14 minute read

Acht jaar Pinball Magazine

Next Article
Start a new game

Start a new game

Pinball Magazine

Jonathan Joosten met de eerste editie van Pinball Magazine “It’s more like a book”

Advertisement

Internationaal flipperblad uit Nederland bestaat acht jaar

Pinball Magazine bestaat alweer acht jaar. Maker en bedenker Jonathan Joosten heeft in de tussentijd vijf edities van het magazine uitgebracht, die gelet op de omvang soms meer op een boek lijken. Tijd om het aanbod weer eens onder de aandacht te brengen en Jonathan wat vragen te stellen. Hoe is het allemaal begonnen? Waarom heeft Jonathan voor bepaalde onderwerpen gekozen? Wanneer kunnen we nummer zes verwachten?

Toen je acht jaar geleden aan dit avontuur van bladenmaken begon, moest je ongetwijfeld veel uitzoeken over advertenties werven, de gewenste oplage en drukker kiezen en internationale verzending regelen. Als je nu terugkijkt, wat zijn dan de leukste ervaringen uit die beginperiode? En van welke fouten heb je het meest geleerd?

JJ: Laat ik beginnen te zeggen dat het maken van een magazine me niet vreemd is. Ik heb namelijk voorafgaand aan het starten met Pinball Magazine een minor Bladen Maken gevolgd als onderdeel van mijn hbo-opleiding Communicatie. Daarnaast ben ik drie jaar lang hoofdredacteur van het NFV Spinner Magazine geweest. In die periode heb ik al veel geleerd over het maken van een magazine. Toen ik besloot om Pinball Magazine te beginnen was het alsof een aantal puzzelstukken bijna vanzelf op hun plek vielen. De opmaak van het magazine is bijvoorbeeld afgeleid van de lay-out van de Pinball Magazine website. Dat maakte het een stuk eenvoudiger om te beginnen.

Het klopt dat er meer bij komt kijken dan enkel het schrijven van artikelen, de opmaak en het aanleveren bij de drukker in het juiste formaat. Er moest een drukker gekozen worden. Als ik me niet vergis was de NFV toen net overgestapt van drukker en die nieuwe drukker bleek goedkoper dan de drukker waar ik aanvankelijk dacht mee in zee te gaan. Voor het vinden van adverteerders had ik een speciale mailinglist opgesteld. Al die partijen heb ik aangeschreven, waarbij verwezen werd naar een speciale pagina op de Pinball Magazine website. Het aantal adverteerders viel een beetje tegen. Pas toen het eerste magazine was verschenen, en het alom positieve feedback kreeg, nam de interesse van adverteerders toe.

Wat leuke ervaringen uit de beginperiode betreft, moet ik meteen denken aan het enthousiasme van mijn toenmalige accountmanager bij de Nederlandse tak van Deutsche Post. Die deed echt moeite om mij als klant binnen te halen en heeft verschillende keren conflicten rond beschadigde zendingen weten op te lossen. Helaas is hij nu elders werkzaam.

Ook leuk was het interviewen van Roger Sharpe voor de eerste editie en de reactie van Roger, toen hij het magazine voor het eerst onder ogen kreeg. Ik geloof dat hij meteen om twintig exemplaren vroeg om aan familie en vrienden te geven. De feedback op het eerste magazine was ook belachelijk goed. De complimenten en positieve reacties bleven binnen stromen via de e-mail en op Pinside. Dat voelt erg goed.

“Dat was een enorme naaistreek van Stern, waar behoorlijk wat discussie over was op Pinside”

Je kiest bij elk nummer voor een persoon die centraal staat. Bij PM 1 was dat Roger Sharpe, bij PM 2 Dennis Nordman en Greg Freres. Je hebt door de jaren heen veel contacten gemaakt in de internationale flipperwereld. Op basis waarvan kies je het thema? Heb je vooraf een scherpomlijnd beeld over de inhoud of ontwikkelt zich dat bij het schrijven?

JJ: De keuze voor Roger Sharpe als hoofdthema in de eerste editie dateert eigenlijk nog uit mijn Spinner-periode. Ik had Roger toen al benaderd voor een interview. Dat had hij toegezegd, maar omdat ik stopte bij de Spinner was dat interview niet doorgegaan. Ik vond dat als ik dan wat nieuws zou beginnen, ik het beste de draad kon oppakken waar ik gebleven was. Voor het tweede nummer heb ik verschillende ontwerpers een mailtje gestuurd wie er interesse had. Mede omdat de eerste editie zo goed ontvangen was, had ik de luxepositie dat ik kon kiezen. Dennis Nordman leek me een goede keuze omdat zijn carrière al begin jaren 80 was begonnen en zo een brede lezersdoelgroep aan zou kunnen spreken.

Het onderwerp voor editie drie, KISS-flipperkasten van verschillende fabrikanten, was min of meer een samenloop van omstandigheden. Oorspronkelijk zou editie drie over Python Anghelo gaan, maar het uitschrijven van die interviews duurde langer dan verwacht en was nogal beladen, zodat ik er wel even klaar mee was. Stern kwam toen uit met hun versie van KISS nadat John Popadiuk tijdens de Midwest Gaming Classic show een prototype KISS-flipperkast had gepresenteerd. Dat was eigenlijk een enorme naaistreek van Stern, waar behoorlijk wat discussie over was op Pinside. Daar was dus een verhaal dat ik graag wilde publiceren.

Omdat ik graag het complete verhaal wilde vertellen, besloot ik om ook in de achtergronden van Bally’s KISS uit 1979 te duiken. Van alle KISS-flipperkasten is dat de meest iconische. Hierdoor kwam ik in contact met ontwerper Jim Patla, grafisch artiest Kevin O’Connor en marketeer Tom Nieman. Van alle drie heb ik in die editie het verloop van hun carrière bij Bally beschreven.

Ik had nog stiekem gehoopt dat KISSfans het magazine massaal zouden bestellen. Er doen allerlei verhalen de ronde over KISS-fans die werkelijk alles kopen als KISS er maar op staat. Dat bleek helaas erg tegen te vallen. Overigens is editie drie het snelst van alle edities in elkaar gezet. Als ik het me goed herinner, heb ik dat hele nummer in drie maanden geschreven en gepubliceerd.

De keuze voor Mark Ritchie voor editie vier was min of meer het inlossen van een belofte aan Mark. Ik had hem tijdens Pinball Expo al eens gesproken en verteld dat ik hem graag wilde interviewen over zijn gehele carrière. Ik had tevens aangegeven dat ik dat nummer wilde uitgeven voordat ik zijn broer, Steve Ritchie, zou interviewen. Daarna ging een paar jaar voorbij. Op een gegeven moment kwam ik Mark weer tegen en heb ik gezegd dat het er nu maar eens van moest komen en zijn we aan de slag gegaan.

De keuze voor Wayne Neyens in editie vijf had onder andere te maken met Waynes leeftijd. Rob Berk, de organisator van Pinball Expo, had me op Wayne gewezen. Wayne was toen ik hem voor het eerst benaderde 97 jaar oud. Dat is toch een leeftijd waarvan niemand weet hoe lang zo iemand nog rondloopt. Groot verschil met de vorige edities was dat dit interview niet telefonisch gebeurde, maar dat ik bij Wayne langs ben gegaan. Twee keer zelfs, de tweede keer was precies twee jaar na de eerste keer. Wayne was nog behoorlijk bij de pinken voor zijn leeftijd. Mijn streven was toen om die editie voor Waynes honderdste verjaardag uit te brengen. Gelukkig leeft Wayne nog steeds. Afgelopen 29 juli vierde hij zijn 102e verjaardag.

Zijn er nog personen die je zou willen portretteren?

JJ: Ik kan nog een flinke lijst opnoemen en dan komen alle bekende namen voorbij. Steve Ritchie, Pat Lawlor, John Youssie, Doug Watson, Gary Stern. Het probleem is dat niet iedereen even goed kan vertellen, of de tijd heeft om leuke anekdotes op te duiken. Er gaat ook voor de geïnterviewde gast een hoop tijd zitten in zo’n interview. Die tijd heeft niet iedereen. En niet iedereen wil alles vertellen. Voor een hoop mensen zijn bepaalde namen heilig, maar sommige van die namen kunnen flink van een voetstuk vallen als je vragen stelt over bepaalde situaties uit hun verleden. Ik probeer alle kanten van iemands carrière te belichten, ook de minder populaire kanten. Niet iedereen wil daar over praten. Overigens zijn er ook ontwerpers met een indrukwekkende staat van dienst, die gewoon niets leuks kunnen vertellen. Dat zijn hele saaie, vermoeiende interviews. Er zit weinig lol in het doen van dergelijke interviews en het uitwerken ervan.

Als het aankomt op speciale wensen wanneer ik mensen interview, dan heb ik het liefst dat ze benaderbaar en open zijn. Ik heb in 2013 en 2019 geprobeerd om Cassandra ‘Elvira’ Peterson te interviewen.

Impressie van Pinball Magazine No. 4

Haar manager is helaas nogal, laat ik het aardig formuleren, beschermend en hij staat ook niet bepaald bekend als de makkelijkste om mee om te gaan. Vandaar dat je ook nergens interviews met Elvira hebt gezien rond de release van Elvira’s House of Horrors. Jammer genoeg gaat er veel tijd zitten in proberen zo’n interview toch te regelen.

Sommige personen zijn open wanneer je met ze praat, maar houden er een beetje dubbele moraal op na wat er gepubliceerd mag worden. In een audio- of videopodcast zijn sommige mensen geneigd om heel veel te vertellen, maar als ze dan in schrift teruglezen wat ze gezegd hebben wordt de helft geschrapt. Want ‘in print’ wegen woorden blijkbaar zwaarder. Daar kan ik slecht tegen. Waarom zou je interessante anekdotes wel in een podcast vertellen, maar niet in een magazine? Dat is toch hypocriet? Om die reden staan sommige medewerkers van Stern niet bepaald boven aan mijn lijstje. Eerdere ervaringen resulteerden in volledig gecensureerde interviews die de moeite van het publiceren niet waard waren. Dat vind ik dan zonde van mijn tijd en die van de lezer. Ik lever graag kwaliteit en interessante achtergrondverhalen. Ik zou bijvoorbeeld graag een editie wijden aan de geschiedenis van Stern Pinball, maar het heeft weinig zin om te praten met de mensen die er nu werken. Dan is alles fantastisch. Het wordt veel interessanter door te praten met de mensen die er niet meer werken. Dan krijg je verhalen te horen die anders nooit naar buiten zouden komen.

Als ik je vraag om je eigen favoriet te kiezen uit de serie van vijf, is dat waarschijnlijk zoiets als je vragen om je favoriete kind te noemen. Laten we het daarom anders doen. Noem uit elke nummer één element waar je met veel plezier aan terugdenkt (en leg uit waarom).

JJ: Voor editie een is dat zonder meer het interviewen van Roger Sharpe. Ik heb enorm veel van hem geleerd. Hij is zo ontzettend goed in het kiezen van zijn woorden, dat dwingt gewoon respect af. Ik ben ook erg trots op het feit dat ik zijn vrouw Ellen heb weten te strikken voor een aanvullend interview. Daarmee had ik een primeur.

Voor editie twee was ik erg blij met de bijdragen van Greg Freres. Greg heeft bij behoorlijk wat DennisNordman-games het artwork verzorgd. In tegenstelling tot Dennis, zit Greg graag op de praatstoel. Daarnaast ben ik ook blij met het fotomateriaal dat beiden beschikbaar hebben gesteld ter illustratie van de coverstory.

Na de tweede editie kwam ik via Facebook met de Argentijnse fotograaf Santiago Ciuffo in contact. Hij had in eigen beheer een prachtig fotoboek over flipperkasten uitgegeven. Toen ik dat wilde bestellen, bleek dat hij moeilijk vanuit Argentinië kon exporteren. Toen heb ik aangeboden de rechten van zijn boek te kopen en het boek voor de rest van de wereld uit te geven. Los van dat dat boek erg goed ontvangen werd, heeft het tot een hechte vriendschap met Santiago geresulteerd waar ik erg dankbaar voor ben.

Voor editie drie heb ik erg veel moeite moeten doen om de toen behoorlijk in opspraak geraakte John Popadiuk zover te krijgen om een interview te geven en zijn KISS-prototype artwork en schetsen beschikbaar te stellen. Dat is uiteindelijk gelukt en echt last minute toegevoegd. Daar was ik op dat moment erg blij mee. Het maakt het magazine volgens mij extra interessant. Niet alleen vanwege de exclusieve foto’s en artworkschetsen, maar ook omdat het aangeeft hoe men bij Stern destijds handelde.

Voor editie vier ligt het voor de hand om de interviews met Mark Ritchie en enkele van zijn directe supervisors George Petro en Eugene Jarvis, beiden zeer grote namen in de videogame-industrie, te noemen. Waar ik misschien met nog wel meer plezier aan terugdenk is het interview met Barry Driessen en Jaap Nauta van Dutch Pinball, dat werd afgenomen op het terras van Café Lebowski in Utrecht, en het interview met Jean-Paul de Win van Jersey Jack Pinball. Het interview met Dutch Pinball werd afgenomen vlak voor de problemen met hun toenmalige fabrikant begonnen, dus alles zag er toen nog zeer florissant uit.

“Het is uiteindelijk gelukt om de in opspraak geraakte John Popadiuk te interviewen”

Pinball koffietafelboek, door Santiago Ciuffo, uitgegeven door Jonathan

Met deze interviews kon ik de Nederlandse invloed binnen de flipperindustrie bij een grote groep lezers onder de aandacht brengen. Ik denk dat we erg trots mogen zijn op wat deze mensen bereikt hebben.

Bij nummer vijf ontkom ik er niet aan om Wayne Neyens te noemen. Wayne heeft me beide bezoeken bijzonder gastvrij ontvangen en hij genoot ervan om terug te blikken op zijn carrière. Tijdens mijn eerste bezoek had ik nog geen foto’s van Waynes games en wist ik niet goed wat voor verhaal het zou worden. Wayne is op basis van de flyers van zijn games, die hij in een grote map gebundeld heeft, gaan vertellen over wat hij zich over die bewuste games herinnerde. Nadeel was echter dat die flyers nauwelijks details tonen. Toen ik twee jaar later terugkwam had ik in de tussentijd foto’s gemaakt van vrijwel al zijn games. Aangezien Waynes ogen niet zo goed meer zijn, had ik van Ed VanderVeen, organisator van het Texas Pinball Festival, een beamer geleend. Daarmee heb ik bij Wayne thuis die foto’s op de muur in zijn woonkamer geprojecteerd, zodat ze min of meer op ware grootte getoond werden. Dat kon Wayne erg waarderen.

De verschijningsfrequentie van Pinball Magazine varieert. Dat is niet zo vreemd, want het schrijven van een nummer met meer dan 200 pagina’s is een arbeidsintensieve klus. Durf je je al te wagen aan de verschijningsdatum voor een nieuw nummer? Kun je al een tipje van de sluier oplichten over het thema?

Nummer zes zal grotendeels in het teken staan van de carrière van Python Anghelo. Die naam doet niet bij iedereen een belletje rinkelen. Python is het bekendst van zijn artwork voor flippers als Pin-Bot, Comet, Cyclone, The Machine: Bride of Pin-Bot, Taxi, Big Guns, Police Force, en het Pinball Circus prototype. Daarnaast staat Python bekend als iemand die van zijn hart geen moordkuil maakt. Oorspronkelijk was die coverstory bedoeld voor nummer drie. Ik heb destijds meer dan vijftig uur interviews en conversaties met Python uitgeschreven. Probleem was echter dat Python zich, geheel in de lijn der verwachting, bijzonder negatief uitliet over een aantal van zijn voormalige collega’s, hun kwaliteiten en het latere verloop van zijn carrière. Tel daarbij op dat een deel van zijn verhalen compleet verzonnen bleken, of historisch niet bleken te kloppen. Daar was ik op een gegeven moment zo klaar mee dat ik die coverstory opzij heb gelegd. Python is in de tussentijd overleden. Regelmatig krijg ik de vraag wanneer ik deze coverstory publiceer. Inmiddels ben ik weer begonnen met het verder bewerken van de al uitgeschreven interviews, maar het is nog te vroeg om aan te geven wanneer editie zes zal verschijnen. Ik hou er wel rekening mee dat deze coverstory over twee edities verspreid zal worden. Het eerste deel zal dan draaien om Pythons carrière bij Williams, deel twee over zijn werk voor Capcom Pinball en verder.

Impressie van Pinball Magazine No. 5

Pinball Magazine No. 1 Augustus 2012, 112 pagina’s (reprint 124 pagina’s) Hoofdthema: de carrière van Roger Sharpe in de flipperindustrie Bijzonderheden: Bevat ook anekdotes van Josh en Zach Sharpe, Ellen Sharpe en Steve Epstein. Pinball Magazine No. 2 September 2013, 188 pagina’s (reprint 192 pagina’s) Hoofdthema: De carrières van Dennis Nordman en Greg Freres Bijzonderheden: bestverkochte editie van Pinball Magazine tot nu toe. Santiago Ciuffo – PINBALL April 2014, hardcover koffietafelboek, 208 pagina’s Hoofdthema: prachtige foto’s van flipperkasten in Argentinië. Bijzonderheden: in vergelijking tot Pinball Magazine hier meer foto’s en zeer weinig tekst.

Pinball Magazine No. 3 Oktober 2015, 260 pagina’s Hoofdthema: de hoogtijdagen van Bally, KISS-flipperkasten Bijzonderheden: de carrières van flipperkastontwerper Jim Patla, grafisch artiest Kevin O’Connor en marketingmanager Tom Nieman worden geheel besproken met deze personen. Pinball Magazine No. 4 November 2016, 244 pagina’s Hoofdthema: de carrière van Mark Ritchie Bijzonderheden: bevat bijdragen van Eugene Jarvis en George Petro, zwaargewichten in de wereld van arcade-amusement, met wie Mark bij Williams werkte en nu zijn baas zijn.

P I N B A L L

M A G A Z I N E 5

Special: Wayne Neyens

His entire career at Western and D. Gottlieb including over 159 game designs

contributions by Gordon Hasse, Bob Herbison, Larry Zartarian + others Plus: The Pinball Resource, Chicago Gaming, Scott Danesi, Jack Danger, Antoinette Johnson, and much more

Pinball Magazine No. 5 Juli 2018, 360 pagina’s Hoofdthema: de carrière van Wayne Neyens Bijzonderheden: dikste uitgave van Pinball Magazine tot op heden. Uitgegeven ter gelegenheid van de 100e verjaardag van Gottliebs flipperkastontwerper Wayne Neyens.

This article is from: