Dvhn bijlage groene economie

Page 1

GROENE ECONOMIE

dinsdag 17 maart 2015

PIONIERS IN DRENTHE

Echte pioniers zijn het, de bedrijven en kennisinstellingen die zich in Drenthe bezighouden met de bioeconomie. Allemaal werken ze aan een economie die minder op fossiele grondstoffen draait en meer op plantaardige. Een economie ook waarin ‘afval’ opnieuw wordt gebruikt als grondstof. In Emmen zijn bedrijven en instellingen als

Stenden Hogeschool daarmee al ver, zeker op het gebied van vezels, garen en – een primeur! – biologisch polyester. Vandaag laten ze zien wat ze kunnen tijdens het Biobased Business Event op bedrijvenpark Emmtec in Emmen. Voor Dagblad van het Noorden reden om een kijkje te nemen in de bijzondere wereld van de groene chemie. Eindredactie MARC BOOTSGEZEL, ROEL SNIJDER, THEO ZANDSTRA Vormgeving JOHN GJALTEMA


2

GROENE ECONOMIE

dinsdag 17 maart 2015

Biobased economy. Het is een term die steeds vaker te horen is en die aan belang wint. Steeds meer bedrijven gaan ertoe over, scholen zetten er stevig op in. De bio-economie is de economie van de (nabije) toekomst. Maar wat is het eigenlijk?

BIO WATTE? MET ZIJN ALLEN OP NAAR DE ‘BIOBASED ECONOMY’ JEAN-PAUL TAFFIJN Bio watte? Bio-economie (een vertaling van het Engelse biobased economy) heeft betrekking op alle economische aspecten van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het doel is het gebruik van fossiele grondstoffen terug te dringen en het hergebruik van (natuurlijke) materialen en reststoffen te vergroten. Hoewel de term biobased economy in Nederland pas sinds 10 jaar serieus wordt gebezigd, zijn steeds meer bedrijven, overheden en kennisinstellingen ermee bezig. Niet in de laatste plaats in Zuidoost-Drenthe. Maar wat is dat nou eigenlijk, die biobased economy? Simpelweg is het werk maken van de natuur. Het is producten fabriceren met als grondstof de natuur, de aanwezige biomassa. Hout, suiker, maïs, vlas, hennep, brandnetels, plantensteeltjes, gras, algen, maar ook bloemblaadjes, hars en nog veel meer. Want met de natuur is veel meer te doen dan we altijd hebben gedacht. De bio-economie omvat de hele keten van het winnen van de biomassa via het bewerken ervan tot het maken van producten. Dat proces kan in principe in Drenthe plaatsvinden. Tot op zekere hoogte gebeurt dat ook. Maar voor veel chemische toepassingen zijn bedrijven (voorlopig nog) grotendeels aangewezen op de aanvoer van biogrondstoffen uit het buitenland.

Hoe zit die bio-economie in elkaar? Om uit te leggen hoe de biobased economy werkt, wordt meestal een piramide voorgesteld, waarin de bioproducten zijn ondergebracht. De top van de piramide omvat producten met veel toegevoegde waarde, die worden gebruikt voor het maken van geneesmiddelen en cosmetische producten. De laag eronder wordt bezet door voedingsmiddelen en diervoeders. En zo kent de piramide verschillende lagen, van brandstoffen als biodiesel en groen gas tot de onderste laag met daarin energie en warmte. Dat zijn biomassa-installaties die stroom opwekken en warmte naar de bewoonde wereld blazen. Hoe belangrijk is de biobased economy? De bio-economie heeft de toekomst. Fossiele grondstoffen als olie blijven niet eeuwig voorradig. Biogrondstoffen wel, mits de mens de gebruikte stoffen zelf kweekt. Denk aan bossen en gewassen. Bovendien zijn de biologisch gemaakte producten relatief eenvoudig te recyclen of biologisch afbreekbaar. In de bio-economie bestaat in feite geen afval meer. De natuurlijke bronnen kunnen tot in het oneindige worden hergebruikt. Maar wat heeft dat met Drenthe te maken? Veel. Hoewel het in veel gevallen nog pionieren is, wordt zeker in Zuidoost-Drenthe volop geëxperimenteerd en gewerkt met biobased productie. In Klazienaveen wordt bijvoorbeeld geëxperimenteerd met het kweken van be-

Werking van de bio-economie 1 PRODUCTIE BIOMASSA Duurzame gewassen

2 OMZETTING BIOMASSA

3 PRODUCTEN UIT BIOMASSA

Vergisting en fermentatie Pharma Toegevoegde waarde

Algen

Bermgras, houtafval e.d.

Bietenpulp

Voedingsmiddelen Chemicaliën en materialen

Verbranding en vergassing

Volume

Productie-afval dient opnieuw als grondstof © DvhN 140315 | AB

DAGBLAD VAN HET NOORDEN

En wat doet de overheid? De provincie Drenthe en de gemeente Emmen zetten fors in op het stimuleren van de biobased economy. Volgens hen liggen hier kansen voor nieuwe en vernieuwende bedrijvigheid die werkgelegenheid kan opleveren. Op dit moment werken in Emmen al tweeduizend mensen in de chemie. De provincie stelt tot en met 2016 jaarlijks 300.000 euro beschikbaar voor onder meer onderzoek en scholing en het verbinden van bedrijven en onderwijsinstellingen, met als doel nieuwe initiatieven van de grond te tillen. Daarvoor is een aanjaagteam ingesteld, waarin behalve gemeente en provincie partijen als de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) en Stenden Hogeschool zijn vertegenwoordigd. Is het onderwijs ook zo met de bio-economie bezig? Dat kun je wel zeggen. Onder de noemer Green PAC werkt Stenden Hogeschool nauw samen met Hogeschool Windesheim in Zwolle en met bedrijven bij de ontwikkeling van nieuwe, ’groene’ producten en materialen. In Emmen doet Stenden veel onderzoek voor bedrijven; niet voor niets opende het vorig jaar een laboratorium op industriepark Emmtec. Ook het Drenthe College beschikt binnenkort over een eigen laboratorium voor duurzame chemische technologie.

Vervoer en brandstoffen Energie en verwarming

Dierlijk vetten en groente-, fruiten tuinafval

paalde planten, om daaruit grondstoffen voor geneesmiddelen en andere producten te halen. In Emmen ligt de focus vooral op chemicaliën en materialen. Het bedrijf Cumapol maakt bioplastic, terwijl even verderop de onderneming API aan de weg timmert met ’printlint’ voor 3D-printers op basis van suikers en zetmeel. Ondertussen verricht Stenden Hogeschool voortdurend studies naar de zogenoemde biocomposieten, kunststoffen gemaakt van hars en vezels. Het lukt steeds beter om daarvoor plantaardige vezels te gebruiken.

Grensoverschrijdend De aandacht voor de bio-economie blijft niet beperkt tot de Nederlandse zijde van de grens. De afgelopen 4 jaar werd via de Eems Dollard Regio (EDR) 5 miljoen euro aan Europees geld in het grensoverschrijdende agrobiopolymerenproject gestoken. Dat leverde twaalf projecten op waarbinnen Nederlandse en Duitse bedrijven en kennisinstellingen samen aan nieuwe producten werkten. Zo ontwikkelden het Duitse PG Kaas en het Nederlandse Bio4Pack een composteerbare versverpakking. Het inmiddels afgesloten project krijgt vrijwel zeker een vervolg. Op dit moment wordt een aanvraag geschreven voor het project ’bio-economie in de non-foodsector’.


3

Gerard van Harten Gerard van Harten heeft een carrière van 35 jaar achter de rug bij chemiereus Dow. Hij werd na zijn pensionering als bestuursvoorzitter van Dow Benelux in 2012 boegbeeld van de Topsector Chemie. In 2013 werd hij eerst commissaris, later voorzitter van de raad van commissarissen van Dow Benelux. Hij was ook geruime tijd bestuurslid van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI).

Gerard van Harten moet de Nederlandse chemie naar innovatie, vergroening en versterking leiden. Wat zijn volgens het boegbeeld van de Topsector Chemie de kansen en valkuilen van de chemie in de regio Emmen? Een interview. JOHN GEIJP mmen/Zwolle is een van de vijf regio’s die ervoor moeten zorgen dat chemie een belangrijke pijler van de Nederlandse economie blijft. De bedrijfstak behoort tot de negen topsectoren die het rijk wil versterken door innovatie en vergroening. De Topsector Chemie heeft voor 2050 twee doelen. Nederland moet dan een leidende rol hebben in de ontwikkeling van een groene en duurzame chemie met grondstoffen en producten uit biomassa, en met schone productieprocessen. Daarnaast moet ons land een toppositie hebben op het gebied van bioplastics en vezels, zogeheten slimme materialen. Gerard van Harten heeft als boegbeeld van de Topsector Chemie het voortouw bij het waarmaken van die

E

ambities. ,,De chemie is traditioneel belangrijk in ons land. Ze is goed voor een omzet van 50 miljard euro per jaar en na de agrifood de sector die het meest exporteert. Er werken 60.000 mensen. Maar chemie is een echte ketenindustrie. Onderzoek heeft uitgewezen dat de indirecte werkgelegenheid het tienvoudige is. Na Duitsland en Frankrijk zijn we het derde chemieland in Europa.’’ Wat is het aandeel van de regio Emmen/Zwolle daarin? ,,Het is van oudsher een belangrijk cluster. Het feit dat Zwolle/Emmen behoort tot de vijf regio’s die de topsector onderscheidt en wil versterken, zegt genoeg.’’ Versterken betekent ook vergroenen en verduurzamen. ,,Het is geen realistische optie om met de klassieke chemie en zijn fossiele grondstoffen door te gaan. Het besef dat de voorraad olie eindig is brak door toen die 150 dollar per barrel kostte. De chemie is ook heel energie-intensief en er moet iets

Vijf chemieregio’s Noord-Oost-Nederland Oost-Nederland enTwente

Rotterdam/Botlek Pernis/Moerdijk Zuid-West-Brabant en Zeeland Zuid-Limburg © DvhN/LC 050315 | HK

worden gedaan aan de CO2-uitstoot. Die zaken hangen allemaal met elkaar samen. Daarvoor is een transitie naar een meer duurzame chemie nodig met nieuwe, niet fossiele grondstoffen.’’ ,,Met de agrarische bedrijfstak moet een heel nieuw ecosysteem worden ontwikkeld. Die overgang zal enkele tientallen jaren duren en vraagt veel inspanning. Maar we moeten nu daarmee beginnen. De grote bedrijven doen fundamenteel onderzoek naar hoe ze die overgang kunnen maken. In het midden- en kleinbedrijf en bij de startups komen veel innovaties tot stand. Alleen blijkt het voor die bedrijven vaak moeilijk door te groeien. Daarbij helpt de topsector.’’ Dat gebeurt in Noord-Oost-Nederland via Green PAC. Daarin proberen bedrijfsleven, de hogescholen Windesheim (Zwolle) en Stenden (Emmen), de betrokken provincies en gemeenten met de topsector de chemie in de regio sterk en groen te maken. Dat gebeurt onder meer door startende ondernemers en kleine bedrijven een helpende hand te reiken. ,,Bij het Innovation Lab in Zwolle wordt onderzocht of er geld met vindingen is te verdienen. Het COCI in Emmen , het Centre for Open Chemical Innovation, bekijkt vervolgens hoe zo’n innovatie bedrijfsmatig kan worden geproduceerd en op de markt kan worden gezet.’’ Wat maakt de regio Emmen/Zwolle zo kansrijk voor ‘groene’ chemie? ,,Het is een gebied met veel kennis en het is sterk op het gebied van vezels en composieten. Daarmee kan de regio goed concurreren. Het gebied heeft ook het voordeel dat de agrarische sector er sterk is vertegenwoordigd.’’ De chemie en de agrarische sector moeten elkaar vinden. Lukt dat? ,,Daar ligt een uitdaging. De klassieke chemie heeft nooit veel binding gehad met de agrarische sector. Maar in de regio weet men elkaar gemakkelijk te vinden. Dat is een groot voordeel.’’ Wat zijn de valkuilen van de Green PAC regio? ,,Dat men te veel in het gebied blijft hangen. De noodzakelijke kennis is niet voorbehouden aan de regio. Die moet je overal zoeken.’’

Bert van Vuuren met de Eco Keeper.

GEEN PLASTIC MEER IN DE GROND DE PIONIERS

‘AGRARISCHE SECTOR MAAKT CHEMIE IN EMMEN STERK’

dinsdag 17 maart 2015

et was een lezing over de grote hoeveelheden plastic afval, de zogenoemde plastic soep die Bert van Vuuren de ogen opende. Als civiel aannemer zag hij vrijwel dagelijks hoeveel plastic er ook in de grond verdwijnt, bijvoorbeeld bij het planten van bomen. ,,Bij het planten van bomen worden drainagebuizen aangebracht, die bedoeld zijn voor beluchting en water geven. Maar dat is maar een paar jaar nodig, terwijl het plastic decennia in de grond blijft zitten. Daarmee belast je dus als het ware de volgende generatie.’’ Hij richtte in Heemskerk het bedrijf Natural Plastics op, dat om te beginnen een composteerbare drainagebuis op de markt bracht, gemaakt van restproducten uit de zetmeelindustrie. De buis wordt biologisch afgebroken en laat geen schadelijke stoffen achter. Sinds een paar jaar timmert Van Vuuren aan de weg met een product om nieuw geplante bomen de eerste jaren in de bodem te verankeren: de Eco Keeper. Dat is een soort grondanker waarmee bomen onder de grond worden vastgezet. Na een paar jaar, wanneer de wortels het op eigen kracht kunnen, composteert het anker. Het betekent meteen het afscheid van de traditionele houten palen die bomen nu nog in de eerste levensjaren ondersteunen. ,,Ik heb het namelijk altijd raar gevonden dat we eerst een boom gaan kappen en er palen van maken, die vervolgens nieuwe bomen moeten ondersteunen’’, vertelt Van Vuuren. Volgens hem biedt het systeem veel voordelen. Zo is het goedkoper dan de traditionele boompalen, omdat de verankering niet hoeft te worden verwijderd. Ook liet hij berekenen dat de totale CO2-uitstoot van de Eco Keeper in vergelijking met boompalen veel lager is. ,,Voor elke duizend bomen die je met dit product plant, bespaar je 233.000 autokilometers’’, rekent hij voor. Volgens Van Vuuren wint de biologisch boomverankeraar terrein, zeker nu overheden bij aanbestedingen vaker duurzaamheid als eis stellen. Inmiddels zijn er meer dan dertigduizend bomen met het systeem in de grond gezet, variërend van kleine boompjes tot een exemplaar van 14 meter hoog. Dat gebeurt niet op de minste plekken; zo kreeg Natural Plastics onlangs de opdracht om de bomen op het terrein van de World Expo in Milaan te verankeren.

H

MARC BOOTSGEZEL


4

GROENE ECONOMIE

dinsdag 17 maart 2015

Medewerkers van Fokker en Stenden Hogeschool ontmoeten elkaar in Hoogeveen. Foto Marcel Jurian de Jong

FOKKER EN STENDEN BUNDELEN KRACHTEN Een vliegtuig van biocomposiet is nog een brug te ver, maar Fokker Hoogeveen en Stenden Hogeschool in Emmen halen wel de banden aan. De vliegtuigbouwer helpt bij de ontwikkeling van nieuwe kunststoffen op biologische basis. HILBRAND POLMAN et moet een samenwerking worden waar theoretische kennis en praktische kennis naadloos ineen vloeien: docenten en studenten van Stenden Hogeschool in Emmen bundelen de krachten met Fokker Aerostructures in Hoogeveen. Want bij de kenniscentra van Stenden weten ze veel van biocomposieten, terwijl Fokker weet hoe je dat materiaal verwerkt tot bruikbare onderdelen in vliegtuigen. Dat Stenden bij Fokker terechtkwam, is niet vreemd, vertelt Rudy Folkersma, lector duurzame kunststoffen van Stenden Hogeschool. ,,Fokker staat bovenaan in de kennispiramide als het gaat om de verwerking van composieten.’’ Fokker Hoogeveen is door het moederbedrijf ook aangewezen als het expertisecentrum op het gebied van composieten, ofwel vezelversterkte kunststoffen. Die kunststoffen worden weliswaar niet op basis van plantaardig materiaal gemaakt, maar Fokker weet als geen ander hoe het composiet kan gebruiken, bijvoorbeeld in combinatie met aluminium. Nu is Fokker een goed beveiligd bedrijf, met nogal wat bedrijfsgeheimen. Het is tenslotte leverancier van onderdelen voor bijvoorbeeld de Joint Strike Fighter (JSF) en de Apache-helikopter. Toch wil het bedrijf zijn kennis waar mogelijk graag delen. En daarvoor zijn Folkersma, programmacoördinator techniek Harm-Jan Bouwers en Daan van Rooijen, associate lector biocomposieten, een project begonnen. Bijkomend voordeel: bij Fokker werkt on-

H

DAGBLAD VAN HET NOORDEN

der anderen Marco Doldersum, oudstudent van Stenden. De samenwerking moet leiden tot 25 nieuwe stage- en afstudeerplaatsen, twee nieuwe afstudeervarianten en veel gastlessen en nieuwe bijvakken. Ook willen de initiatiefnemers tien nieuwe bedrijven laten aanhaken bij de samenwerking. Voor het project is een begroting opgesteld van circa 460.000 euro. Volgens de Stenden-lectors zijn vooral bedrijven in de bouw en de meubelindustrie erg geïnteresseerd in de toepassing van biocomposieten, vanwege het geringe gewicht en de duurzaamheid van de materialen. Folkersma pakt een lat van ogenschijnlijk hout. ,,Dit is dus gemaakt van hars, versterkt met hennepvezel. De lat is hol en veel lichter dan gewoon hout. Dit soort hout kan tropisch hardhout vervangen. Het groeit in een jaar, terwijl hardhout wel 20 jaar nodig heeft.’’ De samenwerking tussen de leverancier van vliegtuigonderdelen en de hogeschool heeft van de provincie Drenthe een stevige duw in de rug gekregen. De provincie aast op meer werkgelegenheid voor hoger opgeleiden in Zuidoost-Drenthe. Ook zou het midden- en kleinbedrijf in Drenthe meer moeten profiteren van de aanwezigheid van Fokker. Het Hoogeveense bedrijf draagt hieraan graag zijn steentje bij, verzekert Arnt Offringa, directeur onderzoek en ontwikkeling. ,,We doen bijvoorbeeld al veel zaken met Ten Cate in Almelo. Het is natuurlijk altijd goed als je kennis en producten uit je eigen regio kunt betrekken.’’ Betekent de samenwerking nu dat biocomposieten hun toepassing in de luchtvaartindustrie vinden? ,,Zover is het nog lang niet’’, stelt Offringa. ,,In de luchtvaart gebruiken we vooral producten op basis van koolstof en licht metaal. Het duurt nog wel even voordat we hiervoor de biocomposieten kunnen gebruiken.’’ Bouwers nuanceert: ,,Maar biocomposieten zou je al wel kunnen toepassen in het interieur van het vliegtuig.’’

Derk Jan Weeke van de Machinefabriek Emmen droomt van bruggen en sluizen van biocomposiet. Foto Marcel Jurian de Jong

OP NAAR ’GROENE’ BRUGGEN EN SLUISDEUREN


5

JON VAN SCHILT raag Derk Jan Weeke van Machinefabriek Emmen naar de overeenkomst tussen een ranke racefiets en een kolossale brug en hij veert op: ,,De ontwikkeling. Van staal naar aluminium naar carbon. Steeds hoogwaardiger, sterker, lichter en duurzamer. Zo gaat het met bruggen en bijvoorbeeld sluisdeuren ook.’’ MF Emmen bouwt al jaren stalen bruggen. ,,Maar als bedrijf staan wij altijd open voor innovatie, zoals werken met alternatieve materialen. We zijn altijd op zoek naar lichtere en betere constructies’’, vertelt Weeke. Staal heeft een beperkte levensduur en vereist altijd onderhoud. ,,Een brug wordt geconserveerd met een coating. Na 5 of 10 jaar moet dit opnieuw gebeuren en na 20 jaar moet het gevaarte worden gedemonteerd om te worden gestraald en opnieuw in de coating te worden gezet.’’ Weeke en zijn compagnon Harm Veenstra hebben al jaren een zwak voor biocomposiet. Het wachten was op het juiste project. Toen duidelijk werd dat de nieuwe dierentuin in Emmen een klapbrug wilde laten bouwen, schreven ze toch eerst in met een stalen variant. In de gesprekken die volgden werd het idee ontvouwd een brug te bouwen van carbon, een mix van glasvezels en hars. Een goed idee, oordeelde de dierentuin, maar nog niet duurzaam genoeg. En dus trok MF Emmen de stoute schoenen aan en kwam met het gewaagde en niet eerder vertoonde ontwerp voor een brug van bio-

V

Wat is biocomposiet? Composiet is opgebouwd uit verschillende componenten. Vaak gaat het om een combinatie van vezels en hars. Dat levert een sterke en lichte kunststof op, die in elke gewenste sterkte en stijfheid kan worden gemaakt. Het wordt onder meer wordt gebruikt in de vliegtuigbouw, jachtbouw en woningbouw. Voor composieten worden meestal synthetische vezels gebruikt. Een bekend voorbeeld is het aramide van Teijin in Emmen, dat onder meer is toegepast in de nieuwe composietgevel van het Stedelijk Museum in Amsterdam. De laatste jaren wordt steeds meer onderzoek gedaan naar de toepassing van natuurlijke vezels in composiet. Zo lenen hennep en vlas zich daarvoor uitstekend, maar wordt er ook druk geëxperimenteerd met ander plantaardig materiaal. Het grensoverschrijdende agrobiopolymerenproject van de Eems Dollard Regio (EDR) leverde bijvoorbeeld een vangrailpaaltje op waarin onder meer vezels van de paprikaplant zijn verwerkt. Biocomposiet rot en roest niet en kan daardoor makkelijk hout en staal vervangen.

composiet, met vezels van vlas als groen bestanddeel. Dit plan viel in goede aarde bij de opdrachtgever. ,,Maar daarmee waren we er nog lang niet. Over biocomposiet was en is nog maar weinig bekend. We hebben alles zelf moeten uittesten als het gaat om sterkte, stijfheid, elasticiteit en ga zo maar door. Uiteindelijk zijn we gekomen tot een ontwerp dat een logische combinatie is van staal en biocomposiet. Voor bepaalde onderdelen van een brug is biocomposiet niet geschikt en dus moet je staal gebruiken.’’ Een cadeautje. Zo noemt Weeke de gunning voor de bouw van de wereldprimeur in Wildlands Adventure Zoo Emmen. ,,De reacties waren overweldigend. Het is een concept waar we zeker mee doorgaan. We gaan bijvoorbeeld ook sluisdeuren maken van staal en biocomposiet. Te beginnen met een inschrijving voor nieuwe sluisdeuren bij Vries en De Punt.’’

Henk Post met de plantpalen van biocomposiet. Foto Gerrit Boer

EEN PLANTPAAL VAN GRAS DE PIONIERS

Het Noorden heeft alles in huis om uit te groeien tot hét biocomposietcentrum van Nederland en mogelijk zelfs Europa. Met als vlaggenschip de revolutionaire klapbrug die Machinefabriek Emmen bouwt voor het nieuwe dierenpark Wildlands Adventure Zoo.

dinsdag 17 maart 2015

lk jaar trekt waterschap Reest en Wieden in Meppel zeker 2 miljoen euro uit om de bermen en taluds langs de sloten en kanalen in zijn werkgebied te maaien. Het maaisel blijft doorgaans liggen; afvoeren is te duur. Zonde, meende Henk Post, hoofd van de sector watersystemen. Wat als we het voor andere partijen nu eens interessant kunnen maken om voor ons te maaien? Deze prille gedachte was het begin van de biologische plantpaal, die op dit moment wordt getest. Post toog met zijn idee naar de Kamer van Koophandel. Die bracht hem in contact met verschillende bedrijven die met het zogenoemde slootmaaisel uit de voeten konden. Omdat er doorgaans eerst vraag naar een product moet zijn, besloot Post zijn eigen klant te worden en het maaisel te laten verwerken tot palen van biocomposiet, die kunnen worden gebruikt als oeverbeschoeiing. Want daarvan heeft Reest en Wieden als beheerder van 2200 kilometer aan sloten en kanalen wel wat nodig. De keuze viel uiteindelijk op het Brabantse bedrijf Millvision, dat ervaring heeft met het verwerken van plantaardige vezels in duurzame materialen. Dat fabriceerde een plantpaal op basis van gedroogd en tot poeder vermalen slootmaaisel en een biologisch hars, gemaakt uit reststoffen uit de zetmeelindustrie. Die paal wordt om de 50 centimeter in de grond geplaatst, met daartussen vlechtmatten van bijvoorbeeld jutevezels. Die constructie moet oevers beschermen. De proef kreeg financiële steun van de provincie Drenthe en de waterschappen Hunze en Aa’s en reest en Wieden. Vorige maand werden op drie plekken langs Drentse kanalen proefopstellingen geplaatst van de biologische plantpalen, die de komende jaren door studenten van Stenden Hogeschool in de gaten worden gehouden. Zij monitoren of de levensduur van het nieuwe materiaal gelijk is aan die van de tot nu toe gebruikte hardhouten palen. Voorlopig kost het project alleen nog geld, maar de eerste stap is gezet. De hoop is dat bedrijven straks brood zien in het maaisel van het waterschap. Dat kan de kosten voor het maaien fors terugdringen. ,,Voor mij is dit het bewijs dat de samenwerking tussen kenniscentra, bedrijfsleven en overheid kan werken. Maar dan is een instelling als de Kamer van Koophandel onmisbaar. Zonder hen was ik nooit een bedrijf als Millvision op het spoor gekomen’’, vertelt Post.

E

MARC BOOTSGEZEL



1426580729

Een goede klus is soms een hele puzzel... samen maken we een prachtig resultaat!

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

15

16

(

13

1

14

(9) 5

(8)

2

(7) 6

(7) 10

3

(5) 7

4

(6) 8

........................................................................................................................

........................................................................................................................

........................................................................................................................

........................................................................................................................

(13) 13

(13)

(6+5) 14

(16)

(8) 11

(9) 15

(8)

(14) 12

(8) 16

(12)

........................................................................................................................

........................................................................................................................

........................................................................................................................

...................................................................................................................

9

.............................................................................................................

.......................................................................................................

..................................................................................................................

..................................................................................................................

...........................................................................................................

...........................................................................................................

.................................................................................................................

...........................................................................................................

Puzzel af? We verloten drie boekenbonnen van â‚Ź 25 onder de goede inzenders. Mail de oplossingen voor 6 april naar info@noordtij.nl Benieuwd naar de juiste antwoorden? Die staan vanaf 7 april op onze website!

Noordtij feliciteert Drenthe met dit eerste biobased business event (#EmmenBBE)! www.noordtij.nl www.facebook.com/Noordtij https://nl.linkedin.com/company/noordtij


GROENE ECONOMIE

3D-PRINTERINKT UIT MAÏS EN SUIKER H

JEAN-PAUL TAFFIJN

De ‘inkt’ voor desktop 3D-printers wordt op grote schaal biobased gemaakt. API in Emmen noemt zich de grootste producent van deze biologische kunststof van Europa. Maar API doet meer.

DAGBLAD VAN HET NOORDEN

et is een veelkleurig bedrijf, Applied Polymer Innovations (API) op bedrijvenpark Emmtec in Emmen. Er wordt geproduceerd, maar vooral ook ontwikkeld en geïnnoveerd. Nieuwe producten worden in de markt gezet, nieuwe toepassingen van biobased kunststoffen ontdekt. Het laboratorium van API is het hart van het bedrijf. Geleerden zoeken er naar manieren om garens en folies van nieuwe eigenschappen te voorzien. Sterker, elastischer, waterafstotender, glimmender, noem maar op. Niet al die producten zijn op biologische leest geschoeid, maar wel een groeiend aantal. Met als basis de bewerking van (groene) polymeren, de bouwstenen van kunststoffen. Een biologisch afbreekbaar lintje voor ballonnen werd er bedacht en de laatste tijd gaat veel aandacht naar de ontwikkeling van composteerbaar touw voor de tuinbouw. Nog zo’n product: biologisch afbreekbare matten onder grasrollen: een zegen voor producenten van graszoden. API werkt ook aan de ontwikkeling van een composteerbare, biologische kunst-

8

dinsdag 17 maart 2015

grasmat en hielp Coca-Cola met het ontwikkelen van een meer milieuvriendelijke fles. ,,De kunst is om een markt te vinden voor de producten die we bedenken’’, zegt directeur Jeroen Wiggers. ,,Dat is niet altijd makkelijk, omdat biobased producten in de regel duurder zijn dan de ouderwetse, op olie gebaseerde varianten. Van olie is alles al gemaakt. Onze biobased sector komt eigenlijk pas net kijken. Echt niet alles wat we maken heeft succes. Die ballonlintjes bijvoorbeeld zijn niks geworden, omdat we het niet kunnen terugverdienen.’’ Toch gaat API door op de ingeslagen weg. Het bedrijf ontstond in 2008 uit het faillissement van Diolen Industrial Fibers. Een deel van de medewerkers van de onderzoeksafdeling besloot samen een doorstart te maken. Investeerders werden gevonden, een nieuwe richting werd toegevoegd: toewerken naar biobased en daarin toonaangevend worden. Dat laatste is gelukt met de productie van biobased Innofil3D. Dat is de ‘inkt’ voor 3Dprinters die vooral bij particulieren thuis staan. Wiggers: ,,Dit product is een voorbeeld voor hoe het zou moeten gaan in de bio-economie. De biologische variant is de standaard geworden in dit type printers. Deze wordt veel meer verkocht dan de oude variant op oliebasis. Dat heeft overigens veel te maken met het product 3D-printen. Zeker op de particuliere


9

dinsdag 17 maart 2015

Van maïs tot kunststof: fermentatie Hoe krijg je kunststof uit maïs of suiker? Bij de winning van zetmeel en suikers (uit zowel suikerriet als -bieten) ontstaat een stroperig bijproduct: melasse. Door specifieke micro-organismen aan de melasse toe te voegen ontstaat door fermentatie melkzuur. Het water wordt daaraan onttrokken waarna lactaat resteert, dat na toevoeging van een katalysator en warmte verandert in polymelkzuur. Dat goedje is als polymeer de basis van de kunststoffen waarmee API nieuwe dingen maakt.

API experimenteert volop met de mogelijkheden van biologisch gemaakt printdraad voor 3D-printers. Foto’s Jan Anninga Jeroen Wiggers met biodraad. Foto Boudewijn Benting

nemende mate een probleem voor API, of eigenlijk voor de hele bio-economie. Daarom overlegt het bedrijf actief met onder meer de universiteiten van Groningen en Maastricht, met Philips en met Cosun (Suikerunie). Met als doel manieren te vinden om die aanvoer te verbeteren of om zelf suikerbieten en maïs te verbouwen voor de biochemie. Niet dat API en Philips gewassen gaan verbouwen. De beschikbaarheid van grondstoffen wordt langzaam beter omdat zij vraaggestuurd is: de sneeuwbal moet gaan rollen en groter worden, het marktmechanisme moet op gang komen. Meer toepassingen betekent meer vraag naar biogrondstoffen en dus meer aanvoer. Met als bijkomend voordeel dat de prijs dan omlaag gaat.

COMPOSTEERBAAR TUINBOUWDRAADJE DE PIONIERS

markt waren de voorlopers zelfbewuste, ideologische mensen. Het waren zelfbouwers, die rekening wilden houden met het milieu.’’ API is daar slim op ingesprongen. De productie van de biobased kunststofdraden voor 3D-printers gebeurt nu nog op de proeflijn, maar er is een nieuw bedrijf opgericht: Innofil3D. Na de zomer komt er een extra productielijn in het voormalige opleidingengebouw van Emmtec, vlakbij de ingang van het terrein. Het kantoor van Green PAC, de samenwerking tussen onder meer Stenden Hogeschool en Hogeschool Windesheim, krijgt er ook een plek en dan is er nog ruimte voor startende bedrijfjes. Afgelopen jaar produceerde API tientallen tonnen van de printerdraden. Het bedrijf zoekt samen met printerbouwers naar manieren om het materiaal sterker te maken, om er eigenschappen aan toe te voegen: glow in the dark, glitters, het kan allemaal. En – belangrijker – sneller. Het maken van een 3D-print kost nu nog veel tijd. Wiggers: ,,We lanceren binnenkort een product dat de markt op zijn kop zal zetten. Ik kan nog niet precies zeggen hoe of wat, maar dit brengt heel wat teweeg.’’ Zo hebben veel mensen in de toekomst misschien wel kaarsenhouders, vazen, brillen, en wie weet wat nog meer thuis staan die zelf geprint zijn, gemaakt van maïs of suiker. Want dat zijn de belangrijkste grondstoffen van de ’printerinkt’ waarmee API innovatieve producten maakt. De aanvoer van grondstoffen vormt in toe-

et lijkt niet veel: een nieuw touwtje voor gebruik in kassen. Maar het door API ontwikkelde biodraad heeft de potentie om een wereldwijd succes te worden. In de glastuinbouw wordt veel gebruikgemaakt van dergelijk touw. Tomaten worden ermee opgehangen, groeiende komkommers verstevigd, de gewassen gescheiden. Overal in de wereld zijn de touwen te vinden. Die zijn gemaakt van kunststof op basis van olie. API bedacht een biologische variant en die biedt nogal wat voordelen. Na elke oogst moet een glastuinbouwer zijn grond vernieuwen. De plastic touwtjes moet hij gescheiden afvoeren. Dat kost tijd, moeite en geld. Of alles moet worden aangeboden als restafval. Het biologisch afbreekbare touw van API kan zó mee de composthoop op. Momenteel wordt het touw uit Emmen op verschillende plekken in de wereld getest, in uiteenlopende klimaatgebieden. Dat levert informatie op die wordt gebruikt om het biotouw steeds sterker, minder glad en minder elastisch te maken. De lastigheid is nu nog dat de ouderwetse draadjes veel goedkoper zijn dan de composteerbare varianten. Dat nadeel probeert API nu weg te nemen door te wijzen op de voordelen. Behalve dat het afval niet meer hoeft te worden gescheiden, is API in staat om desgewenst extra functionele eigenschappen aan het touw toe te voegen. Zoals gladder of minder glad, dikker of dunner.

H

JEAN-PAUL TAFFIJN


GROENE ECONOMIE

10

dinsdag 17 maart 2015

Emmen en omgeving maken langzaam maar zeker naam in de wereld van de groene chemie. Het gaat snel, als je bedenkt dat de eerste echte stappen pas 5 jaar geleden werden gezet. Toen zette Jolanda Heistek de biobased economy op poten.

‘JE MOET LATEN ZIEN DAT IETS GOED WERKT’ JEAN-PAUL TAFFIJN renthe is zo’n beetje een tweede thuis voor innovatiemanager Jolanda Heistek uit de Rijnmond. De afgelopen jaren kwam ze hier regelmatig om te vertellen, te overleggen, te overtuigen en te verbinden. Allemaal met het doel om concrete plannen voor de groene economie te ontwikkelen. ,,Er zijn grote stappen gemaakt. Zowel in de landbouwsector als in de chemische industrie rukt het belang van biobased snel op.’’ Zomer 2010. Jolanda Heistek krijgt een telefoontje vanuit Drenthe. De provincie Drenthe en de gemeente Emmen willen een praktische invulling van de economische visie voor Zuidoost-Drenthe. Hoe kan de noodlijdende tuinbouw bijvoorbeeld vernieuwen? De overheid kan die vernieuwing wel stimuleren, maar een onafhankelijke innovatiemanager is in staat om de belangen van ondernemers en de regio te wegen en tot

D

DAGBLAD VAN HET NOORDEN

gezamenlijk resultaat te brengen. Voor Heistek was het zaak om kansen in de groene sector te herkennen en te verzilveren. ,,Het advies was tweeledig’’, zegt Heistek, die nauw samenwerkte met Onno Lint, toenmalig mede-eigenaar van het bedrijf API in Emmen. ,,Ten eerste zagen we dat de vezelchemie in Emmen sterk is. Dat bood duidelijk kansen om meer op te schuiven richting biobased. Denk maar aan de bossen in de provincie. Die zouden grondstoffen kunnen leveren. Maar ook de land- en tuinbouw kunnen daaraan bijdragen.’’ Ten tweede concludeerden ze dat de regio veel meer zou kunnen met plantinhoudstoffen. ,,Dat wil zeggen dat er gewassen kunnen worden geteeld die toegevoegde waarde bieden. Bijvoorbeeld als grondstof voor geneesmiddelen en de cosmetica-industrie. Of je kunt de reststromen van bestaande gewassen benutten.’’ Die conclusies leidden – samen

met de opkomst van de groene chemie – tot het begin van het programma Biobased Economy ZuidoostDrenthe. Heistek werd kwartiermaakster. ,,Het gaat er dan om dat je de verschillende bedrijfstakken ervan weet te overtuigen dat dit een kansrijke weg is. Veel boeren en tuinders willen best nieuwe gewassen

verbouwen en chemiebedrijven willen best investeren in vergroening, mits er een goed verdienmodel aan ten grondslag ligt.’’ Het eerste wat de nieuwe kwartiermaakster deed, was bestaande innovatieve projecten in Drenthe ontwikkelen. ,,Ik was projectleider van een aantal innovatieve projecten voor het Productschap Tuinbouw. Daardoor kende ik een nieuw systeem dat de luchtkwaliteit in kassen kon meten. Dat hebben we ook in Klazienaveen ontwikkeld, met mooie resultaten. Je moet laten zien dat iets goed werkt, dan volgt er vanzelf meer.’’ De verbeterde omstandigheden in de kassen brachten een nieuw idee naderbij: zou het niet goed zijn om vingerhoedskruid (digitalis), een belangrijk bestanddeel van geneesmiddelen tegen hartfalen, onder glas te gaan verbouwen? Ja dus. De kwaliteit werd beter en betrouwbaarder en digitalis uit Klazienaveen werd een hoogwaardiger product, zonder dat daar gewasbeschermingsmiddelen of fossiele brandstoffen aan te pas komen. Niet veel later startte een tweede project met geneesmiddelenreus


11

dinsdag 17 maart 2015

DE PIONIERS

GOUDEN KANSEN ONDER HET GLAS

Innovatiemanager Jolanda Heistek tussen de tulpen. Foto Gerrit Boer

Boehringer Ingelheim uit Duitsland. Heistek is daar trots op. ,,Volgens mij zijn dit nog steeds de enige Nederlandse projecten waarbij een samenwerking met de glastuinbouw en de geneesmiddelenindustrie tot stand is gekomen.’’ Heistek bracht in die beginjaren de leveranciers van biogrondstoffen, meestal boeren en tuinders, en de chemische, voeding- en farmaceutische industrie nader tot elkaar. Met de overheid en het onderwijs als bruggenbouwers. Een van de resultaten is de oprichting van het ondernemersnetwerk PlantValue. ,,Ik heb me steeds meer met het verrijken van gewassen beziggehouden, de zogeheten plant value. De andere tak is het maken van biovezels en biopolymeren, de chemische tak. Deze activiteiten vinden plaats samen met het netwerk Green PAC.’’ De mensen aan tafel krijgen, ideeen uitwisselen, toegevoegde waarde zoeken, toekomst bieden, kansen in

het vizier krijgen: dat is wat achter de schermen gebeurde. Onderwijsinstellingen, de industrie, de landbouw, de overheid, ze komen sindsdien met enige regelmaat bij elkaar en maakten concrete producten. Heistek: ,,Op het industrieterrein Emmtec werd al serieus naar de kansen van de groene chemie gekeken. Door de verzamelde kennis en de samenwerkingsverbanden is die ontwikkeling echt in een stroomversnelling gekomen.’’ Volgens Heistek moeten de richtingen groene chemie en plant value onder de paraplu van de bio-economie nauw met elkaar samenwerken. ,,Dat is wat de hele regio sterker maakt. Het zou geweldig zijn als het gros van de grondstoffen uit de eigen omgeving komt, dat de regionale landbouwsector de grote leverancier is. Zo ver is het nu nog niet, daarvoor moet nog veel onderzoek worden gedaan. De opening van het railvervoerknooppunt Dryport in

Emmen-Coevorden is voorlopig een uitkomst. De bulk van de grondstoffen voor de biochemie kan over het spoor worden aangevoerd.’’ Samen met onderwijsinstellingen als Stenden, de Hanzehogeschool en de Rijksuniversiteit Groningen wordt constant gezocht naar vruchtbare verbindingen. Het ideaalplaatje is grofweg dat een gewas wordt verbouwd waaruit waardevolle grondstoffen voor bijvoorbeeld de farmaceutische industrie kunnen worden gewonnen. De stengels zijn de basis voor de vezelindustrie, terwijl het restant van de plant wordt vergist en verwerkt tot biogas. Heistek: ,,Dat is de mooist denkbare toekomst voor Zuidoost-Drenthe.’’

Ron Peters in een van de kassen in Klazienaveen. Foto Marcel Jurian de Jong

oor gek verklaarden ze hem vijf jaar geleden. Komkommerkweker Ron Peters (57) kocht toen een leegstaand kassencomplex met als doel te gaan experimenteren met gewassen. Voor bedrijven wilde hij dat gaan doen, voor onderwijsinstellingen ook. Het is hard werken, maar zijn proeftuin staat wel vol. En dat na een paar uitbreidingen de afgelopen jaren. ,,De gemeente Emmen lanceerde in 2009 het innovatieplatform PGA & I (PhytoGlasshouse Applications & Innovations, red). Dat wil duurzame economische bedrijvigheid ontwikkelen voor de tuinbouwsector door vraag en aanbod in de tuinbouw en de verwerkende industrie op elkaar af te stemmen.’’ Zo probeerde Peters al van alles uit in opdracht van het bedrijfsleven en de wetenschap. Bijvoorbeeld welke tomatensoorten het beste tegen een veelvoorkomende schimmelsoort kan. En welke invloed voeding en klimaat daarop hebben. De meeste bekendheid verwierf hij met het kweken van digitalis ofwel vingerhoedskruid. Daarin zit een stofje dat medicinaal kan worden ingezet tegen hartfalen. De Duitse geneesmiddelenreus Boehringer Ingelheim voerde de grondstof van ver aan. Zou het niet een goed idee zijn om de plantjes onder glas te verbouwen, veel dichterbij? Zeg in Klazienaveen? Peters experimenteerde en slaagde. De door hem verbouwde digitalis had een veel stabielere en doorgaans hogere kwaliteit dan de digitalis die elders in de open lucht wordt verbouwd. Een grote toekomst lag in het verschiet, mar helaas stootte Boehringer de productie van het medicijn met digitalis af. Geen nood: Peters kweekt nu boompjes voor Boehringer, die worden gebruikt voor een ander medicijn. Door veel te experimenteren kan Peters de bomen inmiddels kweken zonder extra warmte en belichting toe te voegen. Dat scheelt zoveel in de kosten, dat het voor het Duitse bedrijf interessant is. ,,Dat is hoe het werkt. Ondernemerschap. Zij vinden het te duur, ik ga aan de slag en ben zo brutaal met een goedkoper alternatief bij ze terug te komen.’’ Ook dit kan een opleving voor de regio betekenen. ,,Er staan veel oude kassen leeg. Die kun je zo vol zetten met deze boompjes.’’ Of het daarvan komt, hangt niet alleen af van de medicijnenfabrikant, maar ook van het ondernemerschap in de glastuinbouw. Ron Peters is daar kritisch over. ,,Met PlantValue is veel te winnen. Maar daarvoor moeten de kwekers wel de boer op. Kijken waar wat te halen is, volhouden, doorbijten. Dat gebeurt te weinig.’’

V

JEAN-PAUL TAFFIJN


12

GROENE ECONOMIE

dinsdag 17 maart 2015

ONDERWIJS EN CHEMIESECTOR VINDEN ELKAAR IN DE VALLEY e allesomvattende koepel voor alle onderwijsinitiatieven op het gebied van de groene chemie is het Green Polymer Application Centre ofwel Green PAC. In dit ‘open’ innovatieplatform hebben de hogescholen Stenden in Emmen en Windesheim in Zwolle de krachten gebundeld met het ROC Drenthe College in Emmen. In Green PAC trekken de drie onderwijspartners samen op met de kunststoffabrikanten in de regio Emmen-Zwolle. Die industrie is in dit gebied sterk vertegenwoordigd met wereldspelers als Teijin, DSM en Bonar in Emmen, Wavin in Zwolle/ Hardenberg en Fokker in Hoogeveen. ‘Open’ wil zeggen dat onderwijs en bedrijfsleven hun kennis van groene kunststoffen, biovezels en biocomposieten samenbrengen en uitwisselen. Studenten, docenten, onderzoekers, lectors en professoren doen voor fabrikanten onderzoek naar nieuwe toepassingen, producten en potentiële nieuwe startup-bedrijven. Green PAC moet de bedrijvigheid verder aanjagen en de regio Emmen/Zwolle opstuwen tot een Green Polymer Application Valley. De rijksoverheid draagt een stevige cent bij via haar zogeheten Topsectorenbeleid. In dat kader is de Emmer tak, Stenden PRE (Polymore Research & Education), aangewezen tot een van de vijf zogeheten Centres for Open Chemical Innovation. Dankzij die COCI-status is geld beschikbaar om de zogenoemde Valley verder vorm te geven. Behalve Stendens Life Science Lab op het Emmtec-park heeft het Drenthe College een vergelijkbaar Centrum voor Innovatief Vakmanschap opgericht onder de Green PAC-vlag. Dit zogeheten CIV voor Duurzame Chemische Technologie heeft net zijn intrek genomen in een state-ofthe-artpraktijkhal (investering: 1,5 miljoen euro). Daar doen de mbo’ers onderzoek en studieopdracht voor bedrijven, soms samen met de studenten van Stenden. Het onderzoek onder de Green PAC-vlag is vooral praktisch: gericht op concrete producten en technische vraagstukken. Zo ontwikkelden Stenden-studenten vorig jaar een boot van vlas voor de Dong Solar Energy Challenge 2014. ,,Een wereldprimeur’’, zegt lector Werktuigbouwkunde Tom van Os. Speciaal voor deze jaarlijkse zonnebotenrace bedacht Stenden een methode om de kunststofromp en het dek niet met glasvezel te versterken zoals gebruikelijk, maar met vlasvezel. Dat materiaal wordt ook gebruikt in de veelbesproken biobrug die Stenden samen met Machinefabriek Emmen ontwikkelt voor het nieuwe Wildlands-dierenpark in Emmen.

D

DE JONGE ONDERZOEKERS In Emmen werken de biotechnologen van de toekomst nu al aan de groene kunststoffen van de toekomst. Op bezoek bij de jonge onderzoekers van het Stenden Life Science-laboratorium. ,,Wij gaan hier echt dé experts op dit gebied in Nederland afleveren.’’

Teamleider Femke Tamminga. Foto Jan Anninga

DAGBALAD VAN HET NOORDEN

ERIK VAN DER VEEN orenhoge fabriekssilo’s, sissende stoomventielen en een onontwarbaar labyrint van stalen productieleidingen. Het is een totaal andere wereld dan school. En dat is precies waarom Stenden Hogeschool met zijn nieuwe Life Science-lab is neergestreken op het Emmtec-industriepark in Emmen. In het hart van de Emmer chemiesector staan de aankomende chemici met één been in het bedrijfsleven. Te midden van wereldspelers als Teijin, DSM of Bonar hebben de studenten van de Stenden Life Science-opleiding de nieuwste technologie en kennis haast letterlijk onder handbereik. Real World Learning staat er op de deur van het fonkelnieuwe lab. En dat motto dekt precies de lading, zegt teamleider Femke Tamminga. Leren in de échte wereld. ,,Dit is geen simulatie meer, dit ís de beroepspraktijk’’, zegt ze met een weidse armzwaai langs alle onderzoeksfaciliteiten in het lab. Wat hier niet staat, is bij de buren te vinden. ,,Als je even binnendoor steekt, ben je zo in het Teijin-lab. Daar staat de allernieuwste hightech-apparatuur waarvan we gebruikmaken. Er lopen specialisten rond die al jaren dagelijks met de vraagstukken hebben te maken waar ook onze studenten bij hun onderzoek tegenaan lopen. Daarvan kun-

T

nen we veel leren. Ook omdat ze hier feedback krijgen op hun beroepshouding. Dat kun je op school niet nabootsen.’’ Zo’n omgeving is voor de aspirant-chemici van onschatbare waarde, zegt Tamminga. ,,Je merkt het al meteen aan het gedrag als ze hier binnenlopen. De sfeer is anders dan op school: serieuzer, professioneler.’’ Hier wordt niet zomaar wat vrijblijvend geëxperimenteerd met proefjes. Op het Emmtec-park moet onderzoek nieuwe producten opleveren die de wereld veroveren. De commerciële belangen zijn enorm. Zeker nu de chemie voor het keerpunt staat: aanhaken bij de groene toekomst of afhaken. Want daarvan zijn ze bij het Stenden Life Science-lab overtuigd: wie niet meegaat in de zoektocht naar natuurlijke alternatieven voor de snel slinkende fossiele grondstofreserves, is straks zelf een fossiel. De studenten hier kiezen allemaal welbewust voor een groene route in hun opleiding. ,,Groen is de toekomst’’, verklaart derdejaars chemiestudent Helmer Steenkamp. ,,Nu wordt nog 5 procent van de wereldwijde oliewinning gebruikt als grondstof voor kunststof. Dat lijkt misschien niet veel, maar de oliereserves lopen zo hard terug dat we uiteindelijk zijn aangewezen op natuurlijke alternatieven.’’


13

dinsdag 17 maart 2015

Student werktuigbouwkunde Johannes Alderse Baas Foto Theo Beerens

IK RIJD ZELF OP EEN DUTCHFIETS

De 25-jarige Ter Apeler is net begonnen aan de minor Duurzame Kunststoffen, een nieuw keuzeprogramma van een halfjaar waarin Life Science-studenten hun kennis van de biokunststoftechnologie verder uitdiepen. Steenkamp doet daarvoor onderzoek naar milieuvriendelijke methoden voor het afwerken van 3D-printproducten. Als die uit de printer komen, moeten de oneffenheden er nog vanaf gepoetst. ,,Dat gebeurt nu nog met vrij giftige middelen’’, zegt Steenkamp. ,,Maar biobased alternatieven blijken dezelfde resultaten op te leveren. Ik moet nog meer onderzoek doen, maar tot dusver zie je geen verschillen.’’ Ook José van Veen, tweedejaars Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, heeft zich in het Life Science-lab op een praktisch onderwerp gestort. De 23-jarige Emmense onderzoekt de afbreekbaarheid van polymelkzuur, een grondstof voor plastics. Dat zogeheten PLA kan worden gemaakt uit verschillende natuurlijke grondstoffen, zoals aardappel- en maïszetmeel of riet- en bietsuiker. Van Veen kijkt of de ene soort anders en vooral sneller afbreekt in de natuur dan de ander. Een boeiend onderwerp, vindt ze zelf. ,,En belangrijk als je ziet hoeveel plastic zwerfafval overal ligt.’’ Het onderzoek smaakt naar meer, al weet José nog niet zeker of ze vol voor een carrière in de groene chemie gaat. ,,Misschien ga ik wel juist heel erg de medische kant op. Ik heb ook onderzoek gedaan naar antistoffen en an-

tigenen, daarin zou ik ook wel willen doorgaan. Het kan nog alle kanten op, dat is ook het mooie van deze studie.’’ Hoe dan ook staat voor alle studenten hier vast dat hun toekomst in het onderzoek ligt. ,,Ik ben iemand die het liefst op het lab staat en daar werkt aan nieuwe technologieën’’, zegt Janine Verbokkem. De 17-jarige Ommense werkt nu met studenten door heel Nederland aan een groot landelijk onderzoek naar ‘fermentors’. ,,Te ingewikkeld om uit te leggen’’, grapt ze. Kort gezegd staat het onderzoek aan de basis van de ontwikkeling van een kweekreactor voor schimmels, bacteriën en andere micro-organismen. In de groene chemie worden die gebruikt om biologische materialen om te zetten in waardevolle grondstoffen voor onder meer de kunststof- en medicijnindustrie. Zulk pionierswerk is ook waarin Melanie Christerus (19) uit Eext het liefst een carrière zou opbouwen. Zij werkt nu op het Emmtec-park aan een onderzoek voor API, de Emmer fabrikant van zogeheten 3D-filaments, de ‘inkt’ voor in de 3D-printer. Voor de ontwikkeling van nieuwe filaments bestudeert ze nu het vloeigedrag van de polymeren waarvan dat printerdraad wordt gemaakt. Ook Erwin Lubbers (19) uit Emmen doet onderzoek voor API. Hij zoekt natuurlijke alternatieven voor de chemische stoffen die nu nog worden gebruikt om de 3D-filaments een kleurtje te geven. ,,We kijken nu bijvoorbeeld naar meekrapwortel en indigo: oude plantaardige kleurstoffen die in onbruik zijn geraakt.’’ Beide tweedejaars zien zich ook in toekomst wel in het lab werken. ,,Je moet echt zélf dingen uitvinden’’, zegt Christerus. ,,Het is niet domweg opdrachten uitvoeren, maar uitproberen en oplossingen bedenken

DE PIONIERS

Vlnr José van Veen, Erwin Lubbers, Helmer Steenkamp, Melanie Christerus en Janine Verbokkem. Foto Jan Anninga

voor de problemen waar je tegenaan loopt.’’ Daarbij ziet Lubbers een groot voordeel in zijn keus voor de groene kant van de chemie. ,,Dít is waar de komende jaren het meeste onderzoeksgeld zit. De petrochemie loopt verder terug, maar de biochemie groeit alleen nog maar meer.’’ Teamleider Tamminga is ervan overtuigd dat Emmen daarin een voorname rol zal spelen. Ook al omdat Stenden Life Science zijn studenten probeert te stimuleren om het ondernemerspad op te gaan. ,,Emmen staat nu al landelijk bekend als dé opleiding op het gebied van polymeerchemie. Dat gaan we nu doortrekken naar biopolymeren. Op dat gebied gaan wij hier de komende jaren echt dé experts van Nederland afleveren. Onze afgestudeerden gaan straks het bedrijfsleven in om te werken aan mooie nieuwe producten die we allemaal in ons dagelijks leven tegenkomen.’’

ls er één voorbeeld is van een student die innovatief met kunststoffen bezig is, dan is het wel Johannes Alderse Baas (23) uit Amersfoort. De student werktuigbouwkunde aan Hogeschool Windesheim in Zwolle ontwikkelde als onderdeel van zijn studie de DutchFiets, een nagenoeg onderhoudsvrije en veilige fiets van kunststof. In het tweede leerjaar startte Alderse Baas voor zijn opleiding met vier medestudenten een fictief ingenieursbureau. Omdat hij tijdens een eerdere mbo-opleiding al projecten voor bedrijven had gedaan, wilde hij nu aan een eigen project werken. Juist in die periode probeerde hij voor een bevriende studente een betaalbare fiets te kopen, wat hem op het idee bracht om een kunststof fiets te ontwerpen waarvan het frame net zo sterk zou zijn als staal. ,,Het moest bovendien een duurzame fiets worden, dus een waarbij we zo veel mogelijk gerecycled kunststof zouden gebruiken. Die we na gebruik opnieuw zouden kunnen recyclen.’’ Dat was geen eenvoudige klus. Niet alleen is het ingewikkeld om hoogwaardig kunststof uit gerecycled materiaal te maken, ook zijn hiervoor vaak gigantische budgetten nodig. Zeker voor het spuitgietproces kunnen de kosten voor het maken van een matrijs in de honderdduizenden euro’s lopen. Na veel onderzoek naar andere projecten – Volvo waagde in de jaren tachtig al een vergeefse poging om een kunststof fiets te maken – werd in het derde leerjaar een eerste conceptfiets ontworpen, die in het vierde jaar ook daadwerkelijk werd gebouwd. Om dat te kunnen doen, maakten de studenten een eigen matrijs. Het afgelopen jaar werd het frame met hulp van het Zwolse ingenieursbureau Tricas en fietsenfabrikant Koga getest op stijfheid. En met succes. ,,De conclusie is dat het realistisch is om deze fiets te maken. Ik rijd zelf op een DutchFiets prototype en dat werkt heel goed’’, vertelt Alderse Baas. Hij staat nu voor de belangrijke stap om het concept verder te ontwikkelen. Met een bijdrage van het Green PAC-iLab, waarin Windesheim en Stenden Hogeschool samen optrekken, begint hij binnenkort een crowdfundingactie via kickstarter.com om geld in te zamelen. Dat moet voldoende opleveren om de fiets te vervolmaken en op langere termijn ook duurzamer te maken, bijvoorbeeld door biokunststoffen te gebruiken. Vooralsnog is zijn aandacht op het afstuderen gericht, waarna hij de knoop doorhakt of hij zich volledig als ondernemer aan de DutchFiets gaat wijden of dat hij een ‘gewone’ baan zoekt. ,,De timing is ideaal: als er geen vraag is naar de fiets zijn er veel interessante banen te vinden.’’

A

MARC BOOTSGEZEL


14

GROENE ECONOMIE

Henri van der Laan van bouwbedrijf Kuipers en Koers toont profielen van biocomposiet. Foto Henk Benting

HUIZEN VAN HARS EN HENNEP Zonnepanelen, isolatie, warmtepompen. Huizen worden energiezuiniger en duurzamer. Zouden we de ultieme vervolgstap niet kunnen zetten naar een huis dat is gebouwd met bioproducten? In Emmen wordt er al over gesproken. En meer dan dat. JEAN-PAUL TAFFIJN oningen kunnen al worden uitgerust met producten uit de bio-economie. Isolatieplaten uit plantaardig materiaal bijvoorbeeld. Biologisch afbreekbare verf is er ook, biologische bakstenen schijnen er aan te komen. En zo zijn er nog wel wat producten. Maar het echte constructiemateriaal (afgezien van verantwoord hout) is er nog niet. Balken zijn van staal, kunststofdelen hebben een oliebasis en profielen zijn van metaal, om maar eens wat te noemen. Dat moet toch anders kunnen, dachten de Drentse woningcorporatie Domesta en de Emmer verfgroothandel Olijslager. Ellen Stevens, hoofd vastgoed van Domesta: ,,We hebben gewoon een vraag uitgezet in de markt: welk bedrijf kan ons een biobased woning leveren? Dat bleek nog niemand te kunnen. Wat ons aan het denken zette.’’ Stenden Hogeschool werd ingeschakeld om te zien hoe ver de ontwikkeling van biocomposieten (kunststoffen van hars en plantaardige vezels) staat. En een rijtje bedrij-

W

DAGBLAD VAN HET NOORDEN

ven sloot zich aan bij wat inmiddels een projectplan geworden was. Doel: het gebruik van biocomposieten in de bouw. ,,Een van de belangrijkste vragen is: kunnen we uit de voeten met het bestaande materiaal of zijn er nieuwe ontwikkelingen nodig?’’, zegt Daan van Rooijen, associate lector van Stenden. ,,De sterkste soort biocomposiet halen we van een fabriek in Azië. De grondstof daarvan is jute. Wij denken dat het materiaal met vlas en hennep, dat we hier in de omgeving kunnen verbouwen, dubbel zo sterk kan worden. Dan zit je in de buurt van de sterkte van aluminium.’’ Van Rooijen wil dat er snel een productielocatie voor dit soort biocomposiet naar Emmen komt. ,,Biocomposiet die sterk genoeg is om hout te vervangen kunnen we hier al maken. Door toevoeging van deze nieuwe ontwikkelingen wordt het in de toekomt overbodig om staal te gebruiken en hout voor de bouw te importeren.’’ Amper twee weken geleden kwamen Domesta, Olijslager, Stenden, de Groningse bouwgroothandel Schriever, kunststof kozijnenmaker Emkon uit Emmen, bouwbedrijf Kuipers en Koers uit Nieuw-Schoonebeek en de Twentse dienstverlener in de composietenindustrie CTC voor het eerst bijeen. Ellen Stevens: ,,Constructiematerialen van biocomposiet komen er. Ik hang er alleen nu nog geen datum aan.’’ Dat doet Henri van der Laan van Kuipers en Koers Bouw ook niet. Maar hij laat wel doorschemeren dat het niet ver weg is. ,,De tekeningen liggen er. Mag je nog niet zien.’’ De moeilijkheid van een grootschalige toepassing van biocomposiet in de bouw is niet te onderschatten. Allereerst moet het natuurlijke materiaal zo sterk zijn, dat het gebouwen kan dragen. Vervolgens moeten er verschillende typen materialen bedacht worden voor verschillende toepassingen. Dan weer moet het keihard zijn, dan weer wordt wat meer buigzaamheid verlangd. Het is vooral een

Noodhospitalen Eind 2013 trof de tyfoon Haiyan de Filippijnen met ongekende kracht. Artsen zonder Grenzen snelde erheen om noodhospitalen op te zetten. Deltawood uit Rijssen leverde één daarvan, 2500 vierkante meter groot. Het Hospital bestond uit diverse eenheden, waaronder verpleegunits, laboratoria, opslagruimte voor medicijnen en operatie-units. Dit alles opgebouwd uit prefab delen bestaande uit profielen van biocomposiet. Het kan dus al, bouwen met biocomposiet. Deltawood gebruikt het biobased materiaal al voor meer bouwwerken. Oeverbeschoeiing bijvoorbeeld, onderhoudsarme gevelbekleding, semipermanente huizen ook. In Emmen is veel interesse voor de kennis die in Rijssen is samengebald op dit terrein. Zo’n soort productielocatie ziet Stenden Hogeschool ook wel zitten, bijvoorbeeld op het Emmtec-terrein. Daan van Rooijen, associate lector, ziet het als zijn taak om bedrijvigheid in deze tak binnen te halen en te koppelen aan het onderwijs in Emmen.

kwestie van de juiste afstemming van verschillende typen hars en vezels. Dan is er nog het probleem van de nieuwigheid. Constructies moeten aan een serie wettelijke eisen voldoen. Maar die matchen niet altijd met materialen van biocomposiet. Stevens: ,,Bouw- en Woningtoezicht moet met dit nieuwe materiaal uit de voeten kunnen, voordat wij het kunnen toepassen in onze woningen.’’ Want dat is wat Domesta wil: woningen biobased bouwen. Stevens: ,,Maatschappelijk ondernemerschap vinden wij belangrijk. Dat klinkt misschien afgezaagd, maar zo is het wel. Wij geloven echt in de bioeconomie, zeker in de regio. Waarom niet meer vlas verbouwen in de Veenkoloniën om de biocomposieten te maken die wij in onze huizen gebruiken? Dit is echt goed voor het lokale ondernemerschap en de werkgelegenheid.’’ Het zou natuurlijk ook een prachtig uithangbord zijn, welkom na een periode waarin woningcorporaties vooral negatief in het nieuws kwamen. Dus de financiën blijven iets waar Domesta op moet letten. Ellen Stevens: ,,Wij hoorden niet bij de corporaties die de boel niet voor elkaar hadden, maar het treft onze reputatie wel. Uiteindelijk moeten we vanuit de groep een product lanceren dat concurreert met bestaande producten. Als dat met behulp van subsidie is, lijkt me dat geen bezwaar. Wat mij betreft bouwen we alles biobased, als dat uit kan.’’ Bouwbedrijf Kuipers en Koers kan niet wachten. Van der Laan: ,,Ik heb er geen twijfels over dat het technisch kan. En dan moeten we er ook voor gaan. Dat past bij ons bedrijf. We zijn vorig jaar niet voor niets genomineerd voor de Duurzaam Bouwen Award.’’

dinsdag 17 maart 2015

Voor het einde van het jaar bestaat er een plastic frisdrankflesje dat voor 100 procent bestaat uit biologisch materiaal. Cumapol in Emmen beheerst sinds kort het procedé, met dank aan Bio BTX in Groningen. JEAN-PAUL TAFFIJN ergane glorie. Die indruk geeft de fabriek van Cumapol op bedrijventerrein Emmtec. Akzo maakte er ooit al polyesterkorrels voor de productie van PET-flessen. Een verouderde huls is het, waarin echter baanbrekende dingen gebeuren. De korrels zijn er nog altijd, maar aardolie als grondstof hoeft er niet meer aan te pas te komen. Cumapol (een samentrekking van Custom Made Polyesters) huist nog maar 5 jaar in de oude fabriek. Voor het doel is het perfect. Directeur Marco Brons: ,,We konden 70 procent van de machines die hier stonden weer gebruiken. We laten hier zien dat het soms met niet zo veel moeite mogelijk is om over te schakelen van fossiele grondstoffen op biobased grondstoffen.’’ Het bedrijf houdt zich in Emmen vooral met drie processen bezig: het eerste is het mechanisch recyclen van polyester uit vooral PET-flessen en -bakjes. Uit oude PET wordt 100 procent gerecyclede nieuwe PET gemaakt. Dat is iets dat op meer plekken in de wereld gebeurt. Stukjes ingezameld plastic (voor een groot deel afkomstig van statiegeldflessen en de inzameling van plastic afval)

V


15

dinsdag 17 maart 2015

Kansen voor Zuidoost-Drenthe Directeur Marco Brons van Cumapol denkt dat de groene chemie grote kansen biedt voor Emmen en omgeving. ,,Je ziet dat de traditionele chemie groter en groter wordt. De biobased chemie is veel kleinschaliger. Alleen al omdat je met de aanvoer van je grondstoffen zit. Dat past veel beter bij Emmen. Met de mogelijkheden die Green PAC (de samenwerking tussen Stenden Hogeschool en hogeschool Windesheim, red.) biedt om producten te analyseren, stagiairs te leveren en onderzoek te doen, liggen er echt goede kansen.’’

procent is in dat geval dus niet-biologisch.’’ Dat veel grotere deel van PET, het eerder genoemde PTA (Purified Tereftalic Acid, in het Nederlands tereftaalzuur), wordt ook uit aardolie gewonnen. Wereldwijd lopen al jaren onderzoeken naar hoe PTA biologisch te maken is. BioBTX heeft ontdekt hoe dat kan. Biomassa, zoals bijvoorbeeld hout, wordt extreem verhit zonder gebruik van zuurstof. Door bepaalde katalysatoren toe te voegen ontstaat een chemische reactie. Het eindresultaat is een vloeistof, een soort plantaardige ruwe olie. En dat is het biologische tereftaalzuur. Cumapol en Bio BTX houden niet zo van schreeuwen. Ze hebben hun onderzoek en experimenten in stilte gedaan, geholpen door onder meer de Rijksuniversiteit Groningen. Brons: ,,Maar vandaag schreeuw ik het wel even van de daken.’’ Het bedrijf op het Emmtec-terrein gaat een tweede lijn in gebruik nemen voor chemische recycling en voor de biobased-toepassingen. Daarvoor wordt een proeffabriek ge-

start. Om de efficiëntie te verhogen, trekt Bio BTX bij Cumapol in. Hoe snel bioPET op grote schaal kan worden gemaakt, hangt voor een groot deel af van de aanvoer van grondstoffen. Zoals voor bijna alle groene chemiebedrijven is dat de grootste complicatie. Voor een beetje BioPET zijn veel planten nodig, simpel gezegd. Het grootste probleem voor Cumapol is niet eens de unieke, op biologische bouwstenen gebaseerde PTA. Daarvoor is weliswaar hout nodig, maar het voordeel is dat het ook sloophout, afvalhout of ander hout mag zijn. De zwaarste barrière voor de productie van bioPET zit hem nu in de biologische glycol. Daarvoor is eerst bio-ethanol nodig, die vooral wordt gewonnen uit (riet)suiker en maïs. De gigantische gewasvelden die nodig zijn bevinden zich voornamelijk in Brazilië, terwijl het glycol vervolgens wordt gewonnen in India. Brons: ,,Om onze bioPET te maken varen schepen met grondstoffen dus de halve wereld over. Dat is niet erg milieuvriendelijk. We zitten te springen om bioglycol van dichter bij huis. Ik denk dat zoiets op het chemiepark in Delfzijl gemaakt moet kunnen worden.’’

Cumapol-directeur Marco Brons met de bioPET. Foto’s Marcel Jurian de Jong

DE BIOLOGISCHE FRISDRANKFLES DE PIONIERS

worden omgevormd tot bouwsteentjes voor nieuwe PET-verpakkingen. Cumapol voegt er twee unieke processen aan toe. Chemisch reinigen is één daarvan. Kan verder niemand, Cumapol is bijna zo ver. De polyester wordt daarbij gebroken in minuscule deeltjes, de zogenoemde monomeren. Die zijn vloeibaar en daardoor makkelijker te zuiveren dan grotere brokken. Vervolgens zijn de monomeren weer chemisch om te vormen tot polymeren en uiteindelijk PET. En het leuke: desgewenst zijn er probleemloos biologische monomeren aan het proces toe te voegen. Zo kan Cumapol zelf bepalen hoeveel procent van het eindproduct biologisch is. Even uniek, maar waarschijnlijk meer tot de verbeelding sprekend, is de derde productiestroom. Die behelst het maken van nieuwe polyester, maar dan zonder het gebruik van aardolie. De eerste grammen biologisch PET zijn nu geproduceerd. Een enorme doorbraak, die naar verwachting de hele wereld over gaat. Directeur Marco Brons: ,,Dit is het begin. We moeten hier heel trots op zijn. Ik verwacht voor het einde van het jaar de eerste 100 procent biologische PET-flesjes gemaakt te hebben.’’ Cumapol heeft er jaren aan gewerkt, samen met Bio BTX in Groningen. Om te begrijpen hoe bijzonder het is, is een kleine scheikundeles nodig. PET bestaat namelijk uit twee bestanddelen: PTA en glycol. Dat tweede ingrediënt werd van oudsher gewonnen uit ethanol, dat zijn oorsprong heeft in aardolie. Glycol is ook te winnen uit bio-ethanol, op basis van plantaardige oliën. Dat gebeurt op beperkte schaal ook al, vooral in Brazilië. Met die biologische glycol worden ook al PET-flessen gemaakt. CocaCola bijvoorbeeld gaat er prat op dat de frisdrank in zulke ‘biologische’ flessen zit. ,,In feite is glycol maar 25 procent van de PET. De overige 75

CUMAPOL MAAKT OLIE IN PET-FLES OVERBODIG

ls er één ‘groen’ product is waarvoor de verwachtingen hooggespannen zijn, dan is het wel het biopolyester van Cumapol. Het bedrijf slaagde er samen met het Groningse BioBTX als eerste in om 100 procent biologische PET te produceren. Dat is de veelgebruikte grondstof voor onder meer de bekende PET-fles. Directeur Marco Brons van Cumapol presenteert tijdens het Biobased Business Event in Emmen een potje met de eerste grammen biopolyester. Volgend jaar moeten er al ‘enkele honderden’ kilo’s van de bioPET worden geproduceerd. Op lange termijn lonkt een tijdperk waarin de frisdrankfles dankzij recycling en bioPET wordt gemaakt zonder dat er ook maar een druppel aardolie – nu nog een belangrijk bestanddeel – aan te pas komt. Brons voorziet een grote markt voor bioPET. ,,Grote frisdrankmerken, zoals Coca-Cola, willen in het jaar 2020 CO2-neutraal zijn. Tot nu toe gebruiken ze flessen die 25 procent biologisch zijn. Dat is al best goed, maar de stap naar 100 procent gaat ze echt veel opleveren. Steeds meer bedrijven willen die kant op, ook omdat het grote publiek dat verlangt. Concerns als Nestlé en Danone zijn er ook mee bezig. PET zit niet alleen in flessen, maar in veel meer soorten verpakkingen.’’

A

JEAN-PAUL TAFFIJN


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.