Donderdag 3 mei 2018
IsraĂŤl 70 jaar
I
4
Israël
Donderdag 3 mei 2018
De honing en de angel Ik koester de hoop dat we onszelf kunnen verbeteren Het 70-jarige bestaan van de staat Israël is een mooie gelegenheid om blijk te geven van dankbaarheid, vreugde en trots. Tegelijkertijd is er ook reden voor bezorgdheid. Bert de Bruin
E
n van de redenen waarom ik al van Israël hield lang voordat ik erheen ging, is ’s lands rijke traditie van liedjes en gedichten. Naomi Shemer (1930-2004) was een van de belangrijkste Israëlische liedjesschrijvers. Haar werk zul je in vrijwel elke Hebreeuwse Best of… verzameling tegenkomen. Lu Yehi (de Israëlische variant op Let It Be), Yerushalim Shel Zahav (Jeruzalem van goud), Al Kol Ele (Over dit alles), het zijn zomaar drie illustraties uit een prachtig, uitgebreid oeuvre. In Al Kol Ele richt de zanger(es) zich tot God, en vraagt Hem over ons te waken: ‘Over dit al / Houd alstublieft voor mij de wacht, mijn goede God / Over de honing en de angel / Over het bittere en over het zoete’. De metafoor van de honing en de angel leek mij een mooie insteek voor een persoonlijke overpeinzing bij 70 jaar Israël, waarvan ik de laatste 37 procent met mijn eigen ogen heb mogen aanschouwen. Een soortement verjaarspartijtje De feestelijke ceremonie en show die de festiviteiten van de zeventigste Yom Ha’Atsma’ut (Onafhankelijkheidsdag) openden, bevatten enkele van de elementen die veel Israëliërs en vrienden van Israël al lange tijd zorgen baren. Aan de ceremonie ging een wekenlange machtsstrijd vooraf, tussen enerzijds Yuli Edelstein - de voorzitter van de Knesset, het Israëlische parlement - en anderzijds premier Netanyahu en zijn trouwste en meest luidkeelse volgelinge, minister van sport en cultuur Miri Regev, die verantwoordelijk is voor de feestelijkheden rond Israëls zeventigste verjaardag. Van oudsher is de voorzitter van de Knesset de gastheer bij de officiële ceremonie op Onahankelijkheidsdag. Die persoon vertegenwoordigt immers de consensus en de democratische waarden van het land. De premier en de president zijn te gast op het feest, maar ze houden volgens het gebruikelijke protocol geen toespraken. Netanyahu voerde twintig jaar geleden als eerste minister-president het woord bij de ceremonie, en stond erop dat dit jaar wederom te doen. Edelstein had gedreigd niet te komen als Bibi zou spreken, maar uiteindelijk werd er een compromis bereikt: de premier zou een korte gelukwens uitspreken. Dit werd uiteindelijk een politieke speech van ruim een kwartier. Volgens sommige commentatoren was het niets anders dan een prime-time verkiezingstoespraak. Yuli Edelstein is een dappere, zachtaardige en hoogst beschaafde man. Hij behoorde in de jaren zeventig en tachtig tot de ‘Gevangenen van Zion’, de zogenaamde refuseniks, Joodse activisten die in de voormalige Sovjet-Unie
voor het recht op emigratie naar Israël pleitten. Net als vele anderen werd hij daarom in de Goelag gevangengezet. De Knessetvoorzitter, zelf lid van de Likoed, gaf na afloop van de plechtigheid voor de camera toe dat zijn vertrouwen door Regev en Netanyahu was geschonden. Wat een demonstratie van eenheid, gedeelde waarden en verdraagzaamheid had moeten zijn, werd uiteindelijk een controversieel evenement, een soortement verjaarspartijtje van Bibi en Miri. Ronny Daniel, een ervaren militair analist voor een van de nieuwszenders, en verre van uitgesproken links, noemde de ceremonie - volgens hem uiterst belang-
We zijn van een democratie in een koninkrijk veranderd, en Netanyahu behandelt ons als onderdanen
rijk en symbolisch, omdat het de overgang van herdenking naar viering symboliseert - roekeloos. Hij stelde dat we van een democratie in een koninkrijk zijn veranderd, en dat Netanyahu ons als onderdanen behandelt. Dit is typerend voor iets wat veel Israëliërs verontrust. Vroeger - in het Israël dat mij altijd gefascineerd heeft - draaide alles hier voornamelijk om het collectief. Dat was niet ideaal, en vele fouten werden ook toen gemaakt. Maar het algemeen belang en het gemeenschapsgevoel lijken inmiddels soms te hebben plaatsgemaakt voor zelfverrijking en -verheerlijking. In plaats van consensus en solidariteit heersen daardoor nu meer dan ooit tevoren verdeeldheid en polarisatie. De Arabische Israëliërs ontbraken Een tweede element schitterde juist door afwezigheid bij de feestelijkheden: de Arabische bevolking van Israel. In het ceremoniële deel, waarbij twaalf eminente burgers (plus dit jaar de premier) toortsen ontstaken, was er nog ruimte voor de Druzische spirituele leider Sjeik Mowafak Tarif. In de show daarna – waarin hoofdstukken uit de geschiedenis van het Joodse volk werden uitgebeeld, met een nadruk op de immigratie in de vorige eeuw - ontbraken Arabische Israëliërs echter geheel. De enige verwijzing naar de Arabische cultuur,
taal of bevolking die ik kon ontdekken, was een schoolbord in een klas waarin Joodse immigranten uit Arabische landen (dat wil zeggen acteurs die die immigranten uitbeeldden) Hebreeuwse les kregen. Op dat bord stond in het Arabisch ’Ard ’Isra’il (het Land Israël) geschreven. Dat de Palestijnen niet voor het feestje waren uitgenodigd kan ik begrijpen. Het moest immers natuurlijk wel leuk en gezellig blijven, en niemand wilde aan de ‘olifant in de kamer’ worden herinnerd. Maar dat ongeveer een vijfde deel van onze eigen bevolking volkomen genegeerd werd, is natuurlijk niet goed te praten. En dan vonden velen het nog ongepast, onbegrijpelijk en ondankbaar dat ten zuiden van Haifa enkele duizenden Arabische Israëliërs in plaats van Onafhankelijkheidsdag Yaum al-Nakba (dag van de catastrophe) ‘vierden’. Vraagtekens bij vriendschap Israël staat helaas vaak alleen. Er is al zeventig jaar lang geen gebrek aan landen en wereldburgers die Israël het liefst zouden zien verdwijnen. En zo’n gebrek zal er ook in de toekomst niet zijn. Gelukkig zijn er ook velen die het land steunen. Jammer genoeg heeft Israël thans ook een flink aantal vrienden bij wier vriendschap je vraagtekens kunt zetten. De Amerikaanse president Donald Trump, om maar een voorbeeld te noemen, mag dan luidkeels zijn vriendschap betuigen, de manier waarop hij in het afgelopen jaar Israël in de kou heeft laten staan tegenover Rusland en Iran doet het ergste vrezen voor toekomstige confrontaties met die twee formidabele tegenstanders. Israël is hieraan zelf medeschuldig. Bij de meeste kritiek die aan het adres van Jeruzalem wordt geuit, wordt door regeringswoordvoerders al gauw haast automatisch met het a-woord of z-woord anti-semitisme danwel (Joodse) zelfhaat - geschermd. Dit gebeurt ook als de critici hun sporen als vrienden van Israël ruimschoots verdiend hebben. Tezelfdertijd wordt zelfs het meest onbeduidende land dat laat doorschemeren dat het overweegt zijn ambassade naar Jeruzalem te verhuizen door de regering als allerbeste vriend omarmd. Steun voor een verenigd Jeruzalem (en daarmee ontkenning van de de facto verdeeldheid van de stad, en van haar potentieel als centrum voor vrede en verzoening) is voor de regering Netanyahu als het ware de lakmoestest voor vriend- en vijandschap geworden, meer dan daadwerkelijke bijstand en sympathie. Andere zorgwekkende elementen in de Israëlische maatschappij en politiek vandaag de dag laat ik maar buiten beschouwing. Corruptie, racisme, de kloof tussen arm en rijk, onderdrukking van de Palestijnen, de macht van de ultra-orthodoxe partijen, pogingen om andersdenkenden de mond te snoeren en de invloed van het Hooggerechtshof (dikwijls de laatste toevlucht voor minderheden in dit land) te beknotten, het zijn maar een paar voorbeelden van negatieve ontwikkelingen die weliswaar niet onder deze regering begonnen maar die zij zeker niet gestopt, ja zelfs menigmaal aangewakkerd heeft. De laatste jaren is er een immer groeiende groep vrienden van Is-
raël die zich, samen met kritische zionistische Israëliërs in het land zelf, om al die redenen afvragen waar Israël naar toe gaat, en hoe het verder moet en kan. Dat Natalie Portman, een in Jeruzalem geboren Amerikaans-Israëlische actrice die altijd haar steun voor haar vaderland heeft uitgesproken, onlangs weigerde naar Israël te komen om de zeer prestigieuze Genesis-prijs in ontvangst te nemen, spreekt boekdelen. Mevrouw Portman voelde zich ongemakkelijk door recente gebeurtenissen bij de grens met Gaza (waarbij tientallen Palestijnse slachtoffers vielen) en wilde niet de schijn wekken dat ze door haar aanwezigheid Netanyahu - een van de sprekers bij de prijsuitreiking - steunde. Dat deze ontegenzeggelijke vriendin van Israël door Miri Regev werd afgeschilderd als een noitoire Israël-haatster kwam niet als een verrassing. Evenmin als de oproep, door een vanwege wangedrag tijdelijk geschorst Knessetlid (en partijgenoot van Regev en Netanyahu), om Natalie Portman haar Israëlische paspoort te ontnemen. Dankbaarheid, trots en vreugde Ondanks alle zorgen en kritiek zijn er ook en vooral veel redenen voor dankbaarheid, trots en vreugde. Het is bijna letterlijk ongelooflijk hoeveel hier in zeventig jaar bereikt is, zeker als je nagaat in wat voor situatie het Joodse volk zich in 1948 bevond. De oude zionistische slogan (‘Een land zonder volk voor een volk zonder land’) is inmiddels achterhaald, we weten nu allemaal dat hier ook voor 1948 én voor het einde van de negentiende eeuw mensen, Arabieren, woonden. Maar de Joodse immigranten die hier voor en na de stichting van de staat Israël naar toe
Veel van onze vrienden zien Israël ook als een teken van hoop, en als een baken van democratie en vooruitgang
zijn gekomen en hun nazaten hebben wel diverse revoluties teweeggebracht. Of je het nu hebt over gezondheidszorg, landbouw, watermanagement, technologie in het algemeen of IT in het bijzonder, Israëlische wetenschappers en ondernemers (waaronder ook Arabische Israëliërs) hebben op diverse gebieden de wereld verbeterd. We kunnen ons in menig opzicht met de meest ontwikkelde landen ter wereld meten. Bovendien is en blijft het land ondanks alles een naar omstandigheden redelijk functionerende democratie. Zeker als je het in de regionale context plaatst, al vind ik dat meestal een bezwaarlijk argument. Ik wil niet met Iran, Syrië, Egypte en dergelijke. worden vergeleken. Maar toch. Wat betreft persvrijheid, rechten voor re-
ligieuze minderheden en voor de LHBT-gemeenschap, kwaliteit van leven, kan het misschien nog beter maar ongetwijfeld ook veel slechter. Als ik op mijn eigen tijd in Israël (ruim de helft van mijn leven) terugkijk, betreft mijn grootste vreugde en dankbaarheid de vele goede vrienden die ik de afgelopen 26 jaar heb gemaakt. Daarmee bedoel ik zowel mijn Israëlische vrienden als de Duitse, Nederlandse, Amerikaanse en andere buitenlandse vrienden van Israël die ik heb ontmoet. Zoals ik al eerder in deze krant schreef zijn Israëlische vrienden vaak de beste vrienden die je je kunt wensen. Al mijn vrienden hier zijn hartelijk, warm en gastvrij. Ik weet dat ik zonodig op hen kan vertrouwen en terugvallen. Wat me evenwel nog meer dan alles ontroert en verbaast, is de vriendschap voor Israël die ik onder buitenlandse vrienden, kennissen en collega’s tegenkom. Die vriendschap komt deels - ik herinner me dat nog uit mijn jeugd, en zie dat ook in reacties op mijn schrijfsels voort uit liefde voor het Joodse volk als volk Gods, en uit schuldgevoelens over de Holocaust. Maar veel van onze vrienden zien Israël ook nog immer los van de Bijbel en de Tweede Wereldoorlog - als een teken van hoop, en als een baken van democratie en vooruitgang. Het is van levensbelang voor Israël (én indirect ook voor de Palestijnen) dat we die hoop en dat vertrouwen niet beschamen. Over het zoete en het bittere Dat ik in deze beschouwing veel meer ruimte en specifieke aandacht besteed aan de angel dan aan de honing, komt vooral doordat ik het belangrijker en zinvoller vind om dingen te verbeteren dan om onszelf op de borst te slaan. Mijn protestantse achtergrond speelt hierbij wellicht een rol. Er zijn diverse liedjes van Naomi Shemer waaruit ik kan citeren om deze reflectie af te sluiten. Als ik heel cynisch was en alle illusies had opgegeven, had ik de titel HaHagiga Nigmeret (Het feest is afgelopen) kunnen gebruiken, maar ik heb ondanks al mijn bedenkingen, ergernissen en zorgen hoop en vertrouwen op een goede afloop. Het lied Mahar (Morgen) bevat de mooie woorden ‘Morgen, wanneer het leger zijn uniform uittrekt / Zal ons hart in de houding staan / Daarna zal een ieder met zijn eigen handen bouwen / Wat hij vandaag droomt’, maar het lijkt me bij de huidige stand van zaken iets te optimistisch en onwerkelijk om te dromen van een Israel dat geen leger meer nodig heeft. Mijn kinderen en kleinkinderen zullen vrijwel zeker nog in dienst moeten, iets waar ik overigens geheel vrede mee heb. Ik kies dus nogmaals voor Al Kol Ele. Dit lied, als een gebed geschreven, is tegelijkertijd realistisch, rust- en hoopgevend:
‘Mijn God, bewaar dit huis […] Voor verdriet, voor plotselinge angst En voor oorlog […] Alstublieft, houd voor mij de wacht over dit al En over mijn geliefden Over de rust, over het gehuil En over dit lied’ Amen. Bert de Bruin is historicus en leraar Engels aan het Leo Baeck Education Center in Haifa. In 1995 emigreerde hij naar Israël
Donderdag 3 mei 2018
Israël
5
Een legerinstuctrice geeft uitleg aan rekruten over het verdelingsplan van de Verenigde Naties uit 1947. De Joden accepeerden dit plan destijds, de Palestijnen niet. Op 15 mei 1948, een dag na de oprichting van de staat Israël, vielen de omringende landen Israël aan. Foto: EPA
10
Israël
Donderdag 3 mei 2018
Zeventig jaar Israël in vogelvlucht
Niek van der Molen
O
p de foto’s hoogtepunten uit de zeventigjarige geschiedenis van de staat Israel. (1) David Ben Goerion, de eerste premier van Israël, riep op 14 mei 1948, een dag voor het Britse mandaat werd beëindigd, de Joodse staat uit. De volgende ochtend vielen legereenheden uit Egypte, Jordanië, Irak en Syrië het oude mandaatge-
bied Palestina binnen (de eerste Israelisch-Arabische oorlog). De oorlog eindigde in een Arabische nederlaag. In 1949 werd een wapenstilstand afgekondigd. In 1967 leden de Arabische buurlanden opnieuw een verpletterende nederlaag in de Zesdaagse Oorlog. Israëlische soldaten stonden in Jeruzalem voor de Klaagmuur (2), op de Tempelberg, in Hebron en Jericho, in het vroegere Judea en Samaria. Israël beschouwt Jeruzalem als zijn eeuwi-
ge en ondeelbare hoofdstad. Tot woede van de Palestijnen. Die willen Oost-Jeruzalem als hoofdstad van een eigen Palestijnse staat. Israël heeft ondertussen meer dan tweehonderd nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever gebouwd. Geregeld komt het tot een treffen tussen het Israëlische leger en Palestijnen (3). In 2005 zijn de nederzettingen in de Gazastrook ontruimd en heeft Israël zich uit dit gebied teruggetrokken. De Palestijnen zijn qua
werk, water, voedsel, behuizing, geld, stroom, grensovergangen en transport afhankelijk van Israël. Onderste rij foto’s vanaf links: De Egyptische president Anwar Sadat schreef geschiedenis toen hij in november 1977 de Knesset (het Israëlische parlement) toesprak, om deze tot vrede te bewegen. Op 17 september 1978 tekenden Israël en Egypte in het bijzijn van de Amerikaanse president Jimmy Carter (4) de Camp Davidakkoorden. Met deze vredesover-
eenkomst erkende Egypte het bestaansrecht van Israël en werd de Sinaï, die Israël sinds 1967 bezet hield, aan Egypte teruggegeven. Het akkoord werd Sadat door andere Arabische landen niet in dank afgenomen; Egypte werd door de Arabische Liga tijdelijk geschorst. Sadat moest het met zijn leven bekopen: in 1981 werd hij in Caïro doodgeschoten. De Oslo-akkoorden in 1993 waren de eerste aanzet tot een oplossing van het Palestijnse vraagstuk. Het ak-
Israël
Donderdag 3 mei 2018
koord werd op 13 september 1993 ondertekend tijdens een ceremonie in Washington. (5) De Israëlische premier Yitzhak Rabin en de Palestijnse president Yasser Arafat, aangemoedigd door de Amerikaanse president Bill Clinton, schudden elkaar publiekelijk de hand. Rabin ontving voor zijn inspanningen voor het vredesproces een Nobelprijs voor Vrede samen met Arafat en minister Shimon Perez. De Oslo-akkoorden verdeelden Israël
tot op het bot waarbij een deel Rabin zag als een held voor zijn inzet voor vrede en een ander deel hem beschouwde als een verrader voor het weggeven van land aan de Palestijnen. Op 4 november 1995 werd Rabin tijdens een vredesbijeenkomst in Tel Aviv doodgeschoten door een tegenstander van de vredesbesprekingen met de Palestijnen. Twee dagen later werd hij begraven (6). Vervolg op pagina 12 en 13
11
12
Israël
Vervolg van pagina 10 en 11
F
oto’s vanaf links boven: Van 2000 tot 2005 was Israël doelwit van een reeks bomaanslagen. Palestijnse zelfmoordterroristen hadden het gemunt op bussen, winkelcentra, restaurants en andere plaatsen waar veel burgers bijeen waren. De voortgaande bouw en uitbreiding van de nederzettingen (1) stond ondertussen gesprekken met de Palestijnen in de weg. Daardoor nam de onrust onder de Palestijnen in de bezette gebieden
Donderdag 3 mei 2018
steeds verder toe, met als gevolg onder meer de Eerste Intifada (1987-1993) en de Tweede Intifada (2000-2003). Na bijna negenhonderd doden en zevenduizend gewonden besluit Israël in 2002 een 665 kilometer lange grensafscheiding (2 en 3) te bouwen grofweg langs de grens met de Westelijke Jordaanoever. Het aantal aanslagen in Israël daalde door deze ingreep met 90 procent. Er wordt dezer dagen weer volop actie gevoerd door Palestijnen bij de grens met de Gazastrook. (4) Sinds de protesten op 30 maart begonnen, zijn tientallen Palestijnen om het leven ge-
komen. Meer dan vijfduizend anderen liepen letsel op. De betogers zeggen dat ze hopen te bereiken dat vluchtelingen en hun nakomelingen ooit kunnen terugkeren naar hun oude grondgebied van voor de stichting van de staat Israël. Voor hun strijd krijgen de Palestijnen steeds minder steun van Arabische soennitische landen die in Israël een potentiële partner zien in de machtsstrijd met Iran. Op Amerikaanse steun hoeven de Palestijnen ook niet te rekenen, helemaal sinds president Donald Trump (5, bij de
Klaagmuur) Jeruzalem wil erkennen als hoofdstad van Israël en de Amerikaanse ambassade wil verplaatsen naar Jeruzalem. Arabische landen reageerden opvallend mild op het besluit van Trump. Nu de Iraanse invloed zich steeds meer uitbreidt in het Midden-Oosten is een confrontatie tussen de aartsvijanden Israël en Iran niet uitgesloten. De Israëlische premier Netanyahu (6) liet onlangs op een grote conferentie over veiligheid en defensie in München een stuk van een boven Israëlisch grondgebied neer-
geschoten Iraanse drone laten zien. Hij zei daarbij dat Iran de grootste bedreiging voor de wereld vormt en dat Israël niet zal toestaan dat ,,het regime in Teheran een strop van terreur om onze nek hangt”. Soennitische Arabische landen en Israël erkennen elkaar als bondgenoten in de strijd tegen het sjiitische Iran. Het Midden-Oosten gaat daarmee een nieuwe fase in. Het IsraëlischPalestijnse conflict is, ondanks opflikkeringen zoals de rellen bij de Gazastrook, grotendeels irrelevant geworden.
Donderdag 3 mei 2018
IsraĂŤl
13
Israël
Donderdag 3 mei 2018
15
Uit de diaspora Te mogen terugkeren is een beklemmend voorrecht Bij aankomst in Israël in 1964 vond ik het een voorrecht geboren te zijn in een periode waarin het voor Joden eindelijk mogelijk was terug te kunnen keren naar ons land Israël. Maar ik besefte ook dat de hunkering naar het oude en het bekende met kracht onderdrukt zou moeten worden. Ruth de Jong-Hotze
I
k was doodziek toen ik in 1964 voor het eerst in Israël aankwam. Het oude propellervliegtuig had op Cyprus een noodlanding moeten maken. Na een verblijf van een week op het eiland, waar toen nog een oorlog woedde tussen Turken en Griekse Cyprioten, werden we verscheept in een oud, roestig vrachtschip. Ik heb het nauwelijks gemerkt toen we in de haven van Haifa aanmeerden. En ik had me er zo op verheugd het land Israël te zien naderen. Het was doodstil in de haven. De vooravond van het Joodse Nieuwjaar. Op de kade kon ik me nauwelijks staande houden. En toen herinnerde ik mij het briefje dat in Zweden nog op het laatste moment in mijn zak werd gestopt met een adres in Haifa ‘voor als er iets mocht zijn’. Een aardige scheepsjongen bestelde voor mij een taxi. Tussen grauwe, fantasieloze woningblokken racete de oude Chevrolet de helling van het Carmelgebergte op. De auto had vrij baan: er was geen verkeer op straat. Met mijn koortsige hoofd zag ik opschriften in het Hebreeuws. De winkels waren klein en armoedig, de straten stoffig en vuil na een lange hete zomer. Ik zag nog ruïnes van mooie grote stenen huizen, een moskee waar op het dak een boom was gaan groeien. Katten en schurftige honden bij uitpuilende vuilnisbakken. De taxi stopte in een uitgestorven straat met verdorde voortuinen. Een uitgewoond trappenhuis, de chauffeur moest me ondersteunen. Een verveloze deur, met een mezoezakoker aan de deurpost. We belden aan, een oude man met hoed deed open. Achter hem stond een bleke, trieste vrouw met een donkerblauwe hoofddoek. Hij sprak Duits met haar. Ze zagen meteen wat er aan de hand was. De vrouw leidde mij voorzichtig naar een zijkamertje dat vol stond met boeken met Duitse opschriften. Het was er gloeiend heet en benauwd. Ik werd neergelegd op een pluche sofa. Ik viel gelijk in slaap.Toen ik wakker werd, was het nacht en er was overal geluid om me heen. Er werd luid gezongen in de buurhuizen. ‘Shana tova, shana tova! Gelukkig Nieuwjaar, goed nieuwjaar!’, klonk het uren als een mantra door mijn koortsig hoofd. Tegelijkertijd hing in het verstilde huis nog de herinnering aan de verschrikkingen van de Shoa, de foto’s van overledenen aan de muren spraken voor zich. Er was niets oosters in dit huis te bespeuren. Na drie dagen voelde ik me sterk genoeg om de reis voort te zetten.
Mijn bestemming was uiteindelijk Jeruzalem! Jeruzalem, dat van ouds voor mij een magische klank had. Ik was opgewonden, nerveus zelfs. Vervreemdend In een zogenaamd sherut-busje ging ik vanaf het oude busstation beneden aan zee op weg naar Jeruzalem. Ik zag in de benedenstad veel Arabieren rondlopen met witte kaffia’s. Vrouwen met geborduurde voorschoten droegen kruiken op hun hoofd en ze liepen op blotevoeten. Hier en daar zag ik zelfs een kameel. In de haven lag een modern grijs oorlogsschip waarop de Israëlische vlag wapperde. Toen voelde ik al dat die combinatie in het straatbeeld niet klopte. Maar ik kon het geen naam geven. Hier was toch het Oosten begonnen waarvan ik op Cyprus al had mogen proeven? Wel, hing er een sfeer van een nieuw, bruisend begin, waarin het absoluut niet duidelijk was waar het heen zou gaan. Ik hoorde overal om mij heen Duits praten, ik zag naamborden zoals Hamburger, Hollander, Berliner op onmiskenbaar Arabische huizen. Het voelde eigen en tegelijkertijd vervreemdend aan. Op de trottoirs zag ik mooie jonge mensen lopen, zelfverzekerd en stoer, de meisjes gekleed in een uiterst korte shorts, lopend op minimale sandalen, op het hoofd de nationale ‘kowwa’, het nonchalent gedragen hoofddeksel voor zowel man als vrouw. Nergens zag ik chic of mondain, make-up, bleek mij later, was uit den boze. ‘Burgerlijk’ werd het genoemd
Maar het beloofde zoveel en het was zo interessant, het was zo anders dan ik gewend was, maar ook zo bekend
in deze ver doorgevoerde socialistische staat. Daarnaast zag ik schilderachtig uitgedoste bedelaars, van wie het mij niet duidelijk was of het Arabieren of Joden betrof. Dat gold ook voor de mensen in het busje. Waren dit nu allemaal Joden? Er zat een chassidische Jood, die in een gebedenboek las, hij had een bontmuts op en aan zijn benen zag ik slobkousen en schoenen met gespen. Hij had lange pijpekrullen langs zijn gezicht hangen, die heen en weer slingerden
Een Arabisch-Israëlische moslim passeert een ultra-orthodoxe jood in de Oude Stad van Jeruzalem. De botsing tussen de verschillende culturen leidt niet zelden tot nationalistische, religieuze, en etnische spanningen. Foto: EPA
terwijl hij bad. Maar hoe groot ook de verschillen, de mensen spraken heel vrij met elkaar, Ivriet, het moderne Hebreeuws. Dat te horen spreken, was een indringende ervaring voor mij. Ik had alleen het Bijbelse Hebreeuws geleerd. Alles wat ik langs het raampje zag voorbij gaan, zag er grijs en armoedig uit, geen spoor van luxe was er te bespeuren en de huizenrijen deden me denken aan foto’s van trieste steden in Oost-Europa. Het was gewoon niet mooi, alles leek uit een stans gekomen te zijn, maar dat werd weer tegengesproken door de aanwezigheid van een sterke, opgewonden energie, die nog in kracht werd vermeerderd door de felle zon en de wetenschap in onze nieuwe staat te zijn aangekomen. Langs de kustweg richting Tel Aviv zag ik de restanten van verwoeste dorpen, nog daterend uit de Onafhankelijksoorlog, meende ik. Ik vroeg me niet af wat er met de bewoners van die dorpen was gebeurd. Ze hadden vast hun verdiende loon gekregen. Halverwege Tel Aviv werd een stop gemaakt bij een kioskje in het duinzand, de Middellandse Zee was verblindend blauw. Ik kreeg een waterijsje van iemand die een beetje Engels sprak. Nog nooit proefde ik zoiets lekkers in die uitputtende hitte. Het busstation van Tel Aviv bleek een helse plek, een kakofonie van claxons en geschreeuw van kooplieden die water en zonnebloempitten verkochten - de nationale ‘kauwgom’ - de vloer van het busje lag er vol mee. Het was er ronduit smerig. Nieuwe immigranten uit Arabische landen zaten op in lakens gepakte huisraad op bussen te wachten. Vrouwen met tatouages of door henna oranjegekleurde haren.Veel van hen hadden oogziekten en tandeloze monden. Ze
hadden verwilderde blikken in hun ogen. Iemand vertelde mij dat velen van hen maandenlang door de woestijn hadden gelopen. Wrakken En toen waren we opeens op de weg naar Jeruzalem. Hier en daar waren in het nog kale landschap groene oases van oude Joodse nederzettingen te zien. Langzaam ging de weg stijgen en zag ik langs de weg wrakken van primitief gepantserde auto’s, vaak doorzeefd van kogelgaten. Hier reden wij op de corridorweg naar Jeruzalem die met zoveel
Het straatbeeld klopte niet. Maar ik kon het geen naam geven. Hier was toch het Oosten begonnen?
bloed veroverd was op het Arabische legioen. Overal was jonge aanplant van dennen en cypressen langs de weg. Ineens riep iemand in het busje: Jerushalayim! Jerushalayim! Iedereen bukte zich om door de stoffige voorruit van het busje de contouren van de heilige stad te zien liggen. Een prachtige zonsondergang hulde de gebouwen in een gouden licht. Ik voelde niets meer van vermoeidheid of van de uitputtende hitte, de stof en het zweet. Daar lag de
stad en echt! Het was geen sprookje! Spontaan begon iemand een loflied op de stad te zingen en al gauw viel iedereen in. En hoger ging het, steeds hoger en ik begreep nu wat het woord ‘aliyah’ betekende. Het opgaan naar Jeruzalem, het woord dat gebruikt wordt als een Jood naar het land, het eigen land, terugkeert. Ik voelde mij zeer bevoorrecht geboren te zijn in een periode dat wij eindelijk weer naar ons land konden terugkeren. Ik voelde ook iets van beklemming. Dit zou niet gemakkelijk gaan worden. Maar ik wist ook dat ik niet alleen was. Iedereen om mij heen had zijn land achter zich gelaten en moest net als ik, met elkaar, proberen wortel te schieten in een land dat zoveel eeuwen in handen van andere volkeren was geweest en die hun stempel zo diep daarop hadden gedrukt. De hunkering naar het oude, het bekende, zou met kracht onderdrukt moeten worden. Hoe? Ik wist het niet. Maar het beloofde zoveel en het was zo interessant, het was zo anders dan ik gewend was, maar ook zo bekend. Ik wist op een diep niveau dat hier mijn levensopdracht lag, maar dat ik ook nog een lange weg te gaan had. Toen de schuifdeur van het busje openging en ik me met mijn koffer naar buiten wrong, riep iemand: ‘Welkom in Jerushalayim!’ Het was bijna donker, en er blies een koele wind. Ik hoorde het bijna jankend geluid van muezzins over de Joodse huizen gaan. Het was romantisch en beangstigend gelijk. Ruth de Jong Hotze heeft jarenlang columns geschreven voor het Friesch Dagblad. Ze woont in het dorp Peqi’in in Hoog Galilea, in het noorden van Israël
18
Israël
Donderdag 3 mei 2018
Erkenning Israël in het Midden-Oosten: van zo Het is een misvatting te denken dat in het Midden-Oosten de strijd tussen Israël en de Palestijnen nog steeds de oorzaak is van vrijwel alle problemen in de regio. Arabische landen zoeken steeds meer toenadering tot Israël. Martin Janssen
I
n 1947 accepteerden de Verenigde Naties het ‘Partition Plan for Palestine’, dat beoogde een Palestijnse en een Israëlische staat op te richten met een aparte status voor Jeruzalem. Dit plan was vanaf het prille begin gedoemd te mislukken omdat het door de voltallige Arabische wereld werd afgewezen. David ben Gurion riep daarom op 14 mei 1948 de staat Israël uit en een dag later werd deze nieuwe staat aangevallen door Arabische legers met de bedoeling Israël te vernietigen. Israël zou echter in zowel deze als latere oorlogen zegevieren en zeventig jaar na dato is het bestaan van Israël een feit dat niet langer ontkend kan worden. Niemand kan de correlatie verloochenen tussen de Europese Holocaust en het ontstaan van Israël, maar de laatste jaren zijn er in kringen van westerse academici stemmen opgegaan die suggereren dat Israël de Holocaust zou misbruiken om westerse regeringen te chanteren. In het Midden-Oosten wordt men inderdaad vrijwel wekelijks met het verhaal van de Holocaust geconfronteerd maar Israël is hier niet debet aan. Het betreft hier steeds Iraanse politici of Arabische televisie-presentatoren die ontkennen dat de Holocaust zou hebben plaatsgevonden of deze in een curieuze historische contekst plaatsen. De Palestijnse president Mahmoud Abbas bijvoorbeeld schreef in 1982 een boek waarvan in 2011 een bewerking verscheen onder de titel De andere zijde: de geheime relaties tussen het Nazisme en Zionisme. Hierin sprak Abbas onder meer zijn twijfels uit over het bestaan van gaskamers tijdens de Tweede Wereldoorlog en hij beweerde verder dat de zionistische beweging de genocide van Europese Joden had bevorderd door met de nazi’s samen te werken. Na de oorlog zou de zionistische beweging alles in het werk hebben gesteld om te voorkomen dat Joden zich in Europese landen konden vestigen met de feitelijke bedoeling om hun migratie naar Palestina onvermijdelijk te maken. Op internationaal niveau zijn er momenteel tot binnen de Verenigde Naties groeperingen actief die de Joodse wortels van Jeruzalem ontkennen en die beweren dat er geen historische banden bestaan tussen het Joodse volk en het Heilige Land. Het betoog van Mahmoud Abbas dient de in zijn ogen mythe der Holocaust te ontkrachten die uiteindelijk een belangrijke beweegreden was geweest voor het vertrek van Europese Joden naar het Heilige Land. Politieke islam Ten tijde van de stichting van Israël waren er in de meeste Arabische landen regimes aan de macht die een socialistisch profiel hadden en de ideologie van het Arabisch nationalisme
aanhingen. Het waren seculiere regimes en het Palestijns-Israëlische vraagstuk werd daarom in het raamwerk geplaatst van een Palestijnse nationale strijd voor zelfbeschikking. De religieuze component leek afwezig - maar dat was slechts schijn. Kemal Atatürk in Turkije, Shah Pahlavi in Perzië en president Nasser in Egypte - om enkelen te noemen - hadden met voortvarendheid de modernisering van hun samenlevingen ingezet maar het waren vooral de stedelijke elites in hun landen die deze agenda omarmden. Het conservatieve platteland bleef diep religieus en wees deze modernisering af als onislamitisch. Organisaties zoals de Moslimbroeders bouwden voort op dit conservatisme. De Egyptische Moslimbroeders hadden reeds in 1948 hun eigen kaders gestuurd om tegen Israël te vechten en zij werden uitsluitend gedreven door religieuze motieven. Palestina was voor hen een onlosmakelijk onderdeel van de islamitische Ummah (de wereldwijde islamitische gemeenschap) en het was daarom onvoorstelbaar dat het Joodse volk dat in de Koran door Allah wordt vervloekt hier een eigen staat zou stichten. Het waren de door de Arabieren verloren oorlogen tegen Israël in 1948 en 1967 die het einde inluidden van het Arabische nationalisme, en het hierdoor ontstane vacuüm werd geleidelijk aan opgevuld door allerlei vormen van politieke islam. Het bestaan van de Palestijnse Hamas toont aan dat de strijd met Israël voor de islamitische wereld in essentie een conflict van religieuze aard is. Vooral in Europa wordt dit laatste moeilijk begrepen. Dankbare bliksemafleider De Arabische regimes die na de Tweede Wereldoorlog aan de macht kwamen, bleken niet in staat om hun landen werkelijk te ontwikkelen en lagen bovendien voortdurend met elkaar overhoop. Dit werd altijd duidelijk tijdens bijeenkomsten van de Arabische Liga. Het Israëlisch-Palestijnse conflict diende hierbij altijd als een dankbare bliksemafleider. In slotcommuniqués werd altijd eendrachtig de Israëlische ‘agressie’ veroordeeld en lippendienst bewezen aan hun Palestijnse broeders die ze ondertussen in kampen lieten wegkwijnen. Hierdoor ontstond het beeld dat de strijd tussen Israël en de Palestijnen de oorzaak was van vrijwel alle problemen in de regio. De Arabische wereld slaagde erin om Europa hiervan te overtuigen maar het was de Arabische Lente van 2011 die dit idee verbrijzelde. Van Tunesië tot Jemen braken er onlusten uit die in geen enkel verband stonden met het Palestijnse vraagstuk. De oorlogen en burgeroorlogen die momenteel grote delen van het Midden-Oosten teisteren, zouden Europa duidelijk moeten maken dat de werkelijke problematiek in deze regio elders ligt. Veel Arabische staten zijn al tot de conclusie gekomen dat
het naar regionale hegemonie strevende Iran het werkelijke probleem in het Midden-Oosten is. Veelzeggend is hierbij dat de twee niet-Arabische staten Iran en Turkije de nieuwe Palestijnse beschermheren zijn. En ze vinden hierbij de Europese Unie aan hun zijd,e die van Syrië tot Libië haar machteloosheid heeft bewezen maar die in het Palestijnse vraagstuk een laatste kans ziet om in deze regio relevantie te claimen. Een toenemend aantal Arabische soennitische landen wil het Palestijnse vraagstuk zo snel mogelijk uit de wereld helpen omdat het een struikelblok vormt om op politiek, militair en economisch gebied direct met Israël zaken te kunnen doen. Aanspraken op Jeruzalem Na de Holocaust, die niet in de islamitische wereld maar in het christelijke Europa plaatsvond, begonnen kerken toenadering te zoeken tot het jodendom. Er werden belangrijke theologische vorderingen gemaakt maar deze joods-christelijke dialoog lijkt in toenemende mate gegijzeld te worden door de interreligieuze ontmoetingen tussen het christendom en de islam. Christelijke kerken hebben de mantra van de drie Abrahamitische godsdiensten geaccepteerd, waarbij genegeerd wordt dat de islam in essentie de ontkenning is van de Bijbelse Heilsgeschiedenis. De stad Jeruzalem vormt hierbij een scharnierpunt omdat de islamitische claims op deze stad de Joodse wortels ervan proberen te ontkennen. De storm van verontwaardiging die in de islamitische wereld ontstond nadat
Arabische regeringsleiders manoeuvreren voorzichtig omdat hun volkeren negatieve gevoelens koesteren over Israël. Maar er is een kentering gaande
De Israëlische premier Benjamin Netanyahu legt in een speech uit hoe wwww
de Amerikaanse president Trump de stad Jeruzalem had erkend als de hoofdstad van Israël maakte duidelijk dat de aanspraak van de Palestijnen op Jeruzalem vooral van theologische aard is. De theologische claim van de islam op Jeruzalem is echter zwak en uitsluitend gebaseerd op hoofdstuk 17 van de Koran. Dat begint met de woorden ‘Lofprijzing aan Hem, die Zijn dienaar des nachts deed reizen van de gewijde moskee naar de verst verwijderde moskee waarvan Wij de omtrek gezegend hebben’. ‘De gewijde moskee’ kan probleemloos worden geïdentificeerd als de Kaaba in Mekka. Maar de ‘de verst verwijderde moskee’ is problematischer. Volgens de islamitische traditie plaatst zou hiermee Jeruzalem worden bedoeld. De Arabische veroveraars bereikten Jeruzalem echter pas in 638, wat betekent dat er ten tijde van de profeet Mohammed geen moskee te bespeuren was in Jeruzalem. Vergeleken met het belang van Jeruzalem in de
joodse en christelijke heilsgeschiedenis zijn de theologische aanspraken van de islam op Jeruzalem dus uiterst mager. Iraanse dreiging Afgelopen 19 april richtte de Iraanse generaal Hossein Salami zich in dreigende bewoordingen rechtstreeks tot Israël. Hij beloofde dat ,,iedere oorlog zal resulteren in jullie vernietiging. Jullie hebben slechts de zee als ontsnappingsroute”. De generaal wees er - terecht - op dat het zogenaamde ‘verzetsfront’ in de regio sterker was dan ooit en dat alle toekomstige oorlogen met Israël langdurig zullen zijn en pas zullen worden beëindigd nadat Israël volledig van de kaart is geveegd. De Iraanse generaal raadde Israël tevens aan om niet langer op het Westen te rekenen. De Iraanse dreigementen aan het adres van Israël zijn recentelijk sterk toegenomen als gevolg van Israëlische bombardementen op Iraanse militaire bases in Syrië. Iraanse bedreigin-
gen zijn geen nieuw verschijnsel maar dat Israël deze momenteel serieus neemt, is wél een recente ontwikkeling. De oorlogen tegen Israël in het verleden hadden altijd geresulteerd in de nederlaag van Arabische legers. Dat had de regionale machten duidelijk gemaakt dat het militair superieure en nucleaire Israël niet op deze wijze kon worden vernietigd. Sinds de Arabisch-Israëlische oorlog van 1973 hebben zich drie ontwikkelingen voltrokken die het machtsevenwicht in de regio fundamenteel wijzigden. Allereerst waren het altijd Arabische soennitische staten geweest die in het verleden oorlog voerden tegen Israël, waarbij de steun voor de Palestijnen de belangrijkste drijfveer was. Iran, dat toen nog door de seculiere Shah Pahlavi werd geregeerd, hield zich steeds afzijdig. Sinds de Iraanse islamitische revolutie van 1979 is het echter het sjiietische Iran dat het voortouw heeft genomen in de strijd tegen Israël. Als
Israël
Donderdag 3 mei 2018
19
ondebok tot bondgenoot
wwww gevaarlijk de zogeheten ‘sjiietische halve maan’ is voor Israël. De Iraanse invloed rukt via Irak, Syrië en Libanon steeds verder op in het Midden-Oosten. Foto: AFP
gevolg hiervan begonnen Arabische soennitische staten zich hiervan te distantiëren. Vervolgens is het sinds de Israelisch-Libanese oorlog van 1982 duidelijk geworden dat Israël niet langer door staten maar door niet-statelijke terroristische organisaties bedreigd wordt. De belangrijkste hiervan zijn de Libanese sjiietische Hezbollah en de beide soennitische bewegingen Islamitische Jihad en Hamas in de Gaza strook. Deze organisaties zijn alle drie in de Iraanse invloedsfeer terechtgekomen, waardoor ze zich in Arabische ogen steeds meer diskwalificeren. Aanvankelijk vochten deze terroristische organisaties een guerrilla-oorlog tegen Israël. Dat veranderde door Iraanse financiering en bewapening. De organisaties begonnen raketten af te vuren op Israëlische stedelijke centra, wat Israël dwong tot de ontwikkeling van raketafweer zoals de Iron Dome en David’s Sling. Ongemerkt werd Israël hierdoor in het defensief gedwon-
gen. De niet-statelijke organisaties bleken gevaarlijker dan staten. Arabische staten werden, onder meer door de desastreuze gevolgen van de Arabische Lente van 2011, intern verzwakt terwijl Iran en de door Iran bewapende milities juist steeds sterker werden. Dit zette de derde en belangrijkste regionale verandering in gang, die eruit bestond dat Arabische staten toenadering zoeken tot Israël. Zij hebben begrepen dat Israël een ‘strong horse’ is in de regio. De recente opmerking van de Saudische kroonprins Mohammed bin Salman dat Israël recht van bestaan heeft, bevestigde deze tendens. Aardgas Te vaak wordt ten onrechte aangenomen dat de Arabische toenadering tot Israël uitsluitend wordt ingegeven door een gedeelde angst voor Iran. In de Middellandse Zee zijn grote aardgasvoorraden ontdekt, wat tot economische samenwerking tussen
Veel Arabische staten concluderen dat het naar hegemonie strevende Iran het werkelijke probleem in het Midden-Oosten is
Israël en Egypte leidde. In de regio van de Rode Zee maken Arabische landen zich in toenemende mate zorgen over de steeds agressievere Turkse politiek. Turkije heeft contracten gesloten met Sudan om hier militaire bases te vestigen. Ook de Turkse invasie in noordelijk Syrië en de dreigementen van de Turkse president Erdogan jegens Irak vallen slecht in de Arabische wereld. Egypte, dat nauwelijks sjiietische moslims heeft en dat geografisch ver verwijderd is van Iran, deelt niet de zorgen van de Golfstaten over Iran. De bestrijding van soennitisch terrorisme, de situatie in de Sinaï-woestijn en Hamas in de Gazastrook zijn echter problemen die Egypte steeds meer in Israëlische armen dreven. Jordanië ziet zich in het zuiden van Syrië met exact dezelfde gevaren geconfronteerd als Israël, wat tot onderlinge coördinatie noopt. Egypte en Jordanië zijn tot op heden de enige twee Arabische staten die een vredesverdrag met Israël hebben.
Het is correct dat Arabische regeringsleiders voorzichtig dienen te manoeuvreren omdat hun volkeren in verband met het Palestijnse conflict negatieve gevoelens over Israël koesteren. Maar ook hier valt een kentering waar te nemen. Faisel alKasim is een bekende presentator bij de Arabische zender al-Jazeera. Op 10 februari plaatste hij een Tweet waarin hij zijn kijkers de volgende vraag voorlegde: ‘Stel dat er in Syrië een oorlog uitbreekt tussen enerzijds Israël en anderzijds Iran en haar milities. Welke zijde zou jij dan steunen?’. In een mum van tijd hadden 23.000 Arabische kijkers hun stem uitgebracht en zelfs al-Jazeera was verbaasd. Ruim 56 procent had namelijk geantwoord dat ze in dat geval Israël zou steunen. Het is een uitkomst waar Israël in 1948 slechts van had kunnen dromen. Martin Janssen is arabist. Hij woont in de Jordaanse hoofdstad Amman
Israël
Donderdag 3 mei 2018
21
Ontheemd Het hopeloze verlangen naar een Palestijns thuis Eén geschiedenis, twee tegengestelde historische ervaringen: waar Israëli’s de zeventigste geboortedag van hun land vieren, herdenken de Palestijnen wat zij ‘de catastrofe’ noemen, al-Nakba. Door herinneren op te halen, houden ze hun claim op het land levend. Jan Ybema
Z
o’n driekwart miljoen Palestijnen sloegen op de vlucht of werden verdreven uit hun huizen en van hun landerijen tussen eind 1947 en begin 1949, voor, tijdens en na de Israëlische onafhankelijkheidsoorlog. Ruim vierhonderd dorpen werden verwoest. In welke mate de uittocht het gevolg was van de oorlogschaos en in welke mate sprake was van een doelbewust plan van de Joodse paramilitaire organisatie Haganah om de Palestijnen te verdrijven, is tot op heden onderwerp van discussie onder Israëlische historici. Het resultaat was in ieder geval dat zo’n 80 procent van de Arabische bevolking vertrok uit het gebied dat Israël werd, onder wie zo’n 60.000 Palestijnse christenen. De verlaten huizen en landerijen werden wettelijk onteigend en door Israël in gebruik genomen, zodat de gevluchte Palestijnen de mogelijkheid en het recht verloren naar huis terug te keren. De stichting van een Joodse staat op land dat de Arabieren als het hunne beschouwden, de vlucht en verdrijving van de Palestijnen, de Arabische nederlaag in de Israëlische onafhankelijkheidsoorlog: dat alles is wat de Palestijnen omschrijven als ‘de catastrofe’. Die Nakba is een open wond gebleven, het ijkpunt in het Palestijnse collectief geheugen, een gebeurtenis die maar geen verleden wil worden. Herdenkingscultuur Vooral de laatste decennia is een ware herdenkingscultuur rond de Nakba tot ontwikkeling gekomen. Dat geldt in de eerste plaats voor de Arabische vluchtelingen van 1948 en hun nakomelingen. Toen in onderhandelingen voor de Oslo-akkoorden in de jaren negentig hun recht op terugkeer dreigde te worden opgegeven, gaf dat aanleiding tot het grootschalig vastleggen van mondelinge geschiedenissen, oral histories, van in 1948 gevluchte Palestijnen. Ook zijn over tientallen verlaten en verwoeste dorpen intussen gedenkboeken verschenen, plaatsnamen verzameld, plattegronden getekend. Dit vastleggen van het eigen verleden, het scheppen van een collectief geheugen, droeg tegelijk bij aan de Palestijnse natievorming. Vluchtelingen én hun nakomelingen houden de herinnering levend aan een thuis dat ze in 1948 ontvluchtten door grote sleutels te verven op hun voordeur of een sleuteltje in de auto op te hangen: ‘we gaan uiteindelijk weer naar huis’. Zo koesteren de Palestijnen hun recht op te-
rugkeer, dat ze onvervreemdbaar achten. Hoewel VN-resoluties keer op keer dat recht op terugkeer bevestigd hebben, getuigt het allang niet meer van realiteitszin om te verwachten dat de vluchtelingen en al hun nakomelingen - intussen meer dan vier miljoen mensen - ooit allemaal naar Israël zullen kunnen terugkeren als onderdeel van een onderhandelde vredesovereenkomst. Vanwaar dan toch die vasthoudendheid? Juist rond 1948 sloegen wereldwijd immers oo ontelbaar veel andere mensen op de vlucht: zo’n twaalf miljoen Duitsers uit Middenen Oost-Europa, pakweg vijftien miljoen moslims en hindoes tijdens de deling van India en Pakistan. Hoe wreed en onrechtvaardig die zuiveringen en verdrijvingen ook waren, tegenwoordig hebben de nazaten van de vluchtelingen van toen zich min of meer neergelegd bij een nieuw leven op een andere plek. Ze verlangen er niet meer naar terug te keren. Vluchtelingenstatus Waarom Palestijnen dan wel? Dat zij blijven hopen op terugkeer, hangt ten eerste samen met het feit dat geen van hun nieuwe gastlanden ooit een echt thuisland geworden is. Heimatvertriebenen konden terecht in Duitsland, moslims en hindoes vonden in Pakistanrespectievelijk India een eigen thuis. Maar in de Arabische buurlanden waar de Palestijnen terechtkwamen, zijn ze altijd tweederangsburgers gebleven, grotendeels gesegregeerd levend in kampen die intussen tot hele dorpen en wijken zijn uitgegroeid. Integratie van de Palestijnen in de buurlanden en het opgeven van de vluchtelingenstatus zou ook het opgeven van het recht op terugkeer betekenen. De Palestijnen en de buurlanden zouden daarmee impliciet de gebeurtenissen van 1948 accepteren en daar voelen ze niets voor. Ten tweede blijft het verlangen naar terugkeer levend omdat het volgens de Palestijnen genoegdoening zou betekenen voor wat ze beschouwen als het onrecht dat Israël hen sinds 1948 is blijven aandoen. Want ook voor de Palestijnen op de Westoever en de Gazastrook is de Nakba gevoelsmatig nog steeds niet voorbij. Vooral sinds de verovering en bezetting van die gebieden in 1967 laat hun situatie immers in veel opzichten te wensen over: de scheidingsmuur, de checkpoints, de blokkade van Gaza, de nederzettingenbouw, landonteigening, de geweigerde toegang tot landerijen, de moeilijkheden om aan vergunningen te komen, de ongelijke verdeling van water, zoals gedocumenteerd door kritische
De sleutel symboliseert voor de vluchtelingen én hun nakomelingen de hoop op terugkeer. Foto: EPA
Dat de Palestijnen blijven hopen op terugkeer, hangt samen met het feit dat geen van hun nieuwe gastlanden ooit een echt thuis geworden is
Israëlische ngo’s en VN-commissies die rapporteren over Israëls naleving van internationale conventies. Ten derde blijft de belofte van terugkeer, de nostalgie over het leven vóór 1948, bestaan doordat de Palestijnen geen succes hebben weten te maken van hun zelfbestuur in Gaza
en op de kleine, versnipperde delen van de Westelijke Jordaanoever waarover ze volgens de Oslo-akkoorden controle mogen uitoefenen. Hoe ingewikkeld besturen in zo’n gefragmenteerd territorium ook is, dat de Palestijnse gebieden kampen met corruptie, wanbestuur, politieke stammenstrijd, een mislukte democratie, een falend rechtssysteem, gebrekkige pers- en meningsvrijheid en schrijnende milieuvervuiling, moet vooral de Palestijnse Autoriteit en de bevolking zelf worden aangerekend. Herinneringsmoeheid Een onafhankelijk Palestijns thuisland is er in feite nooit geweest, ook niet vóór 1948. Dat feit maakt de vlucht en verdrijving van huis en haard natuurlijk niet minder ernstig. Maar van een georganiseerde Palestijnse nationale beweging van enige betekenis is pas vanaf eind jaren zestig sprake. De ‘Palestijnse natie’ is dus een betrekkelijk recente constructie, die pas in de confrontatie met de Israëlische ‘ander’ tot volle ontwikkeling gekomen is. De hedendaagse generatie Palestijnen groeit enerzijds op met een sterk besef van nationale identiteit, maar tegelijk zonder persoonlijke
herinneringen aan het land waaruit hun voorouders gevlucht zijn. Ze worden opgevoed met geromantiseerde verhalen over de Arabische plattelandsidylle van vóór 1948, maar steeds meer jongeren hebben daar geen boodschap meer aan. Nu de droom van een Palestijnse staat vervlogen is en de misère maar aanhoudt, vinden ze in het verleden geen aanknopingspunten meer om hoop uit te putten voor de toekomst. In de tang gehouden door Israël, teleurgesteld door het eigen zelfbestuur, in de steek gelaten door de Arabische buurlanden: dat is zo’n beetje de Palestijnse balans, zeventig jaar na 1948. Heel wat jongeren willen vooral weg, emigreren naar een beter leven, het verleden vergeten. Want zeventig jaar lang in diaspora leven en terugverlangen naar huis is lang. Maar er zijn volken die dat nog veel langer hebben volgehouden. Zullen de Palestijnen juist hierin een voorbeeld willen nemen aan het joodse volk? Het klinkt als een belofte en een dreigement ineen. Jan Ybema volgt de master Midden-Oostenstudies en verbleef drie maanden voor stage in Jeruzalem