BOOMKLEVER
de
Tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland
Jaargang 46 - december 2018
inhoud Edito
Tussen SINTE-PIETER en ANDREAS VESALIUS
107
Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland
Ongewervelden Het SCHEEFBLOEMWITJE duikt op in Brabant
114
OLEANDERPIJLSTAARTEN en andere bijzondere trekvlinders
118
Ontdekking van de ZUIDELIJKE HEIDELIBEL in het Dijleland
122
Vogels TAIGABOOMKRUIPER in het Zoniënwoud
109
VOGELWAARNEMINGEN in het Dijleland
130
Terug waarneming van GRASZANGER in de Dijlevallei
138
De eerste keer Accident de GRUE Colofon
126 144
Coverfoto KUIFMEES IN SINT-AGATHA-RODE Foto: Eddy Van Hoorebeke
Het is altijd leuk om aan het jaareinde terug te blikken op wat voor leuks 2018 weer in petto had. Begin maart had ik het geluk enkele dagen te kunnen doorbrengen in de machtige bossen van het Forêt d’Orient. Wandelend in de voetsporen van de Tempeliers bleken overtrekkende Kraanvogels daar dagelijkse kost. De prille lente kondigde zich schoorvoetend aan met de eerste Zwarte wouwen, vocale Middelste bonte spechten en talrijke Vuursalamanders die tijdens de eerste druilerige nachten her en der naar hun voortplantingspoelen trokken. Maar de waarneming die onze reis echt bijzonder maakte was de Rotskruiper. Aan Grasduinen, een magazine dat ik als klein kind verslond en dat nu Roots heet, ontleen ik zijn schitterende bijnaam: de vlindervogel van het hooggebergte. Sinds het
EDITORIAAL
Tussen Sinte-Pieter en Andreas Vesalius lezen van dat mooie artikel ben ik gefascineerd door deze enigmatische soort die nauw verwant blijkt aan onze Boomklever en die beelden oproept van steile besneeuwde bergen en duizelingwekkende kliffen. Tegelijk is het voor mij een echte frusti-soort, een naam die ik heb opgepikt in het jongerentijdschrift van Vogelbescherming Nederland. Ze doelt op een soort die je zo graag wil zien, maar die je keer op keer net ontsnapt. Ik speurde diepe kloven en indrukwekkende rotswanden af met spannende namen zoals de Boca del Infierno, de Valle de Hecho -tussen het tweede en derde tunneltje van Siresa zitten ze zeker, we zagen ze net nog-, de kloof van Trigrad -daar zijn ze gegarandeerd vlakbij!-, en enkele jaren geleden nog op de Rocher Bayard in Dinant. Telkens kreeg ik nul op het rekest. Een verre, vluchtige glimp werd me gegund op een mooie aprildag jaren geleden op de kalkkliffen
"The one that got away" Rotskruiper te Dinant Foto: Gert Vandezande
107
Vader en dochter op zoek naar de Rotskruiper. Foto: Rose Bruffaerts
onder Les Baux-de-Provence. Tot maart 2018. Volgens de Franse Waarnemingen.be bleek er zowaar een Rotskruiper te overwinteren in Bar-sur-Seine niet ver van waar we logeerden. En jawel, we waren nog maar uitgestapt aan de prachtige gotische kerk van St-Etienne, een herinnering aan het rijke handelsverleden van dit nu ingedommelde stadje, of daar zat hij al. Wat de twee uren daarop volgde is voor mij zonder meer het ornithologische hoogtepunt van 2018. Van dichtbij liet dit prachtbeestje zich onder alle hoeken bewonderen. Die lange gekromde priemsnavel, die lange tenen die zich aan "The one that got away" Rotskruiper te Dinant Foto: Pieterjan Vervecken
dakgoten en in nissen vastgrepen. Op het eerste gezicht heeft hij iets van een kleine grijze muis die alle hoekjes en kantjes van het gebouw afzoekt naar iets lekkers. Maar wacht dan tot hij zijn vleugels opendoet: zwart met witte vlekken aan de buitenkant verbergen die binnenin het prachtigste diep karmozijnrood met tinten van een magisch magenta. We kregen ook ruim de kans om zijn typische gedrag te observeren. Eerst zat hij heel de tijd zenuwachtig op en neer wippend, muren, nissen en dakgoten af te zoeken naar iets lekkers. Als een soort van teaser gaan daarbij zijn vleugels telkens net iets meer en dan weer net iets minder open. Als een bepaalde muur grondig genoeg was afgezocht transformeerde die grijze muis plots in de vlindervogel die met grote, afgeronde hopachtige vleugels flapperde naar weer een ander deel van de kerk. Aan het eind zette hij zich zelfs eventjes op het leien dak om zijn veren te poetsen. Het zicht als hij nu eens de ene dan weer de andere vleugel volledig uitrekte, is onvergetelijk. Hij was verbazend goed in zijn sas daar tussen de oude gebouwen in een zacht heuvelend landschap, maar zo gek ver weg van het hooggebergte. Rotskruipers zijn gekend om best wel een eind weg te trekken uit hun vertrouwde biotoop als ze ’s winters de ijzige kou in het hooggebergte ontvluchten. Wie weet kan, wat in WalloniÍ kan en in Bar-sur-Seine kan, heel misschien ooit ook wel bij ons. Afspraak in december 2030 op het stadhuis van Leuven? Je vleugels van magenta zouden niet misstaan tussen Sinte-Pieter en Andreas Vesalius. Mede in naam van de andere bestuursleden wens ik jullie een prettig eindejaar en veel natuurstudieplezier in 2019 met vele kleine en grote hoogtepunten! Bruno Bergmans Bestuurslid Natuurstudiegroep Dijleland
108
Een Taigaboomkruiper met mengzang in het Zoniënwoud in 2018 Het voorkomen van de Taigaboomkruiper Certhia familiaris vormt reeds enkele decennia één van de grootste avifaunistische mysteries van het Dijleland. Na een intrigerende reeks waarnemingen in de periode 2000-2007 ontbrak immers elk spoor van de soort. Tot in mei 2018, toen in het Zoniënwoud voor het eerst weer een zekere Taigaboomkruiper gedocumenteerd kon worden. EVOLUTIE IN BELGIË Op het Europese vasteland komen twee ondersoorten van de Taigaboomkruiper voor. De nominaatvorm C. familiaris familiaris broedt in Scandinavië en Oost-Europa. Pleisteraars van deze ondersoort worden in het najaar jaarlijks in wisselende aantallen opgemerkt in de Lage Landen, met name langs de kust (hoewel dat in België in de 21e eeuw slechts in een handvol jaren het geval was, en ook voor slechts enkele ex. hard gemaakt kon worden). De andere ondersoort, de Kortsnavelboomkruiper C. familiaris macrodactyla,
VOGELS
Taigaboomkruiper in Tervuren op 14 mei 2018 Foto: Maxime Fajgenblat
is overwegend standvogel, en komt verspreid voor in Centraal- en Zuid-Europa. Aangezien het voorkomen van de Kortsnavelboomkruiper als mogelijke standvogel in het Dijleland centraal staat in dit artikel, verwijzen we verderop met de term “Taigaboomkruiper” steeds naar Kortsnavelboomkruiper. Na een eerste Waalse waarneming in 1928 (voordien bestond er weliswaar veel verwarring met Boomkruiper C. brachydactyla), bleek de Taigaboomkruiper na de Tweede Wereldoorlog vaste voet aan de grond te hebben gekregen in De Boomklever I december 2018 I vogels
109
de zuidoostelijke helft van Wallonië (Lorraine, Ardennen en Famenne). In 1952 werd reeds gewag gemaakt van ca. 3000 koppels. Tot het einde van de jaren ’70 evolueerden de aantallen en het verspreidingsgebied opvallend weinig. Pas vanaf de jaren ’80 is er sprake van een verdere expansie in west- en noordwaartse richting. Tijdens de periode 2001-2007 had de Taigaboomkruiper zo reeds delen van de Fagne, het oosten van de Condroz en het Land van Herve ingenomen, en werd de populatie op minstens 6400 koppels geschat. Daar hield het echter niet op: tegenwoordig kan de soort in het hele gebied ten zuiden van Samber en Maas worden aangetroffen. Intussen had de soort zich ook in Nederland als broedvogel gevestigd. In 1993 werd dat voor het eerst aangetoond, en werden in Limburg meteen 16 territoria in kaart gebracht. In 2000 waren de aantallen reeds opgelopen tot 75-100 broedparen, verspreid over Limburg en het grensgebied van Drenthe met Groningen (Schepers, 2002). Ook nadien voltrok de bescheiden kolonisatiegolf zich verder over (voornamelijk het oosten van) Nederland. Gelet op de ontwikkelingen ten oosten en ten zuiden van Vlaanderen, moesten broedende Taigaboomkruipers dan ook voornamelijk in het oosten en het zuiden van dit landsgedeelte verwacht worden, en in 2004 kwam de soort inderdaad op de Vlaamse broedvogellijst terecht. Vanuit de Voerstreek werden in dat jaar de eerste zes Vlaamse territoria doorgegeven. Na zes territoria in 2005, één territorium in 2006 en zeven territoria in 2008 zijn ons geen recentere gepubliceerde aantallen voor Vlaanderen bekend, maar het staat wel vast dat de soort in de Voerstreek in lage aantallen aanwezig bleef. Het voorbije decennium werd de soort ook als broedvogel vastgesteld in de omgeving van Bilzen, en ook uit de omgeving van Tongeren kwamen herhaaldelijk waarnemingen (provincie Limburg), maar van een spectaculaire doorbraak van de Taigaboomkruiper in Vlaanderen is vooralsnog geen sprake. Taigaboomkruipers blijven hier zeer zeldzaam, en 110
De Boomklever I december 2018 I vogels
de weinige waarnemingen betreffen bijna steeds trekkers van de nominaatvorm C. f. familiaris. DE TAIGABOOMKRUIPER IN HET DIJLELAND Bij uitgebreid ring- en morfometrisch onderzoek naar boomkruipers in Heverleebos, Mollendaalbos, Meerdaalbos en Egenhovenbos op het einde van de jaren ’70 werden geen Taigaboomkruipers aangetroffen (med. M. Herremans). Rond de eeuwwisseling leek het echter alsof een vestiging van de soort ook hier niet veraf was. Het Dijlelandse archief van zeldzaamheden bevat de volgende records voor de soort, waarbij we verwijzen naar Moreau (2008) voor meer details over de waarnemingen uit de periode 2000-2007: • 14/01/86 1 mogelijk ex. te Overijse (F. Vandeputte) • eind jaren ’90 1 mogelijk ex. te Egenhovenbos (E. Toorman) • 06/10/00 1 ex. te Heverlee/Campus (J. Elst) • 24/12/00 1 mogelijk ex. te Heverlee/Heverleebos (K. Moreau) • 01/05/01 1 ex. te Bierbeek/Mollendaalwoud (K. Moreau) • 21-22/04/02 1 ex. te Heverlee/Heverleebos (K. Moreau) • 14/12/03 1 ex. te Florival/Z (K. Moreau) • 09/04/07 1 ex. te Bierbeek/Mollendaalwoud (K. Moreau) Hoewel zeer ver van de toenmalig bekende broedgebieden, werden de Dijlelandse waarnemingen uit het begin van de 21e eeuw gezien als mogelijke voorboden van een nog grotere uitbreiding van de Taigaboomkruiper. In de jaren die volgden bleven bijkomende waarnemingen echter uit. Ook de recentste twee jaar, waarin het aantal bosbezoeken als gevolg van de aanwezigheid van de Dijlelandse Raven een opflakkering kende, bleven Taigaboomkruiperloos. Of zo leek het tenminste. Terwijl de determinatie van boomkruipers op
OBSERVATIES IN 2018 Op 6 mei 2018 werd in de vallei van de Kleine Flossendelle in het Zoniënwoud, op het grondgebied van Tervuren, een boomkruiper gehoord waarbij een eenduidige determinatie echter niet meteen voor de hand lag. De zang bestond zowel uit elementen van Boomkruiper als van Taigaboomkruiper (Figuur 1C, kan tevens beluisterd worden via https://waarnemingen.be/waarneming/view/156040517). Achteraf kon op de gemaakte geluidsopname ook een zuivere zangstrofe van Taigaboomkruiper ontwaard worden, zij het veel stiller - alsof het een andere vogel op grotere afstand betrof (Figuur 1D). Oud coniferenbestand waar de Tervuurse Taigaboomkruiper zich regelmatig ophield. Foto: Maxime Fajgenblat
De vogel liet zich vervolgens nog regelmatig auditief opmerken, maar door de bijzondere akoestiek van de vallei leek de zang van zowat overal afkomstig te kunnen zijn, en was het bijzonder moeilijk om het dier te lokaliseren. Op 14 mei lukte het eindelijk om de boomkruiper te zien te krijgen. Een zeer lange achterteennagel, een korte snavel, een bleekbeige buik, een getrapte vleugelstreep: het gaat hier inderdaad om een Taigaboomkruiper. Meerdere waarnemers konden in de dagen die volgden genieten van de eigenaardige zang van deze Taigaboomkruiper, al was vaak een flinke portie geduld nodig. Enkele waarnemers hadden de indruk soms meer dan één vogel te horen zingen, maar dit kon jammer genoeg niet met zekerheid aangetoond worden. Na 25 mei werd de Tervuurse Taigaboomkruiper niet meer waargenomen. Dit kan wellicht eerder verklaard worden door het einde van de piek van vocale activiteit en de verminderde zoekinspanning, dan door een eventueel vertrek van de vogel uit het gebied. De Taigaboomkruiper leek zich voornamelijk op te houden in een oud, gemengd coniferenbestand, maar ook in oud eiken- en beukenbos. Oude, toegetakelde naald- en loofbomen zijn belangrijk voor Taigaboomkruipers: in de groeven en holten van de schors jagen ze op geleedpotigen, en de losse schors biedt tevens broedgelegenheid.
VOGELS
basis van uiterlijke kenmerken berust op objectief verifieerbare maar moeilijk waarneembare kenmerken enerzijds (lengte snavel en achterteennagel, tekening handpennen) en makkelijk waarneembare maar subjectieve kenmerken anderzijds (kleur van onderdelen, omvang en kleur van wenkbrauwstreep), laten de zang en de roep doorgaans een veel eenduidigere determinatie toe. De zang van de Boomkruiper bestaat uit een eerder eenvoudige doch melodieuze aaneenschakeling van een beperkt aantal hoge elementen, met op het einde van de zangstrofe een korte triller (Figuur 1A). De zang van de Taigaboomkruiper is meer ingetogen, en bestaat uit een langere aaneenschakeling van (in toonhoogte lichtjes dalende) elementen en een langer uitgerekte triller op het einde (Figuur 1B).
Taigaboomkruiper in Tervuren op 14 mei 2018 Foto: Maxime Fajgenblat
De Boomklever I december 2018 I vogels
111
Figuur 1 Sonogrammen van enkele opnames van boomkruipers Certhia spp. A. Typische zangstrofe van Boomkruiper. B. Typische zangstrofe van Taigaboomkruiper. C. Gemengde zangstrofe van de Taigaboomkruiper in Tervuren. D. Zuivere zangstrofe van de Taigaboomkruiper in Tervuren. Typische elementen van Boomkruiper zijn weergegeven in het blauw, typische elementen van Taigaboomkruiper in het rood. Ruis werd zoveel mogelijk weggepoetst om de duidelijkheid te verhogen (ten koste van de eventuele introductie van artefacten).
MIXED SINGING Het fenomeen waarbij een individu één of meerdere elementen van de zang van een nauwverwante soort incorporeert in de eigen zang staat bekend als “mixed singing” (gemengd zingen). Het is een zeldzaam verschijnsel dat voornamelijk voorkomt bij tweelingsoorten waar deze sympatrisch (= met een overlappende verspreiding) voorkomen. Onder de Europese zangvogels zijn Noordse nachtegaal Luscinia luscinia (die elementen van Nachtegaal L. megarhynchos incorporeert) en boomkruipers Cer112
De Boomklever I december 2018 I vogels
thia spp. de soorten waar dit gedrag het vaakst voorkomt. Bij Taigaboomkruiper kunnen mixed singers lokaal een groot aandeel van de populatie uitmaken. Thielcke (1986) stelde bijvoorbeeld vast dat in een Zwitserse en zes Zuid-Duitse populaties het aandeel mixed singers varieerde tussen 1% (n = 70) en 87% (n = 30), en dat in totaal 34% van alle onderzochte Taigaboomkruipers (n = 205) dit gedrag vertoonden. Bovendien bleven de verhoudingen aan mixed singers in de onderzochte populaties vrijwel constant gedurende twee decennia.
Interessant is dat in 2016 een Taigaboomkruiper werd waargenomen in Sint-Stevens-Woluwe (gevolgd door nog een paar onzekere waarnemingen), op slechts vier kilometer van de Tervuurse Taigaboomkruiper. Is deze laatste een eenzaat die in het Zoniënwoud verzeild is geraakt, of is er toch meer aan de hand? Aangezien grote delen van het Zoniënwoud relatief weinig bezocht worden door vogelkijkers, vallen er mogelijk nog interessante zaken te ontdekken. Hopelijk slagen we er met deze hernieuwde aandacht in om de komende jaren het mysterie rond deze soort verder op te helderen. Maxime Fajgenblat maxime.fajgenblat@gmail.com Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com REFERENTIES Clausen, T. & Toft, S. (1988). Mixed singers and imitation singers among Short-toed Treecreepers. British Birds 81: 496-503. Helb, H.-W., Dowsett-Lemaire, F., Bergmann, H.-H. & Conrads, K. (1984). Mixed Singing in European Songbirds – a Review. Zeitschrift für Tierpsychologie 69(1): 27-41. Moreau, K. (2008). Taigaboomkruipers in de Dijlelandse bossen? De Boomklever 36(1): 39-43. Schepers, F. (2002). Taigaboomkruiper. In: SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002, Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2002. Verspreiding, aantallen, verandering, Nederlandse Fauna 5, Leiden, pp 430-431. Sovon Vogelonderzoek Nederland. Kortsnavelboomkruiper: soortenfiche. www.sovon.nl/nl/soort/14860. Thielcke, G. (1986). Constant Proportions of Mixed Singers in Tree Creeper Populations (Certhia familiaris). Ethology 72(2): 154-164. van der Elst, D., Schmitz, L., Paquay, M. & Dehem, C. (2010). Grimpereau des Bois, Certhia familiaris. Pages 390-391 in Jacob, J.-P., Dehem, C., Burnel, A., Dambiermont, J.-L., Fasol, M., Kinet, T., van der Elst, D. & Paquet, J.-Y. (2010): Atlas des oiseaux nicheurs de Wallonie 2001-2007. Série “Faune – Flore – Habitats” n°5. Aves et Région Wallonne, Gembloux. 524 pages. Vermeersch, G., Anselin, A. & Devos, K. (2006). Bijzondere broedvogels in Vlaanderen in de periode 1994-2005. Populatietrends en recente status van zeldzame, kolonievormende en exotische broedvogels in Vlaanderen. Mededeling INBO.M.2006.2 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. Vermeersch, G. & Anselin, A. (2009). Bijzondere broedvogels in Vlaanderen 2006-2007. Recente status en trends van Bijzondere Broedvogels en soorten van de Vlaamse Rode Lijst en/of Bijlage 1 van de Europese Vogelrichtlijn. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek nr. 3, Brussel. Waarnemingen.be (http://waarnemingen.be).
De Boomklever I december 2018 I vogels
VOGELS
Er zijn twee hypotheses naar voren geschoven die het voorkomen van mixed singing bij vogels zouden kunnen verklaren. De eerste stelt dat mixed singing een individu in staat stelt zijn territorium te verdedigen tegen individuen van een andere, nauwverwante soort met een overlappende ecologische niche. De tweede hypothese stelt dat gemengde zangstrofen het gevolg zijn van kopieerfouten, die vervolgens via culturele transmissie verspreid worden in een populatie. Kopieerfouten kunnen bijvoorbeeld optreden door de afwezigheid van zingende soortgenoten wanneer een subadulte vogel zich in de sensitieve zangleerfase bevindt, of in het meer algemene geval dat er een sterk numeriek onevenwicht heerst tussen beide soorten. Mixed singing treedt inderdaad bijna altijd op bij de soort die ondervertegenwoordigd is, terwijl dit gedrag bij de talrijkere soort meestal volledig ontbreekt. Op het West-Europese vasteland is mixed singing dus eerder typisch voor Taigaboomkruiper. In Denemarken, waar het areaal van Boomkruiper zijn noordelijke grens kent en Taigaboomkruiper veel algemener is, staan Boomkruipers erom bekend gemengde zangstrofes te kunnen voortbrengen. Dezelfde situatie kan zich mogelijk ook voordoen in Engeland, waar Taigaboomkruiper C. f. britannica zeer algemeen is en Boomkruiper enkel als dwaalgast voorkomt. Het voorkomen van mixed singing bij Taigaboomkruipers impliceert dat extra aandacht op zijn plaats is bij het waarnemen van de zang van boomkruipers. “Fantasietjes” of lokale dialecten zijn niet ongewoon bij Boomkruipers, maar van zodra de zang van een boomkruiper elementen bevat die neigen naar Taigaboomkruiper, is het zeker de moeite om te proberen de zang op te nemen en het dier te zien te krijgen. Niet elke mixed singer Taigaboomkruiper zal overigens exact zoals het Tervuurse exemplaar klinken. Soms blijft mixed singing beperkt tot het overnemen van slechts één of enkele elementen, in andere gevallen voeren Taigaboomkruipers een volledige Boomkruiperstrofe op.
113
Scheefbloemwitje op 20/07/18 te Linden Foto: Erik Toorman
Het Scheefbloemwitje (Pieris mannii): een nieuwe dagvlinder voor Brabant. Onze streek is een witje rijker: het Scheefbloemwitje. De komst ervan werd reeds enige tijd geanticipeerd, na een snelle en spectaculaire areaaluitbreiding vanuit Zuid-Europa. Net als het Klein koolwitje (P. rapae) en Groot koolwitje (P. brassicae) is het Scheefbloemwitje een cultuurvolger en maakt ze dankbaar gebruik van de aanwezigheid van de waardplant Scheefbloem in tuinen. SPECTACULAIRE TOCHT DOOR EUROPA Tot in het begin van de 21e eeuw kwam het Scheefbloemwitje voornamelijk voor op steile, stenige plaatsen in het mediterraans gebied. Meer noordelijk kwamen een aantal geĂŻsoleerde populaties voor, zoals in het oosten van Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg en mogelijk ook in het zuiden van BelgiĂŤ (Lafranchis et al. 2015; Vantieghem 2018). Terwijl veel van die populaties zich door de teloorgang van natuurlijke habitats de laatste decennia in een kritieke toestand bevonden en de meeste inmiddels zelfs uit114
De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
gestorven zijn (Lafranchis et al. 2015), gebeurde er vanaf 2008 iets onverwachts. In Zwitserland werden plots Scheefbloemwitjes waargenomen in tuinen, een stuk noordelijker dan de dichtstbijzijnde populaties en bovendien in een heel ander, erg antropogeen habitat (Ziegler 2009). Sindsdien breidde de soort zich in noordwestelijke richting verder uit aan een hoog tempo, tot wel 100 km per jaar. Deze uitbreiding tekende zich voornamelijk af via de Rijnslenk (Ekkehard 2013), wat niet hoeft te verbazen omwille van het wat warmere klimaat van deze route.
Vermoedelijk is klimaatverandering een van de oorzaken achter de plotse uitbreiding, aangevuld door de beschikbaarheid van waardplanten in meer noordelijk gelegen gebieden. De voornaamste waardplanten van het Scheefbloemwitje zijn Scheefbloemsoorten zoals Scheefbloem (Iberis sempervivens). Deze soort komt van nature niet voor in West-Europa, maar is als wintergroene en uitbundig bloeiende bodembedekker vrij populair in tuinen en rots- en stadstuintjes in het bijzonder. Vrijwel alle waarnemingen van Scheefbloemwitjes in nieuw gekoloniseerde regio’s zijn dan ook afkomstig uit urbane gebieden als tuinen. Naast de beschikbaarheid van geschikte waardplanten bieden urbane gebieden een ander belangrijk voordeel voor deze zuidelijke soort: het is er doorgaans iets warmer dan elders (het zogenaamde stedelijk hitte-eilandeffect). Net als de andere koolwitjes is het Scheefbloemwitje in staat om tot vijf generaties per jaar voort te brengen, van april tot oktober (Lafranchis et al. 2015). Ook deze eigenschap draagt bij tot het expansiepotentieel van de soort. VEROVERING VAN DE LAGE LANDEN In 2015 werd het Scheefbloemwitje voor het eerst opgemerkt in Nederland (Veraghtert & Vantieghem 2015). Nadat Belgische vlinderaar Pieter Vantieghem de soort in september voor het eerst opmerkte op de Sint-Pietersberg, vlakbij de Belgische grens, bleek in juli al een exemplaar
gefotografeerd te zijn dat aanvankelijk niet nader was gedetermineerd. België zeif kwam in juli 2016 aan de beurt, toen een als Groot koolwitje gedetermineerd witje in de provincie Luxemburg een Scheefboemwitje bleek te zijn (Vantieghem 2018). In september 2016 werden meermaals Scheefbloemwitjes aangetroffen in de Voerstreek (Vantieghem 2016). In 2017 volgden waarnemingen op alweer nieuwe locaties, voornamelijk in de omgeving van de eerdere waarnemingen rond de grens tussen Belgisch en Nederlands Limburg. In 2018 voltrok zich een spectaculaire verdere uitbreiding, voornamelijk in noordwaartse richting, tot in de provincie Groningen in Nederland (Figuur 1).
ONGEWERVELDEN
Figuur 1. Gevalideerde waarnemingen van het Scheefbloemwitje in België en Nederland in de periode 2015-2018. Bron: Waarnemingen.be en Waarneming.nl.
NU OOK HET DIJLELAND Tot en met 2017 waren waarnemingen van Scheefbloemwitjes voorbehouden voor de meest oostelijke regionen van België en Nederland. Pas in 2018 werden ook enkele individuen meer westelijk opgemerkt, voornamelijk in de provincie Limburg maar ook in het Brabantse. Op 20 juli ontdekte Erik Toorman een Scheefbloemwitje op een Vlinderstruik in zijn tuin te Linden. Dit betreft de eerste gedocumenteerde waarneming van de soort voor de provincie Vlaams-Brabant. Een week later, op 28 juli, trof Robby Stoks een exemplaar aan in zijn tuin te Sint-Joris-Weert, eveneens foeragerend op een Vlinderstruik. Ook op 8 augustus werd op dezelfde Vlinderstruiken in zowel Linden als Sint-Joris-Weert opnieuw een De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
115
Scheefbloemwitje op 08/08/18 te Sint-Joris-Weert Foto: Robby Stoks
exemplaar waargenomen. Nieuwsgierig geworden door deze gegevens begon Herwig Blockx in Tourinnes-la-Grosse (Beauvechain) systematisch de kleine witjes in zijn tuin grondig te bekijken. Dit resulteerde op 12 augustus in de eerste waarneming voor de provincie Waals-Brabant. Op 16 augustus werd de soort opnieuw opgemerkt in Sint-Joris-Weert - het ging in deze tuin in totaal om minstens twee en vermoedelijk drie verschillende individuen! Op 24 augustus werd het Scheefbloemwitje voor het laatst opgemerkt in de streek in 2018, door Arnout De Greve in zijn tuin te Duisburg. De erg lokale aard van deze waarnemingen, uitgerekend in de tuinen van vier oplettende Dijle-
116
De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
landse vlinderaars, doet vermoeden dat de soort ook op meerdere andere locaties aanwezig moet geweest zijn in de streek in de zomer van 2018. Elders in Vlaams-Brabant kwamen ook meldingen van de soort uit Tienen, Geetbets en Alsemberg. Deze waarnemingen kunnen bij gebrek aan voldoende bewijsmateriaal echter niet objectief geverifieerd worden. Enigszins opmerkelijk is dat in september geen enkel exemplaar werd opgemerkt in de regio. Het Scheefbloemwitje is een soort waarvan opeenvolgende generaties doorheen het jaar meestal steeds talrijker worden met een hoogtepunt in het vroege najaar, net zoals bijvoorbeeld het Staartblauwtje (Cupido argiades). Het is echter
zeer waarschijnlijk dat het Scheefbloemwitje de komende jaren een steeds algemenere verschijning zal worden. Leg dus alvast een partijtje Scheefbloem aan in de tuin en fris de determinatie van de witjes op tegen het volgende vliegseizoen. Maxime Fajgenblat maxime.fajgenblat@gmail.com Erik Toorman erik.toorman@kuleuven.be REFERENTIES Ekkehard, F. (2013). Der Karstweißling Pieris mannii (Mayer, 1851) erreicht Nordwürttemberg (Lepidoptera: Pieridae) Beobachtungen, Zuchten, Reflexionen im Jahre 2012. Mitteilungen des Entomologischen Vereins Stuttgart 48: 64–69. Lafranchis, T., Jutzeler, D., Guillosson, J.-Y., Kan, P. & Kan, B. (2015). La Vie des Papillons: Ecologie, Biologie et Comportement des Rhopalocères de France. Diatheo, Barcelona, 751p. Vantieghem, P. (2016). Scheefbloemwitje duikt voor het eerst op in Vlaanderen. Natuurbericht 23/09/16: https://www.natuurpunt.be/nieuws/scheefbloemwitje-duikt-voor-het-eerst-opvlaanderen-20160923. Vantieghem, P. (2018). First sightings of the southern small white Pieris mannii (Lepidoptera: Pieridae) in the Low Countries. Phegea 46(1): 2-7. Veraghtert, W. & Vantieghem, P. (2015). Scheefbloemwitje trappelt aan de Belgische grens. Natuurbericht 12/10/15: www. natuurpunt.be/nieuws/scheefbloemwitje-trappelt-aan-de-belgische-grens-20151012. Ziegler, H. (2009). Zur Neubesiedlung der Nordwestschweiz durch Pieris mannii (Mayer, 1851) im Sommer 2008 (Lepidoptera, Pieridae). Entomo Helvetica 2: 129-144.
ONGEWERVELDEN
De voornaamste waardplanten van het Scheefbloemwitje zijn scheefbloemen zoals de soorten Scheefbloem (Iberis sempervivens) en Bittere scheefbloem (I. amara). Foto: Maxime Fajgenblat.
HERKENNING Sinds de komst van het Scheefbloemwitje kan het op naam brengen van sommige koolwitjes een uitdaging vormen. De vorm van de zwarte vleugelpuntvlek vormt vaak een goed uitgangspunt bij de determinatie. Bij het Klein koolwitje is deze bijna steeds beperkt ontwikkeld, terwijl deze bij het Groot koolwitje erg ontwikkeld is en tot voorbij de helft van de voorvleugel loopt. Bij het Scheefbloemwitje is de zwarte vleugelpunt intermediair, en eindigt deze doorgaans ter hoogte van de bovenrand van de zwarte stip, waarmee de zwarte vleugelpunt een vrijwel rechte hoek maakt. Vaak is er zelfs een zwakke verbindingslijn te zien tussen het einde van de vleugelpunt en de zwarte stip. De zwarte stip zelf is bij het Scheefbloemwitje doorgaans veel prominenter en meer hoekig dan bij Klein en Groot koolwitje. Bij het Klein geaderd witje is de zwarte vleugelpunt vaak onderbroken, waarbij een reeks zwarte driehoekjes ontstaat. Wanneer de vleugels gesloten zijn, schijnt de vleugelpunt vaak enigszins door. Zeker het Groot koolwitje kan op die manier in de meeste gevallen gedetermineerd of uitgesloten worden. Het Groot koolwitje is daarnaast ook veel groter dan de overige witjes. Bij het Klein koolwitje is de bestuiving (donkere schubjes) aan de onderrand van de middencel vaak erg geconcentreerd, terwijl dit minder het geval is bij het Scheefbloemwitje. Scheefbloemwitjes zijn vrij klein, vaak iets kleiner dan Klein koolwitje. Het Klein geaderd witje is meestal zeer eenvoudig te herkennen aan de duidelijk bestoven vleugeladers. Het is nuttig om – gewapend met deze kenmerken – gevalideerde foto’s op Waarnemingen.be en Waarneming.nl te overlopen om een beeld te vormen van de variatie die er bestaat. Raak je er nog steeds niet aan uit en kom je een mogelijk Scheefbloemwitje tegen, probeer dan voldoende duidelijke foto’s te maken van binnen- en buitenvleugels en voer deze als onzeker in op Waarnemingen.be.
De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
117
Oleanderpijlstaart spanwijdte 8-12 cm – 18 oktober 2018 Foto: Ralph Vandiest
Oleanderpijlstaarten (Daphnis nerii)
en andere bijzondere trekvlinders in het Dijleland in 2018 Trekvlinders zijn buitenbeentjes onder de vlinders. Ze zijn niet in staat om de Belgische winter door te komen maar desondanks zien ze zich genoodzaakt om, als de omstandigheden meezitten, ons land te herkoloniseren. Dat doen ze liefst in het voorjaar of in de zomer en met wat geluk slagen ze er dan nog in zich voort te planten in ons land. Nakomelingen vliegen dan weer zuidwaarts om onze winter te ontvluchten. Het meest gekende voorbeeld van een trekvlinder is een dagvlinder, namelijk de Distelvlinder (Vanessa cardui). Of die in onze regio veel wordt gezien, hangt vooral af van de voortplanting118
De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
somstandigheden in het ‘brongebied’. Voor deze soort is dat vaak Noord-Afrika (soms nog zuidelijker). Op twee weken tijd kan een Distelvlinder tot 5000 km afleggen. Voor trekvlinders is het
ONGEWERVELDEN Oleanderpijlstaart rupsen tot 9 cm – Veltem-Beisem, 31 augustus 2018 Foto: Ralph Vandiest
steevast een ‘enkele rit’ want zij die hier aankomen, zetten hun eitjes af en sterven hier (Bos et al. 2006). Onder de nachtvlinders kennen we enkele tientallen soorten trekvlinders: van het kleine Koolmotje (Plutella xylostella) tot spectaculaire pijlstaarten. De Oleanderpijlstaart (Daphnis nerii) is ongetwijfeld een soort heilige graal voor veel nachtvlinderliefhebbers. Het is een spectaculaire en onmiskenbare nachtvlinder waarvan het verspreidingsgebied zich uitstrekt van West-Afrika en het Midden-Oosten tot aan de Filipijnen. Het dichtstbijzijnde land dat binnen het normale areaal van de soort valt, is Turkije. In sommige jaren is de soort ook goed vertegenwoordigd op Kreta, Cyprus en Sicilië, soms zelfs tot in Zuid-Frankrijk (Léraut, 2006). In Zuid-Italië is het voorkomen onregelmatig. Buiten die gebruikelijke voortplantingsgebieden leggen zwervende exemplaren grote afstanden af richting het noorden en noordwesten. Dat doen ze echter niet in groten getale. Hoewel de soort wel op licht afkomt, is er deze eeuw nog geen enkele in België gevangen
in een nachtvlinderval. De meeste waarnemingen betreffen ofwel imago’s (volwassen exemplaren) die toevallig waargenomen worden ofwel rupsenvondsten. Net als de vlinder is ook de rups onmiskenbaar. Zoals de naam doet vermoeden leeft de rups vooral op Oleander (Léraut, 2006). Voor de periode 2000-2018 zijn in totaal 14 Vlaamse vondsten bekend (bron: www.waarnemingen.be). De overgrote meerderheid dateert uit de periode 2016-2018 en het merendeel daarvan betreffen rupsen. Op 30 augustus trof Gunther De Clerck één rups aan op de Oleanders in zijn tuin te Veltem-Beisem. Deze planten staan al enkele jaren op dezelfde plek en worden ’s winters binnen gezet (pers. med.). Het gaat dus met zekerheid niet om een rups die via import (handel in tuinplanten) in de regio terechtkwam. Bij nadere inspectie bleek dat er wel drie rupsen aanwezig waren. In samenspraak met de eigenaar kon Ralph V. de rupsen opkweken. Van de 3 rupsen overleefden er 2 die elk verpopten binnen de 10 dagen. Na respectievelijk 43 & 45 dagen zijn de Oleanderpijlstaarten uitgekomen en wer119
Prachtpurperuiltje Vossem, 15 augustus 2018 Foto: Ralph Vandiest
den de vlinders in vrijheid gesteld. Dit betreft de enige Vlaams-Brabantse waarneming voor 2018. In 2016 werden er ook rupsen aangetroffen in Glabbeek (Vermandel & Vliegenthart 2018). 2018 is een bijzonder goed jaar voor de Oleanderpijlstaart. In totaal werd de soort uit 8 kilometerhokken gemeld, een record. In Zuid-Nederland gebeurden op 2 locaties rupsenvondsten en in het Verenigd Koninkrijk werden minstens 7 imago’s gevangen in september-oktober 2018. Ongetwijfeld hebben de warme temperaturen van de zomer geleid tot gunstige omstandigheden voor de ontwikkeling van de rupsen. Die rupsen moeten zijn voortgekomen uit eitjes die in de voorzomer door imago’s zijn afgezet. Die imago’s zijn echter nergens opgemerkt. Een minder spectaculaire trekvlinder maar eveneens een juweeltje is het Prachtpurperuiltje (Eublemma purpurina). Deze mediterrane soort is al enkele jaren aan een opmars bezig. Het eerste Belgische exemplaar werd waargenomen in Edegem (Antwerpen) op 8 augustus 2014, maar in de daaropvolgende jaren nam het aantal meldingen toe (De Prins et al. 2015). In 2017 dook de soort in 9 Belgische kilometerhokken op, in 2018 waren dit er maar liefst 21. Het ligt in de lijn van de verwachtingen dat deze soort, net zoals de Kadeni-stofuil (Caradrina kadenii) na 2006 120
De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
Roodstreepspanner Meerdaalwoud, 20 september 2018 Foto: Ralph Vandiest
deed, een regelmatige verschijning zal worden. Tot nog toe blijft het echter bij waarnemingen van solitaire zwervers. Er zijn geen aanwijzingen dat de soort zich hier heeft gevestigd. In Zuid- en Oost-Europa leeft het Prachtpurperuiltje in droge graslanden, waar de rups op de bloeiwijzen van distels (Cirsium) leeft. In Vlaams-Brabant zijn er tot nu toe zeer weinig meldingen. De eerste waarneming voor de provincie gebeurde in augustus 2017 in Malderen. Op 15 augustus 2018 kon Ralph een exemplaar in zijn tuin te Vossem vangen. Twee dagen later kwam er tijdens een nachtvlinderinventarisatie in het Meerdaalwoud ook een exemplaar op licht af. Beide waarnemingen vonden plaats in een periode dat ook elders in het land verspreide waarnemingen gebeurden.
Windepijlstaart (Agrius convolvuli) Deze forse, grijze nachtvlinder staat te boek als ‘vrij zeldzaam’ in Vlaanderen. De soort is in sommige jaren goed vertegenwoordigd, terwijl hij in andere jaren ontbreekt. 2018 was een goed jaar voor de soort (maar zeker geen recordjaar). In augustus-september 2018 waren er 7 waarnemingen van imago’s in het Dijleland. In oktober volgden nog rupsenvondsten in Pellenberg en Lubbeek. Roodstreepspanner (Rhodometra sacraria). Weerom een onmiskenbare soort met een erg atypische vleugelhouding voor een spanner. Deze mediterrane soort zwerft onregelmatig naar onze regio, al is hij de voorbije decennia beduidend vaker waargenomen. 2018 was echter een matig jaar voor de Roodstreepspanner met o.a. 1 ex.
waargenomen tijdens een inventarisatie in het Meerdaalwoud en daarnaast ook nog meldingen uit Holsbeek en Betekom (bron: www.waarnemingen.be). Wim Veraghtert (Natuurpunt Studie) wim.veraghtert@natuurpunt.be Ralph Vandiest ralph.vandiest@hotmail.com REFERENTIES Bos F., Bosveld M., Groenendijk D., Van Swaay C. e.a. (red.). 2006. De dagvlinders van Nederland. Nederlandse fauna 7. EIS – Nederland & Naturalis, Leiden.
ONGEWERVELDEN
Naast deze twee bijzondere soorten doken ook nog andere trekvlinders op in het Dijleland:
De Prins W., Steeman C. & Sierens T. 2015. Interessante waarnemingen van Lepidoptera in België in 2014. Phegea 43(4): 98-103. Léraut, P. 2006. Moths of Europe. Volume 1. Saturnids, Lasiocampids, Hawkmoths, Tiger Moths, … NAP éditions. Vermandel E. & Vliegenthart A. 2018. Trekvlinders in België en Nederland in 2017 (Lepidoptera). Phegea 45(3): 99-105.
Windepijlstaart Tervuren centrum, 16 augustus 2018 Foto: Ralph Vandiest
121
Zuidelijke heidelibel (mannetje) te Erps-Kwerps op 6 augustus 2018 Foto: Robby Stoks
De ontdekking van de Zuidelijke heidelibel in het Dijleland In de zomer van 2018 werd de Zuidelijke heidelibel (Sympetrum meridionale) voor de eerste keer waargenomen in het Dijleland. Dit brengt het aantal soorten heidelibellen in onze regio op acht. Opvallend was dat het niet om één dier ging, maar over de vondst van twee populaties met daarnaast een losse waarneming op een andere locatie. Het ontdekken van deze soort is niet onverwacht. Deze heidelibel is aan een sterke opmars uit het zuiden bezig en kende in 2018 een absoluut topjaar in België. HOE HERKENNEN? De soort kan je gemakkelijk over het hoofd zien omdat ze veel weg heeft van de bij ons heel algemene Bruinrode heidelibel (S. striolatum) waar ze samen mee voorkomt. Er is dan ook gerichte aandacht nodig om ze er in het veld uit te pikken. 122
De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
Ze is van deze dubbelganger te onderscheiden doordat ze lichter van kleur is: de poten zijn grotendeels geel met een beetje zwart (en niet zwart met gele strepen), de zijkant van het borststuk is vrijwel ongetekend met slechts fijne zwarte naadjes en puntjes. Bij het mannetje heeft het lichtrode achterlichaam bovendien weinig of geen zwart aan het uiteinde en bij het vrouwtje ligt de legschede vrijwel tegen het achterlijf aan. VOORKOMEN IN BELGIË. Deze soort past perfect in het rijtje van zuidelijke soorten die door klimaatsopwarming naar het noorden oprukt. Zoals de Nederlandse en Latijnse naam aangeven komt deze soort van nature voor in het zuiden van Europa en het noorden van Afrika, waar ze heel algemeen kan zijn. Tot de eeuwwisseling was het een zeldzame dwaal-
De ideale weersomstandingheden in 2018 resulteerden in dubbel zoveel waarnemingen (ca. 200) in België dan de voorgaande twee jaren. Het voorjaar en de zomer van 2018 waren uitzonderlijk droog en warm, wat ideale omstandigheden creëerde voor de ontwikkeling van de larven. Deze zuidelijke soort heeft immers hoge temperaturen nodig om zijn larvale levenscyclus tot een goed einde te brengen, wat in België niet steeds evident is. Deze vereiste valt samen met een voorkeur voor ondiepe, uitdrogende plassen omdat die snel opwarmen. Aan de kust heeft de soort dan ook een voorkeur voor ondiepe duinpannen. Het uitdrogen van de plassen zorgt zowel voor een snelle ontwikkeling en stimuleert daarna het disperseren van de uitgekomen volwassen dieren. Dit is een strategie om aan risicospreiding te doen: beter niet alle eitjes afleggen in dezelfde uitdrogende plas want als die te snel uitdroogt dan sterven al je nakomelingen. De soort is goed aangepast aan tijdelijke plassen. Zo is gekend dat de volwassen dieren hun eitjes soms op drooggevallen vijverbodems afleggen. Men gaat ervan uit dat in die gevallen de eitjes pas het volgende voorjaar uitkomen en dat er dan pas terug water in de vijver moet staan voor de ontwikkeling van de larven. Bij te
vroeg uitdrogen van hun plas kunnen de aquatische larven enkele dagen overleven zonder water en daarbij zelfs over land naar nabije plassen met water kruipen. INVASIE VAN HET DIJLELAND. De kans is groot dat ‘onze’ dieren afkomstig waren van de enkele Vlaamse populaties of uit Noord-Frankrijk waar de soort ook opvallend is toegenomen. Het lijkt minder waarschijnlijk dat het directe zwervers waren uit Zuid-Frankrijk. Indirect bewijs hiervoor is het ontbreken van watermijten bij de dieren van het Dijleland. Verschillende veldgidsen vermelden als veldkenmerk dat de soort vaak parasitaire watermijten op vleugels of borststuk meedraagt. Men veronderstelt dat het hier om een Zuid-Europese mijtsoort gaat, die dus enkel bij zwervende dieren vanuit Zuid-Europa voorkomt.
ONGEWERVELDEN
gast die zich in België niet voortplantte. Zo waren er in de periode 1990-2000 slechts waarnemingen op drie locaties van meestal solitaire dieren. Vanaf 2000 vond een sterke toename plaats in Frankrijk en Duitsland, gevolgd door een eerste invasie in België en Nederland in 2013. Deze invasie speelde zich voornamelijk af aan de kust waar er voor de eerste keer ook voortplanting werd geobserveerd. Ondertussen lijkt de soort zich definitief te hebben gevestigd in ons land met al enkele populaties die zich gedurende opeenvolgende jaren kunnen handhaven aan de kust (in de Zwinbosjes en de duinen van Bredene) en in de Antwerpse haven (Ekeren-Bospolder). In Wallonië is er enkel een mogelijke, kleine populatie in Henegouwen (Harchies).
Opvallend voor het Dijleland was het plots verschijnen van de soort in, naar Belgische normen, grote aantallen. Het ging in totaal om 10 waarnemingen (zonder dubbele waarnemingen) van minstens 25 verschillende individuen. Bijna steeds werden mannetjes gezien, slechts tweemaal werd een vrouwtje opgemerkt. Dit hangt deels samen met de meer verborgen levenswijze en minder opvallende kenmerken van vrouwtjes. Ook in de populaties in de kerngebieden zijn soms maar 14% van de volwassen dieren die aan een vijver worden gezien vrouwtjes. Buiten één waarneming van een zwerver, werden alle dieren gezien binnen de periode 5-26 augustus. Dit komt overeen met de waarnemingspiek in België. Omdat beide vijvers waar populaties werden ontdekt de weken ervoor niet werden bezocht voor libellen was de soort mogelijk al vroeger aanwezig. Ook de voorgaande jaren waren deze moeilijk toegankelijke vijvers niet onderzocht op libellen. In 2018 gebeurde dit voor de eerste keer in het kader van een gerichte inventarisatie in overleg met de conservators. Het De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
123
Zuidelijke heidelibel (wijfje) te Erps-Kwerps op 12 augustus 2018 Foto: Robby Stoks
is dus niet uit te sluiten dat de soort al vorig jaar op deze vijvers aanwezig was. TWEE POPULATIES IN HET DIJLELAND. Er werd zowel een populatie ontdekt aan de noordelijke vijver van Erps-Kwerps als aan een Kliniekvijver van de Doode Bemde in Neerijse. Op basis van Waarnemingen.be ging het hier in 2018 zelfs om de twee grootste Belgische populaties na die van Ekeren-Bospolder. Beide populaties waren niet toevallig gesitueerd bij drooggevallen vijvers met rijke oeverbegroeiing. Op beide populaties waren de mannetjes vrij honkvast en heel dicht te benaderen. Bij verstoring gingen ze ook vaak op hetzelfde plaatsje terug zitten. Dit suggereert een vorm van territoriaal gedrag. In beide populaties werd telkens slechts één keer een vrouwtje waargenomen, waarvan één in paringswiel met een mannetje wat ook ineens het eerste gedocumenteerde geval van voortplanting was in de ruime omgeving.
124
De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
DE POPULATIE IN ERPS-KWERPS. Aan de noordelijke vijver van Erps-Kwerps werd de soort voor het eerst waargenomen in onze regio, namelijk op 5 augustus. Tijdens de erop volgende bezoeken werden er steeds dieren gezien tot en met 26 augustus. De hoogste aantallen aan deze vijver waren 12 mannetjes op 6 augustus, en 9 mannetjes en 1 vrouwtje op 12 augustus. DE POPULATIE IN DE DOODE BEMDE. Op 7 augustus werden voor de eerste keer mannetjes gezien aan de Kliniekvijver aan de kijkhut de Roerdomp in de Doode Bemde. De erop volgende bezoeken werden steeds dieren waargenomen tot en met 16 augustus, met op die laatste waarnemingsdag ook het maximum aantal dieren: 8 mannetjes en 1 vrouwtje (in paringswiel). ANDERE WAARNEMINGEN. De Zuidelijke heidelibel is bekend om zijn zwerfgedrag en kan daarom overal opduiken. Naast
Zuidelijke heidelibel (paringswiel) in de Doode Bemde Foto: Robby Stoks
waarnemingen in deze twee populaties was er tijdens de invasie van 2018 ook een waarneming van een solitaire mannetje aan een uitgedroogde weideplas aan Oud-Heverlee Zuid op 7 augustus, aansluitend bij de habitatvoorkeur. Net buiten onze regio was er ook de eerste waarneming ooit in het Brusselse (1 mannetje op 18 augustus in Haren). DE TOEKOMST? Het is nu uitkijken of de soort zijn volledige cyclus met succes kan doorlopen en er in 2019 volwassen dieren uitsluipen op deze twee locaties. Alvast iets om naar uit te kijken volgende zomer … Robby Stoks robby.stoks@bio.kuleuven.be
DANKWOORD Een speciaal woord van dank aan Piet De Becker, conservator van de Doode Bemde, en Pieter Moysons, conservator van de vijver van ErpsKwerps, voor hun jarenlange inzet voor deze reservaten waardoor ze heel geschikt zijn voor libellen en voor hun toestemming om deze gebieden gericht te inventariseren. REFERENTIES De Knijf G, Anselin A, Goffart Ph & Tailly M (2006) De libellen van België – verspreiding, evolutie en habitats. Libellenwerkgroep Gomphus i.s.m. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Brussel. Dijkstra K-D (2008). Libellen van Europa. Tirion Natuur. Grand D & Boudot JP. Les Libellules de France, Belgique et Luxembourg. Parthenope Collection. Sternberg K & Buchwald (1999) Die Libellen Baden-Württembergs. Teil 2. Grosslibellen. Ullmer. Wildermuth R & Martens A (2015) Taschenlexikon der Libellen Europas. Quelle & Meyer. www.natuurpunt.be/nieuws/zuidelijke-heidelibel-krijgt-voetaan-grond-vlaanderen-20140702 www.vlinderstichting.nl/actueel/nieuws/nieuwsbericht/zuidelijke-heidelibel-vestigt-zich-in-nederland
De Boomklever I december 2018 I ongewervelden
125
ACCIDENT DE GRUE (BELVAL-EN-ARGONNE, JAN. 2017) Ik ben met de nodige twijfel vertrokken. Wie gaat er nu in godsnaam in de Kerstvakantie naar Belval? Naar Woudaapjes, Zwarte wouwen, Grote karekieten en Grauwe klauwieren kan ik nu wel fluiten want die zitten allemaal gezellig warm in Afrika. Kalkgraslanden? De platgeslagen geelwitte graspollen concurreren met wat verdroogde kaardebolstengels die in de wind tegen elkaar schuren tegen een grijze fond van stekelige sleedoornstruiken. Nee, om veel soorten te zien is dit wel degelijk “right place, but wrong timing” … Vissers op de leeggelaten vijver Foto: Herwig Blockx
126
De Boomklever I december 2018 I de eerste keer
Als ik enkele kilometers ten zuiden van Sedan over een heuvelkam rijd, slaat mijn sombere stemming om. Technisch gezien ben ik eigenlijk al enkele kilometers over de grens maar hier begint “la douce France” voor mij pas écht. Het vloertapijt van het Franse platteland ontrolt zich vanaf deze plek immers in een vergezicht om U tegen te zeggen. Ik heb deze weg al talloze malen afgelegd en neen, hij verveelt nooit. Vannacht is de mist dik aangevroren en de berijmde bossen en hagen contrasteren fel met het groen van de weides en de graanakkers. De dorpen lijken hier met hun okergele façades zo weggelopen uit de 19e eeuw. En overal is er ruimte, véél ruimte. Je mag
van de Fransen zeggen wat je wil, maar een mooi land hebben ze in ieder geval wél … Een uur later kom ik op mijn bestemming aan. De vijver van Belval is voor mij “pur sang” jeugdsentiment. Mijn eerste Roerdomp, Zwarte wouw, Grote karekiet: het was allemaal hier te doen. Ik ben er ondertussen al talloze malen gepasseerd, maar nog nooit in putje winter. Van op de dijk naast de uitlaatsluis heb je een prima zicht over de vijver. De grauwe weersomstandigheden zijn vandaag niet écht bevorderlijk om veel vogels te vinden. Ik had trouwens gehoopt op wat flinke groepen waterwild maar ook dat kan ik vergeten. De vijver is afgelaten, alleen in de middengracht staat nog wat deels bevroren water. Enkele honderden meter verder staan drie mannen op de vijverbodem. Voorzien van een waadpak en een net proberen ze vissen uit het modderig water te halen: een frisse bezigheid moet dat zijn. Her en der zitten enkele Blauwe en Grote zilverreigers te wachten tot deze spelbrekers verdwenen zijn en
ze vooralsnog een vis kunnen verschalken. “Tietie”: twee IJsvogels achtervolgen elkaar luidkeels en vanop de afvoersloot hoor ik een derde vogel antwoorden. Ongetwijfeld is de concurrentie groot nu ze alleen nog in die beek terecht kunnen om kleine visjes te bemachtigen. Vanuit de richting van het dorp komt nu een bekende figuur aanwandelen. Het is Koen die ik ondertussen al enkele jaren ken. Hij en Viviane kennen de Argonne net als ik uit hun JNM-jaren. Ze zijn nog meer verknocht geraakt aan de streek en hebben een huis gekocht in het dorp. Na onze begroeting gaat ons gesprek, hoe kan het ook anders, over vogels. Ik kom te weten dat er een adulte Zeearend zich sporadisch laat zien en er enige honderden Kraanvogels komen slapen op de vijver. Koen heeft afgesproken met het verkleumende trio karperscheppers om de laatste vissen uit de niet bevroren modder te sleuren. Als hij de trappen afloopt naar de drooggevallen vijverbodem draait hij zich om: “Ah ja, nog vergheten te zheggen: De Boomklever I december 2018 I de eerste keer
DE EERSTE KEER
Artistieke impressie van de tertials Foto: Herwig Blockx
127
we hebben thuis een krownvogel liggen, hij zat hij daar ghesteravond op het gras voor ons huis. Worshijnlijk in de mist tegen den draad gevlohgen”. Op mijn vraag “Ziet ‘m er nog goe uit ?” komt zijn bevestigend antwoord “Jouwt, Viviane got’m teeknen, zegze “. Terwijl ik terug instap, denk ik daarover na. Een dode Kraanvogel, dat opent inderdaad tekenmogelijkheden. Leuk is het nooit om een vogel te vinden die door menselijk toedoen gesneuveld is, maar daarnaast beschouw ik het toch steeds als een buitenkans om een interessante soort in close-up te bestuderen. Mijn schetsboeken staan vol tekeningen van wat ik in de loop der jaren langs de kant van de weg gevonden heb. Ik heb als volbloed kraanvogelfanaat natuurlijk ook al talloze malen Kraanvogels “in het veld” getekend. Ik heb een heel aantal van de Europese kraanvogelpleisterplaatsen, al dan niet in het goede seizoen, met eigen ogen gezien. Een beetje kraanvogelgek moet toch ooit eens op Hornborgasjön of aan Embalse de Sotonera geweest zijn. Begin met mij niet over Kraanvogels te praten, want je komt het volgende halfuur niet weg. Een pluspunt is dat er op kraanvogelhotspots ook altijd andere leuke dingen te vinden zijn. Een mens zou zijn Europese vakanties kunnen laten bepalen door louter Kraanvogels achterna te hollen. Als ik zo eens naga waar mijn favoriete Europese bestemmingen lagen in de jaren ’90: wel, euhm … !?! Onder het afdakje van het huis van Koen en Viviane ligt hij. Altijd een beetje triestig, om zo’n statige vogel levenloos aan te treffen. Verrassend groot en zwaar, zo’n Kraanvogel: de vleugels hebben arendachtige allure, de spanwijdte van de tenen is zo groot als mijn geopende handpalm. De verlengde tertials met de uitéénvallende veerbaarden kan je nu fantastisch zien. Het robijnrode oog heeft rondom een vlezige rand, het is al wat ingevallen. De kale huid tussen de twee basishelften van de ondersnavel, die je vooral kan zien als de vogel roept, is veel kleiner dan ik verwacht had. De rode plek boven op de kop is bedekt met 128
De Boomklever I december 2018 I de eerste keer
dunne zwarte haarvormige veertjes. Het heeft een tijdje geduurd vooraleer ik doorhad waarom sommige Kraanvogels “veel” en andere “weinig” rood op hun bovenkop hebben. Kraanvogels hebben daar immers een kale plek die met een speciale spier op de achternek groter of kleiner kan worden. De snavel is wat ik graag okergrijs noem en vooral de ondersnavel is vlijmscherp en bebloed. Een deel is kraanvogelbloed, weet ik. maar er is ook bloed van Koen bij. Toen Koen de toen nog levende vogel opraapte, heeft hij in een oogwenk tot bloedens toe uitgehaald. Ik moest onmiddellijk terugdenken aan dat verhaal van die Nederlander die thuis twee roerdompen revalideerde tijdens een strenge winter. Hij had ze ondergebracht in een achterkamer met wat bussels riet. Telkens hij hen nieuwe vis bracht, moest hij bijzonder goed opletten want ze mikten met hun dolksnavels doelbewust op zijn ogen … Gelukkig is het bij Koen bij een bloedende snee achter zijn oor gebleven … Als ik de bovensnavel bekijk, frons ik even mijn wenkbrauwen. Ik heb al talloze malen Kraanvogels “in het veld” getekend. In de nazomer in Zweden als ze er wat “vettig” uitzien met dikwijls nog oranjebruine sporen op de met veenwater gekleurde rugveren. In de voorzomer in Zweden op een gemaaid hooilandje woon je een ochtendduet bij: je ziet de warme lucht uit de kraanvogeltrompet condenseren in de ochtendkou. Magische momenten zijn dat … In juni met kleine jongen aan de Müritzsee: pa en ma Kraanvogel vertrouwden de stilstaande auto voor geen haar en in een mum van tijd waren ze hun twee benjamins terug in het moerasbos verdwenen. Telkens had ik mijn best gedaan om dat allemaal vast te leggen. Ik denk dus te weten hoe een Kraanvogel eruit ziet. Maar dit … !?! Het neusgat in de bovensnavel zit bijna halfweg, dat wist ik al. Maar rond het neusgat zit helemaal geen been en zelfs geen hoornlaag … ? Vanaf de snavelbasis loopt er aan de twee zijkanten een
Tekening van de kop van de vogel in kwestie Herwig Blockx
Hoe goed kan je een vogel kennen? Hoe goed pretendeer je een soort te kennen ? De Herwigvariant van het spreekwoord “Eén vogel in de hand is meer waard dan tien in de lucht” wordt vanaf nu “Eén dode vogel leert je meer dan 10 minuten staren door een telescoop.” Kraanvogels: wanneer zal ik ze écht kennen … !?! Herwig Blockx
De Boomklever I december 2018 I de eerste keer
DE EERSTE KEER
dunne spie kale huid tot ruim voorbij de helft van de bovensnavel. Het eigenlijke neusgat maakt daar maar een klein stukje van uit. De snavelpunt is daarentegen wel massief en steunt dus eigenlijk op drie redelijk dunne en lange “pijlers” waarbij de twee lange holtes als bij een Indiaanse kano overspannen zijn. Als je niet goed oplet, kijk je er zo over. Is de snavel van deze vogel niet volledig verbeend ? Hij ziet er nochtans volwassen uit? Terug thuis herkauw ik mijn midwinterse uitstap nog wat. In “Tranan”, een Zweedse monografie van Swanberg, wordt het niet expliciet vermeld, maar mits nauwkeurig kijken kan je het wél op de foto’s in dat boek zien. Op verschillende filmfragmenten op het internet wordt het ook duidelijk dat dit typisch is voor onze Kraanvogel. Als ik “craneskull” google krijg ik een schedel te zien van een Lesser sandhill crane die exact dezelfde bovensnavelbouw vertoont. Is dit typisch voor de Gruiformes? Zoals zo dikwijls: de éne vraag opent de weg naar nieuwe vragen …
129
Opmerkelijke vogelwaarneminge in de Dijlevallei en omgeving juni 2018 - aug. 2018 Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode maart – mei 2018. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Tervuren, Overijse en Hoeilaart. De volgende rubriek zal de periode juni – augustus 2018 omvatten. Voor opname worden waarnemingen bij voorkeur ingevoerd op www.waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempjeslaan 2, bus 3, 8400 Oostende, 0486/12.58.77, kelle.moreau@ gmail.com. Waarnemingen van soorten die niet in dit verslag werden opgenomen (incl. alle exoten), maar wel werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, kunnen daar geraadpleegd worden. Waarnemin-
Torenvalk - Vossem Foto: Johan De Cock
130
De Boomklever I december 2018 I vogels
gen die als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. In vele soortteksten wordt verwezen naar het aantal waarnemingen, waarbij waarnemingen worden gedefinieerd als ‘records’ in de database (een record is de combinatie van soort, datum, waarnemer, gebied en tijdstip). Omwille van de variatie in invoergedrag van verschillende waarnemers moet men wel oppassen met het interpreteren en vergelijken van deze cijfers. Waarnemingen die door het Belgian Rare Bird Committee (BRBC) beoordeeld dienen te worden, worden onder voorbehoud gepubliceerd vooraleer ze definitief op de Dijlelandse lijst kunnen worden bijgeschreven. Wat de naamgeving en soortvolgorde betreft volgen we de recentste lijst van het International Ornithological Committee (IOC). GEBIEDSAFKORTINGEN WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/Leopoldspark, AVP = Heverlee/Abdij van Park, ZW = Oud-Heverlee/Zoete Waters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Heverlee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat (Oud-Heverlee – Korbeek-Dijle) en NGB, NGB = Neerijse/Grote Bron (deel DoodeBemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel DoodeBemde), SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/KMMA = Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
Kwartel Coturnix coturnix Nadat er in de periode van 23 april tot eind mei slechts drie keer een Kwartel werd gehoord in het werkgebied van de Natuurstudiegroep Dijleland, brachten de zomermaanden niet veel verbetering. De soort werd enkel genoteerd te Erps/Dorenveld (telkens 1 zp op 2, 3/06, 8/07 en 5/08; I. Jacobs, F. Wyns, P. Moysons), Leefdaal/ plateau (telkens 1 zp op 10, 12 en 21/06; G. Vandezande, F. Collet, I. Nel), Kwerps/Zuurbeekvallei (1 zp op 12/07; F. Maes) en Leefdaal/Duivendelle (1 zp op 24/07; E. Paulus). Zomertaling Anas querquedula Er kon in 2018 geen Dijlelands broedbewijs worden voorgelegd voor de Zomertaling. In de Dijlevallei werd de soort in de periode juni-augustus zelfs enkel te SAR genoteerd, met maandmaxima van resp. 4, 3 en 2 ex. De soort werd wel aangetroffen te LP, met resp. 1m, 2 ex., 1 ex. en 1 ex. op 11/06, 13/07, 17 en 21/08 (E. Toorman, J. Lambrechts, B. Verstraete, F. Vanwezer). Te Tervuren/ KMMA werd op 9/08 1 ex. opgemerkt (A. Reygel). Geoorde Fuut Podiceps nigricollis 28/07-8/08 1 1e kj te NGB, met 2 ex. op 1-4/08 & 24/08 (L. Hendrickx, R. Charlier, J. Vantrappen e.a.)
Zwarte Ooievaar Ciconia nigra 14/06 1 ex. over Groenendaal/Paardenrenbaan (O. Beck, M. Engelen) 02/08 1 ex. ZW te LP (S. Goethals) 18/08 1 ex. over de Doode Bemde (WV) 27-28/08 1 1e kj te OHZ (J. Rutten, S. Horemans, N. De Clercq e.v.a.) 28/08 21 ex. (!!) Z te SAR (A. Meeus, M. Walravens, I. Nel) Ooievaar Ciconia ciconia Ooievaars werden de hele zomer door waargenomen in en over het Dijleland. Er werden 86 waarnemingen verzameld, te veel om hier op te sommen. Juni 2 ex. N over SAR en Wijgmaal op 3/06 (I. Nel, L. Hendrickx, A. Meeus, L. Smets), 1 ex. te Erps-Kwerps/Silsombos op 6/06 (I. Penninckx), 1 ex. te Korbeek-Dijle/plateau op 23/06 (S. Horemans), 3 ex. W over Herent op 26/06 (D. Walton), 1 ex. in de Doode Bemde op 26/06 (R. Stoks) en 2 ex. over Kwerps/vijvers en te Kwerps/Zuurbeekvallei op 28/06 (F. Vanwezer, K. Berwaerts) Juli gedurende de hele maand 1-4 ex. in en rond de Dijlevallei ten Z van Leuven
Havik jaagt waterwild op - SAR Foto: Eddy Van Hoorebeke
De Boomklever I december 2018 I vogels
131
Augustus
nog steeds 1-4 ex. pleisterend in de Dijlevallei, verder ook heel wat overtrekkers (vnml. individueel en in kleine groepjes), uitschieters betroffen 10 ex. Z over Wijgmaal op 2/08 (P. Brepoels), 27 ex. ZW over Leefdaal/plateau op 23/08 (C. Terseleer Lillo), 100 ex. ZW over Huldenberg/ Ijsevallei op 23/08 (D. Vanderlinden) en 13 ex. ZW te SAR op 31/08 (L. Hendrickx, M. Walravens)
Lepelaar Platalea leucorodia De Lepelaar was tijdens de zomer van 2018 een continue gast in het Dijleland, er werden in totaal maar liefst 308 waarnemingen ingevoerd. SAR was de beste plek, met in juni waarnemingen van 1-2 ex. op 7 data en in augustus waarnemingen van 1-5 ex. op 29 data. In juli was de soort hier afwezig. In juni pleisterden verder ook 2 ex. van de 16e tot de 21e te Kwerps/vijvers (P. Moysons, J. Vantrappen, J. Rutten e.a.). De overige waarnemingen betroffen 1 ex. te NKV op 25/06 (N. De Clercq), 6 1e kj te NKV op 14/07 (L. Hendrickx) en 3 ex. te OHZ en OHN op 2/08 (L. Hendrickx, D. von Werne). Roerdomp Botaurus stellaris 06/08 1 ex. aud te OHN (B. Broos, G. Rijmenans) Woudaap Ixobrychus minutus Enkel waargenomen te NKV, met een roepend mannetje op 2, 7, 9 en 10/06 (L. Hendrickx, N. De Clercq, H. Roosen e.a.). Er was in 2018 dus slechts sprake van één territorium in het Dijleland, maar er werd geen broedbewijs ontvangen. Kwak Nycticorax nycticorax 30/07 1 ex. over OHN (R. Evens) 23/08 1 ex. Z te Neerijse/Doode Bemde Zuid (A. Meeus) De 20e Kwak voor het Dijleland in de 21e eeuw. Purperreiger Ardea purpurea 06/07 1 2e kj te NKV (R. Mainil, C. Verriest, P. Blockx) 21/08 1 ex. ZW te Meerbeek (G. Vandezande) Grote Zilverreiger Ardea alba Juni 84 waarnemingen, max. 4 ex. te SAR op diverse data, 6 ex. te Kwerps/ vijvers op 1/06 (G. Rijmenans) Juli 66 waarnemingen, max. 6 ex. te SAR op diverse data
132
De Boomklever I december 2018 I vogels
Augustus
184 waarnemingen, max. 17 ex. te SAR op 30/08 (T. Roels)
Kleine Zilverreiger Egretta garzetta De Kleine Zilverreiger is niet meer weg te denken uit het Dijleland. Te SAR kon de soort in de zomer van 2018 onafgebroken bekeken worden, met maxima van resp. 1, 2 en 8 ex. voor juni, juli en augustus. Uitstapjes werden gemaakt naar NKV (1 ex. op 5 data tss 7 & 19/07) en NGB (resp. 3 & 1 ex. op 15 & 21/07; L. Hendrickx). Op 11, 12 en 22/06 werd ook een ex. gezien te Kwerps/ vijvers. Visarend Pandion haliaetus 18/07 1 1e kj te SAR (F. Fluyt, B. Theunis, K. Moreau e.a.) 30/07 1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (WV) 11/08 1 ex. Z te SAR (I. Nel, A. Meeus, L. Hendrickx) 19/08 1 ex. W te Meerbeek (G. Vandezande, JM Lommaert) 23/08 1 ex. W te Kwerps/vijvers (L. Smets) 25/08 1 ex. Z te SAR (E. Malfait), 1 ex. ZW te Kortenberg/Vrebos (O. Wallez) 31/08 2 ex. ZW te Meerbeek (A. Smets, G. Vandezande) Bruine Kiekendief Circus aeruginosus We beperken ons voor deze soort tot het vermelden van een geslaagd broedgeval te OHZ, en verwijzen naar de afzonderlijke bijdrage in het vorige nummer van De Boomklever. Blauwe Kiekendief Circus cyaneus Drie augustuswaarnemingen: 1 ex. ZW te Meerbeek op 12/08 (A. Smets), 1 juv ZW te Wijgmaal op 20/08 (L. Smets) en 1 2e kj man te Leefdaal/plateau op 25/08 (E. Etienne). Grauwe Kiekendief Circus pygargus Een zeer bijzondere 19/08: twee ad v ZW te Leefdaal/ plateau (K. Moreau), wat later 1 ad v ZW te Meerbeek (mogelijk één van de vogels van Leefdaal, die bleef rondhangen) en ook nog 1 ad m Z te Overijse/Eizer-Horenberg (L. Smets). Rode Wouw Milvus milvus 04/06 1 ex. over Herent (L. Smets) 12/06 1 ex. over Huldenberg/Ijsevallei (W. Janssen) 24/06 1 ex. N te Leefdaal/plateau (B. Forget)
Porseleinhoen Porzana porzana 28, 29 & 31/08 telkens 1 ex. SAR (I. Nel, N. De Clercq, A. Meeus e.a.) Scholekster Haematopus ostralegus Op het industrieterrein van Haasrode werden in juni op 10 data Scholeksters opgemerkt. In de eerste twee decaden ging het telkens om een solitair ex., in de derde decade om een duo (D. von Werne, N. De Clercq, T. Roels, P. Moysons). Maar er waren ook een heleboel andere waarnemingen: 1 ex. over Heverlee/Oost op 10/06 en 2/07 (LP Arnhem), 1 ex. over Kessel-Lo/C en te LP op 13-14/06 (Y. Mahaux, F. Vanwezer), 1 ex. over Heverlee/ Arenberg op 15/06 (W. Vandenberghe), 1 ex. te AVP op 2/07 (R. Gysbertsen), 1 ex. over Wilsele/dorp op 10/07 (A. Seynaeve), 1 ex. te SAR op 11/07 (E. Paulus, A. Meeus, JF Noulard), 1 ex. over Kessel-Lo/C op 14/07 (P. Moysons) en 1 ex. te LP op 20-21/07 (S. Goethals, F. Richir). Goudplevier Pluvialis apricaria 05/08 1 ex. te Erps/Dorenveld (F. Wyns) 21/08 2 ex. ZW te Meerbeek (G. Vandezande) 22/08 3 ex. ZW te OHN (M. Walravens) 26, 29, 30 & 31/08 resp. 2 (Z), 5 (Z), 1 (Z) en 1 ex. (tl) te Leefdaal/plateau (K. Moreau, I. Nel, M. Walravens e.a.)
Zilverplevier Tringa erythropus 29/08 1 ex. Z te Leefdaal/plateau (I. Nel) 31/08 1 ex. over Meerbeek (JM Lommaert) De 22e-23e gevallen (38e-39e ex.) van Zilverplevier voor het Dijleland, en het 2e en 3e geval voor 2018 (na een ex. over Overijse op 31/05). Jaren met 2 gevallen waren 2004, 2011 en 2012. Drie gevallen in één jaar kwam nog niet eerder voor in deze regio. Bontbekplevier Charadrius hiaticula 10/07 & 22/08 telkens 1 ex. te SAR (A. Meeuw, M. Walravens, E. Van Hoorebeke, S. Keteleer)
VOGELS
Zwarte stern - SAR Foto: Eddy Van Hoorebeke
Kleine Plevier Charadrius dubius Te LP verbleven in de twee eerste decaden van juni twee koppels Kleine Plevieren. Nadien werd hier enkel nog een ex. gezien op 6 en 9/07, en later nog op 14 en 25/08 (F. Vanwezer, J. Lambrechts, B. Verstraete e.a.). SAR was de enige andere locatie met Kleine Plevieren. Hier waren er echter geen juniwaarnemingen, dus gaan we er van uit dat alle juli- en augustuswaarnemingen – ook die van juvenielen – op najaarstrekkers betrekking hebben. Juli bracht enkel waarnemingen van 1 ex. op 5 en 8/07 (B. Theunis, K. Kaerts, I. Nel e.a.), terwijl augustus goed was voor waarnemingen van 1-4 ex. op 13 data vanaf 14/08 (A. Meeus, F. Vandeputte, G. Vandezande e.a.)
De Boomklever I december 2018 I vogels
133
Morinelplevier Charadrius morinellus 16 & 21/08 resp. 2 & 1 ex. ZW te Meerbeek (A. Smets, G. Vandezande) 21 & 27/08 resp. 1 & 5 ex. (4ad+1juv) te Erps/Dorenveld (J. Kiebooms, R. Felix) De 24e-27e gevallen van Morinelplevier voor het Dijleland (sinds 1955). In totaal waren bij deze 27 gevallen minstens 143 individuen betrokken.
waarnemingen op 26 data optekenen, met aantallen die groeiden van slechts 1 ex. in de eerste decade tot maxima van 34-35 ex. op 26-28/08 (I. Nel, A. Meeus, L. Hendrickx, M. Walravens). Buiten SAR werden nog de volgende Groenpootruiters gezien: 1 ex. te OHZ op 18/07 (I. Nel), telkens 1 ex. te OHN op 3 en 7/08 (J. Rutten, E. Etienne), resp. 3, 1 en 1 ex. te LP op 5, 6 en 24/08 (F. Vanwezer) en 2 ex. Z te Overijse/Stad op 26/08 (I. Nel).
Watersnip Gallinago gallinago Juni enkel 1 ex. te NKV op 22/06 (J. Vantrappen) Juli geen waarnemingen Augustus opvallende terugkeer in de regio, met 91 waarnemingen (verspreid over de regio, vanaf 1/08) en max. 10 ex. te SAR op 24/08 (F. Vandeputte, I. Nel, A. Meeus)
Bosruiter Tringa glareola Vanaf 30/06 tot eind augustus kon bijna continu wel ergens in de regio een Bosruiter worden aangetroffen. Te SAR ging het om 1 ex. op 30/06, 8 ex. op 1/07, 1 ex. op 3-8/07, 2 ex. op 10-13/07, 1 ex. op 14/07, 1 ex. op 16/07, 4 ex. op 4/08, 3 ex. op 5/08 en telkens 1 ex. op 6 en 8/08. Andere locaties waren Kwerps/vijvers (telkens 1 ex. op 24 en 28/07; P. Deschepper, R. Ghijsen), LP (telkens 1 ex. op 31/07-6/08 en 22/08; F. Vanwezer, B. Verstraete, E. Toorman) en OHZ (3 ex. op 5/08; S. Horemans, M. Walravens).
Regenwulp Numenius phaeopus 21/07 1 ex. over Erps-Kwerps/dorp (P. Moysons) 16/08 6 ex. ZW te Meerbeek (A. Smets) Wulp Numenius arquata 17/08 1 ex. aud over Meerdaalwoud/ Militair Domein (W. Veraghtert, R. Vandiest, P. Nuyts e.a.) 31/08 1 ex. ZW te Leefdaal/plateau (M. Walravens) Zwarte Ruiter Tringa erythropus Met 75 meldingen in drie maanden was het een goede zomerperiode om de Zwarte Ruiter waar te nemen in het Dijleland. Je kon er wel nagenoeg enkel voor terecht in SAR (74 van de 75 waarnemingen) en je moest wachten tot de tweede helft van augustus, maar nadien bleef de soort hier lange tijd onafgebroken aanwezig. Het begon met 5 ex. op 18/08 (L. Hendrickx e.a.), waarna de aantallen tot op het einde van de maand varieerden tussen 2 en 6 ex. (versch. waarn.). Op 4/08 werd een ex. gezien te LP (F. Vanwezer). Tureluur Tringa totanus 3, 7/07 & 14/08 resp. 2, 1 & 1 ex. te SAR (L. Braae, L. Hendrickx, A. Meeus e.a.) 5/08 1 ex. te LP (F. Vanwezer) Groenpootruiter Tringa nebularia Ook Groenpootruiters pleisterden tijdens juli en augustus 2018 graag te SAR. Juli hield het nog bescheiden, met resp. 3, 2 en 1 ex. op 10-14, 15 en 16/07. Augustus liet
134
De Boomklever I december 2018 I vogels
Witgat Tringa ochropus Juni 76 waarnemingen, max. 9 ex. te SAR op 27/06 (I. Nel) Juli 56 waarnemingen, max. 8 ex. te SAR op 5 & 8/07 (I. Nel) Augustus 103 waarnemingen, max. 14 ex. te SAR op 23 & 31/08 (R. Charlier, S. Vranckx) Oeverloper Actitis hypoleucos Juni 13 waarnemingen, max. 4 ex. te SAR op 16/06 (I. Nel, L. Hendrickx) Juli 43 waarnemingen, max. 9 ex. te SAR op 4/07 (I. Nel) Augustus 173 waarnemingen, max. 22 ex. te SAR op 21/08 (M. Walravens) Krombekstrandloper Calidris ferruginea 29/08 1 1e kj te Kwerps/vijvers (F. Vanwezer) Het 16e geval en 23e ex. voor het Dijleland. De maandverdeling van de 16 gevallen (volgens datum van ontdekking) bedraagt nu: april 1, mei 1, juli 4, augustus 4, september 5, oktober 1. Kemphaan Philomachus pugnax Ook deze soort viel in de zomer van 2018 regelmatig te bewonderen in SAR. In juli was dat het geval op 8, 10 en 12-13/07 met resp. 4, 1 en 1 ex., in de tweede helft van augustus verbleven hier 3 ex. op 18-22/08, 2 ex. op 23-27/08 en 1 ex. op 28-29/08. Buiten SAR was er enkel een ex. te LP op 15/08 (F. Vanwezer).
ontvangen. Tot 20 jaar geleden zagen we er in het beste geval enkele per jaar, en vaak enkel tijdens najaars-trektellingen.
Pontische Meeuw Larus cachinnans Enkel waargenomen te SAR, met resp. 1 subadult, 1 3e kj en 1 1e kj op 20/06, 24/06 en 15/08 (J. Vandeput, I. Nel, L. Hendrickx e.a.).
Wielewaal Oriolus oriolus Wielewalen werden tijdens de zomer van 2018 vooral opgemerkt in Wijgmaalbroek, met waarnemingen op 8 data tussen 11/06 en 24/07 (meestal 1m, met 2 ex. op 12/07 en 1v op 24/07) (L. Smets, J. Vantrappen, P. Brepoels e.a.). Verder waren er enkel de waarnemingen van een zp te SAR op 4/06 (N. Terorde) en een zp te Haasrode/industrie op 12/06 (D. von Werne).
Visdief Sterna hirundo 3/06 1 ex. te NGB (I. Nel, L. Hendrickx, N. De Clercq) 7 & 24/06 resp. 1 & 6 ex. te SAR (D. von Werne, I. Nel, L. Hendrickx e.a.)
Zomertortel Streptopelia turtur 26/07 1 ex. over Wijgmaal (L. Smets) 28/07 1 ex. W te OH/Ormendaal (A. Smets)
Raaf Corvus corax Hoewel eind mei een geslaagd broedgeval kon worden aangetoond (het eerste voor Vlaanderen sinds 153 jaar), werd deze soort tijdens de periode juni-augustus 2018 slechts 14 keer opgemerkt in regio Leuven. De waarnemingen waren verspreid van Bierbeek tot Leefdaal (met ook één ex. te Neerijse/Ganzeman op 3/08; R. Stoks), en slechts vier keer ging het om meer dan een solitair ex.: 2 ex. te Mollendaal/plateau op 23/07 (W. Claes), 4 ex. te Vaalbeek op 2/8 (A. Meeus), 4 ex. te Leefdaal/ plateau op 4/08 (S. Horemans) en 2 ex. Z over Oud-Heverlee op 30/08 (A. De Keersgieter).
Bijeneter Merops apiaster 17/06 1 ex. kort tpl te Heverlee/W (N. De Clercq) Het 8e geval en 19e ex. van deze soort voor regio Leuven in de 21e eeuw, en de tweede voor 2018 (na een ex. naar NO over Wilsele-Putkapel op 21/05).
Fluiter Phylloscopus sibilatrix In Meerdaalwoud werden in juni op 6 data Fluiters gehoord, waarbij zeker drie verschillende zp betrokken waren (R. Stoks, G. Bleys, I. Nel e.a.). In het Zoniënwoud werd op 3/06 een ex. gehoord in Hoeilaart (S. Peten) en op 5/06 in Tervuren (H. Vandevoorde).
Draaihals Jynx torquilla 05/08 1 ex. te SAR (I. Nel, J. Nysten, E. Etienne) 07/08 1 ex. te OHZ (S. Horemans)
Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus Rietzangers warden tijdens de zomer van 2018 enkel waargenomen te Neerijse/Doode Bemde Zuid op 17/06 (O. Hendrick), 4 ex. (geslaagd broedgeval?) te Wijgmaalbroek op 22/07 (P. Brepoels) en 1 ex. (raamslachtoffer, kon terug gelost worden) te LP op 2/08 (S. Goethals).
Zwarte Stern Chlidonias niger 7 & 29/08 resp. 7 ex. en 2 1e kj te SAR (M. O’Briain, I. Nel, G. Ryken e.a.) 9/08 1 1e kj te OHN (L. Hendrickx) 10/08 1 1e kj te AVP (R. Gysbertsen) 13/08 2 ex. N te Overijse/stad (I. Nel)
Smelleken Falco columbarius 23/08 1 ex. ZW te Meerbeek (G. Vandezande) Slechtvalk Falco peregrinus Het blijft verbazen hoe weinig de Slechtvalken van Leuven/centrum ook daadwerkelijk in het centrum van Leuven worden waargenomen. Tijdens de periode juni – augustus was dat slechts op 6 data het geval, alle in juni. De meldingen van een juveniel op 8/06 (E. Toorman) en van 3 ex. op 16/06 (B. Demarsin) herinneren eraan dat zich hier ook dit jaar een geslaagd broedgeval heeft voorgedaan (8e jaar op rij). Buiten Leuven, en verspreid over de periode, werden verder 112 waarnemingen
VOGELS
Zwartkopmeeuw Ichthyaetus melanocephalus 14/07 1 1e kj te SAR (D. von Werne, P. Standaert)
Spotvogel Hippolais icterina Zoals traditioneel werden Spotvogels vooral opgemerkt op de westelijke plateaus van het Dijleland, en dan wel vooral te Erps/Dorenveld (resp. 3, 1, 4, 1 & 1 ex. op 3, 17/06, 1, 8/07 & 5/08; F. Wyns, J. Lecomte, P. Moysons) en Leefdaal/plateau (resp. 2, 1, 1 & 1 zp op 2, 3, 15/06 & 1/07; J. Nysten, N. De Clercq, T. Roels, B. Forget). Verder ontvingen we waarnemingen van 1 zp op 4/06 te Heverlee/ Langestaart-Egenhovenbos (E. Toorman), 1 zp te Meerbeek op 12/06 (G. Bleys), 3 ex. op 14/06 te Wijgmaalbroek (I. Nel), 1 zp te Leefdaal/Duivendelle op 30/06 (G. Bleys) en 1 ex. te NGB op 1/07 (L. Audenaerde). De Boomklever I december 2018 I vogels
135
Lepelaars - EKN Foto: Pablo Deschepper
Snor Locustella luscinioides De Snor die vanaf 18/05 zong in de Doode Bemde, werd hier nog gedocumenteerd op 1, 10, 11 en 17/07 (A. Meeus, J. Nysten, A. Van De Laer, O. Hendrick). Te SAR zong er eentje op 11/06 (A. Meeus). Het betreft de 24e en 25e Snorren voor het Dijleland sinds 1975. Graszanger Cisticola juncidis Groot nieuws! Op 2 augustus werd te OHN een Graszanger ontdekt (T. Roels), en de vogel kon vanuit de nieuwe kijktoren worden geobserveerd. Eindelijk, het was een lang verwachte soort die dan ook veel bekijks trok! Vanaf 4 augustus werden bovendien meermaals 2 ex. gezien, en ze bleven aanwezig tot lang na de hier behandelde periode. U kan hier meer over lezen in een afzonderlijke bijdrage elders in deze Boomklever. Braamsluiper Sylvia curruca Braamsluipers werden nog waargenomen te Wilsele/dorp op 8/06 (W. Claes), te Meerbeek op 12/06 (G. Bleys), te Bertem/Koeheide op 14-15/06 en 6/07 (G. Bleys), te Heverlee/Bremstraat op 19/06 (G. Bleys) en te Ottenburg op 18/07 (G. Van Hamme). Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata 13/06 & 7/11 resp. 3 & 1 ex. te Meerdaalwoud/ Militair Domein (D. von Werne, J. Rutten) 21/06 4 ex. te Overijse/Stad (J. Giglot) 23 & 25/06 1 ex. te NKV (I. Nel, L. Hendrickx, N. De Clercq) 13/07 2 ex. te Neerijse/Doode Bemde Zuid (N. El Takriti) 15/07 1 ex. in Meerdaalwoud (buiten Militair Domein) (P. Moysons) 16/07 2 ad + 3 juv te Bertem/Bertembos
136
De Boomklever I december 2018 I vogels
07 & 26/08 18/08 28/08
(L. Smets, W. Claes) telkens 1 ex. te SAR (F. Fluyt, I. Nel, L. Hendrickx, A. Meeus) 1 ex. te Sint-Joris-Weert (S&D) 2 ex. te OHZ (E. Kimman)
Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca 06/08 1 ad v te Tervuren/Kapucijnenbos (W. Tamsyn) 29/08 1 ex. te Leuven/centrum (E. VnMrbk) Nachtegaal Luscinia megarhynchos In juni-juli 2018 werden in het Dijleland nog de volgende Nachtegalen opgemerkt: 1 zp te OHN op 2/06 (G. Sterckx), 1 ex. alarmerend te OHZ op 2/06 (G. Sterckx), 1 zp te SAR op 4/06 (N. Terorde), 1 zp te Wijgmaalbroek op 11, 14, 27/06 en 21/07 (W. Claes, I. Nel, H. Coene, P. Brepoels) en 1 zp te NKV op 26/06 (E. Kimman). Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus 08/06 1 zp te Meerdaalwoud (J. Dandois) 18/08 1 ex. te Erps/Dorenveld (P. Dens) Paapje Saxicola rubetra Op 5/08 werden de eerste Paapjes voor het najaar van 2018 opgemerkt in het Dijleland, met meteen 9 ex. te Erps/Dorenveld (A. Smets, F. Wyns, R. Stoks). Nadien werd de soort hier nog gezien op 18, 21, 25 en 27/08, met resp. 5, 8, 21 (!) en 4 ex. (P. Deschepper, J. Lecomte, P. Moysons, R. Felix). Andere waarnemingslocaties waren Meerbeek (telkens 1 ex. op 18 en 26/08; JM Lommaert, G. Bleys), het plateau te Leefdaal – Korbeek-Dijle (resp. 1, 1, 1 en 2 ex. o p19, 22, 26 en 31/08; K. Moreau, B. Hermans, N. De Clercq e.a.), OHN (1 ex. op 22/08; M. Walravens) en Bertem/Koeheide (1 ex. op 21/08; G. Bleys).
Tapuit Oenanthe oenanthe De eerste najaars-Tapuit voor 2018 zat op 12/08 te Erps/ Dorenveld (P. Moysons). Tijdens het vervolg van augustus werd de soort hier nog op 7 andere data waargenomen, met maar liefst 49 ex. op 25/08 (P. Moysons) maar verder nooit meer dan 2 ex. Andere locaties met Tapuiten waren: Meerbeek (resp. 1 (Z), 1, 1, 8 & 1 ex. op 18, 19, 21, 25 & 26/08; G. Vandezande, JM Lommaert, A. Smets), Overijse/ Eizer-Horenberg (5 ex. op 19/08; L. Smets), plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (resp. 2, 2, 2 & 1 ex. op 23, 25, 29 & 31/08; M. Walravens, E. Etienne), Bertem/thv Eikenbos (3 ex. op 24/08; G. Bleys) en LP (1 ex. op 31/08; F. Vanwezer, T. Massie).
Ringmus Passer montanus 18/08 4 ex. ZW te Meerbeek (A. Smets, G. Vandezande) Engelse Kwikstaart Motacilla flava flavissima 18/08 2 ex. te Erps/Dorenveld (P. Deschepper) De 28e en 29e gekende Engelse Kwikstaarten voor het Dijleland, maar slechts het eerste najaarsgeval. De datumgrenzen van de eerdere waarnemingen betreffen 28/03 en 25/06. Duinpieper Anthus campestris 16, 19 & 26/08 telkens 1 ex. ZW te Meerbeek (A. Smets, G. Vandezande, JM Lommaert) 19 & 23 /08 telkens 1 ex. ZW te Leefdaal/plateau (K. Moreau, C. Terseleer Lillo) Boompieper Anthus trivialis In het Militair Domein van Meerdaalwoud werden in juni en de eerste decade van juli nog af en toe Boompiepers gehoord (F. Fluyt, G. Bleys, R. Stoks, J. Nysten), maar verder dan drie territoria kwamen we niet. In juli – doorgaans geen echte Boompiepermaand – werden verder nog pleisterende ex. opgemerkt op de 1e te Overijse/ Terlanenveld (S&D) en op de 25e te NKV (I. Jacobs). Augustus bracht najaarstrekkers (soms ook pleisterend) naar Meerbeek, Bertem/Koeheide, Leefdaal/plateau, Winksele, OHN en AVP. Het dagmaximum van de trektellingen bedroeg slechts 4 ex. Ortolaan Emberiza hortulana 30/08 1 ex. ZW te Leefdaal/plateau (M. Walravens)
VOGELS
Roodborsttapuit Saxicola rubicola Roodborsttapuiten werden tijdens de zomer van 2018 waargenomen te Leefdaal/plateau (1m op 2/06; J. Nysten), Neerijse/Tersaert (1m + 3 juv op 11/06; P. Moysons, H. Roosen), Neerijse/Doode Bemde (resp. 2m & 1 ex. op 22/06 & 26/07; J. Vantrappen, R. Charlier), Wijgmaalbroek (2 koppels vanaf 25/06 tot eind juni, met 2 juv vanaf 3/08; T. Bovens, J. Vantrappen, P. Brepoels e.a.), Winksele (waarnemingen van 1-3 ex. op 8 data tss 26/06 & 21/08; E. Geeraerts, D. Walton, R. Ghijsen), Oppem (koppeltje op 22-28/07; D. von Werne, I. Nel, L. Hendrickx, R. Charlier), OHZ (1m1v op 29/07; I. Nel) en OHN (1v op 4/08; E. Etienne, N. Picard).
Samenstelling Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com Paapje - Meerbeek Foto: Gert Vandezande
De Boomklever I december 2018 I vogels
137
Graszanger op 3 augustus 2018 Foto: Gert Vandezande
Terug waarneming van Graszanger Cisticola juncidis in de Dijlevallei In de late namiddag van 2 augustus ontdekte Toon Roels een zingende Graszanger in de komgronden tussen de noordelijke vijver van het Vlaams Natuurreservaat “De Vijvers van Oud-Heverlee” en de Dijle. Op 4 augustus werd er ook een tweede exemplaar waargenomen. In deze bijdrage gaan we wat dieper in op de opkomst en verspreiding in onze streken van “The most remarkable small bird in the world”. Volgens Eigenhuis’ etymologisch woordenboek (2004) was het Kist die in 1954 de naam “Waaierstaartrietzanger” voor Cisticola juncidis bedacht. Deze naam werd tot 1989 in publicaties gebruikt. De ouderen onder ons zullen hem zo nog terugvinden in hun vogelgidsen van destijds zoals Bruun en Peterson. De vroegere naam "Waaierstaartrietzanger" was evenwel niet correct, omdat de soort niet tot de rietzangers Acrocephali behoort. Eerst was het Voous (1960) 138
De Boomklever I december 2018 I vogels
die voor deze soort de naam Grasrietzanger hanteerde, en daarna C.S. Roselaar die het Zweedse "Grässångare", een uitvindsel van Lars Svensson, vertaalde in “Graszanger”. Ook de Engelse naam veranderde toen van “Fan-tailed Warbler “ in “Zitting Cisticola”. VOORKOMEN EN VERSPREIDING De Graszanger komt voor op vier continenten: Europa, Afrika, Azië en Oceanië. Van oorsprong
kent de Graszanger een zuidelijke verspreiding, vooral dan in Afrika (Maghreb en ten zuiden van de Sahara) en zuidelijk Azië. Het is praktisch overal een standvogel. In Europa is het een broedvogel in Spanje, Portugal, Italië, Griekenland, Albanië, Kroatië, Zuid- en West-Frankrijk en lokaal in de Balkan. De globale populatie is niet gekend, maar het aantal broedkoppels in Europa wordt geschat tussen de 230 000 en 1 100 000. Wereldwijd wordt hij voor het ogenblik niet als bedreigd beschouwd. In het ‘brongebied’ van onze Graszangers, de dichtstbijzijnde regelmatige broedgebieden in het westen en zuiden van Frankrijk, neemt de Graszanger nog steeds fors toe (+ 28% in de periode 2001-2007). Deze van oorsprong sedentaire mediterrane vogel was al gekend voor zijn expansiegolven naar het Noorden, maar de winteromstandigheden herstelden steeds vrij vlug de voormalige situatie. Begin 20e eeuw breidde de soort langzaam uit naar Frankrijk. Plotseling was er echter een spectaculaire uitbreiding in Frankrijk vanaf 1970 en vooral sinds 1972, voornamelijk langs de Atlantische kust. Vanaf 1972 zijn er in de departe-
menten Nord en Pas-de-Calais de meeste noordelijke Franse waarnemingen en ook een eerste waarneming in Nederland. In Groot-Brittannië en Ierland waar de eerste waarneming werd gedaan in 1962 loopt het aantal waarnemingen in 1973 op tot 53. Tegelijkertijd heeft er in het oosten van Frankrijk een expansie plaats langs de vallei van de Rhône naar het Meer van Leman (1973) en meer naar het noorden van Bourgondië en Franche-Comté. In Zwitserland heeft de eerste waarneming plaats in 1972. Mogelijks gaat het hier echter om een trans-Alpijnse expansie vanuit de Italiaanse Povlakte. De soort broedde in Zwitserland voor het eerst in 1975. Het aantal koppels in de periode 2013-2016 varieerde van 0 tot 2. In België werden de eerste waarnemingen in juli en augustus 1975 gedaan langs de Beneden-Schelde, een zingend exemplaar te Lillo en Borgerweert, een eerste Waalse waarneming bij Jupille op 3 augustus, op 27 september in De Fonteintjes in Zeebrugge en een vangst op 22 december te Herent(!). In dat jaar is er ook het eerste bewezen broedgeval in Nederland, in De Braakman (Terneuzen). In Wallonië zou de soort De Boomklever I december 2018 I vogels
VOGELS
Graszanger op 5 augustus 2018 Foto: Wim Janssen
139
pas in 2000 voor de eerste maal tot broeden komen en is er sindsdien een toevallige broedvogel. Het eerste Belgische broedgeval had plaats in 1977 te Wenduine. Het aantal broedparen en/of territoria nam dan langzaam toe tot 10 in 1984 vooral langs de kust. Na 1984 werden er geen zekere broedgevallen meer opgetekend in België. Ook het aantal waarnemingen bleef gering, nadat de soort zware klappen had gekregen tijdens een aantal strenge winters in de jaren 80. Graszangers proberen immers in de nieuwe gebieden te overwinteren. Als insecteneters zijn ze niet in staat hun dieet in de winter aan te passen en kan drie dagen vorst al fataal zijn. Doordat de kou tot diep in Zuid-Europa doordrong, bleef de aanvoer van nieuwe vogels uit. Vanaf 1996 werden er terug enkele territoria en zangposten opgetekend met in 2002 zelfs 27 zangposten, vooral langs de Oostkust op verruigde terreinen in de Achterhaven van Zeebrugge. Na een korte inzinking in 2003 verdubbelde de totale Vlaamse populatie bijna in 2006 (55 territoria) t.o.v. 2005 en nam in 2007 verder toe tot maar liefst 87 territoria. In tegenstelling tot de Cetti’s zanger doet de Graszanger er wel langer over om het binnenland te koloniseren. In het binnenland werden Graszangerterritoria in die periode o.a. aangetroffen in de Gentse Kanaalzone (telkens 5-8), in de Durmevallei (2-4) en in het Antwerpse linkeroevergebied (1-3). In 2008 en 2009 waren er waarnemingen van respectievelijk 55-56 en 24 broedparen (in 2008 51 broedparen langs de Oostkust, in 2009 slechts 20). Buiten deze regio zijn er in beide jaren nog 4 broedgevallen gemeld uit Waasland Noord en één in de Durmevallei in 2008. Enkele koudere winters rond 2010 zorgden terug voor instortende aantallen met nog 9 broedparen in 2010 en slecht één in 2015, ten oosten van Gent. Een gelijkaardige evolutie deed zich voor in Nederland. Voor 1990 waren 1975-77 de beste jaren voor de soort, met ten minste 18 territoria in 1975, 13 in 1976 en 17 in 1977. De strenge winters rond 1985 maakten een eind aan deze 140
De Boomklever I december 2018 I vogels
opmars met een snelle afname van 26 territoria in 1983 naar 0-4 territoria in 1987-97. Vanaf het jaar 2000 was er terug een opbloei en broedde de soort jaarlijks in Nederland met een piek van 70-110 territoria in 2009. De verspreiding bleef, in goede en slechte jaren, grotendeels beperkt tot Zeeland, met als bolwerk het Verdronken Land van Saeftinghe. Alleen in topjaren wordt de Graszanger er ook elders aangetroffen. Na een aantal strenge winters heeft de Graszanger zich weer helemaal teruggetrokken naar het zuiden met slechts een tiental territoria in 2012. De huidige (2016) Nederlandse broedpopulatie wordt geschat op zo’n 15-20 broedparen. Graszangers komen zowel voor in natte als droge habitats met een voorkeur voor vlakke, laag gelegen terreinen zonder bomen, maar met hoog gras, tot ongeveer 1 meter hoog, zeggen en biezen. Ook broeden ze in graanvelden. De Graszanger zoekt zijn voedsel meestal bij de grond en de begroeiing moet dan ook onbelemmerd toegang kunnen geven tot de bodem, ook om er te kunnen nestelen. Zachte, smalbladerige grassen zijn ideaal, riet daarentegen niet alhoewel riet dikwijls deel uitmaakt van het habitat waarin hij verblijft. De Graszanger profiteert van grootschalige, dynamische natuurgebieden met open, lage vegetaties. De aanwezigheid van Graszangers is niet altijd makkelijk vast te stellen. Ze houden er een verborgen leefwijze op na. Ze vallen pas op als ze zingen, net zoals de Cetti’s Zanger, maar de zang is ook nog vrij onopvallend, een constant herhaald 'tziep!' dat ze tijdens een zangvlucht laten horen. Wellicht verklaart dit ook het gering aantal winterwaarnemingen. Het voorkomen van Graszangers in België hangt dus nauw samen met ons klimaat. Hebben de vogels zich eenmaal ergens gevestigd dan zijn het standvogels. Strenge winters doen hun aantallen kelderen, maar na een aantal jaren is de soort weer op zijn oorspronkelijke aantal. Dit blijkt ook te gebeuren tijdens koude winters in de Camargue, Bouches-du-Rhône, waar de grote verliezen
groot deel van de waarnemingen betreft immers zingende mannetjes in de periode juli september. Waarschijnlijk gaat het hier om eerstejaars vogels die uitzwermen vanuit meer zuidelijk gelegen broedgebieden. Hoewel ze ertoe in staat zijn, gaan die jonge vogels meestal nog niet tot broeden over (Simms 1985). Omdat een broedgeval wel niet kon uitgesloten worden, besliste de terreinbeheerder, het Agentschap voor Natuur en Bos, in samenspraak met de Natuurstudiegroep Dijleland om toch de geplande maaibeurt van het territorium met enkele weken uit te stellen, waarvoor dank. Het valt nu af te wachten of de Graszanger de winter zal doorkomen, als hij al niet het gebied verlaten heeft na de maaibeurt. Het wordt dus uitkijken in de lente, als Graszangers de winter overleven starten ze doorgaans veel sneller met zingen, meestal al in mei –juni, soms vroeger (Vermeersch-De Smet). Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com REFERENTIES Asperslag L., M. en L. Herremans, De waaierstaartrietzanger (Cisticola juncidis) nu ook in Brabant. Wiel.42: 69-70 Cramp, S (ed.) (1992) The Birds of the Western Palearctic Vol. VI. P. Géroudet, Les Passereaux d’Europe, Paris, 2010. Herroelen, P., De Fraine, R., Callebaut, E. & De Boe, J. (1978). Inventaris van de Vogels van Brabant: eerste aanvulling, 19751976. De Wielewaal Afdeling Brussel: 36 p. M. Hens (red) 2000. – “Avifauna van het Dijleland. Gedocumenteerde soortenlijst 1901-2000” in : Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven , 2001. Rapporten van het Belgisch Avifaunistisch Homologatiecomité G. Vermeersch e.a. Atlas van de Vlaamse Broedvogels 20002002. G. Vermeersch & A. Anselin, Enkele resultaten van het Project Bijzondere Broedvogels voor 2008 en 2009. G. Vermeersch, A Anselin & K. Devos. Bijzondere Broedvogels in Vlaanderen in de periode 1994-2005 Zeldzame vogels van Nederland [2001]; ABvdBerg [2016] www.dutchavifauna.nl/species/graszanger www.sovon.nl/sites/default/files/doc/Graszanger_Cettis%20 Zanger_Sovon%20Nieuws%2001-09.pdf https://web.archive.org/web/20120308034323/http://biodivenquete.natuurpunt.be/telmee/downloads/bijzondere_broedvogels_1994-2005.pdf Broedvogels in Vlaanderen 2006-2007 Recente status en trends van Bijzondere Broedvogels en soorten van de Vlaamse Rode Lijst en/of Bijlage I van de Europese Vogelrichtlijn Broedvogels in Nederland 2015, SOVON Rapport 2017/4.
De Boomklever I december 2018 I vogels
VOGELS
na een strenge winter voor een groot deel in het volgende zomerhalfjaar worden gecompenseerd door de hoge vruchtbaarheid van deze kleine vogel. Hij kan drie broedsels per jaar grootbrengen in een lange broedperiode met eerste eieren in april en laatste uitvliegende jongen in oktober (Isenmann 1993). Nieuwe gebieden worden gekoloniseerd door – vooral jonge – vogels die in de zomer en herfst rondzwerven. Vergeleken met andere zangvogels kan de Graszanger nog laat in het seizoen tot broeden overgaan. De jongen uit een eerste legsel kunnen zelfs later in hetzelfde jaar een broedpoging ondernemen. De Graszanger is immers een van de weinige WP-soorten die zich reeds in het geboortejaar kan voortplanten. Voorkomen in de Dijlevallei De twee Graszangers die deze zomer te Oud-Heverlee verbleven zijn slechts het 5e en 6e exemplaar en het 4e en 5e geval, na de reeds vermelde ringvangst te Herent op 22 december 1975, een zingend exemplaar op 18 mei 1983 te Sint-Joris-Weert (D. Lafontaine) en een koppel op 6 augustus 2008 aan de Koningsvijvers en Varkensgat te Hoeilaart (Jacques Ide). De eerste vogel dit jaar verbleef van minstens 2 augustus tot 17 september ter plaatse. Het tweede exemplaar, dat niet altijd werd waargenomen, van 4 augustus tot 6 september. De vogels trokken veel vogelliefhebbers, ook van ver buiten de regio. Ze werden op Waarnemingen.be maar liefst 191 maal ingevoerd. Dit mag zeker geen verwondering wekken aangezien het aantal Graszangers in Vlaanderen de laatste jaren op één hand kunnen geteld worden. Voor de ontdekking van de Oud-Heverleese vogels waren er dit jaar enkel de melding van een overvliegend exemplaar op 29 juli te Wenduine en een onzeker exemplaar op 30 juni te Lille. Ook in 2017 was er buiten enkele ééndagswaarnemingen, enkel één melding van een langdurig zingend exemplaar te Heist-Kleiputten. De waarnemingen in de Dijlevallei zijn enkel opvallend omdat ze zo diep in het binnenland gebeuren. Voor de rest passen ze perfect in het Vlaamse waarnemingenplaatje. Een
141
Groepsaankoop
cameravallen
De Natuurstudiegroep Dijleland coördineert sinds kort meerdere cameravalprojecten in de streek - meer daarover leest u in toekomstig Boomklevers. Dankzij het Nederlandse Wildlife Monitoring Solutions, een referentie in cameravalland, kunnen we een groepsaankoop organiseren voor leden van de Natuurstudiegroep Dijleland. Een volledige cameravalset wordt aangeboden voor € 350 i.p.v. de richtprijs van ca. € 380. Deze set bestaat uit een Bushnell Agressor 2017 (bruin/ low glow), 16 herlaadbare Panasonic Eneloop Pro batterijen, 2 Sandisk geheugenkaartjes van 32 GB en een Master Lock Python kabelslot. Deze cameravalset kan ca. een maand (of zelfs meer dan twee afhankelijk van activiteit en instellingen) in het veld hangen vooraleer batterijen en geheugenkaart ververst moeten worden. De twee sets batterijen en geheugenkaartjes laten toe om de camera meteen in het veld te verversen bij het controleren. Gelieve bij interesse (of vragen) voor 16 januari iets per mail te laten weten aan nsgdijleland@gmail.com, waarna we tot de bestelling zullen overgaan. We willen graag benadrukken dat het plaatsen van cameravallen uitsluitend toegelaten is met uitdrukkelijke toestemming van de terreineigenaar of -beheerder. Enthousiastelingen die in de streek willen bijdragen aan vergund cameravalonderzoek (al dan niet met inzet van eigen camera's), mogen met ons contact opnemen om de mogelijkheden te bekijken rond toekomstige projecten (nsgdijleland@gmail.com). Met dank aan Wildlife Monitoring Solutions voor dit mooie aanbod! Meer algemene informatie op www. wildlifemonitoringsolutions.nl. 142
Activiteiten ZATERDAG 12 JANUARI, 16 FEBRUARI EN 16 MAART 2019 Midmaandelijkse watervogeltellingen en -excursies Zoals ieder jaar gaan ook deze winter de officiële watervogeltellingen door in het Dijleland. Geïnteresseerden kunnen aansluiten op de telronde van de vijvers van de Dijlevallei. Telkens afspraak om 8u ’s morgens stipt aan Oud-Heverlee station. Einde voorzien tegen de middag. Geef vooraf een seintje aan Luc Hendrickx bij interesse (luchendrickx2003@yahoo.com, 0477 19 28 35). Op 12 januari 2019 gaat ook de tweede slaapplaatstelling van Aalscholvers en op 19 januari 2019 van zilverreigers door. Wie weet heeft van slaapplaatsen van deze soorten: geef deze zeker in op Waarnemingen.be.
ZATERDAG 2 FEBRUARI 2019 BRAKONA contactdag Op zaterdag 2 februari 2019 zal de 20e editie van de Brakona (Vlaams-Brabantse koepel voor natuurstudie) contactdag plaatsvinden in het Provinciehuis in Leuven, een feestelijke editie dus! Naast een interessant lezingenprogramma kan je contacten leggen met andere natuurstudie-enthousiastelingen uit de provincie. Meer informatie en inschrijven op: www.brakona.be. Locatie: Provinciehuis, Leuven
dec. 2018-maart 2019 Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de website (www.natuurstudiegroepdijleland.be/activiteiten) Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo. com/group/Dijlevallei/) en de NSGD facebookpagina (www.facebook.com/natuurstudiegroepdijleland). ZATERDAG 9 FEBRUARI 2019 Jaarvergadering Natuurstudiegroep Dijleland Alle leden en geïnteresseerden zijn welkom op onze jaarvergadering op 9 februari 2018. Om 20u gaan we van start met een kort bestuurlijk gedeelte, gevolgd door een overzicht van alle hoogtepunten op het vlak van natuurstudie in 2018. Vervolgens neemt Herwig Blockx ons met zijn presentatie “Gotland en Lars Jonsson” op reis naar schilderachtige plekjes, taferelen en vogels in Zweden. Het einde is voorzien rond 22u30, waarna de (vrijblijvende) receptie met hapjes en drank van start gaat. Afspraak: 20u in het lokaal van de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud op de eerste verdieping van het Oud-Gemeentehuis, Waversebaan 66, Heverlee.
ZATERDAG 23 EN ZONDAG 24 MAART 2019 Dassenburchteninventarisaties We hebben er lang op moeten wachten maar de Das lijkt stilaan zijn weg terug te vinden naar onze streek. In 2018 konden we op twee locaties met behulp van cameravallen een Das vastleggen (hierover lees je in een toekomstige Boomklever meer). Daarnaast vielen in 2018 ook enkele verkeersslachtoffers te betreuren op onze snelwegen. Om de eventuele vestiging en verspreiding in het Dijleland kaart te brengen, organiseren we in het weekend van 23 en 24 maart dassenburchteninventarisaties in samenwerking met het Regionaal Landschap Dijleland en Natuurpunt Studie. Tijdens dit weekend worden historische, gekende dassenburchten in kleine groepjes bezocht om de aanwezigheid van recente gebruikssporen na te gaan. Hiervoor zijn we op zoek naar gemotiveerde vrijwilligers met een positieve ingesteldheid ten opzichte van dit zoogdier. Geïnteresseerd? Meld je dan alvast aan bij pieter.moysons@rld.be zodat je zeker een uitnodigingsmail ontvangt..
ZATERDAG 4 EN ZONDAG 5 MEI 2019
Kruis 4 en 5 mei alvast aan in uw agenda voor de twaalfde editie van de Big Day. Op 24 uur tijd proberen we dan zoveel vogelsoorten waar te nemen in de regio Dijleland. De Big Day is voor velen het ornithologisch hoogtepunt van het jaar. De soorten die tijdens de editie van 2018 ontdekt werden, zijn daar het beste bewijs van: Roodkeelpieper, Taigaboomkruiper, Grauwe klauwieren, Raaf, Hop, Zwarte wouw, Zwarte sterns, Dwergmeeuw ... In het volgende nummer van De Boomklever volgt een meer uitgebreide uitnodiging. De Boomklever I december 2018 I activiteiten
ACTIVITEITEN
Big Day 2019
143
Regionale werkgroep van Natuurpunt Studie vzw
Bestuur Luc Hendrickx
Voorzitter, Penningmeester, Watervogeltellingen luchendrickx2003@yahoo.com 0477-19 28 35
Kris Van Scharen
Erevoorzitter kris.van.scharen@telenet.be
Maxime Fajgenblat
Gert Vandezande
Trektelcoördinator gert.vandezande@telenet.be
Kelle Moreau
Archivaris kelle.moreau@gmail.com
Bruno Bergmans
bruno.bergmans@scarlet.be
Secretaris maxime.fajgenblat@gmail.com
Bart Creemers
Roel Uyttenbroeck
Hans Roosen
Pieter Moysons
André Verboven
Ledenadministratie roel_uyttenbroeck@hotmail.com ABV-coordinator, Regioadmin pieter_moysons@hotmail.com
Jonathan Menu
jona.menu@gmail.com
bart.creemers@gmail.com Vleermuizen roosenhans@yahoo.com andre.karine.verboven@telenet.be
Robby Stoks
robby.stoks@yahoo.com
Herwig Blockx
herwigblockx@yahoo.com
Redactie
Website
Hoofdredactie
Webmaster
Clos des Poplis 17, 1332 Genval 0478 92 36 60 maxime.fajgenblat@gmail.com
thomas.vdberghe@gmail.com
Maxime Fajgenblat
Redactieteam
Jonathan Menu, Luc Hendrickx, Kelle Moreau & Herwig Blockx.
Abonnementen Roel Uyttenbroeck
Voor al uw vragen i.v.m. uw abonnement roel_uyttenbroeck@hotmail.com
Colofon
Thomas Vandenberghe Inhoud
Maxime Fajgenblat
maxime.fajgenblat@gmail.com
Waarnemingsarchivaris Kelle Moreau
kelle.moreau@gmail.com
Werkgebied Leuven, Bertem, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Hoeilaart, Tervuren, Kortenberg & Herent.
Rondzendlijst Dijleland http://groups.yahoo.com/neo/groups/Dijlevallei/info maak een Yahoo ID aan en klik op ‘join group’. Bij aanmeldingsproblemen, contacteer roel_uyttenbroeck@hotmail.com
www.natuurstudiegroepdijleland.be
Regiopag.: dijleland.waarnemingen.be - facebook.com/natuurstudiegroepDijleland
De Boomklever Driemaandelijks tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland. De Boomklever brengt bijdragen over studie en beheer van de biodiversiteit in het Dijleland en verschijnt viermaal per jaar (maart, juni, september, december). Abonnement Geïnteresseerden kunnen de Boomklever ontvangen door overschrijving van 15 € op rek.nr. BE8600 115521 6850 van de Natuurstudiegroep Dijleland met opgave van naam en adres. Een steunabonnement kost 20 € of meer. Copyright Het copyright van de teksten, illustraties en foto’s blijft bij de respectievelijke auteurs, tekenaars en fotografen. Overname is enkel mogelijk mits hun uitdrukkelijke toestemming en bronvermelding. Natuurpunt vzw Natuurpunt is de grootste vereniging voor natuur en landschap in Vlaanderen. Ze telt meer dan 88 000 gezinsleden en beheert 19 000 hectare natuurgebied. Lid worden van Natuurpunt vzw kan door storting van 27 € op rekeningnummer BE17 2300 0442 3321. www.natuurpunt.be Lay-out Walda Verbaenen - walda@walda.be Druk Drukkerij Atlanta - Diest info@drukkerijatlanta.be www.drukkerijatlanta.be Oplage: 250 ex. V.U.: Luc Hendrickx, Naamsestraat 142 bus 1 - 3000 Leuven