Jaargang
Tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland •
I
Il
35
-
maart
2007
e-5 NATUURSTUDIEGROE P
�
ï ela
iverkgroep van Reuio11ale o
atu1trp1t11t Studie vzw
n atLJ LJ rp LJ nt
tuc1r
5
.
De Boomklever
Bestuur •
Driemaandelijks tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland.
Maarten Hen (voorzitter), Dorpsstraat 48, 3078 Meerbeek, 0473-244752
•
De Boomklever brengt bijdragen over studie en beheer van de bio
I ri Van Scharen (penningmeester), Korbeekstraat 27, 3061 Leefdaal, 02-7672638
•
Monique Bekkers, Oo tremstraat 4, 3020 Herent, 016-231338
•
Bruno Bergmans, Mgr. Van Waeyenberglaan 54 DIS bus3,
diversiteit in het Dijleland en ver schijnt viermaal per jaar (maart, juni, september, december).
3000 Leuven, 0498-760722 •
•
Herwig Blockx, Rue du Culot 42, 1320 Tourinnes-la-Grosse,
Redactie
010-862466
Herwig Blockx, Frederik Fluyt,
Bart Creemer , Frederik Lintstraat 77, 3000 Leuven,
Maarten Hens, Paul Herroelen,
0496-893106
KeUe Moreau en Kris Van Scharen
•
Frederik Fluyt, Spitsberg 4, 3040 Huldenberg, 0479-920172
•
Jori Menten, W. De Croylaan 49/21, 3001 Heverlee, 0495-275393
•
Kelle Moreau, Korenbloemlaan 5, 3052 Blanden, 0486-125877
•
Han Roosen, Abstraat 101, 3090 Overi jse, 02-6879518
•
André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016-238184
Redactie-adres
Artikels, foto's en korte bijdra gen worden verwacht op het redactiesecretariaat, p/a Kris Van Scharen, Korbeekstraat 27, 3061 Leefdaal. E-mail: kris.van. scharen@telenet.be
Werkgroep vogels •
Broedvogelprojecten, archivering en rapportering waarnemingen: Kelle Moreau (kelle.moreau@gmail.com)
•
lustraties en foto's blijft bij de res pectievelijke auteurs, tekenaars en
Watervogeltellingen, akkervogels: Maarten Hens
fotografen. Overname is mogelijk
(maartenhens@yahoo.co.uk) •
Het copyright van de teksten, il
mits hun uitdrukkelijke toelating
Trektellingen: Frederik Fluyt (frederik.fluyt@gmail.com)
en bronvermelding Abonnement
Werkgroep zoogdieren •
Geïnteresseerden kunnen De
Marterproject, archivering waarnemingen: Kelle Moreau
Boomklever ontvangen door
(kelle.moreau@gmail.com)
overschrijving van 7 € op reke
•
V leermuizen: Hans Roo en (roo enhans@yahoo.com)
•
Ham ter: Maarten Hens (maartenhen @yahoo.co.uk)
ningnummer 001-1552168-50 van de Natuurstudiegroep Dijleland, met opgave van naam en adres. Een steunabonnement kost 12 € of meer.
Werkgroep ongewervelden •
Archivering en rapportering waarnemingen: Bart Creemers
Natuurpunt vzw
(bart.creemer @gmail.com)
Natuurpunt is de grootste vereni ging voor natuur en landschap in V laanderen. Ze telt 65.000 leden en beheert 15.000 hectare natuur gebied. Lid worden van Natuur
Werkgroep planten •
·niemaverantwoordelijke: Jori Menten (pjori @advalvas.be)
punt vzw kan door storting van 20 € op rekeningnummer 2300044233-21. www.natuurpunt.be
Website: w\•l\v.natuurpunt.be/dijleland Rondzendlijst Dijleland:
Opmaak: Danni Elskens
tuur een blanco e-mail naar dijlevallei
(Koloriet)
ubscnbe@yahoogroup .com
Druk: DCL-Print & Sign Oplage: 170 ex.
•
I
•
Verandering 2002: Natuurpunt breekt uit het ei en een nieuwe redactiekern geeft De Boomklever, tot dan toe
het contactblad van Wielewaal afdeling Leuven, een fikse zuurstofkuur. Wie de voorbije vijf jaar gangen van de Boomklever op z'n schap heeft liggen, zal beamen dat we sindsdien een niet onaar dig parcours afgelegd hebben. Een volgehouden zorg voor inhoudelijke kwaliteit en aantrekkelijke vormgeving hebben het tijdschrift opgewaardeerd van een 'boekske met waarnemingen' tot een referentie onder de regionale natuurtijdschriften in V laanderen. Frederik Fluyt was één van de stuwende krachten achter dit continue rui-proces. Toen hij eind vorig jaar een punt zette achter 20 nummers worstelen met Mac, photoshop en immer reïncarnerende 'dead'lines, besloten we tot
een volledige lichaamsrui. Het resultaat hebt u onder ogen: na wat paswerk en dankzij de gewaar deerde hulp van Danni Elskens (Koloriet), gaat de Boomklever z'n 35ste jaargang in met een fris, eigentijds en hopelijk sleetbestendig pak veren.
Inhoudelijk wil de redactie de huidige 'vinger-aan-de-pols'koers aanhouden. Informeren en sen sibiliseren over patronen, trends en evoluties in de natuur van het Dijleland. Met een gevarieerde mix van artikelen, nieuwtjes en waarnemingen. In samenwerking met alle verenigingen en instan ties die 'op het terrein' actief zijn met studie, beheer en educatie. Om ons motto 'voor en door veldwaarnemers' waar te maken, rekenen we ook op uw foto's, artikelen of korte bijdragen! Kwestie van de (bio)diversiteit van dit blad hoog te houden. Want dat is wat het boeiend maakt.
Veel leesplezier Namens de redactie, Maarten Hens
De Boomklever-maart2007
Een ongewerveldenatlas voor het Dijleland
Met kennis van zaken het Verspreidingsatlas van enkele
veld in!
Ongewervelden in het Dijleland met nadruk op periode 2004-2006
De vloed aan warmterecords sinds juli
2006
heeft
Dagvlinders Sprinkhanen
veel insecten uit hun gewone 'routine' gehaald. Een
Libellen Ueveheerbeestjes
ongeziene influx van nachtvlinders in september, li bellen en vlinders die in november en december nog lustig rondvliegen, Atalanta's die ongehavend de win ter doorkomen, . . . Hun temperatuursgevoeligheid, hun vliegvermogen en hun opvallende verschijning maakt insekten tot prima graadmeters om de effecten van een wijzigend klimaat op natuur en biodiversiteit
Een uitgave van de Natuurstud1ewerkgroep D1Jleland
op te volgen.
ism Vlaamse Vlinderwerkgroep Saltabel Gomphus
Er breken alleszins boeiende en drukke tijden aan
Coccinula
voor iedereen die deze ontwikkelingen op de voet wil
,rr}
!Il AT U U R S T U D I E G. R 0 E P
rndtjl 'and
volgen. Om tussen de record-regen het spreekwoor delijke bos nog te kunnen blijven zien, heeft de Na tuurstudiegroep Dijleland (NSGD) het initiatief ge
Cocdnuln
·r
nomen om alle recente waarnemingen van vlinders, libellen, lieveheersbeestjes, sprinkhanen en krekels te bundelen in een regionale atlas. Voor de volledigheid werden de recente gegevens (ruwweg
2004-2006,
gearchiveerd door de NSGD)
aangevuld met de waarnemingen aanwezig in de ar chieven van de Vlaamse en/of nationale werkgroepen rond deze soortgroepen (resp. Vlaamse Vlinderwerk groep, Gomphus, Saltabel en Coccinula). De atlas in de eerste plaats opgezet als een werkinstrument voor
�
, �1
als soortenrijkdom, hotspots en aandachtssoorten toegelicht worden. Deze bijdragen zijn rechtstreeks gedistilleerd uit de analysen in de regionale versprei dingsatlas en geven samen een bevattelijk beeld van het gedocumenteerde, actuele voorkomen in het Dij leland. De publicatie van deze atlas is voorzien voor eind
op zoek kan naar 'witte gaten: Per soort wordt een
2007. Bestellen kan door overschrijving van 10 € (7 € zonder verzendingskosten) op 001-1552168-50 van de rekeningnummer
gedetailleerde kaart gegeven van het aantal gekende
Natuurstudiegroep Dijleland, met mededeling
waarnemingen per lxl km2, maar gedetailleerde
'insektenatlas' en opgave van naam en adres.
de actieve veldwaarnemer, die hiermee z'n eigen waarnemingen onmiddellijk kan kaderen en gericht
soortbesprekingen werden niet aangemaakt. In dit nummer van de Boomklever brengen we per soortgroep een overzichtsbijdrage waarin aspecten
2
De Boomklever maart2007
april
---- d • •••• -
"
Veldwerk voor nieuwe dagvlinderatlas uit de startblokken
Het laatste overzicht van de verspreiding van dag
van vlinders in de tuin. Je kan maandelijks de vlin
vlinders in Vlaanderen dateert van 1999. Dat er
ders in je tuin tellen en doorgeven op
sindsdien dingen veranderd zijn, staat wel vast, maar
punt.be/tuinvlinders. Tijdens het weekend van 4 en
hoe groot die veranderingen precies zijn, is niet ge
5 augustus is er een groot telweekend waarop heel
weten. Daarom werd door de Vlinderwerkgroep,
Vlaanderen wordt opgeroepen om mee te doen.
www.natuur
Natuurpunt en het Instituut voor Natuur- en Bos onderzoek de aanzet gegeven voor een nieuw atlas project van de Vlaamse dagvlinders. Bedoeling is om drie jaar lang gegevens te verzamelen en de atlas in 2010 af te ronden, het symbolische jaar waarin de
wereldleiders de achteruitgang van de biodiversiteit gestopt willen hebben. Het grootste deel van de in formatie voor zo'n atlas komt van vrijwilligersgege vens. Daarom willen we je oproepen om je steentje bij te dragen. Je kan op verschillende manieren mee werken aan het project: 1. losse waarnemingen doorgeven van alle soorten in
alle atlashokken; 2. aantallen schatten in steekproefhokken waarin be
paalde kilometerhokken in detail geteld worden; 3. detailinventarisaties
uitvoeren
van
Rode-Lijst
soorten; 4. een vlinderroute uitstippelen die wekelijks wordt
geteld. Meer informatie over het project, inventarisatiekaar ten en een handleiding zijn te vinden op de website
Ligging van de kilometerhokken (acht per S_S km2
www.vlinderwerkgroep.be
UTM-hok) waar de komende drie jaar het steek proefonderzoek van de dagvlinderatlas zal plaats
Kandidaat-medewerkers kunnen contact opnemen
vinden. Alle hulp bij het veldwerk is welkom. Kan
met
didaat-medewerkers kunnen zich aanmelden bij
Bart
Creemers
(bart.creemers@gmail.com).
Waarnemingsgegevens kunnen ingevoerd worden
Bart Creemers (bart.creemers@gmail.com)
via de website http://vlinders.inbo.be/. Gegevens gemeld via de mailgroep van de Natuurstudiegroep Dijleland worden lokaal archiveerd en doorgegeven aan het project. Als je op de hoogte wil gehouden worden van het project kan je je inschrijven op een elektronische nieuwsbrief bij wouter.vanreusel@natuurpunt.be Natuurpunt start dit jaar ook met een grote telling
De Boomklever-m&irt2007
3
Dagvlinders in het Dijleland
1
n dit artikel wordt getracht ee
�
overzicht te geven van het hui
soorten dagvlinders zijn anno
2006
te beschouwen
als regelmatige gast in het Dijleland.
dige voorkomen van dagvlinders in het Dijleland. Als basis worden de
Verspreiding van de
waarnemingen uit de periode 2004-
waarnemingen
2006 gebruikt, die opgenomen zijn in het ongewer veldenarchief van de
Natuurstudiegroep
(NSGD). Deze
gegevens
Dijleland worden
vergeleken met de (oudere) data van de streek die in het beheer zijn van de Vlaamse Vlinderwerkgroep.
•
Voor deze analyse werden twee datasets gecombi neerd: de gegevens aanwezig in de databank van de Vlaamse Vlinderwerkgroep en het ongewervelden archief van de NSGD. Tabel 1 vat de voornaamste kenmerken van beide datasets samen.. Hoopgevend, en de actieve werking van de NSGD illustrerend, is het grote aantal waarnemingen van dagvlinders dat op een korte tijd verzameld is door de NSGD. De af gelopen twee tot drie jaar zijn er al meer gegevens verzameld dan er in de voorbije 15 jaar geregistreerd werden door de Vlaamse vlinderwerkgroep voor het
Inleiding Dagvlinders zijn één van de meest opvallende on gewerveldengroepen van bij ons. Vlinders zijn één van de soortenrijkste orde binnen het insectenrijk.
Dijleland.
Tabel 1. Kenmerken van de gebruikte datasets m.b.t. dagvlinderwaarnemingen uit het Dijle land.
Kenmerkend is de roltong en vooral de vleugels die bedekt zijn met dunne gekleurde schubben. De orde wordt opgedeeld in dag- en nachtvlinders. Strikt ge
Beheerder
nomen is er geen duidelijk onderscheid tussen 'dag vlinders' en 'nachtvlinders'. Het grootste onderscheid
Periode
is hun periode van activiteit (dag versus nacht) en
Aantal
het dichtvouwen van vleugels tijdens rust (wat de
records
meeste dagvlinders doen en nachtvlinders niet).
Aantal
Doorgaans zijn dagvlinders opvallender gekleurd en
soorten
hebben nachtvlinders voelsprieten in allerlei forma
Aantal Rode Lijst-
ten en vormen. Dit neemt niet weg dat tijdens de dag of valavond frequent nachtvlinders kunnen waarge
soorten
Vlaamse
Natuur-
vlinderwerk-
studiegroep
groep
Dijleland
1990-1996
2004-2006
1177
1408
35
33
9
8
nomen worden, onder meer het bruine Gamma-uil
De spreiding van de dagvlindergegevens over de
tje en de Kolibrievlinder.
streek is behoorlijk heterogeen (figuur l, tabel
In Vlaanderen zijn ooit 88 soorten dagvlinders waar
ten zuiden van Leuven. Het aantal waarnemingen
genomen, waarvan 64 standvlinders, 4 regelmatige trekvlinders, 19 dwaalgasten en één adventief. Aan het einde van de vorige eeuw kwamen nog 48 soor ten standvlinders in Vlaanderen voor. In totaal 35
4
De BoomkJever maart2007
2).
Het best onderzochte gebied is de vallei van de Dijle neemt sterk af weg van deze centrale as, zowel oost waarts in het grote boscomplex Heverleebos-Meer daalwoud als westwaarts in de valleien van Voer en IJse en op de tussenliggende plateaus.
In Vlaanderen geldt een gemiddelde soortenrijkdom
vlinders; #Z
voor dagvlinders van
ten (zie tabel 3; totaal van 9 soorten die vrij tot
hok (Maes &
zeer zeldzaam zijn).
16 soorten per 5x5 km2 UT M Van Dyck, 1999). Verschillende gebie
=
aantal regionaal zeldzamere soor
den (helaas soms meerdere hokken groot) in het Dij leland kennen een hogere soortenrijkdom (zie tabel
Gebied / deelgebieden
#geg
#S
#Z
Noordoost Leuven
216
24
1
Kesselberg (Kessel-Lo,
169
24
2
Ylierbeek (Kessel-Lo)
28
10
1
Zuidelijke Dijlevallei
369
25
3
Florival
39
13
0
Het is vooral de zone tussen de grote boscomplexen
Grootbroek Sint-Agatha-
84
18
0
en weg van de Dijlevallei waar in de actuele dataset
Rode
gegevens over dagvlinders ontbreken.
Doode Bemde (Neerijse,
96
25
3
Figuur 1. Aantal waargenomen soorten dagvlin
Oud-Heverlee)
Laanvallei
76
22
2
Rodebos Sint-Agatha-Rode
48
18
0
zone Tombeek-Terlanen
22
13
2
Heverleebos en Meer-
59
19
1
16
16
1
Heverleebos
5
5
0
Heverlee
110
24
3
Abdij van Park
31
14
0
Militair domein Heverlee
27
12
2
Zone ten noorden van de
110
21
1
216
26
4
Leuvense stedelijke zone
182
18
1
Plateaus Blanden-Haas-
81
18
1
Zandgroeve Builoogstraat
51
13
1
Oostelijke steilrand
109
21
1
2). In vergelijking echter met het maximaal aantal soorten per hok in Vlaanderen (52 vóór 1991, 32 na 1991) is er echter nog werk aan de winkel.
Holsbeek)
Het Zoniënwoud en enkele zones (Torfbroek, Kas tanjebos) in het noorden van het Dijleland zijn dan weer eilanden van relatief grote aantallen waarne mingen te midden van zones met weinig gegevens.
ders in het Dijleland per 1 xl km2 UTM-hok tijdens de perioden 1990-1996 ( gegevens Vlaamse vlinder werkgroep) en 2004-2006 (archief NSGD). Tabel 2. Overzicht van de waarnemingen van
daalwoud 2 O ---
Militair domein Meerdaal-
4 Ki!omece1'
woud
Aantal soorten
01-3 CJ4-8 -9-13 -14-17 -18-28 e
CJ
Waarnemingen NSGD Data Vlaamse Vlinderwerkgroep
steilrand Plateaugebieden tussen Laan, IJse en Voer
rode-Bierbeek
dagvlinders voor de best onderzochte gebieden van het Dijleland. #geg
=
aantal gearchiveerde
waarnemingen uit de periode 2004-2006 voor het betreffende gebied; #S
=
aantal soorten dag-
De Boomklever-mMrt2007
5
(zie tabel
Soortbesprekingen
3). Hierbij wensen we een extra oproep te
doen voor het op naam brengen van deze met iets
Volgens de NSGD-dataset zijn Gehakkelde aurelia
(Polygonia c-album), Koninginnepage (Papilio ma chaon), Bont zandoogje (Pararge aegeria), Atalanta (Vanessa atalanta) en Dagpauwoog (Jnachis io) de meest algemene soorten in het Dijleland. Een volle dig overzicht is gegeven in tabel
3. Het valt hierbij op dat bijvoorbeeld Icarusblauwtje (Polyommatus icarus) of Bruin zandoogje (Maniola jurtina) ten opzichte van de aanwezigheid in de Vlaamse dataset
ontbreken, hoewel deze twee soorten relatief tot zeer algemeen voorkomen in de streek. Dit suggereert dat eerder jaarrond actieve dagvlinders (Gehakkelde au relia, Atalanta of Dagpauwoog) of sterk opvallende soorten (Koninginnepage) het meest frequent door gegeven worden. In vergelijking met de Vlaamse dataset ontbreken in de NSGD dataset de witjes als 'algemene' soorten
meer moeite te onderscheiden soorten. In het bij zonder kan dit in het voorjaar extra lonen omdat de vrouwtjes van het Oranjetipje (Anthocharis carda
mines) ook wit zijn. In de dataset van het Dijleland ontbreekt deze soort dan ook relatief sterk. Ander zijds is het geen algemene vlinder in de streek. Tevens wordt er aandacht gevraagd voor het op naam brengen van de drie dikkoppen die de streek rijk is. Vooral van het Geelsprietdikkopje (Thymeli
cus sylvestris) wordt verwacht dat de soort in Vlaan deren erg achteruitgegaan is. Deze soort komt voor op vochtige en droge graslanden, doorgaans in de omgeving van bossen. Het Groot dikkopje ( Ochlo
des venata) is dan weer te verwachten in de bossen van de streek. Het Zwartsprietdikkopje (Thymeli cus lineola) komt op zijn beurt voor in ruigten en is vrij weinig kieskeurig.
� talrijkheid van dagvlinders in het Dijleland en in Vlaanderen. #geg
Tabel 3. Relatiev
��rde waarnemmgen voor het Dijleland; %
v
=
=
aantal gearchi
procentueel aandeel waarnemingen van een soort in het
D11leland. soort Dagpauwoog
rangorde D"l IJ eIan
VI aamse rangorde
#geg
0 %
2
136
9,7
1
134
9,5
2
Atlanta Bont zandoogje
6
115
8,2
3
Koninginnepage
17
111
7,9
4
Gehakkelde aurelia
7
97
6,9
5
Klein koolwitje
1
84
6
6
77
5,5
7
3
73
5,2
8
Bruin zandoogje
10
72
5,1
9
Icarusblauwtje
11
67
4,8
10
Boomblauwtje
13
60
4,3
11
Oranjetipje
14
47
3,3
12
Landkaartje
8
45
3,2
13
Groot koolwitje
5
42
3
14
Citroenvlinder
Distelvlinder Kleine vos
9
40
2,8
15
Kleine vuurvlinder
12
36
2,6
16
Klein geaderd witje
4
28
2
17
Koevinkje
19
27
1,9
18
Zwartsprietdikkopje
12
22
1,6
19
Sleedoornpage
14
1
20
Oranje luzernevlinder
11
0,8
21
lepenpage
11
0,8
22
6
De Boomklever maart2007
--
-
-
-
- -
------ --
----ďż˝---
7
0,5
23.
Bruin blauwtje
6
0,4
24
Hooibeestje
5
0,4
25
Keizersmantel
4
0,3
26
Groot dikkopje
16
Eiken page
21
4
0,3
27
Oranje zandoogje
15
4
0,3
28
Kleine parelmoervlinder
2
0,1
29
Gele luzernevlinder
2
0,1
30
Rouwmantel
1
0,1
31
Grote weerschijnvlinder
1
0,1
32
Grote vos
1
0,1
33
Kleine ijsvogelvlinder
0
0
34
Geelsprietdikkopje
20
0
0
35
Argusvlinder
18
0
0
36
Icarusblauwtje (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
De Boomklever mdiHt2007
7
Daarnaa t zijn
oorten al
Landkaartje (Ara chnia
richting al
portvelden en (inten ieve) begrazing
levana), Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) en
van het domein is niet duidelijk. Mogelijk bevindt
Oranje zandoogje (Pyronia tithonus) onderverte
er zich nog een populatie op de nabijgelegen Kes
gemvoordigd in het Dijleland. Deze drie oorten zijn
selberg.
nochtan het
relatief eenvoudig te onder cheiden. Van
ranje zandoogje i
dit reed
langer geweten.
Het Dijleland i kennelijk op één of andere manier niet ge chikt voor deze
oort. Het Landkaartje kan
naar verwachting evenveel in het Dijleland waarge nomen worden al in de re t van Vlaanderen. De Ci troenvlinder daarentegen lijkt in gan Vlaanderen af te nemen. Reden genoeg om de komende jaren extra aandacht aan deze oort te schenken.
( Coenonympha
pamphilus)
De Kleine ijsvogelvlinder (Limentis camilla) komt voor in Kamperfoelie-rijke bo sen. Zowel in het Meerdaalwoud als Zoniënbos is deze soort tijdens de voorbije 15 jaar waargenomen. Waarnemingen uit de periode 2004-2006 ontbreken echter. De vraag is in welke mate deze soort verspreid binnen deze bos
Van Argusvlinder (Lasiommata megera) en het Hooibeestje
Aandachtssoorten
liggen
geen recente waarnemingen meer voor uit de treek
sen voorkomt en eventueel ook in de bossen aan de rand van deze complexen (bos van Marnix, Kouter bos). Traditioneel werd deze soort waargenomen in
mogelijk uit het Dijleland
de omgeving van de Warande en het bosre ervaat
verdwenen. De laatste (gekende) populatie van het
'Pruikenmakers: langsheen de Kromme dreef. On
Hooibee tje bevond zich in het Provinciaal Domein
dank
te I e
zicht in de exacte ver preiding van deze soort binnen
en deze oorten zijn du
el-Lo. Hoe deze er nu aan toe is, met de in-
gerichte zoekacties is er geen bijkomend in
het bos.
De Sleedoornpage is een wijdverspreide, maar moeilijk waar te nemen soort (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
8
De Boomklever mddrtZOO/
Voor de komende jaren is ook de uitbreiding van het Bruin blauwtje
(Aricia agestis) in het Dijleland een
spannende gebeurtenis. Overal in Vlaanderen is deze soort aan een opmars bezig. Blijkbaar moeten we in het Dijleland de invasie uit het Oosten verwachten. Voldoende aandacht schenken aan de ruderale vege taties waar deze soort blijkt op te duiken is dan ook aangewezen. Ook was 2006 een invasieJaar voor Rouwmantel
(Nymphalis antiopa). Soms slaagt deze vlinder zich in de daaropvolgende seizoenen te vestigen. Dit mag in 2007 verwacht worden.
Hoewel de Kleine ijsvogelvlinder in de jaren '90 meermaals waargenomen werd in Meerdaalwoud, is er weinig geweten over het actuele voorkomen. (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
De Grote weerschijnvlinder
(Apatura iris) leeft
dan weer in natte broekbossen. Enkel in de Doode Bemde en in het Zoniënwoud is de soort de voorbije 15 jaar op regelmatige basis waargenomen. Elders
in het Dijleland (o.a. Meerdaalwoud en De Zicht Holsbeek)is de soort slechts éénmalig en zelfs in de vlucht waargenomen. De Iepenpage
(Satyrium ilicis) lijkt dan weer een
vooralsnog onderschatte soort. In de periode 20042006 is ze doorheen de vallei in bosranden op ver
schillende plaatsen waargenomen. Naar verwach ting zal de soort op de valleiranden (in holle wegen of bosranden met iepen)mits gericht zoeken nog op vele plaatsen aangetroffen kunnen worden. De soort
Referentie
bezoekt weinig bloemen, maar kan 's ochtends op Braam of andere nectarrijke bloemen (Marjolein, Koninginnekruid, ... )aangetroffen worden. Een hiermee nauw verwante soort, de Sleedoorn page
(Thecla betulae) is zo uit de 'vergetelheid' ge
raakt. De aanwezigheid van deze soort wordt echter het beste 's winters aan de hand van eitjes in Slee doornhagen of struiken vastgesteld. Gericht zoeken van deze soort, die naar we vermoeden over de ganse streek mag verwacht worden, is een aardige afwisse ling tijdens winterse wandelingen.
•
Maes D. & Van Dyck H. 1999. Dagvlinders in Vlaanderen - Ecologie, verspreiding en behoud. Stichting Leefmilieu, Antwerpen i.s.m. Instituut voor Natuurbehoud en Vlaamse Vlinderwerk groep, Brussel. 480 p.
Bart Vercoutere bart. vercoutere@scarlet.be Bart Creemers bart.creemers@gmail.com Maarten Hens maartenhens@yahoo.co.uk
De Boomklever-maart2007
9
Libellen in het Dijleland
D
eze bijdrage schetst het actu
Verspreiding van de
ele voorkomen van libellen in
waarnemingen
het Dijleland. Als basis worden de waarnemingen uit het archief van de
natuurstudiegroep
Dijleland
(NSGD) gebruikt over de periode
2004-2006
(+een gering aantal bij
komende waarnemingen van en
2003).
2002
Deze worden vergeleken
met de (oudere) data van de streek die beheerd worden door de natio nale libellenwerkgroep 'Gomphus'.
•
De twee datasets waarop we ons hier beroepen heb ben een verschillende oorsprong en dus ook ver schillende kenmerken (tabel
1). Merk op dat het
aantal gegevens dat de voorbije drie jaar verzameld werd door de NSGD meer dan dubbel zo groot is dan het aantal Dijleland-records in het Gomphus archief
(1950-2000). Het Dijleland gold echter als
een relatief onderbemonsterde regio.
Tabel 1. Kenmerken van de gebruikte datasets m.b.t. libellenwaarnemingen uit het Dijleland. Gomphus
Beheerder
Natuurstudiegroep Dijleland
Periode
1950-2000
(2002-) 2004-2006
Inleiding
Aantal records
503
1092
Aantal soorten
36
38
Libellen zijn relatief grote insecten die, naargelang
Aantal Rode
de soort, in mindere of sterke mate gebonden zijn
Lijstsoorten
7
6
aan water. Hun leven als larve brengen ze volledig in het water door, maar jagend kunnen volwassen
Van nature is de verspreiding van libellen gekoppeld
exemplaren op grote afstand van water aangetroffen
aan de nabijheid van water. Daardoor is de spreiding
worden.
van het aantal waarnemingen doorheen de streek niet homogeen (tabel
De libellenorde is een kleine groep binnen de insec
2, figuur 1). Toch zijn er een aantal
zones die, in positieve of negatieve zin, opvallen. Het
tenwereld. Klassiek worden de libellen opgedeeld in
best onderzochte gebied is de Dijlevallei ten zuiden
de waterjuffers en de 'echte' libellen. Het onderscheid
van Leuven. Een andere uitgesproken hotspot qua
ertussen wordt gemaakt op basis van de vleugelop
aantal waarnemingen en soorten is het Torfbroek
bouw. De juffers hebben een gelijke vorm van voor
in Berg (Kampenhout). Ook rond de zandgroeve in
en achtervleugel. Bij rust houden ze beide vleugel
Haasrode werden heel wat waarnemingen verricht.
paren boven op de rug tegen elkaar. Doorgaans zijn
Uitschieters naar onderen betreffen vooral de val
de 'echte' libellen forser gebouwd en hebben ze ver
leien van IJse, Voer en Molenbeek/Weesbeek op. In
schillende voor- en achtervleugels. In rust houden ze
deze valleien bevinden zich nochtans voldoende vij
hun vleugels open, naast het lichaam.
vers en open water om kansen te bieden aan libellen. Geen van deze plaatsen blijkt intensief bezocht.
In België werden tot op heden
69 libellensoorten waargenomen. Hiervan planten zich actueel 58 soorten in V laanderen voort (ooit waren het er 66). In het Oijleland zijn daarvan 38 soorten gezien. Het
dom relatief groot is. In verschillende gebieden zijn
is evenwel niet duidelijk of alle soorten een stabiele
meer dan
populatie binnen het Dijleland kennen.
10
De Boomklever ma.:i�2001
Daarnaast valt op te merken dat ondanks het relatief klein aantal waarnemingen de doorsnee soortenrijk
10 soorten aangetroffen (figuur 1).
Tabel 2. Overzicht van de waarnemingen van li bellen voor de best onderzochte gebieden van het Dijleland. #geg
=
aantal gearchiveerde waar
nemingen uit de periode 2004-2006 voor het be treffende gebied; #S #Z
=
=
aantal soorten dagvlinders;
aantal regionaal zeldzamere soorten.
Gebied / deelgebieden
#geg
#S
#Z
Zone ten noorden van
300
31
2
Torfbroek
279
31
2
Zuidelijke Dijlevallei
708
29
3
Florival, Archennes
9
9
0
Grootbroek Sint-Agatha-
108
25
2
126
21
1
Laanvallei
94
22
2
Rodebos Sint-Agatha-
81
20
1
zone Tombeek-Terlanen
2
l
0
Heverlee
27
12
1
Abdij van Park
24
9
0
Militair domein Heverlee
3
3
1
Plateaugebieden tussen
70
18
1
Noordoost Leuven
41
16
1
Kesselberg (I essel-Lo,
20
12
1
Vlierbeek (Kessel-Lo)
21
9
0
Heverleebos en Meer-
64
15
2
2
2
0
Heverleebos
30
11
1
Meerdaalwoud
32
12
1
Plateaus Blanden-Haas-
33
15
1
23
12
1
23
9
0
de steilrand
0
0
Rode
Dataset NSGD
Dataset lnbo Aantal soorten
CJ1-5 06-10 132! 11-14 -15-19 -20-24
Doode Bemde (Neerijse, Oud-Heverlee) 2 0 -....
2
4 Kilometers
Rode
Aantal waargenomen soorten libellen in het Dijleland per lxl km2 UTM-hok tijdens de pe rioden 1950-2000 ( gegevens libellenwerkgroep Gom phus) en 2004-2006 (archiefNSGD). Figuur L
L aan, IJse en Voer
Holsbeek)
daalwoud Militair domein Meerdaalwoud
rode-Bierbeek Zandgroeve Builoogstraat
De Bosbeekjuffer werd nog niet waargenomen in het Dijleland, maar staat op het lijstje 'mogelijk te verwachten soorten' (Foto: Jeroen Mentens, wwwjaunaflora. org)
Leuvense stedelijke zone
De Boomklever ffidiHlZOO/
1 1
"Eerst snuffel-snuffel, dan boem-boem'; luidt het devies bij de Watersnuffel (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
Soortbespreking
Aandachtssoorten
Tabel 3 geeft van alle Oijleland e oorten de rangorde
Op het vlak van libellen mogen de komende jaren
van hun frequentie van voorkomen (geba eerd op
grote veranderingen verwacht worden. Enerzijds
aantal waarnemingen) in het Oijleland (2004-2006)
dragen zowel warmere zomer al hogere jaargemid
en in Vlaanderen. Hierin valt op dat er een grote over
delde temperaturen bij tot een noordelijke areaals
eenkom t i tu
en beide. Soorten die in het Oijleland
uitbreiding van een reeks zuidelijke soorten. An
frequenter gemeld worden dan gemiddeld in Vlaan
derzijds worden meer en meer vijvers in de streek
(Calpoteryx splen dens) en de Blauwe breedscheenjuffer (Platycnemis penmpe ) . Omgekeerd worden Watersnuffel (Enal lagma cyathigerwn)), Gewone pantserjuffer (Les tes sponsa) en Grote roodoogjuffer (Erythromma naja ) minder in het Oijleland waargenomen. Deze
natuurvriendelijk beheerd, en verbetert de water
·
deren zijn de Weidebeekjuffer
soorten zijn nochtan niet moeilijk op naam te bren
kwaliteit van heel wat beken. In beide biotopen zou dit moeten leiden tot een uitbreiding van de libel lenpopulaties.
Zuidelijke soorten
dc1e soorten onder cheiden worden. Het zijn relatief
(Orthetrum brunneum), Zuidelijke keizerlibel (Anax parthenope) en de Zuidelijke glazenmaker (Aeshna affinis) zijn recent
weinig veeleisende dieren, die du doorheen het Oij
in de streek opgedoken. Het i
leland frequenter mogen verwacht worden.
in welke mate deze soorten zich hier effectief voort-
gen. Zelf in de vlucht of ru tend op een takje kunnen
12
De Boomklever mddrt ZOO/
De Zuidelijke oeverlibel
niet altijd duidelijk
Tabel 3. Relatieve talrijkheid van libellen in het Dijleland en in Vlaanderen. #geg =aantal gearchiveerde waarnemingen voor het Dijleland; %
=
procentueel aandeel voor het Dijleland.
Vlaamse rangorde
#geg
%
rangorde Dijleland
Lantaarntje
1
113
10.3
1
Gewone oeverlibel
2
106
9.7
2
Weidebeekjuffer
19
83
7.6
3
Grote keizerlibel
2
68
6.2
4
Azuurwaterjuffer
3
67
6.1
5
Bloedrode heidelibel
4
64
5.9
6
Houtpantserjuffer
6
53
4.9
7
Paardenbijter
4
49
4.5
8
Blauwe breedscheenjuffer
18
48
4.4
9
7
45
4.1
10
Platbuik
10
36
3.3
11
Vuur juffer
11
35
3.2
12
8
31
2.8
13
12
29
2.7
14
9
23
2.1
15
16
22
2.0
16
Bruine winterjuffer
21
1.9
17
Zwervende heidelibel
19
1.7
18
19
1.7
19
Tengere grasjuffer
19
1.7
20
Vuurlibel
18
1.6
21
Variabele waterjuffer
16
1.5
22
Smaragdlibel
16
1.5
23
Beekoeverlibel
14
1.3
24
Soort
Blauwe glazenmaker
Bruinrode heidelibel Viervlek Kleine roodoogjuffer Geelvlekheidelibel
Watersnuffel
5
Gewone pantserjuffer
14
12
1.1
25
Plasrombout
21
10
0.9
26
Grote roodoogjuffer
17
10
0.9
27
8
0.7
28
7
0.6
29
Steenrode heidelibel
7
0.6
30
Zuidelijke oeverlibel
5
0.5
31
Gewone bronlibel
5
0.5
32
Bruine glazenmaker
5
0.5
33
Z uidelijke glazenmaker
4
0.4
34
Bruine korenbout
2
0.2
35
Zuidelijke keizerlibel
1
0.1
36
Kanaaljuffer
1
0.1
37
Glassnijder
1
0.1
38
Zwervende pantserjuffer Zwarte heidelibel
13
De Boomklever- mdart2007
13
planten en een populatie 'stichten; dan wel dat gedu
Recent ontwikkelde er zich een populatie in de her
rende langere tijd enkele exemplaren in een gebied
ingerichte vijver van het Grootbroek. De Gewone
vertoeven. De volgende jaren zullen hierin echter
bronlibel wordt dan weer vooral aangetroffen in
duidelijkheid brengen. Enkele gebieden in de vallei
het Meerdaalwoud, voornamelijk in de vallei van
van de Nethen (Grez-Doiceau) en het Torfbroek zijn
de P addenpoel. In het verleden werden echter re
hierbij actueel de hotspots.
latief frequent volwassen exemplaren gezien aan de Springputten en éénmalig in het Rodebos. Voorals nog is het een open vraag waarom deze soort elders
Betere waterkwaliteit & pioniers In stromend water kunnen Weidebeekjuffer Bruine korenbout
en
(Libelulla fulva) verwacht wor
in de streek (bvb. valleien van IJse of Laan) of in het Zoniënwoud niet waargenomen wordt.
den. Deze laatste kan echter ook rond stilstaand water aangetroffen worden. De afgelopen tien jaar is de Weidebeekjuffer algemeen geworden in het
Referentie
Dijleland. De Bruine korenbout is aanwezig in het Waalse gedeelte van de Laanvallei. Er mag dan ook
•
De Knijf G., Anselin A., Goffart P. & Tailly M (red).
een noordwaartse migratie verwacht worden. Mo
2006. De libellen van België: verspreiding - evo
gelijks zijn er nog lokale populaties Bosbeekjutfer
lutie - habitats. Libellenwerkgroep Gomphus in
(Calopteryx virgo) in het Waalse deel van de Laan
samenwerking met Instituut voor Natuur- en Bos
vallei aanwezig. Wanneer zowel structuur als wa
onderzoek, Brussel. 368 p.
terkwaliteit nog meer verbeteren kan ook van deze soort een uitbreiding verwacht worden. Zo ook voor
Bart Vercoutere
de Beekoeverlibel (Orthetrum coerulescens) Die in
bart.vercoutere@scarlet.be
het Torfbroek een populatie gevestigd heeft en zich naar verwachting verder zal verspreiden doorheen
Bart Creemers
het Dijleland.
bart.creemers@gmail.com
Het periodiek aflaten van de voormalige visvijvers
Maarten Hens
in de Dijlevallei leidt tot een sterke verbetering van
maartenhens@yahoo.co.uk
de waterkwaliteit. Dit biedt kansen voor zowel pi oniersoorten als soorten die belang hechten aan helder, stilstaand water. Kanaaljutfer (Erythromma
lindenii) (eenmalig in het Torfbroek, maar wel uit breidend in Vlaanderen),
Variabele waterjuffer
(Coenagrion pulchellum) (Torfbroek) en Tengere grasjuffer (Ishnura pumillo) (doorheen het Dijle land, veelal in zandgroeves) mogen dan ook in de toekomst verwacht worden. Glassnijder
(Brachytron pratense) (Grootbroek)
komt dan weer voor op vijvers die ingericht zijn. Het valt nog te bezien of de waarnemingen van deze soort ook leiden tot het uitbouwen van een populatie in het Dijleland. Sowieso zijn volgende soorten aandachtssoorten voor het Dijleland: Smaragcllibel (Cordulia aenea) en Gewone bronlibel (Cordulegaster boltonii). De Smaragdlibel komt voor in visvrije, niet al te eutrofe vijvers. Zo komt de soort voor in de vijvers langs het Rodebos en de Springputten in Meerdaalwoud.
14
De Boomklever mililrt2007
De Gewone bronlibel is dé soort van bronbeekjes in het Meerda alwoud (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
,; j
Sprinkhanen en krekels in het Dijleland
D
it artikel bespreekt het voor
Verspreiding van de
komen van sprinkhanen en
waarnemingen
krekels in het Dijleland tijdens de
•
De beste onderzochte gebieden van de streek bevin
periode 2000-2006. Als basis wer
den zich binnen een brede strook langs de Dijleval
den de gegevens van de Vlaamse
ligt ten noordoosten van Leuven, met ondermeer de
werkgroep 'Saltabel' en het waar nemingearchief
van
de
Natuur
studiegroep Dijleland (NSGD) ge bruikt. Het archief van het NSGD bevat voornamelijk waarnemingen van de jaren 2004-2006.
lei (tabel
1, figuur 1). Het beste onderzochte gebied
Kesselberg en Vlierbeek. Dit gebied herbergt met
16 soorten de grootste soortenrijkdom (figuur 1). Bijkomend werd in deze buurt, net voor de hier be schouwde periode, ook nog de Blauwvleugelsprink haan waargenomen
(1999, R. Guelinckx). Ook Leu
ven en Heverlee zijn goed onderzocht. Uit het deel van Kessel- Lo ten zuiden van het Provinciaal Domein en de Abdij van V lierbeek bevinden zich geen waar nemingen in het archief. Andere vrij goed doorsnuf felde delen van het Dijleland zijn de Laanvallei en de zuidelijke Dijlevallei (Grootbroek, Florival, Pécrot), hoewel beide zones zeker nog potentie hebben voor meer ontdekkingen. Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat het aantal waarnemingen van sprinkhanen en kre
Inleiding
kels in en om het Rodebos relatief gering is in ver gelijking met het aantal waarnemingen van libellen
Onze inheemse sprinkhanen en krekels kunnen in
en lieveheersbeestjes in dit gebied. In Heverleebos
vijf groepen worden onderverdeeld: de doorntjes, de
en Meerdaalwoud werden wel relatief veel waarne
veldsprinkhanen, de sabelsprinkhanen, de krekels en
mingen gedaan. Voor Heverleebos werden over het
de 'groep' van de veenmol. Van de 51 soorten sprink
hele gebied verspreid waarnemingen doorgegeven.
hanen en krekels in België (zie
www.saltabel.org)
In Meerdaalwoud concentreren de waarnemingen
1875 met zekerheid 39 soorten waar genomen in V laanderen, waarvan 26 soorten in het
zich vooral in het Militair domein en in de omgeving
zijn er sinds
van het ecoduct over de Naamsesteenweg.
Dijleland (inclusief enkele aangrenzende gebieden in Waals-Brabant). Net ten westen van de regio (Brus
Voor de valleien van de IJse en de Voer, alsook het pla
sels Hoofdstedelijk Gewest) werden nog andere
teau hiertussen en het plateau tussen IJse en Laan, be
soorten gezien. Vijf soorten worden tegenwoordig
perken de gegevens zich tot enkele verspreide waarne
in V laanderen als uitgestorven beschouwd. Bijko
mingen. Uit de gemeente Tervuren werd geen enkele
mend zijn een aantal geïmporteerde soorten bekend
waarneming doorgegeven, net als voor het plateau
die enkel overleven in gebouwen. Eén hiervan is de
tussen de Dijle en de Laan. In Overijse werd naast de
Kassprinkhaan (Tachycines asynamorus). Voor de periode 2000-2006 bevatten de datasets van NSGD
teerd, maar dan wel van de zeldzame Gouden sprink
en Saltabel voor het Dijleland gezamenlijk gegevens
haan. De waarnemingen op de plateaus van Blanden,
over
Haasrode en Bierbeek zijn ook eerder beperkt.
22 soorten en de Kassprinkhaan.
Laanvallei slechts één sprinkhaanwaarneming geno
De Boomklever ffiàdrt2007
15
Voor de steilrand ten noorden van de Voervallei is
Omgeving Ecoduct Naam-
alleen de Koeheide en de aansluitende Zwanenberg
sesteenweg
vrij goed onderzocht. In de zone Wilsele/Herent/ Veltem/Kortenberg ten noorden van de steilrand zijn er verspreid een klein aantal waarnemingen
Militair domein Meerdaal-
30
7
0
17
6
1
woud
gedaan. Meerdere waarnemingen werden hier ge
Heverleebos
25
6
0
noteerd voor de Dijlemeander (Wilsele), in het
Heverlee
43
11
1
Abdij van Park
27
8
0
Militair domein Heverlee
13
8
0
Zone ten noorden van de
31
10
1
Dijlemeander /Wilsele
7
6
0
Plateaugebieden tussen
18
9
0
Leuvense stedelijke zone
23
8
2
Leuven binnen de ring
19
7
2
Plateaus Blanden-Haas-
11
7
1
Zandgroeve Builoogstraat
5
5
0
Oostelijke steilrand
18
7
0
Koeheide, Zwanenberg
15
7
0
Torfbroek (Kampenhout/Berg) en het Dorenveld (Erps-Kwerps). Het grootste aantal waarnemingen in dit deel van de regio staat op naam van de Grep pelsprinkhaan.
steilrand
Tabel 1. Voorkomen van sprinkhanen en krekels in de best onderzochte gebieden van het Dijle land. #geg
=
aantal gearchiveerde waarnemingen
uit de periode 2000-2006 voor het betreffende gebied; #S kels; #Z
=
=
aantal soorten sprinkhanen en kre
aantal regionaal zeldzamere soorten
(zie tabel 2; totaal van 10 soorten die vrij tot zeer zeldzaam zijn).
Gebied / deelgebieden
#geg
#S
#Z
Noordoost Leuven
186
16
4
Kesselberg (Kessel-Lo,
114
14
3
Holsbeek)
Laan, IJse en Voer
rode-Bierbeek
(Bertem, Heverlee)
Figuur 1. Aantal
waargenomen soorten sprinkhanen en krekels in het Dijleland per lxl km2 UTM-hok op basis van de gegevens van Saltabel (periode 20002006) en van het NSGD-archief (2004-2006).
Vlierbeek (Kessel-Lo)
25
10
1
Schoolbergen (Kessel-Lo)
11
8
1
10
8
1
Zuidelijke Dijlevallei
36
12
3
Florival
9
7
1
voorkomen (zeldzaamheid/algemeenheid) van de
Grootbroek Sint-Agatha-
7
7
0
verschillende soorten sprinkhanen en krekels in het
Heuvelrug tussen Lemingbeek en Molenbeek Leuven Noord (Wilsele)
Gebied tussen vaart en spoorweg tot en met E314
Soortbesprekingen Algemenere soorten
Tabel 2 geeft een overzicht van de frequentie van
Dijleland. De zes meest gemelde soorten zijn Kras
Rode
6
6
0
Laanvallei
29
12
1
Rodebos Sint-Agatha-Rode
8
7
0
zone Tombeek-Terlanen
3
6
1
Heverleebos en Meerdaal-
79
11
1
Doode Bemde (Neerijse, Oud-Heverlee)
woud
(Chortippus parallelus), Ratelaar (Chorthippus biguttulus), Bramensprinkhaan (Pholidoptera gri seoaptera), Grote groene sabelsprinkhaan (Tettigo nia viridissima), Bruine sprinkhaan ( Chorthippus brunneus) en Zuidelijk spitskopje ( Conocephalus discolor). De algemeenheid van het Zuidelijk spits ser
kopje is zeer opmerkelijk vermits deze soort van zui delijke oorsprong tot voor kort niet bekend was uit de regio. In 2001 werd deze soort voor de eerste maal waargenomen in het centrum van Leuven (Lam-
16
De BoomkJever maart2007
2003). Ook de Sikkelsprink haan (Phaneroptera falcata) is een zuidelijke soort, brechts & Guelinckx
die vijftien jaar geleden een grote zeldzaamheid was van het zuiden van het land. De eerste waarneming voor Vlaams-Brabant dateert van in brechts & Guelinckx
1996 (Lam
1999). Sindsdien heeft deze
soort zich uitgebreid en nu is hij algemeen in de re gio te vinden in ruige vegetaties met dikwijls struik gewas, zoals bermen, braakpercelen en bosranden. De Greppelsprinkhaan
(Metrioptera roeselii) is een
soort die als kwetsbaar staat aangeduid op de voor lopige Rode Lijst (Decleer et al.,
2000). Sinds 2000
werd deze soort echter op opvallend veel plaatsen in onze regio waargenomen (Guelinckx & Lambrechts,
2001). Wat zonder twijfel samenhangt met het feit dat sprinkhanen in onze regio tot voor kort zwaar onderbekeken zijn. Anderzijds zijn er effectief aanwij zingen dat deze soort ook werkelijk aan het toenemen is in onze regio. De Greppelsprinkhaan kan nu in het
• 0•'..M•l"''•<if) U D.:.:r��>bc4 "*"UI
•oor...,
01
. ' •· • 10
0•" •1 NWittl!'f�
Dijleland als algemeen worden beschouwd. De soort
De Bramensprinkhaan, een forse en algemene soort in de streek (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
De Boomklever mililrt2001
17
Tabel 2. Sprinkhanen en krekels gekend uit Vlaanderen, gerangschikt volgens hun frequentie van voor komen in het Dijleland. Biotoop = biotoop waar de soort bij ons het meeste kan worden aangetroffen (gras= grazige vegetaties; ruigte= ruigten en hoog gras; open =onbegroeid, open terrein of met schaar se begroeiing; humus= humusrijke bodem). % =percentage van onderzochte gebieden in het Dijleland en omliggende gebieden (36 gebieden met> 3 soorten) waar de betreffende soort voorkomt. De frequen tieklasse Dijleland werd bepaald op basis van het voorkomen in onderzochte gebieden en het aantal waarnemingen (za =zeer algemeen, a =algemeen, va= vrij algemeen, vz =vrij zeldzaam, z =zeldzaam, zz = zeer zeldzaam, - = niet voorkomend). De Vlaamse Rode Lijststatus is gebaseerd op Decleer et al.
(2000): nb =niet bedreigd, z =zeldzaam, k =kwetsbaar, b =bedreigd, vb =met verdwijning bedreigd. Soortnaam
Biotoop
%
Freq.klasse
Rode Lijst
Dijleland
Dijleland
Vlaanderen
Krasser
gras
83
za
nb
Ratelaar
droog gras
78
za
nb
Brarnensprinkhaan
struweel
64
za
nb
Grote groene sabel-
ruigte tot bomen
58
za
nb
Bruine sprinkhaan
droog gras
56
za
nb
Zuidelijk spitskopje
droge ruigte
53
za
nb
Sikkelsprinkhaan
droge ruigte
44
a
nb
Greppelsprinkhaan
ruigte
28
a
k
Gewoon spitskopje
vochtige ruigte
22
va
nb
Boomsprinkhaan
struiken en bomen
22
va
nb
Gewoon doorntje
vochtig
19
va
nb
Struiksprinkhaan
struiken en bomen
19
va
z
vochtig open
17
va
nb
Yeldkrekel
droog open
11
vz
z
Huiskrekel
gebouwen
6
vz
-
droog open
6
vz
k
humus
6
vz
b
Knopsprietje
droog open
3
z
nb
Rosse sprinkhaan
droge ruigte
3
z
vb
Snortikker
open
3
zz
k
Heidesabelsprinkhaan
heide
3
zz
z
Gouden sprinkhaan
ruigte
0
zz
z
gebouwen
0
zz
-
sprinkhaan
Zeggedoorntje
Blauwvleugelsprinkhaan Veenmol
Kassprinkhaan Kustsprinkhaan
gras
Zompsprinkhaan
vochtig gras
Zadelsprinkhaan
boomheide
Boskrekel
strooisel
cgertje
droog gras
18
De Boomklever-maartzoo7
-
-
z k z z
-
z
Wekkertje Duinsabelsprinkhaan
vochtig gras
-
k .
droog truweel en
-
b
ruigte Zoemertje
droog open
-
vb
Schavertje
open en heide
-
b
Moerassprinkhaan
vochtige ruigte
-
k
Zanddoorntje
vochtig open
-
k
Kalkdoorntje
open
-
b
heeft een 'vlekkige' verspreiding in het noorden van
Aandachtssoorten
de regio, van Erps-Kwerps tot Kessel-Lo (Creemers,
2006).
Deze populaties staan mogelijk in verbinding
met de populaties in de Wingevallei. In het noordelijk deel van de regio zijn er vast en zeker nog onontdekte vindplaatsen. Een meer geïsoleerde populatie werd in
2006
gevonden in de buurt van Leefdaal, terwijl in
de Laanvallei een zwervend individu gevonden werd (Creemers, 2006). Tijdens de zeer warme zomer van
2006
hebben zich mogelijk nog meer zwervers van
deze soort over de streek verspreid. Het valt te ver wachten dat de Greppelsprinkhaan de komende jaren op nog meer lokaties (ruige bermen, graslanden) zal opduiken. Het Gewoon spitskopje (Conocephalus dorsalis), de Boomsprinkhaan (Meconema thalassinum), het Gewoon doorntje (Tetrix undulata), de Struik sprinkhaan (Leptophyes punctatissima) en het Zeg gedoorntje (Tetrix ceperoi) zijn in tabel 2 allemaal als vrij algemeen aangeduid. Het zijn allemaal soorten die ofwel geen geluid maken (de doorntjes), ofwel waarvan het geluid niet hoorbaar of onopvallend is. Bovendien komen ze voor in biotopen die weinig of niet onderzocht worden op de aanwezigheid van sprinkhanen. De Boomsprinkhaan en Struiksprink haan leven in houtige gewassen. Het Gewoon spits kopje komt vooral voor in vochtige ruigten. Ook het Gewoon doorntje en het Zeggedoorntje zijn soorten van voornamelijk vochtige biotopen en zijn boven dien erg klein. Het werkelijke voorkomen van deze soorten wordt dan ook hoogstwaarschijnlijk onder schat op basis van de verzamelde waarnemingen.
Tien soorten sprinkhanen en krekels zijn vrij zeld zaam tot zeer zeldzaam in het Dijleland. Achter de soortnaam staat het aantal gekende waarnemingen in het Dijleland sinds
2000.
Heidesabelsprinkhaan (Nietrioptera brachyptera)
[1] Op
17 juli 2004 werd een langvleugelig mannetje op
gemerkt op een klein stukje heide op de Ke
elberg
(Kessel-Jo,]. Lambrechts). Dit was de eerste waarne ming voor V laams-Brabant en het betrof zeer waar schijnlijk een zwerver. In
2005
en
2006
werden er
geen waarnemingen van deze soort gedaan op deze locatie. Veldkrekel (Gryllus capemestris)
[9]
Relictpopulaties van deze soort komen voor in de Laanvallei (Tombeek-Terlanen) en aan de zuidkant van de Schoolbergen te Kessel-Lo. Mogelijk zijn er nog Veldkrekels terug te vinden in de omgeving van de Kesselberg. In dit gebied werd in
2003
één exem
plaar waargenomen. In de Laanvallei be tond de populatie in
2006
nog uit tientallen veldkrekels. De
2004 ook nog vermoedelijk uit tientallen 'tsjirp'posten. In 2006 populatie van de Schoolbergen be tond in
konden op die plek slechts maximaal 3 t jirpende exemplaren worden gehoord. Oude waarnemingen van voor
1950
zijn bekend uit Heverlee,
int-Jori -
Weert, Tervuren en Hoeilaart. Huiskrekel (Acheta domesticll
) [7]
Een typische soort van stedelijke milieu , bij con tant (ver)warm(d)e plaat en. Deze oort werd de voorbije
�
jaren gemeld op ver chillende plaat en in de stad Le ven, ondermeer aan de
aart! om, het
tation en
De Boomklever ffidill!ZOO/
111
19
het tad centrum. Men kan zich echter de vraag stel
van het begin van deze eeuw. In Kortenberg ten lotte
len of alle waarnemingen wel degelijk betrekking heb
werd in 2005 ook een Veenmol gevonden. Gerichte
ben op Hui krekel. Het geluid (en het uiterlijk) van de
(nachtelijke) zoektochten in het voorjaar naar het ty
Hui krekel lijken immer erg op de dat van de Die
pi ch snorrende geluid kunnen mogelijk meer vind
rentuinkrekel
(Gryllodes sigillntus), een soort die in
plaatsen opleveren.
de handel aangeboden \vordt al reptielenvoer en die ondermeer in de labo's van Dierkunde (K.U.Leuven)
Kassprinkhaan (Tachycibes asynamorus) [1]
in het centrum van Leuven gekweekt wordt. Het lijdt
De oort i
geen twijfel dat deze bee tje
al een
het hazenpad
bij on
afkomstig uit het verre
osten en komt
onder andere voor in serre . Werd in 2002
kielen""
waargenomen in Oud-Heverlee.
Veenmol (Gryllotalpa gryllotalpa) [4]
Blauwvleugelsprinkhaan ( Oedipoda caerulescens) [7]
Het zwaartepunt van de gekende actuele versprei
Deze vrij zeldzame soort komt voor in zeer droge ter
ding van de Veenmol in V laanderen bevindt zich
reinen met chaarse, open begroeiing die vlug opwar
en de provincie V laam -Brabant
men. In onze regio zijn dat spoorwegbennen. Blauw
en Antwerpen (o.a. Mechelen). Uit het Dijleland zijn
vleugelsprinkhanen zijn in grote aantallen te vinden
er de afgelopen jaren enkele geïsoleerde waarnemin
lang de spoorwegen ter hoogte van het stad kerkhof
gen bekend. In een akkergebied aan de oo tkant van
van Leuven. In
i\[eerdaalwoud werden in 2005 drie dieren waarge
ook al waargenomen net ten noorden van het tation
nomen. Twintig jaar geleden \Varen Veenmollen ook
van Leuven. Een waarneming van een exemplaar langs
e
de spoorweg ter hoogte van de zuidelijke vijver van
tad Leuven
Oud-Heverlee toont aan dat nog andere vindplaatsen
(omgeving Redingenhof ) konden vroeger Veenmol
van deze oort kunnen worden gevonden indien alle
len worden gevonden toen daar nog heel wat ak
spoorwegtrajecten in de regio zouden kunnen wor
kertjes en moe tuinen werden bewerkt. De laatste
den afgelopen.
rond de grens tu
aanwe1ig aan de zuidkant van Meerdaalwoud te then. In het Luidelijke gedeelte van de
1999 werd de Blauwvleugel
prinkhaan
gekende \vaarneming van deze plaats dateert ergens
Gouden sprinkhaan (Chrysocgraon dispar) [1] Dit is een zeldzame soort van vochtige tot matig vochtige terreinen met half hoge begroeiing, maar ze wordt ook op drogere plekken gevonden met een hogere, koele begroeiing, zoals \·vegbermen. De oort werd in 2002 te Overijse/Ketelheide gevonden. Re cente nieuwe vindplaatsen in Limburg en Oost-Bra bant kunnen er op wijzen dat deze soort in opmars is. Benieuwd of dat voor onze regio ook zo zal zijn.
Snortikker (Chorthippus mollis) [1] De snortikker is een algemene oort in de Kempen, maar werd tot voor kort nog nooit opgemerkt in onze regio. In 2005 werd er echter net over de taal grens te Florival/Archennes een exemplaar van deze soort genoteerd. Zoekacties in deze omgeving kun nen mis chien een populatie ontdekken.
Rosse sprinkhaan (Gomphocerippus rufus) [ 1 2 ] Eén van de weinig gekende populatie van deze oort in V laanderen (vier populaties tot en met 2005; med.
Op enkele plaatsen in het Dijleland klinkt nog het getsjirp van de Veldkrekel (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
20
De Boomklever mddrl/OO/
]. Lambrecht op www. altabel.org) bevindt zich op de open plekken in het Militair domein in Meer daalwoud. De
oort i
daar talrijk. De laat te waar-
Eén van de weinige populaties van de Rosse sprinkhaan in Vlaanderen bevindt zich op het Militair domein in Meerdaalwoud (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
nemingen dateren van 2004. Deze vrij makkelijk
enkele (in Vlaanderen voorkomende) �oorten op die
te herkennen soort komt elders o.a. voor in ruige,
(voorlopig) ontbreken op de Dijleland e soortenlij�t
warme bosranden en bermen in kruidige vegetatie
voor de periode
of zelfs struiken (laag Bramen truweel). Het wordt
te verwachten indien de aandacht voor en het gericht
interessant om op te volgen of deze oort zal profite
zoeken naar prinkhanen opgedreven wordt.
ind
2000. De mee te
oorten zijn
ren van het nieuwe beheerplan voor Meerdaalwoud \vaarin meer open plekken in het bo
tot doel wor
den gesteld.
De Moerassprinkhaan (Stethoplryuw grossrnn) i� de groot te veldsprinkhaan van België en houdt zich op in allerlei ruige, natte gra ·landen en moera
·
en.
Knopsprietje (Myrmeleotettix maculatus) [13)
Deze zeldzame
Het knop prietje is een soort van droge plaatsen met
' aarnemingnetwerk of aan. altabel, maar het i be t
lage open begroeiing, zoals heide,
mogelijk dat hij voorkomt in de Oijlc,·allci. De moei
chraal grasland
oort "·erd nog niet gemeld op het
en kaal lagen. Het is een algemene oort in de Kem
lijkheid i
pen, maar bij ons is hij in recente jaren enkel bekend
op ver toring gevoelige plekken die vaak enkel door
van de Kesselberg. Er is ook een waarneming gekend
terreinbeheerders kunnen '"'orden betreden.
van de Laanvallei te Tombeek uit 1997.
gelijkaardig probleem be taat er voor de eveneens
dat deze oort bijna uit ·tuitend ,·oorkomt
zeldzame Zompsprinkhaan (C/1ort/1ippu
Andere soorten Vermit de aandacht voor prinkhanen in onze regio tot op heden eerder beperkt wa , lij ten \ve hieronder
Een
/ll011tn-
111t ) die voor! omt op vochtige gra.landen. Bo,·en ·
dien gelijl t de Zomp prinkhaan op de veel \'Oorko mende Kra de Moera
er.
oor zowel de Zompsprinkhaan ab
prinl haan Lijn er hi:tori�chc ( < 1950)
De Boomklever mddrl2"1
21
waarnemingen gekend uit het Torfbroek. Van de
mogelijk onder geïnventariseerd. Inventarisaties met
Zomp prinkhaan is er een vrij recente waarneming
batdetector en het kloppen op takken kunnen mis
uit de \Xfingevallei te Holsbeek.
schien ongekende vindplaatsen opleveren.
De Lichtgroene sabelsprinkhaan (Metrioptera bi
Wekkertje (Omocestus viridulus), Negertje (Omo
color) werd nog nooit in het Dijleland waargenomen,
cestus rufipes) en Kustsprinkhaan (Chorthippus al
maar i een zuidelijke soort die volop haar areaal aan
bomarginatus) komen net als de Snortikker vooral
het uitbreiden is in noordelijke richting. In 2006 werd
voor in de Kempen. Net als de Snortikker is een
deze oort voor het eer t opgemerkt in V laams-Bra
waarneming van deze soorten, hoewel onwaarschijn
bant (Oplinter, derde geval voor Vlaanderen; med. R.
lijk, niet onmogelijk. Van Wekkertje en Negertje zijn
Guelinckx). Verwacht wordt dat hij dit jaar op nog
er erg oude waarnemingen bekend
meer plaatsen zal opduiken. Hij prefereert warme
laart (Groenendaal). Een langvleugelige vrouwelijke
ruige plekken en is makkelijk in de voormiddag te
veldsprinkhaan die werd gevonden in V lierbeek was
inventariseren, op het moment dat de Grote groene
achteraf gezien mogelijk een Kustsprinkhaan, maar
sabel prinkhaan nog niet zingt.
spijtig genoeg werd niet voldoende gekeken naar
Vroeger zou de Boskrekel te horen zijn geweest in
determinatiekenmerken voor deze soort (eigen ob
de omgeving van Heverleebos, maar deze soort is
servatie)
(<1900) uit Hoei
vermoedelijk verdwenen door het dichtgroeien van
2003). De dichtst
Van het Schavertje (Stenobothrus stigmaticus) zijn
bijgelegen plaatsen waar deze soort nu voorkomt lig
er net als het Wekkertje en het Negertje historische
gen in het Hageland.
waarnemingen bekend aan de grens met de Brus
het bo (Lambrechts & Guelinckx,
selse regio, maar gezien het huidige zeldzame voor Het Kalkdoorntje (Tetrix tenuicornis) was alge
komen van deze soort is een waarneming in onze
meen in het Brusselse maar zou daar sterk achteruit
regio zeer onwaarschijnlijk. Dan heeft een waarne
gegaan zijn. Toch zijn er recent enkele waarnemin
ming van het Zanddoorntje (Tetrix ceperoi) meer
gen gedaan en zijn waarnemingen in het westen van
kans. Deze soort is buiten de kuststrook zeldzaam,
het Dijleland (Overijse, Tervuren, Kortenberg) niet
maar kan min of meer verspreid in V laanderen wor
ondenkbaar. Deze oort komt voor op droge tot vrij
den aangetroffen (o.a. een recente waarneming in
vochtige plaat en met schaarse begroeiing, zoals on
het Brusselse). Komt in grote lijnen op gelijkaardige
deraan (kalk)gra hellingen, braakliggende terreinen
plaatsen voor als het Gewoon doorntje en het Zeg
en open plekken in het bos.
gedoorntje.
De Zuid elijke boomsprinkhaan (Meconema me
De
ridionale) is een soort die recent op verschillende
zuidelijke soort waarvan in V laanderen recent een
plaat en in Bru
Boomkrekel
(Oecanthus pellucensis) is een
el werd teruggevonden. Deze zui
delijke soort is vooral terug te vinden in stedelijke gebieden (ook in Nederland) en is daar vermoedelijk geraakt door mee te liften met het verkeer uit het zuiden. Gerichte inventari aties zouden mi schien ook in het Leuven e waarnemingen kunnen opleve ren. De Zaagsprinkhaan (Barbitistes serricauda) is een oort die voorkomt in het zuiden van het land, maar werd recent ontdekt aan de we tkant van het Zoni enwoud. ln Wallonië komt hij voor in warme bosran den, vooral in hazelaar en eiken, maar ook in ther mofiele buxu vegetatie . Het i een vrij immobiele oort. De Zaag prinkhaan maakt een onhoorbaar geluid en leeft in truiken en bomen en i daard oor
22
De Boomklever mddrtlOOJ
Blauwvleugelsprinkhaan, een thermofiele 'spoor weg'soort (Foto: Frederik Fluyt)
handvol waarnemingen werden gedaan. Deze waar nemingen passen in de opmars van de soort naar het noorden. Toch schijnt de soort het moeilijk te heb ben om zich definitief te vestigen. Het Zoemertje (Stenobothrus
lineatus) en de Zadel sprinkhaan (Ephippiger ephippiger) zijn nog twee soorten die in Vlaanderen voorkomen, maar ze zijn te zeldzaam en hun verspreiding is te lokaal om in onze regio te kunnen worden verwacht.
Referenties
•
Decleer K., Devriese H., Hofmans K. & Loek K.
(2000). Voorlopige atlas en 'rode lijst' van de sprinkhanen en krekels van België (Jnsecta, Or thoptera). Werkgroep Saltabel in samenwerking met IN en KBIN. Rapport van het Instituut voor
2000.10, Brussel, 75 p. Creemers B. 2006. Verspreiding van de Greppel
Natuurbehoud •
sprinkhaan in het Dijleland: een stand van zaken. Boom.klever 34: •
94-96.
Guelinckx R. & Lambrechts J.
2001. Een opvallen
de verschijning en toch over het hoofd gezien: de
2000. Natuurreservaten Oost-Brabant vzw. p. 80-86. Kleukers R. & Krekels R. 2004. Veldgids sprinkha Greppelsprinkhaan. Jaarboek natuurstudie
•
nen en krekels. KNNV uitgeverij. •
Lambrechts J. & Guelinckx R.
1999. Bijzondere
sprinkhaansoorten in Oost-Brabant. Jaarboek na
1999. Natuurreservaten Oost-Brabant vzw. p. 23-29. Lambrechts J. & Guelinckx R. 2003. Een overzicht
tuurstudie
•
van bijzondere waarnemingen in Zuidoost-Bra
2002. Jaarboek natuurstudie 2002. Natuur punt Oost-Brabant vzw. p. 32-41. bant in
Voor meer informatie •
www.saltabel.org
Bart Creemers bart.creemers@gmail.com Maarten Hens maartenhens@yahoo.co.uk Bart Vercoutere bart.vercoutere@scarlet.be
De Boomklever- mililrt 2007
23
Lieveheersbeestjes in het Dijleland
L
ieveheersbeestjes vierde
groep
vormen
insecten
de
waar
van we in dit themanummer het gekende actuele voorkomen in het Dijleland
schetsen.
De
aandacht
voor lieveheersbeestje nam sterk toe na de publicatie van een han dige determinatietabel en daaraan gekoppelde oproep tot het verza melen van gegevens (Baugnée et al., 2001). In 2004 verscheen er een eerste voorlopige verspreidingsat las voor Vlaanderen (Adriaens & Maes, 2004). Ondertussen verza
beestjes
(Epilachninae). De tweede groep wordt
gevormd door de subfamilies van de nepkapoentjes
(Coccidulinae) en dwergkapoentjes (Scymninae). Deze bijdrage beperkt zich tot de lieveheersbeestjes van de eerste groep. De weinige waarnemingen van 'kapoentjes' werden in de analyses van deze bijdrage niet gebruikt. Van de
35 vlot te determineren lieve
heersbeestjes in Vlaanderen werden er sinds 2001
27
soorten aangetroffen in het Dijleland.
Verspreiding van de waarnemingen •
Om het voorkomen en de relatieve abundanties van lieveheersbeestjes in te schatten hebben we ons be perkt tot een analyse van de gegevens in gebieden waar een minimum aan inventarisatie-inspanning geleverd is (aantal waarnemingen> >
5; aantal soorten 3). Het gaat in totaal over twintig gebieden ver
melt de Vlaamse werkgroep 'Coc
spreid over het Dijleland, met onderling zeer sterke
cinula' zo veel mogelijk waarne
verschillen in inventarisatiegraad (6-190 waarne
mingen van lieveheersbeestjes uit
waarnemingen is afkomstig uit deze
Vlaanderen. Hun gegevens uit de
Op de meeste locaties buiten deze gebieden is er
periode 2001-2006 vormen samen met het archief van de natuurstu diegroep (2004-2006) de basis voor deze bijdrage.
mingen/gebied; tabel
1).
Negentig procent van alle
20
gebieden.
doorgaans nog nooit gericht naar lieveheersbeest jes gezocht. Uit een analyse van de ligging van deze 'witte gaten' valt dan ook geen ecologisch-relevante informatie te halen. Deze niet- tot onderbekeken ge bieden situeren zich veelal aan de oostelijke en wes telijke randen van het Dijleland, weg van de centrale Dijle-as, en komen in belangrijke mate overeen met de 'witte gaten' voor de andere soortengroepen.
Inleiding
De best onderzochte gebieden zijn de natuurreserva ten 'Rodebos' (Sint-Agatha-Rode) en 'Doode Bemde'
Vanuit praktisch oogpunt kan men de lieveheers
(Neerijse, Oud-Heverlee), met respectievelijk
beestjes opsplitsen in twee groepen. Een groep met
en
over het algemeen grote lieveheersbeestjes die vlot
riseerde gebieden zijn de Kesselberg (Kessel-Lo)
118
gegevens (tabel
1).
190
Andere goed geïnventa
te determineren zijn, en een groep van kleinere, vaak
en de Leuvense stadskern. Figuur
moeilijk te determineren soorten waarvan de ken
gestelde soortenrijkdom per lxl km2 hok. De voor
nis omtrent voorkomen en verspreiding gering is. De
lopige 'hotspots' zijn het Rodebos, de Kesselberg en
eerste groep bevat de subfamilies van de echte lieve
de Doode Bemde. Abdij van Park (Heverlee), het
heersbeestjes (Coccinellinae), breedkoplieveheers
Torfbroek (Berg) en het Grootbroek (Sint-Agatha
beestje
Rode) lijken van de 20 reeds (minimaal) onderzochte
24
(Chilocorinae) en bladetende lieveheers-
De Boomklever maartzoo7
1
toont de vast
.
-·
' .
:"�
,(. .
.
Insekten
gebieden nog over de meeste 'potentie' (op nieuwe soorten) te bezitten.. Ook aan de rand van dorps kernen (o.a. Winksele en Wilsele-Putkapel) kunnen mits enige zoekinspanning nog heel wat extra soor ten te voorschijn komen.
Oud-Heverlee
Vijvers
12
6
1
10
6
0
11
5
1
Hellegracht [Bertem]
6
5
0
Verstedelijkt deel Kes-
7
4
0
[Oud-Heverlee] Eikenbos [Bertem, Kor-
ten berg] Wtlsele-Putkapel [Leu-
Tabel 1. Gebieden in het Dijleland waar een mi nimum aan inventarisatie-inspanning naar lieve heersbeestjes geleverd is (aantal waarnemingen> 5; aantal soorten>
3), gerangschikt volgens aantal
waargenomen soorten. #geg
=
aantal gearchiveer
de waarnemingen uit periode 2002-2006, #S aantal soorten lieveheersbeestjes, #Z
=
ven]
sel-Lo [Leuven]
=
aantal regi
onaal zeldzamere soorten (zie tabel 2, klassen 'vrij
'"'r::.i-<N::i �A= y ' "'1
algemeen' tot 'zeer zeldzaam; totaal 14 soorten). Gebied [gemeente] Rodebos [Huldenberg] Kesselberg [Leuven] Doode
Bemde
[Huldenberg, Oud-Heverlee, Bertem] Heverleebos
[Leuven,
#geg
#S
#Z
190
20
7
61
16
4
118
15
4
11
1
en
26
11
1
[OudHeverlee, Bierbeek]
31
11
1
Abdij van Park en om-
13
Arenberg
11 L'.I.�
-H-<-'1- ��
ho<'.-
r,
C.h'-' 1, -
!,..<1��i,..1-
,_
I, Il
t1:;1..<11-- �
,
I
r--:� 1/ /\...1. . 'i � () \ � D� 1 _;.' Il
1 ...... <_:.J
m
•
17
1 "'..m '1 ';- c'I. J
-
·I IC .,..
"v
1 !'!: -
,_ ,....,
""ll{J �
·-
'
,,.
[,,
1,
'
<::: 23
1 \1
Il�
4 l<Jlometers 2 ___,
---
Oud-Heverlee] Campus
2 0 M
1 Hi r-=r w.
· -;+ 1 1 .-..u1 ....
1/
"";;1�;-p---v
omgeving [Leuven] Meerdaalwoud
O 10
2
geving [Leuven] Stad Leuven [Leuven]
54
10
1
Winksele [Herent]
10
8
1
Grootbroek
12
8
0
9
7
1
[Hoei-
17
7
1
Egenhovenbos en om-
14
7
0
35
7
0
11
6
1
Sint-Aga-
tha-Rode [Huldenberg] Torfbroek en omgeving
[Kampenhout] Groenendaal
laart] geving [Leuven] Koeheide
+
Zwanen-
berg [Leuven, Bertem] Plateau
Leefdaal/Kor-
beek-Dijle [Bertem]
0 Dataset NSGD Dataset lnbo
Aantal soorten
D 1-2 CJ3-5 6-8 -9-12 0 -13-16 N Waterlopen
Figuur 1. Aantal waargenomen soorten lieveheers
beestjes in het Dijleland tijdens de periode 20012006 per lxl km2 UTM-hok op basis van gegevens van de werkgroep Coccinula en het NSGD-archief.
Overzicht van voorkomende soorten Van de 27 aangetroffen soorten is er één soort die totnogtoe enkel aangetroffen werd buiten de 20 zwak tot goed geïnventari eerde gebieden, nl. het
De Boomklever maart2007
25
Het Heggenranklieveheersbeestje is gebonden aan - jawel - Heggenrank en daarmee de totnogtoe meest uitgesproken streekspecialiteit (Foto: Jeroen Mentens, wwwjaunaflora.org) Heggenranklieveheersbeestje
(Epilachna argus).
Voor de 26 andere soorten kan het aandeel van de gebieden waarin een soort voorkomt beschouwd worden als een maat voor de algemeenheid van de betreffende soort in het Dijleland. In tabel 2 hebben we op basis hiervan geprobeerd aan elke soort een zeldzaamheidsklasse voor de regio toe te wijzen. Ter vergelijking zijn in tabel 2 ook de zeldzaamheids klassen voor V laanderen toegevoegd. Een soort die het in Dijleland veel beter lijkt te doen dan in de rest van Vlaanderen is het Bruin lieve
(Aphidecta obliterata). Maar ook het Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecim guttata), het Roomvleklieveheersbeestje (Calvia quatuordecimguttata), het Vijfstippelig lieveheers beestje (Coccinella quinquepunctata) en het Heg
heersbeestje
genranklieveheersbeestje lijken in deze regio rela tief talrijker. Voor andere soorten scoort het Dijleland beduidend slechter. Dit is vooral opvallend voor het Elfstippelig lieveheersbeestje
(Coccinella unde
cimpunctata). Ook het Harlekijnlieveheersbeestje
26
De Boomklever maan2001
(Harmonia quadripunctata), het Ruigtelieveheers beestje (Hippodamia variegata) en het Achttien stippelig lieveheersbeestje (Myrrha octodecimgut tata) doen het relatief slechter, net als het Tweestip pelig lieveheersbeestje (Adalia bipunctata), het V loeivleklieveheersbeestje (Oenopia conglobata) en misschien ook het Viervleklieveheersbeestje
(Exochomus quadripustulatus). De zeldzaamheids klasse van deze laatste drie soorten verschilt evenwel niet tussen het Dijleland en V laanderen. Voor het Heidelieveheersbeestje ( Chilocorus bi pustulatus) en het Vierentwintigstippelig lieve heersbeestje (Subcoccinella vigintiquatuorpuncta ta) zijn er onvoldoende gegevens om een uitspraak te doen over de zeldzaamheid vergeleken met geheel V laanderen. Het verschil in talrijkheid van het Tweestippelig lieveheersbeestje is mogelijk gedeeltelijk of volledig een artefact. Het vermoeden bestaat immers dat de
gegevens gebruikt voor de berekening van de zeld
(Calvia quatuordecimguttata) in het Dijleland tij
zaamheidsklas en in het Dijleland een groter aan
dens de jaren 2002-2006. De relatieve abundan
deel waarnemingen uit de periode
2004-2006 be
tie werd bepaald als de verhouding van het aantal
vatten dan de gegevens die gebruikt werden voor de
waarnemingen van de soort x in jaar y tot het aan
berekening van de Vlaam e zeldzaamheidskla sen.
tal waarnemingen van soorten die niet behoren tot
Het Tweestippelig lieveheersbeestje is in gan Vlaan
de zeldzaamheidsklasse 'zeer algemeen' in jaar y, en
deren de laatste jaren
wordt hier gebruikt om te corrigeren voor waarne
(2004-2006) merkelijk minder
algemeen dan in de beginjaren van het Vlaamse inventarisatieproject
mogelijke verklaring voor de achteruitgang van het Tweestippelig lieveheersbeestje is de opkomst van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje (Har
monia axyridis). Dit is een invasieve exoot, hier ingevoerd in het kader van geïntegreerde gewasbe scherming in ondermeer de fruitteelt, die voorheen al in Noord-Amerika heeft aangetoond dat ze een ravage kan veroorzaken onder inheemse lieveheers bee tje . Dit diertje heeft een agre
ief foerageerge
drag en eet, naa t bladluizen, ook larven van andere lieveheersbeestjes. Merk op dat het verschil in temporele samenstel ling van de Vlaam e en de Dijleland e gegevensset, ook voor andere oorten kan leiden tot oneigenlijke ver chillen tussen Dijlelandse en Vlaamse zeldzaam heid klassen. Voor de andere 'in het Dijleland zeld zamere' soorten liggen er uit het Dijleland evenwel te weinig gegeven voor om een uitgesproken trend te kunnen detecteren.
en het Meeldauwlieveheer beestje, twee soorten die het in het Dijleland beter doen dan in Vlaanderen, in het Dijleland ook lijken achteruit te gaan (figuur
2).
0.4
<ll >
2ï aangetroffen oorten verdienen,
samen met twee soorten waarvan geen (recente) waarnemingen voorliggen, het label 'regionale aan dachts oort' en worden hieronder kort be proken. Het aantal gekende waarnemingen taat telken ach ter de oortnaam. Heidelieveheersbeestje ( Chilocoru bipus
tulatus) [1] Komt voor in droge heidegebieden met bomen en bo randen. Voornamelijk op Struikheide, maar ook in bomen (Berk, Zomereik, Grove den). In Vlaan deren vrij zeldzaam, ver preid voorkomend in de Kempen. In het Dijleland zeer zeldzaam. Er i
een
waarneming van één exemplaar bekend van het Ro debo dat in
2006 werd gevonden tijdens de beheer
Hiërogliefenlieveheersbeestje
( Coccinella hiero
glyp/Jica) [2] Biotoop i beperkt tot heidegebieden. Is voorname lijk te vinden op
truikheide en in mindere mate op
zaak beperkt tot de I empen. Larven voeden zich ---+--- Tweest1ppelig LHB
.� ëii 'ai a:
Negen van de
Grove den. In V laanderen vrij zeldzaam en in hoofd
0.5
<tl "O c :> .0 <tl
Aandachtssoorten
monitoring (databank Coccinula).
Opmerkelijk is dat het Roomvleklieveheer beestje
� .� ë
mersactiviteit.
(2001-2003) (figuur 2). Een
--0- MeeldauwLHB
onder andere met de larven van het Heidehaantje
(Lochmaea suturalis). De abundantie zou fluctueren
-.- RoomvlekLHB
met het cycli ch patroon van de Heidehaantjespopu
0.3
latie. In het Dijleland i
het Hiërogliefenlieveheers
beestje zeldzaam. In augu tu
0 2
terk door Heidehaantje in het Rodebo
0.1
2004 ,,·erden in de
aangeta te heideterreinen
tweemaal twee
c
emplaren gevon
den. Mogelijk gaat het hier om een kleine populatie. Voor de monitoring in
0.0 2002
2003
2004
2005
2006
Figuur 2. Evolutie van de relatieve abundantie van
het Tweestippelig lieveheersbeestje (Adalia bipunc tata), het Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia e decimguttata) en het Roomvleklieveheersbeestje
deze
2006 aldaar werden er van
oort echt r geen waarnemingen doorgegeven
aan de databanl van Coccinula. Elfstippelig lieveheersbeestje
( Cocci11elln u11de
cimpunctrzta) [2]
De Boomklever maart2001
27
I omt voor in allerlei biotopen met pioniersvegeta
tie zoal
in parken, tuinen, talud , wegbermen en
Achttienstippelig lieveheersbeestje (Myrrha octo
decimguttata) [3]
oever met lage begroeiing. Voornamelijk op kruid
Vrij algemene soort van dennenbossen, bosranden,
achtige pionier planten (o.a. Melganzevoet, Wilde
heides, kapvlakten, graslanden, parken en tuinen.
malle weegbree, Jacob krui kruid" ..) en
Wordt gevonden op Zwarte en Grove den. Overal
en. \Vordt voornamelijk op het zicht waarge
verspreid voorkomend, maar in het Dijleland lijkt hij
nomen en loopt vaak over de grond. I in Vlaande
zeldzaam. Hij is alleen nog maar waargenomen op
ren algemeen en overal ver preid, toch is de lagere
Fijnspar in het Rodebos (Sint-Agatha-Rode), zowel
peen, gra
dichtheid in Vlaam -Brabant en Bru
el opvallend.
In het Dijleland i de oort zeldzaam. De soort werd
in 2004 als 2005. In het Mechelse is hij vrij algemeen, ook in tuinen (med. F. Van de Meutter).
waargenomen in een hooiland in de Doode Bemde en op een terrein met pionier vegetatie in de buurt
Gestreept lieveheersbeestje (Myzia oblongogut
van het waterzuivering
tata) [2]
tation Leuven-Noord. Er
i ook een oudere waarneming bekend van de rand
Soort van bosranden en groepjes naaldbomen in hei
van Bertembo (1991, Wink ele, S. Bouillon).
degebieden. Voornamelijk op dennen. In Vlaanderen vrij zeldzaam, met zwaartepunt in de Limburgse en
Heggenranklieveheersbeestje (Epilachna argus)
Antwerpse Kempen. Daarbuiten in recente jaren
[6]
enkel waargenomen op enkele plaatsen in Oost
Wordt bijna uit !uitend waargenomen op Heggen
Vlaanderen en het Leuvense (Arenbergpark en Kes
rank in hagen en
truwelen, taluds, wegbermen en
selberg). Net als voor het Harlekijnlieveheer beestje
duinen. De ver preiding van het Heggenranklieve
en het Achttienstippelig lieveheersbeestje kan een
heer bee tje komt dan ook overeen met de ver prei
bijkomende aandacht voor naaldbomen meer waar
ding van Heggenrank, met name in de Maasvallei,
nemingen van deze soort opleveren.
de ku t trook en de leem treek. Over heel V laan deren gezien i
deze
oort zeldzaam, maar onder
andere in het Dijleland i
hij door het veelvuldige
Behaard lieveheersbeestje (Platynaspis luteoru
bra) [2]
voorkomen van Heggenrank vrij algemeen. Hij kan
Komt voor in open, droge en warme habitat
daarmee beschouwd worden als dé streekspeciali
taluds, wegbermen, heide, droog schraal grasland
teit van de regio. De soort werd gezien in de Ruw
en spoorwegterreinen. Zeldzaam in Vlaanderen met
aalvallei te Korbeek-Dijle, te Wolf hagen (Neerijse)
enkele waarnemingen in de Kempen en op de Sint
en in de zandgroeve van Nethen aan de zuidrand
Pietersberg. Ook voorkomend in Brussel en in 2005
van Meerdaalwoud. Gericht zoekwerk in gebieden
ontdekt langs de
met Heggenrank zoal de randen van en holle we
van Park (]. Bogaert).
zoals
poorwegen aan de site van Abdij
gen in plateaugebieden (tussen Voer, I]se en Laan; Haa rode, Bierbeek) kan zeker meer \vaarnemingen
Vierentwintigstippelig lieveheersbeestje (Subcoc
opleveren.
cinella vigintiquatuorpunctata) [1] Vrij zeldzame soort van droge, open habitats (droog,
Harlekijnlieveheersbeestje
(Harmonia
quadri
punctata) [4]
schraal grasland, heide en duinen), maar ook aan bosranden. Te vinden op onder andere eik en Struik
Komt voor in zowel open als gesloten terreinen
heide. In het Dijleland zeer zeldzaam. Enkel gevon
met groepje
den tijdens de monitoring in het Rodebos in 2006
naaldbomen in bo
en, bo randen,
parken en tuinen, boomgaarden, heidegebieden,
(gegeven
wegbermen en
waarneming bekend van rond 1990, maar exacte da
op dennen en
chrale gra landen. Voornamelijk parren, maar ook in mindere mate
Coccinula). Er is wel nog een oudere
tum en vindplaats ontbreken (S. Bouillon).
op loofbomen. I algemeen in Vlaanderen en komt ver preid voor, maar i in onze regio vrij zeldzaam.
Acht vrij zeldzame tot zeer zeldzame lieveheers
l waargenomen in Heverlee (Arboretum/Heverlee
bee tje zijn nog niet waargenomen in het Dijleland
bo , Cele tijnenlaan/Terbank en De Croylaan) en in
(tabel 2). Hiertoe behoort ondermeer het Schitte
het Torfbroek/Kampenhout.
rend lieveheersbeestje (Coccinella magnifica). Dit bee tje i een zogenaamde 'myrmecofiel: Hij kan ge-
28
De Boomklever mddfllOO/
Het 'archetype' onder de lieveheersbeestjes, het Zevenstippelig lieveheersbeestje, is de meest algemene soort in het Dijleland (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
vonden worden op kruiden en kleine
truiken in de
andere te vinden op Riet, Grote wederik, Scherpe
buurt van koepelnesten van bosmieren. Gezien het
zegge en Rietgras. Zou op het einde van het eizoen
voorkomen van meerdere populaties bosmieren in
meer op bloemen (o.a. Boerenwormkruid) te vmden
de regio is hij een te verwachten soort, maar er moet
ZIJn.
gericht naar gezocht worden. Mogelijk komt deze oort ook voor op plaat en die niet in de omgeving
Referenties
van koepelne ten liggen, maar in dat geval wordt hij con equent verward met het zeer algemene Ze venstippelig lieveheersbeestje. De verschillen tu
•
en
Adriaens T. & Maes D. 2004. Voorlopige ver prei ding atla
deze twee soorten zijn erg subtiel.
van de lieveheer bee tjes in Vlaander
en, resultaten van het lieveheer bee tje project van de jeugdbonden. Bertram 2 (lbi ), 1-69.
Ook het Dertienstippelig lieveheersbeestje (Hip
podamia tredecimpunctata) werd
ind
•
het begin
Baugnée J.Y., Branquart E. & Mae
D. 2001. Vcld
determinatietabel voor de lieveheer bce tje
van
van deze eeuw nog niet waargenomen in het Dij
België (Chilorinae, Coccinellinae & Epilachninae).
leland. Er bestaat echter wel een waarneming uit
Jeugd bond voor Natuur tudie en Milieube, cher
1989 (Grootbroek/Sint-Agatha-Rode, S. Bouillon).
ming, Gent, Jeunes & Nature, \X'avre, in
Dit is een soort van natte milieus zoals hooilanden,
werking met het In tituut voor Natuurbehoud,
moerassen met biezen en zegges, natte ruigtes met
Bru
amen
el. 44 p.
zegges, natte weilanden en oevers van vijvers. Onder Voor meer informatie •
•
www. tippen.nl www.inbo.be
Bart Creem r bart.creem r @gmail.com Maarten Hen maartenhen @yahoo.co.uk
Het Veertienstippelig lieveheersbeestje: typisch is het patroon met rechthoekige zwart/gele vlekken (Foto: Jeroen Mentens, www.faunaflora.org)
Bart Vcrcoutere bart.vercoutere@ carlet.be
De Boomklever ffiddrtzoo1
29
Tabel
2. Lieveheersbeestjes (Coccinellinae, Chilocorinae, Epilachninae) gekend uit Vlaanderen, gerang
schikt volgens frequentieklasse in het Dijleland. Soortnamen worden verkort weergegeven, samen met afkortingen gebruikt in kader van het atlasproject van Coccinula. Biotoop = algemeen biotoop waar soort het meest aangetroffen wordt (Baugneé et al., =
2001; droog= droge ruigten en graslanden; vochtig
natte en vochtige biotopen); % = percentage van onderzochte gebieden in het Dijleland waar de be
treffende soort voorkomt. Frequentieklassen Vlaanderen afkomstig van www.inbo.be (maart
2007), zie
tekst voor berekening frequentieklasse Dijleland. za= zeer algemeen, a= algemeen, va= vrij algemeen, vz= vrij zeldzaam, z = zeldzaam, zz= zeer zeldzaam, - = niet voorkomend. Zeldzaamheidsklasse van '·'
Heggenranklieveheersbeestje is gebaseerd op het aantal waarnemingen.
Afl<orting
Soort
Biotoop
%
Frequentieklasse Dijleland
Vlaanderen
COCSEP
allerlei
95
za
za
Veelkleurig Aziatisch lhb
HARAXY
allerlei
90
za
za
14-stippelig lhb
PROQUA
allerlei
80
za
za
Meeldauwlhb
HALSED
loofhout
65
za
a
Tweestippelig lhb
ADABIP
allerlei
65
za
za
CALQUA
loofhout
60
za
a
22-stippelig lhb
PSYVIG
allerlei
55
a
a
10-stippelig lhb
ADAD E C
loofhout
50
a
a
Bruin lhb
APHOBL
naaldbos
45
a
va
10-vleklhb
CALD E C
loofhout
40
a
a
16-puntlhb
TYTSED
droog
40
a
a
5-stippelig lhb
COCQUI
droog
40
a
va
4-vleklhb
EXOQUA
naaldbos
35
a
a
19-puntlhb
ANINOV
vochtig
20
va
va
Oogvleklhb
ANAOCE
naaldbos
20
va
va
Ruigtelhb
HIPVAR
droog
20
va
a
Heggenranklh b
EP IARG
Heggenrank
0
va'·'
z
\Xlilgenlhb
CHIREN
loofhout
15
va
va
Vloeivleklhb
OENCON
loofhout
15
va
va
Harlekijnlhb
HARQUA
naaldbos
10
vz
a
Gestreept lhb
MYZOBL
naaldbos
10
vz
vz
18-stippelig lhb
MYROCT
naaldbos
5
z
va
Hiërogliefenlhb
COCHIE
heiden
5
z
z
11-stippelig lhb
COCUND
droog
5
z
a
PLALUT
droog
5
z
z
Heidelhb
CHIBIP
heiden
5
zz
vz
24-stippelig lhb
SUBVIG
droog
5
zz
vz
COCQUA
droog
-
vz
13-stippelig lhb
HIPTRE
vochtig
-
vz
Zwart lhb
EXONIG
heiden
Schitterendlhb
COCMAG
bosmiernesten
O ngevlekt lhb
OENIMP
heiden
Onbestippeld lhb
CYNIMP
vochtig
-
z
ADACON
naaldbos
-
zz
HIPUND
droog
7-stippelig lhb
Roomvleklhb
Behaard lhb
14-vlek lhb
Zwart treeplhb Zwervend lhb
30
De Boomklever ffiddllZOOJ
-
-
-
vz vz z
zz
Opmerkelijke waarnemingen van dagvlinders in het Dijleland. maart 2006-februari 2007
1
n
het
septembernummer
van
de Boomklever werd reeds be
richt over enkele bijzondere vlin
een natte augustus en een uitzonderlijk zacht najaar en jaareinde. Dit alles had een merkbaar effect op het verloop van het aantal vlinderwaarnemingen en de waargenomen soorten doorheen het jaar (figuur 1).
derwaarnemingen in het Dijleland
In tegenstelling hiermee kenden 2004 en 2005 eerder
in 2006 (Vercoutere, 2006; Moreau,
een normaal verloop (figuur 1).
2006). Deze bijdrage schetst het vlinderjaar 2006 in het Dijleland op basis van door de Natuurstudie groep Dijleland verzamelde losse waarnemingen. Zowel waarnemin gen van bijzondere soorten als de fenologie en winterwaarnemingen van algemene soorten komen in
---+- 2004 -0- 2005 � 2006
� 30 c: Ql Ol c:
ë'� � 20 iö OI :;: äi
Ql
-g 10 OI <(
dit chronologisch opgebouwd over zicht aan bod. Er wordt vergeleken met
gearchiveerde
gegevens
uit
de periode 2004-2005, aangevuld met een kleiner aantal gegevens van 2003. De status (voorkomen en aantalsevolutie) van een aan tal aandachtsoorten in onze regio wordt besproken in een andere bijdrage in dit nummer.
Jan
leb
maa
apr
mei
Jun
JUi
aug
sep
okt
nov
dec
Maandelijks verloop van het aantal gear chiveerde dagvlinderwaarnemingen in 2004, 2005 en 2006 [Archief ongewervelden, Natuurstudiegroep Dijleland}. Figuur 1.
Voorjaar 2006 Ondanks de eerste februariwaarneming van een Dagpauwoog in 2006 (19/02/2006, Kessel-Lo/Ac
caciaplein, B. Markey), werden er in maart 2006 als De oproep die gedaan werd in het voorjaar van 2006
gevolg van het late voorjaar amper vlinders gemeld
om bijzondere aandacht te hebben voor dagvlinders
in vergelijking met 2004 en 2005 (figuur 1). Het
(Menten, 2006), bleef niet zonder gevolg. Van alle
voorjaar werd dan ook gekenmerkt door erg late eer
waarnemingen van dagvlinders die sinds 2003 door
ste waarnemingen van o.a. Citroenvlinder, Oran
de Natuurstudiegroep werden gearchiveerd is meer
jetipje, Boomblauwtje en Landkaartje. Ook Ge
dan de helft afkomstig van na deze oproep. Het jaar
hakkelde aurelia, Kleine vos, Dagpauwoog, Bont
2006 is de boeken ingegaan als een verzameling van
zandoogje, Klein geaderd witje en Koninginne
een indrukwekkend aantal records, wat temperatuur,
page waren later dan vorige jaren (tabel 1). De late
zonneschijnduur en
betreft.
waarnemingen van Kleine vuurvlinder en Icarus
Opmerkelijk waren het late einde van de winter (der
blauwtje zijn een jaarlijks terugkerend fenomeen,
de decade van maart), de warmste julimaand ooit,
wat mogelijk verband houdt met de relatief lage
neerslaghoeveelheid
De Boomklever-maart2007
31
dichtheden van deze twee soorten in de Dijlevallei
ment 'niets nieuws' meer was aan het waarnemen
en/ of een onder-inventarisatie van de drogere delen
van een vlinder (figuur
van de regio ( plateaugebieden). Soorten met eerder
piek van waarnemingen in mei daarentegen wel de
normale data van eerste waarnemingen waren Klein
werkelijke piek in vlinderactiviteit, ondanks de zeer
koolwitje, Groot koolwitje en Distelvlinder. De
natte periode in de tweede helft van mei. Dit was
uitzondering op de regel was een vroege Atalanta in
vermoedelijk het resultaat van de oproep om in2006
Bierbeek/Mollendaalbos op 18/03 /2006
alle vlinderwaarnemingen door te geven.
(J. KempeÂ
1). In 2006 weerspiegelde de
neers). Deze waarneming vormt mogelijk de eerste aanwijzing van overwintering van deze soort in onze streek. De eerste immigranten van Atalanta komen gewoonlijk immers pas in april toe.
Zomer 2006 In juni2006 was er gewoontegetrouw een terugval in vlinderactiviteit waar te nemen. Leuke meldingen uit
In 2004 en 2005 vielen de waarnemingen in mei
die maand betreffen de waarneming van een Grote
lichtjes terug, waarschijnlijk omdat er op dat mo-
vos en een erg late waarneming van Oranjetipje.
Tabel 1. Eerste waarnemingendata van dagvlindersoorten in het Dijleland in het voorjaar (maart - mei) 2006 en in de periode 2004-2005. Ter vergelijking: vroegste vliegperiode volgens Maes & Van Dyck
(1999}. De vroegste waarnemingen van de periode 2004 tot en met 2006 zijn onderstreept. In gevallen met een abnormaal vroege waarneming is, voor de nuance, een tweede meest extreme datum gegeven tussen haakjes.* De waarneming van een Dagpauwoog in februari2006 (zie tekst) wordt hier beschouwd als een winterwaarneming. 2006
Gehakkelde aurelia
27 maart
20042 - 005 4 maart2004
Maes & Van Dyck 1999 /
(16 maart2005)
Citroenvlinder
4 april
14 maart 2004
/
Kleine vos
26 maart
16 maart2004
/
Dagpauwoog*
26 maart
16 maart2004
midden maart
Klein koolwitje
2 april
17 maart2004
begin april
(13 april2005)
Atalanta
18 maart
27 maart2004
april
(3 mei)
Oranjetipje
20 april
21 maart2005
begin april
Boomblauwtje
26 april
3 agril2005
begin april
Bont zandoogje
24 april
16 maart2004
midden april
(13 april2005)
Landkaartje
3 mei
17 maart2004
midden april
{24 april2005)
Klein geaderd witje
19 april
30 maart2004
midden april
13 april2005)
Groot koolwitje
20 april
21 maart2005
eind april
(2 mei2004)
Koninginnepage
6 mei
30 maart 2004
eind april
(22 april2005)
Kleine vuurvlinder
11 mei
5 juni2004
eind april
lcarusblauwtje
13 juni
26 mei2004
begin mei
Distelvlinder
11 mei
10 juni2004
begin mei
32
De Boomklever maart2007
t,,
. ,
rîséktén ·-� ;"",
Juli 2006 was zeer uitzonderlijk warm en leverde
14/07
.
1 v te Leuven/Lemmensinstituut (B. Berg mans)
een derde van alle waarnemingen van 2006, waar onder enkele waarnemingen van bijzondere soorten
Iepenpage (Styrium w-album)
als Groot dikkopje, Eikenpage, Sleedoornpage, Bruin blauwtje, Iepenpage en Grote weerschijn
Te Neerijse/Doode Bemde werden van 15/07 tot
vlinder. Enkele waarnemers konden
en met 25/07 op zes verschillende data lepenpages
als gevolg
van de tropische temperaturen genieten van de in
waargenomen, met een maximum van 5 ex. (M.
stroom van 'exotische' vlinders als Keizersmantel
Bauduin, B. Bergmans)
en Rouwmantel (zie ook: Vercoutere, 2006). Ook jaarlijkse trekvlinders zoals Atalanta, Distelvlin
Bruin blauwtje (Aricia agestis)
der en luzernevlinders en typische zomervlinders
29/07
zoals Zwartsprietdikkopje, Bruin zandoog je en Koevinkje werden frekwenter en in grotere aantal
Grote weerschijnvlinder (Apatura iris)
len genoteerd. Als gevolg van het erg natte weer in
14/07
1 ex. te Haasrode/zandgroeve (K. Moreau)
1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (M. Walra vens)
augustus viel het aantal waarnemingen in die maand sterk terug. Meldingen van de zomergeneratie van Citroenvlinder gebeuren niet jaarlijks, maar in de
Rouwmantel (Nymphalis antiopa)
zomer van 2006 werden er wel twee genoteerd.
05/08
Groot dikkopje (Ochlodesfaunus)
Grote vos (Nymphalis polychloros)
08/07
1 ex. te Oud-Heverlee/Meerdaalbos (B.
17 /05
Creemers)
Vorige waarneming dateert van 09/03/2003, toen
1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (M. Walra
een Grote vos werd waargenomen te Wilsele (Lam
vens)
brechts & Guelinckx, 2004).
14/07
1 ex te Heverlee/Tabor (J.-P. Ferette)
1 ex. te Ottenburg/Vogelzang (K. Berwaerts)
Oranjetipje (Anthocharis cardamines)
Keizersmantel (Argunnis paphia)
Late waarneming:
16 en 23/07
19/06
1 m te Ottenburg/Bois de Laurensart (K.
1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (M. Bauduin).
Berwaerts) ongedetermineerde luzernevlinder ( Colias spe
cies) 16/07
1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (B. Cree mers)
24/07
Leefdaal/omgeving Weebergbos (K. Ber waerts)
24/07
2 ex. te Leefdaal/plateau (K. Berwaerts)
25/07
3 ex. te Leefdaal (K. Berwaerts)
Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni)
Zomergeneratie: 25/07
1 ex. te Leuven/Frederik Lintstraat (B. Cree mers)
06/08
1 ex. te Kessel-Lo/Kesselberg (B. Bergmans)
Sleedoornpage (Thecla butlae) 31/07 1 ex. te Leuven/Weldadigheidssraat (E.
Macquoy) Eikenpage (Neozephyrus quercus)
Najaar
2006
De natte maand augustus werd gecompenseerd door de warmste septembermaand sinds het begin van de metingen. Waar in 2004 en 2005 het aantal waarnemingen in september sterk terugviel, werden er in 2006 een groter aantal waarnemingen verricht in september, dan in augustus (figuur 1). Zowel een uitstel van de vlinderactiviteit als een verhoogde waarnemersactiviteit liggen hier vermoedelijk aan de basis. De bijzonderste meldingen in september waren waarnemingen van Bruin blauwtje, Slee doornpage, Oranje luzernevlinder, Gele luzer nevlinder en Kleine parelmoervlinder. Dezelfde
combinatie van
uitgestelde vlinderactiviteit, een
zeer uitzonderlijk warm najaar en ijverige waar nemers leidde ook tot de verpulvering van records wat betreft de laatste waarnemingen in vergelijking met de jaren 2003, 2004 en 2005 (tabel 2). Erg late waarnemingen werden opgetekend voor ondermeer
De Boomklever mMrt2001
33
Tabel 2. Laatste waarnemingendata in het Dijleland van algemene vlindersoorten in het najaar (septem足 ber-november) 2006 en in de periode 2003-2005. Ter vergelijking is eveneens het einde van de vliegpe足 riode zoals vermeld in Maes & Van Dyck {1999) weergegeven. Voor soorten waarbij alleen in gunstige jaren een derde of vierde generatie vliegt is de meest extreme periode in Maes & Van Dyck {1999) van zowel de laatste als voorlaatse generatie meegegeven. Per soort is de laatste waarnemingsdatum uit de periode 2003-2006 onderstreept. In gevallen met een abnormaal late waarneming is, voor de nuance, een tweede meest extreme datum gegeven tussen haakjes. * Waarnemingen in december worden hier beschouwd als winterwaarnemingen.
2006
2003-2005
Maes & Van Dyck {1999)
17 september
2 september 2004
eind augustus
(12 september)
(17 augustus 2005)
Boom blauwtje
12 september
8 september 2005
begin september
Kleine geaderd witje
17 september
28 augustus 2005
begin september
Koninginnepage
(2 waarnemingen)
Groot koolwitje
20 september
17 september 2004
eind september
Bont zandoogje
13 oktober
12 oktober 2003
begin oktober
Icarushlauwtje
26 oktober
12 oktober 2003
2e: midden september
(13 oktober)
(28 augustus 2005)
3e: begin oktober
27 november
30 oktober 2005
midden oktober
(22 november)
(14 september 2003)
27 oktober
12 oktober 2003
2e: begin oktober
(2 oktober)
(26 september 2004)
3e: begin november
4 september
12 oktober 2003
Dagpauwoog Kleine vuurvlinder Kleine vos
/
(24 september 2005)
Landkaartje
17 november
7 augustus 2004
(12 september)
Klein koolwitje Distelvlinder Atalanta*
2c: begin september 3c; J
15 november
24 oktober 2005
3c: eind september
(13 oktober)
(12 oktober 2003)
4c: /
9 november
24 oktober 2004
(26 oktober)
(17 september 2005)
27 november
5 november 2004
/
30 augustus 2005
/
/
(3 waarnemingen)
Gehakkelde aurelia*
28 november (29 oktober)
Koninginnepage, Dagpauwoog, Distelvlinder, Atalanta, Gehakkelde aurelia. Er was een derde ge足 neratie van Icarusblauwtje, Kleine vuurvlinder en Landkaartje en een vierde generatie van Klein kool足
Koninginnepage (Papilio machaon) In totaal waren er elf septemberwaarnemingen. Laatste waarnemingen: 12/09
1 ex. te Leuven/ Van Waeyenberglaan (B.
witje. De meest opvallende uitschieter betrof een uitzonderlijk late Eikenpage. Enkel voor de Kleine vos viel de laatste waarneming veel vroeger dan de
17 /09
voorgaande jaren (tabel 2).
Klein koolwitje (Pieris rapae)
Bergmans) te Bertem/Oude Baan
(M. Van den Eynde)
Late waarnemingen: 13/10
34
De Boomklever maart2007
2 ex. samen met 30-tal andere witjes boven
Kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas) Late waarneming: 27/10
1 ex. te Overijse/Smeiberg (R. Guelinckx)
Sleedoornpage (Thecla butlae) resp. 2 v, 1 v en 2 ex. te Heverlee/
12, 14 en 15/09
militair domein (K. Moreau en B. Creemers) 17/09
2 eitjes in sleedoornhagen te Herent/Kastan jebos (B. Bergmans)
Eikenpage (Neozephyrus quercus)
Een Landkaartje in z'n zomerse outfit (Foto: Frederik Fluyt)
10/10
1 afgevlogen ex. te Neerijse/Tersaert
Boomblauwtje (Celastrina argiolus) Late waarneming: 12/09
2 ex. te Heverlee/militair domein (K. Moreau)
koolzaadveld ten zuiden van Abdij van Park 15/11
(B. Creemers)
Bruin blauwtje (Aricia agestis)
1 ex. te Kessel-Lo/Martelarenlaan (B. Cree
12/09
mers)
ongedetermineerde luzernevlinder ( Colias spe
reau) 12/09
1 ex. te Haasrode/zandgroeve (K. Moreau)
16/09
1 ex. te Overijse/Mommaertsstraat (H. Roo
cies) 16/09
3 ex. te Heverlee/militair domein (K. Mo
sen) 1 mogelijk oranje luzernevlinder te Overijse/
18/09
1 ex. te Terlanen/Abstraat (H. Roosen)
Mommaertsstraat (H. Roosen) 10/10 13/10
1 gelig ex. te Herent/Zwanenberg (B. Cree
Icarusblauwtje (Polyommatus icarus)
mers)
Late waarnemingen:
1 ex. te Leefdaal/trektelpost Bredeweg (F.
13/10
1 m en 1 v te Heverlee/militair domein (B.
26/10
1 ex. te Wilsele/Dijlemeander (S. D'Hont)
F luyt, e.a.) 26/10
2 tot 3 ex. te Leefdaal/plateau (H. Roosen)
Creemers)
Gele luzernevlinder ( Colias hyale)
Dagpauwoog (Inachis io)
12/09
1 ex. te Heverlee/militair domein (K. Mo-
Late waarnemingen:
reau)
26/10
1 ex. te Leefdaal (K. Van Scharen)
Eerste zekere waarneming uit de archiefperiode
17/11
1 ex. te Overijse/Schansdreef (P. Nuyts)
(2004-2006). In de periode 1990-1996 werden geen
17/11
1 dood ex. te Vossem/Bredeweg (J. Verro-
waarnemingen van deze soort genoteerd (Verboven, 1996).
ken) 22/11
1 zwak ex. te Leuven/Parkpoort (B. Cree mers)
Oranje luzernevlinder ( Colias croceus) 18/09
Neerijse/Tersaert groeve (E. Malfait)
27/11
1 ex. te Leefdaal/omgeving Weebergbos (H. Roosen)
20/09
1 m te Leuven/Parkpoort (K. Moreau)
22/09
1 m te Bertem (S. Bouillon)
Distelvlinder (Vanessa Cardui)
23/09
1 ex. te SAR (S. Bouillon)
Late waarnemingen
25/09
2 ex. te Bertem (S. Bouillon)
10/10
30/09
1 ex. te Huldenberg/Spitsberg (F. F luyt)
13/10
1 ex. te Heverlee/militair kerkhof (B. Cree-
1 ex.
te Kessel-Lo/Becker-Remyplein
(K.
Moreau) 10/10
mers)
1 ex. te Leuven/Voorzorgstraat (B. Cree mers)
10/10
1 ex. te Herent/Zwanenberg (B. Creemer )
De Boomklever-maart2001
35
(F. Fluyt)
de decemberwaarnemingen betrekking hebben op uit
22/10
1 ex. te Huldenberg/Spitsberg
26/10
1 ex. te Leefdaal (K. Van Scharen)
winterrust 'ontwaakte' exemplaren, dan wel op zeer
09/11
1 ongesleten ex. te Huldenberg/omgeving
late 'najaarsvliegers'. In het Torfbroek (Kampenhout) werd op 3 februari
Ganspoel (H. Roosen, K. Berwaerts)
2007, naast Atalanta en een Gehakkelde aurelia, zelfs Atalanta
(Vanessa atlanta)
een Bont zandoogje waargenomen
(J. Dewyspelaere,
In totaal waren er elf novemberwaarnemingen voor
e.a.). Deze soort overwintert niet als vlinder, maar als
deze soort. Laatste najaarswaarnemingen:
pop of rups.
3 ex. Z te Huldenberg/Ganspoel (N. Rycke
Onderstaand overzicht bevat enkel waarnemingen
boer)
van in 'open lucht' rondvliegende vlinders, en niet van
27 /11
2 ex. te Leefdaal (K. Van Scharen)
vondsten van en op winterverblijfplaatsen.
27/11
2 ex. te Leefdaal/omgeving Weebergbos (H.
27/11
Dagpauwoog
Roosen) Gehakkelde aurelia
12/01
(Polygonia c-album)
gesleten ex.
03/02 te Leuven/Kabouterberg
(Araschnia levana)
Late waarneming 17/11
1 ex. te Overijse/Schansdreef (P. Nuyts)
Kleine parelmoervlinder 18/09
1 ex. te Kessel-Lo/Borstelstraat (M. Morren)
(B.
Bergmans) Landkaartje
1 ex. te Kessel-Lo/Becker-Remyplein (K. Moreau)
Late waarneming 28/11
(lnachis io)
(lssoria lathonia)
Atalanta
1 ex. te Leefdaal (K. Van Scharen)
07/01
1 ex. te Wilsele/Pompstraat (L. De Cuelaer)
14/01
1 ex. te Kessel-Lo/Heidebergstraat (M. Morren)
03/02
1 ex. te Neerijse/zandgroeve Tersaert (E. Malfait)
2006-2007 Dagpauwoog, Kleine vos en Gehakkelde aurelia zijn vlindersoorten die als imago (vlinder) overwinteren in
03/02
ook voor Kleine vos kon worden waargenomen tijdens bezoeken aan overwinteringsplaatsen van vleermuizen in februari 2007. De temperaturen tijdens de voorbije winter waren net als in het najaar uitzonderlijk zacht. Tijdens zonnige dagen in december, januari en febru ari konden deze soorten buiten hun overwintering
2 ex. te Huldenberg/Spitsberg
(F. Fluyt)
1 ex. te Kessel-Lo/Koning-Albertlaan (E. Va naudenhoven en E. Godts)
03/02
1 ex. te Kessel-Lo/Heidebergstraat (M. Mor ren)
04/02
1 ex. te Huldenberg/Instituut Ganspoel (N. Ryckeboer)
20/02
1 ex. te Vaalbeek/Grezstraat (M. van den Eynde)
ondermeer kelders, bunkers en andere donkere, rusti ge plekjes, zoals voor Dagpauwoog en in minder mate
1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (D. Vanau tgaerden)
03/02
Winterwaarnemingen
(Vanessa atalanta)
12/12
Kleine vos 03/02
(Aglais urticae)
1 ex. te Huldenberg/Spitsberg (F. Fluyt)
Gehakkelde aurelia 15/12
(Polygonia c-album)
1 ex. te Leuven/Lemmensinstituut (B. Berg mans)
plaatsen worden waargenomen. Iets wat zich alvast in 2004 en 2005 niet heeft voorgedaan. Nog opvallender waren het ongezien grote aantal waarnemingen van Atalanta. Atalanta is een trek vlinder die in normale winters naar het zuiden moet trekken om de winter te overleven. Waar er vorige winter nog slechts een aanwijzing was dat deze vlin der overwinterde (zie boven), is dat de voorbije winter een vaststaand feit. Het is niet duidelijk in welke mate
36
De Boomklever maart2007
Slotbemerkingen Ondanks het grote aantal waarnemingen in 2006, werden er ook enkele te verwachte soorten niet ge zien. Voor het tweede jaar op rij waren er geen waar neming van Hooibeestje
lus) en Oranje zandoogje
( Coenonympha pamphi (Pyronia tithonus). Dit is
vermoedelijk het gevolg van een verminderde aan-
------- ·�u._.".._."._._.. . "-' "'-" .
dacht voor de Kesselberg (Kessel-Lo) en omgeving
Referenties
in vergelijking met 2004. Van de verhoopte Kleine
ijsvogelvlinder (Limenitis camilla) i er mij van de
•
Lambrechts ]. & Guelinckx R. (2004). Een over
laatste jaren geen enkele waarneming bekend, net als
zicht van bijzondere waarnemingen in Zuidoost
voor de Argusvlinder (Lasiommata megera) en het
Brabant in 2003. Jaarboek natuurstudie 2003, Na
Geelsprietdikkopje (Thymelicus sylvestris). Deze
tuurpunt Oost-Brabant, Leuven" p" 82-102.
laatste drie behoorden in de jaren negentig nog tot
•
Maes D. & Van Dyck H. (1999) Dagvlinders in
onze regionale vlinderfauna (Verboven, 1996). Een
Vlaanderen - Ecologie, verspreiding en behoud.
soort die ook kon verwacht worden met de tropische
Stichting Leefmilieu, Antwerpen i.s.m. Instituut
temperaturen in 2006 was het Boswitje (Leptidea si
voor Natuurbehoud en Vlaam e Vlinderwerk
napsis), maar ook deze werd niet gezien (één waar
groep, Brussel. 480 p.
neming vermeld door Verboven, 1996).
•
Menten ]. (2006). Op naar een nieuwe vlinderatla ! Boom.klever 34: 14-15.
•
Moreau K. (2006). Het Bruin Blauwtje: een nieuwe vlinder oort in het Dijleland. Boom.klever 34: 99-
100. •
•
Verboven A. (1996). Vlinders. In Vercoutere B. (red.) Natuur in het Dijleland. Jaarbulle tin 1996, De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud, Leuven. p. 58-62. Vercoutere B. (2006). Vlinder
en \Varm \·veer.
Boom.klever 34: 98.
Bloemrijke hooilanden zijn een uitgelezen vlinderhabitat. Laanvallei, Huldenberg, voorjaar 2006 (Foto: Frederik Fluyt)
De Boomklever m&1rlloo1
37
Overwinterende vleermuizen in het Dijleland en ruime omgeving
Overwinterende Baard/Brandts vleermuis - ijskelde1� park van Tervuren, februari 2007 (Foto: Hans Roosen)
vleermuizen
spoord door een aantal recentere
verscheidene
zomerprojecten met bat-detecto
plaatsen in Vlaanderen al geduren
ren. Deze projecten toonden aan
de vele - soms tientallen - jaren op
dat onze provincie wat vleermuizen
gevolgd. In Vlaams-Brabant werd er
betreft zeker niet moet onderdoen
daarentegen maar weinig naar deze
voor andere provincies. Dit arti
diertjes gezocht. Sommige winte�
kel tracht een overzicht te geven
slaapplaatsen werden door gemoti
van de aantallen overwinterende
veerde tellers al jarenlang bezocht,
vleermuizen in Vlaams-Brabant en
maar van een gecoördineerde en
schetst een voorlopig overzicht van
gebiedsdekkende werking was lang
de reeds getelde objecten in het
geen sprake. Sinds een paar jaar
Dijleland en de ruimere omgeving
kwam er echter een meer geco
in de winter 2006-2007.
W
interslapende worden
op
ordineerde telling op gang, aange-
38
De Boomklever mddrtlOO/
Winterslaap, leven op een waakvlam ... Alle vleermuizen in onze streken zijn insecteneters. Naarmate de winter nadert vinden ze echter steeds minder insecten. Onze Europese vleermuizen heb ben hiervoor een bijzondere overlevingsstrategie ontwikkeld: in de herfst leggen ze een grote hoeveel heid vetweefsel aan waardoor ze deze koude en te vens voedselloze periode slapend kunnen overbrug gen. Ze houden dus een winterslaap en verplaatsen zich hiervoor van de zomer- naar de winterverblijf plaatsen. Op dat moment is het ook voor deze dieren van belang zuinig om te springen met de beschikbare energie. Dit doen ze door hun stofwisseling op een 'waakvlammetje' te zetten: zowel het hart- en adem ritme, als de lichaamstemperatuur zullen drastisch dalen. De hartslag valt terug van meerdere honder den slagen naar enkele tientallen slagen per minuut. Waar de normale lichaamstemperatuur bij veel soor ten rond de 40°C bedraagt, daalt deze in winterslaap tot een paar graden boven de omgevingstempera tuur (dieren die zelf hun lichaamstemperatuur kun nen regelen, worden ook wel 'heterotherme' dieren genoemd). Tot slot vertraagt het ademritme ook van 4 tot 6/sec. bij actieve vleermuizen tot adempauzes
van 60 tot 90 minuten in winterslaap! Ook de func ties van het zenuwstelsel worden afgezwakt. Door het inperken van deze levensprocessen wordt aldus een aanzienlijke energiebesparing opgeleverd. En zelfs in warme jaargetijden zijn vleermuizen zuinig op hun energie door hun lichaamstemperatuur aan te passen aan die van de omgeving wanneer zij over dag rusten. In zo'n lethargische slaap zijn vleermui zen bij koel weer meestal niet onmiddellijk in staat weg te vliegen, en dienen zij eerst hun lichaamstem peratuur op te voeren. Opmerkelijk is ook dat vleermuizen niet de hele win ter aan één stuk doorslapen maar verschillende ma len hun lethargische slaap onderbreken, aangegeven door een inwendige klok of door veranderende om standigheden in hun winterkwartier. Tijdens deze korte periodes kunnen ze zich poetsen, drinken, uitwerpselen en urine uitscheiden, rondvliegen en soms zelfs paren. Daarnaast controleren ze ook of de klimatologische omstandigheden van het winterver blijf nog geschikt zijn. Indien nodig, zoeken ze een nieuwe plek op met een gunstiger microklimaat. Verscheidene soorten zoals Gewone dwergvleer-
Zicht op de gerestaureerde ijskelder in het park van Tervuren: cultuurhistorie en natuur gaan hand in hand (Foto: Hans Roosen) muis (Pipistrellus pipistrellus) en Laatvlieger (Ep
tesicus serotinus) verkiezen meestal zolders, spouw muren of eventueel een boomholte voor hun winter verblijf. Typische boombewonende soorten als Ros se vleermuis (Nyctalus noctula) en Bosvleermuis
(Nyctalus leisleri) overwinteren heel vaak in holle bo men, waar zij trouwens ook hun zomerverblijfplaats hebben. Vele soorten in V laanderen zijn 's winters echter 'troglofiele' soorten die heel wat eisen stellen aan hun (grotvervangende) overwinteringsplaats: deze soorten hebben een vrij hoge luchtvochtigheid nodig om te voorkomen dat ze uitdrogen, naast een min of meer constante temperatuur (iedere soort heeft z'n voorkeurstemperatuur) en daarenboven dient de plek voldoende rustig te zijn. Het zijn dan ook hoofdzakelijk vleermuizen uit de laatstgenoem de groep die we meestal in de door ons onderzochte winterobjecten zullen terugvinden: Baard/Brandts vleermuis (Myotis mystacinus/brandtii), Gewone/ Grijze grootoorvleermuis (Plecotus auritus/austri
acus), Franjestaart (Myotis nattereri), Watervleer-
De Boomklever- m&HtzOOJ
39
muis
(Myotis daubentonii), en nog een aantal min
van zo'n weekend is om in kleine groepjes een simul
der courante en zeldzame soorten.
taantelling uit te voeren in zoveel mogelijk gekende
Voor een volledig overzicht van alle in het Dijleland
winterobjecten: dit kunnen oude forten en mergel
reeds vastgestelde soorten wordt verwezen naar het
groeven zijn, maar in onze regio gaat het hoofdza
themanummer 'Europese natuur in het Dijleland'
kelijk om ijskelders, bunkers, (schuil)kelders, onder
(De Boom.klever, Tijdschrift van de Natuurpunt Na
grondse gangen, enz.
tuurstudiegroep Dijleland, Jaargang 33
-
december
De opstart van een gecoördineerd onderzoek naar winterslaapplaatsen ging samen met de vraag naar
2005).
regionale verantwoordelijken die de organisatie van
Op naar een gecoördineerde telling Vanuit het Antwerpse startten Wout Willems en Kris Boers in 2004 met het opmaken van een inventaris van alle mogelijke winterobjecten voor vleermuizen in V laams-Brabant. Hiervoor werd in de zomer van
2004 een speurweekendje georganiseerd waarbij zo wel reeds gekende als nieuwe objecten werden be zocht en op kaart werden ingetekend. Naar analogie met de andere provincies werd er door hen in febru ari 2005 een eerste telweekend georganiseerd. Doel
deze tellingen op zich wilden nemen. Zij staan in voor het contacteren van eigenaars, het opmaken van de planning voor het telweekend, en het centrali seren van de (tel-)gegevens. Hiervoor werd V laams Brabant opgedeeld in een aantal regio's, waaronder een grote 'oostelijke' regio: deze wordt in het westen en noordwesten begrensd door het Brussels Gewest, en de gemeenten Sint-Genesius-Rode, Kraainem, Zaventem, Steenokkerzeel, Zemst, Boortmeerbeek, Haacht en Keerbergen. In het noorden en het oosten wordt deze regio begrensd door de provinciegrens. Binnen deze regio zijn er tot nu toe ongeveer een 60tal (een heel aantal nieuwe sinds afgelopen winter) mogelijke winterobjecten opgetekend, waarvan er door de oostelijke telgroepjes deze winter reeds 38 werden bezocht. Objecten waarin de voorbije jaren nog geen overwinterende vleermuizen zijn aange troffen, zullen niet jaarlijks worden geteld. Locaties met slechts een paar vleermuizen worden in de mate van het mogelijke mee in de telplanning opgenomen of worden apart bezocht.
Tellingen en resultaten Vlaams-Brabant In de winter 2004-2005 werden er in totaal 246 over winterende vleermuizen geteld, verspreid over 57 onderzochte locaties in Vlaams-Brabant (en Brus sel). Hierbij dient opgemerkt te worden dat niet in ieder object vleermuizen aangetroffen werden. Winter 2005-2006 leverde in totaal 233 overwinte rende vleermuizen op voor 56 onderzochte locaties. Meestal gaat het hier om Baard/Brandts vleermuis, en in aflopende volgorde van voorkomen om Wa tervleermuis, Franjestaart en grootoren
Vrijhangende Baard/Brandts vleermuis. Een constante temperatuur, voldoende rust, en een hoge luchtvochtigheid zijn voor deze diertjes 's winters van levensbelang! Meerdaalwoud (Oud Heverlee)februari 2007, (Foto: Hans Roosen)
40
De BoomkJever ffiddrt2007
(Plecotus
spec.). Hierbij dient opgemerkt te worden dat Baard en Brandts vleermuis in winterobjecten meestal niet op soort worden gebracht, daar ze nauwelijks van el kaar zijn te onderscheiden. Hetzelfde gaat op voor de Gewone en Grijze grootoor.
In vergelijking met sommige andere provincies gaat het bij ons dus
!echts om lage aantallen. Zeker als
we kijken naar de resultaten (meerdere lOOO<l"" vleer muizen in totaal) die gehaald worden in de Antwerp se fortengordel
en de Limburgse mergelgroeven.
Dergelijke grote winterobjecten zijn in Vlaams-Bra bant niet gekend.
Besluit Tot nu toe zijn er
!echts een honderdtal (mogelij
ke) winter laapplaatsen van vleermuizen gekend
111
Vlaam -Brabant. Grote delen van Vlaams-Brabant zijn echter nog blanco gebied. Ook de reeds bespro ken 'oostelijke' regio omvat nog vele witte vlekken:
LO
is ongeveer 75% van de opgetekende winterobjecten
Voorlopige telling winter
in deze regio gelegen in het Dijlelancl. Het verder in
2006-2007
in de toekomst het belang van onze provincie voor
Tot nu toe werden reeds 38 winterobjecten gecon
kleine objecten kan op die manier een alternatief
troleerd (oo telijke regio). Dit brengt het voorlopig
vormen voor de grote winterobjecten in sommige
totaal op 85 vleermuizen. De resultaten van een
andere provincies.
belangrijke
kaart brengen en inrichten van nieuwe objecten kan vleermuizen versterken. Een uitgebreid netwerk van
overwinteringsplaats
te
Groenendaal
(Hoeilaart), en het Fort Leopold te Diest met respec tievelijk tot maximaal 33 en 35 dieren de voorbije
Referenties
jaren, werden hier nog niet meegerekend. Opvallend afwezig in de (tot nu toe) getelde objecten i de \Xfa
•
\Xfillems \V (2002). Vleermuizen
111
Oo t-Brabant.
tervleermui , een oort die de voorbije jaren hier en
Jaarboek natuur tudie 2001. Natuurpunt Oo ·t
daar in lage aantallen werd gevonden.
Brabant vzw, Leuven. •
woud. Brakona jaarboek 2003.
Tabel 1. Overzicht getelde vleermuizen, oostelijk Vlaams-Brabant, winter 2006-2007 (voorlopige
•
Spcc.
Totaal
2
Willems W. & Boers K. (2005). Vleermuizen en winterslaapplaat en in Vlaams-Brabant. Brakona
resultaten) Soort
Willem \V (2004). Vleermui?en in het i\lecrdaal
Myotis spcc.
Myotis mystacinus/ brandtii
Myotis nattercri
Plecotus spcc.
3
66
4
10
(85ex.)
jaarboek 2003. •
Schober \V & Grimmberger E. (1998). Gid� \'an de Vleermuizen van Europa. Tirion. 265p.
Hans Roo en roosenhan @yahoo.com
Tabel 2. Top vijf van de meest vleermuisrijke win terobjecten in oostelijk Vlaams-Brabant, winter 2006-2007 Plaats
Lubbeek -
Tot.
Spec.
Myot. Spcc.
Myotis mystacinus/ brandtii
27
24
26
16
8
8
PleMyotis cotus nat- spec. tcrcri
Weet je nog ergen mogelijke winterobjecten liggen (zoals bunkers, ijskelders, ruïne
enz), laat het ons
dan weten! Mogelijk zijn dit reed
3
ge chikte over
wintering plaatsen voor vleermuizen, of kunnen ze
ijskelder Oud-Heverlee
Oproep!
10
in de toekomst ingericht worden.
- Meerdaal Tervuren ijskelder Boutersem -
7
2
5
ijskelder Kortenberg -
5
2
3
ij kelder
Regioverantwoordelijke: Hans Roosen Ab traat 101, 3090 Overij e roo enhan @yahoo.com
Noot: De locatie 'Meerdaal' betreft een cluster van een 20-tal bunkers op het militair domein in liet Meerdaahvoud
De Boomklever maartzoo1 -
41
Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving December 2006
D
-
februari 2007
it overzicht van opmerkelijke en
interessante
vogelwaar
nemingen in de Dijlevallei beslaat voornamelijk de periode december 2006 - februari 2007. De bestreken regio omvat de gemeenten Kor tenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Over
hard te maken. Sommige soorten deden het beter dan we gewoon zijn, andere dan weer minder goed. Het langdurige pleisteren van
oorten als Kleine
Zwaan (!!) en Kolgans, waarvan de grootste aantal len toch ten N van ons overwinteren, lijkt niet in dit plaatje te passen. Deze zouden we immer vooral in een strengere winter bij ons verwachten, zodat we vermoeden dat niet zozeer de warme winter, maar wel een interessanter wordende voed el ituatie deze oorten bij ons heeft gehouden. Overwinterende oorten als Smient en Grote Zilverreiger kwamen in lagere aantallen tot bij ons afgezakt dan dat de
ijse, Tervuren en de aangrenzende
voorgaande jaren het geval wa , terwijl Bergeend
gebieden.
en typische wintergasten al
De
volgende
rubriek
zal de periode maart - mei 2007 omvatten.
Waarnemingen
wor
den voor 3 juni 2007 verwacht bij Kelle Moreau, Korenbloemlaan 5, 3052 Blanden, 0486/ l 2.58. 77, kelle. moreau@gmail.com.
Brilduiker, Nonnetje
en Grote Zaagbek een vrij normale winter kenden. Van Pijlstaart en Watersnip hadden we meer win terwaarnemingen dan in de doorsnee winter, en ook Roerdompen lieten zich in positieve zin opmerken. Voor de derde winter op rij werden er winterse Klei ne Zilverreigers genoteerd, en ook een midwinter Goudplevier krijgen we in onze streek niet vaak te zien. Blauwe Kiekendief en Witgatje deden het even een
eerder goed, en Grauwe Gorzen trachten een
bescheiden winterse permanentie te onderhouden op de plateaus. Tegenwoordig is een seizoen pas uitzonderlijk als
Het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode ontwikkelde
er geen klimatologische records worden gebroken.
zich tijdens de wintermaanden tot een slaapplaats
Tijden
de winter van 2007 was dat weer wel het
van voornamelijk Zilvermeeuwen, wat resulteerde
geval, het ging immer om de warm te winter sinds
in de waarnemingen van meerdere Pontische Meeu
het begin van de metingen. De gemiddelde tempera
wen en minstens twee verschillende Grote Mantel
tuur over de maanden december, januari en febru
meeuwen. Ook twee Dwergmeeuwen werden waar
ari bedroeg maar liefst 6,6°C, een enorme afwijking
genomen, maar dan in associatie met Kokmeeu
ten opzichte van het langjarig wintergemiddelde van
wen.
3,1°C (de vorige warm te winter was die van 1990
gewoonlijk, en ook Smelleken en Bokje waren met
met een Ti::cm van 6,1°C). Dit betekent niet dat het
slechts één waarneming slecht vertegenwoordigd.
daarom ook erg zonnig was, de totale zonneschijn
De absolute uitschieter in negatieve zin was wel
Waterpiepers waren dan weer schaarser dan
duur lag met 124 uren immers heel wat lager dan de
licht de Klapekster, van deze soort werd er tijdens
gemiddelde 168 uren. Ook viel er tijdens de winter
de wintermaanden immers geen enkele waarneming
2006 - 2007 relatief veel neer lag (270, 7 l/m2 ten op
genoteerd.
zichte van 1 6,
Eenmalige decemberwaarnemingen van Boomleeu
l/m2 in een gemiddeld jaar).
f dit zijn weer lag had op de
amen telling en de
aantallen van onze winter e avifauna valt moeilijk
42
De Boomklever ffi(]dft200/
werik en Krui bek betroffen wellicht late uitlopers van de najaar trek.
In februari dienden zich in de vogelwereld ook de
pleisterende groep betrof 2 adulten en een juveniel
eerste voorboden van de lente aan, zo waren er tij
van 3 tot 28 november 1989 (met een derde adult
dens deze maand de eerste waarnemingen van Ooie
van 5 tot 25 november). Ter vergelijking geven we
vaar, Goudplevier, Wulp en Zwarte Roodstaart, en er
ook alle waarnemingen van Kleine Zwanen uit de
werd zelfs reeds een Boerenzwaluw waargenomen.
voorbije 15 jaren mee: 4 ex. ZW te Heverlee/Brem
Voor Roodborsttapuit en Tjiftjaf vallen de eerst aan
straat op 14/01/96, 2 ad te NGB op 14-15/02/97, 2
gekomen zomergasten niet meer op te sporen aan
ad te NGB op 17-20/01/98, 2 ad+ 1 juv op 19/02/98,
gezien deze soorten in steeds grotere aantallen de
8 ex. over Heverlee/Campus op 20/01/01 en 1 ad te
winter bij ons doorbrengen, vooral Tjiftjaffen vielen
NGB op 8/12/02.
tijdens de voorbije winter niet te missen. Twee re cente nieuwkomers onder de Dijlelandse broedvo
Kolgans Anser albifrons
gels hielden ook goed stand, namelijk de Middelste
Eind december werden er enkele niet met zekerheid
Bonte Specht en de Cetti's Z anger.
geïdentificeerde groepen ganzen gezien en/of ge hoord boven de Dijlevallei. Eén keer kon zo'n groep
Waarnemingen van onder meer Knobbelzwaan,
met zekerheid als Kolganzen gedetermineerd wor
Krakeend, Slobeend, Wintertaling, Tafeleend, Kuif
den, namelijk op 29/12 toen 15 ex. eerst N vlogen
eend, Dodaars, Fuut, Aalscholver, Blauwe Reiger,
over de Doode Bemde (A. Smets) en iets later W
Havik, Waterral, Kievit, Houtsnip, Kleine Mantel
over Korbeek-Dijle/plateau(]. Rutten). Op 7/01 wer
meeuw, Kerkuil, Steenuil, Ijsvogel, Zwarte Specht,
den in de weiden tussen Oud-Heverlee en Korbeek
Groene Specht, Kleine Bonte Specht, Veldleeuwerik,
Dijle 2 adulte en 2 juveniele Kolganzen aangetroffen
Grote Gele Kwikstaart, Witte Kwikstaart, Graspie
(K. Moreau, ]. Nysten, L. Hendrickx). Dit gezinnetje
per, Kramsvogel, Koperwiek, Vuurgoudhaan, Glans
bleef hier nog minstens tot op 21/01 aanwezig (M.
kop, Matkop, Ringmus, Keep, Putter, Sijs, Goudvink,
Hens, F. Fluyt, B. Bergmans e.a.).
Appelvink, Geelgors, Rietgors en alle exoten werden niet in dit verslag opgenomen maar wel verwerkt.
Bergeend Tadorna tadorna
Ook niet met zekerheid gedetermineerde Anser-gan
Zoals de maandmaxima illustreren bleven Bergeen
zen, enkele mogelijke Toppers en een reeks onzekere
den de hele periode in ongeveer dezelfde aantallen
meldingen van allerlei grotere meeuwen werden niet
aanwezig in de Dijlevallei: min. 19 ex. op 26/12 (14
weerhouden.
SAR, 2 NGB, 3 OHN), min. 23 ex. op 27/01 (1 SAR, 20 NGB, 2 OHN) en min. 22 ex. op 11/02 (4 SAR,
Gebiedsafkortingen:
16 NGB, 2 OHN) (alle tellingen door L. Hendrickx).
WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/
Het voortdurende rondvliegen, opsplitsen en weer
Leopoldspark (Provinciaal Domein), AV P = Hever
samenvoegen van de groepen maken het reconstru
lee/Abdij van Park, ZW =Oud-Heverlee/Zoete Wa
eren van de exacte aantallen echter erg moeilijk, en
ters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Hever
het is best mogelijk dat er meer Bergeenden in de
lee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaerdenstraat
streek verbleven. Ook de waarnemingen van resp. 14
(Oud-Heverlee - Korbeek-Dijle) en NGB, NGB =
ex. op 29/01 te Gastuche (M. Walravens) en 15 ex.
Neerijse/Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV =
op 25/02 te Basse Wavre (L. Hendrickx) suggereren
Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde) en SAR
dat er ook deze winter uitwisseling van Bergeenden
=Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek, SJW =Sint-Joris
over de taalgrens heen bestond. Buiten de Dijlevallei
Weert, Flo = Florival.
werden er enkel Bergeenden gemeld op de vijvers te Kwerps, met resp. 4, 3 en
Kleine Zwaan Cygnus bewickii
>
1 ex. op 15, 17 en 26/02
(R. Guelinckx, F. Vandekeybus, ]. Rutten).
Zeer leuk was de ontdekking van 5 adulte Kleine Zwanen te SAR op 13/01(M. Hens, F. Fluyt, B. Berg
Smient Anas penelope
mans). Bijzonderder was echter dat vele vogelkijkers
Smienten werden tijdens de periode december 2006
ze ook nadien nog konden komen bewonderen.
- februari 2007 opgemerkt te OHN (lmlv op 9/12;
Uiteindelijk bleef het vijftal zelfs tot op 19/02 onaf
L. Hendrickx), op de kleine vijvertjes tussen OHN en
gebroken aanwezig te SAR (versch. waarn.), en op 20/02 werden ze aangetroffen te NGB (H. Roosen).
OHZ (resp. 2m3v en 2m2v op 22 en 24/12; L. Hen drickx, K. Moreau), te OHZ (4 ex. op 14/01; ]. Rut
In totaal verbleven deze Kleine Zwanen dus min
ten), te NGB(8 waarnemingen; versch. waarn. I max.
stens 39 dagen in het Dijleland. De vorige langdurig
4m9v op 15/12; M. Walravens), te SAR (7 waarn.;
De Boomklever-maart2007
43
versch. waarn. / max. 6 ex. op 22/01 en 18/02; S. Pe ten, F. Fluyt) en te WLS (lmlv op 18/02; M. Hens). Pijlstaart
Anas acuta
Deze soort werd tijdens de voorbije winter bijna uitsluitend waargenomen te SAR (10 data; versch. waarn.), met een zeer bescheiden maximum van 3 ex. op 1/12, 26/12 en 14/01 (M. Walravens, J. Nysten e.v.a.). Buiten SAR waren er enkel de waarnemingen van 3m2v te OHN op 16/01 (K. Moreau) en 1 ex. te Heverlee/Langestaart op 24/01 (L. Desmet). Brilduiker Bucephala clangula
Brilduikers werden tijdens de behandelde periode enkel waargenomen te SAR: lm op 9/12 (H. Roo sen, L. Hendrickx, B. Bergmans), 1 v op 17-18/02 (L. Hendrickx, F. Fluyt, J. Nysten, B. Nef e.v.a.), 5ml v op 19/02 (F. Baert, J. Robijns, M. Hens, M. Vandeneyn de) en telkens 1v op 22/02 (F. Fluyt) en 25-28/02 (L. Hendrickx, FJ Moerman, E. Le Docte e.a.). Nonnetje Mergellus
albellus
26-29/12 3v te NGB (J. Menten, L. Hendrickx, J. Nysten) 10-16/02 lmlv te SAR (L. Hendrickx, F. Fluyt, J. Nysten, W. Desmet, B. Wuyts e.v.a.) 17-28/02 lv te SAR (L. Hendrickx, F. Fluyt, J. Nys ten, B. Nef, E. Le Docte e.v.a.) 18/02/07 lm te WLS (M. Hens) Grote Zaagbek Mergus
merganser
09/12 2v te SAR, kort tpl, dan verder Z (H. Roosen, L. Hendrickx, B. Bergmans) 26/12 1 v kort tpl te SAR (F. Fluyt, L. Hendrickx) 07/01 1 v te NGB (L. Hendrickx, K. Moreau, M. Walravens, J. Nysten) 21/01 lm kort tpl te NGB (S. Horemans) 19/02 1v te Tervuren/Park KMMA (Bart Van Ros sum) Grote Zilverreiger
Kleine Zilverreiger
05/12
1 ex. Z te Bertem/E40 (J. Wellekens)
01/01
1 ex. te Korbeek-Dijle/plateau (J. Rutten)
Het voorkomen van de Kleine Zilverreiger in het Dijleland tijdens de wintermaanden is een zeer re cent gegeven. Na de eerste winterse vogel van 4/01 t.e.m. 18/03/05 (vnml. ZW & SAR) en de tweede op 16/12/05 (Oppem), gaat het hier slechts om de 3c en 4e waarnemingen van deze soort tijdens de periode decemher-februari. Roerdomp
maanden best post te SAR, waar de twee ex. die zich reeds sinds half oktober in het gebied ophielden nog regelmatig lieten zien (18 waarn.; versch. waarn.). De laatste waarneming (2 ex.) vond hier plaats op 19/02
(F. Fluyt, M. Hens, M. Vandeneynde e.a.). Buiten dit gebied werden in januari en februari ook meermaals Roerdompen opgemerkt in de Doode Bemde en te NGB (P. De Becker) en op 16/01 werd een ex. verrast te Florival/N (K. Moreau).
- februari 2007 (dec 26, jan 31, feb 44). Al deze waar nemingen werden ten Z van Leuven opgetekend, en het ging nooit om meer dan 3 ex. (versch. waarn.). Buiten de gekende plekken in de Dijlevallei ver scheen de soort deze winter ook meermaals te Leef daal/ Kasteelvijver, met waarnemingen van telkens 1 ex. op 14 en 17-18/02 (K. Van Scharen).
44
Ciconia ciconia
08/02 1 ex. over Blanden/Naamsesteenweg (S. Wera)
In totaal werden er 101 waarnemingen van Grote Zilverreigers gearchiveerd tijdens december 2006
Botaurus stellaris
Wie graag Roerdompen wou zien vatte de voorbije
Ooievaar
Casmerodius albus
Egretta garzetta
Blauwe Kiekendief
Circus cyaneus
Van de Blauwe Kiekendief werden 21 winterwaar nemingen ontvangen. Slechts vier keer ging het daarbij om mannetjes, namelijk op 5/12 te Leefdaal/ Kooige (H. Roosen), op 30/12 te Bierbeek/plateau (F. Claessens) en op 2 en 4/01 te Bertem/Koeheide (G. Bleys).
De Boomklever-maort2007
•
Smelleken Falco columbarius 30/12
1v te Huldenberg/plateau (F. Fluyt)
Bokje Lymnocryptes minimus 13/01
1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (F. Fluyt, M. Hens, B. Bergmans)
Slechtvalk Falco peregrinus We wachten er intussen reeds enkele jaren op, en
Dwergmeeuw Larus minutus
ook in februari 2007 werd de hoop op een Leuvens
Van 10 tot 19/02 verbleef een eerste winter Dwerg
broedgeval van de Slechtvalk weer gevoed. Op 7/02
meeuw te SAR (F. Fluyt, L. Hendrickx, J. Nysten
werd immers een adult mannetje gemeld aan het
e.v.a.). Op 13/02 kreeg deze vogel het gezelschap
Provinciehuis (F. Vanlerberghe), en dit ex. was naar
van een ex. in tweede winterkleed (W. Desmet, B.
verluidt reeds enkele weken in de buurt aanwezig.
Wuyts, M. Hens, H. Roosen, F. Fluyt). In principe
Vervolgens werd in Leuven een ex. waargenomen op
is de Dwergmeeuw enkel een doortrekker in onze
12, 14, 21 en 27/02 (B. Wuyts, L. Vervoort, A. Vrij
regio, maar winterse ex. komen de laatste jaren wel
daghs, K. Moreau).
vaker voor, zoals bijvoorbeeld ook op 16/12/00 (1 ad win te SAR) en op 25/01/06 (1 1 win te LP). e
Goudplevier Pluvialis apricaria 24/12 19/02
1 ex. tussen Kieviten te Leefdaal/plateau (K.
Pontische Meeuw Larus cachinnans
Moreau)
De Pontische Meeuw was tijdens de afgelopen win
aud te Korbeek-Dijle/plateau (M. Hens)
ter wat de determinatie betreft de discussiesoort bij uitstek in het Dijleland, de volgende waarnemingen
Wulp Numenius arquata 20/02
representeren enkel de als zeker doorgegeven waar
1 ex. aud over Leuven/C. Meunierstraat (M.
nemingen (26) en betreffen dus minima. De meeste
Schurmans; lu30)
waarnemingen vonden plaats te SAR, waar van begin december tot op 10 februari regelmatig een adult ex.
Witgat Tringa ochropus
werd opgemerkt tussen de talrijke Zilvermeeuwen
De afgelaten vijver van OHN was goed voor het me
(versch. waarn.). Op 9/12 en 9/01 werden er hier
rendeel van de waarnemingen van Witgatjes, 20 van
twee adulten gemeld (H. Roosen, L. Hendrickx, B.
de 29 doorgegeven waarnemingen werden hier op
Bergmans, K. Moreau) en op 28/01 ging het om drie
getekend (versch. waarn.). De maandmaxima wer
adulte ex. (J. Rutten, L. Janssens). Maar er waren nog
den ook alle in OHN vastgesteld, en betroffen 17 ex.
meer data waarop er meer dan één Pontische Meeuw
op 2/12 (L. Hendrickx), 8 ex. op 16/01 (K. Moreau)
in het Dijleland verbleven. Op 10, 15, 26/12 en 10/02
en min. 8 ex. op 25/02 (J. Nysten). Buiten OHN werd
werd er immers telkens ook een ad gezien te NGB
de soort waargenomen te OHZ (resp. 2 en 5 ex. op
(in een aantal gevallen met zekerheid simultaan met
15/12 en 18/02; M. Walravens, J. Kempeneers), te
een ander ex. te SAR) (J. Nysten, M. Walravens, L.
Leuven/Dijleoever thv Redingenhof (1 ex. op 18/12;
Hendrickx), en op 1 en 24/12 zat er telkens een adult
P. Claes), te SAR (telkens 1 ex. op 15/01 en 2/02),
op het slik te OHN (M. Walravens, K. Moreau). Ook
te Oppem (2 ex. op 27/01; S. Horemans), te ZW (1
werden er de voorbije winter enkele keren zekere
ex. op 17-18/02; L. Hendrickx, J. Kempeneers) en te
onvolwassen Pontische Meeuwen waargenomen te
Leefdaal/kasteelvijver (1 ex. op 17/02; K. Van Scha
SAR , namelijk een imm. op 1/12 (M. Walravens) en
ren).
een 2e winter op 24/12 (K. Moreau).
Watersnip Gallinago gallinago
Grote Mantelmeeuw Larus marinus
Watersnippen werden 12 keer gemeld tijdens de af
Op 14/01 werd een zuidwaarts vliegende 3e winter
gelopen wintermaanden, namelijk te OHN (telkens 7
Grote Mantelmeeuw gedetermineerd te Oud-Hever
ex. op 2/12 en 3/02; L. Hendrickx, S. Horemans), te
lee (J. Rutten). Deze vogel kon later op de dag wor
OHZ (resp. 15, l, 4 en 2 ex. op 10, 25/12, 4 en 18/02;
den teruggevonden te SAR (F. Fluyt, M. Walravens, J.
F. Fluyt, J. Nysten, J. Rutten, J. Kempeneers) en te SAR
Menten). Ook op 20/01 was hier een (de?) 3c winter
(resp. 1 ex. over, 4 ex., ca 6 ex., 16 ex. en ca 5 ex. op 9,
Grote Mantelmeeuw aanwezig (L. Hendrickx). Op
15/12, 3, 17 en 18/02 ; H. Roosen, L. Hendrickx e.a.).
24/01 vormde SAR dan het toneel voor een 1 win
Er werd ook één januariwaarneming ontvangen, van 1
ter Grote Mantelmeeuw (F. Fluyt, H. Roosen). Sinds
ex. op 2/01 te Bertem/Koeheide (G. Bleys).
1993 werd deze soort slechts 6 keer eerder met ze-
e
De Boomklever-maart2007
45
'Typische' Pontische meeuw - ook deze winter zorgden 'witkop'meeuwen weer voor de nodige determinatie discussies. Grootbroek, Sint-Agatha-Rode, januari 2007 (Foto: Frederik Fluyt)
kerheid vastgesteld in het Leuvense Uan 1, feb 1, maa 2, jul l, sep 1).
Waterpieper Anthus spinoletta
Waterpiepers werden 26 keer doorgegeven tijdens de behandelde periode. In 25 gevallen ging het om
Middelste Bonte Specht Dendrocopos medius
groepen van 1 - 17 ex. (versch. waarn.), de uitschie
Net zoals tijdens het vroege voorjaar van 2004 (1
ter betrof 73 ex. op 2/02 te SAR (M. Walravens).
maartwaarneming) en de winter 2004 - 2005 (1 de cember- en 2 januariwaarnemingen) werd de Middel
Zwarte Roodstaart Phoenicurus ochruros
ste Bonte Specht weer waargenomen op de flank van
27/02
1 ex. te Wijgmaal (T. Vreugde)
het Rodebos grenzend aan de Laanvallei, ditmaal op 14/02/07. Broedvogelinventarisaties zullen moeten
Roodborsttapuit Saxicola rubicola
uitwijzen of het hier om een regelmatige winterloca
Tijdens de periode december 2006 - februari 2007
tie gaat, dan wel of de soort hier inmiddels broedt.
werden de volgende waarnemingen van overwinte rende Roodborsttapuiten ontvangen uit het Dijle
Boomleeuwerik Lullula arborea
land: resp. lm en 1 ex. op 10 en 29/12 te Oppem
24/12
Nysten), 1 ex. op 7/01 te OHZ (K. Moreau), 1 v-type
3 ex. te Leefdaal/plateau (K. Moreau)
te Heverlee/ Duivelsweg op 12/01
(J.
Kempeneers)
Boerenzwaluw Hirundo rustica
en lm te Huldenberg/plateau op 18/02
Reeds op 28/02 werd een zéér vroeg ex. opgemerkt
Ryckeboer)
in Wijgmaal
46
(T. Vreugde).
De Boomklever-maart2007
(J.
(F.
Fluyt, N.
Samenstelling:
Cetti's Zanger Cettia cetti Op de meeste gekende broedplaatsen van de Cetti's Zanger in de Dijlevallei bleef de soort ook tijdens de
Kelle Moreau, kelle.moreau@gmail.com
winter 2006 - 2007 present (versch. waarn.), met de meeste activiteit in februari (in totaal 18 gegevens
Medewerkers en correspondenten:
waarvan resp. 3, 2 en 13 in december, januari en fe bruari). Vooral te Oud-Heverlee was de soort vaak
Louis-Philippe Arnhem, Frederik Baert, Bruno Berg
erg opvallend, met 1 zp te OHN (versch. waarn.) en
mans, Geert Bleys, Herwig Blockx, Kris Boers, Kurt
tot 3 ex. te OHZ (op 15/12; M. Walravens). In de
Boux, Paul Claes, Frank Claessens, Peter Collaerts,
Doode Bemde werd enkel een ex. gehoord langs het
Bart Creemers, Jos Cuppens, Christine Daenen, Piet
F. Fluyt, J. Nysten), van
De Becker, Jan De Boe, Marc De Coster, Johan De
de locatie aan de Koebrug werden tijdens deze pe
Meirsman, Mike Deschildre, Louis Desmet, Wouter
riode geen gegevens ontvangen. Op 3/02 waren er
Desmet, Steven D'Hont, Francis Dondeyne, Ger
(F. Fluyt, L. Hen
ald Driessens, Frederik Fluyt, Raf Ghijsen, Werner
drickx, D. Vanautgaerden) en te Korbeek-Dijle/Stati
Goussey, Jos Grootjans, Robin Guelinckx, Luc Hen
onsstraat (S. Horemans).
drickx, Maarten Hens, Stefaan Horemans, Luc Jans
knuppelpad (23/12 en 6/01;
tot slot nog waarnemingen te SAR
sens, Peter Kayaert, Jochen Kempeneers, Elfriede Le
1jiftjaf Phylloscopus collybita
Docte, Els Lommelen, Pieter Lorent, Patrick Luyten,
Er werden voor de maanden december 2006 - fe
Rita Mahieu, Joris Menten, Frieder Jan Moerman,
bruari 2007 maar liefst 21 waarnemingen van over
Kelle Moreau, Hugo Nackaerts, Bruno Nef, Ingrid
winterende Tjiftjaffen ontvangen uit regio Leuven
Nel, Johan Nysten, Stephan Peten, Fons Ramaekers,
(versch. waarn.). De eerste zingende ex. werden ge
Jules Robijns, Hans Roosen, Jos Rutten, Niels Ryc
hoord op 20/02 te OHZ (J. Rutten) en op 25/02 te
keboer, Maarten Schurmans, Axel Smets, Karolien
SAR
(F. Fluyt).
Stappaerts, Geert Sterckx, Koen Thijs, Marita Tom balle, Erik Toorman, Désiré Vanautgaerden, Johan
Kruisbek Loxia curvirostra
Vanautgaerden, Frank Van de Meutter, Dries Van
20/12
den Broeck, Maarten Vandeneynde, Luc Vanden
min. 4 ex. Z te Leefdaal/plateau (K. Moreau)
Wyngaert, Anja Vandeperre, Michael Vandeput, Fi
Grauwe Gors Emberiza calandra
lip Vandeputte, Dirk Vanderlinden, Maarten Vander
01/12
6 ex. aan vloedgroebe 0 van Leefdaal/Kooige
velpen, Hilde Vandevoorde, Lieven Van Hellemont,
(H. Roosen)
Geert Vanhorebeek, Hans Vankerckhoven, Frederik
03, 18 & 19/02
resp. ca 5 ex., 2 zingende ex. en ca
Vanlerberghe, Bart Van Rossum, J. Vansantvoet, Kris
20 ex. te Korbeek-Dijle/plateau (J.
Van Scharen, Johanna Van Tonder, André Verboven,
Nysten, 15-18/02
F. Fluyt, M. Hens)
Luc Vervoort, Paul Vranckx, Theo Vreugde, Alex
6 ex. (2 zingende) te Erps/Dorenveld (A.
Vrijdaghs, Marc Walravens, Jan Wellekens, Stefaan
Smets)
Wera, Wout Willems, Bert Wuyts en Naget Zegh boubi.
De Boomklever-maart2007
47
Activiteiten Avondexcursies lente/
lnsektenexcursies zomer
zomer 2007
2007
De Natuurstudiegroep Dijleland en de werkgroep Natuurgidsen van de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud organiseren in 2007 een gezamen lijke excursie-cyclus rond kenmerkende fauna- en flora-componenten in het Dijleland. Het opzet van de excursies is tweeledig: natuurgidsen uit de eerste hand laten kennis maken met bijzondere en vaak on gekende 'plaatselijke' natuurwaarden en al doende bijdragen aan lopende inventarisaties en tellingen in de streek.
Rodebos
Afspraak:
19u00, parking Rodebos, Leuvense
baan, Sint-Agatha-Rode
Contact: Fons Ramaekers (fons. ramaekers@hotmail.com, 0477-473466) Woensdag 9 mei2007: Zangvogels in de Doode
Bemde
Afspraak:
19u00, parking Doode Bemde, Reiger
straat, Sint-Joris-Weert Kelle Moreau (kelle.moreau@gmail.com,
0486-125877)
?
regionale verspreidingsatlas maken dat insecten v l op in de belangstelling staan. Hoewel het meeste
graslanden te Meerbeek en Everberg
Afspraak:
19u00, pompstation VMW, Hulstberg
straat, Meerbeek Maarten
Hens (maartenhens@yahoo.
co.uk, 0473-244752)
een reeks excursies opgezet gericht op aandachts soorten en/of minder bekende soorten, kwestie van ieders determinatie-vaardigheden op peil te houden. Deze excursies gaan niet door bij slechte weersom twijfel, neem je best op met de contactpersoon. Zaterdag 16juni2007: Nachtelijke insekten in
Meerdaalwoud
Afspraak: 20u30, parking
Weertse Dreef, Naam
sesteenweg, Blanden
Contact: Bruno Bergmans (bruno. bergmans@scarlet.be, 0498-760722) Zondag 1juli2007: Bosvlinders in Meerdaalwoud:
op zoek naar Kleine IJsvogelvlinder
Afspraak: 9u00,
parking Weertse Dreef, Naamse
steenweg, Blanden (pjoris@advalvas.be, 0495-
275393) Zaterdag28juli2007:
Vlinders in de Doode Bemde: op zoek naar Grote Weerschijnvlinder
Afspraak: 9u00,
parking Doode Bemde, Reiger
straat, Sint-Joris-Weert Bart Yercoutere (bart.
Woensdag 11 juli 2007: Amfibieën en poelen in
Leiding:
Neerijse
vercoutere@scarlet.be, 0494-504760)
Afspraak:
19u00, parking Weebergbos, kruispunt
Neerijse Steenweg/Brede weg, Leefdaal
Leiding: Mark
Lehouck (mark.lehouck@pandora.
be, 016-444936)
Zaterdag28juli2007: Nachtelijke insekten in
Meerdaalwoud
Afspraak: 20u30, parking
Weertse Dreef, Naam
sesteenweg, Blanden
Woensdag 8 augustus2007: Hamsters op het pla
Contact:
teau te Bertem
bergmans@scarlet.be, 0498-760722)
Afspraak: 19u00, kruispunt Blokkenstraat/Delle/ Brede weg, Bertem
Leiding:
Maarten
Hens (maartenhens@yahoo.
co.uk, 0473-244752)
48
m
ventarisatiewerk 'solo' wordt afgewerkt, hebben we
Leiding: Joris Menten
Woensdag 13juni 2007: Flora van wegbermen en
Leiding:
deratlas, de geklutste seizoenen en de nagelnieuwe
standigheden (koude, aanhoudende regen, ...). Bij
Woensdag 11 april2007: Yoorjaarsflora in het
Leiding:
De inventarisaties in het kader van de nieuwe vlin
De Boomklever-maart2007
Bruno Bergmans (bruno.
In augustus en september volgen nog excursies voor lieveheersbeestjes, sprinkhanen en nachtvlinders.
Actueel
Baard/Brandts vleermuis naast een stalactiet. Typisch decor ergens diep in een karstgrot". Maar nu ook bij ons te bewonderen. Meerdaalwoud (Oud-Heverlee), (Foto: Hans Roosen)
Van 13 januari tot 19 februari 2007 deden vijf kleine zwanen zich te goed aan de fonteinkruiden in het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode (Foto: Frederik Fluyt)
_,..•e··-·Ms"'•&an-y1 •••··-1,,;5li,.;ljjilile..l••·••""-1...._"
Inhoud .
-
1
Editoriaal INSEKTEN - "Een ongewerveldenat/as voor het Dijle/and
2
- Veldwerk dagvlinderatlas Dagvlinders in het Dijle/and
4
Bart Vercoutere, Bart Creemers, Maarten Hens
Libellen in het Dijle/and 10
Bart Vercoutere, Bart Creemers, Maarten Hens
Sprinkhanen en krekels in het Dijle/and 15
Bart Vercoutere, Bart Creemers, Maarten Hens
Lieveheersbeestjes in het Dijle/and 24
Bart Vercoutere, Bart Creemers, Maarten Hens
Opmerkelijke waarnemingen van dagvlinders in het Dij/eland, maart 2006-februari 2007 31
Bart Creemers
ZOOGDIEREN Overwinterende vleermuizen in het Dijle/and en ruime omgeving Hans Roosen
38
VOGELS Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, december 2006
-
februari 2007 42
Ke//e Moreau
AANKONDIGINGEN EN ACTIVITEITEN
Activiteiten
48
Foto cover: Koninginnepage -Paptlio macltaon, foto Jeroen Mentens (www.faunaflora.org)
•
J
11
l