18 minute read

Warempel, het was Lea’ Over (we)hinneh als partikel dat mirativiteit markeert

Next Article
Hoofdredactioneel

Hoofdredactioneel

Leanie de Kok-van Deelen

Dit artikel laat zien welk licht nieuwe taalkundige inzichten over ‘mirativiteit’ werpen op het Hebreeuwse partikel hinneh. Uitgelegd wordt wat mirativiteit inhoudt en in hoeverre hinneh een miratief partikel is. Het blijkt dat verbinding tussen mirativiteit en hinneh het duidelijkst naar voren komt bij de vorm wehinneh, waarin het partikel direct verbonden is met het voegwoord we- (‘en’). Vervolgens wordt beschreven hoe de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling zijn omgegaan met wehinneh. Ten slotte worden enkele concrete vertaalvoorstellen gedaan met het oog op de revisie van de NBV.

Jakob beklaagt zich bij Laban dat deze hem Lea in plaats van Rachel tot vrouw heeft gegeven. Gravure van Daniël van den Bremden en Adriaen Pietersz. van der Venne. © Rijksmuseum, Amsterdam. (Foto: Rijksstudio)

In Genesis 29 lezen we hoe Jakob na zijn langverwachte huwelijksnacht tot een verbijsterende ontdekking komt: het was

Lea. Jakobs ontgoocheling wordt in het Hebreeuws ingeleid door het woordje wehinneh. Welke functie heeft dit woord en hoe moet je het vertalen?

De gravure bij de opening van dit artikel 1 spreekt bij veel bijbellezers tot de verbeelding. Het betreft de geschiedenis van Jakob, die zeven jaar de schapen van zijn oom Laban moet hoeden om te kunnen trouwen met diens knappe dochter Rachel. Aan het eind daarvan volgt een dramatische ontknoping:

En het gebeurde ’s morgens, wehinneh, het was Lea (Genesis 29:25a). 2

Op de gravure komt Jakob verhaal halen bij Laban. Over het Hebreeuwse partikel hinneh dat we in deze geschiedenis aantreffen, hebben veel taalkundigen zich het hoofd gebroken. Het partikel, dat voorkomt in de vormen hen, hinneh en wehinneh, kent meer dan duizend vindplaatsen in de Hebreeuwse Bijbel. De vertalers van de Septuagint kozen er in de meeste gevallen voor om het te vertalen met (kai) idou (‘en zie’). Onder invloed hiervan is ook in veel traditionele Nederlandse bijbelvertalingen (we)hinneh vertaald met ‘(en) zie(t)’. Zo staat het onder meer in de Statenvertaling (SV), de NBG-vertaling 1951 (NBG 1951) en de Herziene Statenvertaling (HSV).

In woordenboeken en grammatica’s worden de betekenis en functie van hinneh verschillend geduid. Een van de functies die traditioneel aan hinneh wordt toegekend is die van ‘Aufmerksamkeitserreger’, oftewel van partikel dat de aandacht trekt. Het is deze functie van hinneh die recentelijk nader is onderzocht in het kader van nieuwe taalkundige theorievorming omtrent ‘mirativiteit’. De term ‘mirativiteit’ is afkomstig uit de cognitieve linguïstiek; men gebruikt het woord – sinds de jaren negentig van de vorige eeuw – als grammaticale categorie voor taaluitingen die onverwachte of verrassende informatie markeren. In een belangrijk artikel uit 2011 hebben Cynthia Miller-Naudé en Christo van der Merwe voorgesteld om het partikel hinneh te verbinden met de grammaticale categorie ‘mirativiteit’. 3 Een markering van onverwachte informatie: dat is precies ook de functie van wehinneh in het hierboven genoemde voorbeeld uit Genesis 29. Dat Jakob na zijn huwelijksnacht niet Rachel, maar Lea aantreft, is met recht een verrassing te noemen.

In dit artikel wil ik laten zien dat het nieuwe taalkundige inzicht van mirativiteit licht werpt op hinneh. Eerst leg ik uit wat mirativiteit inhoudt. Ten tweede ga ik in op het artikel van Miller-Naudé en Van der Merwe over hinneh. Daaruit blijkt dat de verbinding tussen mirativiteit en hinneh het duidelijkst naar voren komt bij de vorm wehinneh (dus met het Hebreeuwse voegwoord voor ‘en’). In het derde deel beschrijf ik hoe de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) zijn omgegaan met wehinneh. In het vierde deel trek ik consequenties voor het bijbelvertaalwerk en doe ik concrete vertaalvoorstellen.

I. Wat is mirativiteit?

Mirativiteit, afgeleid van het Latijnse woord miror (‘zich verwonderen’ of ‘zich verbazen’), werd door de taalkundige Scott DeLancey in 1997 gedefinieerd als ‘de grammaticale markering van onverwachte informatie’. 4 Andere (latere) definities, zoals ‘de taalkundige codering van verrassing’ 5 of ‘het markeren van het mentaal onvoorbereid-zijn van personage, spreker of hoorder’, 6 komen hier in essentie mee overeen. Volgens DeLancey zijn er genoeg gegevens beschikbaar om te stellen dat mirativiteit een zelfstandige grammaticale categorie is; bovendien is mirativiteit volgens hem universeel: elke taal heeft zijn eigen manier(en) om een verrassing, een plotselinge ontdekking of onverwachte informatie weer te geven. Sommige talen hebben een complexe constructie in het werkwoord, andere een speciale set miratieve voornaamwoorden of partikels. Weer andere talen, zoals het Engels, gebruiken vooral intonatie om verrassing uit te drukken, of omschrijvingen zoals ‘I’m surprised you arrived on time.’ Sinds de publicatie van DeLanceys artikel heeft het onderzoek naar mirativiteit een hoge vlucht genomen. In grammaticabeschrijvingen van allerlei talen is vandaag de dag de term ‘mirativiteit’ te vinden. Als mirativiteit inderdaad universeel is, bestaat deze categorie dan ook in het bijbels Hebreeuws?

II. Hinneh en mirativiteit

In hun artikel beantwoorden Miller-Naudé en Van der Merwe deze vraag positief. Volgens hen heeft ook het Hebreeuws een manier om mirativiteit te markeren: het partikel hinneh. Hoewel dit aansluit bij de reeds lang onderkende functie van hinneh als aandachttrekkend partikel, biedt de moderne taalkunde met het onderzoek naar mirativiteit een nieuwe ingang om deze functie nu systematisch in ogenschouw te nemen. Volgens Miller-Naudé en Van der Merwe is hinneh primair miratief van aard. In sommige gevallen is de nuance van verrassing direct herkenbaar, zoals in het voorbeeld van Jakob en Lea. In andere gevallen is deze nuance echter minder of zelfs niet zichtbaar. Dat komt, zo stellen de auteurs, doordat

het partikel hinneh een verschuiving van betekenis heeft doorgemaakt: het partikel dat in eerste instantie een miratieve betekenis had, heeft in tweede instantie een breder gebruik gekregen.

De auteurs delen de oudtestamentische gevallen van hinneh in drie verschillende categorieën in. In de eerste categorie (veertig procent van alle gevallen) bevinden zich die gevallen waarbij hinneh vooral aanwijzend van aard is: hinneh verwijst naar een concrete entiteit (1), een locatie (2) of een gebeurtenis (3), zoals blijkt uit de volgende voorbeelden:

1. En men berichtte aan de koning: hinneh de profeet Natan (1

Koningen 1:23). 2. En zij zeiden tegen hem: Waar is Sara, uw vrouw? Hij zei: hinneh in de tent (Genesis 18:9). 3. Zo zegt de HEER van de legermachten, de God van Israël: hinneh Ik breng onheil over deze plaats ( Jeremia 19:3a).

In het eerste voorbeeld is het de profeet Natan die zijn entree maakt in het koninklijk paleis. Het is goed voor te stellen dat koning David niet direct voorbereid was op zijn verschijning, met andere woorden: dat er sprake is van nieuwe informatie. Ook de aankondiging van naderend onheil uit het derde voorbeeld bevat nieuwe informatie voor de ontvanger van de boodschap. In deze categorie functioneert hinneh echter niet heel duidelijk als markeerder van mirativiteit. In de tweede categorie (25 procent van de gevallen) komt de verbinding tussen mirativiteit en hinneh wél duidelijk naar voren. De verteller van het verhaal markeert met hinneh het mentale effect op een persoon (of personen). Een persoon doet een waarneming waar hij mentaal niet op is voorbereid. De waarneming heeft verbazing of verrassing tot gevolg, zoals in Rechters 3. In dit hoofdstuk brengt rechter Ehud de zwaarlijvige koning Eglon in het geheim om. Ondertussen vragen de dienaren van de koning zich af waarom de koning maar niet uit zijn vertrek komt. Dan gebeurt het volgende:

4. En zij bleven tot schamens toe wachten, wehinneh, hij opende de deuren van het bovenvertrek niet. Toen namen zij de sleutel en deden open. Wehinneh, hun heer lag dood op de grond (Rechters 3:25).

Dat de koning de deur niet opent en vervolgens niet meer blijkt te leven, is onverwachte, verrassende informatie voor zijn dienaren. Op deze manier komt het partikel niet alleen voor in verhalende tekst,

maar ook in de directe rede. Een voorbeeld daarvan vinden we in 1 Koningen 3, het verhaal van twee vrouwen die bij Salomo komen voor rechtspraak. Een van de vrouwen beweert het volgende:

5. Toen ik ’s morgens opstond om mijn zoon te voeden, wehinneh, hij was dood. Diezelfde morgen echter bekeek ik hem goed, wehinneh, het was mijn zoon niet, die ik gebaard had (1 Koningen 3:21).

In bovenstaande voorbeelden komen personen dus tot de verbijsterende ontdekking dat er doden zijn gevallen. De waarneming hiervan bevat informatie waarop de personages (voorbeeld 4) of de spreker (voorbeeld 5) niet mentaal zijn voorbereid. Hinneh blijkt in deze gevallen dus een duidelijke markeerder van mirativiteit te zijn. Opvallend is dat in deze tweede categorie hinneh bijna altijd voorkomt in combinatie met de conjunctie we (‘en’, ‘maar’). In de laatste categorie (26 procent van de gevallen) lijkt hinneh nauwelijks (meer) een nuance van verrassing te bevatten. In deze categorie worden twee uitspraken met elkaar verbonden door hinneh en is de zin meestal als volgt opgebouwd: ‘hinneh, x[+y] is het geval.’

6. Verder zei hij: hinneh, ik heb gehoord dat er koren in Egypte is (x); trek erheen en koop daar koren voor ons, zodat wij in leven blijven en niet sterven (y) (Genesis 42:2).

De auteurs besluiten hun artikel met een stevige conclusie:

(…) it is unambiguously clear that הִנֵּה is used to point to הִ נ ֵּה something either addressees or characters were not prepared for, it is appropriate to identify the most typical use of הִנֵּה as a הִ נ ֵּה marker of mirativity. 7

Naar mijn idee is hun onderzoek het meest overtuigend voor wat betreft de tweede categorie en – misschien niet toevallig – vrijwel steeds met de vorm wehinneh. Of hun conclusies voor déze categorie inderdaad kunnen worden doorgetrokken naar de andere twee, laat ik aan anderen ter beoordeling. In het vervolg van dit artikel beperk ik mij tot voorbeelden uit categorie 2. Omdat deze categorie vrijwel uitsluitend de vorm wehinneh behelst, staat deze vorm in het volgende deel centraal.

III. Mirativiteit en de NBV

Bij de totstandkoming van de NBV is niet gewerkt met de categorie van

mirativiteit. Bovengenoemde publicatie was destijds immers nog niet verschenen. In hoeverre hebben de NBV-vertalers – dankzij de traditioneel erkende functie van hinneh als aandachttrekkend partikel – de miratieve betekenis van wehinneh toch goed aangevoeld? Om antwoord te vinden op deze vraag zoomen we in op de vertaling van wehinneh in Genesis. Ik kies dit bijbelboek omdat het relatief groot is en geschreven is in niet te ingewikkeld, standaard proza. Bovendien is dit het boek uit de Hebreeuwse Bijbel waarin wehinneh het meest voorkomt (61 keer). Twee dingen vallen op. Ten eerste dat in de meeste gevallen geprobeerd is wehinneh in de vertaling mee te nemen. Blijkbaar zagen de NBV-vertalers het partikel meestal als een element dat wezenlijk bijdraagt aan de betekenis van de tekst. Het tweede dat opvalt, is de manier waarop dat is gedaan. Er wordt namelijk in gevarieerd: van concordantie op woordniveau is geen sprake. Vier vertaalkeuzes worden hier besproken.

1. Expliciteren van een verrassend effect. Een van de manieren waarop de NBV met wehinneh omgaat, is door het verrassende effect in een tekst te expliciteren. Dat gebeurt bijvoorbeeld in Genesis 26, dat verhaalt over Isaak die met zijn vrouw Rebekka in Gerar gaat wonen, vanwege een hongersnood. Om zichzelf en zijn vrouw te beschermen, vertelt Isaak daar niet dat hij met haar getrouwd is, maar doet zich in plaats daarvan voor als haar broer. Dan gebeurt echter het volgende:

En het gebeurde, toen hij daar lange tijd was geweest, dat Abimelech, de koning van de Filistijnen, uit het venster keek en zag, wehinneh, Isaak was zijn vrouw Rebekka aan het liefkozen. (Genesis 26:8)

Voor Abimelech is dit intieme contact dat hij tussen Isaak en Rebekka ziet, zeer onverwacht. Hij was immers in de veronderstelling dat zij broer en zus waren. De NBV-vertalers merken dit verrassende element in het verhaal op en geven wehinneh weer door Abimelechs verbazing te expliciteren:

Maar toen hij daar al geruime tijd woonde, zag Abimelech, de koning van de Filistijnen, tot zijn verbazing vanuit zijn venster hoe Isaak Rebekka aan het liefkozen was.

2. Weergave met ‘ontdekken’. Op andere plekken wordt wehinneh in de NBV weergegeven met een vorm van ‘ontdekken’. Ook dit woord bevat een nuance van onverwachtheid. Zo beschrijft Genesis 37 hoe Jozef door zijn broers in de put is gegooid,

naar een idee van hun oudste broer Ruben. Als hun oudste broer Ruben er niet bij is, besluiten de broers echter om Jozef te verkopen aan een stel kooplieden die onderweg zijn naar Egypte. Dan gebeurt het volgende:

Ruben kwam terug bij de put, wehinneh, Jozef was niet in de put (Genesis 37:29a).

Tot Rubens grote schrik blijkt zijn jongere broer Jozef niet meer in de put te zitten. De NBV geeft dit als volgt weer:

Toen Ruben weer bij de put kwam en ontdekte dat Jozef er niet meer in zat, …

Ook in de aan het begin van dit artikel geciteerde tekst over Jakob en Lea (Genesis 29:25a) kiest de NBV voor deze oplossing:

’s Morgens ontdekte Jakob dat het Lea was met wie hij had geslapen.

3. Weergave met ‘opeens’ en ‘plotseling’. Op andere plaatsen geeft de NBV wehinneh weer met ‘opeens’ of ‘plotseling’. Een voorbeeld daarvan vinden we in Genesis 37. Nadat de broers Jozef in de put hebben gegooid, zitten ze rustig met elkaar te eten. Dan gebeurt het volgende:

Toen ze hun ogen opsloegen, zagen zij, wehinneh, een karavaan … (Genesis 37:25a).

De broers van Jozef doen een waarneming die niet alleen informatie bevat waar ze mentaal niet op voorbereid zijn, maar die hun ook nog eens plotseling overkomt. Wehinneh heeft naast een nuance van verrassing ook een nuance van onmiddellijkheid. De NBV geeft dit weer met ‘opeens’:

Opeens zagen ze een karavaan naderen.

Wat opvalt, is dat wehinneh op veel plaatsen waar sprake is van onmiddellijkheid voorkomt in combinatie met de woordgroep nasa ayin (‘het opslaan van de ogen’). Deze uitdrukking lijkt een natuurlijke relatie te hebben met onmiddellijkheid. Dat is niet verwonderlijk: wanneer iemand ergens anders mee bezig is en dan opkijkt, heeft iedere verandering die inmiddels in de omgeving heeft plaatsgevonden immers iets plotselings. Een illustratie daarvan vinden we ook in Genesis 18. Wanneer Abram op

het heetst van de dag bij zijn tent zit, gebeurt het volgende:

Hij sloeg zijn ogen op, en keek, wehinneh, er stonden drie mannen voor hem (Genesis 18:2).

Voor Abraham is de verschijning van de drie mannen bij zijn tent onverwacht. Dat hij er niet op voorbereid was, blijkt ook uit het verdere verloop van het verhaal. Als Abraham immers had geweten dat er bezoek zou komen, zouden zijn knecht en zijn vrouw zich nu niet hoeven te haasten om eten voor hen klaar te maken (vers 6, 7). De NBV geeft met de vertaling de nuances van verrassing en onmiddellijkheid als volgt weer:

Toen hij opkeek, zag hij even verderop plotseling drie mannen staan.

4. Weergave met het gedachtestreepje. Een andere manier van de NBV-vertalers om een verrassend effect weer te geven is de inzet van het gedachtestreepje. Dat is een mooie vondst, want een van de functies van het gedachtestreepje is het markeren van nieuwe, onverwachte informatie. 8 Bij het lezen van een vers met daarin een gedachtestreepje wordt een lezer tot een korte leespauze genoodzaakt. Na die pauze volgt op een heel natuurlijke manier de nieuwe, soms verrassende informatie. Genesis 8 beschrijft dat het water na de zondvloed voortdurend verder zakt. Om te peilen hoe hoog het water nog staat, stuurt Noach eerst een raaf naar buiten en daarna tot twee keer toe een duif. Als Noach voor de derde keer een duif uit de ark laat, keert deze niet terug. Dan gebeurt het volgende:

Toen nam Noach het dak van de ark en keek naar buiten, wehinneh, de aardbodem was opgedroogd (Genesis 8:13b).

Het is goed voorstelbaar dat Noach niet heel verrast was door de waarneming die hij deed. Waarschijnlijk was het zijn hoop en misschien wel zijn verwachting dat de aarde op een gegeven moment zou opdrogen. Toch kon hij dit zonder waarneming niet met zekerheid stellen. Daarom is de informatie die hij door waarneming opdoet nieuw, en misschien zelfs wel verrassend. Door de inzet van het gedachtestreepje in de NBV wordt precies het nieuwe gemarkeerd van de informatie die wordt waargenomen:

Noach maakte het dak van de ark open en keek rond – de aarde was drooggevallen.

IV. Enkele vertaalvoorstellen

Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat de NBV de miratieve functie van wehinneh op veel plaatsen goed heeft aangevoeld. Ondanks het feit dat mirativiteit als grammaticale categorie nog niet bekend was, blijkt wehinneh vaak wel een functionele, in de context passende weergave gekregen te hebben. Toch zou dit in het licht van het huidige taalkundige onderzoek een systematischer aanpak verdienen: op verschillende plaatsen waar wehinneh een miratieve functie vervult is dit in de NBV onvertaald gebleven. Ik bespreek hier enkele vertaalvoorbeelden die laten zien hoe de NBV, die op dit moment wordt gereviseerd, op dit punt nog aan kracht kan winnen.

In diverse gevallen is wehinneh onnodig onvertaald gebleven. Een voorbeeld daarvan is te vinden in Genesis 38. In dit hoofdstuk gaat het over Tamar die als de bevalling in gang wordt gezet, ontdekt dat ze al die tijd zwanger is geweest van een tweeling:

En het gebeurde tegen de tijd dat zij baren zou, wehinneh, er was een tweeling in haar schoot (Genesis 38:27).

Dit nieuwe en verrassende dat wehinneh markeert, is in de NBV niet zichtbaar:

Toen de tijd van de bevalling was gekomen, bracht ze een tweeling ter wereld.

Dit is eenvoudig op te lossen door bijvoorbeeld een vorm van ‘blijken’ 9 toe te voegen:

Toen de tijd van de bevalling was gekomen, bleek ze een tweeling ter wereld te brengen.

Een ander voorbeeld is te vinden in Genesis 22, het bekende hoofdstuk waarin Abraham de opdracht van God krijgt om zijn zoon Isaak te offeren. Als Abraham het mes pakt om zijn zoon te slachten, komt een engel van de HEER tussenbeide:

Toen sloeg Abraham zijn ogen op en keek om, wehinneh, achter hem zat een ram met zijn hoorns verstrikt in het struikgewas (Genesis 22:13).

In de NBV ontbreken de nuances van verrassing en onmiddellijkheid:

Toen Abraham opkeek, zag hij een ram die met zijn horens verstrikt was geraakt in de struiken.

Omdat hier ook duidelijk sprake is van onmiddellijkheid (opnieuw met het gebruik van de uitdrukking ‘ogen opslaan’), zou het passend zijn om hier ‘opeens’ toe te voegen:

Toen Abraham opkeek, zag hij opeens een ram die met zijn horens verstrikt was geraakt in de struiken.

Nader onderzoek naar de miratieve functie van wehinneh in de NBV kan daarnaast ook helpen om in alle gevallen de meest passende vertaalstrategie in te zetten. Uit alle bovenstaande voorbeelden blijkt dat de NBV een reeks van strategieën inzet (met woorden als ‘plotseling’, ‘blijken’, ‘ontdekken’, ‘tot zijn verbazing’ en het gedachtestreepje) om de miratieve functie van wehinneh tot uitdrukking te brengen. Die aanpak past goed bij de NBV. Taalkundig onderzoek laat zien dat elke taal zijn eigen manieren heeft om mirativiteit tot uitdrukking te brengen. En aangezien het Nederlands daarvoor geen vast partikel heeft, zoals het Hebreeuwse wehinneh, moeten de geëigende Nederlandse middelen ingezet worden om dit partikel betekenisvol te vertalen. Een systematische aanpak helpt dan ten eerste om geen gevallen over het hoofd te zien en ten tweede om bij de inzet van uiteenlopende strategieën telkens de best passende te kiezen en niet onnodig te variëren.

Hoe zit dat bij het voorbeeld waarmee dit artikel inzet, Genesis 29:25? De NBV kiest hier voor ‘ontdekken’:

’s Morgens ontdekte Jakob dat het Lea was met wie hij had geslapen.

Dat is een subtiele oplossing. Zou de situatie zich echter niet beter lenen voor een steviger aanzet, als in Genesis 26: ‘’s Morgens bleek tot zijn verbazing …’ Of zou het eerder verbijstering zijn geweest? Het treffen van de juiste toon is nog niet zo eenvoudig. Het was een stuk makkelijker geweest als het Nederlands, net als het Hebreeuws, hier gewoon één vast partikel voor had: ‘… en warempel, het was Lea!’

Conclusie

Bij onderzoek naar het gebruik van wehinneh in Genesis blijkt het partikel inderdaad in de meeste gevallen te functioneren als markeerder van verrassende of nieuwe informatie, hoewel de mate van die verrassing kan

variëren. Bij de totstandkoming van de NBV heeft het onderzoek naar mirativiteit geen rol gespeeld. Toch bleek uit de weergaven van wehinneh in Genesis dat de vertalers van de NBV op veel plaatsen de miratieve functie van het partikel goed aanvoelden en er een passende weergave voor vonden. Het onderzoek naar mirativiteit draagt eraan bij die vertaalkeuzes te motiveren. Waar de miratieve betekenis van wehinneh in een vertaling niet zichtbaar was, kunnen in de revisie verbeteringen worden doorgevoerd. Ongetwijfeld levert het veel winst op om op deze manier het hele Oude Testament door te gaan. Op het eerste gezicht lijkt wehinneh ook daar immers vaak een miratieve functie te hebben, zoals bijvoorbeeld in het geval van 1 Koningen 3:21, dat eerder in dit artikel aan bod kwam. Zo blijkt onderzoek naar mirativiteit, warempel, nieuw licht te kunnen werpen op een eeuwenoud partikel.

L. de Kok-van Deelen BA werkt als docent godsdienst bij De Meerwaarde in Barneveld en is bachelor in de theologie.

NOTEN

1

2

3

4

5

6

7 8

9

Dit betreft de gravure ‘Jakob beklaagt zich bij Laban dat deze hem Lea in plaats van Rachel tot vrouw heeft gegeven’ van Daniël van den Bremden en Adriaen Pietersz. van der Venne. De gravure is te vinden in het Rijksmuseum te Amsterdam, zie http://hdl.handle.net/10934/RM0001.collect.87777 (geconsulteerd 01-08-2019). Tenzij anders aangegeven maak ik in dit artikel bij het citeren van bijbelteksten gebruik van eigen werkvertalingen. C.L. Miller-Naudé & C.H.J. van der Merwe, ‘הִנֵּה and Mirativity in Biblical הִ נ ֵּה Hebrew’ in: Hebrew Studies 52 (2011), 53-81. S. DeLancey, ‘Mirativity: the grammatical marking of unexpected information’ in: Linguistic Typology 1 (1997), 33-52. T. Peterson, ‘Problematizing Mirativity’ in: Review of Cognitive Linguistics 15 (2017), 312. A. Aikhenvald, ‘The Essence of Mirativity’ in: Linguistic Typology 16 (2012), 437. Miller-Naudé & Van der Merwe, 80-81. Het gedachtestreepje wordt onder meer gebruikt om een nieuwe, onverwachte of zijdelingse gedachte binnen de zin te markeren. Zie https://onzetaal.nl/ taaladvies/streepje-kort-of-lang (geconsulteerd 25-07-2019). Dit werkwoord heeft een nuance van onverwachtheid en vinden we vaker in de NBV als weergave van wehinneh, zoals in Genesis 24:30.

This article is from: