4 minute read
Vragen aan Frans
Vragen
aan Frans
Advertisement
Frans van Natuurmonumenten werkt al jaren als redacteur voor Puur Natuur en kent bijna alle natuur gebieden. Als hij het antwoord op je vraag niet weet, klopt hij aan bij onze boswachters.
1 Kun je wat meer vertellen over de behangersbij?
Tilly Deelen uit Den Haag ontdekte dat behangersbijen de zak met viooltjes op haar balkon opruimden. Of we niet eens wat meer konden vertellen over deze bijzondere bij. Maar natuurlijk. Behangersbijen zijn flinke bijen, ze worden 9 tot 18 millimeter groot. In ons land leven maar liefst 13 verschillende soorten behangersbijen. Wat ze gemeen hebben, is dat vrouwtjes hun nestcellen ‘behangen’ met stukjes blad of bloem. Die knippen ze met hun kaken uit verschillende planten. Dat kunnen dus ook viooltjes zijn. Dat knipwerk gaat heel secuur. Ze knippen mooi langwerpige en ronde stukjes weg, er zijn vrijwel geen rafels te zien. De stukjes blad vormen in het nest een kokertje. Met langwerpige stukjes maken ze zijkanten, met de ronde tussenwanden. In het kokertje legt de behangersbij een eitje, stuifmeel en nectar. Die nesten kunnen ze op verschillende plekken maken: in de grond of bovengronds in holle stengels, die ook in insectenhotels zitten.
2 Zijn er ineens meer aalscholvers?
Het viel Jeroen en Mylène op dat er in de buurt van hun huis in Utrecht meer aalscholvers zijn. Maar zijn er echt meer? Of zien we meer omdat we er meer op letten, vroegen ze zich af. Vermoedelijk dat laatste. Het kan natuurlijk best zijn dat hun buurt ineens in trek is bij aalscholvers, maar de aantallen van deze vogel, die vaak zo opvallend met de vleugels gespreid op een paal zit, gaan alweer enkele jaren achteruit. In het hele land broeden er nu zo’n 16.500; dat is een derde minder dan tien jaar geleden. Maar ook die 16.500 vinden sommige Europarlementariërs nog veel te veel. Ze willen dat de aalscholvers bejaagd mogen worden, omdat ze zoveel vis zouden eten dat er voor vissers te weinig overblijft. Onderzoek heeft echter een en andermaal aangetoond dat aalscholvers vooral vissoorten eten die commercieel niet interessant zijn, zoals pos en blankvoorn.
3
Welke rups is dit?
Lise van Turenhout zag een “supermooie en grote” rups in haar wilde tuin in Almere Oosterwold. Het is de rups van de lindepijlstaart, een nachtvlinder. Ze zag hem op z’n mooist, groen met rode markeringen. En met de donkerblauwe stekel, de ‘pijl’ waaraan de familie van de pijlstaarten z’n naam dankt. Hoewel de linde de boom is waar deze rupsen veel op te vinden zijn, kom je ze ook tegen op berken, iepen, elzen en zoete kersen. Als de rups zich gaat verpoppen, verandert ie van kleur. Hij wordt dan grijsgeel of paarsbruin. Hij kruipt vervolgens de grond in, waar hij overwintert. De rups is zo’n 6 centimeter lang, de vlinder heeft een spanwijdte van ongeveer 3 centimeter.
?WAT IS DIT?
Tijdens een wandeling op het Noaberpad, een langeafstandswandelpad van Nieuweschans (Gr.) naar Milsbeek (Li.), zagen Tonny en Jan van Donschot in Twente aan de voet van een boom een schuimlaag. Is dat misschien schimmelvorming, wilden ze weten. Het is een verschijnsel dat boomschuim wordt genoemd. Het ontstaat als regenwater van de stam van een boom afstroomt en onderweg allerlei stoffen opneemt, waaronder saponine, een zeepachtige stof waarmee de boom zich beschermt tegen insecten. Als de stof in aanraking komt met water tijdens een regenbui, krijg je schuim.
Ook een vraag?
Stuur die naar natuurvraag@ natuurmonumenten.nl. Je krijgt altijd antwoord (ook al duurt het soms even). De leukste vragen krijgen een plek in deze rubriek.
Wat is er aan de hand met... ... het bos
Met enige regelmaat brengen onderzoekers in beeld welke veranderingen zich voordoen in de Nederlandse bossen. Afgelopen zomer presenteerden ze hun bevindingen.
Zijn er grote veranderingen? Voor het eerst sinds het bos systematisch wordt onderzocht – dat gebeurde tachtig jaar geleden voor het eerst – zijn er meer loofbomen dan naaldbomen. Het Nederlandse bos wordt gemengder en gevarieerder. Ook zien de onderzoekers een toename van openheid, struiklagen, dikke bomen en dood hout. Allemaal elementen die zorgen voor een grotere biodiversiteit. Bovendien is het bos door een grotere variatie beter in staat om klimaatveranderingen op te vangen.
Goed nieuws! Is er ook slecht nieuws? Met een aantal boomsoorten gaat het niet goed. 70 procent van de essen is door een ziekte aangetast. Ook de fijnspar zit in de problemen. Door de droge zomers is de weerbaarheid van de boom aangetast. Vervolgens doet de letterzetter – een kevertje dat gangen graaft onder de schors – de spar de das om. Komt er al bos bij, zoals het vorige kabinet aankondigde? Nee, nog niet. De totale oppervlakte nam licht af tot ruim 360.000 hectare. Sinds 1970 is er meer bos bijgekomen, maar vanaf 2013 tot nu is een afname te zien. We zitten nu weer op de omvang van 1990. Het kabinet wil dat er de komende jaren flink wat bos bijkomt: in 2030 moet de oppervlakte 10 procent zijn toegenomen.
Waarom is er minder oppervlakte bos? Er zijn twee oorzaken. In de jaren tachtig en negentig zijn tijdelijke bossen aangelegd, vooral in Groningen en Drenthe, om aan de groeiende houtvraag te voldoen. Die bossen zijn nu gekapt en weer als landbouwgrond in gebruik genomen. De andere oorzaak is het herstel van voor de natuur belangrijke landschappen, zoals heidevelden en stuifzanden. Het bos dat hiervoor is gekapt, moet de komende jaren wel gecompenseerd worden met aanleg van nieuw bos. Van alle boseigenaren heeft Natuurmonumenten overigens, samen met het ministerie van Defensie, het minste gekapt.