te «offeren » . Stap voor stap komt hij in de beweging, forst onbewust, maar gedreven door zijn aangeboren groot moedigheid, staat hij er opeens midden in en heeft er alles voor over . Versagen kent hij niet . Recht door zee ! zal zijn wachtwoord klinken .

.

• i

(

Begin ' 17 breekt de vervolging los tegen den Vlaamschen geest op het front : de studiekringen worden verboden, de

Vlaamsche intellectueelen worden bespied. En tezelfdertijd begonnen de kruisen van Heldenhulde te rijzen op onze

soldatenkerkhoven. Dan komt over Lode de Boninge het volle klare inzicht. De lectuur en overweging van den « Brief aan den Koning » heeft zulk een geweldigen omkeer in hem teweeggebracht, dat hij op 18 Juli, al heeft hij vernomen dat verscheidenen reeds gestraft werden om in bezit van den «brief » gevonden te zijn, in zijn dagboek volgend getuigenis neerschrijft : « Ja, Vlaming was ik, doch niet vurig; nu echter word ik het vurig, omdat ik te veel onrecht gezien heb hier in het leger » . Omstreeks Kerstmis ' 17, kwam hij bij de Vlaamsche leiders van de zesde divisie, o.a. bij Frans Van der Linden en vroeg hun : « Kan ik u behulpzaam zijn in den bevrij dingsstrijd voor Vlaanderen? ». Men antwoordde hem bevestigend, maar wees hem op het verbod door Mgr Marinus voor de geestelijke brancar diers uitgevaardigd, zich nog met Vlaamsche beweging bezig te houden. Na ruggespraak met een zieleleider van de Vlaamsche frontmannen was de Boninge's laatste aarzeling opgeheven en werd hij actief medewerker der VI . frontbeweging ; hij werd met de leiding van zijn kompanie belast . « Louis» was « Lode » de Boninge geworden ! ¬

97

I

I


m Eitcterc

Wij -

|DeVlciminn n Strucul

Op chrijr<«Bi?oor 'tfcchl der VolHcrea

*

npnm

Bloed gt

*

.

V{

#

noh»

Pro. WU > on)

Watfeto» ! oVec

!kj ft aiments ei

Frans Van der Linden

lj

» Wo' aca rc ~ 1 Ifchr " vfamiii !!

Elk VolK HC Klein ook RedtP p Zety besteem.

t icicz

2 <?

u

cR

M

s

en zij

nouj

Walton)

Flcunandi ?!

i

Ei schl uwcl\ffhtc

ANDEREN AAN DE 9lAM!N$e«

rpr B \Vü Elitbea -

:

Slecht Voor QTiTV Taal

Ook hij was een Antwerpenaar, niet alleen door geboorte Juni 1894) , maar ook door opvoeding, en bovenal door liet vroegtijdig ontplooien van een groote Vlaamsch - idealistische bedrijvigheid in zijn Sinjorenstad. ( * ) Hij groeide op in een kroostrijke, rasechte, kunstzinnige Vlaamsche familie en was in zijn kinderjaren een leuk, vlug, opgewekt en rechtschapen ventje, van wien iedereen hield. Wat studeeren betreft, was vader onverbiddelijk . Leeren beteekende voor hem niet goed leeren, maar allerbest leeren. Elke plaats in een prijskamp die niet de eerste was, telde voor hem niet mee. Het leerprogramma, dat hij zijn kinde ren oplegde, was onherroepelijk hetzelfde : al zijn jongens moesten aan een handelsschool studeeren en terzelfdertijd zoo vroeg mogelijk naar het Conservatorium om er muziek

|6

¬

leeren. Frans studeerde dus eenerzijds aan St - lgnatius' Handels gesticht, in welk verfranscht midden hij zich nooit thuis voelde, maar wel door reactie « bewust » Vlaming werd, en anderzijds aan het conservatorium, waar hij reeds op vijf tienjarigen leeftijd, in de klas voor notenleer een diploma met groote onderscheiding behaalde. In de muziek ging hij heelemaal op : hij leerde viool, cello en klavier spelen, had een voorliefde voor klavier, en spoedig ontpopte zich zijn muzikale aanleg. Zijn kunstzinnige begaafdheid, gerug steund en bezield door zijn Vlaamsch bewustzijn, zou spoedig gelegenheid tot volle ontplooi ï ng vinden. Toen hij later het handelsgesticht verliet, om bediende te worden op een kantoor voor houtimport, was hem dat een heele opluchting. Hij voelde zich gelukkig een vrije, jonge man te worden. te

¬

¬

¬

Facsimile van enkele met de hand getee kende plakbriefjes, waarvoor de Boninge, Van der Linden en hun makkers in de

.

gevangenis terecht kwamen

.

( ) Geboren te Antwerpen, 6 Juni 1894 ; 3 » Karabiniers ; korporaal Gestorven te St -Michiels - Brugge, 3 November 1918 ; voorheen begraven : kerkhof te Steen brugge

*

.

99

!


i

Ook aan de Vlaamsche zaak kon hij zich nu naar harte lust wijden . Te jong om zich rechtstreeks in de politiek te werpen, en door zijn beroep van de eigenlijke studenten actie gescheiden, vond hij een arbeidsveld in de oud leer ¬

¬

Imgenbeweging. Hij sloot zich derhalve aan bij « Eigen taal, eigen zeden» n het is tenslotte deze studentenkring geweest, die Frans n van der Linden geboetseerd heeft tot den onvermoeibare de hij e ontdekt daar ; werker en organisator van het front bron van een onverwoestbaar idealisme ; daar leerde hij zich • pontaan en vloeiend uitdrukken ; daar leerde hij een gedachte vooruitzetten en verdedigen ; daar leerde hij gezag krijgen en aanhangers winnen; daar kwam hij tot het inzicht dat de Vlaamsche beweging, wilde ze tastbare resultaten opleveren, zich niet alleen moest wenden tot de cultureel ontwikkelden, maar vooral tot het minder ontwikkelde volk . Zoo stond hij, op den vooravond van den wereldbrand, stevig met beide voeten in de Vlaamsche katholieke bewe ging, vol optimisme en levenslust, een veelbelovende jonge kracht i

M

-

'

.

-• r> . ia

*

-

5.

¬

Ss v.

-

»

S

I I.

Zon en zomer en oogst en dan, in een zwoelen Augustus nacht, het brons van honderden klokken aan het bonzen over de donkere Scheldestad. Hoeveel jonge dronken harten bonsden dan mee, hoevele stonden dan stil ! Oorlog ! Wat een een slag voor jeugdige Vlaamsche idealisten, welk ! smartelijke zielestrijd voor velen Aan het Antwerpsche Zuidstation ontmoette hij Antoon Van Gelder, die zijn trouwste vriend zou worden en met gd zou wien hij tot het einde in dezelfde kompanie vereeni blijven. Eerst trokken ze naar Hemiksem, waar ze hun eerste opleiding moesten ontvangen. Met een twintigtal rekruten werden ze in een kleine schuur ingekwartierd, onder het bevel van een Waalsch korporaal . Dat leventje duurde een tiental dagen, en toen begon de afreis naar Frankrijk. Zij werden ingekwartierd te F é camp. Ook daar had Frans Van der Linden spoedig zijn Vlaamsch werk hervat. ¬

Luchtfoto van de

gevangenis te

Fresnes.

101

Ii


Bij gelegenheid wist hij de rekruten in een of andere herbergzaal in gezellig samenzijn bijeen te lokken en daar sprak en zong hij van Vlaanderen en richtte liederavonden in ! Onweerstaanbaar was zijn invloed , aanstekelijk de geestdrift van zijn apostolaat : hij was de spil van kunst ¬ en geestesleven , vormde veel rekruten tot karaktervaste Vlaamschgezinden en leerde er anderen weer den weg naar de kerk, want ook op dat gebied was hij een apostel . April 1915. Van Fécamp naar Pollinkhove aan het front, en daar het dreunende kanonnengebulder van een gas¬ aanval te Steenstrate. Klas ' 14 was op de vuurlinie. Frons van der Linden werd , bij het 1 Karabiniers ( 4 / 1 II ) ingelijfd . Zij stonden er onder kommando van een sergeant « primus in brutaliteit en vloekcapaciteiten » , hetgeen er veel toe bijgedragen heeft om de beter opje voede jongens, uit wie later de studiekring zou groeien , van meet af aan dichter aaneen te sluiten . Geleidelijk kwam toen ook zijn Vlaamsche werkkracht weer boven . Het hod hem pijnlijk getroffen dat de militaire overheid wel eenigszins om het lichamelijk welzijn der jongens bezorgd was, maar voor hun geestelijke opbeuring heelemaal onverschillig bleef . Uit gesprekken, die hij daarover begin 1916 met zijn vrienden voerde, groeide het inzicht dat het op de eerste plaats aan de meer ontwikkelden toekwam de handen uit de mouwen te steken en zoo vatte hij het plan op in zijn kompanie een Vlaamschen Studiekring in 't leven te roepen en er al zijn verstandelijke en artistieke gaven ten dienste van de opbeuring van zijn makkers te stellen : « Excelsior , hooger op ! Dit zij ons wachtwoord . Vooruit ! De Leeuwen vaan in top !» De berichten van over de vuurlinie, betreffende de vervlaamsching der Gentsche Universiteit, gaven den stoot tot dieper inzicht . Dat verzwakte natuurlijk de belang stelling voor zuiver literair en opvoedkundig werk . Uit vreedzame paedagogen groeiden aldus koppige Vlaamsche strijders. En toen op zekeren avond , bij gezellig samenzijn , de vraag werd geopperd : « hoe helpen we onze jongens het best , door ze verder op te leiden en te onderwijzen in de mate van onze zwakke krachten of door daadwerkelijk optreden voor ons recht P » werd eenparig tot dit laatste ¬

¬

102

besloten . De studiekring werd vrijwillig opgeheven , maar hij, leverde een kern van offervaardige Vlaamsche idealisten up wie steeds zou mogen gerekend worden en uit wier machtige strijdorganisatie ( ï menhoorigheid groeien zou een heele zesde divisie zou de vertakking over die weldra haar slaan . e Toen nu de heele organisatie in de 6 divisie geregeld was, kwam men tot de ontdekking , dat in de andere divisies •.oortgelijke organisaties bestonden . Er werd natuurlijk ontact gezocht en men sloot weldra aan bij de algemeene frontbeweging . De meest aangewezen man om er de divisie der te vertegenwoordigen was ongetwijfeld Frans Van verhin hem loopgravendienst Linden, maar aangezien zijn een derde op vastgestelde dagen op post te zijn , moest deze dat , andere zijn plaats innemen , met dien verstande steeds met Frans voeling zou houden . i

¬

De gevolgen van deze werking werden weldra zichtbaar . eerste De grootsche betooging van Hoogstade was er een Van Frans door maal bewijs van . Daar werd voor de eerste . geroepen » over er en « Omver : meesleepende der Linden het de in rust met divisie zesde de lag 1918 Januari In gemeenten Leisele, Izenberge, Houtem en ook te Hond een daar besloten werd Er . Vlaanderen schote in Fransch uiterste « vliegtocht » in te richten : ditmaal echter zou de de heel daar , genomen acht voorzichtigheid moeten in . was speuren het aan en stond op loer veiligheid intusschen geschikte een van Een eerste moeillijkheid was het vinden plaats, waar in 't geheim dagen lang plakkaten zouden der kunnen vervaardigd worden . Weer wist Frans Van oud een van ouders Linden een uitweg : in de woning der » « studeervertrek als zolder een kompaniemakker , werd plak ¬ afgestaan . Vertrouwden kwamen er dan om de beurt . spreuken en brieven beschilderen met teksten Na een paar weken was alles klaar . Men zou per ploeg zou werken ; opdat rap en goed werk zou worden verricht,kom iedere en tellen man vier iedere ploeg slechts drie tot bepaald panie maar een kleinen sector bestrijken; op een ver ¬ ploegen dergelijke uur zouden aldus een honderdtal sector heelen den minuten tien trekken en op minder dan beplakken; vooraleer het alarm kon geblazen worden , ¬

103


I

r.

c

1

moesten alle ploegen weer

X

H

r

ï

fii

fiS

binnen zijn en het plakkers

¬

gereedschap verdwenen Zoo geschiedde in den nacht van 1 1 Januari '18. Maar een paar onvoorzichtigheden door te ijverige plakkers in het hartje van Hondschote begaan, hadden noodlottige gevolgen. Daar men er de tien minuten overschreden had en het alarmsein gegeven was, bleek het uitgesloten aan de kontroolbrigade van gendarmen en veiligheidsmannen te ontsnappen Twee gendarmen slaagden er in één plakker uit den Hondschote - groep te snappen, eilaas een zwakke ling. Onder de bedreigingen met matrakken en revolvers, verraadde hij de namen der medeaanplakkers uit zijn groep, alsook de bergplaats van het gereedschap. Van dat oogenblik af was alles verloren : alleen lijden zou het offer kunnen voltrekken. ¬

VEREENIGD IN DEN KERKER. Nu jubileerde de « veiligheid » ; haar door verraad over geleverde slachtoffers zou ze niet meer loslaten ! Een listig doordachte en tot het uiterste gerokken marteling zou hun ¬

-

f

/1

-

lot worden. Jef Lysens en zijn makkers werden nog denzelfden nacht van hun stroozak afgehaald en onderhoord . Lode de Boninge eveneens : aan den vliegtocht, aan de voorbereiding en uit «niet zooals hij zelf getuigde voering ervan, had hij alleen met geestdrift, maar ook met kalme vastberadenheid en overtuiging » deelgenomen. Kort daarna werden ook Frans Van der Linden, A . de Wachter en A . Van Gelder aangehouden. Na de ondervraging werden Van der Linden, Van Gelder en De Wachter geboeid tusschen gendarmen naar den boevenzolder gebracht. Het nieuws hunner aanhouding was als een loopend vuurtje verspreid en onderweg werden ze geestdriftig door hun kameraden toegejuicht : geen gevan genen togen voorbij, maar gevierde en beminde leiders en één enkele wenk ware voldoende geweest om hun ketenen gewelddadig te verbreken. Op 3 Februari '18 worden allen per vrachtauto naar De Panne overgebracht, daar de zesde divisie den Nieuwpoort sector moest bezetten . Daar werden de betichten weer samen met allerlei rekels in éénzelfde zolderhok gestopt, op de vierde verdieping van een villa op het Tennisplein . ¬

¬

Bij het graf van de Boninge (Duinhoek De Panne ) . Zijn Vlaamsche vrienden,onder wie men herkent : Franske Van der Linden ( de kleinste vooraan met ge kruiste armen ) verder Borginon, Van Gelder, Vuylsteke, Dr O. De Gruyter, A. De Wachter, De Pillecyn, enz. ¬

105

i


Het was er onuitstaanbaar van den stank en het ongedierte. In een hoek stond een emmer, dienst doende voor VV. - C., er naast een emmer drinkwater . Noch bed, noch zitplaats. Geen ruimte genoeg om zich uit te strekken; om de beurt moest men tegen den muur neerhurken, om enkele uren slaaprust te zoeken ! Het verloop van het desbetreffende proces, de ongehoorde praktijken van den krijgsraad, het op zij schuiven van alle verdedigingsmiddelen, dat alles kan hier niet breedvoerig worden behandeld. ( * ) Wij geven hier dus alleen het vonnis, waarvan later een afschrift werd gevonden in de doorscho ten brieventasch van de Boninge : de Krijgsraad veroordeelt Raspé en de Boninge respectievelijk tot 7 maanden gevange nis en 100 fr . boete; Lysens tot 10 maanden en 100 fr . boete; Canni ère, Callemeyn, Schellekens, Bogaert en Wullaert tot 8 dagen en 5 fr . boete en spreekt de anderen, ( waaronder ook Frans Van der Linden) vrij. Wit als marmer had de Boninge het vonnis aanhoord. Het beteekende zijn geestelijke ter - dood-veroordeeling. Maar hij bleef moed houden en samen met Lysens en Raspé onderteekende hij denzelfden dag een brief aan Dr Van de Perre, waarin we lezen : « We zijn en blijven wat we waren, bewust en fier onder den laster, in de overtuiging dat we onzen plicht vervulden tegenover het land en het volk, dat lijdende Vlaamsche volk, dat naar verlossing haakt, onder dwingelandij van alle soort.»

«8

¬

M,

¬

I

n

'

n ',

li

«F '

3?

r\-

-

V

rui i

v.

*

Ut

t: -

iwiü I

t 'AS

flsSS : É

ft. r

:r1

De vrijgesproken Frans Van der Linden keerde terug naar zijn kompanie en deed er weer dienst, alsof er niets gebeurd was. Maar nu begon voor hem een zware beproevingstijd. De veiligheidsagenten brachten de meest lasterlijke geruch ten over hem in omloop : Van der* Linden was een land verrader, aan den vijand verkocht. Premiën werden zelfs uitgeloofd voor wien hem op heeterdaad op flamingantische propaganda kon betrappen. Hij werd dag en nacht bewaakt en kon geen stap meer verzetten zonder achtervolgd te worden. De drie veroordeelden Lysens, de Boninge en Raspé, die beroep haden ingeslagen, werden op 26 Februari naar de gevangenis te Veurne overgebracht . ¬

¬

ÖÏ.T.f

.

' V put

- .4M H « jUf

m. UPTST

MM '!

v ; » r?.ysfCT

•:

i

»rv •vrorwsq

MBnnBHMHMygMB Lode de Boninge en Frans Van der Linden, aan den IJzertoren te Diksmuide : «Volksverbonden heid voor Vlaanderen, tot in den kerker ». ¬

( )

*

Lees hierover « De Offergang van Lode de Boninge en Frans Van der Linden » , voormeld.

107


Intusschen was de zaak bij het militaire hof aanhankelijk gemaakt. Op 16 Maart doet het uitspraak zonder de betichten opnieuw te hooren. Lysens' straf wordt bekrachtigd en moet in de tuchtgevangenis te Fresnes (Frankrijk) uitgeboet. De straf van de brancardiers de Boninge en Raspé wordt ver minderd van zeven maand tot zes maand voorwaardelijk, met het gevolg dat beiden onmiddellijk in vrijheid worden gesteld en hun kompanie mogen vervoegen. Bleek en vermagerd door de wekenlange opsluiting in muffige kerkers, maar met oogen stralend van bezonnen vastberadenheid en strijdlust kwam de Boninge terug bij zijn kompanie. Zoodra de kompaniemakkers ( I6 Gren., 3 komp.) hem ontwaard hadden, was er hoerrageroep en ge juich opgegaan en werd hij op hun schouders getild en triom fantelijk het kantonnement te De Panne binnengedragen.

'

*

¬

1

'

:

i

v

.

..

::

¬

¬

r

VEREENIGD IN DEN DOOD.

5 Mei 1918. Het wordt benard op het front . De Kemmelberg is geval len. Koortsige ontreddering heerscht alom. In den sector Sint -Joris-bij - Nieuwpoort is het ongewoon woelig. De kompanie moet vooruitgeschoven stellingen bezetten. Lode blijft met zijn peloton in eerste linie, juist over den ¬

IJzer, terwijl een ander peloton met brancardier Raspé op wacht trekt naar den voorpost. Eerste linie en voorpost liggen een honderdtal meter van elkaar en zijn door een lagen loopgang verbonden. Den heelen nacht wordt er gewaakt . Tegen drie uur 's morgens, bij regenachtig weer, barst een Duitsche aanval los, onder geweldige flankbeschie ting van de voorposten . Een hel. Inzonderheid de verbindings loopgraaf «Kruisdijk » wordt onder vuur genomen, om elke versterking af te snijden, de Boninge vat het gevaar. «Daar zijn gekwetsten en dooden op den voorpost », zegt hij, «ik moet er heen». Hij kan het in eerste linie niet meer uit houden. Zelfopoffering, ook in het hoogste gevaar, is hem niet enkel plicht, maar ook een wellust geworden. Hij wil vertrekken en het helsch bombardement trotseeren, doch de makkers weerhouden hem. Dan verdwijnt hij in zijn schuil hok, bidt er zijn rozenhoedje, springt naar buiten, èn, zonder één woord te zeggen, stormt hij de verbindingsloop¬

¬

Het graf van Frans Van der Linden, in de crypt van den Uzertoren.

109

I


|

s-

|JUA

F*4 yvK V;

Y

aAüJ tu. JitA l,cevi . *_ UM '. ***, tovj UtUiv. u~ - UV r 1 ~ « 1 li- tia> '

viUi

fei UV.

'i

'

Jvil

'

?l U

1

• • '' IVjU , klk

_

x «1 , oi «ui,& *-

ii'Olvw

. .

Vwu\> O

\iUv* *iw

Uv

/

i

<

A- «wLL.yX

, , >X tt ut 1

.i «

'/

T'

'

- wi Y

-

X/

. .

i

t «A .

i_ ' L

-4

-

iw Uv« kf <7f

'WU/

r*i|u- Ö

|.

U

»

j

.'

tMi

' £ «K clAJ

W

dAU

f

*-

I

LA-ö

t

,

|uD

-

.

1

'

-

XVA A C

f c/ w

*

(

{

0W

%>

-

_

\AA74

<

"

UCLA/

>

.

IA

l

öAA

-

_

LA VA

- ~ C < rijWt c C CMj cXw ,''i» 4 iUwCl LWOILL . tc

-

A

'1UVW

4/lnA

'• •

>

O<«V C

O

' yA

W*

.

CAAV

\ j U\pAM)ïV

A

*

ê

'

AA

AAAAVLAA

hV '

| , JA

»

Facsimile van het Testament van Lode de Boninge, doorschoten door de obus scherf die hem doodde, en alzoo met zijn eigen bloed gekleurd.

-

VA

e i 1. u

.

j

4viX iuinA

-

$ CV\A '

. Xi f

Jlv

| J

(

ijvA 'i'4

.

v

®

»

<

-

A

e

*

. Avc »

W

"Jx

.J_ U

4

Hi

LwU .Wuyjv,

*«w.

5

' vv>«

vj\

01

t( *v*

I

/

litu *-V

-

- .Wt

<ufl(

-

|

AA

T XiT «

CVA

WïC

-

DICLT JCUJX

5>

-

A

U

vi U

.

<

-

, (IAXAA

I

!

LuA Vy v fA VaaA tljU cJTe\x \«| >( w

4 fc

<Xx1 tj

jtAA IA

fc

iJu

. Al 4x<WuCV

iwi

- viiA - j

UlA

LJ\7<)

"

v

6/

j\ *

-.

uixw

UAA

\] LLR-~~

d,. '

; WC

,Vwly

-vvv

<

>AA

1

"-t

-*-~

_

e

u

6 vnn)

i- v .L*

(

.

*Y«

fc/ LA

K VWMX-

CW>

-

. AVU.6

AAA

ujjt * eL jT A. U Ju e cyA , . Sp -U

-

i A

Ü/ JLAXUAAA v>t

P 5> ï AJAA

j 1 | '\t« uw .VITO , A'UXA/

JceftA

J

SA-VU V UvA

<

-

~ itjEwi a

*

A

ly

eicoL

_ cy |Bjp| W8rc-

Aj

.

..

4

0 tA

öAMXJSX J~~

L. •

A

>

P

\x

-AX*

G

Mw

> t<XAAA

-

/t w

)(

<x AX l ' 0t < {J {.OU

TJA ki X

, fl KJLW

\ X ÊAA

lA

"

VOVAJ

D 'LUA X Y HAHAA U Ol7*A.bx4

'

6

J

,

/

>

"

lA - - s/ ccti - du

oX

UU AA>

wvAel.tp

vA

_

-5AJL|II)C

A

tA .

M W

-

C

VV< <

Wv

t

' JjT AOJ<h

'- - li' öt _. XHUMWI W -

0'

'

l(

K\JL>'

'

'

, AwCca

ItOtcw

L

vA

jJL.

(

AAA- AIC

U

J\j o

D

-

UA

C

~

_

li

«A

f

,Vpc\

.

C

wY

O

i

/

- kvL *

W

u

/

w

vJLv'

-

A

\>

VUA/ ,

KLO /'

AAACA

J

,

!

'

-

k< ) „ IAJ p * - -iaJ> -C«-uw . yL

,

v

v

V

VV' *

v

tk$tA '' &

iaif

XJ

'

\

v

'

.

. Lv . nJ

Uf LAA

Kt Jüd L jU v C- &- t*»*Xww fc~w -* OLTAA- ö\kjJkM. c » k W A, A. .•Ji WCMVI ' CuAfl J*VV<vdv\y ** iCtLijvAi . / &|AAA;oux ó i , y 5i f e i e U 4

I j

_

U

eWJ

AI <

£

CVlA 'tyjtff -

; t>

LWI*

\ _ ** &

\-C* A*A A

AA

1 lA

-icXowtVAAA

*

tAA

Vt

CU>

v»uyX

'

o

1

(

'

|

* -viyV'~ <yfcuvdAJ »

j

J . 'U- WctAU <

j

, \v

vfu.- , A Xy' < u

<L

(

(

7I

'

'

?V

ö /L

&WVvvJE)

" <

</» tVuXe

tJuiu L

*

Vw &»~ ' TuCaW H tu

yi

tfw

f

J\

1'

. VA

JUTVVK ,

LIT

*

t

tjX- dVOiAkvi fLtfifc. - ivV

>,

UtiJ-Ck

>

> 1 WV

Ou

%

1*4

V

l! <

Uv '

N'

/

U

t

•. LLx\r

||-

UXJAJAA- ,

,U *«U U MAV

UVL

LÜUy!

_

*

AA>\

ty.VV

y| .


graaf in , die nog steeds onder trommelvuur ligt , om naar den voorpost te ijlen , waar « zijn jongens » hulp van hem verwachten totdat hij plots neerstuikt en niet meer op duikt . . . een houwitser heeft hem, in volle lichaam treffend , neergesmakt .. . Na het bombardement gaat men z i e n : men ontdekt hem halfweg de loopgraaf , onthoofd, de borskas ingedrukt , armen en beenen gebroken ! Nooit heerschte grootere verslagenheid . A . Van Gelder getuigt : « Toen zijn vrienden zijn lijk herkenden en het tot splinters verbrijzelde hoofd niet meer op het heldeniichaam vonden , toen zij de gapende wonden aan keel en borst zagen , omringd door honderden versteven bloeddruppels als zoovele parels in zijn martelaarskroon , dan hebben die mannen , verhard in alle oorlogsgevaren , geweend als kleine kinderen » . In zijn brieventasch , die vrienden onmiddellijk in veilig heid hadden gebracht, hetgeen de S ü ret é in woede ontstak vond men , naast de strafuitspraken van Krijgs raad en Militair Hof en een nota der Censuur , waarbij een artikel voor zijn frontbladje « Leiekerels » geweigerd werd , zijn SUBLIEM TESTAMENT, doorschoten en doordrenkt met zijn eigen offerbloed . ¬

¬

¬

hospitaal te Brugge vervoerd werd , waar hij kort nadien eenzaam bezweek . Het was 3 November 1918 ! In zijn brieventasch vond men , zorgvuldig in een zakje genaaid , de scapulier - medalie terug , die zijn moeder hem bij het heengaan meegaf en die hij heel den oorlog trouw op de borst gedragen had . *

In de keurrij van de gesneuvelde Vlaamsche idealisten nemen de Boninge en Vander Linden een eereplaats in . Bewonderend, erkentelijk en eerbiedig gaan we tot beide edele dooden : tot den rasechten , mannelijken , onwankel baar strijdenden Sinjoor , korporaal Frans Van der Linden; en tot den raszoekenden , teederen , moedig zich opworste lenden en hartstochtelijk zich offerenden aristocraat , bran die elkaar vonden in den cardier Lode de Boninge Vlaamschen nood , elkaar steunden midden het in kerker en boeien gedragen Vlaamsch lijden , elkaar trouw bleven in éé ning van het Vlaamsche levenssacrificie ! Het heerlijkste symbool van het volksverbonden Vlaanderen ! ¬

¬

* * *

En daarna naderde de groote eind - beproeving : het laatste offensief . Frans stond in de bloedige maanden September en October '18 weer in de voorste rijen en hoopte over kort zijn geliefde Sinjorenstad weer te zien . En vooruit ging het steeds en Frans Van der Linden bleef in de voorste rijen . Maar wat de vijandelijke kogels vier jaar lang niet vermochten , dat bereikte toen de heerschende Spaansche griep . Voor den eersten keer sinds heel den oorlog meldde deze modelfrontsoldaat zich aan op het ziekenrapport . .. doch de flamingant was zoogezeid niet ziek ! « Carottier de flamingant » , snauwde de dokter hem toe . Frans, door deze ongehoorde woorden tot in de ziel beleedigd , weigerde nog geneeskundige hulp te aanvaar den en met koorts op het lijf strompelde hij nog dagen lang mee . .. totdat hij niet meer kon en gebroken naar het ¬

112

113

8


;

,

Firmin Deprez

1

«DE STUDENTENLEIDER »

! CS

>

I. Te Kortemark bij Torhout in West - Vlaanderen, op het gehucht « Den Doorn », drie kilometer noordwaarts van de kerk, ligt 'n kleine hofstede, thans bewoond door de echte lingen Victor en Theresia Haerens. Daar woonde rond de jaren 1890 vader Hippoliet Deprez met zijn vrouw Marie Louise Deparck, beiden van Korte mark afkomstig. Drie kinderen werden hun door den Heer geschonken : de oudste zoon, Firmin, geboren den 30 Mei 1890 ; een tweede zoon, Cyriel, geboren in 1891 ( in 1920 gehuwd met Maria Doom uit Handzame, die thans het ouderlijke huis te Torhout bewonen en wie twee kinderen Marie - Louise en Firmin geboren zijn) ( * ); en eindelijk een dochtertje geboren in 1892. Deze laatste geboorte zou tra gisch eindigen voor de landbouwersfamilie : het kindje stierf na twee weken en de jonge vrouw, de moeder van Firmin, overleed enkele dagen nadien Het jonge leven zou niet rooskleurig zijn voor den kleinen Firmin en zijn broertje. Zij alleen, die het ongeluk hadden al te vroeg hun moeder te verliezen, weten wat het betee kent voor een kind, wanneer het de moederlijke zorg en teederheid moet ontberen. Firmin heeft nooit de zachte warmte gekend van het moederhart ; nooit heeft hij moeders oogen zien stralen bij het ontplooien van den glimlach op de lippen van haar kind. ¬

¬

-

V

¬

{ ) Geboren te Kortemark, 30 Mei 1890 ; Hoogstudent « e Leuven ; Oorlogsvrij Sneuvelde te Noordschoote, 21 Mei williger ; Linie 111 / 3 ; Adjudant . Voorheen begraven : op het militair kerkhof te Hoogstade. 1916. pi') Lees het uitgebreide werk : <- 20 Jaar Heidenhuldc. F. Deprez ( Klisters, Wil lems) » , door Dr Leo Ghesquiere ; uitgegeven door het Sekretariaat van de Ijzerbedevaart, Diksmuide ; Aug. 1936, 160 blz. druk 46 afbeeldingen. Prijs : 5 fr .

*

Firmin Deprez

hoogstudent.

¬

,

115

,


w

.

BE/

II

f SS

O

o

In 1902 verhuisde het gezin naar Torhout . Vader Deprez betrok daar 'n schoone woning in de Zuidstraat . Hij hield er een suikerij - drogisterij en dreef handel in graan en zaad. Vaders broer, Constant Deprez, woonde bij hem in en verbleef er tot aan zijn dood in het jaar 1918. Firmin trok met zijn broeder naar « het pensionaat », de lagere afdeeling van de bisschoppelijke normaalschool . Van toen af reeds ontpopte de jonge knaap zich tot een vlijtig student . Hij was altijd de eerste. Zijn surveillant, E. H. De Saegher, interesseerde zich aan den knappen leerling en bekwam van vader Deprez dat hij Firmin naar Roeselare zou sturen « om voort te studeeren ! ». Daar onderging hij den invloed van den overtuigden, koppigen en Vlaamschgezinde E. H. Deleu. Van hem heeft hij geleerd die rotsvaste overtuiging, die durfkracht, dien practischen geest van organisatie, dat proselitisme, alles wat hem er toe aanzette te werken en te ijveren om ieder stu ¬ dent, ook de meest lauwe en de meest weerspannige, te winnen voor zijn ideaal. Firmin was 'n naarstig en rijkbegaafd student. Hij verloor geen tijd met droomen of putteren aan onbenullige zaken. Hij was geen blokker in den slechten zin, maar hij werkte dapper door met methode en taaie volharding. Zijn klas stond aangeschreven als een der sterkste van die jaren met Odiel Spruytte aan de spits. Firmin was in de rhetorica de elfde op acht en twintig leerlingen, de zesde in godsdienst en de negende in Nederlandsch. Van jongs af was hij de intieme vriend van zijn stadge ¬ noot, den vurigen Pater Callewaert . Hij bezocht hem heel dikwijls en leerde van hem zijn geestdriftige en tevens realistisch- zakelijke welsprekendheid. Hij zocht voeling met de meest vooraanstaande studentenleiders, trad op in den plaatselijken studentenbond, in gewest - en gouwbonden en was weldra de erkende leider der West - Vlaamsche studen tenbeweging. Toen het oogenblik gekomen was om 'n levenstaak te kiezen, was niemand verwonderd Firmin te hooren verklaren dat hij naar Leuven trok voor de Rechten. Het was duidelijk dat deze richting het best overeenkwam met zijn natuur ¬ lijke begaafdheden en persoonlijke neigingen. Deze weg scheen ook de meest geschikte om hem voor te bereiden tot de vooraanstaande rol die hij zou te vervullen hebben in de samenleving . ¬

.

Firmin Deprez, de studentenleider Adjudant bij het 6e Linieregiment.

117

.


r .v ii

(

,

<

«IX 1

.

'

«

? A f.; «• * : j.- * W * * « r si T

*

'

De collegetijd was voorbij . Het tweede, het schoonste, het glansrijkste stuk van zijn leven zou beginnen. Toen Firmin Deprez in Oktober 1910, als schacht, werd ingeschreven bij de faculteit van Wijsbegeerte en Letteren, vond hij aan de Leuvensche Universiteit niet de ideale studentenwereld zooals hij die op het college gedroomd had. Hij wilde een ernstiger en steviger studentenleven ; hij wilde de studentengemeenschap op andere grondslagen opbouwen ; hij wilde tevens dat het georganiseerde studen tenleven in medewerking zou komen met arbeidende mid dens. En hij stichtte « Amicitia », weldra het «Waterkasteel » genoemd, omdat de bestuursleden ervan een zeer opvallende soberheid aan den dag legden Van meet af aan was Firmin Deprez de voornaamste leider van Amicitia . Samen met Prosper Thuysbaert, Hilaire Gravez, Berten Pil en anderen, eerst als ondervoorzitter, weldra als voorzitter, heeft hij dag en nacht, jaar uit jaar in geijverd en gestreden om zijn vereeniging op stevige grond vesten te bouwen en om haar een ruimere uitbreiding te ¬

¬

¬

geven.

r

jri

m *? . ,

¬

.

"

Met zulk een leider aan het hoofd kon het niet anders of Amicitia moest een geweldige uitbreiding nemen. Het ledenaantal groeide gedurig aan en weldra was men ver plicht in den schoot der vereeniging afdeelingen te stichten voor ieder provincie. Het prestige van den kring steeg met de jaren, de clubs liepen leeg en deze die nog bestonden deden hun uiterste best om alles te vermijden wat aanlei ding tot kritiek kon geven.

rV» *

1

¬

IAUL J

II.

De wereldoorlog trof Firmin in de volle bedrijvigheid van de groote zomervacantie. In een vierde examen was hij met onderscheiding geslaagd. Zijn Amicitia stond op vasten voet, hij had het hoofd vol heerlijke plannen voor de toekomst. Hij reisde van het eene college naar het andere, zocht voe ling met studenten en professoren uit alle gouwen . Einde Juli trok hij met enkele vrienden naar het Maria - Congres te Maastricht, hij trad er in betrekking met Prof . Degroot O. P., met den Duitschen Professor Dr Sonnenschein en met tal van Noord- Nederlandsche en Duitsche studenten, altijd ¬

Firmin Deprez ( links) broeder Cyriel.

mef zijn

119


hetzelfde doel : zich documenteeren, zijn werking uit breiden en vervolmaken. Op 4 Augustus 1914 viel de oorlogsverklaring onverwacht en ongewenscht als 'n donderslag in den serenen blauwen hemel van zijn jong leven. Voor hem, katholiek vlaamsch idealist, was de oorlog naar het woord van den H. Augus tinus, « een afschuwelijk iets waar een christen mensch niet aan denken kan zonder afgrijzen.» Het kalme, redeneerende gemoed van Firmin Deprez, liet zich niet bedwelmen door de oorlogsroes. En het was eerst in Februari 1915 dat hij zijn besluit nam : hij gaf zich te Kales aan als vrijwilliger. Hij werd ingelijfd in de C. I. 5 ( Instructie Centrum 5 ) te Octeville bij Cherbourg, om kort daarop, in Juni '15 { gezon den te worden naar de C. I. S. L. A. ( Centre d' lnstruction pour Sous -Lieutenants auxiliaires) te Bayeux. Vandaar kwam hij terug in Octeville ( Augustus '15 ) met den graad van sergeant. Kort nadien werd de C. 1.5 ( December '15) vol ledig naar Carteret (Manche) overgebracht. Firmin zou daar vertoeven tot 31 December, datum waarop hij het frpnt zou

met

¬

-

'

V

:

¬

:

.

¬

vervoegen.

Eindelijk op 31 December 1915 krijgt hij toelating om het front te vervoegen en wordt hij ingelijfd, eerst als sergeant e en kort daarna ( 26 Februari '16) als adjudant in de 3 Kome e panie van het 3 Bataljon van het 6 Linie. Hij kwam me opzoeken bij het 15 e Linie, schrijft Dr L. Ghesquiere, waar ik hulpdokter was en zijn eerste woorden waren : «Och, Leo, ik ben zoo gelukkig bij onze jongens te zijn !» Zijn verblijf aan het front zou van korten duur zijn : nog geen vijf maanden, amper genoeg om vertrouwd te geraken met het oorlogsleven. En toch wat heeft hij in die korte tijdspanne al niet gedaan om het goede zaad uit te strooien rondom zich en te ijveren voor zijn Christen Vlaamsch Ideaal ! Zijn eerste werk was in voeling te blijven met zijn talrijke vrien den en studiemakkers uit college- en hoogeschooltijd. Hij ging hen opzoeken tijdens de rustdagen en bracht ze te zamen in een dier talrijke « Vlaamsche nesten» achter het front. Hij schreef tallooze brieven, meest alle verloren in den oorlog ; zijn doel was altijd : de katholieke vlaamschgezinde gedachte wakker te houden en zoodoende de jon¬ gens af te houden van de zeer ernstige moreele gevaren die hen omringden aan het front. Dr E. H. Dumon, gewezen ¬

Firmin Deprez ( rechts ), op 21 Mei 1916, werd denzelfden nacht door een kogel in het hart getroffen.

121


?

!l

surveillant van het klein seminarie, had de gedachte opge vat een frontbladje uit te geven voor de makkers uit Roese lare. Firmin is er gretig bij om mede te werken en te steunen. « Ik kan niet anders dan u geluk wenschen, schrijft hij, om » die gelukkige gedachte van 't uitgeven van een bladje » dat ons allen zou samenbrengen en, na zóóveel maanden » ballingschap, ons weer de gedachte van 't Klein Seminarie, » dat ons toch zoo lief blijft, zou terugbrengen ». Met eenige vrienden, oud - leden van Amicitia . in de 2° le gerafdeling was hij begonnen met het inrichten van een studiebond «De Wikings» die zich het bevorderen der Vlaamsche zaak in het leger en de studie der wantoestanden aan het front ten doel stelde. Uit die bonden ontwik kelde zich geleidelijk die machtige geheime organisatie van Vlaamschgezinde krachten, zooals wij ze in 1917 - 1918 aan den IJzer gekend hebben, met haar vergaderingen, optoch ten, zangavonden, betoogingen, fronttooneel . . . zooveel uitingen van echt gevoeld Vlaamsch leven aan den IJzer . « Op het front, getuigt nog J . Lannoo, trad Firmin meer malen op als Vlaamsch verdediger (hij was candidaat in de rechten) in de krijgsraden. Soms kreeg hij slechts tegen den avond bericht om 's anderendaags ergens in een krijgsraad een soldaat te verdedigen dien hij niet kende, nog nooit had aangesproken en zonder zelfs te weten waarover het ging. . . ( zoo was het toen gesteld met het recht tot verdediging van den soldaat ! ) Zoodat hij meermalen zijn rust offerde om den beschuldigden soldaat te gaan opzoeken in den nacht en om aldus toch iets over hem en zijn geval te vernemen, ten einde hem beter te kunnen verdedigen.» ¬

¬

¬

¬

¬

Begrafenis van Firmin Deprez te Oost

vleteren.

-

In den nacht van Zondag 21 op Maandag 22 Mei 1916 is hij gesneuveld te Noordschote achter de loopgraven van het Ijzerfront, 's Morgens had hij nog gecommuniceerd. Den namiddag had hij doorgebracht met enkele Westvlaamsche vrienden bij Michel Rooryck te Izenberge. Sprekende over den dood had hij nog gezegd : « Sterven is niets, 't is zake altijd bereid te zijn» . Bij zijn terugkeer uit Izenberge had hij in 't voorbijgaan nog 'n bezoek gebracht aan zijn trouwen vriend Urbaan Ruyssen, aalmoezenier aan het hos pitaal te Hoogstade. ¬

123

1 1


R V

V

K

LT v Py aan nun

pncuvflden makisr riRMiN DEPREZ

Hulde der

g

sKSST.fe»

É É 1

* 3*MT :>

S

tef ' •

r~ iR

-

:''

nV

-

-

jf

.. c

i

Van daar zou hij 's avonds aan het hoofd van zijn peloton naar Noordschote trekken om er loopgrachten te delven achter de vuurlijn op vijftien honderd meter van den vijand . Daar sneuvelde Firmin Deprez. De mare van zijn dood liep als een vuur over loopgrachten en cantonnementen . ' t Was een ontzettende slag voor allen die hem kenden . E. H. Antoon Brys, toenmaals brancardier in hetzelfde 6e Linieregiment beschrijft zoo diepgevoeld in het Roeselaarnaarski nr . 5, den geweldigen indruk dien dit treurig nieuws maakte op de vrienden van den duurbaren doode : « We lagen rustig te slapen in ons schip op den » IJzer , na een schoonen verkwikkenden Zondag . . . opeens » hoort Jozef Van Haecke brutaalweg zeggen : Deprez est » mort . ' t Was een soldaat die terug van ' t nachtwerk langs » een trapladdertje het schip inkwam . Jozef geeft me een Oui , oui , herhaalde dezelfde » stoot in de zij, « hoort ge ? » » stem in den donkeren , l 'adjudant Deprez est mort, en hij » vertelde hoe ze werkten , anderhalve kilometer achter de » lijn , hoe ' t werk bijna af was, en hoe Firmin een verdwaalde » kogel in de borst gekregen had en omzeggens op den slag » sprakeloos en dood lag . » Zoo leefde en stierf Firmin Deprez , leider en voorman der katholieke Vlaamsche studentenbeweging . Hij was, naar het woord van A. De Groeve in « Ons Leven Hoogstudent » : « Een trouwe en hartstochtelijke Vlaming . » Een kristen denker en spreker , » Een franciskaansche apostel voor mannenadel en vrou weneerbied, » Een groot en edel karakter . » Hij was onder het jongste studentengeslacht van Vlaan deren , de grootste !» Gedurende het Paaschverlof 1919 zou het lijk van Firmin uit Hoogstade naar Torhout overgebracht worden om aldaar plechtig te worden begraven . Op het laatste oogenblik werd de toelating geweigerd door de regeering . De betooging werd niettemin te Torhout gehouden . Het was een triomfdag . Eindelijk op Zondag 21 Augustus 1932 geschiedt de onvergetelijke grootsche plechtigheid . Zijn lijkkist evenals die der andere dooden , wordt neergelegd op den landelijken wijtewagen bespannen met zes boerenpaarden ; en zoo rijden ze traagzaam met hun duurbaren last, achter kruis en priester , van Kaaskerke naar de crypt van den IJzertoren .

I

¬

Penteekening van Joe English als hulde aan Firmin Deprez .

125

J


Daar ligt nu het stoffelijk overblijfsel van Firmin Deprez, samen met de lijken van de andere Vlaamsche IJzerjangens wier leven en dood tot voorbeeld wordt gesteld aan het Vlaamsche volk. Voorwaar het is 'n heerlijke rustplaats aan den voet van den IJzertoren, waarboven lichten in het donker van den nacht, de eeuwige letters van Firmin's ideaal dat ook het onze moet blijven : « Alles voor Vlaanderen Vlaanderen voor Christus ».

1

firn

V-

,

• J

m

.

'

a[?xr site»

CCCOT3 :xfa»* »*•"*•>*• v * . •

*

Het graf van ;Firmin Deprez in de van den IJzertoren.

SSK

crypt

127


JsF Imm-

g£&«9f

N

1

» ïM m %

*Jtm*ÊÊ

«DE ONDERWIJZER - BRANKARDIER »

I.

%

*

A

Frans Kusters Jan Kusters en Catharina Janssen, bemiddelde buiten menschen van Rekem in het Maasland, waren toen ze huwden op 15 September 1888 respectievelijk hij 32, zij 30 jaar. Hun rustig hemelhuis ligt vredig stil gedoken in de schaduw van «Omheinde hoven». Frans werd daar geboren den 9 Januari 1891 . Hij was de tweede van 5 kinderen. ( * ) In 1905 biedt Frans zich aan voor het ingangsexamen aan de Normaalschool te Sint Truiden. Hij beë indigt er zijn studiën één jaar voor hij den wettel ijken ouderdom, vereischt voor het uitgangsexamen, bereikt heeft. Voorloopig verbon den aan de voorbereidende klas der Normaalschool, legt hij in dien tusschentijd schitterend het examen van landmeter af . Bij het einde van hetzelfde schooljaar behaalt hij, met de grootste onderscheiding, slechts in één vak was hij tweede, in alle andere eerste geklasseerd, het onderwijzers diploma alsmede het diploma voor brancardier, eveneens met de grootste onderscheiding en gelukwenschen der jury. De oorlog vond hem als onderwijzer te Rotem. Toen hij den Maandagmorgen, naar zijn klas reed, ver nam hij in Rotem, de oorlogsverklaring : hij vindt deze meer bindend dan een mobilisatiebevel. Ook snelt hij dadelijk naar Rekem. Dansend en springend komt hij thuis binnen gevallen : «'t Land is in nood ; vrijheid of dood !» Bezinning viel in toen het tijd werd om op te rukken. Bevend drukt moeder op 't edel voorhoofd van haar kind en haar trots, het «God zegene en God beware U» . Weer ¬

et

'Cu

o

¬

¬

Frans Kusters, brankardier in het 158 Linieregiment. ( Enkele

dagen voor

.

zijn sneuvelen)

( '!') Geboren te Rekheim ( Limburg ) den 9 Jonuori 1891 . Onderwijzer -brancardier ; 15e Linie . Ie Kompanie. Sneuvelde op het werk te Kaaskerke, den 25 Augustus 1917 . Voorheen begraven op het krijgskerkhof te Hoogstade. (I) Lees het uitgebreide werk : *« 20 Jaar Heidenhuldc. Deprez ) Fr. Kusters '' ( Willems ) " door « De Rozeknop ; uitgegeven door het Sekretariaat van de ijzerbedevaart Prijs : 5 fr. , Diksmuide, Aug. 1936.

129


r~rr

-

3

«r

JWll

.

;:v

'

'

V

'r

.

' *v

-

,

rijst Frans op. Een laatste wederkruisje, een laatste zoen, een laatste schouwen in oogen en ziel . En weg is Frans de deur uit . Nooit zou hij nog binnenkomen . Weken lang zal hij doelloos ronddolen met de ambulantiekolom in het Mechelsche en omstreken . In zijn hart huist het heimwee en de onrust om de zijnen . Niemand zal zoo nuchter als Frans de oorlogsgebeur tenissen volgen . Frans hoort alles, ziet alles, is fijngevoelig , doch kloek en kalm , plichtbewust en echt godsdienstig . In zijn hart draagt hij diepgeborgen zijn God , zijn familie, zijn Vlaanderen , zoo innig met mekaar vergroeid en verbonden , dat , als men een van deze drie raakt, men ook den geheelen Frans treft . Toen de voorwacht van von Kluck de Maas overschreed , trok ons leger zich stilaan terug onder Antwerpen , waar [I reeds een autoambulan tiekolom tusschen de forten in , tijdig I verschenen was. In Oude - God , ziet Frans, een groep van I 100 brankardiers, waaronder minstens 200 priesters en tal I van collega 's in aftocht uit Luik. Op een kwartier afstand te Edegem, gaat hij de piotten van Hasselt opzoeken die I in de « cité ardente » in het vuur zijn geweest . Buiten den angst om de zijnen , kende Frans geen angst. Te Rotselaar wordt het opeens warm . Mitrailleusen ratelen , I geweren knallen , kanonnen bulderen , soldaten vloeken , ge I kwetsten huilen ! Paniek ! Frans doet zijn chauffeur vooruit I norren tot bij den generalen staf voor wien hij een drin I « jende boodschap heeft. Natuurlijk was de legerleiding reeds lang weg en de Pruisen zaten Frans op de hielen . In allerijl lukt hij erin nog gauw den Commandant en vier andere / waar gekwetsten op te laden onder een hagel van kogels . 'Hij het openknallen der schrapnells ontvoert hij triomfan lelijk zijn kostbaren buit . Als kaartenhuisje s ziet hij de forten der eerste linie, die miljoenen en miljoenen hadden gekost , en waarop aller hoop gebouwd stond , éé n na éé n instorten . Toch wist ons leger te, ontkomen langs het Noorden der beide Vlaanderen ( ) ol < Frans was bij deze troepen . Te Zelzate kaapt hij met / ijn makkers een achtergelaten Engelsche autobus, voor den neus der Duitschers weg . Aldus komt hij langs de kust , op ' I! Oktober, Veurne ingereden . Einde Januari werd er over en weer gevochten aan den ll /.er . Veurne bleef het mikpunt . Zijn nieuwe chauffeur i rn Brusselaar levert zijn eerste proeven . Op Donderdag

.

Noordschote. Vervoer van gekwetste . ( Frans Kusters rechts ) .

131


'

u 1 IK

V» •

Nlr

I

28 Januari brengt hij Frans in volle vaart en onder heftig bombardement bij een trompetter der kanonniers die door een obus gansch zijn been en dij verbrijzeld heeft . Toen Frans den gekwetsten artilleur wilde oplichten , viel dichtbij een Duitsche obus : « a votre sant é, mes amis » , zei de kom mandant . Frans lachte hartelijk en de koortsige uitgeputte

gekwetste lachte mee .

jr

m i i #

,

f •

*

I

*

&i

i

Reeds is Frans maanden verre van huis. Doch « bochten de kupe » is hij bijlange geen vreemde. Niet alleen schenkt hij zijn liefde en goedheid waar zijn bediening hem roept , ook in zijn dagelijkschen omgang met vrienden en kennis ¬ sen , soldaten of burgers . Onvermijdelijk kreeg ieder die hem benaderde den indruk dat Frans bizonder veel van hem hield . Vrienden en kennissen uit Maas - en Kempenland , Rekem en Rotem , zoekt hij op, onderhoudt zich met hen over hun geboortestreek, over de andere makkers . Hij be moedigt en troost , beurt op en zalft , geeft en helpt . Te Pollinkhove , op de hofstede van Theo Fonteyne, is hij als kind van den huize , 't Is een van die goede en groote boerenfamilies waar Vlaanderen nog zoo rijk aan is. Gere geld haalt hij er boter , spreekt met vader over landbouw en boerenbedrijf , met moeder over klein en groot , ziet hoe jong en oud werkt en wroet , vol levenslust . Een tweede tehuis heeft Frans er gevonden . Toen de dagen begonnen te lengen , vernam Frans een nieuw geluid in zijn ziel . Vader Fonteyne had , benevens 8 flinke zonen ook 3 « felle » dochters. Op eene van haar laat Frans zijn oogen vallen . Hij ziet ze gaan en keeren op de boerderij, op het veld , op de weide; in de kerk schuift ze aan den biechtstoel, zit ze naast hem aan de communiebank; haar stem herkent hij onder de vrouwen ¬ stemmen . Haar krijgt hij lief , innig lief , doch met een liefde zoo zuiver en rein dat ze niets gemeens heeft met wat men « liefde » is gaan noemen . Een fecht ridderlijke liefde . Bij de Fonteyne's lagen dag in dag uit soldaten en nog soldaten , meestal militaire overheden . Frans komt er nage noeg dagelijks. Hij wil zich zelf , ook zijn liefste , later zijn verloofde, veilig en trouw bewaren . Met haar zal hij voortaan lief en leed deelen . Aan haar denkt hij, aan haar wijdt hij zijn zangen : « In het Veurne Ambacht » . .. wijze : De Schel ¬ de ; zijn « Droomen » ... wijze : In Vlaanderen blinkt de hemel blauw en zijn « Zoete stonden » . ¬

' i

-•

¬

¬

Het hoofdkwartier van de brankardiers te Reninge ( Frans Kusters rechts ) .

133

'


?ï'

>.

&

*

5

Toen Frans in 1914 optrad was het onder den kreet : « Voor God en Vaderland». Dat vaderland was voor Frans, zooals trouwens voor de meeste Vlamingen België : « Het verongelijkte en onschuldige Belgi ë, bijgesprongen door En geland en Frankrijk » . In dien vrijheidskamp voor Belgi ë, dat tegelijk ook Vlaan deren beduidde, is hij opgesprongen in een geest vol spran kelend romantisme geweven rond eiken vrijheidsoorlog . Vooral als hij denkt aan de zijnen, in het bezette gebied, wier handel en wandel geleid worden door den verdrukker, slaat dat jeugdig enthousiasme in helle vlammen uit . « Intusschen bid ik U, maar voort te gaan U als Belgen te gedragen; de meisjes schoone met nationale kleuren versierde hoeden op te zetten . Want de overweldiger kan wel óp lichaam en goederen zijn verdrukking botvieren, maar ons hart, onze liefde, onze ziel, ons Belg - zijn dat krijgt hij nooit .» De synthesis België - Vlaanderen werd, in de IJzervlakte, onder den drang der omstandigheden, door de schuld van blinde Leiders uit elkaar gerukt. Vlaanderen zou zich los wringen uit het onzalig verband waarin het gevat werd. Het Belgi ë van Le Havre begreep de ziel van strijdend ¬

' lï

¬

¬

Cl

v.

.

V

t

V

¬

-

o.

».

Al

1$

ft

v «re

Vlaanderen niet. Het had den schijnt alsof elke uiting van Vlaamsch leven genegeerd werd. Ook zou de Vlaamsche werking zich voor loopig bepalen tot een werving van man tot man. En nog wel tot verkennen der posities. Aanvankelijk is het Frans er om te doen zijn documentatie op te maken. Ontmoet hij op het front, bij makkers en burgers, op verlofreis in Enge land en Frankrijk, een Vlaamschgezinde vriend of jongen, hij teekent het zorgvuldig op in zijn notaboekje. Met blijk bare voldoening neemt hij notitie van elk gunstig relaas omtrent Vlaamsche strijdgenooten : «Een vooraanstaand Vlaming werd op het front gekwetst. Een officier getuigde van hem dat hij kuisch was naar lichaam en kuisch naar ziel » . Anderzijds is Frans verontwaardigd over het gemis aan Vlaamsche fierheid bij sommige collega's. Een Limburgsch brankardier zendt een protestbrief in 't Fransch naar de overheid. « En dat voor een Vlaamschen Limburger », merkt Frans aan. Rondom hem vormde zich dan ook spoedig een kern van flinke, overtuigde flaminganten . Frans zal er de ziel en de bezieler van worden gedurende den komenden winter. ¬

¬

Frans Kusters studeert regelmatig in zijn vrije uren.

135


I'

R

ft &

:

-

K

4

Zijn « Dienen » stelde Frans in het li.cht van de alles beheerschende doelstelling : « A. V.V. - V .V. K .» Naast zijn dagelijksch dienstwerk, zijn teedere zorg voor zijn gekwetsten, zijn Engelsche avondlessen, zijn drukke correspondentie met vrienden, kennissen en familie, zijn gedurige navraag en regelmatig opzoeken naar Lim burgsche makkers, heeft Frans thans de handen vol met de verscherpte Vlaamsche Actie. Op 2 November mag hij mel den : « 'k geloof dat er hier binnen kort schoone zaken gaan verricht worden onder de Vlaamsche brankardiers. De wer king zit nog in het ei, maar 't zal uitgebroeid worden. Later meer daarover » . Hij maakt zich dubbel verdienstelijk , in de wintermaan den, bij de chauffeurs, meestal Vlamingen . In hun vrije dagen en uren verschaft hij hun Vlaamsche lectuur en spreekt hun over de Vlaamsche kwestie... Zijn dienstwerk benam hem dan nog veelal zijn verdere nachtrust. In boven vernoemd schrijven lezen we : « Deze week heb ik op de zes nachten slechts ééne op het stroo mogen doorbrengen. De andere waren grootendeels door autoritjes met gekwetsten ingenomen » . ¬

r

¬

¬

/ *

¬

Einde 1916 begin 1917 werd ernstig gesproken over vrede . Reeds lang was het ordewoord bij de sol daten in omloop : « 't is allemaal dat niet, 't is de vrede dien wij moeten hebben». Geen gedachte ten andere was Frans zoo lief als de vredesgedachte. « In de vele bezigheden, zoo in als buiten mijn dienst, vind ik de kracht om den tijd en de verveling te dooden, en mij aldus met moed en geduld te wapenen, totdat de Vrede aanbreekt. Mocht hij maar spoedig daar zijn, opdat wij het stille gslukkige leven mochten herne men, in onderlinge liefde en werklust » . Einde Februari stond hij echter weer in het volle oorlogs leven op den nieuwen sektor Lettenburg ( Diksmuide) . De ambulantiekolom was gekantonneerd te Alveringem ; de brankardiers gehuisvest in Fortem. Er was veel werk op de plank . Einde Mei komt men hem vragen om naar de derde kom panie bij kapitein Malfait over te gaan, in vervanging van een jongen uit Eisden, die onlangs als brancardier op het en betere dagen

¬

¬

¬

Frans Kusters (2e links ) aan zijn dage -

lijksche taak : het wegbrengen van ge wonden.

¬

137

« Ji


i*

4

fl :

I

:• !

1 r

front is aangekomen . Deze wenscht in de plaats van Frans te treden. Kapitein Maifait heeft er heelemaal niets tegen.

Integendeel . Ook kommandant Richard wordt aangesproken . Begin Juni werden echter al de autoambulanciers naar de bataljons gestuurd ; Frans werd ingelijfd bij de eerste kom panie van het eerste bataljon van het 15 ° Linieregiment. Op den avond van 22 Augustus trok Frans met ons naar het werk, getuigt Frans van Nijvel, altijd even opgeruimd e'n blijmoedig. In zijn wat donker gelaat kon men zoo goed de edelmoedigheid van zijn ziel terugvinden. Elk oogenblik stond hij gereed in het volle besef van zijn plicht . Bij het terugkeeren van het werk trof hem een verraderlijke mi trailleuzekogel in rechterschouder en ruggemerg. Frans zeeg neer op den weg van Kaaskerke naar Oude Barreel . Over zijn lippen vloeiden de woorden : «Mijn familie, mijn God. Ik sterf voor Vlaanderens ideaal ». Ziehier hoe zijn vriend Lode Dirik ( Lode van Eyck ) ) in «Ons Vaderland» dat bloedig gebeuren schetst : « Gelukkig. Goddank het werk was afgeloopen zonder leedsel . Het laatste wagonnetje hadden zij met een ruw geweldigen stamp in zijn hok verworpen als een oud ver bruikt en minderwaardig materiaal dat hen zeer verveeld had. » In een los groepje van tien, twaal man, waaronder hij, keerden eenigen met een knappen stap terug over de bloote baan . De babbelkuur kreeg adem, daar ze er nu vrij over beschikten. De ziel ontzette zich. » Opeens ploften allen, uitgenomen één, neer, wegtoo verend van de baan : de Duitsche mitrailleuze maaide over den steenweg. Hij, die rechtbleef stiet een ijskouden klank uit en zonk op de steunende hand. Frans was geraakt. » De maten kropen bij, heet hijgend van angst, en be dwelmd door het plole gebeuren van dit tragisch tooneel. Allen schoven dichter bij en 't gaf elk 't gevoel of hij akelig droomde. Zij ontknoopten de kleeding en bij poozen tastten zij op koudnatte bloedplekken. » Traag opende Frans de oogen en meteen gansch zijn ziel. Door zijn oogen zag men zijn ziel als in een klare beek den bodem waarop zij vliedt. Hij smachtte achter een laatste kracht, omdat deze de kroon moest heffen op zijn harmonisch afgewerkt leven . Zijn bleeke oogen blonken met een laatsten glans, een glans die paste bij het spreken ¬

¬

In Augustus 1932 werd het stoffelijk overschot van Frans Kusters met 7 zijner wapenbroeders in de crypt van den IJzer toren overgebracht.

139


•s*

'

-

•M m .

SWSlflR

*

'•

J i

\ 1

« •

z t

K V r

1

k

. mimi

'

-

awem ;

'

tesiiw

van zijn laatste woorden , als een laatste lage zonnegloed bij het sterven van een heerlijken Lentedag . . . Ik sterf voor zei hij zacht trillend » Jongens Vlaanderens Ideaal » . » Toen zwenkte zijn hoofd . . . » . *

BW

I® BB

ken BB BB '

BHl ! t(£ »

li

**

Frans Kusters bezweek in het hospitaal te Hoogstade ; het afscheid van het leven was hard , hij leed verschrikke lijk , maar gelaten deed hij afstand van jeugd , liefde en geluk . Hij stierf den 25 Augustus . Zijn kameraden droegen hem weenend naar het graf en boven zijn laatste rustplaats plaatsten zij het zerkje van Heldenhulde . In zijn nagelaten papieren vond men volgend strooibriefje : « De Vlaamsche strijders der voorlinie willen voor Vlaan deren hetzelfde recht als President Wilson aan elk volk erkent : zelfbeschikkingsrecht. Zij brengen hulde aan allen die lijden en vervolgd worden om hun Vlaamsche werking . Eeuwig zal Vlaanderen hunne namen gedenken . » Frans Kusters rust nu onder ons IJzerkruis . Rond hem liggen trouwe kameren , boven hem staat de leuze van zijn leven : A . V . V. - V . V . K ., en hij leeft in het hart van zijn volk . En vanuit de heilige ruststede klinkt zijn wekroep : ik Waar blijft gij, stierf voor Vlaanderen en zijn ideaal . Vanuit het verre Lim mannen van Vlaanderens ideaal ? Waar burg kwam ik naar dit West -Vlaamsche graf . blijft gij, Vlaamsche eenheid , die gaat van West - Vlaanderen tot Limburg ? Daar antwoorden de stemmen : hier ! En Vlaanderen groeit naar zijn eenheid . ¬

i

¬

« UJiTERS

¬

i

Het graf Frans Kusters in de crypt van den IJzertoren . i 1

141


i

i

Bert Willems DE HARTSTOCHTELIJKE «BLAUWVOETER »

I.

Hij werd geboren te Wambeke op 31 Januari 1894. Was student aan het Klein - Seminarie te Mechelen en ging van daar studeeren in de geneeskunde, naar Leuven. In Sep tember 1914 vluchtte hij uit Wambeke naar Holland, vandaar naar Frankrijk, waar hij als vrijwilliger dienst nam in 't Belgisch leger . Na drie maand oefening, en na gewei gerd te hebben om naar een officierenschool te gaan, ver voegde hij het Ijzerfront. ( * ) Op 15 Januari 1916 landt hij er aan. Reeds dadelijk komt hij er in voeling met de IJzerfrontbeweging, want Bert is Vlaming uit één stuk, uit Vlaamschen haard gegroeid en begaafd met al de zieleschatten waaruit de apostel van een gedachte groeit . Niets kan beter zijn gemoedstoestand weergeven dan een klein overzicht van de strijdzorgen die hij leverde in « Ons Vaderland ». Zijn stijgende Vlaamschgezindheid, zijn groeiende liefde voor zijn verdrukt en vernederd volk en vooral voor de misprezen jongens van dat volk die in de loopgrachten stonden, spreken er klaar en duidelijk . Een zijner makkers zegtf ons dat hij vanaf de eerste frontdagen reeds voeling zocht met de Vlaamsche studenten en met de zorg voor opbeuring van de soldaten begaan was. In Mei 1916 werd hij tot korporaal bevorderd. Aan zijn broer Adolf laat hij dan weten dat alles nog goed gaat maar reeds toen was de strijd in zijn hart ontbrand : «Men '

¬

¬

.

i

¬

¬

1

{

G e b o r e n t e Wambeek, 31 Januari 1894 ; Hoogstudent te Leuven ; Oorlogs¬ : vrijwilliger ; Sergeant, mitrailleur , 17 e Linie. Gesneuveld te Moorslede, 29 September 1918. Voorheen begraven, te Moorslede, later op het Gemeen tekerkhof te Wambeek ( Brabant ) . ) Lees het uitgebreide werk : « 20 Jaar Heldenhuide ( Deprez, Kusters) , H . Willems » door Joost Kappers, uitgegeven door het Sekretariaat der Ijzer bedevaart, Diksmuide, Aug. 1936. P r i j s : 5 f r ¬

Hubert Willems, van Wambeek, student oorlogsvrijwilliger bij het 17 e Linieregi ment. ( Laatste foto van Bert ).

(

*

.

.

¬

143

.


TM

HM

M \

.

JS

=

V

i

1

\

ziet en hoort hier toch zooveel... en ik ben zoo blij dat ge hier niet zijt...». In Oktober 1916 begint zijn medewerking aan «Ons Vaderland» het Vlaamsche dagblad dat in Kales verschijnt en aan onze Vlaamsche frontjongens gezonden Vlaamschen kost wil verschaften en wijd openstaat voor hun eischen en

wenschen. J . Van de Welle, van Gistel, zegt ons : « Meetingen woonde hij bij iedere gelegenheid bij op het front, en hij verving mij op het laatste, daar het voor mij als adjudant wat te veel in 't oog sprong...» . Lt Hebbinckhuys, van Temsche, laat ons even blikken in dat brandend leven : « Zijn vreugdig karakter werd meermalen somber en droef bij het overdenken wat al onrecht de Vlamingen aangedaan werd. Wanneer we dan een of anderen namiddag kuierden langsheen de vaart van Loo, kon hij droomerig zijn pijpke rooken om dan al meteens zijn hart lucht te geven in strijdlustige Vlaamsche liederen en dichterlijke ontboe zemingen . Wat was hij dan een heerlijk type ! Zijn hoekige kop richtte zich recht op zijn bonkige schouders en uit volle borst schreeuwde hij zijn liefde uit voor zijn taal en zijn volk . . . » . M. Demoen, van Eesen, teekent hem zoo : «Vlaming van kop tot teen, niet half en half, maar heelemaal vol haat tegen het onrecht, hij kon zijn mannen vol vuur en vlam jagen voor het goede. Hij kon de jongens wakker schudden zooals weinigen het gedaan hebben. Zijn hart liep .over van liefde voor Vlaanderen en was ook vol van haat jegens de verdrukkers...». « Eens heb ik hem gedichten hooren voorlezen uit «De Noodhoorn » van René De Clercq, dan was hij zooals hij was : prachtig, één ziel, één gevoel...». Eens was er betooging te Wulpen. Rik lag in 't hospitaal en Bert moest natuurlijk alles beredderen. Nu die betooging lukte zoo goed, er waren zoo machtig veel jongens, dat Bert daarop vol geestdrift ons leidde juist langs het groot hoofdkwartier . Al de groote gesternden sprongen buiten, vol haat ; en wij, zonder er ons aan te storen, gingen verder al zingende Vlaamsche strijdliederen ... ». En hoor nu de oprechte verontwaardiging van Bert Wil lems na de ' schending van de Heldenhulde - zerkjes : ,

¬

¬

Bert Willems, in het instructiekamp met andere «rekruten». ( Tweede links) .

145

m


j :

« Sinds jaren en jaren had men de ziel van ons volk zoo besmeurd en beplakt, dat het merk van zijn grooten plicht in zijn ziel erdoor werd verkaald, en omzeggens doodgevaagd. » Maar sinds zoolang rondgesmeten in dat krachtstortbad van oorlog, is dat merk van zijn zending weer bloot gekomen en aan 't vlammen gegaan ; overal aan den IJzer, in 't bezette land, in den vreemde, heeft ons volk teruggeblikt in zichzelf, op zijn ziel naar die weergloeiing van zijn plicht teeken ; zijn zending heeft het weer vastgegrepen en ver staan en alom davert nu de werking om dat levensdoel in volle vrijheid, te volvoeren en te volbrengen. » Opdat ons volk immer zijn plicht nu onuitroeibaar vast geworteld zou houden in zijn hoofd ; deze die hun plicht nog niet verstonden, hem zoo haast mogelijk ook sterk en onomstootbaar zouden begrijpen ; de geslachten der toe komst ook immer, onvernietigbaar, die levenstaak zouden bewaren, of onvergeetbaar haar zouden opvatten, hebben wij, jongens van den IJzer, de bloem van ons volk, dien plicht gegroefd in de zuil, dien we plaatsen op het graf van onze gesneuvelde broeders, wetend, dat de graven der dooden van een volk, immer, de eeuwen door, de bezielendste bele ving zijn van de gedachten die erop staan geplant ; wetend dat, onzen volksplicht daarstellend, hij zeker door ons volk zal worden gevat en nooit meet te loor zal gaan : » « Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus» dat is onze volkslevensplicht, onze volkszending. Die zending moet ons volk eerst begrijpen en onsterfelijk dragen, alvoor het die kan volbrengen. Ons recht is het die zending te doen verstaan en immer levend te behouden ; die zending plaat send op het graf onzer dooden gebruikten wij daartoe het beste, het heiligste middel. » Wie dat middel schendt, schendt ons recht, het recht, dat ons als vlammende dag n, ter hand werd gesteld door God, door de natuur . » Die daad is de vervulling van 't duurbaarste dat we ¬

~ r ~7 r

-

¬

v

=>

I

V

&

¬

¬

dragen. » « Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus» is ons

ideaal ».

I I. Ijzerfront 1917. Een hoekje der loopgraven vóór Diksmuide

Wanneer we de volgende bijdragen van Berten in «Ons Vaderland» ' naslaan, dan bemerken we, dat de schaar van 147

'


de censuur steeds meer werk krijgt, dat beteekent natuur lijk , dat Berten meer en meer radikaal wordt . Op 15 April 1918 « Hooge Tij » waar hij een overzicht geeft over de uitbreiding der Vlaamsche Beweging, zijn er 80 regels weggevallen. Zelfs in een verhaal, verschenen op 18 - 19 - 20 April, zijn er breede witte censuur - vlekken. «Ook eens zes dagen loopgrachtenleven » zou verdienen in dit boek als aanhangsel te verschijnen ; ik lees dat liever als gepoetste en gezui verde literatuur over den heldhaftigen oorlog, over helden en over heldenfeiten. Hoe het toen met die « Oorlogswoede » ( ? ) gelegen was, kunt ge opmaken uit volgend stukje conversatie, dat we in dit artikel aantreffen : Och, 't is van uw soort, lacht gildig de Barbier . « Op den verbindingsweg loopt Krabber Paatje bijna om verre. Wel, kunde uit uw oogen niet kijken ? Och 't is Gust, hebt ge zoo 'n honger man. 'k Ben gebroken, Paatje, gij ook zeker. 'k Geloof u van wel, 'k heb mijnen riem al vier haken toegehaald . Maar zeg, van gisteren vier uur, tot nu bijna zessen, ik zie bijna niet meer uit mijn oogen. Ah, 't is daarmee, dat ge mij bijna omverre liept . Van eigen datte . Spoedig zijn de mannen daar, met koffie en brood, juist toen de luisterposten binnenkwamen. Gauw ! Gauw ! roept de Strop en seffens zijn allen bezig met fretten, vreten, want zoo 'n nachtje. . . Zie ze bjiten en drinken, 't doet deugd ja ! De Strop bijzonder is van de wijste, hij streelde zijn half broodje met voorliefde en er blijft hem nog een korstje ¬

¬

;+

'

mü: >

V VK t

mm *

«

. "-

*

- v *-:rjkr V

V

wt

*

v

*

~X *

W ~T

over .

op, en

Zeg Krabber, als ik nog een « vague» doe, dan is 't dezen noen moet ik op een strootjen bijten. Wilt ge nen Duts zien, zegt den Bok, die op wacht

staat .

Ja, ja, roepen enkelen. Ziet ge ginder aan Verstille, juist tegen den hoop

Geschonden grafzerk « Heldenhulde » op

het krijgskerkhof te Oeren.

vadorlandorkcs .

Waatachfig ja . 149

'


.

Wil ik schieten ? Bah neen, zegt de Krabber, daar hebt ge niets mee in uw zak . 'k Ga slapen. » Was dat haat die uit die eenvoudige woorden spreekt ? En gebeurde zulks enkel langs onzen kant P Waren er ook geen vijanden die den onzin van dat moorden beseften, als ze koel buiten den gevechtswaanzin stonden, en hun men schenhart lieten spreken ? Berten verschalkt wel eens handig de gevreesde censuur en geeft lucht aan de woede van onze jongens tegenover de gehate « patriotten van Parijs » . Naarmate het einde nadert schijnt bij Berten het voor gevoel te groeien dat hij niet meer zal terugkeeren. De offergeest, de loutering voltrekken hun werk en op 26 Augustus verschijnt in O. V. een « In Memoriam voor Adj . Jos. Joos, gesneuveld op 16 Augustus, een zijner makkers uit de 1 kompanie van het 17 linie. Luister naar den toon en lees gerust tusschen de regels reeds zijn eigen testament : « Van Jozef mogen wij zeggen dat hij een heldhaftig krijger was, die bewust van de geva ren waarin hij verkeerde, dat leven had aangepast en het offer van zijn jonge jaren, van zijn bekwaamheid, van zijn schoon karakter, van zijn openbloeiend hart, van zijn warm bloed aangeboden had op het altaar van zijn Vaderland. Van ons Vaderland, gezien in den glans van ons kristen Vlaamsch ideaal. Zijn plicht getrouw tot den dood heeft hij gewillig dat offer geplengd in de hoop dat zijn bloed ge vloeid heeft ten aangroei der gezonde gedachten van recht en vrijheid der verheerlijking en gelijke behandeling van ons Vlaamsch volk in ons geliefd België. Hij ruste met vrede want hij heeft een heilige zaak gediend en is er voor ge storven» . Het is de toon van zijn laatste brieven : offeren voor het ideaal, het afkoopen met bloed, het betalen met trouwe. ¬

¬

¬

¬

Bert Willems aan het Ijzerfront

Het laatste artikel van Berten in « Ons Vaderland» is van 3 September 1918. In zijn notaboekje heeft Berten ons openhartig zijn gemoedstoestand neergepend. Het klinkt als een testament. Hij schreef op 1 Juli 1918 : 151

'.


« Ik , ging niet meer met verlof , want ze werden 'n heel » tijdje gesloten en nu heb ik geen den minsten lust meer . » Ik verzucht naar huis, naar moeder . Al mijn betrouwen , » mijn hoop op de toekomst is het wat mij nog recht houdt . » Anders 'k liete al varen wat wilde. Maar moet ik hen niet » terug zien , die alles waren voor mij , die van mij iets » maken wilden . Wat hebben ze al niet gedaan voor mij , » gansch mijn leven door en nu . 'k Verwed dat ze dagelijks » aan mij denken , voor mij bidden , en moeder die zooveel » hield van hare kinderen , dat ze om hun geluk zelf onge » lukkig kon zijn , doch het nooit moest zijn . Aan moeder » mijn laatste gedachte, en als ik hun foto beschouw, dan » komt mijn gemoed vol , dan verzucht ik naar huis, o geze » gend oord en vóór ' t wegsteken , druk een vurigen kus » op de beeltenis mijner ouders. Vader, Moeder , Franske , » ' t kleine Paultje dat ik lief heb, alhoewel ik het niet ken » nen mag . Wederzien zal ik hen . Is 't hier niet dan in den » hemel en mocht dat voor allen wel zijn . Anders wees » getroost want nooit zoudt ge moeten blozen hebben over » uw zoon , die zich steeds heeft gedragen als een ware » Vlaming van aloude zeden en stoere overtuiging, die » kampte voor ' t recht van zijn volk en zijn bloed veil had » voor 's lands verweer , daar uit die bloedoffers Vlaande » ren 's recht moest opbloeien . » In eigen huis wil eigen meester zijn ! » En Frans, die me zoo schoon voorlichtte op de rechte » baan , U ook vergeet ik niet , en u nu opnieuw gelukkig te » weten met uw vrouw, dat steunt mijn moed , sterkt mijn » vertrouwen . En Adolf , droeve banneling, die wellicht meer » heeft geleden dan ik vermoeden mocht , ik voeg mijn » ellende en lijden bij het uwe . » Moge het God behagen als zoenoffer tot eeuwige be » rusting in ons lot . » Mijn vaste hoop is U weder te zien , allen . Ik steun » vast op O . L . V . van Lourdes waar ik henen toog en waar » ik de belofte aflegde haar te komen danken met Moeder » na den oorlog . » Wanneer ? Wanneer ? God verhoore onze bede. » Dit schreef ik neder op den post La Brique te St Jan bij » leper op een zonnigen achternoene rond 4 uren . BERTEN . » 152

Reeds toen was er het voorgevoel van het naderend einde Moge het God behagen als zoenoffer » , 't Was te dien tijde « dat hij naar Le Havre met verlof ging bij Staf De Clercq , die er op het achterfront, door zijn werking voor de Payotten veel toe bijdroeg om den Vlaamschen strijd te steunen . Dat bezoek heeft Berten opgefrischt en opgemonterd . Zoo diep¬ was de indruk dat Berten er een bladzijde van zijn nota boekje aan wijdt : hunne macht over • • • Zij, die met « Havre op 12 -8-'18. voelen er zich in en daar wonen , beschikken » ons soldaten bloedgrachten de » veiligheid nu binst de oorlog , verre van uit , verordeningen en bevelen de zij vaardigen » en van daar geen ons ze omdat En . besturen en regelen moeten ons die » » voldoening willen geven , ons, Vlamingen , die met hun » bloed getuigen voor ' t Belgisch woord dat zij ondertee» kenden , dus hun woord in eere houden , kunnen wij van hen » geen recht verkrijgen . Recht voor Vlaanderen : Zelfbestuur . » En toch wat zou een goed woord , een goede daad veran » deren doen . Het is wellicht te laat nu . . . » . » Eenheid in onze werking dat hoeft . » Geen politiek , die heeft doodgedaan . Dat zal men na » den oorlog best gevoelen . Toch vond ik in Havre echte » broeders en alhoewel ik er onbekend, ' t is te zeggen , » zonder voorafgaande kennismaking toekwam , voelde ik » me er seffens thuis, spoedig in volle genoegzaamheid ge» rust gesteld . » Dat was echte Vlaamsche liefde die ik er vond . Zoo » bestaat een echte Flamingant , dat hij zich seffens thuis » voelt bij mannen van zijn gedacht waar hij weet dat alles » er goed gejond is . Vlaanderen 's smids is daar waar echte » smeden kloppen » .

IV . De oorlog liep ten einde . De instorting der centrale machten was begonnen . Het Belgisch leger moest ook zijn « groot offensief » hebben . Op 28 September 1918 brak het los. 't Was een treurige natte nevelachtige morgen . Bij ' t krieken van den dag werd de klaarte omfloerst door gas- en krui-twolken door de geweldige beschieting van af twee uur in den nacht, verwekt . 153


Berten 's aalmoezenier zegt ons, dat hij daags te voren , 27 September , als diep overtuigd kristen en katholiek zich op den dood had voorbereid door biecht en kommunie . 's Mor gens nog , den 28en, had hij hem gezegd : « Ze mogen me komen halen , ik ben gereed ! » Ook aan de vrienden had hij erover gesproken en aan een hunner bijna letterlijk herhaald : « Jet, moesten we elkander niet meer terug zien , tot in der eeuwigheid , ik ben bereid » ! Na een dag van verschrikking was hij met zijn sektie mitrailleurs voor Moorslede gekomen . Hij wilde van de val lende duisternis gebruik maken om de hoogte te bereiken en het dorp te bezetten , maar dat werd hem belet . Men moest wachten . . . De laatste nacht , motregen en koude . Verraderlijke en korte beschietingen met schroot . . . van tijd tot tijd een maaiende straal machinegeweerkogels . . . Een lange bange nacht in de versche obusputten . De grauwe morgen brak aan , bevelen om vooruit te ruk ken waren rondgedragen . De Duitsche machinegeweren stonden echter intusschen weer strijdvaardig in hun schuilhoeken en maaiden bij elke poging duchtig in de rangen der vooruitrukkende troepen . Berten moest met zijn machinegeweer vooruit om een vijandelijke post te omsingelen . Een der Vlaamsche vrienden uit de kompanie kwam voor bij zijn post enkele oogenblikken voor den laatsten sprong . « Berten ! Daar is Roeselare !» « Konden we Rodenbach er terug opzetten ! » « Vliegt de Blauwvoet ! » « Storm op zee ! » Met dien kreet werd er vooruit gerukt . De mannen van Berten sleurden hun machiengeweer naar een verder gelegen obusput . Berten zeeg rochelend neer . Een kogel had hem vlak in 't voorhoofd getroffen . Zonder een zucht of een klacht was hij verscheiden . - « Vliegt de Blauwvoet ! » Het totale offer was gebracht . . . De droeve mare liep rond van obusput tot obusput : « Bert is dood ! » ¬

Kff

¬

¬

XIII 6 Ijzerbedevaart. ( 21 Aug . 1932 ) Het stoffelijk overschot van Berten Wil lems wordt in de crypt van den IJzer toren gedragen.

-

En rui wil ik hier herlezen wat hij op 27 September enkele uren voor zijn dood aan Staf De Clercq schreef : 155


3

I 7

7J

7

« Maak van ons Payottenland een schoone Vlaamsche streek, dat is zegen. « Vlaandrens heil vergt bloedige offers, als de redding Vliegt de zóó moet komen gaarne neem ik dat aan»» . Blauwvoet ! » Als een voorbeschikking voor het bezegelen van dien wil; als stempel op het offer van dit leven, onze strijdkreet : « Vliegt de Blauwvoet ! » Zijn schoone edele ziel klapwiekte omhoog naar den Heer en Meester als een zoenoffer voor Vlaanderens heropstan ding en voor vrede onder de menschen.

0

.

|

I

Het graf van H. Willems in de crypt van den IJzertoren. 157


Juul De Winde « ( JUUL LISERON ) » « 'k Herinner me de beroerde dagen van 't Belgisch offen sief en zie hem weer voor mij staan, juist zooals ik hem zag voor de laatste maal : In oorlogsuitrusting, de Vlaam sche pijp in den mond en 'n knoestigen stok in de handen, zoo zag ik hem staan in de loopgracht en we verkenden mekaar slechts 'n oogenblik midden het geharrewar van den strijd of 'n donderend « Vliegt de Blauwvoet » klonk me in de ooren. « Storm op zee », klonk het antwoord even forsch, en uiteen liepen onze stappen naar het gevecht daarginds, voor hem helaas naar den dood. . . » . Zoo schreef F.(rans ) V. ( an ) D. ( er ) L. ( inden ) in « De Stem uit België », van 18 October 1918. ' t Was ergens al de kanten van Westroozebeke, gedu rende het groot offensief van 28 September 1918 dat Juul De Winde neergemaaid werd, door een machinegeweerkogel in het hoofd getroffen . Hij de doorbrave, levenslustige, een voudige jongen sneuvelde als een held, geridderd en ver eeremerkt en als eerste Luitenant van het derde karabiniers. In hem verloor Vlaanderen een kracht en een hoop, omdat hij volledig tot het inzicht van Vlaanderen gekomen was, geleidelijk, zonder rumoer en zonder opdringerig vertoon, maar in het rijpe bewustzijn van een begrijpende ziel ver licht door een schoon verstand en een edelen geest. Juul De Winde werd te Merchtem geboren op 13 Mei 1893 . 't Was een snaak van een jongen, die leven en leute in den huiskring wist te wekken, die met een blijmoedig karakter door de dagen ging en reeds in zijn jeugdjaren steeds de beste kant van 't leven zag. Hij had een gouden hart, wat hem als knaap, als kameraad, als soldaat en als overste door zijn speelgenooten, zijn makkers en zijn onder hoorigen deed hoogschatten en waardeeren. Van jongsaf was ¬

¬

¬

¬

De 17 - jarige Juul De Winde ( 1912 ). Kort voor zijn inlijving bij de klas 1913 .

159


i

r

4

*

hij vatbaar voor 't schoone . ( * ) Zang en muziek zaten hem in 't lijf . Als kleuter liep hij graag met den trommel op den buik , in den ouderlijke n hof rond , en rataplande van toen al de wijsjes in zijn hoofd , die hij later in vers en gedicht zoo kwistig zou uitzingen . Op elfjarigen ouderdom verliet hij de gemeente school om zijn studi ë n voort te zetten in het Sint - Aloisiusg esticht te Brussel . Toen beschikte hij reeds over een zeer vluggen geest . Aan ernstige studie had hij echter een broertje dood . Hij vond het in zijn collegejar en veel prettiger zijn tijd te besteden aan versjes te rijmen en gedichtje s te scheppen waarin hij zekere leeraars over den hekel haalde . Hij kende schoolmo eilijkhede n en collegestr affen , maar een oude , brave, Vlaamsch e oud - professor nam hem onder zijn be scherming en leidde en kneedde en vormde het karakter en den geest en li é t den jongen zijn ziel uitzingen zooals hij ze van God had ontvangen . In 1907 beleefde « De Vlaamsch e Kring » van Merchtem , onder het voorzitter schap van Meester August De Boeck , een grooten bloei en in de menigvul dige kunst - en voor drachtavo nden zag men nu en dan dien opgeschot en jongen Juul De Winde, als student , zijn eerste verzen komen voordrage n . In dat midden van vooraans taande Vlaminge n heeft de knaap niet alleenlijk zijn ingeboren iiefde voor Vlaander en voelen groeien en zijn wil om Vlaamsch - te - zijn gegrondv est* op onverwoe stbare grondslag en , maar tevens ook voelen ontvlamm en de begeerte om machtsver krachting en laksheid te keer te gaan . Daar hoorde hij het onrecht den Vlaming op alle wijzen en in alle opzichten aangedaan , aan den kaak stellen en in hem ontwaakt e en ontvlamd e den lust tot den Vlaamsch en strijd . Hij werd lid van het tooneelge zelschap « De Lelie » , waar hij steeds de humoristi sche rollen in vertolking kreeg ; lid van do Kon . Harmonie «Ste Cecilia » , waar hij fluit speelde . Intussche n ging hij steeds voort met zijn « verzen te schrijven » die in de « Gazet van Merchtem » werden opgenome n . Hij muntte toen reeds uit in ' t maken van hekeldich tjes, waarvoor de liefdesidi eletjes van zijn vrienden hem inspiratie gaven , of waarin Vlaamsch e wantoesta nden ¬

r

¬

>

v:

-

»

..1 .

T

"

£.- -

;,3'

.

£ •erf•si-.-«-*.*0 •J

üï

s?

*.;

J . De Winde ( links ) soldaat in het kamp van Beverloo, op 8 Oktober 1913 .

( *)

op 22 Augustus 1937 ( 18e Het stoffelijk overschot van Juul De Winde wordtovergebracht en in de crypt Ijzerbedevaart ) van Merchtem naar Kaaskerke van den Uzertoren bijgezet. ,

161

11


werden aangeklaagd. Van natuur uit was hij een spotter, een gekscheerder . Later zou die eigenaardigheid met de jaren, stillekens aan rijpen tot fijnen humor. Hij zou een jovialen kijk op 't leven krijgen en dit schoon gevoel heeft hem nooit meer losgelaten. Zelfs niet in de tragische oor logsjaren. Het spreekt vanzelf dat zijn « geestesscheppingen» uit die jaren geen meesterwerken waren. Maar het feit dat zijn « Van twee kwiksteerten » goed bevonden werden om door Meester De Boeck getoonzet en door het Davidsfonds uitgegeven te worden, kan toch als een bewijs gelden dat men van hem in de toekomst veel mocht verwachten . We laten dit gedichtje hieronder volgen : ¬

r.

-

v

èpakrf'Vv

••

* •*>x%- *.•.*

:*

'

.*

:' >.•

S

*

isw

*

'

••

ÏS "• > •

S§Ê v

'i

<

.

Z/ .

4

_ * 1v «

V

%

<

-

.i j 4ft

iM

s *r

Slws

r; v.»

'

•S'-

Luitenant De Winde in de loopgrachten ( 1916 ) .

Daar kievikt stil Op 't punt der gril Een kwikstaart zacht zijn lied. Hij gekt en lacht gewaagd, hij wacht .. . waarom. .. ik weet het niet . Een tweede komt, bekijkt verstomd Zijn makker die daar zit . Hij knikt en kwikt En pikt en slikt en juichend roept : « Kiewit » .

Zijn lijfje gaat, Zijn steertje slaat, hij wipt en trippeltrapt, Hij roept en tiert en danst en zwiert en hipplend klipperklapt . Het gaaike lokt, De kwiksteert jokt En vliegt bij zijn vriendin En zij aan zij, Zoo vliegen bei, Al vrijen 't boschken in. 163


Het is wel kenschetsend dat vele van onze begaafde Vlaamsche volksjongens in dien verren tijd hun Vlaamsch gezindheid langs die schamele wegen leiden moesten. Men deed aan middelmatig tooneel, men blies z 'n longen kapot in een fanfare of harmonie, men dichtte verzen tegen de sterren op en rondom zag men de « menschen» met een spotlachje neerzien op die « belovende» kracht. Gelukkig de jongen die dan met een blij gemoed en met een monkel op het wezen het gevoel van zijn meesterschap en het besef van zijn kunde ongerept kon bewaren ! En zulk een kerel was Juul De Winde. In 1913 wordt hij als soldaat ingelijfd bij het 1 regiment Karabiniers. Pas eenige maanden bij 't leger, vertrekt zijn regiment naar het kamp van Beverloo. En hij die gezworen had zijn plan te trekken, kwam op het gedacht een kamp muziek in te richten en zelf als muziekleider op te treden. Hier haalde dat meesterschap en dat besef van de kunde de bovenhand boven sieur en slenter en Juul De Winde was van toen reeds de man die het woord « dienen » in daden omzette, zijn schamele Vlaamsche jongens ten bate. In plaats van zijn regimentsgenooten te laten te loor gaan in het zieldoodende leven van kroegen en huizen van slecht allooi, zocht hij het middel om ze in gewoon - verhef fend vermaak hun mensch- zijn te leeren kennen en hun Vlaamsche geaardheid te leeren waardeeren . Herhalingen en concerten volgden elkaar op. Als «chef » kweet hij zich « meesterlijk » van zijne taak, zoodanig zelfs dat zijne oversten de uitvoeringen kwamen bijwonen en hem geluk wenschten ... Toen kwam de oorlog over 't land en Juul De Winde trok den strijd in met de eerste strepen op de mouw . ¬

Juul De Winde stond in 't vuur van in den beginne . Hij beleefde de eerste schermutselingen, de eerste bloedige slagen, de eerste aftochten, hij beleefde Antwerpen en steeds nog als gewoon soldaat liep hij Vlaanderen af om op den Ijzer te belanden. In die eerste maanden heeft zijn ziel een geweldige ken tering en een krachtige loutering beleefd. Het kon ook niet anders. De levenslustige kerel zag op alle uren van den dag hoe ¬

164

het leven vermooscht en verbruist werd, ondervond hoe opgeschroefde vaderlandsliefde een tegenstelling was van echt plichtsbesef . Die in - Vlaamsche kordate jongen moest pijnlijk ervaren dat de oorlogswerkelijkheid de naasten liefde tot een ijdel woord maakte en dat de fierheid van het rasgevoel alleenlijk uitgebaat werd om roemloos en nutte loos te sterven. De door God begenadigde ziel onderstond de marteling die alle dichters en denkers kennen wanneer kapot ze de schoonheid van hun gedroomde oogmerken zien geen dat redeneering , geen dat geweld slaan in 't brutaal liefde en geen medelijden kent . Hij kende oogenblikken van vertwijfeling en moedeloosheid . Toen dacht hij terug aan de wellende bronnen die hem in de eerste dagen van zijn intrede in 't leven zooveel deugd en zooveel vreugd hadden geschonken. Zijn ziel zocht verloren akkoorden op, maar die akkoorden waren bitter gestemd. In September 1914 dichtte hij te Tremeloo : ¬

¬

'k Heb moeders gezien met een wicht aan de borsten, Met speren doorboord of vermoord bij den haard ; Naast grijsaards gegeeseld en vaders gebonden, Gemarteld door beulen, na ' t heilig verweer . 'k Heb dorpen en steden beschoten zien branden ; Kunstwerken verwoesten en kerken onteerd . . . Nu smacht ik naar weerwraak , met knarsende tanden. . Ik heb in den oorlog, het haten geleerd . Dit laatste vers laat ons toe de foltering te peilen die voor deze jonge Vlaamsche ziel had doorstaan . Gelukkig lou goede ten ziel de foltering deze dat ons voor hem en sprekende toch maar terde. In weliswaar onvolmaakte, verzen, laat hij dit uitschijnen waar hij dichtte : ¬

Nu zal ik gaan Langs onbekende wegen, waar vlag en vaan wild wappren in den wind. Der vadren waan en zelf - zijn, straalt mij tegen waar

leeuwen staan

te brieschen, vrij gezind.

Ineens heeft Juul De Winde zich zelf gevonden . Waar 165


hij voordien aan vrienden en makkers vreugd en jolijt ver kocht, klinkt thans de wekroep van ' t geslacht en de stem van ' t bloed naar voren . Hij trekt met zijn makkers ten strijde en waar hij ze niet meer kan vergeestigen met een « lepelke» muziek en opvroolijken met de uitbundige levens lust die in zijn ziel huist, roept hij ze ten kamp en dicht zijn strijdlied, dat dagteekent uit de eerste oorlogsmaand : ¬

¬

V

tft \ fcV»

r

32,

*cs . "

w

-

r& or

ï&

V

«

AD

I ;'

v .

NT

*:

*

1

5

, iVtv- *'- - ' '

ë* -;

hl< '. £ £

V;-$

Trouw aan 't verleden, zijn roem en zijn aard

Volgen wij zingend, den leeuw op de vane. Fier op ons zelven, onze ouderen waard, Draven ons legers vooruit op de bane. Dreun « Klokke Roeland » een reuzezang ! Luid ! .. 't Stormt weer in Vlaanderen ! Mannen vooruit !

.

Hij heeft zichzelf gevonden. De ramp en de oorlogsgruwel hebben zijn ziel doen ontbolsteren naar strijd en 't Vlaam sche plichtbesef komt boven. In zijn ledige uren laat hij zijn hart spreken . Hij heeft geen kennissen in de hoogere middens, hij vindt geen geestesgenooten in zijn omgeving. Hij is een volksche jongen die zijn schamele Vlaamsche jon gens uit ter harte liefheeft . Maar zijn gemoed uitstorten moet hij voor zich zelf doen. Dan zoekt hij een eenzaam hoekje op en zal versjes schrijven die geheel zijn wezen zoo schoon belichten . Te Lier dichtte hij zijn « Optocht », waarvan de laatste stroof luidt : ¬

De troepen tiegen moedig op, De Leeuw danst op de vaan, En hoog de ziel en hoog den kop rukt men ten vijand aan.

Vóór den aftocht uit Antwerpen laat hij zijn Vlaamsche ziel spreken in een gedicht : « Voor 't vertrek » Luitenant Juul De Winde in eerste lijn. ( rechtstaand).

« . .. Daarachter ligt mijn land « waarvoor ik met hart en hand « strijden zal.» . . . ( Ijzer, December 1916) .

En zoo eens drank en brood ontbrak, Geen honger dooft den gloed, Die in de harten haat ontstak En Vlaamschen leeuwenmoed.

Die ziels - ontboezemingen, die hartekreten borg hij wei 167


gerlijk in zijn veldransel, maar zou ze later, zonder vaar of vrees, als hij reeds «bestemd» was, in zijn dichtbundel « Granaatscherven» laten verschijnen. Wij hebben ze willen aanhalen om aan te toonen hoe, van toen reeds, Juul De Winde zijn Vlaming- zijn bezong en beleefde en zijn Vlaamsch bewustzijn aan makkers en regimentsgenooten mededeelde. Immers slechts veel later kwam de Vlaamsche uitbarsting tot uiting op 't front, wanneer hij reeds jaren voordien « het heilig vuur » op zijn manier had aangewakkerd . En de rich ting die hij zich getrokken had bleef hij trouw tot in den ¬

dood.

*

©

*

In April 1915 schreef hij o.m. : als een heilig pand « Gedenkenissen van huis bewaar ik keer, dat ik er moet in mijnen geldbeugel, zooaus, iedere zaak, die ik tot heilige de , in zijn, heb ik mijn vaderland ( want nog geen heb en verdedig helpen moedig nog toe zoo gebleven of kort te plicht enkel oogenblik ben ik aan mijn ik me boezem en oogen ) voor heb den moed laten zinken toch het gebeurt moed in. Als we in volle vuur staan, dan mannen klapper de als en dat ik daar sta te gekscheeren kom ik er toe de tanden en huiveren van schrik, dan nog kkers herstelt, strijdma uitdrukking te vinden die mijne arme maal een menig klinkt dan en opbeurt en doet glimlachen . ». . lucht de door et Strijdkre de of Vlaamsche Leeuw schrijft hij nog : En op Allerzielen van hetzelfde jaar, mijne belgische om « Ik ben hier zoo een beetje gekend niet verbe zwijgen kan waar is Vlaarnschgezindheid . Wel aanhitsing door der tij de komt eens maar terd worden, het over onrechtvaardige voorvallen zoodanig hoog, dat moest men me , me het laat illig onversch stroomt. Gansch het de verdediging de ster van den kraag trekken, wanneer broeders . . . ». che Vlaams ge geldt van lijdende heldhafti ! « Zijn dapper Zoover komt het echter niet . Integendeel getuigde van rsching , zelfbehee zijn , heid, koelbloedigheid lijkrede die hij fransche de in , Martin . H majoor hem zijn m, deden hem Merchte te estelling teraardeb uitsprak bij de hij onderlui werd 1916 Maart 8 den en n spoedig opmerke troepen die e venaard ë onge tenant benoemd, overste van die ftig en geestdri , der vaderlan Vurig . eens zijn makkers waren , soldaat dapper een vol vertrouwen was hij bijzonderlijk uit te voeren . Meer n bereid om alle gevaarlijke zendinge die hem ver malen drong hij, gevolgd door zijne soldatenlijnen om voor afgoodden, tot heel ver in de vijandelijke in te winnen.» en de bevelvoerders noodzakelijke inlichting later spreekt een Uit zijn brieven van dien tijd en van in Vlaanderen. en eindzege den in geloof onverwoestbaar zijn brieven uit ls uittrekse We geven hieronder nog een paar : n belichte wijze die zijn ziel op prachtige Het daghet in den Oosten en de nieuwe « April 1916. wat meer als verleden jaar . ontluikende lentezonne belooft verkropt en versmacht zege Het in ons aller harten zoolang u : ( en dit weze lied zal weldra verrijzen en ik verzeker ¬

.

¬

Op den IJzer deed hij zijn plicht getrouw, eenvoudig en vroom. Hij leefde er voor zijn kameraden. Hij was steeds de trouwe, behulpzame en nederige vriend. Hij was uiter mate dapper zonder aanstellerij en goed zonder pronk- of praalzucht . Nadat de bloedige Ijzerslag was uitgewoed en ' t front als vastgevezen was in het slijk van het vette land, kwam ook een zekere berusting over hem . En juist deze berusting gaf hem een voornaam voorkomen dat eerbied afdwong . Van lieverlede had hij den vrede voor zich zelf gevon den en het besef van bijstand- bieden aan anderen in hem voelen groeien tot een zwaren plicht . Hij had reeds zoo dikwijls den dood van aanschijn tot aanschijn gezien dat hij er niet meer vervaard voor was. Dat is alleen eigen aan groote zielen. Ook zijn Vlaamsch-bewustzijn werd sterker . En dit bewustzijn liet hij stralen op een open gelaat waarin een vriendelijke mond, tot zelfs in pijnigende oogen blikken, monkelen bleef. Het speelsch karakter dat zijne kinderjaren had gekenmerkt bleef hem, al was het dan ook in een anderen vorm en in diepere mate, bij . En dit kwam tot uiting in vaak tragische omstandigheden . Waar hij zelf wellicht de bitterheid voelde van eenzame verlatenheid en onbegrepen zieleleven, kon hij, in tijden van nood, humor en glimlach doen stralen om zijn medejongens op te beuren en te sterken. Bovenuit en bovenal steeds en bijzonderlijk in zulke gevallen, moet hij willens nillens lucht geven aan zijn Vlaarnschgezindheid , ¬

¬

¬

¬

¬

¬

¬

¬

169

168


.

genoeg gezegd) Het wroaksein is gegeven, we zijn het ter gen moe en weldra springt den leeuw den vijand toe . Ik huiver als ik er aan denk, maar 't zal stormen in Vlaanderen ¬

..

£ .

ir

*

en weldra zal Klokke Roeland de oudste liederen grootsch en machtig over het Vlaanderland doen weergalmen. Hoopt en waakt . De zege naakt .. . » .

v

-

Hopen doet leven, leven doet genieten De stalen volharding, de en strijdlust gepaard met wraak taaie eest , de ooofferingsg een heilig plichtsbesef en betrouwen in eigen macht en daad, dit alles is samengevloeid tot een doeleinde en bezielt tot spijt van wie 't benijdt, de tergensmoede rangen onzer te lang getergde broeders. ...Dagelijks zullen we onze gesneuvelde helden herdenken. Een derde jaar is begonnen. Groot en moeilijk is de taak . Maar we deinzen voor niets meer. Het wraaksein is gegeven, we zijn het tergen moe. En we hebben gezworen te volharden, trots goed en bloed.» Ei ! wie zegde daar dat Vlamingen geen vaderlanders waren ! En Juul De Winde verwierf in September 1916, door zijn schitterend gedrag de tweede ster van luitenant . In hem werd alzoo belichaamd en vereerd en geëerd de be kwaamheid en de dapperheid die hem van eenvoudig soldaat tot eersten luitenant hadden gebracht . Gewaardeerd door zijne oversten, bemind door zijne manschappen was hij het toonbeeld van den Vlaamschen volksjongen die door eigen werk, door eigen kunde, door plichtbesef, door 't kranig tentoonstellen van zijn eigen Vlaamsche geaardheid zich tot dien graad opwerkte, spijts tegenkanting en verdacht making, spijts laster en kleinzielige spotternij . Want ook dit moest Juul De Winde onderstaan en ondervinden. Zijn Vlaamschgezindheid die hij noch onder stoelen noch onder banken stak was voor velen een doorn in het oog . Zijn omgang met gekende Vlaamsche voormannen zoowel in als buiten de frontlinie staande, wekte achterdocht en nijd. Het liet hem koud. Hij ontwapende allen door zijn kordaat optreden en zijn openhartigheid. Hij bleef zijn Vlaamsche volk getrouw en zijn Vlaamsche tale hield hij in eere. Hij diende zijn ideaal door en in dicht en vers en liet over de voornaamheid van zijn gegradeerden stand de sprankel van zijn eigen lied stralen en blinken. Want ge durende al dien tijd liet hij zijn ziele zingen, droeg zijn « Oogst 1916.

en genieten doet gelukken.

«

.

;

*

¬

ip

¬

De levenslustige Juul «Liseron», de luitenant - dichter.

¬

171


verzen voor aan zijn manschappen , zoodat ten laatste zijn medeofficieren met ontzag opkeken naar dien eenvoudigen sterken jongen . Want evenals het gebeurde met zoovele andere Vlaamsche gegradeerden , moesten ze in hem een meerderwaardige erkennen en een meesterschap voelen . « Houdt steeds moed lijk ik hier doe, schrijft hij in Mei 1917, en vooral houdt u fier en vrije Belgen , of liever Vla ¬ mingen , geen lafaards, noch kruipers, noch bedelaars . Eens dat de vredeswind over de puinen van het verwoest en ver lost land zal waaien , dan zal de Beiaard spelen en zullen de Leeuwen dansen als vroeger . . . » . Zoo verstaat hij zijn plicht en doet hem , vrij en vrank en Vlaamsch , onverschrokken ! Op het front is hij de aanvoerder met wien men spreken kan in eigen taal , wien men het hart kan openen , wien men lief en leed kan opbiechten . Minzaam gaat hij met zijn jongens om , biedt hulp en bijstand waar 't moet en met zijn soldij van officier lenigt hij in ' t verdoken veel ellende . Hij drinkt graag een pot en pint met zijn medemakkers, rookt een pijp in eigen gezelligen kring , houdt door zijn voorbeeld den moed erin . Hij ondervindt welken nood zijn mededorpelingen hebben aan nieuws van huis en van vrien den . Hij wil de schakel smeden die ' t verre huis met de loopgraven bindt en na lang met het opzet in zijn hoofd rondgeloopen te hebben sticht hij , in Augustus 1918, zijn frontblaadje : « Merchtem boven » . Hoeveel nachten , hoe veel dagen heeft hij aan dit liefdewerk niet geofferd . Hij wilde van dit bladje iets puik , iets degelijk maken . En in het titelblad dat hij zelf opvatte liet hij heel zijn karakter en zijn streven doorstralen . Met de leus : « Houdt U fier, houdt U rein » , trok hij ten strijde. Een doorslaand bewijs dat hij de actie van zeden adel op het front steunde en liefhad . De Vlaamsche Leeuw , zinnebeeld zijner Vlaamsche over tuiging , en ' t wapen van Merchtem , als blijk van gehecht heid aan den duurbaren geboortegrond , vertolkten luid de gevoelens die hem bezielden . Het bladje zou maar éé nmaal verschijnen . . . Enkele weken later begon het groot offensief waarin Juul De Winde voor Vlaanderen sneuvelde . Dat hij met de leidende frontbeweging in nauwe betrek ¬ king was bewijst dat niemand min dan Franske Van der ¬

¬

¬

Linden de muziek maakte voor luister :

dapper « Kerelslied » ,

Als brabbelend 't bier in de schenk - kanne schuimt dan joelen de kerelen , koddig geluimd ; dan zingen en springen en tieren zij wild , en roemt men de leeuwen op vlaggen en schild . ' t Oud « vrij - zijn of dood ! » , dreunt wellicht over 't land , dat harten doet bonzen waar wraaklust in brandt .. . Hoezee ! Hoezee ! Wie drinkt er mee P ' t Is storm op zee !. . .

Maar als de klaroen het alarmsein schalt, dan stilt het gewoel daar het « vrij - zijn » vervalt . De dorst en de dans en de min zijn voorbij en dra tiegen tuchtig de kerels in rei door 't dorp naar den IJzer en neuren vol moed een laatste maal ' t lied dat de ziel zet in gloed . Hoezee ! Hoezee ! Wie vecht er mee ? 't Is storm op zee ! . . . Des nachts als het donkerend zwart zich ontplooit en sterren - gesprankel de hemelen tooit , dan rollen er wagens ' t Rood - Kruis op de vaan en « autos » en karren begluurd door de maan . . . Zij voeren de kerels half dood of gewond naar 't graf , of naar 't hospitaal nog voor een stond . . . Hoezee ! Hoezee ! Wie sterft er mee ? Want ' t stormt op zee !

¬

¬

172

* * *

Daar naderde het einde . « Ik zag hem , zegde later zijn majoor , in den morgen van 28 September 1918, de hoop in zijne oogen , de geestdrift in zijn stem , vastberaden ten aanval trekken . Ik zag hem heldhaftig en heerlijk - groot . Een machinegeweerkogel maaide hem neer !. . . » 173


.r

ijk

'

mffiv

.

jt ifriy

4|$ *

f.

Een zijner makkers getuigt van hem : «Met taaie wilskracht, met leeuwenmoed, stormdet gij vooruit. Uw laatste revolverschot had geknald en toen naamt gij het geweer van een uwer gesneuvelde soldaten en met de leuze : «Vliegt de Blauwvoet, Storm op zee !»

a?

'

lU

sprongt ge vooruit om een oogenblik nadien de eeuwigheid in te gaan.»

.

'

ê .

'

. iR otiï d!) aofcLjrtt i ilfciai urJ...(/ ttfj au (\ jj tfit * ö Jiufji15(01 I n / « > f \

|l. Éirsf '

*

I **. /mi %iyafr

«• > -» •* y •

<

<

f

3

'

; Sr- - ff

W

»

»y

VOOR

!j

'

; i1

ISlfiiB»l >

r> tb

v W »d f

mm

_-.

i

i

X

-

i

ffc l/ MOftlt m HJ 'df V v )\'f yw)Irt f f -

/

UflK 'ïUSiJjl i

i

>

,

lf Het frontblaadje « Merchtem Boven » door Luitenant De Winde uitgegeven, verscheen slechts eenmaal. ( Augustup 1918 ) .

. . .Enkele weken later kwamen zijn twee broeders het lijk opzoeken op het doodenveld. Ze ontdekten er het eenvou dig, noodlottig kruiske. Het lijk werd op eene kar geladen en na drie dagen en drie nachten reizen, hun pand bewa kend als een zoenoffer, brachten zij het dierbaar overschot naar zijn geboortedorp Merchtem terug. Hij werd er onder een ontzaglijken toeloop van volk, onder de ëerewacht van een afvaardiging van zijn regiment het 3 e Karabiniers, op 21 Januari 1919, plechtig ter aarde be steld. Merchtemsche IJzerhelden droegen het stoffelijk overblijfsel van hun dorpsmakker, bijgestaan door negen Karabiniers uit Juul's kompanie, naar zijn laatste rustplaats. ¬

¬

¬

i

M

rr

-

il

* * * DE JONGE DICHTER.

Van jongsaf droeg Juul De Winde in zich de dichters gave. Hij was een door God begenadigd kind en in de gruwelijkheid van den oorlog heeft hij het talent dat de Heer hem schonk voor de schoonheid in 't algemeen en voor zijn Vlaamsch volk in het bijzonder niet laten te loor gaan. Integendeel, hij heeft het gebruikt naar zijn beste kunnen en vermogen. Hij heeft het ten dienste gesteld van een innerlijk ideaal en heeft erdoor het bewustzijn van zijn Vlaamsche ziel voelen wakker worden. Zijn taal is voor hem geweest de hefboom van zijn zieleleven en zijn Vlaamsch streven. Door zijn dichterschap heeft hij wellicht den bij zondersten weg gevonden die hem naar 't hart van Vlaan deren bracht. Het kan zijn min strijdlustige Vlaamschge zinheid verklaren, maar het is tevens een bewijs om 't besef van zelfontplooiende rasfierheid te staven. Een groot dichter, een schallende bard was hij niet . Dat wist hij zelf. Hij wist dat zijn ziel zingen kon en hij liet zijn ziele zingen zooals ze wilde. Waar anderen in de om¬

175


standigheden die hij beleefde die gave als vanzelf zouden hebben laten ondergaan , heeft hij ze angstvallig bewaard en voor een edel doeleinde gebruikt en benuttigd . Geheel zijn oorlogsleven staat in verzen verklankt . Zijn gevallen makkers, het frontleven , de vele kleine dingen die slechts door dichtersoogen gezien en ontwaard worden , de eigen roerselen der ziel , de drang om 't vervullen van den plicht en ' t niet versagen uit te schallen, dat alles heeft hij bezon gen en beschreven . Hij wist dat zijn zinsbouw, zijn taal zelf , de structuur van zijn verzen in vele gevallen ver van onberispelijk waren . Dit was wellicht de bijzonderste reden waarom hij onder een deknaam schreef . Die deknaam was voor hem geen modebeginsel , alleen een bewijs van nede righeid . Juul Liseron , was zijn dichtersdeknaam , maar op het front wisten allen dat Juul De Winde onder dien naam schuil ging . In 1917 liet hij zijn bundel « Granaatscherven » verschijnen , met als ondertitel « Wilde Rhythmen » . Die geko zen hoofdingen typeeren Juul De Winde heel en al . Zijn boek werd opgedragen aan « Mijne gesneuvelde en lijdende kerels ter eere » . In zijn voorwoord omschrijft hij zelf die gedichten als volgt : « 't Zijn druppels bloed , uit de wonden der sneuvelende helden gereld , midden van rood laaiende vuren en warre lende dreigende schrootvlagen ; ' t is wild geloei van woestige stormwinden gemengd met gedonder en geschok en gedaver en geschut en gehuil van stalen , bronzen , ijzeren vernie lingsmiddelen ; van wraakspuwende kanonnen - monden ; van roestende speren op beslijkte geweren . .. « ' t Zijn klanken , rijzend en rillend uit het hart, dat bonst van ingehouden toorn en getoomde wraaklust ; ' t zijn zuchten eener ziel die snakt naar vrijheid , onbewuste zan gen van heimwee . . . « ' t Zijn poederstanken van verstikkend gas of ontgraven lijken ; ' t zijn ongezochte woorden gevloeid over de lippen van duizenden krijgers ; 't zijn wilde rhythmen onverwacht ¬

¬

¬

¬

¬

verrezen . . . « Het zijn stemmen van de natuur , bewegend langs de planken paadjes en gladde brugjes van het IJzerland . . . « Zij die weten wat oorlogswerk is , zullen zulks gemak kelijk begrijpen en bekennen dat , vele verbeteringen , slechts ¬

I

176

na den oorlog mogelijk zijn , als men al het beleefde her scheppen kan en omwerken , en lijk Meester , Eerw . Heer Verschaeve, mij zoo schoon zegde : « woordenechtheid op goudschalen wegen » ... Na den oorlog ! Hij heeft het niet mogen beleven . Maar spijts al de onvolmaaktheden heeft Juul Liseron best werk verricht met die gedichten uit te geven omdat in en door die « oorlogspoë zie » hij een schoone ziel heeft getoond . Dit is trouwens ook het gedacht geweest van E . H . Ver schaeve zelf . Die schreef hem op 27 Mei 1917 : « Gij doet heel wei met uw verzen uit te geven . Een soldaat hoort men gaarne zingen , in een soldatenhart vindt men , liever dan waar dan ook , de oude, schoone, menschelijke gevoeligheid terug voor al wat buiten den oorlog de harten aantrekt en doet trillen , en liefdeliederen , dwazerijen , genieten van de natuur , levensstralen op levenswolken geven dubbel genot als ze uit een soldatenhart opklinken , over een soldatenziel schitteren of drijven . . . bizonderlijk als men daarnevens ook hoort wat men uitsluitend zou verwachten van een soldaat n . l . 't dreu nen van ' t brons van zijn moed , 't schetteren van 't koper van zijn geestdrift ; indien zijn poësis gewilde poësis was . Niet uitsluitend oorlogsrythmen hebt ge gegeven , maar naar heel ' t leven dat gij binnen den oorlog leidt uw hart opengesteld , en hebt gezongen wat ge voeldet voor natuur , voor liefde , voor dood , voor vaderland , veel breeder , veel veelzijdiger, veel frisscher en aantrekkelijker dan de titel « Granaatscher ven » het laat vermoeden . « Ik heb ' t boekske met blijdschap gesloten omdat het mij toegelaten had binnen in een ziel van een jongen soldaat te kijken , en te zien , wat een stralende spiegel zij is van al 't oude en 't eeuwige zonnige van ' t leven , en hoe licht zij op haar jeugd den oorlog draagt . « Gij zijt benauwd voor de taalfouten , schrijft ge mij . ' k Zal niet ontkennen dat daar reden toe bestaat . Zij die de woordenechtheid op goudschalen wegen zullen veel bij u kunnen gispen, maar nooit of nooit zullen ze ' t leven , 't waarlijk borrelend, springend , bruisend leven , noch de echt heid van zijn jeugd , noch zijn kracht dus dood krijgen met hun hekelen . En leve het leven ! « Verontschuldig u niet dat gij niet beter uwe eigen ¬

¬

¬

¬

¬

177


Vlaamsche taal kent. Wie niet schuldig is verontschuldigt zich niet. Daar is een schuldige, een groote schuldige, wij kennen hem al, dat die zich verontschuldige vooreerst en daarna zijn schuld herstelle.» In de opvolgende oorlogsjaren heeft hij zijn zienersgedachten vrijen teugel gelaten en dicht over datgene waarvoor hij aandrang en om zijne uitdrukking te gebruiken waarvoor hij «opwelling» gevoelt. In verschillende gedichten herdenkt hij zijne gesneuvelde makkers. Aan Miel Claes, gesneuveld den 6 Mei 1916, wijdt hij een gedicht «De maaiers». Een stroof is zinnebeeldig genoeg om ze hier over te schrijven :

Hakt nu en kapt nu, gij zwoegende zwaaiers ; Spant uwe spieren bij 't noeste bedrijf, Onkruid en tarwe neerhalende maaiers Jaagt het den slag van uw wapen in ' t lijf . Zwaar is de taak, maar het zweet maakt u taaier, Goud worde de oogst na het laatste gerijf !. .

.

Hij zelf zal den oogst niet meer zien binnenvoeren en er 'n tintje van een voorgevoelen spreekt wanneer hij zegt :

't schijnt me wel of

«Mijn geest is angstig... Onbewuste wenken Gaan naar de toekomst, die den Winter brengt. ..» In een ander gedicht is het of hij zelf zijn eigen doods beeldeke heeft neergeschreven : O ! groet ze de helden der heilige aarde Heldhaftig gesneuveld, die 't noodlot niet spaarde « Zij» hebben de kroon van 's lands glorie gesmeed De vrijheid bepeerlend met bloed en met zweet.»

Een derde gedichtje is hier wel 't overschrijven waard :

't Gebeurde dikwijls, na den slag voor een versterkte hoeve, Laatste foto van Eerste Luitenant Juul De Winde.

dat m'in één graf twee lijken zag die haastig we er begroeven. 179


langs de IJzer waar zoo menig held den grond drenkt, met zijn wonden .. .

Een kruiske werd er dan geplant ; Een perkje erop geheuveld , En wie hun naam in 't hout gebrand heeft, is misschien gesneuveld . Zij stierven en men zweeg er van vermits hen niemand kende En meenge held , verkreeg er dan Vergetelheid , op ' t ende .

Het gaat niet in ' t bestek van deze korte bladzijden Juul Liseron 's oorlogspoë zie grondig te ontleden . Het was slechts de bedoeling , na den Vlaming en den strijder , ook even den kant van zijn dichtersziel te belichten . « Granaatscherven » is n é rgens meer te vinden . Laat ons hopen dat later wellicht , met andere zijner gedichten , ge zorgd zal worden voor een verbeterde uitgave Juul Liseron ter eere die vooraleer hij viel nog zijn strijdkreet de wereld ¬

Of nog :

insmeet :

Gesneuveld daar ter plaatse, waar Z ' hun heilige plichten kweten , ligt menig lijk in moer en slijk begraven en . . . vergeten . Hij rust er zacht bij beek of gracht Verlaten in de velden Waar niemand wenkt naar hem of denkt aan rouw van doode Helden .

Naast oorlogstooneelen geeft hij, en misschien wel op zijn best , natuurtafereeltjes, die een eenvoudige é n bevat ¬ telijke ziel verraden :

De velden zijn begroeid , beschroot met kollebloemen , die zoo rood als vuur , mij tegengloeien . De botten barsten lijk een wond waar bloed uit welt, dat na een stond zich openspreidt , bij 't vloeien . En wijder steeds, en breeder , wordt de vlek , waarop zich zonlicht stort van ruikers nieuwe kollen . In 't veld waar nooit nog onkruid schoot daar weemlen , aaklig als de Dood en schoon als hij , hun bollen . Hun rood rijst uit 't verlaten veld 180

Krcnige Kerelen

!. . . Want door uwe aderen Stroomt er nog bloed .

' k Breng u een groet

Sterven is roem erven Vrijheid is recht ! Schiet al in scherven Sneuvelt , maar vecht !

IN MEMORIAM. Luister hier even hoe zijn intiemen vriend en strijdbroe der E . P. Leopold O.C. D., zoo juist de diepe tragiek weet te belichten van deze jonge heldenziel : « De vriend van mijn vriend is ook mijn vriend . . . » Langs dezen weg om, een weg bij uitstek gebaand voor vereenzaamde IJzerjongens, ontmoette ik Juul De Winde . Als oorlogsbrancardier in het 2° Linieregiment, had ik nauwe vriendschap gesloten met Adjudant Emiel Claes uit Boschvoorde . Adjudant Claes sneuvelde aan mijn zijde, te Oostkerke, in den nacht van 6 op 7 Mei 1916. Door zijne ouders werd ik spoedig verzocht op verlof te komen naar Glasgow , waar zij als vluchtelingen verbleven , ten einde de laatste gedenkenissen uit het leven van hun zoon te komen mecledeelen . Daar , te Glasgow, vielen me enkele gedichtjes van Luirenant Juul De Winde onder de hand . Hij en Miel Claes' zaliger waren goede vrienden , alreeds in den voor 181


oorlogschen tijd. Voor mij was dit de eerste ontmoeting met De Winde. De spontaneï teit en de wakkere inspiratie zijner gedichten trof me : die eerste bewondering, samen met de wederzijdsche sympathie voor den gevallen vriend, bracht ons nader samen.. Juul De Winde, toen reeds onderluitenant, hoorde thuis onder het getal der vele IJzerjongens die smachtten naar iets edels, naar iets hoogers. Het stroo der schuren en barakken, den schralen oorlogskost, de schamele soldij moest hij toen wel niet meer deelen met zoovele armen van lijf en geest uit de rangen der soldaten van tweede klas « a défaut de troisi ème» ... Toch ontaardde bij hem het stukje comfort en welstand, dat het officierschap verleende, aller minst in ijdele zelfvoldaanheid of materialistische genot n , uitspreke mogen te hart zijn jagerij . Het viel hem mee vrije ontboezeming te mogen gunnen aan zijne hamerende gedachten en gevoelens. Hij behoorde tot de 6° legerdivisie; ikzelf tot de eerste. We ontmoetten elkaar tusschenin ; we wisselden brieven, ongekunsteld en ongedwongen. . . Zoo kende ik Luitenant Juul De Winde. Het was een dappere en even wakkere kerel. Dank zijn geestesvernuft, dank vooral zijn ongewone krijgshaftigheid, trok hij spoedig de aandacht der krijgs overheden op zich. Dit bracht voor hem mede dat hij onge woon vlug de ladder der lagere legergraden overliep. In 1916, toen ik hem leerde kennen, was hij reeds onderluite nant, alhoewel hij niet in het legermidden was opgegroeid. Naderhand verwierf hij nog de ster van eersten luitenant. Dit officierschap was voor hem de vrucht van eigen arbeid, van eigen kunnen en presteeren. De dapperheid op het oorlogsveld was een heerlijke gave ; maar De Winde wist toch, zoo goed als eenieder, tegen wat een prijs ze moest worden hooggehouden. Hij werd eerste luitenant langs den weg der dapperheid ; hij had dus zijn sterren duur betaald, ook al was hij nooit gewond geworden ! Zijne ster ren, daarom, waren hem duurbaar , Bovendien, hij wist het, was zijn zoo flink en nobel ge wonnen officierschap de trots zijner geëerde familie in het bezette gebied, van moeder, van vader, van zijn broeders. Hij wist het nog, dat zelfs zijn dorpsgenooten er hoogen prijs op stelden dat een hunner medeingezetenen, in den vollen glans der krijgsglorie, de officierssterren had bemach -

.

ff

¬

m

¬

¬

¬

¬

Het g r a f j e v a n Luitenant J . D e Winde te Westroozebeke, waar hij sneuvelde en begraven werd.

183


tigd. Naar het heette, was hij de eerste legerofficier uit zijn Merchtem. In deze voorwaarden, het kon niet anders, werd zijn officierschap voor De Winde een waarde vol bezit ...

gezind officier kon toch ook, op de eigen plaats, goed werk

doen ! De Winde bleef zijn sterren «dragen». Overigens, hij had een afleiding : zijn dichterschap. Juul De Winde had een ingeboren dichterstalent. De natuur, de jeugdige levensaandrang, het pittige soldaten leven, het moordende krijgsgewoel, dat alles woekerde in de diepten van zijn gemoed en borrelde er uit op in een jagende wildheid van rythmen en verzen. Dit dichterstalent bezat den rijkdom eener spontane weelderigheid ; het beschikte echter niet over voldoende taalkundige rijpheid. Hierin droeg De Winde, zooals de meesten uit de vooroorlogsche generaties, den lastpost der onvolkomen Vlaamsche ge schooldheid. Toch was zijn dichtkunst zoo spontaan, zoo natuur - en zielsgetrouw, dat ze tellen mocht als een meest benaderende uitbeelding der oorlogservaring aan het Ijzer front . Meerderen, waaronder Aalmoezenier Jan Bernaerts en ook Dichter Cyriel Verschaeve, meenden dat zijne oor logspoë zie verdiende vastgelegd en bewaard te blijven. De Winde offerde zijne officierensoldij : hij gaf een dichtbundel uit. Zekere litteraire middens, aan het front en vooral er achter , zogen hooghartig neer op zijn werk. De orakelende kritiek was onmeedoogend : ze liet de weegschaal doorslaan naar de maat der taalkundige zwakheden, en lette blijk baar min op de waarde der inspiratie en der uitbeelding. De immer levendige beroering in het gemoed, de nood aan vertolking voor de diepe gevoelens en indrukken, praamden De Winde onweerstaanbaar om te volharden. Het werd hem,

gemeente

En het werd daarbij zijn zwaarste oorlogsleed ! Hij was geen professioneele officier van het type der volksvervreemden. Integendeel, zijn officierschap bracht hem nader tot de jongens. Zijn soldaten kenden en eerden hem ; zij vertrouwden hem, vooral ter vuurlinie. Wat er in het gemoed van zoovelen ontwaakte, cnder de oorlogs omstandigheden aan het Ijzerfront, ontwaakte ook bij De Winde. In zijn gaaf en volksgezond gemoed vonden de kwel lende Vlaamsche fronttoestanden een levendigen weerklank . Hij droeg mede in het hart het nijpende leed der Vlaamsche ontwording ; hij juichte om de Vlaamsche herwording ; hij werd verbeten om de Vlaamsche verdrukking. Hij voelde tiendubbel zijne onvermogendheid om dat leed ncar behooren te heelen. Het drukte hem pijnigend te moeten ervaren dat de schoonste vrucht van zijn dapperheid, zijn officier schap, voor hem het grootste hinder werd op de wegen zijner oprechte volkslievendheid. Officier en Vlaamschgezinde ! Hij was een Vlaamschgezinde, en stond er openlijk voor bekend, ook bij de nabije en bij de hoogere legeroversten. Zijne dapperheid en offervaardige toewijding waren echter zoo onmiskenbaar en zoo getuigend, dat hem zijne over tuiging niet zoozeer ten kwade werd geduid. Overigens ver zwakte zijne krijgshaftigheid nimmer ! Maar hijzelf voelde diep en prangend hoe de trouw aan zijn officierschap hem verhinderde werkdadig met zijn vroegere makkers deel te nemen aan de actie tot Vlaamsche opstanding in het front midden. En het werd hem een bittere strijd in het gemoed. De officierensterren wogen hem zwaar. De offerdaad, ten goede zijner Vlaamsche overtuiging en vrijheid, lag hem boven op het hart. Het werd voor hem een tragische woeling : zijn sterren weg, om zijne Vlaamsche vrijheid te winnen !? De gedenkenis woei hem tegen aan den trots van Vader en AAoeder, aan de warme waardeering zijner dorpsgenooten, aan de gehechtheid zijner manschappen. Daarnaast stond voor hem de zekerheid dat een aldus herwonnen vrijheid tot verlamming en tot Vlaamsche onvruchtbaarheid was ge doemd.. . Vriendenraad was hem behulpzaam : een volks

¬

¬

¬

¬

¬

¬

¬

¬

¬

¬

¬

¬

184

met zijn

Vlaamsche dichtersgave, eene kwelling te meer in

plaats van eene bemoediging. Het ergerde hem daarbij dat de gekunstelde vorm van anderen de ledigheid kwam dek ken aan authentieke oorlogservaring en aan frontinspiratie. Intusschen liepen de maanden door, en geraakte het Vlaamsche leven aan den IJzer zóó verdrukt onder de offi ciëele overmacht, dat het tot een catacomben - leven om groeide. Juul De Winde droeg officieren - sterren, en ze wo gen hem immer zwaarder . Tot overmaat van ironie werd hij, gekende Vlaamschgezinde, overgeplaatst naar den staf van zijn regiment . Wat voor anderen een hooggeprezen eer was, werd voor hem een marteling : te moeten leven en werken, met officierentrouw, in een midden waar het vlaamschvijandig commando werd gevoerd. Het bevrijdingsoffensief was in aantocht. Luitenant De ¬

¬ ¬

u

185


.>

Winde, als toegevoegde stafofficier, wist genoegzaam wat èr gebeuren zou. Hij droeg in zijn boezem een jeugdig en levendig hart, dat gaaf en trouw wilde blijven. Zijne krijgs¬ haftigheid, spijts alles, bleef ongerept . . . Hij vroeg spontaan om ontslagen te worden uit den stafdienst en terug te mogen keeren naar zijn manschappen in de strijdende kompanie. Hij kreeg wat hij wilde. Zoo is Luitenant De Winde het bevrijdingsoffensief inge¬ gaan. Hij liet me toen duidelijk vernemen dat hij niets ontzag en dat hij «alles» verwachtte.. . 5

*

:?

«Te middernacht wordt nieuwe dag geboren!» Zoo dichtte weleer Cyriel Verschaeve. De nieuwe dag, voor Juul De Winde, werd niet de dag van bevrijding en wederzien, niet de dag der Vlaamsche vrijheid ; het werd voor hem de dag van Gods genadige eeuwigheid ! Aan het hoofd zijner manschappen, dien 28 September 1918, had hij mede de eerste frontlijn doorbroken. Zijne afdeeling was opgegaan tot aan den voet der Vlaamsche heuvelenrei, tot vlak vóór Westroozebeke. Daar lag, recht vóór hem, een nest van vijandelijken weerstand. Het bevel kwam : het uiterste te pogen om dit hinder te overrompelen. Beraden en beslist gaf Luitenant De Winde de laatste aan wijzingen aan zijne manschappen. Daarop, hij de eerste, Wipte uit de schutsgracht en rees met volle gestalte op den wand om zijn mannen mede op te doen rukken. Het knet teren der vijandelijke machinegeweren brak los. Hij werd getroffen in het hoofd en stortte levenloos neer.. . Zoo sneuvelde Juul De Winde te Westroozebeke, op 28 September 1918, omgeven met den tragischen glans van krijgshaftigheid en offermoed. De onverzoenbaarheden van zijn volksminnend officierschap werden daar beslecht in zijn heldhaftigen offerdood ! ¬

¬

Wat

Westroozebeke overbleef na den aanval waarin Lt J. De Winde sneuvelde. er

van

%

Haast twintig jaren zijn daarover heengevloden, en nog staat me dat beeld van oorlogsvriendschap levend scherp en trouw voor den geest. En destijds, toen de oorlogsverwarring

alom nog heerschende was, is de broederliefde, vanuit het 187


Brabantsche Merchtem, op zoektocht gegaan naar de velden van Westroozebeke. Los van alle verantwoording tegenover krijgsoverheden, tegenover wien of wat ook, onvervaard en onvermoeibaar, zochten de eigene broeders van Luitenant Juul de Winde tot ze, na drie dagen, het stoffelijk over schot van hun gesneuvelden broeder ontdekten. Als opperste troost in het diepe wee, brachten zij dit duurbaar pand naar Vader en Moeder en naar den geboortegrond terug. ÂŹ

Thans rijst het bewonderende Vlaanderen recht om dit duurbaar overschot op te eischen en het met eer en aanzien te bergen in den gedenktoren van Vlaanderen's I Jzertragedie te Diksmuide. Deze roemrijke bijzetting zal intusschen, eens te meer, aan Vlaanderen leeren, en aan anderen rondom, wat een diepte van liefde en leed, van toewijding en hoogste opof ÂŹ fering er werd gedragen, ginds, in de zonnige velden van. het Vlaamsche IJzerland.

Wat na de

sneuv<

188


'

.PLATTEAU -

*

Prijs

Fr


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.