De Boomklever September 2017

Page 1

BOOMKLEVER

de

Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland

Jaargang 45 - september 2017


inhoud Ongewervelden

Beste lezer,

Lieveheersbeestjes in het Dijleland Deel 4

64

Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland

Vogels Vogelwaarnemingen in de Dijlevallei Voorkomen van Reigers in het Dijleand De comeback van de Raaf De eerste keer Het klauwenlegioen Mededelingen Routeorganisatie met Obsmapp Activiteiten Colofon

EDITORIAAL

Nieuwe soorten Wie de voorbije maanden onze regiopagina (www. dijleland.waarnemingen.be) heeft gevolgd, zal gemerkt hebben dat we recent meerdere nieuwe soorten mochten verwelkomen in onze regio. De Raaf lijkt na decennia van afwezigheid aan een comeback bezig in onze streek. De Kiezelsprinkhaan maakte zijn opwachting ter hoogte van het Leuvense spoorwegnetwerk. Voor het eerst in lange tijd vloog afgelopen zomer terug een kleine populatie Klaverblauwtje in onze regio. Een ander blauwtje, het Staartblauwtje, werd voor de eerste keer aangetroffen en op het moment van schrijven volgen we vol spanning een paar dozijn eitjes op die het wijfje afzette. Ook de verschillende reigersoorten zitten al meerdere jaren in de lift en voor het eerst in de meerdere decennia konden we een geslaagd broedgeval van Grauwe klauwier vaststellen. Stuk voor stuk spectaculaire soorten waar u in dit en de volgende nummers van De Boomklever meer over zal lezen. De komst of terugkeer van bijzondere soorten noopt bij ons als veldwaarnemers bijna tot een vleugje optimisme in tijden waarin een groot aantal soorten en habitats in een zorgwekkende toestand verkeren, zowel op Vlaamse als op mondiale schaal. Succesverhalen zijn jammer genoeg niet altijd te

67 80 86 92

94 98 100

danken aan een gunstige staat van leefgebieden. Vaak zijn er andere factoren mee gemoeid en zijn nieuwkomers een teken aan de wand van een veranderend klimaat. Het begrip “succesverhaal” is daarnaast ook voor interpretatie vatbaar en beschrijft soms situaties die vroeger heel algemeen waren maar ondertussen uitzonderlijk lijken. Wel zijn nieuwe soorten prikkelende lichtpuntjes die motiveren om ons te blijven inzetten om in het veld kennis te vergaren over alle soorten, en niet alleen de bijzondere soorten. Met meer dan één miljoen ingevoerde waarnemingen op onze regiopagina zijn we op de goede weg, en verderop in dit nummer leest u hoe u met uw waarnemingen nog beter kan bijdragen tot het verzamelen van waardevolle informatie. Veel leesplezier!

Maxime Fajgenblat Redacteur

Coverfoto GROTE ZILVERREIGER IN DE MOLENBEEKVALLEI (ERPS-KWERPS) Foto: Elfriede le Docte

63


inhoud Ongewervelden

Beste lezer,

Lieveheersbeestjes in het Dijleland Deel 4

64

Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland

Vogels Vogelwaarnemingen in de Dijlevallei Voorkomen van Reigers in het Dijleand De comeback van de Raaf De eerste keer Het klauwenlegioen Mededelingen Routeorganisatie met Obsmapp Activiteiten Colofon

EDITORIAAL

Nieuwe soorten Wie de voorbije maanden onze regiopagina (www. dijleland.waarnemingen.be) heeft gevolgd, zal gemerkt hebben dat we recent meerdere nieuwe soorten mochten verwelkomen in onze regio. De Raaf lijkt na decennia van afwezigheid aan een comeback bezig in onze streek. De Kiezelsprinkhaan maakte zijn opwachting ter hoogte van het Leuvense spoorwegnetwerk. Voor het eerst in lange tijd vloog afgelopen zomer terug een kleine populatie Klaverblauwtje in onze regio. Een ander blauwtje, het Staartblauwtje, werd voor de eerste keer aangetroffen en op het moment van schrijven volgen we vol spanning een paar dozijn eitjes op die het wijfje afzette. Ook de verschillende reigersoorten zitten al meerdere jaren in de lift en voor het eerst in de meerdere decennia konden we een geslaagd broedgeval van Grauwe klauwier vaststellen. Stuk voor stuk spectaculaire soorten waar u in dit en de volgende nummers van De Boomklever meer over zal lezen. De komst of terugkeer van bijzondere soorten noopt bij ons als veldwaarnemers bijna tot een vleugje optimisme in tijden waarin een groot aantal soorten en habitats in een zorgwekkende toestand verkeren, zowel op Vlaamse als op mondiale schaal. Succesverhalen zijn jammer genoeg niet altijd te

67 80 86 92

94 98 100

danken aan een gunstige staat van leefgebieden. Vaak zijn er andere factoren mee gemoeid en zijn nieuwkomers een teken aan de wand van een veranderend klimaat. Het begrip “succesverhaal” is daarnaast ook voor interpretatie vatbaar en beschrijft soms situaties die vroeger heel algemeen waren maar ondertussen uitzonderlijk lijken. Wel zijn nieuwe soorten prikkelende lichtpuntjes die motiveren om ons te blijven inzetten om in het veld kennis te vergaren over alle soorten, en niet alleen de bijzondere soorten. Met meer dan één miljoen ingevoerde waarnemingen op onze regiopagina zijn we op de goede weg, en verderop in dit nummer leest u hoe u met uw waarnemingen nog beter kan bijdragen tot het verzamelen van waardevolle informatie. Veel leesplezier!

Maxime Fajgenblat Redacteur

Coverfoto GROTE ZILVERREIGER IN DE MOLENBEEKVALLEI (ERPS-KWERPS) Foto: Elfriede le Docte

63


Deel 4: Verspreiding algemeen versus Dijleland. ALGEMENE BESPREKING In De Boomklever werd in 2007 reeds een goede vergelijking gemaakt tussen het Dijleland en de rest van België (Creemers et al. 2007) aan de hand van de gegevens toen beschikbaar. Ondertussen zijn er in de databank van Waarnemingen. be vele honderden waarnemingen bij gekomen. Deze gegevens worden niet gebruikt om het hele proces in het artikel van Creemers et al. uitgevoerd, up te daten. Aan de hand van eigen ervaringen en bevindingen wordt het artikel in een bredere context gezet en waar nodig becommentarieerd. De gegevens van Waarnemingen.be maken wel onderdeel uit van mijn parate kennis doordat ik administrator ben voor lieveheersbeestjes op Waarnemingen.be en Observado.org. In datzelfde artikel wordt ook de zeldzaamheidsklasse aangegeven. Ondertussen is er echter een nieuwe lijst gepubliceerd die gebruik maakt van de IUCN-regels hieromtrent (Adriaens et al 2015). Hierdoor en door de enorme toename van gegevens in Waarnemingen.be kan de zeldzaamheid verschillen tussen de twee publicaties. Zoeken naar de verschillen is inderdaad interessant maar die zijn voornamelijk ingegeven door de aanwezigheid van een specifiek biotoop. Maar er zijn nog heel wat andere redenen waardoor de zeldzaamheid kan variëren of er een verschil 64

De boomklever I september 2017 I ongewervelden

kan optreden tussen het Dijleland en de rest van Vlaanderen. De inschatting van de zeldzaamheid is moeilijk omdat er vaak (zeker wat betreft Waarnemingen.be) niet gericht gezocht wordt om de verschillende soorten te vinden. Bepaalde soorten worden daardoor bevoordeligd. Maar ook zijn bepaalde soorten vlotter zichtbaar of herkenbaar omwille van kleur of grootte. Het gebruik van verschillende vangsttechnieken kunnen ook andere soorten opleveren (Adriaens 2006). Verder zijn er jaar op jaar grote verschillen in het voorkomen van een soort. Weersomstandigheden of kleine veranderingen in een biotoop kunnen leiden tot een totale wijziging in de lieveheersbeestjesfauna. HET BREDER KADER Als je de verspreiding en het voorkomen van de verschillende soorten lieveheersbeestjes bekijkt is Vlaanderen op te delen in twee grote delen. Ten oosten heb je min of meer de zandige Kempen. De westgrens loopt van de Kalmthoutse Heide over de Schelde tot Antwerpen. Vervolgens min of meer neerwaarts tot Haacht en Aarschot, en vervolgens volgt de grens de Demer. Wat overblijft ligt westelijk of zuidelijk. Deze grens is verre van scherp. Soorten die in het ene gebied voorkomen zie je ook in het andere. Voor ons Dijlelanders is dit uiteraard een voordeel. Vermits we

Verder zie je in het westelijk deel van Vlaanderen bepaalde soorten algemeen voorkomen die hier zeldzaam zijn. Een voorbeeld hiervan is het Elfstippelig lieveheersbeestje (Coccinella undecimpunctata). OVERZICHT VAN DE VOORKOMENDE SOORTEN Het Heggenranklieveheersbeestje (Henosepilachna argus) wordt in het artikel van Creemers (2007) aangegeven als typisch voor onze streek. De grootste concentraties worden echter gevonden in de Duinengordel aan de kust met als hot spot de Westhoek. De verspreiding van heggerank leert ons echter meer over het voorkomen van deze soort dan de databank van de waarnemingen. Het heeft bijvoorbeeld lang geduurd voor er op de plateaus in Bertem enige exemplaren werden gevonden. Een specifieke zoekactie gericht op de typische vraatsporen op de heggerank leverde onmiddellijk resultaat op. Even daarvoor was de plant vruchteloos afgezocht op deze soort. Soms bots je ook onverwacht op aanzienlijke populaties van tientallen individuen die nog niet bekend zijn. Ten westen van Brussel werd een dergelijke populatie gevonden op de oevers van de Zenne. Ook het Bruin lieveheersbeestje (Aphidecta obliterata) volgt deze tendens. Er zijn wat meer waarnemingen van deze soort omdat toevallig een paar waarnemers op de juiste plaats zoeken. Dit

is een soort gebonden aan sparren. Als je dus niet op de sparren gaat zoeken kom je ze niet tegen. Maar ook omgekeerd is geldig. De soort is algemener dan wordt aangenomen op basis van de waarnemingen. Het Vijfstippelig lieveheersbeestje (Coccinella quinquepunctata) zou ik dan eerder een Kempense soort noemen. Het is aanwezig in warme kale gebieden. Akkers vormen dus naast heide- en duinrelicten een aantrekkelijk biotoop voor deze soort. De grootste hoeveelheid waarnemingen vinden we dan ook daar. Idem dito voor het Ruigtelieveheersbeestje (Hippodamia variegata). Zoek op de juiste plaatsen, de plateaus, en het Dijleland zal onmiddellijk een belangrijke vindplaats van de soort worden. Het Harlekijnlieveheersbeestje (Harmonia quadripunctata) is samen met het Achttienstippelig lieveheersbeestje (Myrrha octodecimguttata) en zeker het het Gestreept lieveheersbeestje (Myzia oblongoguttata), een soort van grove den en is dus ook daarop te vinden. Concentraties van grove den vinden we bijvoorbeeld rond De Kluis in Sint-Joris-Weert en de Kesselberg. Uiteraard dat de leemplateaus van Bertem en de vallei waar er amper dennen te vinden zijn, niet aantrekkelijk zijn en daar zullen we deze soorten amper vinden. Bijkomend is Gestreept lieveheersbeestje zeker een bewoner van grote, oudere dennenbossen. Op een individuele boom zal je ze zo goed als niet vinden. De bossen van grove den zijn bij ons nu eerder zeldzaam. Het omgekeerde vinden we terug voor soorten zoals het Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata) en het Roomvleklieveheersbeestje (Calvia quatuordecimguttata). Die soorten zijn typische loofhoutsoorten. In het voorjaar vind je ze op onder andere bloeiende meidoorn. Vermits de vallei, maar niet alleen daar, goed voorzien is van dergelijke biotopen lijkt de soort algemener dan in de andere regio’s.

ONGEWERVELDEN

Dertienstippelig lieveheersbeestje (Hippodamia tredecimpunctata) - Doode Bemde Foto: Johan Bogaert

Lieveheersbeestjes in het Dijleland

tegen de grens aanschurken en de meeste lieveheersbeestjes vrij mobiel zijn, vinden we in de geschikte biotopen vaak soorten die algemeen zijn in het Kempense deel van Vlaanderen of soms worden bijzonder zeldzame soorten die enkel in die regio gezien worden ook bij ons waargenomen. De waarnemingen op de Kesselberg, het heideveld in het Rodebos of andere droge heiderijke plaatsen zoals de Bolloheide (Bogaert et al., 2003; Bogaert et al.. 2004) ondersteunen dit.

Sedert de publicatie van het artikel van Creemers et al (2007) zijn echter de twee aandachtssoorten, het Bosmierlieveheersbeestje (Coccinella 65


Deel 4: Verspreiding algemeen versus Dijleland. ALGEMENE BESPREKING In De Boomklever werd in 2007 reeds een goede vergelijking gemaakt tussen het Dijleland en de rest van België (Creemers et al. 2007) aan de hand van de gegevens toen beschikbaar. Ondertussen zijn er in de databank van Waarnemingen. be vele honderden waarnemingen bij gekomen. Deze gegevens worden niet gebruikt om het hele proces in het artikel van Creemers et al. uitgevoerd, up te daten. Aan de hand van eigen ervaringen en bevindingen wordt het artikel in een bredere context gezet en waar nodig becommentarieerd. De gegevens van Waarnemingen.be maken wel onderdeel uit van mijn parate kennis doordat ik administrator ben voor lieveheersbeestjes op Waarnemingen.be en Observado.org. In datzelfde artikel wordt ook de zeldzaamheidsklasse aangegeven. Ondertussen is er echter een nieuwe lijst gepubliceerd die gebruik maakt van de IUCN-regels hieromtrent (Adriaens et al 2015). Hierdoor en door de enorme toename van gegevens in Waarnemingen.be kan de zeldzaamheid verschillen tussen de twee publicaties. Zoeken naar de verschillen is inderdaad interessant maar die zijn voornamelijk ingegeven door de aanwezigheid van een specifiek biotoop. Maar er zijn nog heel wat andere redenen waardoor de zeldzaamheid kan variëren of er een verschil 64

De boomklever I september 2017 I ongewervelden

kan optreden tussen het Dijleland en de rest van Vlaanderen. De inschatting van de zeldzaamheid is moeilijk omdat er vaak (zeker wat betreft Waarnemingen.be) niet gericht gezocht wordt om de verschillende soorten te vinden. Bepaalde soorten worden daardoor bevoordeligd. Maar ook zijn bepaalde soorten vlotter zichtbaar of herkenbaar omwille van kleur of grootte. Het gebruik van verschillende vangsttechnieken kunnen ook andere soorten opleveren (Adriaens 2006). Verder zijn er jaar op jaar grote verschillen in het voorkomen van een soort. Weersomstandigheden of kleine veranderingen in een biotoop kunnen leiden tot een totale wijziging in de lieveheersbeestjesfauna. HET BREDER KADER Als je de verspreiding en het voorkomen van de verschillende soorten lieveheersbeestjes bekijkt is Vlaanderen op te delen in twee grote delen. Ten oosten heb je min of meer de zandige Kempen. De westgrens loopt van de Kalmthoutse Heide over de Schelde tot Antwerpen. Vervolgens min of meer neerwaarts tot Haacht en Aarschot, en vervolgens volgt de grens de Demer. Wat overblijft ligt westelijk of zuidelijk. Deze grens is verre van scherp. Soorten die in het ene gebied voorkomen zie je ook in het andere. Voor ons Dijlelanders is dit uiteraard een voordeel. Vermits we

Verder zie je in het westelijk deel van Vlaanderen bepaalde soorten algemeen voorkomen die hier zeldzaam zijn. Een voorbeeld hiervan is het Elfstippelig lieveheersbeestje (Coccinella undecimpunctata). OVERZICHT VAN DE VOORKOMENDE SOORTEN Het Heggenranklieveheersbeestje (Henosepilachna argus) wordt in het artikel van Creemers (2007) aangegeven als typisch voor onze streek. De grootste concentraties worden echter gevonden in de Duinengordel aan de kust met als hot spot de Westhoek. De verspreiding van heggerank leert ons echter meer over het voorkomen van deze soort dan de databank van de waarnemingen. Het heeft bijvoorbeeld lang geduurd voor er op de plateaus in Bertem enige exemplaren werden gevonden. Een specifieke zoekactie gericht op de typische vraatsporen op de heggerank leverde onmiddellijk resultaat op. Even daarvoor was de plant vruchteloos afgezocht op deze soort. Soms bots je ook onverwacht op aanzienlijke populaties van tientallen individuen die nog niet bekend zijn. Ten westen van Brussel werd een dergelijke populatie gevonden op de oevers van de Zenne. Ook het Bruin lieveheersbeestje (Aphidecta obliterata) volgt deze tendens. Er zijn wat meer waarnemingen van deze soort omdat toevallig een paar waarnemers op de juiste plaats zoeken. Dit

is een soort gebonden aan sparren. Als je dus niet op de sparren gaat zoeken kom je ze niet tegen. Maar ook omgekeerd is geldig. De soort is algemener dan wordt aangenomen op basis van de waarnemingen. Het Vijfstippelig lieveheersbeestje (Coccinella quinquepunctata) zou ik dan eerder een Kempense soort noemen. Het is aanwezig in warme kale gebieden. Akkers vormen dus naast heide- en duinrelicten een aantrekkelijk biotoop voor deze soort. De grootste hoeveelheid waarnemingen vinden we dan ook daar. Idem dito voor het Ruigtelieveheersbeestje (Hippodamia variegata). Zoek op de juiste plaatsen, de plateaus, en het Dijleland zal onmiddellijk een belangrijke vindplaats van de soort worden. Het Harlekijnlieveheersbeestje (Harmonia quadripunctata) is samen met het Achttienstippelig lieveheersbeestje (Myrrha octodecimguttata) en zeker het het Gestreept lieveheersbeestje (Myzia oblongoguttata), een soort van grove den en is dus ook daarop te vinden. Concentraties van grove den vinden we bijvoorbeeld rond De Kluis in Sint-Joris-Weert en de Kesselberg. Uiteraard dat de leemplateaus van Bertem en de vallei waar er amper dennen te vinden zijn, niet aantrekkelijk zijn en daar zullen we deze soorten amper vinden. Bijkomend is Gestreept lieveheersbeestje zeker een bewoner van grote, oudere dennenbossen. Op een individuele boom zal je ze zo goed als niet vinden. De bossen van grove den zijn bij ons nu eerder zeldzaam. Het omgekeerde vinden we terug voor soorten zoals het Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata) en het Roomvleklieveheersbeestje (Calvia quatuordecimguttata). Die soorten zijn typische loofhoutsoorten. In het voorjaar vind je ze op onder andere bloeiende meidoorn. Vermits de vallei, maar niet alleen daar, goed voorzien is van dergelijke biotopen lijkt de soort algemener dan in de andere regio’s.

ONGEWERVELDEN

Dertienstippelig lieveheersbeestje (Hippodamia tredecimpunctata) - Doode Bemde Foto: Johan Bogaert

Lieveheersbeestjes in het Dijleland

tegen de grens aanschurken en de meeste lieveheersbeestjes vrij mobiel zijn, vinden we in de geschikte biotopen vaak soorten die algemeen zijn in het Kempense deel van Vlaanderen of soms worden bijzonder zeldzame soorten die enkel in die regio gezien worden ook bij ons waargenomen. De waarnemingen op de Kesselberg, het heideveld in het Rodebos of andere droge heiderijke plaatsen zoals de Bolloheide (Bogaert et al., 2003; Bogaert et al.. 2004) ondersteunen dit.

Sedert de publicatie van het artikel van Creemers et al (2007) zijn echter de twee aandachtssoorten, het Bosmierlieveheersbeestje (Coccinella 65


Wat bijzonder interessant zou zijn is om de locaties waar vroeger de bepaalde zeldzame of zelfs verdwenen soorten voorkwamen, af te lopen en na te gaan of ze er nog zitten. Heel in het bijzonder zouden de plaatsen waar soorten Hyperaspis gezien zijn, bezocht kunnen worden op verschillende tijdstippen van de dag en in verschillende maanden per jaar (als ze te lokaliseren zijn). In Wallonië werden Hyperaspis concolor terug gevonden op locaties waar ze meer dan 100 jaar terug ook zaten. Dit is zeker interessant omdat er in 1830 een soort gevonden werd die recent werd beschreven als een nieuwe soort (Bogaert et al., 2012). Ook andere soorten die verhoudingsgewijs meer kans maken om gevonden te worden zijn de moeite. Zo zitten het Zwart lieveheersbeestje (Exochomus nigromaculatus) en het Veertienvleklieveheersbeestje (Coccinula quatuordecimpustulata) in de Dijlevallei maar net buiten het gebied (respectievelijk Rixensart en Mechelen/Aarschot) (Waarnemingen.be, Mentens et al 2002) BESLUIT Door de ligging tussen Wallonië, de zandige Kempen en het Vlaamse laagland, en door de grote variatie aan biotopen is de soortenrijkdom van de lieveheersbeestjes in het Dijleland opvallend groot. Er zijn zelfs nog wat extra soorten 66

De boomklever I september 2017 I ongewervelden

te ontdekken. Vooral bij de kapoentjes (Hyeraspis) zal met wat gericht zoeken mogelijk nog interessante waarnemingen opleveren. Johan Bogaert DANKWOORD Deze artikelreeks zou niet mogelijk zijn zonder de vele waarnemingen van lieveheersbeestjes. Dus als eerste dank aan allen die, al is het maar één algemene soort, hun waarnemingen hebben doorgegeven. Verder wens ik ook de redactie te bedanken voor hun geduld bij het opstellen van deze reeks. Door mijn verhuis naar Zweden is het schrijven niet altijd zo vlot verlopen. Mijn taak als administrator bij Waarnemingen. be heeft mijn kennis van de soorten, zeker de algemenere, behoorlijk bijgewerkt. En verder zou ik mijn lieveheersbeestjesvrienden willen danken voor de onbaatzuchtige raadgevingen en kennisoverdracht zonder dewelke ik nooit mijn specialisatie in deze bijzondere groep zou kunnen hebben bereikt. Literatuur Adriaens T. (2006). Lieveheersbeestjes waarnemen op licht. Coccinula 13: 28-36. Adriaens T., San Martin y Gomez G., Bogaert J., Crevecoeur L., Beuckx J. P. & Maes D. (2015). Testing the applicability of regional IUCN Red List criteria on ladybirds (Coleoptera, Coccinellidae) in Flanders (north Belgium): Opportunities for conservation. Insect Berwaerts, K. (2012). Eerste waarneming van het Schitterend lieveheersbeestje voor het Dijleland. De Boomklever 40: 47-48. Bogaert J., Adriaens T., Constant J., Lock K. & Canepari C. (2012). Hyperaspis ladybirds in Belgium, with the description of H. magnopustulata sp. nov. and faunistic notes (Coleoptera, Coccinellidae). Bulletin de la Société royale Belge d’Entomologie/Bulletin van de Koninklijke Belgische Vereniging voor Entomologie 148: 34-41. Bogaert J. & Beuckx J.-P. (2003). Het ongevlekt lieveheersbeestje op Bolloheide. Brakona-jaarboek 2003: 2-4. Bogaert J. & Beuckx J.-P. 2004. Het Ongevlekt lieveheersbeestje Oenopia impustulata op Bolloheide. Coccinula 10: 42-46. Creemers B., Hens M. & Vercoutere B. (2007). Lieveheersbeestjes in het Dijleland. De Boomklever 35: 24-30. Mentens J., Adriaens T., Maes D. & Bogaert J. (2002). Lieveheersbeestjes in Oost-Brabant: een stand van zaken. Natuurpunt Oost-Brabant Jaarboek 2002, p 12-19. Waarnemingen.be (http://waarnemingen.be)

Opmerkelijke vogelwaarneminge in de Dijlevallei en omgeving maart – mei 2017 Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode maart – mei 2017. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Tervuren, Overijse, Hoeilaart en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode juni – augustus 2017 omvatten. Voor opname worden waarnemingen bij voorkeur ingevoerd op www. waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempjeslaan 2, bus 3, 8400 Oostende, 0486/12.58.77, kelle.moreau@gmail.com. Waarnemingen van soorten die niet in dit verslag werden opgenomen (incl. alle exoten), maar wel werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, kunnen daar geraadpleegd worden. Waarnemingen die als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. In vele soortteksten wordt verwezen naar het aantal waarnemingen, waarbij waarnemingen worden gedefinieerd als ‘records’ in de database (een record is de combinatie van soort, datum, waarnemer, gebied en tijdstip). Omwille van de variatie in invoergedrag van verschillende waarnemers moet men wel oppassen met het interpreteren en vergelijken van deze cijfers. In het fenologisch overzicht werden voor elke soort de twee eerste waarnemingsdata op verschillende plaatsen opgenomen (tenzij het bij de eerste waarneming om (een) doortrekker(s) ging). Bovendien werden hiervoor ook enkel waarnemingen uit het Dijleland

sensu stricto (dus niet uit aangrenzende gebieden) geselecteerd. Waarnemingen die door het Belgian Rare Bird Committee (BRBC) beoordeeld dienen te worden, worden onder voorbehoud gepubliceerd vooraleer ze definitief op de Dijlelandse lijst kunnen bijgeschreven worden. Wat de soortvolgorde betreft, volgen we vanaf heden de lijst van het International Ornithological Committee (IOC). WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/Leopoldspark, AVP = Heverlee/Abdij van Park, ZW = Oud-Heverlee/Zoete Waters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Heverlee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat (Oud-Heverlee – Korbeek-Dijle) en NGB, NGB = Neerijse/Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde), SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/KMMA = Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.

VOGELS

magnifica; Berwaerts 2012) en het Dertienstippelig lieveheersbeestje (Hippodamia tredecimpunctata; o.a. eigen waarnemingen) ondertussen waargenomen. Zeker het Dertienstippelig lieveheersbeestje is een soort die algemener in de vallei moet voorkomen. Het is een soort die gebonden is aan natte gebieden. Vooral tijdens het zomerwerkkamp in de Doode Bemde werd de soort tijdens het hooien vaker waargenomen. Mogelijk werd er in het verleden overheen gekeken of mogelijk is de soort aan een opmars bezig. Ze wordt de laatste jaren wel vaker gezien op verschillende plaatsen in Vlaanderen.

Klapekster - Paardenrenbaan Groenendaal Foto: Hilde Vandevoorde

67


Wat bijzonder interessant zou zijn is om de locaties waar vroeger de bepaalde zeldzame of zelfs verdwenen soorten voorkwamen, af te lopen en na te gaan of ze er nog zitten. Heel in het bijzonder zouden de plaatsen waar soorten Hyperaspis gezien zijn, bezocht kunnen worden op verschillende tijdstippen van de dag en in verschillende maanden per jaar (als ze te lokaliseren zijn). In Wallonië werden Hyperaspis concolor terug gevonden op locaties waar ze meer dan 100 jaar terug ook zaten. Dit is zeker interessant omdat er in 1830 een soort gevonden werd die recent werd beschreven als een nieuwe soort (Bogaert et al., 2012). Ook andere soorten die verhoudingsgewijs meer kans maken om gevonden te worden zijn de moeite. Zo zitten het Zwart lieveheersbeestje (Exochomus nigromaculatus) en het Veertienvleklieveheersbeestje (Coccinula quatuordecimpustulata) in de Dijlevallei maar net buiten het gebied (respectievelijk Rixensart en Mechelen/Aarschot) (Waarnemingen.be, Mentens et al 2002) BESLUIT Door de ligging tussen Wallonië, de zandige Kempen en het Vlaamse laagland, en door de grote variatie aan biotopen is de soortenrijkdom van de lieveheersbeestjes in het Dijleland opvallend groot. Er zijn zelfs nog wat extra soorten 66

De boomklever I september 2017 I ongewervelden

te ontdekken. Vooral bij de kapoentjes (Hyeraspis) zal met wat gericht zoeken mogelijk nog interessante waarnemingen opleveren. Johan Bogaert DANKWOORD Deze artikelreeks zou niet mogelijk zijn zonder de vele waarnemingen van lieveheersbeestjes. Dus als eerste dank aan allen die, al is het maar één algemene soort, hun waarnemingen hebben doorgegeven. Verder wens ik ook de redactie te bedanken voor hun geduld bij het opstellen van deze reeks. Door mijn verhuis naar Zweden is het schrijven niet altijd zo vlot verlopen. Mijn taak als administrator bij Waarnemingen. be heeft mijn kennis van de soorten, zeker de algemenere, behoorlijk bijgewerkt. En verder zou ik mijn lieveheersbeestjesvrienden willen danken voor de onbaatzuchtige raadgevingen en kennisoverdracht zonder dewelke ik nooit mijn specialisatie in deze bijzondere groep zou kunnen hebben bereikt. Literatuur Adriaens T. (2006). Lieveheersbeestjes waarnemen op licht. Coccinula 13: 28-36. Adriaens T., San Martin y Gomez G., Bogaert J., Crevecoeur L., Beuckx J. P. & Maes D. (2015). Testing the applicability of regional IUCN Red List criteria on ladybirds (Coleoptera, Coccinellidae) in Flanders (north Belgium): Opportunities for conservation. Insect Berwaerts, K. (2012). Eerste waarneming van het Schitterend lieveheersbeestje voor het Dijleland. De Boomklever 40: 47-48. Bogaert J., Adriaens T., Constant J., Lock K. & Canepari C. (2012). Hyperaspis ladybirds in Belgium, with the description of H. magnopustulata sp. nov. and faunistic notes (Coleoptera, Coccinellidae). Bulletin de la Société royale Belge d’Entomologie/Bulletin van de Koninklijke Belgische Vereniging voor Entomologie 148: 34-41. Bogaert J. & Beuckx J.-P. (2003). Het ongevlekt lieveheersbeestje op Bolloheide. Brakona-jaarboek 2003: 2-4. Bogaert J. & Beuckx J.-P. 2004. Het Ongevlekt lieveheersbeestje Oenopia impustulata op Bolloheide. Coccinula 10: 42-46. Creemers B., Hens M. & Vercoutere B. (2007). Lieveheersbeestjes in het Dijleland. De Boomklever 35: 24-30. Mentens J., Adriaens T., Maes D. & Bogaert J. (2002). Lieveheersbeestjes in Oost-Brabant: een stand van zaken. Natuurpunt Oost-Brabant Jaarboek 2002, p 12-19. Waarnemingen.be (http://waarnemingen.be)

Opmerkelijke vogelwaarneminge in de Dijlevallei en omgeving maart – mei 2017 Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode maart – mei 2017. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Tervuren, Overijse, Hoeilaart en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode juni – augustus 2017 omvatten. Voor opname worden waarnemingen bij voorkeur ingevoerd op www. waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempjeslaan 2, bus 3, 8400 Oostende, 0486/12.58.77, kelle.moreau@gmail.com. Waarnemingen van soorten die niet in dit verslag werden opgenomen (incl. alle exoten), maar wel werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, kunnen daar geraadpleegd worden. Waarnemingen die als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. In vele soortteksten wordt verwezen naar het aantal waarnemingen, waarbij waarnemingen worden gedefinieerd als ‘records’ in de database (een record is de combinatie van soort, datum, waarnemer, gebied en tijdstip). Omwille van de variatie in invoergedrag van verschillende waarnemers moet men wel oppassen met het interpreteren en vergelijken van deze cijfers. In het fenologisch overzicht werden voor elke soort de twee eerste waarnemingsdata op verschillende plaatsen opgenomen (tenzij het bij de eerste waarneming om (een) doortrekker(s) ging). Bovendien werden hiervoor ook enkel waarnemingen uit het Dijleland

sensu stricto (dus niet uit aangrenzende gebieden) geselecteerd. Waarnemingen die door het Belgian Rare Bird Committee (BRBC) beoordeeld dienen te worden, worden onder voorbehoud gepubliceerd vooraleer ze definitief op de Dijlelandse lijst kunnen bijgeschreven worden. Wat de soortvolgorde betreft, volgen we vanaf heden de lijst van het International Ornithological Committee (IOC). WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/Leopoldspark, AVP = Heverlee/Abdij van Park, ZW = Oud-Heverlee/Zoete Waters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Heverlee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat (Oud-Heverlee – Korbeek-Dijle) en NGB, NGB = Neerijse/Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde), SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/KMMA = Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.

VOGELS

magnifica; Berwaerts 2012) en het Dertienstippelig lieveheersbeestje (Hippodamia tredecimpunctata; o.a. eigen waarnemingen) ondertussen waargenomen. Zeker het Dertienstippelig lieveheersbeestje is een soort die algemener in de vallei moet voorkomen. Het is een soort die gebonden is aan natte gebieden. Vooral tijdens het zomerwerkkamp in de Doode Bemde werd de soort tijdens het hooien vaker waargenomen. Mogelijk werd er in het verleden overheen gekeken of mogelijk is de soort aan een opmars bezig. Ze wordt de laatste jaren wel vaker gezien op verschillende plaatsen in Vlaanderen.

Klapekster - Paardenrenbaan Groenendaal Foto: Hilde Vandevoorde

67


Steltkluut - Abdij van Park Foto: Stephan Peten

90 waarnemingen, max. 48 ex. op 17/03 te SAR (I. Nel) april 96 waarnemingen, max. 23 ex. op 1/04 te SAR (M. Janssens) mei 51 waarnemingen, max. 18 ex. op 1/05 te SAR (L. Hendrickx) Met 48 ex. half maart bereikte de Bergeend een concentratie die we niet vaak zien in onze streek (ca 1/3 meer dan de gebruikelijke wintermaxima). Tijdens de eerste decade van mei namen de aantallen snel verder af, met na 11/05 nooit nog meer dan 10 ex. en vanaf 24/05 nog slechts max. 4 ex. Voor het laatste gedocumenteerde broedgeval in de streek moeten we intussen reeds tot 2010 terug in de tijd.

Kwartel Coturnix coturnix Kwartels werden in de tweede helft van mei slechts vijf keer waargenomen in het Dijleland: 1 ex. over OH/Dorp op 16/05 (J. Rutten), 1 zp te Leefdaal/plateau op 20 en 27/05 (J. Nysten, B. Forget), 2 ex. roepend te Erps/Dorenveld op 23/05 (F. Wyns) en 1 zp te Vossem op 25/05 (N. Ryckeboer). Toendrarietgans Anser serrirostris Vier van de 14 Toendrarietganzen die sinds 21/01 in de streek verbleven, werden op 2, 3 & 5/03 nog waargenomen te SAR/Vette Weide en Pécrot/Grand Pré. Grauwe Gans Anser anser Voor deze soort beperken we ons tot het vermelden van een geslaagd broedgeval: resp. 7 & 10 pulli te NGB op 30/04 & 20/05 (P. Moysons, L. Hendrickx). Kolgans Anser albifrons 4 & 11/03 2 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons)

Smient Anas penelope Zoals gewoonlijk verbleven de grootste aantallen Smient te NGB. In de eerste decade van maart werden hier tot max. 88 ex. gezien (2/03; R. Polfliet), waarop de aantallen geleidelijk daalden tot 20 à 30 ex. in de derde decade van maart. Het laatste ex., een mannetje, zat hier op 1/04 (L. Hendrickx). Te SAR werden Smienten slechts op vier data gezien (resp. 1v, 1m en 1m1v op 4, 12 en 22-23/03; L. Hendrickx, I. Nel, E. Kimman) en ook te OHN was dat het geval (resp. 1 ex., 1v, 4 ex. en 1m op 14, 17, 21/03 en 1/04 (B. Vereycken, G. Vandezande, M. Jassens e.a.). De enige andere locaties waren Kwerps/vijvers (1m1v op 30/03-1/04) en Oppem (1m op 1/04; M. Janssens). Pijlstaart Anas acuta Pijlstaarten waren er tijdens het voorjaar van 2017 vooral te SAR, en ze waren talrijker en bleven langer dan doorgaans. Figuur 1 illustreert de aankomst van de grootste aantallen op het einde van de eerste decade van maart (67 ex. op 10/03; G. Vandezande), wat iets vroeger is dan in een gemiddeld jaar. Buiten SAR waren er enkel 2m2v te OHZ op 12/03 (B. Hermans, I. Nel, T. Caers e.a.).

Kleine Zwaan Cygnus bewickii 05/03 17 ex. N te SAR en Korbeek-Dijle/ plateau (M. Van Eylen, JM Lommaert) Het 28e geval in het Dijleland in de 21e eeuw, en de 2e grootste groep uit deze periode (de grootste groep betrof 22 ex. NW te Wilsele-Putkapel op 27/12/10).

68

Nadien waren er waarnemingen te Pécrot/vijver (3m2v op 11/03; F. Van Hove, M. Walravens), SAR (waarnemingen op 29 data tss 15/03 & 30/05, max. 3m2v op 26/03 & 15/04; K. Moreau, N. De Clercq), OHZ (waarnemingen op 16 data tss 15/03 & 16/04, max. 8 ex. op 25/03; B. Hermans), LP (resp. 3m, 1m, 1m, 1 ex., 1 ex. & 1 ex. op 15, 20, 22/03, 18, 19 & 21/04; S. Goethals, B. Verstraete, J. Lambrechts e.a.), Tervuren/Park KMMA (7 ex. op 16/03; C. Willis), NGB (resp. 3m, 1m & 1m op 18, 29/03 & 18/05; R. Charlier, I. Nel, S. Van den Bussche e.a.), OHN (resp. 1m, 3m1v, 1m, 2m2v, 1m & 1m op 19, 29, 31/03, 1, 2-3 & 14/04; I. Nel, L. Hendrickx, J. Vantrappen e.a.), Wilsele/Z (4m2v op 19/03; P. Moysons), Haasrode/industrie (waarnemingen op 13 data tss 20/03 & 30/04, max. 3m2v op 20/04; D. von Werne), NKV (waarnemingen op 22 data tss 23/03 & 21/05, max. 3m3v op 14/04; G. Vanautgaerden), Kwerps/vijvers (1m1v op 1/04; P. Moysons), AVP (waarnemingen op 12 data tss 29/03 & 23/05, max. 2 ex. op 11 & 29/04; E. Toorman, N. De Clercq) en Neerijse/Doode Bemde – Groot Rietveld (1m1v op 1/05; J. Nysten). Kuifeend x Tafeleend Aythya fuligula x Aythya ferina 15-31/03 1 ad m te Tervuren/Park KMMA (A. Reygel, M. Segers) 13/04 1 ad m te OHN (M. Janssens) Geoorde Fuut Podiceps nigricollis 29-30/04 1 ad zom te NGB (I. Nel, L. Hendrickx, P. Moysons e.a.) Zwarte Ooievaar Ciconia nigra 08/04 1 ex. W te Bierbeek/Mollendaalbos (K. Boux) 11/04 1 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau (F. Vanwezer) 14/05 1 ex. ZO te SAR (I. Nel, L. Hendrickx) 21/05 1 ex. ONO te Leefdaal/Duivendelle (G. Vandezande), 1 ex. ZW te Neerijse/ Ganzeman (A. Smets) (hetzelfde ex.?) 27/05 1 ex. over Pécrot/vijver (E. Malotaux) Zomertaling - Leopoldspark Kessel-Lo Foto: Bart Verstraete

Wilde Zwaan Cygnus cygnus 15/03 1 ad te SAR (JF Noulard, I. Nel, S. Horemans e.a.)

Figuur 1. Aantallen pleisterende Pijlstaarten Anas acuta te SAR, voorjaar 2017.

Bergeend Tadorna tadorna Beknopt samengevat:

Zomertaling Anas querquedula De eerste Zomertalingen voor 2017 waren een koppeltje op 10/03 te LP (J. Lambrechts, B. Verstraete, B. Miserez).

Ooievaar Ciconia ciconia Een opsomming (versch. waarn.): 1 ex. NO te SAR op 3/03, 1 ex. over Winksele op 9/03, 2 ex. NO te Sint-JorisWeert en Korbeek-Dijle op 12/03, 11 ex. N te Leuven/ centrum op 13/03, 21 ex. N te Sint-Joris-Weert op 14/03, 2 ex. over de Doode Bemde op 15/03, 2 ex. N te SAR en OHN op 19/03, 14 ex. over Erps/Dorenveld en 1 ex. over Herent op 24/03, 1 ex. NO te Leefdaal/plateau op 25/03, 1 ex. N te SAR op 26/03, 1 ex. Z over Leuven en OHN, 1 ex. rondcirkelend te Pécrot/vijver op 1/04, 3 ex. NO te SAR op 2/04, 1 ex. tpl te OHZ op 4/04, 1 ex. tpl te Erps/Dorenveld en 1 ex. W te SAR op 8/04, 1 ex. ZW te OHN en later tpl te SAR op 14/04, 1 ex. NO te SAR en Leuven op 22/04, 2 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau op 23/04, 1 ex. O te Erps/Dorenveld op 28/04, 2 ex. tpl te Korbeek-Dijle/plateau op 28-29/04, 5 ex. N te Pécrot/ vijver op 29/04, 1 ex. N te Oppem en de Doode Bemde en 1 ex. ZW en later tpl te SAR op 30/04, 1 ex. ZW te Huldenberg/IJsevallei op 14/05, 2 ex. N over de Doode Bemde op 17/05, 1 ex. tpl te Winksele op 18/05, 1 ex. N te Korbeek-Dijle/plateau op 20/05, 2 ex. over Erps/ Dorenveld op 24/05, 1 ex. W te NKV en even later over Oppem en 1 ex. over SAR en SAR/Laanvallei op 25/05, 1 ex. over Bertem/Koeheide, Leefdaal/Duivendelle en wat later tpl langs de verkeerswisselaar E314 X E40 op 30/05 en 5 ex. over Herent op 31/05 (A. Reygel). Lepelaar Platalea leucorodia Een 2e kj Lepelaar die op 4/05 in de vroege namiddag werd gezien te NKV (A. Delier, G. Vandezande), verplaatste zich later op de dag naar SAR (Y. Quertenmont, R. Charlier e.a.). Daags nadien, op 5/05, zat ’s ochtends weer een 2e kj te NKV (wellicht hetzelfde ex.; S. Horemans, E. Van Hoorebeke e.a.), en weer verplaatste deze zich in de namiddag naar SAR (I. Nel, G. Vanautgaerden). Intussen dook een nieuw ex., ditmaal een adult, op te NKV (J. Waumans). Deze werd nadien niet meer gezien. Op 6/05 werd het 2ekj ex. enkel te SAR gezien (maar waren er enkel waarnemingen na de middag; H. van den Broeck, M. Fajgenblat e.a.), en op 7/05 volgde hij weer hetzelfde stramien door ’s ochtends te NKV te foerageren (B. Theunis, B. Forget) en later naar SAR te verkassen (L. Hendrickx, I. Nel e.a.). Op 8/05 vloog dit ex. nog wat meer heen en weer, met achtereenvolgens waarnemingen te NKV (R. Gysbertsen), SAR (J. Vandeput) en opnieuw te NKV (J. Nysten, I. Nel).

VOGELS

maart

Roerdomp Botaurus stellaris 12 & 13/03 1 ex. te OHZ (H. Roosen, S. Horemans) 25/05 1 ex. te AVP (R. Gysbertsen) Woudaap Ixobrychus minutus 15, 16-17 & 2 resp. 2m, 1m & 1m te NKV De boomklever I september 2017 I vogels

69


Steltkluut - Abdij van Park Foto: Stephan Peten

90 waarnemingen, max. 48 ex. op 17/03 te SAR (I. Nel) april 96 waarnemingen, max. 23 ex. op 1/04 te SAR (M. Janssens) mei 51 waarnemingen, max. 18 ex. op 1/05 te SAR (L. Hendrickx) Met 48 ex. half maart bereikte de Bergeend een concentratie die we niet vaak zien in onze streek (ca 1/3 meer dan de gebruikelijke wintermaxima). Tijdens de eerste decade van mei namen de aantallen snel verder af, met na 11/05 nooit nog meer dan 10 ex. en vanaf 24/05 nog slechts max. 4 ex. Voor het laatste gedocumenteerde broedgeval in de streek moeten we intussen reeds tot 2010 terug in de tijd.

Kwartel Coturnix coturnix Kwartels werden in de tweede helft van mei slechts vijf keer waargenomen in het Dijleland: 1 ex. over OH/Dorp op 16/05 (J. Rutten), 1 zp te Leefdaal/plateau op 20 en 27/05 (J. Nysten, B. Forget), 2 ex. roepend te Erps/Dorenveld op 23/05 (F. Wyns) en 1 zp te Vossem op 25/05 (N. Ryckeboer). Toendrarietgans Anser serrirostris Vier van de 14 Toendrarietganzen die sinds 21/01 in de streek verbleven, werden op 2, 3 & 5/03 nog waargenomen te SAR/Vette Weide en Pécrot/Grand Pré. Grauwe Gans Anser anser Voor deze soort beperken we ons tot het vermelden van een geslaagd broedgeval: resp. 7 & 10 pulli te NGB op 30/04 & 20/05 (P. Moysons, L. Hendrickx). Kolgans Anser albifrons 4 & 11/03 2 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons)

Smient Anas penelope Zoals gewoonlijk verbleven de grootste aantallen Smient te NGB. In de eerste decade van maart werden hier tot max. 88 ex. gezien (2/03; R. Polfliet), waarop de aantallen geleidelijk daalden tot 20 à 30 ex. in de derde decade van maart. Het laatste ex., een mannetje, zat hier op 1/04 (L. Hendrickx). Te SAR werden Smienten slechts op vier data gezien (resp. 1v, 1m en 1m1v op 4, 12 en 22-23/03; L. Hendrickx, I. Nel, E. Kimman) en ook te OHN was dat het geval (resp. 1 ex., 1v, 4 ex. en 1m op 14, 17, 21/03 en 1/04 (B. Vereycken, G. Vandezande, M. Jassens e.a.). De enige andere locaties waren Kwerps/vijvers (1m1v op 30/03-1/04) en Oppem (1m op 1/04; M. Janssens). Pijlstaart Anas acuta Pijlstaarten waren er tijdens het voorjaar van 2017 vooral te SAR, en ze waren talrijker en bleven langer dan doorgaans. Figuur 1 illustreert de aankomst van de grootste aantallen op het einde van de eerste decade van maart (67 ex. op 10/03; G. Vandezande), wat iets vroeger is dan in een gemiddeld jaar. Buiten SAR waren er enkel 2m2v te OHZ op 12/03 (B. Hermans, I. Nel, T. Caers e.a.).

Kleine Zwaan Cygnus bewickii 05/03 17 ex. N te SAR en Korbeek-Dijle/ plateau (M. Van Eylen, JM Lommaert) Het 28e geval in het Dijleland in de 21e eeuw, en de 2e grootste groep uit deze periode (de grootste groep betrof 22 ex. NW te Wilsele-Putkapel op 27/12/10).

68

Nadien waren er waarnemingen te Pécrot/vijver (3m2v op 11/03; F. Van Hove, M. Walravens), SAR (waarnemingen op 29 data tss 15/03 & 30/05, max. 3m2v op 26/03 & 15/04; K. Moreau, N. De Clercq), OHZ (waarnemingen op 16 data tss 15/03 & 16/04, max. 8 ex. op 25/03; B. Hermans), LP (resp. 3m, 1m, 1m, 1 ex., 1 ex. & 1 ex. op 15, 20, 22/03, 18, 19 & 21/04; S. Goethals, B. Verstraete, J. Lambrechts e.a.), Tervuren/Park KMMA (7 ex. op 16/03; C. Willis), NGB (resp. 3m, 1m & 1m op 18, 29/03 & 18/05; R. Charlier, I. Nel, S. Van den Bussche e.a.), OHN (resp. 1m, 3m1v, 1m, 2m2v, 1m & 1m op 19, 29, 31/03, 1, 2-3 & 14/04; I. Nel, L. Hendrickx, J. Vantrappen e.a.), Wilsele/Z (4m2v op 19/03; P. Moysons), Haasrode/industrie (waarnemingen op 13 data tss 20/03 & 30/04, max. 3m2v op 20/04; D. von Werne), NKV (waarnemingen op 22 data tss 23/03 & 21/05, max. 3m3v op 14/04; G. Vanautgaerden), Kwerps/vijvers (1m1v op 1/04; P. Moysons), AVP (waarnemingen op 12 data tss 29/03 & 23/05, max. 2 ex. op 11 & 29/04; E. Toorman, N. De Clercq) en Neerijse/Doode Bemde – Groot Rietveld (1m1v op 1/05; J. Nysten). Kuifeend x Tafeleend Aythya fuligula x Aythya ferina 15-31/03 1 ad m te Tervuren/Park KMMA (A. Reygel, M. Segers) 13/04 1 ad m te OHN (M. Janssens) Geoorde Fuut Podiceps nigricollis 29-30/04 1 ad zom te NGB (I. Nel, L. Hendrickx, P. Moysons e.a.) Zwarte Ooievaar Ciconia nigra 08/04 1 ex. W te Bierbeek/Mollendaalbos (K. Boux) 11/04 1 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau (F. Vanwezer) 14/05 1 ex. ZO te SAR (I. Nel, L. Hendrickx) 21/05 1 ex. ONO te Leefdaal/Duivendelle (G. Vandezande), 1 ex. ZW te Neerijse/ Ganzeman (A. Smets) (hetzelfde ex.?) 27/05 1 ex. over Pécrot/vijver (E. Malotaux) Zomertaling - Leopoldspark Kessel-Lo Foto: Bart Verstraete

Wilde Zwaan Cygnus cygnus 15/03 1 ad te SAR (JF Noulard, I. Nel, S. Horemans e.a.)

Figuur 1. Aantallen pleisterende Pijlstaarten Anas acuta te SAR, voorjaar 2017.

Bergeend Tadorna tadorna Beknopt samengevat:

Zomertaling Anas querquedula De eerste Zomertalingen voor 2017 waren een koppeltje op 10/03 te LP (J. Lambrechts, B. Verstraete, B. Miserez).

Ooievaar Ciconia ciconia Een opsomming (versch. waarn.): 1 ex. NO te SAR op 3/03, 1 ex. over Winksele op 9/03, 2 ex. NO te Sint-JorisWeert en Korbeek-Dijle op 12/03, 11 ex. N te Leuven/ centrum op 13/03, 21 ex. N te Sint-Joris-Weert op 14/03, 2 ex. over de Doode Bemde op 15/03, 2 ex. N te SAR en OHN op 19/03, 14 ex. over Erps/Dorenveld en 1 ex. over Herent op 24/03, 1 ex. NO te Leefdaal/plateau op 25/03, 1 ex. N te SAR op 26/03, 1 ex. Z over Leuven en OHN, 1 ex. rondcirkelend te Pécrot/vijver op 1/04, 3 ex. NO te SAR op 2/04, 1 ex. tpl te OHZ op 4/04, 1 ex. tpl te Erps/Dorenveld en 1 ex. W te SAR op 8/04, 1 ex. ZW te OHN en later tpl te SAR op 14/04, 1 ex. NO te SAR en Leuven op 22/04, 2 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau op 23/04, 1 ex. O te Erps/Dorenveld op 28/04, 2 ex. tpl te Korbeek-Dijle/plateau op 28-29/04, 5 ex. N te Pécrot/ vijver op 29/04, 1 ex. N te Oppem en de Doode Bemde en 1 ex. ZW en later tpl te SAR op 30/04, 1 ex. ZW te Huldenberg/IJsevallei op 14/05, 2 ex. N over de Doode Bemde op 17/05, 1 ex. tpl te Winksele op 18/05, 1 ex. N te Korbeek-Dijle/plateau op 20/05, 2 ex. over Erps/ Dorenveld op 24/05, 1 ex. W te NKV en even later over Oppem en 1 ex. over SAR en SAR/Laanvallei op 25/05, 1 ex. over Bertem/Koeheide, Leefdaal/Duivendelle en wat later tpl langs de verkeerswisselaar E314 X E40 op 30/05 en 5 ex. over Herent op 31/05 (A. Reygel). Lepelaar Platalea leucorodia Een 2e kj Lepelaar die op 4/05 in de vroege namiddag werd gezien te NKV (A. Delier, G. Vandezande), verplaatste zich later op de dag naar SAR (Y. Quertenmont, R. Charlier e.a.). Daags nadien, op 5/05, zat ’s ochtends weer een 2e kj te NKV (wellicht hetzelfde ex.; S. Horemans, E. Van Hoorebeke e.a.), en weer verplaatste deze zich in de namiddag naar SAR (I. Nel, G. Vanautgaerden). Intussen dook een nieuw ex., ditmaal een adult, op te NKV (J. Waumans). Deze werd nadien niet meer gezien. Op 6/05 werd het 2ekj ex. enkel te SAR gezien (maar waren er enkel waarnemingen na de middag; H. van den Broeck, M. Fajgenblat e.a.), en op 7/05 volgde hij weer hetzelfde stramien door ’s ochtends te NKV te foerageren (B. Theunis, B. Forget) en later naar SAR te verkassen (L. Hendrickx, I. Nel e.a.). Op 8/05 vloog dit ex. nog wat meer heen en weer, met achtereenvolgens waarnemingen te NKV (R. Gysbertsen), SAR (J. Vandeput) en opnieuw te NKV (J. Nysten, I. Nel).

VOGELS

maart

Roerdomp Botaurus stellaris 12 & 13/03 1 ex. te OHZ (H. Roosen, S. Horemans) 25/05 1 ex. te AVP (R. Gysbertsen) Woudaap Ixobrychus minutus 15, 16-17 & 2 resp. 2m, 1m & 1m te NKV De boomklever I september 2017 I vogels

69


25-27/05

(R. Stoks, I. Nel, L. Hendrickx e.a.) 1m te Pécrot/vijver (L. Claes, N. Moulaert) 1m te SAR (B. Forget, J. Nysten, I. Nel e.a.)

Purperreiger Ardea purpurea 15, 27/04 & 25/05 telkens 1 ex. te Kwerps/vijvers ( P. Moysons, P. Luyten, E. le Docte) 23/04 1 ad NO te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande, A. Smets, JM Lommaert) 28/05 1 ex. te SAR (B. Forget, S. & K. De Backer) Grote Zilverreiger Ardea alba Maart 233 waarnemingen, max. 8 ex. te Leefdaal/plateau op 3/03 (F. Vanwezer) April 197 waarnemingen, max. 3 ex. (versch. locaties, data en waarnemers) Mei 87 waarnemingen, max. 4 ex. te SAR op 10/05 (F. Vanwezer) Kleine Zilverreiger Egretta garzetta 1, 3, 6/03 & 11/05 1 ex. te SAR (F. Vanwezer, L. Degraer, I. Nel, C. Verriest) 4-5 & 6-7/03 1 ex. te LP (B. Verstraete) 5/03 1 ex. te OHN (I. Nel) 9-10/03 1 ex. te OHZ (I. Nel) Visarend Pandion haliaetus Een relatief vroege Visarend vloog reeds op 15/03 over het Militair Domein van Meerdaalwoud (H. Roosen). In de Dijlevallei werd de soort wat later vooral waargenomen te SAR (waarnemingen op 11 data tss 30/03 & 30/04, met 2 ex. op 24/04 – I. Nel, V. Joly – gevolgd door nog een ex. op 20/05 (P. Selke), maar ook te OHN (telkens 1 ex. NO op 31/03 & 29/04; J. Vantrappen, B. Augustijns), OHZ (telkens 1 ex. tpl op 11/04 & 1/05; B. Hermans, I. Nel, J. Nysten) en Heverlee/Langestaart (1 ex. over op 9/05; B. Willaert). Buiten de vallei waren er nog waarnemingen van 1 ex. N te Korbeek-Dijle/plateau (R. Stoks) en 1 ex. over Groenendaal/Paardenrenbaan op 30/04 (M. Fajgenblat). Bruine Kiekendief Circus aeruginosus Maart Eerste ex. was 1 ad v op 19/03 te SAR (E. Etienne), 13 waarnemingen van 1 ex. tss 25 & 29/03 April 50 waarnemingen van 1-2 ex. Mei 37 waarnemingen van 1-2 ex.

70

De boomklever I september 2017 I vogels

Blauwe Kiekendief Circus cyaneus In maart werden 106 keer Blauwe Kiekendieven ingevoerd op dijleland.waarnemingen.be. De maxima betroffen telkens 5 ex. op 11/03 te Leefdaal/plateau (L. Hendrickx, I. Nel) en op 18/03 te NGB (I. Nel). Mannetjes (telkens 1 ex.) werden waargenomen op het plateau van Leefdaal – Korbeek-Dijle tot op 22/03 (P. Standaert, J. Nysten, A. Smets e.a.), te Wilsele/N op 24/03 (J. De Rycke) en te Vossem op 30/03 (J. De Cock). Ook in april werd de soort nog de hele maand waargenomen in de streek, zij het aan een veel lagere frequentie en in lagere aantallen: 49 waarnemingen, max. 2 ex. op het plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (L. Hendrickx, I. Nel, A. Smets e.a.), slechts één mannetje op 28/04 over Heverlee/Zwanenberg (G. Bleys). Mei bracht nog 2 waarnemingen: 1v op 1/05 te Leefdaal/plateau (J. Nysten) en 1v op 9/05 te Korbeek-Dijle (S. Van den Bussche). Grauwe Kiekendief Circus pygargus Op het plateau van Leefdaal – Korbeek-Dijle/plateau werd de volgende reeks waarnemingen genoteerd: 1 ex. tpl op 17/04 (F. Vandeputte), 1m NO op 23/04 (J. Nysten, N. De Clercq), 1v tpl op 25/04 (S. Horemans, I. Nel, W. De Rouck), 1m tpl op 27/04 (F. Vanwezer), 1 2e kj m tpl op 30/04 (K. Moreau, J. Menu) en 2v NO op 6/05 (G. Vandezande, J. Nysten). Op 30/04 vloog ook een mannetje naar N over Meerdaalwoud (R. Stoks). Rode Wouw Milvus milvus 03/03 1 ex. over Overijse/Terlanenveld (M. Fajgenblat) 12/03 1 ex. N te Sint-Joris-Weert (R. Stoks) 17/03 1 ex. NW te Groenendaal/Paardenrenbaan (H. Roosen) 20-22, 25-26 1 ex. tpl te plateau Leefdaal – & 31/03 Korbeek-Dijle (R. Vancaudenberg) 20/03 1 ex. W te Duisburg (A. De Greve), 5 ex. tpl boven de Doode Bemde (I. Nel) 21/03 1 ex. N te OHZ (I. Nel) 22/03 1 ex. ZO te Kessel-Lo/centraal (J. De Cock) 23/03 1 ex. N te OHZ (I. Nel, R. Charlier), 1 ex. O te Moorsel (D. Bierlaire) 24/03 1 ex. over Leuven/centrum (P. Collaerts), 1 ex. O te Leefdaal/Duivendelle (D. Bierlaere), 1 ex. ZO te LP (T. Bovens) 25/03 2 x 1 ex. N te OHN (L. Hendrickx, B. Hermans) 03/04 1 ex. tpl te Duisburg (I. Nel) 19/04 2 ex. N te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande), 1 ex. te SAR (B. Miserez)

23 & 30/04

01/05 06/05 09/05 11/05 14/05

resp. 1 & 2 ex. tpl te plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (A. Smets, K. Moreau e.a.) 1 ex. over Erps-Kwerps/dorp (E. L’Amiral) 1 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande) 1 ex. te Heverlee/O (J. Lambrechts) 1 ex. over Leuven/centrum (D.M.), 1 ex. N te Wijgmaal (E. Sente) 1 ex. te Leefdaal/plateau (B. Miserez)

Zwarte Wouw Milvus migrans 09, 12, 19 & 29/04 telkens 1 ex. N te SAR (D. Bierlaire, B. Forget, I. Nel e.a.) 16 & 23/04 telkens 1 ex. NO te Korbeek-Dijle/ plateau (J. Nysten, R. Stoks) 30/04 Eén van de belangrijkste smaakmakers van de Big Day, met volgens een conservatieve reconstructie maar liefst 16 ex. over de regio, allen ten W van de Dijlevallei, met o.m. ook een duo en een trio. 01/05 Nasleep van de spectaculaire trekgolf, met mogelijk nog een zestal ex. over de regio. Er werd ook veel gepleisterd en in alle richtingen gevlogen, wat een reconstructie van de aantallen bemoeilijkt. 06/05 1 ex. O te NKV (B. Bergmans) 07/05 1 ex. ZW te Winksele (J. Caals), 1 ex. N te Meerdaalwoud/Everzwijnbad (R. Stoks) 11/05 1 ex. O te Neerijse/Tersaert (I. Nel) 12 & 21/05 resp. 1 ex. NO & 1 ex. NW te Leefdaal/Duivendelle (A. Smets) 25/05 1 ex. over SAR (B. Forget) Kraanvogel Grus grus 02/03 1 ex. N te Leefdaal/plateau (I. Nel), 2 ex. tpl in de Doode Bemde (D. Vanderlinden) 03/03 vanaf ca 14:30 barstte het los, met regelmatig groepen naar N die op verschillende plekken (vnml. ten W van de Dijlevallei) werden opgepikt, het ging minstens om groepen van ca 20, 17, 30, 62, 55, 8, 14, 25 à 30, 2 & 80 à 90 ex. (versch. waarn.) 04/03 in de voormiddag nog groepen van 64, 18 en 82 ex. over Leefdaal en Leuven (L. Hendrickx, I. Nel, A. Smets, B. Theunis, K. Kaerts)

14/03 16/03 18/03 23/03 26/03 10/04

8 ex. N te Sint-Joris-Weert (S&D) 25 ex. NO te Heverlee/O (P. Dauwe) 42 ex. NO te Heverlee/O (P. Dauwe), 29 ex. NO te Herent (J. Vantrappen) 12 ex. NO te Hoeilaart/Zoniënwoud (H. Roosen) 25 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande) 50 ex. NO te Tervuren/Park KMMA (A. Reygel)

Scholekster Haematopus ostralegus Zoals we gewoon zijn lag het zwaartepunt van de Scholeksterwaarnemingen ook tijdens het voorjaar van 2017 te Haasrode/industrie. Nadat het eerste ex. hier op 3/03 werd gezien (P. Moysons) volgden er tot eind mei nog meldingen op 30 data, waarbij er vanaf 15/03 2 ex. in het spel waren (D. von Werne e.a.). Waarnemingen te Haasrode/zandgroeve (telkens 1 ex. op 19, 20, 27, 30/04, 15, 22 & 24/05; D. von Werne, R. Gysbertsen) en te AVP (resp. 2, 1 & 1 ex. op 8, 9 & 30/04; K. Hansen, B. Hermans, K. Mandonx) hadden waarschijnlijk op dezelfde vogels betrekking. Verder waren er nog waarnemingen van 1 ex. over Leuven/centrum op 25/04 en 2/05 (S. Van den Bussche, K. Van Decraen), 1 ex. te Erps/Dorenveld op 7/05 (P. Moysons), 1 ex. ZW te SAR/Laanvallei op 11/05 (S. De Backer) en 1 ex. te SAR op 23/05 (I. Nel). Steltkluut Himantopus himantopus 23-28/04 1m te AVP (W. Goussey e.v.a.) Het zesde geval en 11e ex. van Steltkluut voor het Dijleland, maar echter slechts in het vierde jaar (1 in 1989, 1 in 2008 – 2 ex., 3 in 2013 – 7 ex.). De maandverdeling (# gevallen) betreft nu april 2 – mei 1 – juni 2 – november 1).

VOGELS

0-21/05 17/05

Kluut Recurvirostra avosetta 15, 20/03, 13/04, resp. 15, 3, 1, 2 & 1 ex. te SAR 12 & 14/05 (JF Noulard, I. Nel, A. Smets e.a.) Goudplevier Pluvialis apricaria 2, 10, 11 & 12/03 resp. 1 ex. tpl, 8 ex. N, 1 ex. aud & 1 ex. tpl te plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (I. Nel, A. Smets, J. Nysten) 4 & 5/03 resp. 1 ex. over & 57 ex. tpl te Erps/ Dorenveld (P. Moysons, F. Wyns) Bontbekplevier Charadrius hiaticula 15/04 1 ex. N te SAR (L. Hendrickx, I. Nel) 04 & 14-16/05 resp. 2 & 1 ex. te Haasrode/zandgroeve (D. von Werne, R. Gysbertsen, P. Moysons e.a.) 10, 16, 18 & 26/05 resp. 3, 1, 2 & 1 ex. te OHZ (I. Nel, B. Hermans, L. Hendrickx) De boomklever I september 2017 I vogels

71


25-27/05

(R. Stoks, I. Nel, L. Hendrickx e.a.) 1m te Pécrot/vijver (L. Claes, N. Moulaert) 1m te SAR (B. Forget, J. Nysten, I. Nel e.a.)

Purperreiger Ardea purpurea 15, 27/04 & 25/05 telkens 1 ex. te Kwerps/vijvers ( P. Moysons, P. Luyten, E. le Docte) 23/04 1 ad NO te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande, A. Smets, JM Lommaert) 28/05 1 ex. te SAR (B. Forget, S. & K. De Backer) Grote Zilverreiger Ardea alba Maart 233 waarnemingen, max. 8 ex. te Leefdaal/plateau op 3/03 (F. Vanwezer) April 197 waarnemingen, max. 3 ex. (versch. locaties, data en waarnemers) Mei 87 waarnemingen, max. 4 ex. te SAR op 10/05 (F. Vanwezer) Kleine Zilverreiger Egretta garzetta 1, 3, 6/03 & 11/05 1 ex. te SAR (F. Vanwezer, L. Degraer, I. Nel, C. Verriest) 4-5 & 6-7/03 1 ex. te LP (B. Verstraete) 5/03 1 ex. te OHN (I. Nel) 9-10/03 1 ex. te OHZ (I. Nel) Visarend Pandion haliaetus Een relatief vroege Visarend vloog reeds op 15/03 over het Militair Domein van Meerdaalwoud (H. Roosen). In de Dijlevallei werd de soort wat later vooral waargenomen te SAR (waarnemingen op 11 data tss 30/03 & 30/04, met 2 ex. op 24/04 – I. Nel, V. Joly – gevolgd door nog een ex. op 20/05 (P. Selke), maar ook te OHN (telkens 1 ex. NO op 31/03 & 29/04; J. Vantrappen, B. Augustijns), OHZ (telkens 1 ex. tpl op 11/04 & 1/05; B. Hermans, I. Nel, J. Nysten) en Heverlee/Langestaart (1 ex. over op 9/05; B. Willaert). Buiten de vallei waren er nog waarnemingen van 1 ex. N te Korbeek-Dijle/plateau (R. Stoks) en 1 ex. over Groenendaal/Paardenrenbaan op 30/04 (M. Fajgenblat). Bruine Kiekendief Circus aeruginosus Maart Eerste ex. was 1 ad v op 19/03 te SAR (E. Etienne), 13 waarnemingen van 1 ex. tss 25 & 29/03 April 50 waarnemingen van 1-2 ex. Mei 37 waarnemingen van 1-2 ex.

70

De boomklever I september 2017 I vogels

Blauwe Kiekendief Circus cyaneus In maart werden 106 keer Blauwe Kiekendieven ingevoerd op dijleland.waarnemingen.be. De maxima betroffen telkens 5 ex. op 11/03 te Leefdaal/plateau (L. Hendrickx, I. Nel) en op 18/03 te NGB (I. Nel). Mannetjes (telkens 1 ex.) werden waargenomen op het plateau van Leefdaal – Korbeek-Dijle tot op 22/03 (P. Standaert, J. Nysten, A. Smets e.a.), te Wilsele/N op 24/03 (J. De Rycke) en te Vossem op 30/03 (J. De Cock). Ook in april werd de soort nog de hele maand waargenomen in de streek, zij het aan een veel lagere frequentie en in lagere aantallen: 49 waarnemingen, max. 2 ex. op het plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (L. Hendrickx, I. Nel, A. Smets e.a.), slechts één mannetje op 28/04 over Heverlee/Zwanenberg (G. Bleys). Mei bracht nog 2 waarnemingen: 1v op 1/05 te Leefdaal/plateau (J. Nysten) en 1v op 9/05 te Korbeek-Dijle (S. Van den Bussche). Grauwe Kiekendief Circus pygargus Op het plateau van Leefdaal – Korbeek-Dijle/plateau werd de volgende reeks waarnemingen genoteerd: 1 ex. tpl op 17/04 (F. Vandeputte), 1m NO op 23/04 (J. Nysten, N. De Clercq), 1v tpl op 25/04 (S. Horemans, I. Nel, W. De Rouck), 1m tpl op 27/04 (F. Vanwezer), 1 2e kj m tpl op 30/04 (K. Moreau, J. Menu) en 2v NO op 6/05 (G. Vandezande, J. Nysten). Op 30/04 vloog ook een mannetje naar N over Meerdaalwoud (R. Stoks). Rode Wouw Milvus milvus 03/03 1 ex. over Overijse/Terlanenveld (M. Fajgenblat) 12/03 1 ex. N te Sint-Joris-Weert (R. Stoks) 17/03 1 ex. NW te Groenendaal/Paardenrenbaan (H. Roosen) 20-22, 25-26 1 ex. tpl te plateau Leefdaal – & 31/03 Korbeek-Dijle (R. Vancaudenberg) 20/03 1 ex. W te Duisburg (A. De Greve), 5 ex. tpl boven de Doode Bemde (I. Nel) 21/03 1 ex. N te OHZ (I. Nel) 22/03 1 ex. ZO te Kessel-Lo/centraal (J. De Cock) 23/03 1 ex. N te OHZ (I. Nel, R. Charlier), 1 ex. O te Moorsel (D. Bierlaire) 24/03 1 ex. over Leuven/centrum (P. Collaerts), 1 ex. O te Leefdaal/Duivendelle (D. Bierlaere), 1 ex. ZO te LP (T. Bovens) 25/03 2 x 1 ex. N te OHN (L. Hendrickx, B. Hermans) 03/04 1 ex. tpl te Duisburg (I. Nel) 19/04 2 ex. N te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande), 1 ex. te SAR (B. Miserez)

23 & 30/04

01/05 06/05 09/05 11/05 14/05

resp. 1 & 2 ex. tpl te plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (A. Smets, K. Moreau e.a.) 1 ex. over Erps-Kwerps/dorp (E. L’Amiral) 1 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande) 1 ex. te Heverlee/O (J. Lambrechts) 1 ex. over Leuven/centrum (D.M.), 1 ex. N te Wijgmaal (E. Sente) 1 ex. te Leefdaal/plateau (B. Miserez)

Zwarte Wouw Milvus migrans 09, 12, 19 & 29/04 telkens 1 ex. N te SAR (D. Bierlaire, B. Forget, I. Nel e.a.) 16 & 23/04 telkens 1 ex. NO te Korbeek-Dijle/ plateau (J. Nysten, R. Stoks) 30/04 Eén van de belangrijkste smaakmakers van de Big Day, met volgens een conservatieve reconstructie maar liefst 16 ex. over de regio, allen ten W van de Dijlevallei, met o.m. ook een duo en een trio. 01/05 Nasleep van de spectaculaire trekgolf, met mogelijk nog een zestal ex. over de regio. Er werd ook veel gepleisterd en in alle richtingen gevlogen, wat een reconstructie van de aantallen bemoeilijkt. 06/05 1 ex. O te NKV (B. Bergmans) 07/05 1 ex. ZW te Winksele (J. Caals), 1 ex. N te Meerdaalwoud/Everzwijnbad (R. Stoks) 11/05 1 ex. O te Neerijse/Tersaert (I. Nel) 12 & 21/05 resp. 1 ex. NO & 1 ex. NW te Leefdaal/Duivendelle (A. Smets) 25/05 1 ex. over SAR (B. Forget) Kraanvogel Grus grus 02/03 1 ex. N te Leefdaal/plateau (I. Nel), 2 ex. tpl in de Doode Bemde (D. Vanderlinden) 03/03 vanaf ca 14:30 barstte het los, met regelmatig groepen naar N die op verschillende plekken (vnml. ten W van de Dijlevallei) werden opgepikt, het ging minstens om groepen van ca 20, 17, 30, 62, 55, 8, 14, 25 à 30, 2 & 80 à 90 ex. (versch. waarn.) 04/03 in de voormiddag nog groepen van 64, 18 en 82 ex. over Leefdaal en Leuven (L. Hendrickx, I. Nel, A. Smets, B. Theunis, K. Kaerts)

14/03 16/03 18/03 23/03 26/03 10/04

8 ex. N te Sint-Joris-Weert (S&D) 25 ex. NO te Heverlee/O (P. Dauwe) 42 ex. NO te Heverlee/O (P. Dauwe), 29 ex. NO te Herent (J. Vantrappen) 12 ex. NO te Hoeilaart/Zoniënwoud (H. Roosen) 25 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande) 50 ex. NO te Tervuren/Park KMMA (A. Reygel)

Scholekster Haematopus ostralegus Zoals we gewoon zijn lag het zwaartepunt van de Scholeksterwaarnemingen ook tijdens het voorjaar van 2017 te Haasrode/industrie. Nadat het eerste ex. hier op 3/03 werd gezien (P. Moysons) volgden er tot eind mei nog meldingen op 30 data, waarbij er vanaf 15/03 2 ex. in het spel waren (D. von Werne e.a.). Waarnemingen te Haasrode/zandgroeve (telkens 1 ex. op 19, 20, 27, 30/04, 15, 22 & 24/05; D. von Werne, R. Gysbertsen) en te AVP (resp. 2, 1 & 1 ex. op 8, 9 & 30/04; K. Hansen, B. Hermans, K. Mandonx) hadden waarschijnlijk op dezelfde vogels betrekking. Verder waren er nog waarnemingen van 1 ex. over Leuven/centrum op 25/04 en 2/05 (S. Van den Bussche, K. Van Decraen), 1 ex. te Erps/Dorenveld op 7/05 (P. Moysons), 1 ex. ZW te SAR/Laanvallei op 11/05 (S. De Backer) en 1 ex. te SAR op 23/05 (I. Nel). Steltkluut Himantopus himantopus 23-28/04 1m te AVP (W. Goussey e.v.a.) Het zesde geval en 11e ex. van Steltkluut voor het Dijleland, maar echter slechts in het vierde jaar (1 in 1989, 1 in 2008 – 2 ex., 3 in 2013 – 7 ex.). De maandverdeling (# gevallen) betreft nu april 2 – mei 1 – juni 2 – november 1).

VOGELS

0-21/05 17/05

Kluut Recurvirostra avosetta 15, 20/03, 13/04, resp. 15, 3, 1, 2 & 1 ex. te SAR 12 & 14/05 (JF Noulard, I. Nel, A. Smets e.a.) Goudplevier Pluvialis apricaria 2, 10, 11 & 12/03 resp. 1 ex. tpl, 8 ex. N, 1 ex. aud & 1 ex. tpl te plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (I. Nel, A. Smets, J. Nysten) 4 & 5/03 resp. 1 ex. over & 57 ex. tpl te Erps/ Dorenveld (P. Moysons, F. Wyns) Bontbekplevier Charadrius hiaticula 15/04 1 ex. N te SAR (L. Hendrickx, I. Nel) 04 & 14-16/05 resp. 2 & 1 ex. te Haasrode/zandgroeve (D. von Werne, R. Gysbertsen, P. Moysons e.a.) 10, 16, 18 & 26/05 resp. 3, 1, 2 & 1 ex. te OHZ (I. Nel, B. Hermans, L. Hendrickx) De boomklever I september 2017 I vogels

71


Visdief - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Victor Claes

Kleine Plevier Charadrius dubius De eerste Kleine Plevier voor 2017 zat op 21/03 te Haasrode/zandgroeve (D. von Werne). Tot op 11/05 werd de soort hier nog op 22 data waargenomen (1-2 ex.), met 3 ex. op 19/04 en 5/05 (D. von Werne, P. Moysons, F. Vandeputte). Op 22/03 verscheen het eerste ex. te AVP (E. Toorman), waar tot op het einde van de periode op 29 data Kleine Plevieren werden gezien. Minstens vanaf 31/03 was er een tweede adult ter plaatse (W. Claes), met 3 adulten op 1/05 (P. Dauwe), en 4 op 26, 30/04, 10 en 23/05 (E. Toorman). Vanaf 24/04 werd hier ook een ex. op nest gezien, wat vanaf 19/05 resulteerde in waarnemingen van 2 pulli. Vanaf 21/05 ging het echter nog slechts om één pullus (E. Toorman e.a.). Te OHZ werden van 23/03 tot 21/05 Kleine Plevieren waargenomen, voor aantallen en doortrekpatroon verwijzen we naar Figuur 2. Ook hier werd nestindicerend gedrag opgemerkt, maar pulli werden nooit opgemerkt. Te Heverlee/Langestaart waren er waarnemingen van 1-3 ex. op 17 data in de periode 31/03 – 24/05 (S. Van den Bussche, E. Coremans, B. Theunis e.a.). Andere locaties waren Haasrode/industrie (1 ex. op 14/04; P. Moysons), NKV (resp. 1, 1, 2 & 1 ex. op 26/04, 20-21, 25 & 28/05; S. Krings, L. Hendrickx, E. Malfait e.a.), SAR/Laanvallei (2 ex. op 1/05; L. Hendrickx) en SAR (resp. 2 & 1 ex. op 27 & 31/05; L. Hendrickx, J. Nysten, P. Standaert e.a.).

Figuur 2. Aantallen pleisterende Kleine Plevieren Charadrius dubius te OHZ, voorjaar 2017.

72

Regenwulp Numenius phaeopus 09, 11 & 16/04 resp. 2, 23 & 12 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande, JM Lommaert) 16/04 4 ex. NO te SAR (A. Smets), 2 ex. NO te Erps/Dorenveld (P. Moysons) 17/04 1 ex. tpl te Leefdaal/plateau (J. Nysten, S. Horemans) 22, 23/04 & 2/05 resp. 7 ex. over & 1 ex. tpl te OHZ (F. Vandeputte, R. Stoks, N. De Clercq e.a.) Wulp Numenius arquata 10 & 11/03 telkens 1 ex. N te Leefdaal/plateau (K. Moreau, M. Fajgenblat) 11/03 1 ex. N te Wilsele-Putkapel/dorp (L. Smets) 29/03 1 ex. over OHN (I. Nel) 04/04 1 ex. N te SAR (H. Roosen) 07/04 1 ex. over OHZ (I. Nel, R. Charlier) Zwarte Ruiter Tringa erythropus Het was een relatief goed voorjaar om in het Dijleland Zwarte Ruiters waar te nemen. Te OHZ zaten de eerste twee ex. op 7/04 (R. Foquet, B. Theunis, K. Kaerts e.a.), en het laatste op 10/05 (I. Nel). Het maximum betrof 11 ex. op 13/04 (L. Hendrickx, R. Charlier). De overige waarnemingen kunnen worden getraceerd in Figuur 3. Ook te SAR liet de soort zich meermaals opmerken: resp. 1, 2, 1, 2, 13, 2 & 2 ex. op 20, 22, 23, 24, 25, 26-28 & 30/04 (M. Janssens, L. Hendrickx, J. Nysten e.a.). Tot slot was er nog een waarneming van een ex. op 22/04 te Haasrode/ zandgroeve (D. von Werne).

Figuur 3. Aantallen pleisterende Zwarte Ruiters Tringa erythropus te OHZ, voorjaar 2017.

Tureluur Tringa totanus De eerste twee Tureluurs voor 2017 zaten op 15/03 te Leefdaal/plateau en OHZ (I. Nel, S. Horemans, J. Rutten e.a.). Te Leefdaal zat nadien nog een ex. op 14-15/04 (B. Forget), hoe het de soort verder verging te OHZ kan worden gezien in Figuur 3. De soort werd ook genoteerd te SAR (waarnemingen op 14 data tss 7/04 & 9/05 – max. 8 ex. op 10/04, 17 ex. op 22/04, 12 ex. op 25/04 & 13 ex. op 8/05; S. Horemans, I. Nel, R. Stoks e.v.a.), Haasrode/zandgroeve (resp. 3 & 1 ex. op 12 & 13/04; D. von Werne), NKV (resp.1, 14 & 1 ex. op 15, 26/04 & 7/05; G. Vanautgaerden, J. Nysten, G. Vermeersch), Neerijse/ Tersaert (1 ex. op 13/04; C. Carels), OHZ (resp. 2 & 1 ex. te OHN; A. Smets, J. Rutten), OH/Dorp (11 ex. op 15/04; I. Nel), Heverlee/Langestaart (telkens 2 ex. op 18/04 en 8/05 (E. Toorman, S. Van den Bussche, B. Vereyken), SAR/ Vette Weide (2 ex. op 22/04; R. Charlier), Korbeek-Dijle/ plateau (11 ex. N op 23/04; A. Smets, G. Vandezande, JM Lommaert), Tervuren/Park KMMA (2 ex. op 25/04; A. Reygel), AVP (resp. 1 & 2 ex. op 27-28/04 & 9/05; P. Deschepper, E. Callebaut, E. Toorman e.a.) en LP (1 ex. op 29/04; F. Vanwezer).

Waterral - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Eddy Van Hoorebeke

L. Hendrickx e.a.), Leefdaal/plateau (1 ex. op 14-15/04; B. Forget), Haasrode/ zandgroeve (resp. 2 & 1 ex. op 18/04 & 4/05; D. von Werne), AVP (resp. 1, 1, 15 & 1 ex. op 20, 23-24, 25 & 28/04; J. Waumans, W. Goussey, Q. Stienlet, E. Callebaut e.a.), Heverlee/Langestaart (1 ex. op 27/04; J. De Meirsman), Pécrot/Étang (1 ex. op 30/04; F. Van Hove), SAR/Laanvallei (6 ex. op 1/05; L. Hendrickx) en NGB (1 ex. aud op 3/05; M. Janssens).

Figuur 4. Aantallen pleisterende Tureluurs Tringa totanus te OHZ, voorjaar 2017.

Figuur 5. Aantallen pleisterende Groenpootruiters Tringa nebularia te OHZ, voorjaar 2017.

Groenpootruiter Tringa nebularia Een vroege Groenpootruiter vloog reeds op 23/03 over Leefdaal/plateau (J. De Cock). Nadien werden nog 302 waarnemingen van deze soort ontvangen. De meeste daarvan waren afkomstig van OHZ, waarvoor de maximale aantallen per dag worden afgebeeld in Figuur 4 (de werkelijke aantallen die op een dag pleisterden kunnen soms hoger liggen, de gegevens in dijleland. waarnemingen.be laten een exacte reconstructie van verder trekkende en nieuw aankomende individuen/ groepjes immers niet altijd toe). Hieruit blijkt dat de meeste Groenpoten bij ons passeren in de periode half april – half mei, met de hoogste aantallen in de tweede helft van april. Andere locaties waren NKV (telkens 1 ex. op 9/04, 3 & 17/05; G. Grootaers, M. Janssens, B. Vereyken e.a.), Neerijse/DB/Groot Rietveld (telkens 1 ex. op 9 & 30/04; B. Nef, K. Moreau), OHN (resp. 2, 1, 1, 1 & 2 ex. op 13, 18, 23, 25 & 30/04; M. Janssens, K. Moreau,

Bosruiter Tringa glareola 9, 17, 22-23/04 resp. 7, 1, 2 & 2 ex. te OHZ & 10/05 (I. Nel, J. Nysten, K. Moreau e.a.) 30/04 telkens 1 ex. te Haasrode/zandgroeve, OHN en in de Doode Bemde (D. von Werne, J. Rutten, K. Moreau) 09/05 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons)

VOGELS

Grutto Limosa limosa 09/03 10 ex. N te SAR (G. Vanautgaerden) 26-28/03 1 ex. te SAR (I. Nel, S. Horemans, M. Janssens e.a.)

Oeverloper Actitis hypoleucos Op 18/04 werd de eerste Oeverloper voor 2017 waargenomen te SAR (M. Janssens). In tegenstelling tot de Vos en Lepelaar - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Maxime Fajgenblat

De boomklever I september 2017 I vogels

73


Visdief - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Victor Claes

Kleine Plevier Charadrius dubius De eerste Kleine Plevier voor 2017 zat op 21/03 te Haasrode/zandgroeve (D. von Werne). Tot op 11/05 werd de soort hier nog op 22 data waargenomen (1-2 ex.), met 3 ex. op 19/04 en 5/05 (D. von Werne, P. Moysons, F. Vandeputte). Op 22/03 verscheen het eerste ex. te AVP (E. Toorman), waar tot op het einde van de periode op 29 data Kleine Plevieren werden gezien. Minstens vanaf 31/03 was er een tweede adult ter plaatse (W. Claes), met 3 adulten op 1/05 (P. Dauwe), en 4 op 26, 30/04, 10 en 23/05 (E. Toorman). Vanaf 24/04 werd hier ook een ex. op nest gezien, wat vanaf 19/05 resulteerde in waarnemingen van 2 pulli. Vanaf 21/05 ging het echter nog slechts om één pullus (E. Toorman e.a.). Te OHZ werden van 23/03 tot 21/05 Kleine Plevieren waargenomen, voor aantallen en doortrekpatroon verwijzen we naar Figuur 2. Ook hier werd nestindicerend gedrag opgemerkt, maar pulli werden nooit opgemerkt. Te Heverlee/Langestaart waren er waarnemingen van 1-3 ex. op 17 data in de periode 31/03 – 24/05 (S. Van den Bussche, E. Coremans, B. Theunis e.a.). Andere locaties waren Haasrode/industrie (1 ex. op 14/04; P. Moysons), NKV (resp. 1, 1, 2 & 1 ex. op 26/04, 20-21, 25 & 28/05; S. Krings, L. Hendrickx, E. Malfait e.a.), SAR/Laanvallei (2 ex. op 1/05; L. Hendrickx) en SAR (resp. 2 & 1 ex. op 27 & 31/05; L. Hendrickx, J. Nysten, P. Standaert e.a.).

Figuur 2. Aantallen pleisterende Kleine Plevieren Charadrius dubius te OHZ, voorjaar 2017.

72

Regenwulp Numenius phaeopus 09, 11 & 16/04 resp. 2, 23 & 12 ex. NO te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande, JM Lommaert) 16/04 4 ex. NO te SAR (A. Smets), 2 ex. NO te Erps/Dorenveld (P. Moysons) 17/04 1 ex. tpl te Leefdaal/plateau (J. Nysten, S. Horemans) 22, 23/04 & 2/05 resp. 7 ex. over & 1 ex. tpl te OHZ (F. Vandeputte, R. Stoks, N. De Clercq e.a.) Wulp Numenius arquata 10 & 11/03 telkens 1 ex. N te Leefdaal/plateau (K. Moreau, M. Fajgenblat) 11/03 1 ex. N te Wilsele-Putkapel/dorp (L. Smets) 29/03 1 ex. over OHN (I. Nel) 04/04 1 ex. N te SAR (H. Roosen) 07/04 1 ex. over OHZ (I. Nel, R. Charlier) Zwarte Ruiter Tringa erythropus Het was een relatief goed voorjaar om in het Dijleland Zwarte Ruiters waar te nemen. Te OHZ zaten de eerste twee ex. op 7/04 (R. Foquet, B. Theunis, K. Kaerts e.a.), en het laatste op 10/05 (I. Nel). Het maximum betrof 11 ex. op 13/04 (L. Hendrickx, R. Charlier). De overige waarnemingen kunnen worden getraceerd in Figuur 3. Ook te SAR liet de soort zich meermaals opmerken: resp. 1, 2, 1, 2, 13, 2 & 2 ex. op 20, 22, 23, 24, 25, 26-28 & 30/04 (M. Janssens, L. Hendrickx, J. Nysten e.a.). Tot slot was er nog een waarneming van een ex. op 22/04 te Haasrode/ zandgroeve (D. von Werne).

Figuur 3. Aantallen pleisterende Zwarte Ruiters Tringa erythropus te OHZ, voorjaar 2017.

Tureluur Tringa totanus De eerste twee Tureluurs voor 2017 zaten op 15/03 te Leefdaal/plateau en OHZ (I. Nel, S. Horemans, J. Rutten e.a.). Te Leefdaal zat nadien nog een ex. op 14-15/04 (B. Forget), hoe het de soort verder verging te OHZ kan worden gezien in Figuur 3. De soort werd ook genoteerd te SAR (waarnemingen op 14 data tss 7/04 & 9/05 – max. 8 ex. op 10/04, 17 ex. op 22/04, 12 ex. op 25/04 & 13 ex. op 8/05; S. Horemans, I. Nel, R. Stoks e.v.a.), Haasrode/zandgroeve (resp. 3 & 1 ex. op 12 & 13/04; D. von Werne), NKV (resp.1, 14 & 1 ex. op 15, 26/04 & 7/05; G. Vanautgaerden, J. Nysten, G. Vermeersch), Neerijse/ Tersaert (1 ex. op 13/04; C. Carels), OHZ (resp. 2 & 1 ex. te OHN; A. Smets, J. Rutten), OH/Dorp (11 ex. op 15/04; I. Nel), Heverlee/Langestaart (telkens 2 ex. op 18/04 en 8/05 (E. Toorman, S. Van den Bussche, B. Vereyken), SAR/ Vette Weide (2 ex. op 22/04; R. Charlier), Korbeek-Dijle/ plateau (11 ex. N op 23/04; A. Smets, G. Vandezande, JM Lommaert), Tervuren/Park KMMA (2 ex. op 25/04; A. Reygel), AVP (resp. 1 & 2 ex. op 27-28/04 & 9/05; P. Deschepper, E. Callebaut, E. Toorman e.a.) en LP (1 ex. op 29/04; F. Vanwezer).

Waterral - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Eddy Van Hoorebeke

L. Hendrickx e.a.), Leefdaal/plateau (1 ex. op 14-15/04; B. Forget), Haasrode/ zandgroeve (resp. 2 & 1 ex. op 18/04 & 4/05; D. von Werne), AVP (resp. 1, 1, 15 & 1 ex. op 20, 23-24, 25 & 28/04; J. Waumans, W. Goussey, Q. Stienlet, E. Callebaut e.a.), Heverlee/Langestaart (1 ex. op 27/04; J. De Meirsman), Pécrot/Étang (1 ex. op 30/04; F. Van Hove), SAR/Laanvallei (6 ex. op 1/05; L. Hendrickx) en NGB (1 ex. aud op 3/05; M. Janssens).

Figuur 4. Aantallen pleisterende Tureluurs Tringa totanus te OHZ, voorjaar 2017.

Figuur 5. Aantallen pleisterende Groenpootruiters Tringa nebularia te OHZ, voorjaar 2017.

Groenpootruiter Tringa nebularia Een vroege Groenpootruiter vloog reeds op 23/03 over Leefdaal/plateau (J. De Cock). Nadien werden nog 302 waarnemingen van deze soort ontvangen. De meeste daarvan waren afkomstig van OHZ, waarvoor de maximale aantallen per dag worden afgebeeld in Figuur 4 (de werkelijke aantallen die op een dag pleisterden kunnen soms hoger liggen, de gegevens in dijleland. waarnemingen.be laten een exacte reconstructie van verder trekkende en nieuw aankomende individuen/ groepjes immers niet altijd toe). Hieruit blijkt dat de meeste Groenpoten bij ons passeren in de periode half april – half mei, met de hoogste aantallen in de tweede helft van april. Andere locaties waren NKV (telkens 1 ex. op 9/04, 3 & 17/05; G. Grootaers, M. Janssens, B. Vereyken e.a.), Neerijse/DB/Groot Rietveld (telkens 1 ex. op 9 & 30/04; B. Nef, K. Moreau), OHN (resp. 2, 1, 1, 1 & 2 ex. op 13, 18, 23, 25 & 30/04; M. Janssens, K. Moreau,

Bosruiter Tringa glareola 9, 17, 22-23/04 resp. 7, 1, 2 & 2 ex. te OHZ & 10/05 (I. Nel, J. Nysten, K. Moreau e.a.) 30/04 telkens 1 ex. te Haasrode/zandgroeve, OHN en in de Doode Bemde (D. von Werne, J. Rutten, K. Moreau) 09/05 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons)

VOGELS

Grutto Limosa limosa 09/03 10 ex. N te SAR (G. Vanautgaerden) 26-28/03 1 ex. te SAR (I. Nel, S. Horemans, M. Janssens e.a.)

Oeverloper Actitis hypoleucos Op 18/04 werd de eerste Oeverloper voor 2017 waargenomen te SAR (M. Janssens). In tegenstelling tot de Vos en Lepelaar - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Maxime Fajgenblat

De boomklever I september 2017 I vogels

73


Zwartkopmeeuw Ichthyaetus melanocephalus 08/03 1 ad ZO te Bierbeek/Builoog (J. Cuppens) 09/04 6 ex. tpl te Erps/Dorenveld (F. Wyns) 23/04 1 ex. NO te SAR (J. Rutten)

Temmincks Strandloper Calidris temminckii 2-3/05 1 ex. te Heverlee/Langestaart (2/05) en nadien te OHZ (R. Stoks e.a.) Het 20e geval en 36e ex. voor het Dijleland.

Zwarte Stern Chlidonias niger 23/04 2 ad zom te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, F. Vandeputte e.a.) 08/05 2 ad zom te LP (B. Verstraete, F. Vanwezer) 26/05 1 ex. te NGB (M. Hofman)

Bonte Strandloper Calidris alpina 22, 27, 28, resp. 2, 1, 2, 3, 1, 1 & 1 ex. te OHZ 30-31/03, 3-4, (J. Rutten, S. Horemans, E. Coremans 13-14 & 22/04 e.v.a.) telkens 1 ex. te SAR (R. Stoks, 25/04 & 8-9/05 J. Vandeput, M. O’Briain e.a.)

74

Pontische Meeuw Larus cachinnans 4 & 19/03 resp. 2 & 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons) 4, 9, 18 & 25/03 resp. 1, 1, 2 & 2 ad te OHZ (J. Nysten, S. Horemans, L. Hendrickx e.a.) 12, 17, 18/03 resp. 1 ad, 1 ad, 2 ex. & 1 2e kj & 1/04 ex. te SAR (L. Hendrickx, I. Nel, P. Moysons e.a.) 18/03 2 ex. te Oppem (R. Charlier) Geelpootmeeuw Larus michahellis 3, 4 & 5/03 resp. 2 ex., 1 ad & 2 ex. te OHZ (F. Vanwezer, J. Nysten, L. Hendrickx) 11/03 1 ad N te Wilsele/N (K. Moreau) 12 & 17/03 1 ad te SAR (L. Hendrickx, I. Nel, S. Van den Bussche e.a.) Visdief Sterna hirundo Visdieven werden tijdens de besproken periode enkel opgemerkt te SAR, met resp. 1 ex. N, 1 ex. N, 4 ex. over + 2 ex. tpl, 1 ex. tpl, 2 ex. tpl, 1 ex. N + 2 ex. tpl, 2 ex. tpl, 3 ex. tpl, 1 ex. over + 2 ex. tpl, 1 ex. tpl, 2 ex. tpl, 2 ex. tpl, 1 ex. tpl & 1 ex. tpl op 13, 14, 16, 17, 21, 22, 23-24, 25, 27, 29/04, 3-4, 6, 23 & 27/05 (K. Moreau, I. Nel, G. Vandezande e.v.a.)

Zomertortel Streptopelia turtur 14/05 1 ex. te Leefdaal/plateau (J. Nysten)

Kemphaan Philomachus pugnax 27, 28/03, 7, resp. 2, 1, 1, 2 & 1 ex. te OHZ 10 & 11/04 (S. Horemans, F. Vanwezer, 25/04 & 22/05 G. Vandezande e.a. resp. 12 & 1 ex. te SAR (I. Nel, N. De Clercq e.a.)

Velduil Asio flammeus Op het plateau te Leefdaal – Korbeek-Dijle werden tijdens het voorjaar van 2017 Velduilen opgemerkt op 12/03 (1 ex. NO; JM Lommaert), 20/03, 25-26/03, 31/03 (telkens 1 ex. tpl; R. Vancaudenberg, B. Forget, J. Nysten e.a.) en 23/04 (1 ex. over en dan invallend; D. van der Elst, A. Smets, G. Vandezande e.a.).

Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus 17/03, 13, 23 & 24/04 resp. 3 ex., 1 ad zom, 2 ad zom + 2 1e win & 2 ex. te SAR (I. Nel, A. Smets, R. Stoks e.a.) – meeste slechts kort ter plaatse

Draaihals Jynx torquilla 28/05 1 ex. te Tervuren/Arboretum (I. Nel)

De boomklever I september 2017 I vogels

Smelleken Falco columbarius 02/03 1v te Wijgmaal (L. Smets) 19/03 1 ex. te Huldenberg/IJsevallei (W. Claes), 1 ex. over SAR (E. Etienne) 20/03 1 ex. te OHZ (J. Rutten) 17/04 1m N te Leefdaal/plateau (D. Bierlaire) 30/04 1 ex. te Haasrode/zandgroeve (F. Vandeputte) 01/05 1m te Korbeek-Dijle/plateau (L. Smets) 10/05 1 ex. te Leefdaal/plateau (N. De Clercq), 1 ex. NO te Wijgmaal/Wijgmaalbroek (G. Vandezande) Slechtvalk Falco peregrinus Een zeer beknopte samenvatting van de waarnemingen buiten Leuven/centrum illustreert het vaste patroon dat tijdens de voorbije jaren reeds duidelijk werd, namelijk een geleidelijke afname van de waarnemingsfrequentie over de maanden maart en april, en een sterkere afname naar de maand mei toe: Maart 48 waarnemingen van 1 ex., m.u.v. 2 ex. op 19/03 te SAR en op 27/03 te OHZ April 38 waarnemingen van 1 ex. Mei 10 waarnemingen van 1 ex. In Leuven – waar de soort voor het zevende opeenvolgende jaar broedde – werd de soort tijdens deze drie maanden slechts 18 keer ingevoerd, waarbij het amper twee keer om een duo ging. Op 3/05 werden er hier drie jongen geringd (P. Smets), alle voorgaande jaren ging het om vier jongen. Er hangen tegenwoordig trouwens al vier Slechtvalk-nestkasten in de regio (drie in Leuven en één in Herent), en in het najaar van 2017 komt er nog een vijfde bij (Abdij van Vlierbeek, Kessel-Lo). Grauwe Klauwier Lanius collurio 19/05 1 ad m te OHN (J. Rutten, B. Hermans, B. Theunis e.a.) Klapekster Lanius excubitor 4, 10-13, 17 1 ex. te Groenendaal/ & 22-23/03 Paardenrenbaan (F. Hollander, R. Van Steenkiste, B. Marchal e.a.) Wielewaal Oriolus oriolus 29-30/04, 7-10 1 zp te Wijgmaal/Wijgmaalbroek & 20/05 (J. Menu, I. Nel, H. Viaene e.a.), met 2 ex. op 9/05 (B. Theunis) 07/05 1 ex. te Bertem/Bertembos (A. Smets) 11, 17 & 29/05 1 zp te Neerijse/Doode Bemde (D.M.,

17/05

18/05 24/05 27/05

I. Piryns, O. Hendrick e.a.) 1 zp te Heverlee/Langestaart (J. Menu), 1 zp te Sint-Joris-Weert (R. Stoks) 1 zp te Bertem/Koeheide (G. Bleys) 1 zp te SAR/Laanvallei (S. De Backer) 1 zp te Haasrode/Meerdaalwoud (J. Nysten)

Raaf Corvus corax Voor een bespreking van deze recente nieuwkomer in de streek verwijzen we naar het specifieke artikel elders in deze Boomklever. Boomleeuwerik Lullula arborea 14/04 1 ex. te Heverlee/O (K. Lecompte) Cetti’s Zanger Cettia cetti Voor de besproken periode konden maar liefst 828 records van Cetti’s Zanger uit dijleland.waarnemingen.be worden gehaald! Een reconstructie van het aantal territoriale paren: 3 te AVP, 1 te Heverlee/Langestaart, 3 te OH/ Ormendaal, 4 te OHN, 6 te OHZ, 2 te Oppem, 1 te NGB, 6 in de Doode Bemde (zonder NGB), 10 te SAR, 1 te SAR/ Laanvallei, 1 te SAR/Vette Weide, 1 te Néthen/Marbaise, 5 te Pécrot/vijver, 4 te Pécrot/Dijle, 1 te Florival/Veeweide, 1 te Florival/N en 1 te Florival/Z. Dit betekent dat in 2017 maar liefst 51 territoria van Cetti’s Zanger konden worden geïnventariseerd in de Dijlevallei (enkel AVP ligt buiten deze vallei), wat meer dan een verdubbeling is ten opzichte van de 23 territoria die zowel in 2015 als 2016 werden gekarteerd. In hoeverre deze toename moet worden geweten aan een werkelijke toename van de soort dan wel aan een grotere inventarisatie-inspanning is niet geheel duidelijk, maar wellicht is het een combinatie van de twee. Zo werden het meest zuidelijke deel van de Dijlevallei (vooral ten Z van Pécrot/vijver), de oostelijke oever van SAR en de zone ten W van de Dijle in Oud-Heverlee wellicht vollediger geteld, terwijl in de andere gebieden nagenoeg dezelfde aantallen werden gevonden als in voormalige topjaren. Te AVP ging het zeker om een toename (hier voordien enkel 1 territorium in 2015 en 2016).

VOGELS

Tringa-ruiters is deze soort veel minder aan open slik gebonden, het zwaartepunt lag voor de Oeverloper dan ook niet te OHZ. Een beknopte samenvatting per locatie: Haasrode/ zandgroeve (1 ex. op 25-27/04; D. von Werne), Haasrode/industrie (telkens 1 ex. op 5, 12 & 15/05; D. von Werne, P. Moysons), LP (waarnemingen op 8 data tss 26/04 & 10/05; versch. waarn. – max. 7 ex. op 10/05; E. Toorman), AVP (waarnemingen van 1-3 ex. op 14 data tss 24/04 & 16/05; R. Gysbertsen, E. Toorman, F. Fluyt e.a.), Heverlee/Langestaart (waarnemingen op data tss 24/04 & 18/05; versch. waarn. – max. 8 ex. op 5/05; E. Toorman), OH/Ormendaal (1 ex. op 29/04; L. Hendrickx), OHN (resp. 1, 1, 4 & 1 ex. op 20, 29, 30/04 & 3/05; M. Janssens, B. Augustijns, T. Maniquet, J. Rutten), OHZ (telkens 1 ex. op 23/04, 4, 6 & 11/05; L. Hendrickx, R. Stoks, S. Van den Bussche e.a.), ZW (telkens 1 ex. op 27 & 29-30/04; D. von Werne, F. Lembreght, K. Moreau), Oppem (1 ex. op 10/05; R. Chevalier), NGB (resp. 5, 2, 2 & 1 ex. op 29/04, 1, 10 & 13/05; I. Nel, L. Hendrickx, J. Nysten e.a.), NKV (resp. 1, 4, 1, 2, 1 & 1 ex. op 4-5, 6, 7-8, 9, 13 & 17/05; I. Nel, A. Verboven, E. Van Hoorebeke e.a.), Doode Bemde (zonder NKV) (resp. &, 1 & 2 ex. op 30/04, 5 & 6/05; K. Moreau, B. Theunis, K. Kaerts, O. Heneau), SAR (waarnemingen op 16 data tss 20/04 & 16/05; versch. waarn. – max. 9 ex. op 12/05; I. Nel), Néthen/Marbaise (1 ex. op 4/05; J. De Meirsman), Pécrot/vijver (resp. 2, 1, 2 & 5 ex. op 29/04, 5, 11 & 12/05; J. Buys, J. De Meirsman, F. Van Hove e.a.), Florival/N (1 ex. op 29/04; K. Moreau), Kwerps/ vijvers (resp. 1, 2, 1 & 1 ex. op 22, 29/04, 13-14 & 16/05; P. Moysons), Tervuren/Park KMMA (telkens 2 ex. op 8 & 16/05; C. Carels, A. Reygel) en Overijse/Meer van Genval (4 ex. op 1/05; B. Danhaive).

Fluiter Phylloscopus sibilatrix 05/05 1 ex. in de Doode Bemde (R. Chevalier) 07/05 1 zp te Haasrode/Mollendaalwoud (G. Vermeersch) 26/05 2 zp te Tervuren/Arboretum (I. Robbe) Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus 5, 11, 15, 17, 1 zp te OHZ (NO-hoek) (I. Nel, De boomklever I september 2017 I vogels

75


Zwartkopmeeuw Ichthyaetus melanocephalus 08/03 1 ad ZO te Bierbeek/Builoog (J. Cuppens) 09/04 6 ex. tpl te Erps/Dorenveld (F. Wyns) 23/04 1 ex. NO te SAR (J. Rutten)

Temmincks Strandloper Calidris temminckii 2-3/05 1 ex. te Heverlee/Langestaart (2/05) en nadien te OHZ (R. Stoks e.a.) Het 20e geval en 36e ex. voor het Dijleland.

Zwarte Stern Chlidonias niger 23/04 2 ad zom te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, F. Vandeputte e.a.) 08/05 2 ad zom te LP (B. Verstraete, F. Vanwezer) 26/05 1 ex. te NGB (M. Hofman)

Bonte Strandloper Calidris alpina 22, 27, 28, resp. 2, 1, 2, 3, 1, 1 & 1 ex. te OHZ 30-31/03, 3-4, (J. Rutten, S. Horemans, E. Coremans 13-14 & 22/04 e.v.a.) telkens 1 ex. te SAR (R. Stoks, 25/04 & 8-9/05 J. Vandeput, M. O’Briain e.a.)

74

Pontische Meeuw Larus cachinnans 4 & 19/03 resp. 2 & 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons) 4, 9, 18 & 25/03 resp. 1, 1, 2 & 2 ad te OHZ (J. Nysten, S. Horemans, L. Hendrickx e.a.) 12, 17, 18/03 resp. 1 ad, 1 ad, 2 ex. & 1 2e kj & 1/04 ex. te SAR (L. Hendrickx, I. Nel, P. Moysons e.a.) 18/03 2 ex. te Oppem (R. Charlier) Geelpootmeeuw Larus michahellis 3, 4 & 5/03 resp. 2 ex., 1 ad & 2 ex. te OHZ (F. Vanwezer, J. Nysten, L. Hendrickx) 11/03 1 ad N te Wilsele/N (K. Moreau) 12 & 17/03 1 ad te SAR (L. Hendrickx, I. Nel, S. Van den Bussche e.a.) Visdief Sterna hirundo Visdieven werden tijdens de besproken periode enkel opgemerkt te SAR, met resp. 1 ex. N, 1 ex. N, 4 ex. over + 2 ex. tpl, 1 ex. tpl, 2 ex. tpl, 1 ex. N + 2 ex. tpl, 2 ex. tpl, 3 ex. tpl, 1 ex. over + 2 ex. tpl, 1 ex. tpl, 2 ex. tpl, 2 ex. tpl, 1 ex. tpl & 1 ex. tpl op 13, 14, 16, 17, 21, 22, 23-24, 25, 27, 29/04, 3-4, 6, 23 & 27/05 (K. Moreau, I. Nel, G. Vandezande e.v.a.)

Zomertortel Streptopelia turtur 14/05 1 ex. te Leefdaal/plateau (J. Nysten)

Kemphaan Philomachus pugnax 27, 28/03, 7, resp. 2, 1, 1, 2 & 1 ex. te OHZ 10 & 11/04 (S. Horemans, F. Vanwezer, 25/04 & 22/05 G. Vandezande e.a. resp. 12 & 1 ex. te SAR (I. Nel, N. De Clercq e.a.)

Velduil Asio flammeus Op het plateau te Leefdaal – Korbeek-Dijle werden tijdens het voorjaar van 2017 Velduilen opgemerkt op 12/03 (1 ex. NO; JM Lommaert), 20/03, 25-26/03, 31/03 (telkens 1 ex. tpl; R. Vancaudenberg, B. Forget, J. Nysten e.a.) en 23/04 (1 ex. over en dan invallend; D. van der Elst, A. Smets, G. Vandezande e.a.).

Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus 17/03, 13, 23 & 24/04 resp. 3 ex., 1 ad zom, 2 ad zom + 2 1e win & 2 ex. te SAR (I. Nel, A. Smets, R. Stoks e.a.) – meeste slechts kort ter plaatse

Draaihals Jynx torquilla 28/05 1 ex. te Tervuren/Arboretum (I. Nel)

De boomklever I september 2017 I vogels

Smelleken Falco columbarius 02/03 1v te Wijgmaal (L. Smets) 19/03 1 ex. te Huldenberg/IJsevallei (W. Claes), 1 ex. over SAR (E. Etienne) 20/03 1 ex. te OHZ (J. Rutten) 17/04 1m N te Leefdaal/plateau (D. Bierlaire) 30/04 1 ex. te Haasrode/zandgroeve (F. Vandeputte) 01/05 1m te Korbeek-Dijle/plateau (L. Smets) 10/05 1 ex. te Leefdaal/plateau (N. De Clercq), 1 ex. NO te Wijgmaal/Wijgmaalbroek (G. Vandezande) Slechtvalk Falco peregrinus Een zeer beknopte samenvatting van de waarnemingen buiten Leuven/centrum illustreert het vaste patroon dat tijdens de voorbije jaren reeds duidelijk werd, namelijk een geleidelijke afname van de waarnemingsfrequentie over de maanden maart en april, en een sterkere afname naar de maand mei toe: Maart 48 waarnemingen van 1 ex., m.u.v. 2 ex. op 19/03 te SAR en op 27/03 te OHZ April 38 waarnemingen van 1 ex. Mei 10 waarnemingen van 1 ex. In Leuven – waar de soort voor het zevende opeenvolgende jaar broedde – werd de soort tijdens deze drie maanden slechts 18 keer ingevoerd, waarbij het amper twee keer om een duo ging. Op 3/05 werden er hier drie jongen geringd (P. Smets), alle voorgaande jaren ging het om vier jongen. Er hangen tegenwoordig trouwens al vier Slechtvalk-nestkasten in de regio (drie in Leuven en één in Herent), en in het najaar van 2017 komt er nog een vijfde bij (Abdij van Vlierbeek, Kessel-Lo). Grauwe Klauwier Lanius collurio 19/05 1 ad m te OHN (J. Rutten, B. Hermans, B. Theunis e.a.) Klapekster Lanius excubitor 4, 10-13, 17 1 ex. te Groenendaal/ & 22-23/03 Paardenrenbaan (F. Hollander, R. Van Steenkiste, B. Marchal e.a.) Wielewaal Oriolus oriolus 29-30/04, 7-10 1 zp te Wijgmaal/Wijgmaalbroek & 20/05 (J. Menu, I. Nel, H. Viaene e.a.), met 2 ex. op 9/05 (B. Theunis) 07/05 1 ex. te Bertem/Bertembos (A. Smets) 11, 17 & 29/05 1 zp te Neerijse/Doode Bemde (D.M.,

17/05

18/05 24/05 27/05

I. Piryns, O. Hendrick e.a.) 1 zp te Heverlee/Langestaart (J. Menu), 1 zp te Sint-Joris-Weert (R. Stoks) 1 zp te Bertem/Koeheide (G. Bleys) 1 zp te SAR/Laanvallei (S. De Backer) 1 zp te Haasrode/Meerdaalwoud (J. Nysten)

Raaf Corvus corax Voor een bespreking van deze recente nieuwkomer in de streek verwijzen we naar het specifieke artikel elders in deze Boomklever. Boomleeuwerik Lullula arborea 14/04 1 ex. te Heverlee/O (K. Lecompte) Cetti’s Zanger Cettia cetti Voor de besproken periode konden maar liefst 828 records van Cetti’s Zanger uit dijleland.waarnemingen.be worden gehaald! Een reconstructie van het aantal territoriale paren: 3 te AVP, 1 te Heverlee/Langestaart, 3 te OH/ Ormendaal, 4 te OHN, 6 te OHZ, 2 te Oppem, 1 te NGB, 6 in de Doode Bemde (zonder NGB), 10 te SAR, 1 te SAR/ Laanvallei, 1 te SAR/Vette Weide, 1 te Néthen/Marbaise, 5 te Pécrot/vijver, 4 te Pécrot/Dijle, 1 te Florival/Veeweide, 1 te Florival/N en 1 te Florival/Z. Dit betekent dat in 2017 maar liefst 51 territoria van Cetti’s Zanger konden worden geïnventariseerd in de Dijlevallei (enkel AVP ligt buiten deze vallei), wat meer dan een verdubbeling is ten opzichte van de 23 territoria die zowel in 2015 als 2016 werden gekarteerd. In hoeverre deze toename moet worden geweten aan een werkelijke toename van de soort dan wel aan een grotere inventarisatie-inspanning is niet geheel duidelijk, maar wellicht is het een combinatie van de twee. Zo werden het meest zuidelijke deel van de Dijlevallei (vooral ten Z van Pécrot/vijver), de oostelijke oever van SAR en de zone ten W van de Dijle in Oud-Heverlee wellicht vollediger geteld, terwijl in de andere gebieden nagenoeg dezelfde aantallen werden gevonden als in voormalige topjaren. Te AVP ging het zeker om een toename (hier voordien enkel 1 territorium in 2015 en 2016).

VOGELS

Tringa-ruiters is deze soort veel minder aan open slik gebonden, het zwaartepunt lag voor de Oeverloper dan ook niet te OHZ. Een beknopte samenvatting per locatie: Haasrode/ zandgroeve (1 ex. op 25-27/04; D. von Werne), Haasrode/industrie (telkens 1 ex. op 5, 12 & 15/05; D. von Werne, P. Moysons), LP (waarnemingen op 8 data tss 26/04 & 10/05; versch. waarn. – max. 7 ex. op 10/05; E. Toorman), AVP (waarnemingen van 1-3 ex. op 14 data tss 24/04 & 16/05; R. Gysbertsen, E. Toorman, F. Fluyt e.a.), Heverlee/Langestaart (waarnemingen op data tss 24/04 & 18/05; versch. waarn. – max. 8 ex. op 5/05; E. Toorman), OH/Ormendaal (1 ex. op 29/04; L. Hendrickx), OHN (resp. 1, 1, 4 & 1 ex. op 20, 29, 30/04 & 3/05; M. Janssens, B. Augustijns, T. Maniquet, J. Rutten), OHZ (telkens 1 ex. op 23/04, 4, 6 & 11/05; L. Hendrickx, R. Stoks, S. Van den Bussche e.a.), ZW (telkens 1 ex. op 27 & 29-30/04; D. von Werne, F. Lembreght, K. Moreau), Oppem (1 ex. op 10/05; R. Chevalier), NGB (resp. 5, 2, 2 & 1 ex. op 29/04, 1, 10 & 13/05; I. Nel, L. Hendrickx, J. Nysten e.a.), NKV (resp. 1, 4, 1, 2, 1 & 1 ex. op 4-5, 6, 7-8, 9, 13 & 17/05; I. Nel, A. Verboven, E. Van Hoorebeke e.a.), Doode Bemde (zonder NKV) (resp. &, 1 & 2 ex. op 30/04, 5 & 6/05; K. Moreau, B. Theunis, K. Kaerts, O. Heneau), SAR (waarnemingen op 16 data tss 20/04 & 16/05; versch. waarn. – max. 9 ex. op 12/05; I. Nel), Néthen/Marbaise (1 ex. op 4/05; J. De Meirsman), Pécrot/vijver (resp. 2, 1, 2 & 5 ex. op 29/04, 5, 11 & 12/05; J. Buys, J. De Meirsman, F. Van Hove e.a.), Florival/N (1 ex. op 29/04; K. Moreau), Kwerps/ vijvers (resp. 1, 2, 1 & 1 ex. op 22, 29/04, 13-14 & 16/05; P. Moysons), Tervuren/Park KMMA (telkens 2 ex. op 8 & 16/05; C. Carels, A. Reygel) en Overijse/Meer van Genval (4 ex. op 1/05; B. Danhaive).

Fluiter Phylloscopus sibilatrix 05/05 1 ex. in de Doode Bemde (R. Chevalier) 07/05 1 zp te Haasrode/Mollendaalwoud (G. Vermeersch) 26/05 2 zp te Tervuren/Arboretum (I. Robbe) Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus 5, 11, 15, 17, 1 zp te OHZ (NO-hoek) (I. Nel, De boomklever I september 2017 I vogels

75


24/04, 1 & 24/05 11-12, 16, 24-27, 30/04, 2, 7, 9, 20, 24 & 26/05 12-13, 16-17, 22-24, 30/04, 7, 14 & 27/05 14-17, 25, 30/04 & 1/05 14 & 28/04 14 & 30/04 23/04 29-30/04 30/04

G. Vandezande, A. Smets e.a.) 1 zp te AVP (J. Nysten, J. Menu, W. Claes e.a.) 1 zp te SAR (G. Vandezande, M. Fajgenblat, I. Nel e.a.) 1 zp te Pécrot/vijver (F. Van Hove, J. Buys) 1 zp te OHN (S. Horemans, I. Nel) 1 zp te NKV (F. Maes) 1 zp te Kwerps/vijvers (P. Moysons) 1 zp te OHZ (Z-kant) (L. Hendrickx, J. Rutten, K. Moreau) 1 zp te Doode Bemde/Groot Rietveld (K. Moreau)

Orpheusspotvogel Hippolais polyglotta 10-11/05 1 zp te Pécrot/vijver (F. Van Hove, I. Nel) 21/05 1 zp te Leefdaal/Duivendelle (A. Smets, G. Vandezande, F. Fluyt, K. Moreau) De vogel van Leefdaal betreft het 6e geval en 7e ex. voor het Dijleland (die van Pécrot zat net buiten het Dijleland sensu stricto). Bij de vorige gevallen ging het om solitaire vogels op 31/05-2/06/06, 28/05/10 en 5/06/11 te Huldenberg/Spitsberg en op 12-18/06 te Neerijse (net ten Z van de Doode Bemde) en een broedkoppel van 25/05-2/08/15 te Haasrode/zandgroeve. Spotvogel Hippolais icterina Op 16/05 werd de eerste Dijlelandse Spotvogel voor 2017 gehoord te Leefdaal/plateau, waarop hier nog op 7 data een zingende Spotvogel werd waargenomen (B. Forget, R. Ghijsen, J. Nysten e.a.). Andere Spotvogels zongen te Erps/Dorenveld (1 zp vanaf 17/05, 2 zp vanaf 20/05, 3 zp vanaf 23/05; P. Moysons, F. Wyns, J. Lecomte e.a.), Neerijse/Tersaert (1 zp op 17/05; I. Nel), Bertem/Koeheide (1 zp op 20/05; G. Bleys), Leefdaal/Duivendelle (resp. 2,

76

De boomklever I september 2017 I vogels

Bontbekplevier - Haasrode Zandgroeve Foto: Robert Gysbertsen - Opgedragen aan Jean-Michel Penne

1 & 2 zp op 21, 22 & 30/05; A. Smets, M. Fajgenblat, H. Roosen e.a.), Vrebos (2 zp op 21/05; A. Smets), Meerbeek (telkens 1 zp op 21 & 25/05; R. Ghijsen, G. Bleys), Wijgmaal/Wijgmaalbroek (1 zp op 21/05; J. Menu), Winksele (telkens 1 zp op 24 & 31/05; H. Roosen, R. Ghijsen) en Bertem/ Eikenbos (1 zp op 25/05; G. Bleys). Snor Locustella luscinioides 16/04-17/05 1 zp te SAR (A. Smets e.v.a.) 24/04-01/05 1 zp te OHZ (S. Horemans e.a.) De 21e en 22e gevallen van Snor voor het Dijleland sinds 1975. Braamsluiper Sylvia curruca Op 15/04 werden te Haasrode/industrie en Overijse/Terlanenveld de eerste Braamsluipers voor 2017 gehoord (D. von Werne, I. Nel). Te Haasrode bleef de soort de ganse periode aanwezig (J. Menu, P. Moysons, D. von Werne, G. Vandezande), terwijl te Terlanenveld op 30/04 nog 2 ex. werden gehoord (I. Nel). Andere locaties waren Overijse/ Meer van Genval (1 zp op 18/04; F. Van Hove), OHZ (1 ex. op 21/04; R. Charlier), Bertem/Koeheide (waarnemingen op 4 locaties tss 24/04 & 8/05; G. Bleys, E. Macquoy, H. Viaene), SAR (telkens 1 ex. op 26/04 & 10/05; G. Andy, I. Nel), Leuven/centrum (telkens 1 zp – 2 verschillende locaties – op 27/04 & 10/05; J. Kempeneers, E. Toorman), OHN (1 ex. op 27/04; S. Horemans), Haasrode/Konijnenhoek (resp. 1 & 2 zp op 29 & 30/04: P. Moysons, D. von Werne), Korbeek-Dijle (1 zp op 29-30/04; N. Ryckeboer, W. Claes, S. Horemans), Oppem (1 ex. op 30/04; S. Horemans), Meerbeek (telkens 1 zp op 2 verschillende locaties Zwarte wouw - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Bart Augustijns

Nachtegaal - Leopoldspark Kessel-Lo Foto: Fred Vanwezer

op 30/04 & 14/05; P. Moysons, G. Bleys, R. Ghijsen), Groenendaal/Paardenrenbaan (1 zp op 2/05; H. Roosen), NKV (1 zp op 2/05; E. Kimman), Ottenburg (1 zp op 4/05; G. Van Hamme), Overijse/Ketelhuis (1 zp op 26/05; I. Nel), Kessel-Lo/Z (1 zp op 26/05; S. Horemans), Vrebos (1 ex. op 27/05; E. Malfait) en Leefdaal/Duivendelle (1 zp op 30/05; H. Roosen). Beflijster Turdus torquatus In april werden redelijk wat Beflijsters waargenomen in regio Leuven. De eerste was een mannetje op 9/04 op de paardenrenbaan van Groenendaal (H. Roosen) en de laatste – ook een man – liet zich optekenen op 30/04, ook te Groenendaal (V. Legrand). Tussendoor waren er voornamelijk waarnemingen op het plateau te Korbeek-Dijle - Leefdaal, met daar 3 ex. op 16/04, 1 ex. op 22/04, 6 ex. (3 x 2) NO op 23/04 (en mogelijk zelfs 8 ex., van een koppel te Leefdaal kan niet worden achterhaald of het om één van de drie langstrekkende duo’s ging), 1m1v op 25/04, 2m op 26/04, min. 1m1v op 27/04 en 2m op 29/04 (JM Lommaert, A. Smets, G. Vandezande e.a.). De enige andere locaties waren Haasrode/zandgroeve met 1v op 24/04 (D. von Werne) en Pécrot/Dijle met 1 ex. op 29/04 (K. Moreau). Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata In Meerdaalwoud werden tijdens het voorjaar van 2017 vier zangposten Grauwe Vliegenvanger gevonden: eentje in het Militair Domein op 30/04, 17, 26 & 31/05 (R. Stoks, G. Driessens, P. Standaert), eentje te Heide op 7 & 18/05 (R. Stoks, R. Polfliet), eentje langs de Walendreef op 7 & 17/05 (R. Stoks, M. Fajgenblat; met op 7/05 hier 3 ex.) en eentje tussen de Grezstraat en de Prosperdreef op 14/05 (R. Stoks). Verder werden individuen gezien op 7/05 te Neerijse/Langerodebos (G. Vermeersch), op 25/05 te Overijse/stad (I. Robbe) en op 29/05 te Bertem/ Bertembos (F. Vandekeybus). Nachtegaal Luscinia megarhynchos Te Wijgmaal/Wijgmaalbroek werd op 21, 26, 29-30/04,

Wilde zwaan - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Gert Vandezande

6, 10, 14, 16 & 20/05 de zang van een Nachtegaal gehoord (J. Menu, I. Nel, S. Horemans e.a.), met 2 zangposten op 29/04 (J. Menu) en een koppeltje op 6/05 (S. Van den Bussche). Te Pécrot/vijver was er een zangpost op 30/04-1/05, 3, 4 & 11/05 (F. Vandeputte, J. Dandois, F. Van Hove e.a.). Andere locaties waren NGB (1 zp op 30/04; B. Vereyken, K. Moreau, S. De Backer), Wilsele (1 zp op 30/04; J. Menu) en Bertem/Eikenbos (1 zp op 14, 16 & 20/05; G. Bleys). Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca 7-11 & 14-16/05 1 ad m te Meerdaalwoud/Everzwijnbad (R. Stoks, J. Nysten, I. Nel e.a.) 13 & 24/05 1 ad m te Heverlee/begraafplaats (LP Arnhem) Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus 11/04 1m te Kessel-Lo/Noord (W. Sauwens) 18 & 22/04 1 zp te OHZ (K. Moreau, B. Hermans) 24/04 1m te Leefdaal/plateau (F. Vanwezer) 30/04 & 5/05 1 zp te Leuven/Groot Begijnhof (R. Uyttenbroeck, B. Hermans) 30/04, 1, 1 zp te Florival/Z (F. Van Hove, 12-13 & 15/05 J. Dandois, M. Fajgenblat e.a.) 30/04 & 26/05 1 zp te Néthen/Bois de Beaumont (F. Van Hove) 30/04 1 zp te Néthen/Étang de la Houlotte (J. Buys, I. Nel, F. Van Hove) 05/05 1 zp te Haasrode/zandgroeve (B. Hermans) 13-15/05 1 zp te OH/Dorp (A. Roels, J. Rutten) 17/05 1 zp te Meerdaalwoud/Militair Domein (J. Rutten)

VOGELS

Pijlstaart - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Gert Vandezande

Paapje Saxicola rubetra Voor het eerste Paapje in 2017 moest met op 17/04 op het plateau van Leefdaal zijn (D. Bierlaire). Nadien volgden hier resp. 1, 2, min. 6 + 2 NO, 2, min. 7 & 1 ex. op 21, 24, 30/04, 5, 6 & 7/05 (R.Charlier, J. Nysten, R. Stoks e.a.). Verder werd de soort waargenomen te De boomklever I september 2017 I vogels

77


24/04, 1 & 24/05 11-12, 16, 24-27, 30/04, 2, 7, 9, 20, 24 & 26/05 12-13, 16-17, 22-24, 30/04, 7, 14 & 27/05 14-17, 25, 30/04 & 1/05 14 & 28/04 14 & 30/04 23/04 29-30/04 30/04

G. Vandezande, A. Smets e.a.) 1 zp te AVP (J. Nysten, J. Menu, W. Claes e.a.) 1 zp te SAR (G. Vandezande, M. Fajgenblat, I. Nel e.a.) 1 zp te Pécrot/vijver (F. Van Hove, J. Buys) 1 zp te OHN (S. Horemans, I. Nel) 1 zp te NKV (F. Maes) 1 zp te Kwerps/vijvers (P. Moysons) 1 zp te OHZ (Z-kant) (L. Hendrickx, J. Rutten, K. Moreau) 1 zp te Doode Bemde/Groot Rietveld (K. Moreau)

Orpheusspotvogel Hippolais polyglotta 10-11/05 1 zp te Pécrot/vijver (F. Van Hove, I. Nel) 21/05 1 zp te Leefdaal/Duivendelle (A. Smets, G. Vandezande, F. Fluyt, K. Moreau) De vogel van Leefdaal betreft het 6e geval en 7e ex. voor het Dijleland (die van Pécrot zat net buiten het Dijleland sensu stricto). Bij de vorige gevallen ging het om solitaire vogels op 31/05-2/06/06, 28/05/10 en 5/06/11 te Huldenberg/Spitsberg en op 12-18/06 te Neerijse (net ten Z van de Doode Bemde) en een broedkoppel van 25/05-2/08/15 te Haasrode/zandgroeve. Spotvogel Hippolais icterina Op 16/05 werd de eerste Dijlelandse Spotvogel voor 2017 gehoord te Leefdaal/plateau, waarop hier nog op 7 data een zingende Spotvogel werd waargenomen (B. Forget, R. Ghijsen, J. Nysten e.a.). Andere Spotvogels zongen te Erps/Dorenveld (1 zp vanaf 17/05, 2 zp vanaf 20/05, 3 zp vanaf 23/05; P. Moysons, F. Wyns, J. Lecomte e.a.), Neerijse/Tersaert (1 zp op 17/05; I. Nel), Bertem/Koeheide (1 zp op 20/05; G. Bleys), Leefdaal/Duivendelle (resp. 2,

76

De boomklever I september 2017 I vogels

Bontbekplevier - Haasrode Zandgroeve Foto: Robert Gysbertsen - Opgedragen aan Jean-Michel Penne

1 & 2 zp op 21, 22 & 30/05; A. Smets, M. Fajgenblat, H. Roosen e.a.), Vrebos (2 zp op 21/05; A. Smets), Meerbeek (telkens 1 zp op 21 & 25/05; R. Ghijsen, G. Bleys), Wijgmaal/Wijgmaalbroek (1 zp op 21/05; J. Menu), Winksele (telkens 1 zp op 24 & 31/05; H. Roosen, R. Ghijsen) en Bertem/ Eikenbos (1 zp op 25/05; G. Bleys). Snor Locustella luscinioides 16/04-17/05 1 zp te SAR (A. Smets e.v.a.) 24/04-01/05 1 zp te OHZ (S. Horemans e.a.) De 21e en 22e gevallen van Snor voor het Dijleland sinds 1975. Braamsluiper Sylvia curruca Op 15/04 werden te Haasrode/industrie en Overijse/Terlanenveld de eerste Braamsluipers voor 2017 gehoord (D. von Werne, I. Nel). Te Haasrode bleef de soort de ganse periode aanwezig (J. Menu, P. Moysons, D. von Werne, G. Vandezande), terwijl te Terlanenveld op 30/04 nog 2 ex. werden gehoord (I. Nel). Andere locaties waren Overijse/ Meer van Genval (1 zp op 18/04; F. Van Hove), OHZ (1 ex. op 21/04; R. Charlier), Bertem/Koeheide (waarnemingen op 4 locaties tss 24/04 & 8/05; G. Bleys, E. Macquoy, H. Viaene), SAR (telkens 1 ex. op 26/04 & 10/05; G. Andy, I. Nel), Leuven/centrum (telkens 1 zp – 2 verschillende locaties – op 27/04 & 10/05; J. Kempeneers, E. Toorman), OHN (1 ex. op 27/04; S. Horemans), Haasrode/Konijnenhoek (resp. 1 & 2 zp op 29 & 30/04: P. Moysons, D. von Werne), Korbeek-Dijle (1 zp op 29-30/04; N. Ryckeboer, W. Claes, S. Horemans), Oppem (1 ex. op 30/04; S. Horemans), Meerbeek (telkens 1 zp op 2 verschillende locaties Zwarte wouw - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Bart Augustijns

Nachtegaal - Leopoldspark Kessel-Lo Foto: Fred Vanwezer

op 30/04 & 14/05; P. Moysons, G. Bleys, R. Ghijsen), Groenendaal/Paardenrenbaan (1 zp op 2/05; H. Roosen), NKV (1 zp op 2/05; E. Kimman), Ottenburg (1 zp op 4/05; G. Van Hamme), Overijse/Ketelhuis (1 zp op 26/05; I. Nel), Kessel-Lo/Z (1 zp op 26/05; S. Horemans), Vrebos (1 ex. op 27/05; E. Malfait) en Leefdaal/Duivendelle (1 zp op 30/05; H. Roosen). Beflijster Turdus torquatus In april werden redelijk wat Beflijsters waargenomen in regio Leuven. De eerste was een mannetje op 9/04 op de paardenrenbaan van Groenendaal (H. Roosen) en de laatste – ook een man – liet zich optekenen op 30/04, ook te Groenendaal (V. Legrand). Tussendoor waren er voornamelijk waarnemingen op het plateau te Korbeek-Dijle - Leefdaal, met daar 3 ex. op 16/04, 1 ex. op 22/04, 6 ex. (3 x 2) NO op 23/04 (en mogelijk zelfs 8 ex., van een koppel te Leefdaal kan niet worden achterhaald of het om één van de drie langstrekkende duo’s ging), 1m1v op 25/04, 2m op 26/04, min. 1m1v op 27/04 en 2m op 29/04 (JM Lommaert, A. Smets, G. Vandezande e.a.). De enige andere locaties waren Haasrode/zandgroeve met 1v op 24/04 (D. von Werne) en Pécrot/Dijle met 1 ex. op 29/04 (K. Moreau). Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata In Meerdaalwoud werden tijdens het voorjaar van 2017 vier zangposten Grauwe Vliegenvanger gevonden: eentje in het Militair Domein op 30/04, 17, 26 & 31/05 (R. Stoks, G. Driessens, P. Standaert), eentje te Heide op 7 & 18/05 (R. Stoks, R. Polfliet), eentje langs de Walendreef op 7 & 17/05 (R. Stoks, M. Fajgenblat; met op 7/05 hier 3 ex.) en eentje tussen de Grezstraat en de Prosperdreef op 14/05 (R. Stoks). Verder werden individuen gezien op 7/05 te Neerijse/Langerodebos (G. Vermeersch), op 25/05 te Overijse/stad (I. Robbe) en op 29/05 te Bertem/ Bertembos (F. Vandekeybus). Nachtegaal Luscinia megarhynchos Te Wijgmaal/Wijgmaalbroek werd op 21, 26, 29-30/04,

Wilde zwaan - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Gert Vandezande

6, 10, 14, 16 & 20/05 de zang van een Nachtegaal gehoord (J. Menu, I. Nel, S. Horemans e.a.), met 2 zangposten op 29/04 (J. Menu) en een koppeltje op 6/05 (S. Van den Bussche). Te Pécrot/vijver was er een zangpost op 30/04-1/05, 3, 4 & 11/05 (F. Vandeputte, J. Dandois, F. Van Hove e.a.). Andere locaties waren NGB (1 zp op 30/04; B. Vereyken, K. Moreau, S. De Backer), Wilsele (1 zp op 30/04; J. Menu) en Bertem/Eikenbos (1 zp op 14, 16 & 20/05; G. Bleys). Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca 7-11 & 14-16/05 1 ad m te Meerdaalwoud/Everzwijnbad (R. Stoks, J. Nysten, I. Nel e.a.) 13 & 24/05 1 ad m te Heverlee/begraafplaats (LP Arnhem) Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus 11/04 1m te Kessel-Lo/Noord (W. Sauwens) 18 & 22/04 1 zp te OHZ (K. Moreau, B. Hermans) 24/04 1m te Leefdaal/plateau (F. Vanwezer) 30/04 & 5/05 1 zp te Leuven/Groot Begijnhof (R. Uyttenbroeck, B. Hermans) 30/04, 1, 1 zp te Florival/Z (F. Van Hove, 12-13 & 15/05 J. Dandois, M. Fajgenblat e.a.) 30/04 & 26/05 1 zp te Néthen/Bois de Beaumont (F. Van Hove) 30/04 1 zp te Néthen/Étang de la Houlotte (J. Buys, I. Nel, F. Van Hove) 05/05 1 zp te Haasrode/zandgroeve (B. Hermans) 13-15/05 1 zp te OH/Dorp (A. Roels, J. Rutten) 17/05 1 zp te Meerdaalwoud/Militair Domein (J. Rutten)

VOGELS

Pijlstaart - Grootbroek Sint-Agatha-Rode Foto: Gert Vandezande

Paapje Saxicola rubetra Voor het eerste Paapje in 2017 moest met op 17/04 op het plateau van Leefdaal zijn (D. Bierlaire). Nadien volgden hier resp. 1, 2, min. 6 + 2 NO, 2, min. 7 & 1 ex. op 21, 24, 30/04, 5, 6 & 7/05 (R.Charlier, J. Nysten, R. Stoks e.a.). Verder werd de soort waargenomen te De boomklever I september 2017 I vogels

77


Roodborsttapuit Saxicola rubicola In tegenstelling tot het zeer goede jaar dat deze soort in delen van Vlaanderen had, kende deze soort in het Dijleland een eerder zwak jaar. Op het plateau te Leefdaal – Korbeek-Dijle waren er waarnemingen van resp. 1m, 1m2v, 1v en 1 ex. op 9-10, 11, 23/03 en 5/05 (I. Nel, A. Smets, K. Moreau e.a.) De overige waarnemingen betroffen 1v te Erps/Dorenveld op 5/03 (F. Wyns), 1v te Leuven/station op 10/03 (K. Moreau), 2 ex. te Kwerps/ Zuurbeekvallei op 26/03 (R. Ghijsen), 1m te OHZ op 1-2/04 (L. Hendrickx, I. Nel), 1m1v te Haasrode/industrie op 30/04-1/05 (J. Menu, G. Vandezande) en 1m te Leefdaal/Duivendelle op 7 en 21/05 (A. Smets). Tapuit Oenanthe oenanthe De eerste Tapuit voor 2017 was er vroeg bij, en werd reeds op 23/03 gezien te Leefdaal/plateau (J. De Cock). Nadien werd de soort op het plateau van Leefdaal – Korbeek-Dijle tussen 2/04 en 20/05 op 28 data waargenomen, met 10 ex. op 17/04 (D. Bierlaire) als maximum. Andere locaties met Tapuiten waren Erps/Dorenveld (resp. 1, 1, 2, 2, 4 & 2 ex. op 9, 16, 17, 24/04, 7 & 8/05; F. Wyns, P. Moysons, J. Lecomte e.a.), Neerijse/Ganzeman (resp. 1 & 4 ex. op 17/04 & 10/05; J. Nysten, B. Theunis), Haasrode/industrie (1v op 19/04; D. von Werne), Bertem/ Koeheide (telkens 1 ex. op 29/04 & 2/05; G. Bleys), Haasrode/zandgroeve (3 ex. op 30/04; D. von Werne, F. Vandeputte), Winksele (3 ex. op 30/04; G. Bleys), OHZ (2 ex. op 30/04; J. Rutten), SAR/Vette Weide (3 ex. op 30/04; I. Nel), Kwerps/Zuurbeekvallei (1m op 30/04; B. Bergmans), Groenendaal/Paardenrenbaan (telkens 2 ex. op 30/04 & 11/05; M. Fajgenblat, M. Van Cutsem), Heverlee/Langestaart (1 ex. op 3/05; P. Deschepper) en Egenhoven (resp. 2 & 1 ex. op 10 & 16/05; G. Bleys).

78

De boomklever I september 2017 I vogels

Ringmus Passer montanus De enige waarneming betrof 1 ex. NO te Wilsele/N op 11/03 (K. Moreau). Engelse Kwikstaart Motacilla flava flavissima 17/04 1 ad m te Leefdaal/plateau (F. Vandeputte, I. Nel, B. Forget, J. Nysten) 3, 5, 17 & 20/05 telkens 1 m te Erps/Dorenveld (P. Deschepper, S. Dhuyvetter, R. Ghijsen, P. Moysons), waarbij we er van uit gaan dat het steeds dezelfde vogel betrof De 26e-27e Engelse Kwikstaarten voor het Dijleland, en de 19e-20e in de 21e eeuw. Sinds 2012 werd deze ondersoort jaarlijks vastgesteld. De maandverdeling (gevallen 21e eeuw) illustreert dat dit in regio Leuven een uitsluitende voorjaarssoort is: maart 1 – april 8 – mei 10 – juni 1. Noordse Kwikstaart Motacilla flava thunbergi 30/04 2 & 1 ex. op het plateau te Leefdaal - Korbeek-Dijle (K. Moreau, J. Nysten), 1 ex. te OHZ (L. Hendrickx) 2, 3 & 8/05 resp. 2, 10 & 1 ex. te OHZ (J. Vantrappen, I. Nel, S. Van den Bussche e.a.) 6/05 2 ex. N te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande) Rouwkwikstaart Motacilla alba yarrellii 08/04 1 ex. te OHZ (I. Nel) 22/04 1m te Leefdaal/plateau (K. Moreau) 08/05 1v te OHZ (S. Van den Bussche) Boompieper Anthus trivialis De eerste Boompieper voor 2017 vloog op 31/03 over Leefdaal/Duivendelle (A. Smets). In april werden 12 keer noordwaarts trekkende Boompiepers genoteerd over de regio (1 – 3 ex.). Op het Militair Domein van Meerdaalwoud was de soort minstens vanaf 11/04 met 4 zangposten aanwezig, een aantal dat later nog toenam tot 6 zangposten op 23/04 en 17/05 (R. Stoks). Op de Paardenrenbaan van Groenendaal zong een Boompieper op 12/05 (M. Van Cutsem). Waterpieper Anthus spinoletta Er werden tijdens de besproken periode nog 37 waarnemingen van Waterpiepers ontvangen. De grootste concentraties betroffen 48 ex. op 1/03 te Wijgmaal/Wijgmaalbroek (L. Smets) en telkens 12 ex. op 13/03 te SAR/ Laanvallei (S. Peten) en op 18/03 te Oppem (I. Nel). Het laatste ex. zat op 9/04 te OHZ (R. Charlier).

Kleine Barmsijs Acanthis flammea cabaret 26/03 1 ex. te Heverlee/Heverleebos (P. Moysons) 15/05 1 zp te Oud-Heverlee/Dorp (J. Rutten) Europese Kanarie Serinus serinus 05/04 1 ex. te AVP (F. Vanwezer)

10/04 02/05

1 zp te Wilsele/Dorp (J. De Rycke) 1 zp te Wilsele/N, al enkele dagen voordien aanwezig (J. De Rycke) Grauwe Gors Emberiza calandra Tijdens de hele maand maart werden te Leefdaal/plateau nog regelmatig 1-2 overwinterende Grauwe Gorzen waargenomen (14 waarnemingen). Op 17/04 zong er eentje te Erps/Dorenveld (P. Moysons).

Soort

Eerste data

Aantal + Locatie

Waarnemers

Wespendief Pernis apivorus

06/05 07/05

1 Korb-Dijle, 3 SAR, 1 Kessel-Lo 1 Erps/Dorenveld

Versch. waarn. S. De Rouck, F. Wyns

Boomvalk Falco subbuteo

18/04 20/04

1 ex. te OHZ, 1 ex. te SAR 2 ex. te OHZ, 2 ex. te SAR

I. Nel, K. Moreau G. Vandezande, M. Janssens

Koekoek Cuculus canorus

7/04 12/04

1 ex. te NKV 1 ex. te OHZ

R. Foquet G. Vandezande

Gierzwaluw Apus apus

15/04 22/04

3 ex. te SAR, 1 ex. te OHN I. Nel, B. Hermans e.a. 1 ex. te Heverlee, 1 ex. te Leefdaal, 2 ex. te LP K. Gielen, K. Moreau, B. Verstraete

Oeverzwaluw Riparia riparia

20/03 28/03

1 ex. te OHN 1 ex. te OHN

Boerenzwaluw Hirundo rustica

08/03 15/03

1 ex. te Wilsele J. Menu 1 ex. te Haasrode, 1 ex. Sint-Agatha-Rode D. von Werne, S. Peten

Huiszwaluw Delichon urbicum

04/04 05/04

2 ex. te SAR 1 ex. te LP

Gele Kwikstaart Motacilla flava

21/03 31/03

1 ex. te Herent R. Mols 1 ex. te Leefdaal/Duivendelle, 1 ex. te AVP A. Smets, W. Claes

Blauwborst Luscinia svecica

18/03 24/03

1 ex. NKV, 1 ex. OHZ 1 ex. SAR

L. Hendrickx, R. Charlier e.a. I. Nel

Zwarte Roodstaart Phoenicurus ochruros

11/03 13/03

1v te Meerbeek 1 ex. te Herent, 1 zp te AVP

S. Stulens K. Hansen, J. Menu

Sprinkhaanzanger Locustella naevia

02/04 04/04

1 zp te SAR 1 zp te SAR/Laanvallei

L. Hendrickx, I. Nel P. Standaert

Kleine Karekiet Acrocephalus scirpaceus

12/04 15/04

1 zp te SAR 1 ex. te OHN

B. Forget S. Horemans

Bosrietzanger Acrocephalus palustris

25/04 29/04

1 ex. te Heverlee/Langestaart 1 ex. te OHZ

E. Toorman L. Hendrickx

Tuinfluiter * Sylvia borin

16/04 18/04

1 zp te SAR 1 ex. te Erps-Kwerps/Silsombos

E. Kimman NSG Beneden-Dijle

Zwartkop Sylvia atricapilla

12/03 15/03

1 zp te Hoeilaart 1 zp te SAR

H. Vandevoorde I. Nel

Grasmus Sylvia communis

8/04 11/04

1 ex. te SAR 1 ex. te Korbeek-Dijle

D. Capart G. Vandezande

Tjiftjaf ** Phylloscopus collybita

26/02 01/03

1 zp te AVP 1 ex. Wijgmaal, 1 zp SAR

T. Maniquet J. De Meirsman

Fitis Phylloscopus trochilus

30/03 31/03

1 ex. te SAR, 1 ex. te OHN 1 ex. te SAR/Laanvallei

I. Nel, R. Charlier S. De Backer

E. Coremans E. Coremans

H. Roosen J. Lambrechts

VOGELS

Haasrode/Konijnenhoek (1 ex. op 29/04; P. Moysons), Haasrode/zandgroeve (1 ex. op 30/04; D. von Werne), AVP (3 ex. op 7/05; R. Gysbertsen), Heverlee/Langestaart (1 ex. op 10/05; S. Van den Bussche, E. Matthysen), OHZ (4 ex. op 27/04; R. Stoks), NGB/Langerodebos (1 ex. op 7/05; G. Vermeersch), NKV/Doode Bemde (1, 1, 1 & 2 ex. op 29-30/04, 1, 10 & 11/05; J. Nysten, I. Nel, R. Stoks, G. Bleys), SAR/Vette Weide (resp. 2 & 1 ex. op 29 & 30/04; P. Moysons, I. Nel, L. Hendrickx), Winksele (2 ex. op 30/04; J. Menu), Heverlee/Zwanenberg (1 ex. op 30/04; G. Bleys), Leefdaal/Duivendelle (1 ex. op 10/05; E. Le Docte, A. Smets), Neerijse/Zingende Wind (1 ex. op 30/04; J. Nysten), Neerijse/Ganzeman (2 ex. op 30/04; J. Nysten), Kwerps/Zuurbeekvallei (1 ex. op 30/04; B. Bergmans, M. Depauw), Erps/Dorenveld (1 ex. op 7/05; S. De Rouck, F. Wyns) en Groenendaal/Paardenrenbaan (resp. 1, 4 & 3 ex. op 29, 30/04 11/05; M. Fajgenblat, M. Van Cutsem).

* Er werden meerdere waarnemingen van Tuinfluiter uit de eerste decade van april ontvangen, en zelfs eentje van eind maart. Wellicht allemaal verkeerd gedetermineerd, dus legden we de grens – ietwat arbitrair – op 10 april. ** Voor Tjiftjaf werd de aankomstgrens op 25/02 gelegd. Vroegere vogels beschouwen we als overwinteraars.

Samenstelling Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com De boomklever I september 2017 I vogels

79


Roodborsttapuit Saxicola rubicola In tegenstelling tot het zeer goede jaar dat deze soort in delen van Vlaanderen had, kende deze soort in het Dijleland een eerder zwak jaar. Op het plateau te Leefdaal – Korbeek-Dijle waren er waarnemingen van resp. 1m, 1m2v, 1v en 1 ex. op 9-10, 11, 23/03 en 5/05 (I. Nel, A. Smets, K. Moreau e.a.) De overige waarnemingen betroffen 1v te Erps/Dorenveld op 5/03 (F. Wyns), 1v te Leuven/station op 10/03 (K. Moreau), 2 ex. te Kwerps/ Zuurbeekvallei op 26/03 (R. Ghijsen), 1m te OHZ op 1-2/04 (L. Hendrickx, I. Nel), 1m1v te Haasrode/industrie op 30/04-1/05 (J. Menu, G. Vandezande) en 1m te Leefdaal/Duivendelle op 7 en 21/05 (A. Smets). Tapuit Oenanthe oenanthe De eerste Tapuit voor 2017 was er vroeg bij, en werd reeds op 23/03 gezien te Leefdaal/plateau (J. De Cock). Nadien werd de soort op het plateau van Leefdaal – Korbeek-Dijle tussen 2/04 en 20/05 op 28 data waargenomen, met 10 ex. op 17/04 (D. Bierlaire) als maximum. Andere locaties met Tapuiten waren Erps/Dorenveld (resp. 1, 1, 2, 2, 4 & 2 ex. op 9, 16, 17, 24/04, 7 & 8/05; F. Wyns, P. Moysons, J. Lecomte e.a.), Neerijse/Ganzeman (resp. 1 & 4 ex. op 17/04 & 10/05; J. Nysten, B. Theunis), Haasrode/industrie (1v op 19/04; D. von Werne), Bertem/ Koeheide (telkens 1 ex. op 29/04 & 2/05; G. Bleys), Haasrode/zandgroeve (3 ex. op 30/04; D. von Werne, F. Vandeputte), Winksele (3 ex. op 30/04; G. Bleys), OHZ (2 ex. op 30/04; J. Rutten), SAR/Vette Weide (3 ex. op 30/04; I. Nel), Kwerps/Zuurbeekvallei (1m op 30/04; B. Bergmans), Groenendaal/Paardenrenbaan (telkens 2 ex. op 30/04 & 11/05; M. Fajgenblat, M. Van Cutsem), Heverlee/Langestaart (1 ex. op 3/05; P. Deschepper) en Egenhoven (resp. 2 & 1 ex. op 10 & 16/05; G. Bleys).

78

De boomklever I september 2017 I vogels

Ringmus Passer montanus De enige waarneming betrof 1 ex. NO te Wilsele/N op 11/03 (K. Moreau). Engelse Kwikstaart Motacilla flava flavissima 17/04 1 ad m te Leefdaal/plateau (F. Vandeputte, I. Nel, B. Forget, J. Nysten) 3, 5, 17 & 20/05 telkens 1 m te Erps/Dorenveld (P. Deschepper, S. Dhuyvetter, R. Ghijsen, P. Moysons), waarbij we er van uit gaan dat het steeds dezelfde vogel betrof De 26e-27e Engelse Kwikstaarten voor het Dijleland, en de 19e-20e in de 21e eeuw. Sinds 2012 werd deze ondersoort jaarlijks vastgesteld. De maandverdeling (gevallen 21e eeuw) illustreert dat dit in regio Leuven een uitsluitende voorjaarssoort is: maart 1 – april 8 – mei 10 – juni 1. Noordse Kwikstaart Motacilla flava thunbergi 30/04 2 & 1 ex. op het plateau te Leefdaal - Korbeek-Dijle (K. Moreau, J. Nysten), 1 ex. te OHZ (L. Hendrickx) 2, 3 & 8/05 resp. 2, 10 & 1 ex. te OHZ (J. Vantrappen, I. Nel, S. Van den Bussche e.a.) 6/05 2 ex. N te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande) Rouwkwikstaart Motacilla alba yarrellii 08/04 1 ex. te OHZ (I. Nel) 22/04 1m te Leefdaal/plateau (K. Moreau) 08/05 1v te OHZ (S. Van den Bussche) Boompieper Anthus trivialis De eerste Boompieper voor 2017 vloog op 31/03 over Leefdaal/Duivendelle (A. Smets). In april werden 12 keer noordwaarts trekkende Boompiepers genoteerd over de regio (1 – 3 ex.). Op het Militair Domein van Meerdaalwoud was de soort minstens vanaf 11/04 met 4 zangposten aanwezig, een aantal dat later nog toenam tot 6 zangposten op 23/04 en 17/05 (R. Stoks). Op de Paardenrenbaan van Groenendaal zong een Boompieper op 12/05 (M. Van Cutsem). Waterpieper Anthus spinoletta Er werden tijdens de besproken periode nog 37 waarnemingen van Waterpiepers ontvangen. De grootste concentraties betroffen 48 ex. op 1/03 te Wijgmaal/Wijgmaalbroek (L. Smets) en telkens 12 ex. op 13/03 te SAR/ Laanvallei (S. Peten) en op 18/03 te Oppem (I. Nel). Het laatste ex. zat op 9/04 te OHZ (R. Charlier).

Kleine Barmsijs Acanthis flammea cabaret 26/03 1 ex. te Heverlee/Heverleebos (P. Moysons) 15/05 1 zp te Oud-Heverlee/Dorp (J. Rutten) Europese Kanarie Serinus serinus 05/04 1 ex. te AVP (F. Vanwezer)

10/04 02/05

1 zp te Wilsele/Dorp (J. De Rycke) 1 zp te Wilsele/N, al enkele dagen voordien aanwezig (J. De Rycke) Grauwe Gors Emberiza calandra Tijdens de hele maand maart werden te Leefdaal/plateau nog regelmatig 1-2 overwinterende Grauwe Gorzen waargenomen (14 waarnemingen). Op 17/04 zong er eentje te Erps/Dorenveld (P. Moysons).

Soort

Eerste data

Aantal + Locatie

Waarnemers

Wespendief Pernis apivorus

06/05 07/05

1 Korb-Dijle, 3 SAR, 1 Kessel-Lo 1 Erps/Dorenveld

Versch. waarn. S. De Rouck, F. Wyns

Boomvalk Falco subbuteo

18/04 20/04

1 ex. te OHZ, 1 ex. te SAR 2 ex. te OHZ, 2 ex. te SAR

I. Nel, K. Moreau G. Vandezande, M. Janssens

Koekoek Cuculus canorus

7/04 12/04

1 ex. te NKV 1 ex. te OHZ

R. Foquet G. Vandezande

Gierzwaluw Apus apus

15/04 22/04

3 ex. te SAR, 1 ex. te OHN I. Nel, B. Hermans e.a. 1 ex. te Heverlee, 1 ex. te Leefdaal, 2 ex. te LP K. Gielen, K. Moreau, B. Verstraete

Oeverzwaluw Riparia riparia

20/03 28/03

1 ex. te OHN 1 ex. te OHN

Boerenzwaluw Hirundo rustica

08/03 15/03

1 ex. te Wilsele J. Menu 1 ex. te Haasrode, 1 ex. Sint-Agatha-Rode D. von Werne, S. Peten

Huiszwaluw Delichon urbicum

04/04 05/04

2 ex. te SAR 1 ex. te LP

Gele Kwikstaart Motacilla flava

21/03 31/03

1 ex. te Herent R. Mols 1 ex. te Leefdaal/Duivendelle, 1 ex. te AVP A. Smets, W. Claes

Blauwborst Luscinia svecica

18/03 24/03

1 ex. NKV, 1 ex. OHZ 1 ex. SAR

L. Hendrickx, R. Charlier e.a. I. Nel

Zwarte Roodstaart Phoenicurus ochruros

11/03 13/03

1v te Meerbeek 1 ex. te Herent, 1 zp te AVP

S. Stulens K. Hansen, J. Menu

Sprinkhaanzanger Locustella naevia

02/04 04/04

1 zp te SAR 1 zp te SAR/Laanvallei

L. Hendrickx, I. Nel P. Standaert

Kleine Karekiet Acrocephalus scirpaceus

12/04 15/04

1 zp te SAR 1 ex. te OHN

B. Forget S. Horemans

Bosrietzanger Acrocephalus palustris

25/04 29/04

1 ex. te Heverlee/Langestaart 1 ex. te OHZ

E. Toorman L. Hendrickx

Tuinfluiter * Sylvia borin

16/04 18/04

1 zp te SAR 1 ex. te Erps-Kwerps/Silsombos

E. Kimman NSG Beneden-Dijle

Zwartkop Sylvia atricapilla

12/03 15/03

1 zp te Hoeilaart 1 zp te SAR

H. Vandevoorde I. Nel

Grasmus Sylvia communis

8/04 11/04

1 ex. te SAR 1 ex. te Korbeek-Dijle

D. Capart G. Vandezande

Tjiftjaf ** Phylloscopus collybita

26/02 01/03

1 zp te AVP 1 ex. Wijgmaal, 1 zp SAR

T. Maniquet J. De Meirsman

Fitis Phylloscopus trochilus

30/03 31/03

1 ex. te SAR, 1 ex. te OHN 1 ex. te SAR/Laanvallei

I. Nel, R. Charlier S. De Backer

E. Coremans E. Coremans

H. Roosen J. Lambrechts

VOGELS

Haasrode/Konijnenhoek (1 ex. op 29/04; P. Moysons), Haasrode/zandgroeve (1 ex. op 30/04; D. von Werne), AVP (3 ex. op 7/05; R. Gysbertsen), Heverlee/Langestaart (1 ex. op 10/05; S. Van den Bussche, E. Matthysen), OHZ (4 ex. op 27/04; R. Stoks), NGB/Langerodebos (1 ex. op 7/05; G. Vermeersch), NKV/Doode Bemde (1, 1, 1 & 2 ex. op 29-30/04, 1, 10 & 11/05; J. Nysten, I. Nel, R. Stoks, G. Bleys), SAR/Vette Weide (resp. 2 & 1 ex. op 29 & 30/04; P. Moysons, I. Nel, L. Hendrickx), Winksele (2 ex. op 30/04; J. Menu), Heverlee/Zwanenberg (1 ex. op 30/04; G. Bleys), Leefdaal/Duivendelle (1 ex. op 10/05; E. Le Docte, A. Smets), Neerijse/Zingende Wind (1 ex. op 30/04; J. Nysten), Neerijse/Ganzeman (2 ex. op 30/04; J. Nysten), Kwerps/Zuurbeekvallei (1 ex. op 30/04; B. Bergmans, M. Depauw), Erps/Dorenveld (1 ex. op 7/05; S. De Rouck, F. Wyns) en Groenendaal/Paardenrenbaan (resp. 1, 4 & 3 ex. op 29, 30/04 11/05; M. Fajgenblat, M. Van Cutsem).

* Er werden meerdere waarnemingen van Tuinfluiter uit de eerste decade van april ontvangen, en zelfs eentje van eind maart. Wellicht allemaal verkeerd gedetermineerd, dus legden we de grens – ietwat arbitrair – op 10 april. ** Voor Tjiftjaf werd de aankomstgrens op 25/02 gelegd. Vroegere vogels beschouwen we als overwinteraars.

Samenstelling Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com De boomklever I september 2017 I vogels

79


Deel 1: Ralreiger, Koereiger en Kwak Reigers en de Dijlevallei, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij elk bezoek aan de vallei komt men tegenwoordig op zijn minst wel twee soorten tegen. Meer nog, de Dijlevallei is één van de weinige gebieden in Vlaanderen waar men alle in Europa voorkomende soorten heeft waargenomen. Een aantal, voorheen zuidelijke soorten, zitten duidelijk in de lift. Tijd dus om een overzicht te geven van het voorkomen en evolutie van deze boeiende vogels. We starten de reeks met de meest exotische soorten: Ralreiger, Koereiger en Kwak. Deze zuidelijke reigers breiden allen, net zoals de Kleine zilverreiger hun broedareaal uit. RALREIGER (ARDEOLA RALLOIDES) De Ralreiger is één van de zeldzaamste en ook één van de meest exotisch ogende Europese reigers. Hij komt verspreid voor rond de Middellandse Zee, van Spanje, ZO-Europa, Turkije tot Egypte. Ze houden zich meestal op in weelderig begroeide beken en plassen waar ze op drijvende waterplanten en tussen het riet foerageren. Hun voedsel bestaat vooral uit amfibieën, insecten, larven en kleine vissen. De globale wereldpopulatie wordt geschat op 370.000 tot 780.000 individuen (Wetlands International 2015). De Europese populatie telt 15.000 tot 25.900 paar, wat overeenkomt met 30.000 tot 51.700 adulten (BirdLife International 2015). Het is onduidelijk of de soort globaal toe- of afneemt. De Europese populatie wordt als stabiel beschouwd. De Europese Ralreigers zijn trekvogels die in augustus-november in een breed front over de Middellandse Zee en de Sahara trekken. De grote populatie Afrikaanse 80

De boomklever I september 2017 I vogels

vogels is nomadisch of sedentair en verplaatst zich naar waterrijke gebieden ontstaan door seizoensregens. Europese vogels keren terug in april-mei, waarbij sommigen dan “doorschieten” naar Noordwest Europa. In de periode 1970-1990 nam het aantal broedvogels in Europa gevoelig af ten gevolge van zware en lange droogteperiodes in de overwinteringsgebieden rond de Sahel. Sinds het einde van de jaren negentig neemt het aantal echter weer toe. Reden is vooral de verhoogde regenval in de Afrikaanse winterkwartieren die de winteroverleving positief beïnvloeden. Zo steeg de Spaanse populatie van 850 - 1.100 paar in 2003 tot 2.076 paar in 2011. In Frankrijk was er ook een steile toename van 106 paar in 1989 tot 576 paar in 2007. In 2011 broedde de soort voor het eerst aan het Lac du Der-Chantecocq. In tegenstelling tot Nederland, waar de Ralreiger tot 1880 broedde (Voous, 1992) zijn er geen his-

In België is de Ralreiger de enige reigersoort die nog aan homologatie door het BRBC onderworpen is. 80% (41 van de 52 door het BRBC aanvaarde gevallen) van de waarnemingen vonden

Ralreiger in de Vallei van Mollendaalbeek op 15 mei 2017 Foto: Gert Vandezande

plaats in de maanden mei (30%) en juni (50%), zeven in juli, twee in augustus. Eén waarneming in maart (31/3/’53), de vroegste ooit, en één in September 2016 (en tevens het (tot nu toe) enige juveniel). De gevallen in Vlaanderen zijn mooi verdeeld over de lager gelegen westelijke en noordelijke provincies. Ook in Nederland worden de Ralreigers in de periode mei-augustus waargenomen waarvan de meeste in het late voorjaar (mei-juni).

jan

feb

maa

april

mei

juni

juli

aug

sept

okt

nov

dec

0

0

0

0

2 (3)

0

0

0

0

0

0

0

VOGELS

Voorkomen van Reigers Ardeidae in het Dijleland

torische gegevens bekend over het voorkomen van de Ralreiger als broedvogel in België. De eerste door het Belgian Rarity Bird Committee (BRBC) aanvaarde waarneming In België dateert pas van 2 juni 1905 in Zoutleeuw. (Lippens en Wille vermelden evenwel 6 gevallen vóór die datum: 2 vóór 1840, 1841, 1863, +- 1870 en +-1877.) Met 17 waarnemingen tot 1990 bleef de Ralreiger bij ons een zeldzame verschijning. Sinds de eeuwwisseling doet de Ralreiger het echter ook zeer goed in ons land: vanaf 2001 werden er jaarlijks, uitgezonderd in 2002 en 2010, één of meerdere waarnemingen gemeld. Topjaar tot nu toe was 2016 met liefst 8 door het BRBC aanvaarde gevallen. Er werd in de moerassen van Harchies zelfs nestbouw vastgesteld bij een koppel en in september tevens een juveniel. Wellicht is dit echter afkomstig van een broedgeval van net over de Frans-Belgische grens.

Tabel 1: Aantal gevallen van Ralreiger per maand in de periode 1900-2017

Ontwikkeling van het aantal gevallen van Ralreiger in België sinds het begin van de 20e eeuw. Aangepast overgenomen van Driessens 2016, bron: BRBC. De boomklever I september 2017 I vogels

81


Deel 1: Ralreiger, Koereiger en Kwak Reigers en de Dijlevallei, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij elk bezoek aan de vallei komt men tegenwoordig op zijn minst wel twee soorten tegen. Meer nog, de Dijlevallei is één van de weinige gebieden in Vlaanderen waar men alle in Europa voorkomende soorten heeft waargenomen. Een aantal, voorheen zuidelijke soorten, zitten duidelijk in de lift. Tijd dus om een overzicht te geven van het voorkomen en evolutie van deze boeiende vogels. We starten de reeks met de meest exotische soorten: Ralreiger, Koereiger en Kwak. Deze zuidelijke reigers breiden allen, net zoals de Kleine zilverreiger hun broedareaal uit. RALREIGER (ARDEOLA RALLOIDES) De Ralreiger is één van de zeldzaamste en ook één van de meest exotisch ogende Europese reigers. Hij komt verspreid voor rond de Middellandse Zee, van Spanje, ZO-Europa, Turkije tot Egypte. Ze houden zich meestal op in weelderig begroeide beken en plassen waar ze op drijvende waterplanten en tussen het riet foerageren. Hun voedsel bestaat vooral uit amfibieën, insecten, larven en kleine vissen. De globale wereldpopulatie wordt geschat op 370.000 tot 780.000 individuen (Wetlands International 2015). De Europese populatie telt 15.000 tot 25.900 paar, wat overeenkomt met 30.000 tot 51.700 adulten (BirdLife International 2015). Het is onduidelijk of de soort globaal toe- of afneemt. De Europese populatie wordt als stabiel beschouwd. De Europese Ralreigers zijn trekvogels die in augustus-november in een breed front over de Middellandse Zee en de Sahara trekken. De grote populatie Afrikaanse 80

De boomklever I september 2017 I vogels

vogels is nomadisch of sedentair en verplaatst zich naar waterrijke gebieden ontstaan door seizoensregens. Europese vogels keren terug in april-mei, waarbij sommigen dan “doorschieten” naar Noordwest Europa. In de periode 1970-1990 nam het aantal broedvogels in Europa gevoelig af ten gevolge van zware en lange droogteperiodes in de overwinteringsgebieden rond de Sahel. Sinds het einde van de jaren negentig neemt het aantal echter weer toe. Reden is vooral de verhoogde regenval in de Afrikaanse winterkwartieren die de winteroverleving positief beïnvloeden. Zo steeg de Spaanse populatie van 850 - 1.100 paar in 2003 tot 2.076 paar in 2011. In Frankrijk was er ook een steile toename van 106 paar in 1989 tot 576 paar in 2007. In 2011 broedde de soort voor het eerst aan het Lac du Der-Chantecocq. In tegenstelling tot Nederland, waar de Ralreiger tot 1880 broedde (Voous, 1992) zijn er geen his-

In België is de Ralreiger de enige reigersoort die nog aan homologatie door het BRBC onderworpen is. 80% (41 van de 52 door het BRBC aanvaarde gevallen) van de waarnemingen vonden

Ralreiger in de Vallei van Mollendaalbeek op 15 mei 2017 Foto: Gert Vandezande

plaats in de maanden mei (30%) en juni (50%), zeven in juli, twee in augustus. Eén waarneming in maart (31/3/’53), de vroegste ooit, en één in September 2016 (en tevens het (tot nu toe) enige juveniel). De gevallen in Vlaanderen zijn mooi verdeeld over de lager gelegen westelijke en noordelijke provincies. Ook in Nederland worden de Ralreigers in de periode mei-augustus waargenomen waarvan de meeste in het late voorjaar (mei-juni).

jan

feb

maa

april

mei

juni

juli

aug

sept

okt

nov

dec

0

0

0

0

2 (3)

0

0

0

0

0

0

0

VOGELS

Voorkomen van Reigers Ardeidae in het Dijleland

torische gegevens bekend over het voorkomen van de Ralreiger als broedvogel in België. De eerste door het Belgian Rarity Bird Committee (BRBC) aanvaarde waarneming In België dateert pas van 2 juni 1905 in Zoutleeuw. (Lippens en Wille vermelden evenwel 6 gevallen vóór die datum: 2 vóór 1840, 1841, 1863, +- 1870 en +-1877.) Met 17 waarnemingen tot 1990 bleef de Ralreiger bij ons een zeldzame verschijning. Sinds de eeuwwisseling doet de Ralreiger het echter ook zeer goed in ons land: vanaf 2001 werden er jaarlijks, uitgezonderd in 2002 en 2010, één of meerdere waarnemingen gemeld. Topjaar tot nu toe was 2016 met liefst 8 door het BRBC aanvaarde gevallen. Er werd in de moerassen van Harchies zelfs nestbouw vastgesteld bij een koppel en in september tevens een juveniel. Wellicht is dit echter afkomstig van een broedgeval van net over de Frans-Belgische grens.

Tabel 1: Aantal gevallen van Ralreiger per maand in de periode 1900-2017

Ontwikkeling van het aantal gevallen van Ralreiger in België sinds het begin van de 20e eeuw. Aangepast overgenomen van Driessens 2016, bron: BRBC. De boomklever I september 2017 I vogels

81


Het is op zijn minst opmerkelijk dat deze waarnemingen op exact dezelfde locatie gebeurden én in dezelfde periode. Nét buiten ons werkingsgebied, in de Vallei van de Mollendaalbeek te Bierbeek, werd op 15 mei van dit jaar een adulte pleisterende vogel waargenomen. (Deze waarneming is ingediend bij het BRBC, in behandeling, maar gezien ook dit geval goed fotografisch is gedocumenteerd zal aanvaarding door BRBC zeker geen probleem zijn.) Voor de volledigheid dient ook vermeld te worden dat een waarneming te Sint-Agatha-Rode van 16 augustus 1964 niet werd aanvaard door de homologatiecommissie maar wel als “Ardeola sp”, type Ralreiger of Koereiger, zonder de soort te kunnen determineren. Koereiger – Bubulcus ibis – behoorde destijds tot het genus Ardeola. Een claim van een vogel op 14/8/2015 in het Grootbroek wordt hier ook buiten beschouwing gelaten omwille van een onvoldoende en niet overtuigende beschrijving. KOEREIGER (BUBULCUS IBIS) De Koereiger is de kleinste en ook de meest zeldzame van de in ons land voorkomende zogenaamde “witte reigers” (Koereiger, Kleine en Grote zilverreiger). Oorspronkelijk beperkte zijn verspreidingsgebied zich tot Afrika en Zuid-Azië maar hij heeft sinds het einde van de 19e eeuw vanuit Afrika alle continenten, behalve Antarctica, gekoloniseerd. In Europa heeft de Koereiger zich vanuit Afrika en Zuidwest-Spanje geleidelijk 82

De boomklever I september 2017 I vogels

over Zuidwest-Europa verspreid. Sinds 1968 is hij broedvogel in Zuid-Frankrijk. De globale wereldpopulatie wordt geschat op 4.000.000 tot 9.850.000 individuen De Europese populatie telt 76.100 tot 92.300 paar, wat overeenkomt met 152.000 tot 185.000 adulten (BirdLife International 2015). De Koereiger is niet aan water gebonden. Hij komt zowel voor in natte als droge gebieden. Men treft Koereigers vooral aan in weilanden met koeien, paarden of schapen. Ze lopen tussen de poten van koeien om de insecten, die bij het grazen van het vee tevoorschijn komen, op te eten. Naast insecten zoals sprinkhanen en kevers, eten ze ook visjes, kikkers, wormen, muizen en dergelijke. Ze foerageren ook op vuilnisbelten. VOORKOMEN IN BELGIË De eerste waarneming voor België dateert van 10 juni 1969 in het Zwin te Knokke. De soort bleef een dwaalgast tot eind jaren 80, vanaf wanneer het aantal waarnemingen in stijgende lijn ging. Vooral in de kuststreek wordt vanaf die periode de soort jaarlijks op één of meer plaatsen waargenomen. Sindsdien nam het aantal waarnemingen toe, in die mate zelfs dat reeds in 1998 werd beslist om waarnemingen van Koereiger niet meer aan homologatie te onderwerpen. Zo waren er 137 gemelde exemplaren in de periode 1993-2002. Meer zelfs, in Vlaanderen broedde de soort voor het eerst in 1997 in Het Zwin bij Knokke, vermoedelijk aangetrokken door soortgenoten in de kooien in het vogelpark. In Nederland broedde de soort voor het eerst met zekerheid in 1998. Sinds 2005 broedt de soort echter niet meer in Vlaanderen, maar wel jaarlijks in Harchies (pers. med. K. Devos). Aangezien Vlaanderen zich op de uiterste noordgrens van het broedareaal bevindt, zijn dergelijke schommelingen evenwel normaal. In tegenstelling tot Nederland blijft de Koereiger in België – hoewel hij nu gans het jaar kan

worden waargenomen – vooral een najaars- en wintervogel, met de grootste aantallen vanaf augustus tot en met januari, maar vooral oktober en november. Opmerkelijk is de waarneming van maar liefst 80 (!) exemplaren op 3 september 2016 in Harchies. In het Blankaartgebied te Woumen-Merkem waren er de laatste jaren recordaantallen van pleisterende vogels in het najaar en de winterperiode (‘14/’15 10 ex; ‘15/’16 18 ex; ‘16/’17 23 ex.) (pers. med. K. Devos). Het blijft ook uitkijken naar de aanwezigheid van ringen, enerzijds omdat in Duitsland meerdere malen uit gevangenschap afkomstige Koereigers hebben gebroed, en anderzijds om wilde (gekleur)ringde vogels uit Frankrijk of Spanje te kunnen vaststellen. Ook dient opgelet te worden voor mogelijke hybrides Koereiger x Kleine zilverreiger. VOORKOMEN IN HET DIJLELAND Tot nu toe werden Koereigers 8 maal vastgesteld in het Dijleland en dit vooral vanaf het vroege voorjaar tot het begin van de zomer: • 1 mei 1998, Sint-Agatha-Rode - adult in broedkleed (vergelijk met Nederland: in aprilmei 1998 vond een influx van ten minste 20 exemplaren plaats waaronder in de eerste week van mei zes in de Oostvaardersplassen, Lelystad, Flevoland, en zes in Overijssel) • 24 april 2001, ondergelopen weides Oud-Heverlee Noord • 16 juli 2006, Sint-Agatha-Rode en 23 juli 2006 weides Oud-Heverlee Noord • 16-18-19 maart 2010, Duisburg adult winterkleed. • 28 november 2010, Neerijse Doode Bemde Groot Rietveld • 23 juni 2012, Neerijse Kliniekvijvers over naar N, adult • 15 september 2012, weiden Oud-Heverlee Zuid en Gezicht

Koereiger te Oud-Heverlee Zuid op 15 september 2012 Foto: Ingrid Nel

• 27 april 2016, Tervuren Park – Vossem vijver , adult zomerkleed (Een waarneming op 1 november 2011 op het plateau te Leefdaal laten we hier buiten beschouwing daar de waarnemer zelf de waarneming als onzeker heeft ingevoerd.) KWAK (NYCTICORAX NYCTICORAX) De Kwak komt op alle continenten voor behalve Australië en Antarctica. In Europa komt de Kwak vooral voor in het zuiden en het oosten. Het merendeel van de Europese Kwakken broedt in Noorden Centraal-Italië. België en Nederland liggen aan de noordgrens van het verspreidingsgebied. De globale wereldpopulatie Kwakken wordt geschat op 570.000 tot 3.730.000 individuen (Wetlands International 2015). De Europese populatie telt 60.000 tot 86.100 paar, wat overeenkomt met 120.000 tot 172.000 adulten (BirdLife International 2015). Kwakken zijn trekvogels. Ze trekken in een breed front over de Middellandse Zee en de Sahara. Ze keren terug in maart-mei waarbij er enkelen noordelijk kunnen “doorschieten”. Qua voedsel is de Kwak een echte opportunist en eet onder andere vissen, kikkers, salamanders, insecten,

jan

feb

maa

april

mei

juni

juli

aug

sept

okt

nov

dec

0

0

1

2

1

1

1

0

1

0

1

0

VOGELS

VOORKOMEN IN HET DIJLELAND Er zijn slechts twee aanvaarde waarnemingen in het Dijleland, allen in mei, en allemaal van vrij recente datum: • Van 8 tot en met 10 mei 2011, vijvers van Abdij van Park – Heverlee (Verslag L. Hendrickx) • Van 13 tot en met 17 mei 2012, vijvers van Abdij van Park – Heverlee (Verslag L. Hendrickx)

Tabel 2: Aantal gevallen van Koereiger per maand in de periode 1998-2016 De boomklever I september 2017 I vogels

83


Het is op zijn minst opmerkelijk dat deze waarnemingen op exact dezelfde locatie gebeurden én in dezelfde periode. Nét buiten ons werkingsgebied, in de Vallei van de Mollendaalbeek te Bierbeek, werd op 15 mei van dit jaar een adulte pleisterende vogel waargenomen. (Deze waarneming is ingediend bij het BRBC, in behandeling, maar gezien ook dit geval goed fotografisch is gedocumenteerd zal aanvaarding door BRBC zeker geen probleem zijn.) Voor de volledigheid dient ook vermeld te worden dat een waarneming te Sint-Agatha-Rode van 16 augustus 1964 niet werd aanvaard door de homologatiecommissie maar wel als “Ardeola sp”, type Ralreiger of Koereiger, zonder de soort te kunnen determineren. Koereiger – Bubulcus ibis – behoorde destijds tot het genus Ardeola. Een claim van een vogel op 14/8/2015 in het Grootbroek wordt hier ook buiten beschouwing gelaten omwille van een onvoldoende en niet overtuigende beschrijving. KOEREIGER (BUBULCUS IBIS) De Koereiger is de kleinste en ook de meest zeldzame van de in ons land voorkomende zogenaamde “witte reigers” (Koereiger, Kleine en Grote zilverreiger). Oorspronkelijk beperkte zijn verspreidingsgebied zich tot Afrika en Zuid-Azië maar hij heeft sinds het einde van de 19e eeuw vanuit Afrika alle continenten, behalve Antarctica, gekoloniseerd. In Europa heeft de Koereiger zich vanuit Afrika en Zuidwest-Spanje geleidelijk 82

De boomklever I september 2017 I vogels

over Zuidwest-Europa verspreid. Sinds 1968 is hij broedvogel in Zuid-Frankrijk. De globale wereldpopulatie wordt geschat op 4.000.000 tot 9.850.000 individuen De Europese populatie telt 76.100 tot 92.300 paar, wat overeenkomt met 152.000 tot 185.000 adulten (BirdLife International 2015). De Koereiger is niet aan water gebonden. Hij komt zowel voor in natte als droge gebieden. Men treft Koereigers vooral aan in weilanden met koeien, paarden of schapen. Ze lopen tussen de poten van koeien om de insecten, die bij het grazen van het vee tevoorschijn komen, op te eten. Naast insecten zoals sprinkhanen en kevers, eten ze ook visjes, kikkers, wormen, muizen en dergelijke. Ze foerageren ook op vuilnisbelten. VOORKOMEN IN BELGIË De eerste waarneming voor België dateert van 10 juni 1969 in het Zwin te Knokke. De soort bleef een dwaalgast tot eind jaren 80, vanaf wanneer het aantal waarnemingen in stijgende lijn ging. Vooral in de kuststreek wordt vanaf die periode de soort jaarlijks op één of meer plaatsen waargenomen. Sindsdien nam het aantal waarnemingen toe, in die mate zelfs dat reeds in 1998 werd beslist om waarnemingen van Koereiger niet meer aan homologatie te onderwerpen. Zo waren er 137 gemelde exemplaren in de periode 1993-2002. Meer zelfs, in Vlaanderen broedde de soort voor het eerst in 1997 in Het Zwin bij Knokke, vermoedelijk aangetrokken door soortgenoten in de kooien in het vogelpark. In Nederland broedde de soort voor het eerst met zekerheid in 1998. Sinds 2005 broedt de soort echter niet meer in Vlaanderen, maar wel jaarlijks in Harchies (pers. med. K. Devos). Aangezien Vlaanderen zich op de uiterste noordgrens van het broedareaal bevindt, zijn dergelijke schommelingen evenwel normaal. In tegenstelling tot Nederland blijft de Koereiger in België – hoewel hij nu gans het jaar kan

worden waargenomen – vooral een najaars- en wintervogel, met de grootste aantallen vanaf augustus tot en met januari, maar vooral oktober en november. Opmerkelijk is de waarneming van maar liefst 80 (!) exemplaren op 3 september 2016 in Harchies. In het Blankaartgebied te Woumen-Merkem waren er de laatste jaren recordaantallen van pleisterende vogels in het najaar en de winterperiode (‘14/’15 10 ex; ‘15/’16 18 ex; ‘16/’17 23 ex.) (pers. med. K. Devos). Het blijft ook uitkijken naar de aanwezigheid van ringen, enerzijds omdat in Duitsland meerdere malen uit gevangenschap afkomstige Koereigers hebben gebroed, en anderzijds om wilde (gekleur)ringde vogels uit Frankrijk of Spanje te kunnen vaststellen. Ook dient opgelet te worden voor mogelijke hybrides Koereiger x Kleine zilverreiger. VOORKOMEN IN HET DIJLELAND Tot nu toe werden Koereigers 8 maal vastgesteld in het Dijleland en dit vooral vanaf het vroege voorjaar tot het begin van de zomer: • 1 mei 1998, Sint-Agatha-Rode - adult in broedkleed (vergelijk met Nederland: in aprilmei 1998 vond een influx van ten minste 20 exemplaren plaats waaronder in de eerste week van mei zes in de Oostvaardersplassen, Lelystad, Flevoland, en zes in Overijssel) • 24 april 2001, ondergelopen weides Oud-Heverlee Noord • 16 juli 2006, Sint-Agatha-Rode en 23 juli 2006 weides Oud-Heverlee Noord • 16-18-19 maart 2010, Duisburg adult winterkleed. • 28 november 2010, Neerijse Doode Bemde Groot Rietveld • 23 juni 2012, Neerijse Kliniekvijvers over naar N, adult • 15 september 2012, weiden Oud-Heverlee Zuid en Gezicht

Koereiger te Oud-Heverlee Zuid op 15 september 2012 Foto: Ingrid Nel

• 27 april 2016, Tervuren Park – Vossem vijver , adult zomerkleed (Een waarneming op 1 november 2011 op het plateau te Leefdaal laten we hier buiten beschouwing daar de waarnemer zelf de waarneming als onzeker heeft ingevoerd.) KWAK (NYCTICORAX NYCTICORAX) De Kwak komt op alle continenten voor behalve Australië en Antarctica. In Europa komt de Kwak vooral voor in het zuiden en het oosten. Het merendeel van de Europese Kwakken broedt in Noorden Centraal-Italië. België en Nederland liggen aan de noordgrens van het verspreidingsgebied. De globale wereldpopulatie Kwakken wordt geschat op 570.000 tot 3.730.000 individuen (Wetlands International 2015). De Europese populatie telt 60.000 tot 86.100 paar, wat overeenkomt met 120.000 tot 172.000 adulten (BirdLife International 2015). Kwakken zijn trekvogels. Ze trekken in een breed front over de Middellandse Zee en de Sahara. Ze keren terug in maart-mei waarbij er enkelen noordelijk kunnen “doorschieten”. Qua voedsel is de Kwak een echte opportunist en eet onder andere vissen, kikkers, salamanders, insecten,

jan

feb

maa

april

mei

juni

juli

aug

sept

okt

nov

dec

0

0

1

2

1

1

1

0

1

0

1

0

VOGELS

VOORKOMEN IN HET DIJLELAND Er zijn slechts twee aanvaarde waarnemingen in het Dijleland, allen in mei, en allemaal van vrij recente datum: • Van 8 tot en met 10 mei 2011, vijvers van Abdij van Park – Heverlee (Verslag L. Hendrickx) • Van 13 tot en met 17 mei 2012, vijvers van Abdij van Park – Heverlee (Verslag L. Hendrickx)

Tabel 2: Aantal gevallen van Koereiger per maand in de periode 1998-2016 De boomklever I september 2017 I vogels

83


VOORKOMEN IN HET DIJLELAND In de vorige eeuw kwam de Kwak weinig voor in de streek. Wortelaers (1946) vermeldt de soort niet. Herroelen en De Fraine (1975) geven hem in Brabant het statuut van “onregelmatige gast van juli tot september”. Lippens en Wille (1972) vermelden maar 7 waarnemingen voor Brabant. Hens (2000) in “Vogels in het Dijleland” geeft de

Kwak het statuut van “onregelmatige doortrekker van mei tot augustus”. Als vroegste datum worden twee adulten vermeld op 9 mei 1986, als laatste datum 28 augustus 1980, een onvolwassen exemplaar. Er is tevens één geval in maart (24 maart 1987) en één in december 1984. De éénentwintigste eeuw laat echter een ander plaatje zien. Vanaf 2009 worden er jaarlijks één of meerdere Kwakken waargenomen. Enkel 2015 bleef “kwakloos”. In totaal zijn er een vijfentwintigtal waarnemingen van één of meerdere vogels. In sommige gevallen is het onmogelijk vast te stellen of het om verschillende vogels gaat. De aanwezigheid van Kwakken is immers zeer moeilijk vast te stellen. Meestal komen ze pas een hele poos na zonsondergang tevoorschijn en dan zijn er ook weinig waarnemers. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

19/5/2001, Doode Bemde - Neerijse, adult 10/7/2006, Tervuren Park 24/8/2009, Neerijse /Langerodebos, juveniel 8/5/2010, Sint-Agatha-Rode, adult 7/6/2010, Sint-Agatha-Rode, 1e zomer 13/8/2010 tot 17/9, Sint-Agatha-Rode, 1e zomer 7. 14/8/ 2010 tot 12/9, Sint-Agatha-Rode, adult 8. 3/8/2011 tot 29/8, Sint-Agatha-Rode, 2e zomer 9. 7/8/2011 tot 26/8, Sint-Agatha-Rode en Néthen/Marbaise, adult 10. 11/8/2011 tot 24/8, Sint-Agatha-Rode, juveniel 11. 10-20/8/2011, Doode Bemde Kliniekvijvers, juveniel 12. 21/8/2011, Oud-Heverlee Zuid, juveniel 13. 5/10/2011, overvliegend Heverlee 14. 6/5/2012, Sint-Agatha-Rode, tweede kj 15. 29/5/2012, Sint-Agatha-Rode, tweede kj (zelfde als 6/5?)

jan

feb

maa

april

mei

juni

juli

aug

sept

okt

nov

dec

0

0

0

0

4

3

4

13

4

1

0

0

Tabel 3: Aantal gevallen van Kwak per maand in de periode 2000-2017

84

De boomklever I september 2017 I vogels

Kwak in het Grootbroek (SintAgatha-Rode) op 23 augustus 2014 Foto: Ingrid Nel

16. 5/8/2012 tot 9/9/2012, Sint-Agatha-Rode, adult 17. 21/7/2013 tot 30/8, Sint-Agatha-Rode, adult 18. 2/8/2013 tot 31/8, Sint-Agatha-Rode, juveniel 19. 11-17/6/2014, Oud-Heverlee Zuid 2e zomer 20. 14/7/2014, Sint-Agatha-Rode, adult (mogelijks tot 22/7) 21. 27/7/2014 tot 27/8, Sint-Agatha-Rode, juveniel 22. 24/8/2014 tot 31/8, Visvijver Neerijse Dorp, adult 23. 17/9/2016, Erps-Kwerps overvliegend Zuid 24. 3/6/2017, Doode Bemde twee adulten 25. 8/6/2017, Sint-Agatha-Rode twee adulten en één 2e kalenderjaar, één adult nog gezien op 12/7 (de twee adulten zijn wellicht de zelfde als de vogels waargenomen op 3/6 in de Doode Bemde. Voor de volledigheid vermelden we hier ook nog twee waarnemingen uit de onmiddellijke omgeving van het Dijleland: een adult overvliegend op 9 mei 2012 te Bierbeek Blauwschuurhoeve en een overvliegende vogel te Kampenhout op 31 juli 2014. Het voorkomen van de Kwak in de Dijlevallei kunnen we nu omschrijven als “jaarlijkse doortrekker van mei tot september”. De meeste kans op het waarnemen van een Kwak heeft men in augustus (13 waarnemingen) gevolgd door mei, juli en september (4 gevallen). Vroegste waarneming 6 mei 2012, laatste 17 september 2016. Eén waarneming in oktober: 5/10/2012. In de meerderheid van de gevallen ging het om adulte vogels (10), in 6 gevallen om juveniele, in

Kwak in het Grootbroek (SintAgatha-Rode) op 14 juli 2014 Foto: Fred Vanwezer

5 gevallen om tweede kalenderjaars en in twee gevallen om tweede zomer vogels. In slechts twee gevallen kon het kleed niet worden vastgesteld. Vooral in het begin van deze eeuw werden kortstondig pleisterende vogels gezien (één dag). In de andere gevallen pleisterden de vogels tussen de 5 dagen en meer dan een maand. De langst pleisterende vogel was een adult die van 21/7/2013 tot 30/8 maar liefst 41 dagen te SAR verbleef. Tweemaal bleef een vogel 36 dagen en éénmaal 32 dagen. Meestal gaat het om solitaire exemplaren. In slechts twee gevallen waren er drie vogels aanwezig: 1 juveniel, 1 adult en 1 eerste zomer van 11/8/2011 tot 24/8 te Sint-Agatha-Rode en de drie vogels van dit jaar te Sint-Agatha-Rode. Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com

VOGELS

spinnen, kreeftachtigen, eieren en kuikens van andere watervogels. De vogels foerageren vooral ’s nachts, maar zeker in het broedseizoen ook gedurende de dag. Ondanks zijn opvallend verenkleed is het meestal ontzettend moeilijk om zijn aanwezigheid in een gebied vast te stellen. Er zijn weinig of geen historische gegevens over het voorkomen van de Kwak als broedvogel in België. Lippens en Wille vermelden enkel een mogelijk broedgeval in Blaasveld in 1885 (!). Het is slechts sinds 1978 dat jaarlijks Kwakken broeden in het Zwin en omgeving, nadat in 1977 vogels werden vrijgelaten uit de kooien van het vogelpark. Vanaf het einde van de jaren 80 en begin jaren 90 werden ook elders in Vlaanderen enkele broedgevallen vastgesteld. Het blijft echter moeilijk om uit te maken of het echt om wilde vogels gaat. In Wallonië (Harchies) broedt de soort jaarlijks. Ook in Nederland wordt het voorkomen vertroebeld door verwilderde vogels uit dierentuinen. Volgens Lippens en Wille komen er “vanaf half juli juveniele vogels die in Centraal-Frankrijk geboren werden doch na het uitvliegen meer maritieme streken in het Noorden opzoeken. Deze “zomertrek” kan tot in Nederland en Duitsland reiken, soms zelfs tot de Baltische Zee. In september-oktober vliegen deze vogels dan definitief naar het ZW om in Afrika te overwinteren, via Spanje, Italië of Griekenland.” Een zelfde fenomeen wordt vastgesteld bij Kleine zilverreiger en Ralreiger.

REFERENTIES • Archief Natuurstudiegroep Dijleland – De Boomklever (www.natuurstudiegroepdijleland.be/archief) • BirdLife International (2017) Species factsheet: Nycticorax nycticorax. Gedownload van www.birdlife.org. • BirdLife International. 2016. Ardeola ralloides. The IUCN Red List of Threatened Species 2016. • BirdLife International. 2016. Bubulcus ibis. The IUCN Red List of Threatened Species 2016. • BRBC Database. • Dutch Birding Soortenlijst. • G. Driessens (2016). Zuidelijke Ralreiger voelt zich thuis in Polder van Kruibeke. Natuurbericht 19 juli 2016. • K. H. Voous (1992). Moerasvogels van Europa. Thieme. • Lippens en Wille, Atlas van de Vogels in België en West-Europa (1972) • Sovon (2010). Koereigers blijven in het zuiden. Sovon Nieuws. 23 (1): 6-8. • Sovon soortenfiches (www.sovon.nl) • Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens J., Gabriels J. & Van Der Krieken B. (2004). Atlas van de Vlaamse Broedvogels, 2000-2002. • 3ème Rapport de la Commission d'Homologation Aves.

De boomklever I september 2017 I vogels

85


VOORKOMEN IN HET DIJLELAND In de vorige eeuw kwam de Kwak weinig voor in de streek. Wortelaers (1946) vermeldt de soort niet. Herroelen en De Fraine (1975) geven hem in Brabant het statuut van “onregelmatige gast van juli tot september”. Lippens en Wille (1972) vermelden maar 7 waarnemingen voor Brabant. Hens (2000) in “Vogels in het Dijleland” geeft de

Kwak het statuut van “onregelmatige doortrekker van mei tot augustus”. Als vroegste datum worden twee adulten vermeld op 9 mei 1986, als laatste datum 28 augustus 1980, een onvolwassen exemplaar. Er is tevens één geval in maart (24 maart 1987) en één in december 1984. De éénentwintigste eeuw laat echter een ander plaatje zien. Vanaf 2009 worden er jaarlijks één of meerdere Kwakken waargenomen. Enkel 2015 bleef “kwakloos”. In totaal zijn er een vijfentwintigtal waarnemingen van één of meerdere vogels. In sommige gevallen is het onmogelijk vast te stellen of het om verschillende vogels gaat. De aanwezigheid van Kwakken is immers zeer moeilijk vast te stellen. Meestal komen ze pas een hele poos na zonsondergang tevoorschijn en dan zijn er ook weinig waarnemers. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

19/5/2001, Doode Bemde - Neerijse, adult 10/7/2006, Tervuren Park 24/8/2009, Neerijse /Langerodebos, juveniel 8/5/2010, Sint-Agatha-Rode, adult 7/6/2010, Sint-Agatha-Rode, 1e zomer 13/8/2010 tot 17/9, Sint-Agatha-Rode, 1e zomer 7. 14/8/ 2010 tot 12/9, Sint-Agatha-Rode, adult 8. 3/8/2011 tot 29/8, Sint-Agatha-Rode, 2e zomer 9. 7/8/2011 tot 26/8, Sint-Agatha-Rode en Néthen/Marbaise, adult 10. 11/8/2011 tot 24/8, Sint-Agatha-Rode, juveniel 11. 10-20/8/2011, Doode Bemde Kliniekvijvers, juveniel 12. 21/8/2011, Oud-Heverlee Zuid, juveniel 13. 5/10/2011, overvliegend Heverlee 14. 6/5/2012, Sint-Agatha-Rode, tweede kj 15. 29/5/2012, Sint-Agatha-Rode, tweede kj (zelfde als 6/5?)

jan

feb

maa

april

mei

juni

juli

aug

sept

okt

nov

dec

0

0

0

0

4

3

4

13

4

1

0

0

Tabel 3: Aantal gevallen van Kwak per maand in de periode 2000-2017

84

De boomklever I september 2017 I vogels

Kwak in het Grootbroek (SintAgatha-Rode) op 23 augustus 2014 Foto: Ingrid Nel

16. 5/8/2012 tot 9/9/2012, Sint-Agatha-Rode, adult 17. 21/7/2013 tot 30/8, Sint-Agatha-Rode, adult 18. 2/8/2013 tot 31/8, Sint-Agatha-Rode, juveniel 19. 11-17/6/2014, Oud-Heverlee Zuid 2e zomer 20. 14/7/2014, Sint-Agatha-Rode, adult (mogelijks tot 22/7) 21. 27/7/2014 tot 27/8, Sint-Agatha-Rode, juveniel 22. 24/8/2014 tot 31/8, Visvijver Neerijse Dorp, adult 23. 17/9/2016, Erps-Kwerps overvliegend Zuid 24. 3/6/2017, Doode Bemde twee adulten 25. 8/6/2017, Sint-Agatha-Rode twee adulten en één 2e kalenderjaar, één adult nog gezien op 12/7 (de twee adulten zijn wellicht de zelfde als de vogels waargenomen op 3/6 in de Doode Bemde. Voor de volledigheid vermelden we hier ook nog twee waarnemingen uit de onmiddellijke omgeving van het Dijleland: een adult overvliegend op 9 mei 2012 te Bierbeek Blauwschuurhoeve en een overvliegende vogel te Kampenhout op 31 juli 2014. Het voorkomen van de Kwak in de Dijlevallei kunnen we nu omschrijven als “jaarlijkse doortrekker van mei tot september”. De meeste kans op het waarnemen van een Kwak heeft men in augustus (13 waarnemingen) gevolgd door mei, juli en september (4 gevallen). Vroegste waarneming 6 mei 2012, laatste 17 september 2016. Eén waarneming in oktober: 5/10/2012. In de meerderheid van de gevallen ging het om adulte vogels (10), in 6 gevallen om juveniele, in

Kwak in het Grootbroek (SintAgatha-Rode) op 14 juli 2014 Foto: Fred Vanwezer

5 gevallen om tweede kalenderjaars en in twee gevallen om tweede zomer vogels. In slechts twee gevallen kon het kleed niet worden vastgesteld. Vooral in het begin van deze eeuw werden kortstondig pleisterende vogels gezien (één dag). In de andere gevallen pleisterden de vogels tussen de 5 dagen en meer dan een maand. De langst pleisterende vogel was een adult die van 21/7/2013 tot 30/8 maar liefst 41 dagen te SAR verbleef. Tweemaal bleef een vogel 36 dagen en éénmaal 32 dagen. Meestal gaat het om solitaire exemplaren. In slechts twee gevallen waren er drie vogels aanwezig: 1 juveniel, 1 adult en 1 eerste zomer van 11/8/2011 tot 24/8 te Sint-Agatha-Rode en de drie vogels van dit jaar te Sint-Agatha-Rode. Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com

VOGELS

spinnen, kreeftachtigen, eieren en kuikens van andere watervogels. De vogels foerageren vooral ’s nachts, maar zeker in het broedseizoen ook gedurende de dag. Ondanks zijn opvallend verenkleed is het meestal ontzettend moeilijk om zijn aanwezigheid in een gebied vast te stellen. Er zijn weinig of geen historische gegevens over het voorkomen van de Kwak als broedvogel in België. Lippens en Wille vermelden enkel een mogelijk broedgeval in Blaasveld in 1885 (!). Het is slechts sinds 1978 dat jaarlijks Kwakken broeden in het Zwin en omgeving, nadat in 1977 vogels werden vrijgelaten uit de kooien van het vogelpark. Vanaf het einde van de jaren 80 en begin jaren 90 werden ook elders in Vlaanderen enkele broedgevallen vastgesteld. Het blijft echter moeilijk om uit te maken of het echt om wilde vogels gaat. In Wallonië (Harchies) broedt de soort jaarlijks. Ook in Nederland wordt het voorkomen vertroebeld door verwilderde vogels uit dierentuinen. Volgens Lippens en Wille komen er “vanaf half juli juveniele vogels die in Centraal-Frankrijk geboren werden doch na het uitvliegen meer maritieme streken in het Noorden opzoeken. Deze “zomertrek” kan tot in Nederland en Duitsland reiken, soms zelfs tot de Baltische Zee. In september-oktober vliegen deze vogels dan definitief naar het ZW om in Afrika te overwinteren, via Spanje, Italië of Griekenland.” Een zelfde fenomeen wordt vastgesteld bij Kleine zilverreiger en Ralreiger.

REFERENTIES • Archief Natuurstudiegroep Dijleland – De Boomklever (www.natuurstudiegroepdijleland.be/archief) • BirdLife International (2017) Species factsheet: Nycticorax nycticorax. Gedownload van www.birdlife.org. • BirdLife International. 2016. Ardeola ralloides. The IUCN Red List of Threatened Species 2016. • BirdLife International. 2016. Bubulcus ibis. The IUCN Red List of Threatened Species 2016. • BRBC Database. • Dutch Birding Soortenlijst. • G. Driessens (2016). Zuidelijke Ralreiger voelt zich thuis in Polder van Kruibeke. Natuurbericht 19 juli 2016. • K. H. Voous (1992). Moerasvogels van Europa. Thieme. • Lippens en Wille, Atlas van de Vogels in België en West-Europa (1972) • Sovon (2010). Koereigers blijven in het zuiden. Sovon Nieuws. 23 (1): 6-8. • Sovon soortenfiches (www.sovon.nl) • Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens J., Gabriels J. & Van Der Krieken B. (2004). Atlas van de Vlaamse Broedvogels, 2000-2002. • 3ème Rapport de la Commission d'Homologation Aves.

De boomklever I september 2017 I vogels

85


INLEIDING De Raaf (Corvus corax) is een soort met een erg groot verspreidingsgebied. De soort wordt aangetroffen van Alaska en Canada zuidwaarts doorheen (voornamelijk het westen van) de Verenigde Staten tot Mexico, in W- en Z-Groenland, IJsland en de Faeröer eilanden, op de Canarische Eilanden en in NW-Afrika, en van bijna heel Europa oostwaarts tot het uiterste oosten van Rusland, waarbij de zuidgrens loopt doorheen het noorden van het Midden-Oosten, Centraal Azië en China. Binnen dit gebied worden volgens de meest vooruitstrevende taxonomische inzichten 12 ondersoorten onderscheiden, die kunnen worden ondergebracht in drie groepen waartussen momenteel geen uitwisseling meer bestaat, en die aldus onafhankelijk van elkaar verder evolueren: (1) de Nieuwe Wereld, (2) de Canarische Eilanden en (3) de Oude Wereld (del Hoyo & Collar 2016). In het grootste deel van Europa (ook bij ons) gaat het om de nominaatvorm Corvus corax corax. In onze streken ging het de soort echter lange tijd niet voor de wind … In Vlaanderen broedden de laatste

Raven in 1865 in Bazel en rond hetzelfde jaar in Wilrijk. In Wallonië verdween hij iets later, in het begin van de 20e eeuw. Daarna stond de Raaf als broedvogel in België lange tijd geboekstaafd als uitgestorven. In de ‘Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002’ (Vermeersch et al. 2004) vond je hem nog steeds niet terug. Tijdens de voorbije decaden kwam daar echter langzaam terug verandering in … TERUGKEER VAN DE RAAF IN BELGIË Raven zijn in essentie standvogels, wat van natuurlijke uitbreiding een traag proces maakt en aldus een natuurlijke terugkeer van de soort bemoeilijkt. In een poging de Raaf opnieuw te introduceren in Wallonië, werden tussen 1973 en 1980 50 jonge vogels uit de Franse populatie vrijgelaten. Al in 1980 leidde dat tot het eerste nest, en in 1982 vielen reeds drie families te bewonderen. In 1990 waren een twaalftal nesten gekend en in het begin van deze eeuw bestond de Waalse broedpopulatie al uit minstens 85 paartjes, voornamelijk in de provincies Raaf - boven het Grootbroek in Sint-Agatha-Rode op 27 april 2017 Foto: Axel Smets

86

De boomklever I september 2017 I vogels

lukte herintroductie), en waar rond de eeuwwisseling al sprake was van tot maximaal 100 koppels (vnml. in de centrale Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug, en in mindere mate de regio’s hier onmiddellijk rond) (van Manen & Renssen 2002), breidde de soort inmiddels uit tot een bijna landsdekkende verspreiding (www.waarneming. nl, Natuurmonumenten 2010, 2011, Teunissen 2011, Ballering & van Diek 2012, Gortzak & Teunissen 2014). Enkel Zeeland (ook weer aansluitend op Oost- en West-Vlaanderen), het grootste deel van Friesland en de kop van Noord-Holland behoren anno 2017 nog niet tot het broedgebied van de Nederlandse Raven. DETERMINATIEPROBLEMEN Hoewel Raven 54 tot 67 cm groot zijn (met een spanwijdte van 115 – 130 cm) en Zwarte Kraaien ‘slechts’ tussen 44 en 51 cm meten (met een spanwijdte van 84 – 100 cm), en er dus best wel een opvallend grootteverschil bestaat tussen een gemiddelde Raaf en een gemiddelde Zwarte Kraai (noteer echter dat de kleinste Raven niet veel groter zijn dan de grootste Zwarte Kraaien), sluipen er ongetwijfeld determinatiefouten in de waarnemingenbestanden. Wellicht is dit vaak het gevolg van een verkeerde inschatting van het best grote postuur van een Zwarte Kraai. Op de wigvormige staart van een Raaf na, zijn veel van de andere kenmerken bovendien erg relatief. Een afzonderlijke vogel louter op grootte determineren blijft heel subjectief, en het is dan ook vaak moeilijk om de betrouwbaarheid van gegevens in te schatten. Bijgevolg geldt dat ook voor de precieze verspreiding, wat wordt versterkt door het feit dat Raven in bosgebieden (bij ons hun favoriete biotoop) al snel over het hoofd worden gezien. De diepkeelse roep - een luid, haast krakend “krokk krokk krokk - is doorgaans de eerste aankondiging, en vormt een bruikbare bevestiging dat er eentje in de buurt zit. Waarnemers die vertrouwd zijn met de roep zullen de soort sneller met zekerheid opmerken. De boomklever I september 2017 I vogels

VOGELS

De comeback van de Raaf in het Dijleland

Luik, Luxemburg en het zuiden van de provincie Namen (Dehem et al. 2010). Intussen kan je op sommige plaatsen binnen dit gebied weer groepjes van enkele tientallen Raven spotten, maar om een continue verspreiding als broedvogel gaat het ook hier nog niet, al breidt de soort jaarlijks uit. Uit ongeveer de helft van de oppervlakte van deze regio liggen immers ook nog geen broedgevallen voor. De recente kolonisatie van de Famenne en de Entre-Sambre-et-Meuse illustreert dat de soort in Wallonië nog steeds in uitbreiding is, vooral in noordelijke en westelijke richtingen. In hoeverre Henegouwen en Waals-Brabant nog aan bod zullen komen kan enkel de toekomst uitwijzen. Van een ‘overflow’ van Waalse Raven over de grenzen van dit landsgedeelte heen, was in de periode 2001-2007 (de periode waarin de inventarisaties voor de Waalse broedvogelatlas plaatsvonden) volgens Dehem et al. (2010) nog geen sprake. In Vlaanderen liet de terugkeer van de Raaf inderdaad langer op zich wachten. In de jaren 80 waren slechts enkele losse waarnemingen gekend, en tot en met 2008 liepen er jaarlijks niet meer dan een handvol waarnemingen binnen. In de jaren daarop doken Raven voor het eerst herhaaldelijk op dezelfde locaties op: in de Limburgse gemeenten Koersel en Lommel, en in het noordoosten van de provincie Antwerpen in het Landschap De Liereman bij Oud-Turnhout en Arendonk. Het was echter pas in 2014 dat een eerste territoriaal paar werd opgemerkt (in Limburg). Nadien werden in Vlaanderen zo’n 10 tot 15 Raven per jaar gemeld, waarbij ook de rest van de provincie Antwerpen en Vlaams-Brabant meermaals aan de beurt kwamen (zie verder). West- en Oost-Vlaanderen komen vooralsnog niet opvallend aan bod, aansluitend op de situatie in het Waalse Henegouwen. De Vlaamse Raven komen intussen wellicht wel deels vanuit het zuiden (Wallonië), maar wellicht ook vanuit het oosten (Duitsland) en mogelijk zelfs uit het noorden. In Nederland, waar de soort vanaf 1969 werd geïntroduceerd (na een eerdere mis-

87


INLEIDING De Raaf (Corvus corax) is een soort met een erg groot verspreidingsgebied. De soort wordt aangetroffen van Alaska en Canada zuidwaarts doorheen (voornamelijk het westen van) de Verenigde Staten tot Mexico, in W- en Z-Groenland, IJsland en de Faeröer eilanden, op de Canarische Eilanden en in NW-Afrika, en van bijna heel Europa oostwaarts tot het uiterste oosten van Rusland, waarbij de zuidgrens loopt doorheen het noorden van het Midden-Oosten, Centraal Azië en China. Binnen dit gebied worden volgens de meest vooruitstrevende taxonomische inzichten 12 ondersoorten onderscheiden, die kunnen worden ondergebracht in drie groepen waartussen momenteel geen uitwisseling meer bestaat, en die aldus onafhankelijk van elkaar verder evolueren: (1) de Nieuwe Wereld, (2) de Canarische Eilanden en (3) de Oude Wereld (del Hoyo & Collar 2016). In het grootste deel van Europa (ook bij ons) gaat het om de nominaatvorm Corvus corax corax. In onze streken ging het de soort echter lange tijd niet voor de wind … In Vlaanderen broedden de laatste

Raven in 1865 in Bazel en rond hetzelfde jaar in Wilrijk. In Wallonië verdween hij iets later, in het begin van de 20e eeuw. Daarna stond de Raaf als broedvogel in België lange tijd geboekstaafd als uitgestorven. In de ‘Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002’ (Vermeersch et al. 2004) vond je hem nog steeds niet terug. Tijdens de voorbije decaden kwam daar echter langzaam terug verandering in … TERUGKEER VAN DE RAAF IN BELGIË Raven zijn in essentie standvogels, wat van natuurlijke uitbreiding een traag proces maakt en aldus een natuurlijke terugkeer van de soort bemoeilijkt. In een poging de Raaf opnieuw te introduceren in Wallonië, werden tussen 1973 en 1980 50 jonge vogels uit de Franse populatie vrijgelaten. Al in 1980 leidde dat tot het eerste nest, en in 1982 vielen reeds drie families te bewonderen. In 1990 waren een twaalftal nesten gekend en in het begin van deze eeuw bestond de Waalse broedpopulatie al uit minstens 85 paartjes, voornamelijk in de provincies Raaf - boven het Grootbroek in Sint-Agatha-Rode op 27 april 2017 Foto: Axel Smets

86

De boomklever I september 2017 I vogels

lukte herintroductie), en waar rond de eeuwwisseling al sprake was van tot maximaal 100 koppels (vnml. in de centrale Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug, en in mindere mate de regio’s hier onmiddellijk rond) (van Manen & Renssen 2002), breidde de soort inmiddels uit tot een bijna landsdekkende verspreiding (www.waarneming. nl, Natuurmonumenten 2010, 2011, Teunissen 2011, Ballering & van Diek 2012, Gortzak & Teunissen 2014). Enkel Zeeland (ook weer aansluitend op Oost- en West-Vlaanderen), het grootste deel van Friesland en de kop van Noord-Holland behoren anno 2017 nog niet tot het broedgebied van de Nederlandse Raven. DETERMINATIEPROBLEMEN Hoewel Raven 54 tot 67 cm groot zijn (met een spanwijdte van 115 – 130 cm) en Zwarte Kraaien ‘slechts’ tussen 44 en 51 cm meten (met een spanwijdte van 84 – 100 cm), en er dus best wel een opvallend grootteverschil bestaat tussen een gemiddelde Raaf en een gemiddelde Zwarte Kraai (noteer echter dat de kleinste Raven niet veel groter zijn dan de grootste Zwarte Kraaien), sluipen er ongetwijfeld determinatiefouten in de waarnemingenbestanden. Wellicht is dit vaak het gevolg van een verkeerde inschatting van het best grote postuur van een Zwarte Kraai. Op de wigvormige staart van een Raaf na, zijn veel van de andere kenmerken bovendien erg relatief. Een afzonderlijke vogel louter op grootte determineren blijft heel subjectief, en het is dan ook vaak moeilijk om de betrouwbaarheid van gegevens in te schatten. Bijgevolg geldt dat ook voor de precieze verspreiding, wat wordt versterkt door het feit dat Raven in bosgebieden (bij ons hun favoriete biotoop) al snel over het hoofd worden gezien. De diepkeelse roep - een luid, haast krakend “krokk krokk krokk - is doorgaans de eerste aankondiging, en vormt een bruikbare bevestiging dat er eentje in de buurt zit. Waarnemers die vertrouwd zijn met de roep zullen de soort sneller met zekerheid opmerken. De boomklever I september 2017 I vogels

VOGELS

De comeback van de Raaf in het Dijleland

Luik, Luxemburg en het zuiden van de provincie Namen (Dehem et al. 2010). Intussen kan je op sommige plaatsen binnen dit gebied weer groepjes van enkele tientallen Raven spotten, maar om een continue verspreiding als broedvogel gaat het ook hier nog niet, al breidt de soort jaarlijks uit. Uit ongeveer de helft van de oppervlakte van deze regio liggen immers ook nog geen broedgevallen voor. De recente kolonisatie van de Famenne en de Entre-Sambre-et-Meuse illustreert dat de soort in Wallonië nog steeds in uitbreiding is, vooral in noordelijke en westelijke richtingen. In hoeverre Henegouwen en Waals-Brabant nog aan bod zullen komen kan enkel de toekomst uitwijzen. Van een ‘overflow’ van Waalse Raven over de grenzen van dit landsgedeelte heen, was in de periode 2001-2007 (de periode waarin de inventarisaties voor de Waalse broedvogelatlas plaatsvonden) volgens Dehem et al. (2010) nog geen sprake. In Vlaanderen liet de terugkeer van de Raaf inderdaad langer op zich wachten. In de jaren 80 waren slechts enkele losse waarnemingen gekend, en tot en met 2008 liepen er jaarlijks niet meer dan een handvol waarnemingen binnen. In de jaren daarop doken Raven voor het eerst herhaaldelijk op dezelfde locaties op: in de Limburgse gemeenten Koersel en Lommel, en in het noordoosten van de provincie Antwerpen in het Landschap De Liereman bij Oud-Turnhout en Arendonk. Het was echter pas in 2014 dat een eerste territoriaal paar werd opgemerkt (in Limburg). Nadien werden in Vlaanderen zo’n 10 tot 15 Raven per jaar gemeld, waarbij ook de rest van de provincie Antwerpen en Vlaams-Brabant meermaals aan de beurt kwamen (zie verder). West- en Oost-Vlaanderen komen vooralsnog niet opvallend aan bod, aansluitend op de situatie in het Waalse Henegouwen. De Vlaamse Raven komen intussen wellicht wel deels vanuit het zuiden (Wallonië), maar wellicht ook vanuit het oosten (Duitsland) en mogelijk zelfs uit het noorden. In Nederland, waar de soort vanaf 1969 werd geïntroduceerd (na een eerdere mis-

87


RAVEN IN HET DIJLELAND Ook in het Dijleland speelde de problematiek van het inschatten van de betrouwbaarheid van gegevens mogelijk een rol bij het documenteren van de eerste waarnemingen. Nadat er voor de periode 1901 – 2000 geen waarnemingen van de soort uit de regio voorlagen (Hens 2000) kon er om deze reden geen zekerheid worden verkregen over waarnemingen van vogels op 5/03/05 te Sterrebeek, op 7/03/14 te Overijse/Terlanenveld (overvliegend ZW, als onzeker gemeld) en op 28/11/14 (overvliegend Z) en 22/05/16 te Herent. Geen van deze waarnemingen waren overtuigend beschreven, fotografisch gedocu88

De boomklever I september 2017 I vogels

menteerd of van een geluidsopname voorzien. Aanvankelijk gold dezelfde onzekerheid ook voor mogelijke Raven op 29/12/16 te Hamme-Mille (net ten Z van Mollendaalbos; S. Perremans), en op 28/02 en 5/03/17 te Leefdaal/plateau (resp. A. Meeus en N. Ryckeboer). De eerste van deze waarnemingen was vergezeld van een foto die helaas geen uitsluitsel toeliet, en van een beschrijving van het geluid, de tweede werd als onzeker ingevoerd. Maar toen op 7/03/17 wel een exemplaar overtuigend kon worden gefotografeerd te Leefdaal/plateau (S. Horemans) was de onzekerheid eindelijk weg en kon de Raaf worden bijgeschreven op de Dijlelandse soortenlijst. Op basis van deze foto en de vervolgwaarnemin-

Raaf (en Buizerd) - boven het Grootbroek in Sint-Agatha-Rode op 27 april 2017 Foto: Ingrid Nel

liet de soort zich ook nog zien in noordelijker en oostelijker gelegen delen van Meerdaalwoud (op 18 en 26/04), boven de Doode Bemde (2 ex. NW boven de uiterste ZW-hoek van het reservaat op 25/04) en weer te Mollendaal/plateau (op 09/05). In de tweede helft van mei volgden nog slechts twee zekere waarnemingen in het zuidelijke Dijleland: telkens 1 ex. op 21/05 in Meerdaalwoud en op 23/05 te Korbeek-Dijle/ plateau. De enige latere waarnemingen volgden maar liefst drie maanden later, en betroffen weer telkens 1 ex. op 19 en 20/08 in Meerdaalwoud. De zoekinspanning en gerichte aandacht voor de soort waren intussen sterk gedaald, dus het is zeker niet onmogelijk – en lijkt zelfs waarschijnlijk – dat er ook in de tussenliggende die maanden continu Raven aanwezig waren in het Dijleland. Een overzicht van de geografische spreiding van alle kilometerhokken met waarnemingen van Raaf in het Dijleland tussen 29/12/2016 en half september 2017 wordt weergegeven in Figuur 1. Buiten het zuidelijke Dijleland werd er ook een Raaf gemeld op 17/03 te Kessel-Lo (overvliegend), en ook een ex. naar NW over het Zoniënwoud te Watermaal-Bosvoorde op 12/03 vermelden we hier graag.

VOGELS

Figuur 1. Geografische spreiding van alle UTM-1 kilometerhokken met waarnemingen van Raaf in het Dijleland en aangrenzende gebieden tussen 29/12/2016 en half september 2017 (bron: www.waarnemingen.be).

gen (zie verder) werd beslist de eerdere meldingen uit de winter 2016-2017/voorjaar 2017 ook te aanvaarden. De waarneming door Arne Meeus op 28/02/17 werd daarmee het eerste geval binnen het werkgebied van de Natuurstudiegroep Dijleland sensu stricto. Tijdens de dagen volgend op deze bevinding werd nog intensief naar Raven gezocht op het plateau van Leefdaal, maar enkel op 7/03 (later op de dag; I. Nel) en op 10/03 kon hier nog een exemplaar worden waargenomen (K. Moreau). Intussen werden op 7/03 ook voor het eerst twee Raven gezien, namelijk oostwaarts vliegend boven de N-rand van Meerdaalwoud te Vaalbeek (E. Zvar). Op 14/03 volgde een gelijkaardige waarneming, nu van een ex. naar O over het centrum van Meerdaalwoud (R. Stoks). Deze twee waarnemingen vormden de aanleiding voor KM om op 15/03 ten O van de Naamsesteenweg in het aangrenzende Mollendaalbos te gaan zoeken, en jawel, tot tweemaal toe kon hij de soort hier terugvinden (eerst aud, later ook visueel). Twee anderen konden die dag de aanwezigheid van de soort nog bevestigen (J. Buys, P. Moysons), en daags nadien kon een geluidsopname worden gemaakt (M. Fajgenblat). Tijdens de daaropvolgende 13 dagen werden echter geen Raven meer waargenomen. Pas op 31/03 was dat terug het geval, gevolgd door waarnemingen op 3, 6 en 7/04, allen in Meerdaalwoud (met 2 ex. aud op 6/04). Enkele uren later op 7/04 dook de soort weer op in en rond Mollendaalbos, met zowel waarnemingen van 2 ex. in het bos als op de akkers ten Z (Hamme-Mille) en ten O (Bierbeek) van het bosgebied. Ook van 8 tot 11/04 werd het duo hier nog dagelijks waargenomen (aas etend), met op 10/04 ook weer een ex. in Meerdaalwoud. Vanaf 12/04 verschoof het zwaartepunt van de waarnemingen zich dan plots van de ZO-hoek van Mollendaalbos naar de zone ten ZW van Meerdaalwoud, met tussen 12 en 30/04 waarnemingen van 1-2 ex. te Néthen en SintAgatha-Rode. Ook op 7 en 14/05 werd telkens een duo waargenomen in deze sector. Intussen

HERKOMST VAN DE DIJLELANDSE RAVEN Wat de herkomst van de Dijlelandse – en bij uitbreiding de Vlaams-Brabantse en Brusselse Raven – betreft, hebben we uiteraard geen zekerheid. Zowel een oostelijke (Limburg), noordelijke De boomklever I september 2017 I vogels

89


RAVEN IN HET DIJLELAND Ook in het Dijleland speelde de problematiek van het inschatten van de betrouwbaarheid van gegevens mogelijk een rol bij het documenteren van de eerste waarnemingen. Nadat er voor de periode 1901 – 2000 geen waarnemingen van de soort uit de regio voorlagen (Hens 2000) kon er om deze reden geen zekerheid worden verkregen over waarnemingen van vogels op 5/03/05 te Sterrebeek, op 7/03/14 te Overijse/Terlanenveld (overvliegend ZW, als onzeker gemeld) en op 28/11/14 (overvliegend Z) en 22/05/16 te Herent. Geen van deze waarnemingen waren overtuigend beschreven, fotografisch gedocu88

De boomklever I september 2017 I vogels

menteerd of van een geluidsopname voorzien. Aanvankelijk gold dezelfde onzekerheid ook voor mogelijke Raven op 29/12/16 te Hamme-Mille (net ten Z van Mollendaalbos; S. Perremans), en op 28/02 en 5/03/17 te Leefdaal/plateau (resp. A. Meeus en N. Ryckeboer). De eerste van deze waarnemingen was vergezeld van een foto die helaas geen uitsluitsel toeliet, en van een beschrijving van het geluid, de tweede werd als onzeker ingevoerd. Maar toen op 7/03/17 wel een exemplaar overtuigend kon worden gefotografeerd te Leefdaal/plateau (S. Horemans) was de onzekerheid eindelijk weg en kon de Raaf worden bijgeschreven op de Dijlelandse soortenlijst. Op basis van deze foto en de vervolgwaarnemin-

Raaf (en Buizerd) - boven het Grootbroek in Sint-Agatha-Rode op 27 april 2017 Foto: Ingrid Nel

liet de soort zich ook nog zien in noordelijker en oostelijker gelegen delen van Meerdaalwoud (op 18 en 26/04), boven de Doode Bemde (2 ex. NW boven de uiterste ZW-hoek van het reservaat op 25/04) en weer te Mollendaal/plateau (op 09/05). In de tweede helft van mei volgden nog slechts twee zekere waarnemingen in het zuidelijke Dijleland: telkens 1 ex. op 21/05 in Meerdaalwoud en op 23/05 te Korbeek-Dijle/ plateau. De enige latere waarnemingen volgden maar liefst drie maanden later, en betroffen weer telkens 1 ex. op 19 en 20/08 in Meerdaalwoud. De zoekinspanning en gerichte aandacht voor de soort waren intussen sterk gedaald, dus het is zeker niet onmogelijk – en lijkt zelfs waarschijnlijk – dat er ook in de tussenliggende die maanden continu Raven aanwezig waren in het Dijleland. Een overzicht van de geografische spreiding van alle kilometerhokken met waarnemingen van Raaf in het Dijleland tussen 29/12/2016 en half september 2017 wordt weergegeven in Figuur 1. Buiten het zuidelijke Dijleland werd er ook een Raaf gemeld op 17/03 te Kessel-Lo (overvliegend), en ook een ex. naar NW over het Zoniënwoud te Watermaal-Bosvoorde op 12/03 vermelden we hier graag.

VOGELS

Figuur 1. Geografische spreiding van alle UTM-1 kilometerhokken met waarnemingen van Raaf in het Dijleland en aangrenzende gebieden tussen 29/12/2016 en half september 2017 (bron: www.waarnemingen.be).

gen (zie verder) werd beslist de eerdere meldingen uit de winter 2016-2017/voorjaar 2017 ook te aanvaarden. De waarneming door Arne Meeus op 28/02/17 werd daarmee het eerste geval binnen het werkgebied van de Natuurstudiegroep Dijleland sensu stricto. Tijdens de dagen volgend op deze bevinding werd nog intensief naar Raven gezocht op het plateau van Leefdaal, maar enkel op 7/03 (later op de dag; I. Nel) en op 10/03 kon hier nog een exemplaar worden waargenomen (K. Moreau). Intussen werden op 7/03 ook voor het eerst twee Raven gezien, namelijk oostwaarts vliegend boven de N-rand van Meerdaalwoud te Vaalbeek (E. Zvar). Op 14/03 volgde een gelijkaardige waarneming, nu van een ex. naar O over het centrum van Meerdaalwoud (R. Stoks). Deze twee waarnemingen vormden de aanleiding voor KM om op 15/03 ten O van de Naamsesteenweg in het aangrenzende Mollendaalbos te gaan zoeken, en jawel, tot tweemaal toe kon hij de soort hier terugvinden (eerst aud, later ook visueel). Twee anderen konden die dag de aanwezigheid van de soort nog bevestigen (J. Buys, P. Moysons), en daags nadien kon een geluidsopname worden gemaakt (M. Fajgenblat). Tijdens de daaropvolgende 13 dagen werden echter geen Raven meer waargenomen. Pas op 31/03 was dat terug het geval, gevolgd door waarnemingen op 3, 6 en 7/04, allen in Meerdaalwoud (met 2 ex. aud op 6/04). Enkele uren later op 7/04 dook de soort weer op in en rond Mollendaalbos, met zowel waarnemingen van 2 ex. in het bos als op de akkers ten Z (Hamme-Mille) en ten O (Bierbeek) van het bosgebied. Ook van 8 tot 11/04 werd het duo hier nog dagelijks waargenomen (aas etend), met op 10/04 ook weer een ex. in Meerdaalwoud. Vanaf 12/04 verschoof het zwaartepunt van de waarnemingen zich dan plots van de ZO-hoek van Mollendaalbos naar de zone ten ZW van Meerdaalwoud, met tussen 12 en 30/04 waarnemingen van 1-2 ex. te Néthen en SintAgatha-Rode. Ook op 7 en 14/05 werd telkens een duo waargenomen in deze sector. Intussen

HERKOMST VAN DE DIJLELANDSE RAVEN Wat de herkomst van de Dijlelandse – en bij uitbreiding de Vlaams-Brabantse en Brusselse Raven – betreft, hebben we uiteraard geen zekerheid. Zowel een oostelijke (Limburg), noordelijke De boomklever I september 2017 I vogels

89


BROEDTERRITORIA? Reeds rond half maart bestond het vermoeden dat er van een broedterritorium sprake zou kunnen zijn, of misschien zelfs van twee broedterritoria. Aangezien de Raaf te boek staat als een overwegende standvogel, waarvan geen opvallende trekbewegingen bekend zijn, kan van Raven die buiten de broedperiode buiten de reguliere broedgebieden opduiken worden verwacht dat het gaat om disperserende ex. die mogelijk op zoek zijn naar nieuwe potentiële leefgebie90

De boomklever I september 2017 I vogels

den. Blijven ze binnen de broedperiode ergens aanwezig … dan is het niet ondenkbaar dat het gaat om een vestiging als broedvogel. In de SOVON-handleiding voor de inventarisatie van broedvogels (van Dijk & Boele 2011) worden de datumgrenzen voor geldige (territoriumindicerende) waarnemingen gezet op 15 feb – 31 mei, en wordt gesteld dat twee geldige waarnemingen binnen de datumgrenzen nodig zijn om te mogen besluiten tot een territorium. Binnen het Dijleland ging het in 2017 om veel meer waarnemingen binnen deze datumgrenzen, en mag in principe dus tot een territorium worden besloten. Op basis van de fusieafstand van 1500 m zouden zelfs twee territoria bezet geweest kunnen zijn, maar aan de hand van een beschadigde/ ontbrekende slagpen in één van de vleugels van één van de Dijlelandse Raven kon worden aangetoond dat het van Bierbeek tot Sint-Agatha-Rode om dezelfde vogels ging. Dat vogels bij een lage densiteit grotere territoria kunnen innemen dan bij een hoge densiteit is een gekend fenomeen, en ook habitatkwaliteit kan een grote invloed hebben op territoriumgrootte. Toch kan niet volledig worden uitgesloten dat er mogelijks twee territoria waren, die bv. volgens een oost-west grens van elkaar gescheiden waren. In dit scenario kon er een territorium zijn in het noordelijke gedeelte van Meerdaalwoud (van Oud-Heverlee tot Vaalbeek), waartoe eventueel ook de vogels van Leefdaal en Korbeek-Dijle gerekend konden worden, en een territorium in het zuidelijke gedeelte, van Sint-Agatha-Rode tot Bierbeek. In dit verband zijn ook de waarnemingen van 7/03 erg interessant: tussen een waarneming in Leefdaal (1 ex.), en een waarneming in Vaalbeek (2 ex.), zaten slechts 9 minuten. Het is weliswaar niet onmogelijk dat de vogel van Leefdaal zich op zo’n korte tijd tot boven Vaalbeek had verplaatst en daar het gezelschap kreeg van een 2e ex., maar van de vogel van Leefdaal werd bevestigd dat deze daar na invoer van de waarneming nog een tijd ter plaatse bleef … Indien het hier dus om verschillende ex. ging, moet het ook een ander

scenario hebben betroffen, met bv. een noordzuid grens die de territoria van elkaar scheidde. Maar dat wordt dan weer tegengesproken door de vogel met de vleugelbeschadiging … Samenvattend kunnen we dus niet anders dan besluiten dat er in 2017 minstens één territorium van Raaf was in het Dijleland, met een mogelijk nest ergens in het boscomplex Meerdaal-Mollendaal. Het ontbreken van waarnemingen in de tweede helft van maart suggereert hierbij dat de vogels mogelijk aan het broeden waren. Tot een geslaagd broedgeval is het echter zeker niet gekomen. Niet alleen werden er nooit jonge vogels waargenomen, in april werd er ook weer duchtig gebaltst. We kijken met ongeduld uit naar het voorjaar van 2018, en hopen dan te kunnen bevestigen dat de soort inmiddels vaste voet aan de grond kreeg, en de puzzel van de Dijlelandse Raven verder te vervolledigen. Misschien mogen we zelfs uitkijken naar een verdere toename, al zullen Raven omwille van hun hogere positie in de voedselketen (voornamelijk maar niet uitsluitend aaseters), hun grotere territoria, hun schuwere karakter en hun grotere nood aan rust, nooit zo algemeen worden als Zwarte Kraaien. Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com

REFERENTIES Ballering L. & van Diek H. 2012. Raaf na ruim 90 jaar terug in Noord-Brabant. Nature Today 24 januari 2012. (www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=14944) Dehem C., Brouyère G. & Paquay M. 2010. Grand Corbeau, Corvus corax. Pages 414-415 in Jacob J.-P., Dehem C., Burnel A., Dambiermont J.-L., Fasol M., Kinet T., van der Elst D. & Paquet J.-Y. 2010. Atlas des oiseaux nicheurs de Wallonie 20012007. Série ‘Faune – Flore – Habitats’ n° 5. Aves et Région Wallone, Gembloux, 524 p. del Hoyo J. & Collar N. 2016. Handbook of the Birds of the World & Birdlife International Checklist of the Birds of the World. Volume 2: Passerines. Lynx Editions, Barcelona, 1013 p. Driessens G. 2017. De Raaf : discrete comeback van onze machtigste kraai. Natuurpunt Nieuwsbericht 23 maart 2017. (www.natuurpunt.be/nieuws/de-Raaf-discrete-comeback-vanonze-machtigste-kraai-20170323#.WbT_7chJbIV) Gortzak M. & Teunissen T. 2014. Dood doet Leven brengt Limburgse Raven voorspoed. Nature Today 9 maart 2014. (www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=19634) Hens M. 2000. Avifauna van het Dijleland. Gedocumenteerde soortenlijst 1901-2000. pp. 185-238 in Hens M. (red.) 2000. Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 238 p. Natuurmonumenten 2010. Drie jonge Raven uitgevlogen op Sallandse Heuvelrug. Nature Today 28 mei 2010. (www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=16790) Natuurmonumenten 2011. Ravenswoud brengt eerste Friese Raven groot. Nature Today 26 juli 2011 (www.naturetoday. com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=14579) Teunissen T. 2011. Dood laat Raaf leven. Nature Today 5 april 2011. (www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=17422) van Dijk A.J. & Boele A. 2011. Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen, 60 p. van Manen W. & Renssen T. 2002. Raaf Corvus corax. pp. 456457 in SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002, Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2002. – Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens J, Gabriëls J. & Van Der Krieken B. 2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 496 p.

VOGELS

(Antwerpen/Nederland) als zuidelijke (Wallonië) herkomst lijken mogelijk. In alle deze scenario’s sloegen ze onze buurregio’s over, wellicht omwille van de afwezigheid van uitgestrekte bossen (blijft natuurlijk relatief in Vlaanderen), die de voorkeurshabitat vormen van de Europese laaglandraven. Uitgestrekte bosgebieden ontbreken ook in Oost- en West-Vlaanderen, wat de vestiging in die provincies kan vertragen en kan verklaren waarom de Raaf daar nog een grote uitzondering blijft. Het grotendeels ontbreken in delen van Waals-Brabant ligt minder voor de hand, misschien speelt daar ook een lage zoekinspanning mee. Maar ook in deze streken leeft de hoop: in Nederland zijn alle redelijk beboste gebieden tegenwoordig weer bezet door Raven, en vestigt de soort zich nu ook in meer open gebieden. Het is dus wellicht slechts een kwestie van tijd voor de Raaf weer een normale – zij vaak cryptische – verschijning wordt in heel Vlaanderen. Een verder gelegen herkomstgebied van onze Raven kan anderzijds ook niet helemaal worden uitgesloten, want hoewel het een standvogel is zijn er gevallen gekend van jonge individuen die zich over afstanden van meerdere honderden tot zelfs meer dan duizend kilometer verplaatsten. Net zoals er tussen onze medemensen avontuurlijke wereldreizigers en notoire huismussen zitten, zijn er blijkbaar ook zwervende en honkvaste jonge Raven. Al lijken de zwervers volgens de literatuur eerder uitzonderingen te zijn.

Raaf (en Buizerd) - boven het Grootbroek in Sint-Agatha-Rode op 27 april 2017 Foto: Ingrid Nel

De boomklever I september 2017 I vogels

91


BROEDTERRITORIA? Reeds rond half maart bestond het vermoeden dat er van een broedterritorium sprake zou kunnen zijn, of misschien zelfs van twee broedterritoria. Aangezien de Raaf te boek staat als een overwegende standvogel, waarvan geen opvallende trekbewegingen bekend zijn, kan van Raven die buiten de broedperiode buiten de reguliere broedgebieden opduiken worden verwacht dat het gaat om disperserende ex. die mogelijk op zoek zijn naar nieuwe potentiële leefgebie90

De boomklever I september 2017 I vogels

den. Blijven ze binnen de broedperiode ergens aanwezig … dan is het niet ondenkbaar dat het gaat om een vestiging als broedvogel. In de SOVON-handleiding voor de inventarisatie van broedvogels (van Dijk & Boele 2011) worden de datumgrenzen voor geldige (territoriumindicerende) waarnemingen gezet op 15 feb – 31 mei, en wordt gesteld dat twee geldige waarnemingen binnen de datumgrenzen nodig zijn om te mogen besluiten tot een territorium. Binnen het Dijleland ging het in 2017 om veel meer waarnemingen binnen deze datumgrenzen, en mag in principe dus tot een territorium worden besloten. Op basis van de fusieafstand van 1500 m zouden zelfs twee territoria bezet geweest kunnen zijn, maar aan de hand van een beschadigde/ ontbrekende slagpen in één van de vleugels van één van de Dijlelandse Raven kon worden aangetoond dat het van Bierbeek tot Sint-Agatha-Rode om dezelfde vogels ging. Dat vogels bij een lage densiteit grotere territoria kunnen innemen dan bij een hoge densiteit is een gekend fenomeen, en ook habitatkwaliteit kan een grote invloed hebben op territoriumgrootte. Toch kan niet volledig worden uitgesloten dat er mogelijks twee territoria waren, die bv. volgens een oost-west grens van elkaar gescheiden waren. In dit scenario kon er een territorium zijn in het noordelijke gedeelte van Meerdaalwoud (van Oud-Heverlee tot Vaalbeek), waartoe eventueel ook de vogels van Leefdaal en Korbeek-Dijle gerekend konden worden, en een territorium in het zuidelijke gedeelte, van Sint-Agatha-Rode tot Bierbeek. In dit verband zijn ook de waarnemingen van 7/03 erg interessant: tussen een waarneming in Leefdaal (1 ex.), en een waarneming in Vaalbeek (2 ex.), zaten slechts 9 minuten. Het is weliswaar niet onmogelijk dat de vogel van Leefdaal zich op zo’n korte tijd tot boven Vaalbeek had verplaatst en daar het gezelschap kreeg van een 2e ex., maar van de vogel van Leefdaal werd bevestigd dat deze daar na invoer van de waarneming nog een tijd ter plaatse bleef … Indien het hier dus om verschillende ex. ging, moet het ook een ander

scenario hebben betroffen, met bv. een noordzuid grens die de territoria van elkaar scheidde. Maar dat wordt dan weer tegengesproken door de vogel met de vleugelbeschadiging … Samenvattend kunnen we dus niet anders dan besluiten dat er in 2017 minstens één territorium van Raaf was in het Dijleland, met een mogelijk nest ergens in het boscomplex Meerdaal-Mollendaal. Het ontbreken van waarnemingen in de tweede helft van maart suggereert hierbij dat de vogels mogelijk aan het broeden waren. Tot een geslaagd broedgeval is het echter zeker niet gekomen. Niet alleen werden er nooit jonge vogels waargenomen, in april werd er ook weer duchtig gebaltst. We kijken met ongeduld uit naar het voorjaar van 2018, en hopen dan te kunnen bevestigen dat de soort inmiddels vaste voet aan de grond kreeg, en de puzzel van de Dijlelandse Raven verder te vervolledigen. Misschien mogen we zelfs uitkijken naar een verdere toename, al zullen Raven omwille van hun hogere positie in de voedselketen (voornamelijk maar niet uitsluitend aaseters), hun grotere territoria, hun schuwere karakter en hun grotere nood aan rust, nooit zo algemeen worden als Zwarte Kraaien. Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com

REFERENTIES Ballering L. & van Diek H. 2012. Raaf na ruim 90 jaar terug in Noord-Brabant. Nature Today 24 januari 2012. (www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=14944) Dehem C., Brouyère G. & Paquay M. 2010. Grand Corbeau, Corvus corax. Pages 414-415 in Jacob J.-P., Dehem C., Burnel A., Dambiermont J.-L., Fasol M., Kinet T., van der Elst D. & Paquet J.-Y. 2010. Atlas des oiseaux nicheurs de Wallonie 20012007. Série ‘Faune – Flore – Habitats’ n° 5. Aves et Région Wallone, Gembloux, 524 p. del Hoyo J. & Collar N. 2016. Handbook of the Birds of the World & Birdlife International Checklist of the Birds of the World. Volume 2: Passerines. Lynx Editions, Barcelona, 1013 p. Driessens G. 2017. De Raaf : discrete comeback van onze machtigste kraai. Natuurpunt Nieuwsbericht 23 maart 2017. (www.natuurpunt.be/nieuws/de-Raaf-discrete-comeback-vanonze-machtigste-kraai-20170323#.WbT_7chJbIV) Gortzak M. & Teunissen T. 2014. Dood doet Leven brengt Limburgse Raven voorspoed. Nature Today 9 maart 2014. (www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=19634) Hens M. 2000. Avifauna van het Dijleland. Gedocumenteerde soortenlijst 1901-2000. pp. 185-238 in Hens M. (red.) 2000. Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 238 p. Natuurmonumenten 2010. Drie jonge Raven uitgevlogen op Sallandse Heuvelrug. Nature Today 28 mei 2010. (www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=16790) Natuurmonumenten 2011. Ravenswoud brengt eerste Friese Raven groot. Nature Today 26 juli 2011 (www.naturetoday. com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=14579) Teunissen T. 2011. Dood laat Raaf leven. Nature Today 5 april 2011. (www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=17422) van Dijk A.J. & Boele A. 2011. Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen, 60 p. van Manen W. & Renssen T. 2002. Raaf Corvus corax. pp. 456457 in SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002, Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2002. – Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens J, Gabriëls J. & Van Der Krieken B. 2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 496 p.

VOGELS

(Antwerpen/Nederland) als zuidelijke (Wallonië) herkomst lijken mogelijk. In alle deze scenario’s sloegen ze onze buurregio’s over, wellicht omwille van de afwezigheid van uitgestrekte bossen (blijft natuurlijk relatief in Vlaanderen), die de voorkeurshabitat vormen van de Europese laaglandraven. Uitgestrekte bosgebieden ontbreken ook in Oost- en West-Vlaanderen, wat de vestiging in die provincies kan vertragen en kan verklaren waarom de Raaf daar nog een grote uitzondering blijft. Het grotendeels ontbreken in delen van Waals-Brabant ligt minder voor de hand, misschien speelt daar ook een lage zoekinspanning mee. Maar ook in deze streken leeft de hoop: in Nederland zijn alle redelijk beboste gebieden tegenwoordig weer bezet door Raven, en vestigt de soort zich nu ook in meer open gebieden. Het is dus wellicht slechts een kwestie van tijd voor de Raaf weer een normale – zij vaak cryptische – verschijning wordt in heel Vlaanderen. Een verder gelegen herkomstgebied van onze Raven kan anderzijds ook niet helemaal worden uitgesloten, want hoewel het een standvogel is zijn er gevallen gekend van jonge individuen die zich over afstanden van meerdere honderden tot zelfs meer dan duizend kilometer verplaatsten. Net zoals er tussen onze medemensen avontuurlijke wereldreizigers en notoire huismussen zitten, zijn er blijkbaar ook zwervende en honkvaste jonge Raven. Al lijken de zwervers volgens de literatuur eerder uitzonderingen te zijn.

Raaf (en Buizerd) - boven het Grootbroek in Sint-Agatha-Rode op 27 april 2017 Foto: Ingrid Nel

De boomklever I september 2017 I vogels

91


(FALSTERBO, 23 SEPTEMBER 2010) Verbijsterd kijk ik toe. Toen ik tijdens mijn ochtendwandeling door de schemering langs het strand naar hier stapte, was er al flink wat beweging. Nu sta ik echter op Nabben, de uiterste punt van Falsterbo. Het is “the point of no return” waar de stromen trekvogels langs de kustlijnen van het Falsterbo-schiereiland samen komen. Ik wrijf mijn ogen uit: het lijkt wel een sneeuwstorm! Of eerder: een drievoudige sneeuwstorm. Als je er met de verrekijker middenin kijkt, zie je immers 3 gordijnen achter elkaar van tientallen als sneeuwvlokken door elkaar dwarrelende stipjes. De stipjes zijn echter geen sneeuwvlokken want ze hebben vleugels. Honderden, nee, duizenden vogels … !! In brede formaties verlaat de voorhoede Zweden, waarbij het wel lijkt of er ergens aan de horizon, ginder achter de dennen aan de vuurtoren, uit een gigantische patattenzak voortdurend nieuwe ladingen worden uitgeschud. Ik kan het niet laten om er nog eens met de kijker “middenin” te duiken: ze blijven komen, dit kan toch niet blijven duren … !?! Deze massale exodus van Vinken en Kepen is trouwens niet de hoofdreden van deze trip: ik wou roofvogeltrek zien op Falsterbo. Dat is tot dusver uitstekend gelukt: eergisteren 2000 Sperwers. Ik heb nu aan den lijve ondervonden wat dat droge cijfer voorstelt: “2000 Sperwers”. Je staat ’s morgens vroeg in het schemerdonker met je rugzakje buiten en knoopt je veters dicht: een donkere schaduw glijdt voorbij. Je loopt de 300 m naar het strand. Flap, flap, flap, zweef: het ene donkere silhouet volgt naadloos op het andere. Als je op “de punt” van Nabben staat, is er vrijwel geen moment zonder sperwers: in groepjes van 2, 3 komen ze voorbij. De meesten vliegen daarna zonder aarzeling recht de zee op. ’s Namiddags loop 92

De boomklever I september 2017 I de eerste keer

je door het dorp; je kijkt even omhoog en wacht 10 seconden: 5 Sperwers. Je loopt verder en “just for fun” herhaal je dit nog een paar maal. Het lukt telkens opnieuw: de lucht zit VOL met Sperwers. Terwijl ik verder loop, begin ik mezelf gekke vragen te stellen. Er broeden hier toch Koolmezen, Huismussen, Roodborstjes? Wat vinden die van de invasie van dit geklauwde legioen? Zitten die nu allemaal getraumatiseerd roerloos onder een struik? En de hoofdmacht Sperwers is nog niet eens hier: die passeert pas in oktober … !! Een ding is zeker: het is niet fijn om hier in de herfst zangvogel te zijn … De Rode wouwen? Ook dat werd een succesverhaal: gisteren was een kristalheldere dag waarbij de ene bel na de andere van tientallen wouwen overkwam. Ik wist niet wat ik zag. Hier en daar zat er zelfs een Zwarte wouw (de soort broedt niet in Zweden) tussen. Uiteindelijk bleek dat ik getuige was geweest van een nieuw dagrecord voor Rode wouw: het staat vanaf nu op 599 … “Six hundred kites!?! Really? You are really lucky, you know. Last week, we had miserable weather and no raptors at all” luidde de commentaar van Sophie. Sophie is verantwoordelijk voor de “bird observatory” en het ringwerk in de bosjes rond de vuurtoren. Ze staat elke dag ontiegelijk vroeg op om de netten leeg te maken. Gisteren kwam ze, totaal uitgeblust, pas om 17u00 ’s avonds terug in the bird observatory: “I’m shattered, we caught 1400 birds today”. Later op de avond is ze op haar positieven en wordt de reden duidelijk waarom ze gecrashed was: “It was the Blue tits, they have arrived indeed.” Pimpelmezen dus: ze arriveren elk jaar klokvast tussen 20 en 25 september. In de regel direct “en masse”: Falsterbo heeft zo zijn wetmatigheden … Een dikke twee uur later is de creme van de soep.

vogel in kwestie is sneeuwwit met grijzige donker gebandeerde arm- en handpennen. Rond het oog zit een zwart vlekje. Ongetwijfeld de mooiste van de Wespendieven van vandaag. Volwassen vogels zijn er trouwens vandaag niet meer bij, die passeren hier elk jaar enkele weken vroeger dan de jonge vogels. “Ung hök!!” hoor ik plots roepen en opnieuw veroorzaakt dit opschudding onder de vogelkijkers: er komt opnieuw een eerstejaars kiekendief aan. Ik kan hem goed met de verrekijker zien want hij nadert laag over de duinen. Soms zakt hij in een duinslenk uit het zicht om dan, een heel pak dichter, plots terug tevoorschijn te komen. Alsmaar dichter komt hij nu om uiteindelijk op volle snelheid zo’n 40 m van de telpost over te steken richting Denemarken. Ikzelf zou hem niet met zekerheid als Steppekiek durven optekenen, maar David heeft foto’s gemaakt die al onze twijfels wegnemen. Was dit een tweede vogel? Is de andere terug uit zee gekomen? De anderen schudden even hun schouders bij mijn vragen. “Ok, een Steppenkiek. Interessant, maar zooo speciaal is dat hier ook weer niet …” Tien minuten en 3 Boomvalken later: boven de duinen hangt nu al een paar minuten een buizerd te bidden die ik uitvoerig in de telescoop bestudeer. De anderen vragen mij wat ik kennelijk zo interessant vind … “Eh, fjällvrak …” antwoord ik even twijfelend, waarom bekijkt niemand deze klepper ? “Aha”, knikken ze, “men de flesta kommer i oktober”. Dit is slechts een vogel die hier wat rondhangt, voor de hoofdmacht van de Ruigpootbuizerden moet je hier in oktober zijn. Even later sta ik met een aantal anderen aan de pluk riet vlak achter de telpost. “Ser du pungmesarna?” vragen ze aan mij. Er zijn immers een aantal Buidelmezen ingevallen en na enkele minuten laten ook deze zich even zien. Gelukkig dat je als vogelijker hier de nodige afwisseling krijgt, denk ik bij mezelf. Want stel je eens voor dat je de hele dag naar roofvogels moet kijken, zou dat op de duur niet vervelend worden … ? Herwig Blockx De boomklever I september 2017 I de eerste keer

DE EERSTE KEER

HET KLAUWENLEGIOEN

Er passeren nog steeds aantallen Vinken die Dijlelandse wenkbrauwen zouden doen fronsen, maar de hoofdmacht lijkt door te zijn. Alhoewel, je weet hier maar nooit. Toen ik maandagmiddag in Malmö aankwam motregende het met een lichte tegenwind. “Slecht trekweer” dacht ik vervolgens op de bus naar Falsterbo. Wie schetst mijn verbazing als ik ’s avonds lees dat er 284000 Vink/Keep genoteerd staan voor die dag!?! Hoe bepalen ze trouwens dat getal? De omgeving van Nabben is in sectoren verdeeld en bij sterke trek zoals vandaag wordt om het kwartier een steekproef uit de vogelstroom genomen; elke teller heeft één of meerdere soorten die hij telt/schat. Wat volgt er daarna? Steken de Zweden die gegevens in een computerprogramma dat het dagtotaal automatisch berekent uit de oppervlakte onder de aantallenlijn? Misschien straks eens even vragen … De meeste vogelkijkers en eigenlijk ook ik zijn meer geïnteresseerd in de kromsnavels en ook vandaag ontbreken ze niet op het appel. Als ik naast de gebruikelijke Sperwers ook “stenfalk” of “en pilgrim till” hoor aankondigen is het telkens even opletten of ik het Smelleken of de Slechtvalk in kwestie terugvind. Boven het dennenbos achter het golfterrein zie ik nu een jonge kiekendief aankomen: slank, met een kaneel”rode” onderzijde. “Eh, en intressant ung hök” kondig ik hem aan, aan mijn Zweedse buren. Eindelijk vind ik zélf eens iets eerst …! Mijn uitspraak verwekt wat opschudding. De Grauwe/Steppekiek verliezen we echter even later uit het oog. We bekijken elkaar twijfelend maar een waterdichte determinatie komt er niet uit de bus. De zon breekt nu door het wolkendek en dat is kennelijk het sein voor een aantal Wespendieven om de oversteek te wagen. “Vilken snygg bivrak” hoor ik nu David zeggen terwijl hij een aantal foto’s knipt van een ongewoon uitziende wespendief. Met de kijker volg ik de juveniele Wespendief terwijl hij met de gebruikelijke elastische vleugelslagen verdwijnt boven de zee. Ik bekijk achteraf even mee zijn foto’s. Wat een beauty: de

93


(FALSTERBO, 23 SEPTEMBER 2010) Verbijsterd kijk ik toe. Toen ik tijdens mijn ochtendwandeling door de schemering langs het strand naar hier stapte, was er al flink wat beweging. Nu sta ik echter op Nabben, de uiterste punt van Falsterbo. Het is “the point of no return” waar de stromen trekvogels langs de kustlijnen van het Falsterbo-schiereiland samen komen. Ik wrijf mijn ogen uit: het lijkt wel een sneeuwstorm! Of eerder: een drievoudige sneeuwstorm. Als je er met de verrekijker middenin kijkt, zie je immers 3 gordijnen achter elkaar van tientallen als sneeuwvlokken door elkaar dwarrelende stipjes. De stipjes zijn echter geen sneeuwvlokken want ze hebben vleugels. Honderden, nee, duizenden vogels … !! In brede formaties verlaat de voorhoede Zweden, waarbij het wel lijkt of er ergens aan de horizon, ginder achter de dennen aan de vuurtoren, uit een gigantische patattenzak voortdurend nieuwe ladingen worden uitgeschud. Ik kan het niet laten om er nog eens met de kijker “middenin” te duiken: ze blijven komen, dit kan toch niet blijven duren … !?! Deze massale exodus van Vinken en Kepen is trouwens niet de hoofdreden van deze trip: ik wou roofvogeltrek zien op Falsterbo. Dat is tot dusver uitstekend gelukt: eergisteren 2000 Sperwers. Ik heb nu aan den lijve ondervonden wat dat droge cijfer voorstelt: “2000 Sperwers”. Je staat ’s morgens vroeg in het schemerdonker met je rugzakje buiten en knoopt je veters dicht: een donkere schaduw glijdt voorbij. Je loopt de 300 m naar het strand. Flap, flap, flap, zweef: het ene donkere silhouet volgt naadloos op het andere. Als je op “de punt” van Nabben staat, is er vrijwel geen moment zonder sperwers: in groepjes van 2, 3 komen ze voorbij. De meesten vliegen daarna zonder aarzeling recht de zee op. ’s Namiddags loop 92

De boomklever I september 2017 I de eerste keer

je door het dorp; je kijkt even omhoog en wacht 10 seconden: 5 Sperwers. Je loopt verder en “just for fun” herhaal je dit nog een paar maal. Het lukt telkens opnieuw: de lucht zit VOL met Sperwers. Terwijl ik verder loop, begin ik mezelf gekke vragen te stellen. Er broeden hier toch Koolmezen, Huismussen, Roodborstjes? Wat vinden die van de invasie van dit geklauwde legioen? Zitten die nu allemaal getraumatiseerd roerloos onder een struik? En de hoofdmacht Sperwers is nog niet eens hier: die passeert pas in oktober … !! Een ding is zeker: het is niet fijn om hier in de herfst zangvogel te zijn … De Rode wouwen? Ook dat werd een succesverhaal: gisteren was een kristalheldere dag waarbij de ene bel na de andere van tientallen wouwen overkwam. Ik wist niet wat ik zag. Hier en daar zat er zelfs een Zwarte wouw (de soort broedt niet in Zweden) tussen. Uiteindelijk bleek dat ik getuige was geweest van een nieuw dagrecord voor Rode wouw: het staat vanaf nu op 599 … “Six hundred kites!?! Really? You are really lucky, you know. Last week, we had miserable weather and no raptors at all” luidde de commentaar van Sophie. Sophie is verantwoordelijk voor de “bird observatory” en het ringwerk in de bosjes rond de vuurtoren. Ze staat elke dag ontiegelijk vroeg op om de netten leeg te maken. Gisteren kwam ze, totaal uitgeblust, pas om 17u00 ’s avonds terug in the bird observatory: “I’m shattered, we caught 1400 birds today”. Later op de avond is ze op haar positieven en wordt de reden duidelijk waarom ze gecrashed was: “It was the Blue tits, they have arrived indeed.” Pimpelmezen dus: ze arriveren elk jaar klokvast tussen 20 en 25 september. In de regel direct “en masse”: Falsterbo heeft zo zijn wetmatigheden … Een dikke twee uur later is de creme van de soep.

vogel in kwestie is sneeuwwit met grijzige donker gebandeerde arm- en handpennen. Rond het oog zit een zwart vlekje. Ongetwijfeld de mooiste van de Wespendieven van vandaag. Volwassen vogels zijn er trouwens vandaag niet meer bij, die passeren hier elk jaar enkele weken vroeger dan de jonge vogels. “Ung hök!!” hoor ik plots roepen en opnieuw veroorzaakt dit opschudding onder de vogelkijkers: er komt opnieuw een eerstejaars kiekendief aan. Ik kan hem goed met de verrekijker zien want hij nadert laag over de duinen. Soms zakt hij in een duinslenk uit het zicht om dan, een heel pak dichter, plots terug tevoorschijn te komen. Alsmaar dichter komt hij nu om uiteindelijk op volle snelheid zo’n 40 m van de telpost over te steken richting Denemarken. Ikzelf zou hem niet met zekerheid als Steppekiek durven optekenen, maar David heeft foto’s gemaakt die al onze twijfels wegnemen. Was dit een tweede vogel? Is de andere terug uit zee gekomen? De anderen schudden even hun schouders bij mijn vragen. “Ok, een Steppenkiek. Interessant, maar zooo speciaal is dat hier ook weer niet …” Tien minuten en 3 Boomvalken later: boven de duinen hangt nu al een paar minuten een buizerd te bidden die ik uitvoerig in de telescoop bestudeer. De anderen vragen mij wat ik kennelijk zo interessant vind … “Eh, fjällvrak …” antwoord ik even twijfelend, waarom bekijkt niemand deze klepper ? “Aha”, knikken ze, “men de flesta kommer i oktober”. Dit is slechts een vogel die hier wat rondhangt, voor de hoofdmacht van de Ruigpootbuizerden moet je hier in oktober zijn. Even later sta ik met een aantal anderen aan de pluk riet vlak achter de telpost. “Ser du pungmesarna?” vragen ze aan mij. Er zijn immers een aantal Buidelmezen ingevallen en na enkele minuten laten ook deze zich even zien. Gelukkig dat je als vogelijker hier de nodige afwisseling krijgt, denk ik bij mezelf. Want stel je eens voor dat je de hele dag naar roofvogels moet kijken, zou dat op de duur niet vervelend worden … ? Herwig Blockx De boomklever I september 2017 I de eerste keer

DE EERSTE KEER

HET KLAUWENLEGIOEN

Er passeren nog steeds aantallen Vinken die Dijlelandse wenkbrauwen zouden doen fronsen, maar de hoofdmacht lijkt door te zijn. Alhoewel, je weet hier maar nooit. Toen ik maandagmiddag in Malmö aankwam motregende het met een lichte tegenwind. “Slecht trekweer” dacht ik vervolgens op de bus naar Falsterbo. Wie schetst mijn verbazing als ik ’s avonds lees dat er 284000 Vink/Keep genoteerd staan voor die dag!?! Hoe bepalen ze trouwens dat getal? De omgeving van Nabben is in sectoren verdeeld en bij sterke trek zoals vandaag wordt om het kwartier een steekproef uit de vogelstroom genomen; elke teller heeft één of meerdere soorten die hij telt/schat. Wat volgt er daarna? Steken de Zweden die gegevens in een computerprogramma dat het dagtotaal automatisch berekent uit de oppervlakte onder de aantallenlijn? Misschien straks eens even vragen … De meeste vogelkijkers en eigenlijk ook ik zijn meer geïnteresseerd in de kromsnavels en ook vandaag ontbreken ze niet op het appel. Als ik naast de gebruikelijke Sperwers ook “stenfalk” of “en pilgrim till” hoor aankondigen is het telkens even opletten of ik het Smelleken of de Slechtvalk in kwestie terugvind. Boven het dennenbos achter het golfterrein zie ik nu een jonge kiekendief aankomen: slank, met een kaneel”rode” onderzijde. “Eh, en intressant ung hök” kondig ik hem aan, aan mijn Zweedse buren. Eindelijk vind ik zélf eens iets eerst …! Mijn uitspraak verwekt wat opschudding. De Grauwe/Steppekiek verliezen we echter even later uit het oog. We bekijken elkaar twijfelend maar een waterdichte determinatie komt er niet uit de bus. De zon breekt nu door het wolkendek en dat is kennelijk het sein voor een aantal Wespendieven om de oversteek te wagen. “Vilken snygg bivrak” hoor ik nu David zeggen terwijl hij een aantal foto’s knipt van een ongewoon uitziende wespendief. Met de kijker volg ik de juveniele Wespendief terwijl hij met de gebruikelijke elastische vleugelslagen verdwijnt boven de zee. Ik bekijk achteraf even mee zijn foto’s. Wat een beauty: de

93


Onlangs werd de kaap van één miljoen waarnemingen overschreden op de regiopagina www.dijleland.waarnemingen. be van de Natuurstudiegroep Dijleland. Dankzij de jarenlange inzet van vele honderden waarnemers beschikken we nu over een schat aan gegevens over de biodiversiteit in onze streek. Het gros van deze informatie betreft echter losse waarnemingen waar we enkel de aanwezigheid van soorten uit kunnen afleiden. Nieuwe toepassingen in de app ObsMapp laten nu toe om, naast de waarnemingen zelf, ook de zoekinspanning vast te leggen. Op die manier kunnen waarnemers hun waarnemingen van nog meer waarde voorzien en zo efficiënt bijdragen tot het verzamelen van meer systematische kennis rond het voorkomen en de toestand van onze soorten.

stens) een soortnaam, locatie en datum. Het geheel van deze waarnemingen leert ons voor tal van soorten waar hun aanwezigheid opgetekend werd. Over de afwezigheid van een soort leren dergelijke waarnemingen ons echter weinig. De schijnbare afwezigheid van een soort op een bepaalde locatie of tijdstip kan namelijk niet alleen toegeschreven worden aan de werkelijke afwezigheid, maar ook aan de afwezigheid van waarnemers, of aan waarnemers die de moeite niet namen om ze te melden (Figuur 1). Dit soort waarnemerseffecten bemoeilijken een correcte interpretatie van de beschikbare gegevens.

Dit artikel behandelt de mogelijkheden van de app ObsMapp. Deze app werkt uitsluitend op smartphones met Android, het besturingssysteem dat door 80% van de veldwaarnemers met een smartphone gebruikt wordt. De redactie wenst zich te verontschuldigen tegenover de lezers zonder smartphone of met een ander besturingssysteem, voor wie dit artikel minder relevant is. (Tenzij ze zouden overwegen in de toekomst een Android toestel aan te schaffen.)

Waarnemingen die ingevoerd worden via Waarnemingen.be of de mobiele toepassingen ObsMapp, iObs en WinObs zijn doorgaans losse waarnemingen. Elke waarneming omvat (min94

De boomklever I september 2017 I algemeen

Figuur 1. Aan- (groen) en afwezigheid (rood) van de Pimpelmees (Cyanistes caeruleus) in de UTM-1 kilometerhokken van ons werkgebied volgens Waarnemingen. be. Zijn er werkelijk zo veel hokken waar nog nooit een Pimpelmees te zien of te horen is geweest?

sterke meerwaarde ten opzichte van het invoeren van losse waarnemingen zonder registratie van de zoekinspanning. Het gebruik van routeregistratie is dus aanbevolen voor vrijwel elke vorm van waarnemingen invoeren. Wanneer een route gelopen wordt waarbij niet alle individuen gemeld worden (bv. enkel de eerste waarneming van elke soort), worden de meest waardevolle resultaten bekomen door het traject op te splitsen in meerdere kleinere routesegmenten. Op die manier ontstaat per segment een streeplijst met aan- en afwezigheden. De vele korte soortenlijstjes die ontstaan, zijn ook

Tijdens het lopen van een route met routeregistratie is de waarnemer vrij om te bepalen welke soorten(groepen) hij invoert en of hij daarbij effectief alle soorten en/of alle individuen meldt. Na afloop kan per soortgroep aangegeven worden welke vorm van monitoring werd toegepast (Figuur 3). Het melden van alle soorten en alle individuen levert uiteraard de meest waardevolle informatie op, zeker als de route op termijn meermaals gelopen wordt. Ook het invoeren van losse waarnemingen mét routeregistratie, zonder alle soorten en/of individuen in te voeren, is een

Figuur 2. Om routeregistratie te starten, klikt u op het icoontje “Route/punttelling” in het startscherm van ObsMapp (scherm 1). In het scherm dat u vervolgens te zien krijgt, klikt u op “Start route” (scherm 2). De routeregistratie start en u kunt beginnen met het invoeren van waarnemingen. Het knipperende rode bolletje in het invoerscherm (scherm 3) of bij spraakinvoer (scherm 4) geeft aan dat de route op dat moment geregistreerd wordt. De routeregistratie kan na afloop gestopt worden ofwel door op het rode bolletje te klikken ofwel door terug op “Route/punttelling” en vervolgens “Stop route” te klikken.

ALGEMEEN

Routeregistratie met ObsMapp voor efficiënte monitoring van soorten

Het concept van streeplijsten, waarbij per bezoek, gebied of hok alle waargenomen soorten worden aangekruist, leert wél iets over de afwezigheid van soorten en is een functionaliteit die reeds meerdere jaren bestaat in Waarnemingen. be, maar het gebruik ervan is nooit echt populair geworden. Het vergt een combinatie van registratie in het veld en invullen van de lijst achter de computer. Sinds dit jaar is het mogelijk om in ObsMapp (de Android-app) eenvoudig en snel mobiel waarnemingen in te voeren en met enkele kliks automatisch ook de gelopen route en zoekinspanning te registreren, en te koppelen aan de ingevoerde waarnemingen (Figuur 2).

Figuur 3. Na afloop dient per soortgroep aangegeven te worden welke soortgroepen werden gemonitord en welk invoergedrag daarbij gehanteerd werd. In dit voorbeeld werden alle waargenomen soorten maar niet (altijd) alle individuen vogels gemeld, alle soorten en individuen dagvlinders, losse waarnemingen van libellen (mét registratie van zoekinspanning) en alle individuen van een aantal plantensoorten. De boomklever I september 2017 I algemeen

95


Onlangs werd de kaap van één miljoen waarnemingen overschreden op de regiopagina www.dijleland.waarnemingen. be van de Natuurstudiegroep Dijleland. Dankzij de jarenlange inzet van vele honderden waarnemers beschikken we nu over een schat aan gegevens over de biodiversiteit in onze streek. Het gros van deze informatie betreft echter losse waarnemingen waar we enkel de aanwezigheid van soorten uit kunnen afleiden. Nieuwe toepassingen in de app ObsMapp laten nu toe om, naast de waarnemingen zelf, ook de zoekinspanning vast te leggen. Op die manier kunnen waarnemers hun waarnemingen van nog meer waarde voorzien en zo efficiënt bijdragen tot het verzamelen van meer systematische kennis rond het voorkomen en de toestand van onze soorten.

stens) een soortnaam, locatie en datum. Het geheel van deze waarnemingen leert ons voor tal van soorten waar hun aanwezigheid opgetekend werd. Over de afwezigheid van een soort leren dergelijke waarnemingen ons echter weinig. De schijnbare afwezigheid van een soort op een bepaalde locatie of tijdstip kan namelijk niet alleen toegeschreven worden aan de werkelijke afwezigheid, maar ook aan de afwezigheid van waarnemers, of aan waarnemers die de moeite niet namen om ze te melden (Figuur 1). Dit soort waarnemerseffecten bemoeilijken een correcte interpretatie van de beschikbare gegevens.

Dit artikel behandelt de mogelijkheden van de app ObsMapp. Deze app werkt uitsluitend op smartphones met Android, het besturingssysteem dat door 80% van de veldwaarnemers met een smartphone gebruikt wordt. De redactie wenst zich te verontschuldigen tegenover de lezers zonder smartphone of met een ander besturingssysteem, voor wie dit artikel minder relevant is. (Tenzij ze zouden overwegen in de toekomst een Android toestel aan te schaffen.)

Waarnemingen die ingevoerd worden via Waarnemingen.be of de mobiele toepassingen ObsMapp, iObs en WinObs zijn doorgaans losse waarnemingen. Elke waarneming omvat (min94

De boomklever I september 2017 I algemeen

Figuur 1. Aan- (groen) en afwezigheid (rood) van de Pimpelmees (Cyanistes caeruleus) in de UTM-1 kilometerhokken van ons werkgebied volgens Waarnemingen. be. Zijn er werkelijk zo veel hokken waar nog nooit een Pimpelmees te zien of te horen is geweest?

sterke meerwaarde ten opzichte van het invoeren van losse waarnemingen zonder registratie van de zoekinspanning. Het gebruik van routeregistratie is dus aanbevolen voor vrijwel elke vorm van waarnemingen invoeren. Wanneer een route gelopen wordt waarbij niet alle individuen gemeld worden (bv. enkel de eerste waarneming van elke soort), worden de meest waardevolle resultaten bekomen door het traject op te splitsen in meerdere kleinere routesegmenten. Op die manier ontstaat per segment een streeplijst met aan- en afwezigheden. De vele korte soortenlijstjes die ontstaan, zijn ook

Tijdens het lopen van een route met routeregistratie is de waarnemer vrij om te bepalen welke soorten(groepen) hij invoert en of hij daarbij effectief alle soorten en/of alle individuen meldt. Na afloop kan per soortgroep aangegeven worden welke vorm van monitoring werd toegepast (Figuur 3). Het melden van alle soorten en alle individuen levert uiteraard de meest waardevolle informatie op, zeker als de route op termijn meermaals gelopen wordt. Ook het invoeren van losse waarnemingen mét routeregistratie, zonder alle soorten en/of individuen in te voeren, is een

Figuur 2. Om routeregistratie te starten, klikt u op het icoontje “Route/punttelling” in het startscherm van ObsMapp (scherm 1). In het scherm dat u vervolgens te zien krijgt, klikt u op “Start route” (scherm 2). De routeregistratie start en u kunt beginnen met het invoeren van waarnemingen. Het knipperende rode bolletje in het invoerscherm (scherm 3) of bij spraakinvoer (scherm 4) geeft aan dat de route op dat moment geregistreerd wordt. De routeregistratie kan na afloop gestopt worden ofwel door op het rode bolletje te klikken ofwel door terug op “Route/punttelling” en vervolgens “Stop route” te klikken.

ALGEMEEN

Routeregistratie met ObsMapp voor efficiënte monitoring van soorten

Het concept van streeplijsten, waarbij per bezoek, gebied of hok alle waargenomen soorten worden aangekruist, leert wél iets over de afwezigheid van soorten en is een functionaliteit die reeds meerdere jaren bestaat in Waarnemingen. be, maar het gebruik ervan is nooit echt populair geworden. Het vergt een combinatie van registratie in het veld en invullen van de lijst achter de computer. Sinds dit jaar is het mogelijk om in ObsMapp (de Android-app) eenvoudig en snel mobiel waarnemingen in te voeren en met enkele kliks automatisch ook de gelopen route en zoekinspanning te registreren, en te koppelen aan de ingevoerde waarnemingen (Figuur 2).

Figuur 3. Na afloop dient per soortgroep aangegeven te worden welke soortgroepen werden gemonitord en welk invoergedrag daarbij gehanteerd werd. In dit voorbeeld werden alle waargenomen soorten maar niet (altijd) alle individuen vogels gemeld, alle soorten en individuen dagvlinders, losse waarnemingen van libellen (mét registratie van zoekinspanning) en alle individuen van een aantal plantensoorten. De boomklever I september 2017 I algemeen

95


Bij het mobiel invoeren van waarnemingen wordt standaard de gps-positie van de waarnemer gekoppeld aan elke waarneming. Het correct plaatsen van de locatiepointer (Figuur 5) is optioneel maar levert wel bijzonder nuttige informatie op,

kwantiteit en kwaliteit van waarnemingen: nu niet meer. Met routeregistratie en Speech gaan kwaliteit en kwantiteit perfect hand in hand. Wacht dus niet langer, download ObsMapp in de Play Store als dat nog niet gebeurd is, en probeer voortaan bij elk veldbezoek routeregistratie in te schakelen. Figuur 5. Het aanpassen van de locatie van een waarneming gebeurt eenvoudigweg door in het invoerscherm op de pointer (scherm 1) of bij spraakinvoer op de wereldbol (scherm 2) te klikken. Vervolgens verschijnt een kaart (scherm 3). Het kaarttype is zelf te selecteren (laagjesicoon linksboven). Offline OpenStreetMap kaarten kunnen worden gedownload (Instellingen > OSM-kaarten) indien geen mobiel internet beschikbaar is. Het blauwe bolletje geeft de locatie van de waarnemer aan, hier de educatieve poel in de Doode Bemde. Bij het aanklikken van een locatie op de kaart verschijnt een gele pointer, waarmee de exacte locatie van het waargenomen individu kan worden aangeduid.

met name wanneer het waargenomen individu zich op grote afstand van de waarnemer bevindt. Routeregistratie gecombineerd met het correct verplaatsen van de pointer resulteert bovendien in een zogenaamde distance sampling, waaruit de effectieve detectieafstand kan berekend worden per soort, gedrag en habitat. Dit biedt op termijn de mogelijkheid om op basis van waarnemingen relatieve aantallen en dichtheden te berekenen. Gelopen transecten verschijnen na het uploaden op www.waarnemingen.be (niet op de regiopagina) onder “Mijn Waarnemingen.be” bij “Mijn Transecten” (Figuur 6). Uit privacy-overwegingen kunnen waarnemers enkel hun eigen transecten raadplegen.

Figuur 4. Waarnemen met routeregistratie leent zich perfect voor de monitoring van dagvlinders, en kan bijzonder nuttig zijn om het voorkomen van soms talrijk aanwezige soorten, zoals het hier afgebeelde Icarusblauwtje (Polyommatus icarus), zo goed mogelijk vast te leggen. Foto: Maxime Fajgenblat.

96

De boomklever I september 2017 I algemeen

Door gebruik te maken van de hierboven genoemde functionaliteiten kan elke waarnemer met een Android smartphone de waarde van zijn waarnemingen op eenvoudige wijze sterk verhogen. Het gestandaardiseerd registreren van informatie is nu op elk moment en waar ook mogelijk. Vroeger was er vaak een tegenstelling tussen

Figuur 6. Overzicht van twee gelopen dagvlindertransecten in het Meerdaal- (boven) en het Zoniënwoud (onder) onder “Mijn Transecten” op Waarnemingen.be. De gelopen route wordt weergegeven in het blauw en de rode punten zijn de waarnemingen. Alleen al op basis van een visuele inspectie van deze kaarten komt het belang van open plekken in het bos, die duidelijk relatief meer dagvlinders herbergen, sterk naar voren. Zonder het in rekening brengen van de afgelegde route zijn deze patronen moeilijker aantoonbaar.

Korte videohandleidingen over ObsMapp en de routeregistratie kunnen geraadpleegd worden op de website van Natuurpunt (www.natuurpunt.be/pagina/waarnemingenbe). Met vragen kan je terecht bij info@waarnemingen.be. Maxime Fajgenblat maxime.fajgenblat@gmail.com Met dank aan Marc Herremans (Natuurpunt Studie) voor de nuttige toevoegingen. Deels gebaseerd op: Herremans, M., Vercayie, D. & Kwak, A. (2017). Mobiel de route vastleggen en waarnemingen automatisch koppelen. Natuur.oriolus 83 (1): 20-30.

ALGEMEEN

zeer nuttig naar analyses toe. In ObsMapp bestaat ook een toepassing die het inspreken van waarnemingen mogelijk maakt, wat bijzonder handig is wanneer veel waarnemingen ingevoerd moeten worden (Figuur 4). Met één druk op de spraakknop kan een waarneming simpelweg ingesproken worden zonder daarbij de aandacht voor de omgeving te verliezen (Figuur 2 - rechterscherm). Het klassiek mobiel invoeren van waarnemingen vereist uitsluitend een gps-signaal, dat op de meeste smartphones en locaties beschikbaar is, maar voor ObsMapp Speech is mobiel internet vereist. De gebruikte spraakherkenningstechnologie is de voorbije periode sterk verbeterd, waardoor de meeste soorten perfect verstaan kunnen worden, zelfs met storende achtergrondgeluiden zoals windgeruis en verkeerslawaai. Het gebruik van ObsMapp met routeregistratie, al dan niet gecombineerd met spraakherkenning, verbruikt relatief veel energie, waardoor een goed opgeladen smartphone en/of een powerbank nuttig kan zijn bij langere trajecten.

WAARNEMING N° 1 000 000 OP WWW.DIJLELAND.WAARNEMINGEN.BE Op 28 mei 2017 werd de kaap van één miljoen waarnemingen overschreden op de Dijlelandse regiopagina van Waarnemingen.be. Kasper Van Acker had toen de eer om de miljoenste waarneming in te voeren: een Aangebrande spanner (Ligdia adustata) te Neerijse! Kasper heeft de voorbije jaren daarnaast duizenden waarnemingen van planten en mossen ingevoerd en leverde daarmee, samen met de honderden andere waarnemers op deze informatiedatabank, een enorme bijdrage aan de kennis over het voorkomen en verspreiding van algemene tot zeer zeldzame soorten in onze regio. De Natuurstudiegroep Dijleland vindt dit natuurlijk een fantastische mijlpaal en gezien zijn indrukwekkende track record schenken wij Kasper bij wijze van bedanking voor zijn inzet en als felicitatie een gratis jaarabonnement op De Boomklever in 2018. Bedankt en proficiat Kasper! Uiteraard wensen we ook alle andere waarnemers te bedanken voor hun inzet en nu op naar de 2 miljoen waarnemingen! Foto: Aangebrande spanner (archiefbeeld, Walda Verbaenen)

De boomklever I september 2017 I algemeen

97


Bij het mobiel invoeren van waarnemingen wordt standaard de gps-positie van de waarnemer gekoppeld aan elke waarneming. Het correct plaatsen van de locatiepointer (Figuur 5) is optioneel maar levert wel bijzonder nuttige informatie op,

kwantiteit en kwaliteit van waarnemingen: nu niet meer. Met routeregistratie en Speech gaan kwaliteit en kwantiteit perfect hand in hand. Wacht dus niet langer, download ObsMapp in de Play Store als dat nog niet gebeurd is, en probeer voortaan bij elk veldbezoek routeregistratie in te schakelen. Figuur 5. Het aanpassen van de locatie van een waarneming gebeurt eenvoudigweg door in het invoerscherm op de pointer (scherm 1) of bij spraakinvoer op de wereldbol (scherm 2) te klikken. Vervolgens verschijnt een kaart (scherm 3). Het kaarttype is zelf te selecteren (laagjesicoon linksboven). Offline OpenStreetMap kaarten kunnen worden gedownload (Instellingen > OSM-kaarten) indien geen mobiel internet beschikbaar is. Het blauwe bolletje geeft de locatie van de waarnemer aan, hier de educatieve poel in de Doode Bemde. Bij het aanklikken van een locatie op de kaart verschijnt een gele pointer, waarmee de exacte locatie van het waargenomen individu kan worden aangeduid.

met name wanneer het waargenomen individu zich op grote afstand van de waarnemer bevindt. Routeregistratie gecombineerd met het correct verplaatsen van de pointer resulteert bovendien in een zogenaamde distance sampling, waaruit de effectieve detectieafstand kan berekend worden per soort, gedrag en habitat. Dit biedt op termijn de mogelijkheid om op basis van waarnemingen relatieve aantallen en dichtheden te berekenen. Gelopen transecten verschijnen na het uploaden op www.waarnemingen.be (niet op de regiopagina) onder “Mijn Waarnemingen.be” bij “Mijn Transecten” (Figuur 6). Uit privacy-overwegingen kunnen waarnemers enkel hun eigen transecten raadplegen.

Figuur 4. Waarnemen met routeregistratie leent zich perfect voor de monitoring van dagvlinders, en kan bijzonder nuttig zijn om het voorkomen van soms talrijk aanwezige soorten, zoals het hier afgebeelde Icarusblauwtje (Polyommatus icarus), zo goed mogelijk vast te leggen. Foto: Maxime Fajgenblat.

96

De boomklever I september 2017 I algemeen

Door gebruik te maken van de hierboven genoemde functionaliteiten kan elke waarnemer met een Android smartphone de waarde van zijn waarnemingen op eenvoudige wijze sterk verhogen. Het gestandaardiseerd registreren van informatie is nu op elk moment en waar ook mogelijk. Vroeger was er vaak een tegenstelling tussen

Figuur 6. Overzicht van twee gelopen dagvlindertransecten in het Meerdaal- (boven) en het Zoniënwoud (onder) onder “Mijn Transecten” op Waarnemingen.be. De gelopen route wordt weergegeven in het blauw en de rode punten zijn de waarnemingen. Alleen al op basis van een visuele inspectie van deze kaarten komt het belang van open plekken in het bos, die duidelijk relatief meer dagvlinders herbergen, sterk naar voren. Zonder het in rekening brengen van de afgelegde route zijn deze patronen moeilijker aantoonbaar.

Korte videohandleidingen over ObsMapp en de routeregistratie kunnen geraadpleegd worden op de website van Natuurpunt (www.natuurpunt.be/pagina/waarnemingenbe). Met vragen kan je terecht bij info@waarnemingen.be. Maxime Fajgenblat maxime.fajgenblat@gmail.com Met dank aan Marc Herremans (Natuurpunt Studie) voor de nuttige toevoegingen. Deels gebaseerd op: Herremans, M., Vercayie, D. & Kwak, A. (2017). Mobiel de route vastleggen en waarnemingen automatisch koppelen. Natuur.oriolus 83 (1): 20-30.

ALGEMEEN

zeer nuttig naar analyses toe. In ObsMapp bestaat ook een toepassing die het inspreken van waarnemingen mogelijk maakt, wat bijzonder handig is wanneer veel waarnemingen ingevoerd moeten worden (Figuur 4). Met één druk op de spraakknop kan een waarneming simpelweg ingesproken worden zonder daarbij de aandacht voor de omgeving te verliezen (Figuur 2 - rechterscherm). Het klassiek mobiel invoeren van waarnemingen vereist uitsluitend een gps-signaal, dat op de meeste smartphones en locaties beschikbaar is, maar voor ObsMapp Speech is mobiel internet vereist. De gebruikte spraakherkenningstechnologie is de voorbije periode sterk verbeterd, waardoor de meeste soorten perfect verstaan kunnen worden, zelfs met storende achtergrondgeluiden zoals windgeruis en verkeerslawaai. Het gebruik van ObsMapp met routeregistratie, al dan niet gecombineerd met spraakherkenning, verbruikt relatief veel energie, waardoor een goed opgeladen smartphone en/of een powerbank nuttig kan zijn bij langere trajecten.

WAARNEMING N° 1 000 000 OP WWW.DIJLELAND.WAARNEMINGEN.BE Op 28 mei 2017 werd de kaap van één miljoen waarnemingen overschreden op de Dijlelandse regiopagina van Waarnemingen.be. Kasper Van Acker had toen de eer om de miljoenste waarneming in te voeren: een Aangebrande spanner (Ligdia adustata) te Neerijse! Kasper heeft de voorbije jaren daarnaast duizenden waarnemingen van planten en mossen ingevoerd en leverde daarmee, samen met de honderden andere waarnemers op deze informatiedatabank, een enorme bijdrage aan de kennis over het voorkomen en verspreiding van algemene tot zeer zeldzame soorten in onze regio. De Natuurstudiegroep Dijleland vindt dit natuurlijk een fantastische mijlpaal en gezien zijn indrukwekkende track record schenken wij Kasper bij wijze van bedanking voor zijn inzet en als felicitatie een gratis jaarabonnement op De Boomklever in 2018. Bedankt en proficiat Kasper! Uiteraard wensen we ook alle andere waarnemers te bedanken voor hun inzet en nu op naar de 2 miljoen waarnemingen! Foto: Aangebrande spanner (archiefbeeld, Walda Verbaenen)

De boomklever I september 2017 I algemeen

97


Activiteiten okt-dec 2017 Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de website (www.natuurstudiegroepdijleland.be/activiteiten) Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo. com/group/Dijlevallei/) en de NSGD facebookpagina (www.facebook.com/natuurstudiegroepdijleland). ZATERDAG 21 OKTOBER 2017 Vlaams-Nederlands Akkervogelsymposium in Leuven Elf jaar na het eerste Akkervogelsymposium in de Lage Landen, organiseren Natuurpunt, Vogelbescherming Nederland en Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief een vervolgsymposium. Met een aantal boeiende sprekers uit binnen- en buitenland wordt teruggeblikt op de toestand van akkervogels in onze streken en nagegaan welke lessen we kunnen trekken voor de toekomst. Deelname is gratis, maar inschrijven is verplicht (max. 200 plaatsen), ten laatste op 13 oktober via www.natuurpunt.be/agenda/vlaams-nederlands-akkervogelsymposium-23601.

ZATERDAG 30 SEPTEMBER EN ZONDAG 14 OKTOBER 2017 Simultaantrektellingen Jaarlijkse simultaantrektellingen op Europees en nationaal niveau. Deze en andere trektellingen zullen vooraf aangekondigd worden op onze mailinglijst en Facebookpagina. Op onze website is uitgebreide informatie te vinden over de trektelposten in de regio (www.natuurstudiegroepdijleland.be/trektellen). De Trektelmodule, inmiddels tot ver buiten de grenzen van onze streek bekend en gebruikt, is vanaf dit najaar volledig online en veel eenvoudiger te gebruiken (zonder downloads). Neem zeker eens een kijkje op www.natuurstudiegroepdijleland.be/trektelmodule.

Coördinatie en meer informatie: Gert Vandezande (gert. vandezande@telenet.be). COÖRDINATIE EN MEER INFORMATIE Gert Vandezande, gert.vandezande@telenet.be

ZATERDAG 14 OKTOBER, 18 NOVEMBER EN 16 DECEMBER 2017 Midmaandelijkse watervogeltellingen en -excursies Zoals ieder jaar gaan ook deze winter de officiële watervogeltellingen door in het Dijleland. Geïnteresseerden kunnen aansluiten op de telronde van de vijvers van de Dijlevallei. Telkens afspraak om 8u ’s morgens stipt aan Oud-Heverlee station. Einde voorzien tegen de middag. Geef een seintje aan Luc Hendrickx bij interesse (luchendrickx2003@yahoo.com, 0477 19 28 35). Op 18 november 2017 gaan ook de slaapplaatstellingen van Aalscholvers en zilverreigers door. Wie weet heeft van slaapplaatsen van deze soorten: geef deze zeker in op waarnemingen.be.

WINTERHALFJAAR 2017/2018 Meeuwentellingen In navolging van enkele simultaantellingen van meeuwen op slaaptrek en op verzamelplaatsen, die werden gehouden in maart 2017, zal de Natuurstudiegroep Dijleland in samenwerking met vogelkijkers uit de Brusselse en Mechelse regio’s tijdens het winterhalfjaar 2017/2018 in meer detail zicht trachten te krijgen op de beweging van meeuwen in en buiten het Dijleland. De aandacht zal daarbij zowel gaan naar aantallen, seizoenaliteit, vliegroutes, soortensamenstelling, en locatie van slaapen voorverzamelplaatsen van meeuwen, alsook op de variatie in deze parameters binnen een winterseizoen. Tellingen zullen verspreid over de winter plaatsvinden (van half oktober tot half maart) waarbij minstens van half november tot half februari de medewerking van meerdere tellers gewenst is. De tellingen zullen steeds plaatsvinden op dezelfde dag als de watervogeltellingen, indien de weersomstandigheden dit toelaten. Meer details zullen voor elke telling worden gecommuniceerd via de mailinglijst van de Natuurstudiegroep en de Facebookpagina van de Natuurstudiegroep Dijleland. Geïnteresseerden medewerkers kunnen zich reeds aanmelden bij Kelle Moreau, kelle.moreau@gmail.com, 0486/12 58 77.

ZATERDAG 25 NOVEMBER 2017 Met de Natuurstudiegroep naar de Opaalkust Naar jaarlijkse traditie zoeken we in het najaar voor één dag andere oorden op en ditmaal zetten we koers naar de Opaalkust in Noordwest-Frankrijk. Doorheen de dag bezoeken we de leukste vogelgebieden langs de kustlijn ten noorden en ten zuiden van Calais. We maken onder andere kans op IJs- en Sneeuwgors, Kuif- en Strandleeuwerik, Ruigpootbuizerd, Frater en diverse duikers, fuutachtigen, zaagbekken, zee-eenden en meeuwen. Inschrijven (of kennis geven van interesse) is verplicht om de deelnemers van de laatste informatie te kunnen voorzien: stuur een mailtje naar maxime.fajgenblat@gmail. com en vermeld of je bereid bent om te rijden (en het aantal personen dat je kan vervoeren). Afspraak om 7u30 op een nog mee te delen parking in het Leuvense. Van daaruit vertrekken we met zo weinig mogelijk auto’s. Normaal gezien zouden we rond 19u30 terug in Leuven aankomen.


Activiteiten okt-dec 2017 Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de website (www.natuurstudiegroepdijleland.be/activiteiten) Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo. com/group/Dijlevallei/) en de NSGD facebookpagina (www.facebook.com/natuurstudiegroepdijleland). ZATERDAG 21 OKTOBER 2017 Vlaams-Nederlands Akkervogelsymposium in Leuven Elf jaar na het eerste Akkervogelsymposium in de Lage Landen, organiseren Natuurpunt, Vogelbescherming Nederland en Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief een vervolgsymposium. Met een aantal boeiende sprekers uit binnen- en buitenland wordt teruggeblikt op de toestand van akkervogels in onze streken en nagegaan welke lessen we kunnen trekken voor de toekomst. Deelname is gratis, maar inschrijven is verplicht (max. 200 plaatsen), ten laatste op 13 oktober via www.natuurpunt.be/agenda/vlaams-nederlands-akkervogelsymposium-23601.

ZATERDAG 30 SEPTEMBER EN ZONDAG 14 OKTOBER 2017 Simultaantrektellingen Jaarlijkse simultaantrektellingen op Europees en nationaal niveau. Deze en andere trektellingen zullen vooraf aangekondigd worden op onze mailinglijst en Facebookpagina. Op onze website is uitgebreide informatie te vinden over de trektelposten in de regio (www.natuurstudiegroepdijleland.be/trektellen). De Trektelmodule, inmiddels tot ver buiten de grenzen van onze streek bekend en gebruikt, is vanaf dit najaar volledig online en veel eenvoudiger te gebruiken (zonder downloads). Neem zeker eens een kijkje op www.natuurstudiegroepdijleland.be/trektelmodule.

Coördinatie en meer informatie: Gert Vandezande (gert. vandezande@telenet.be). COÖRDINATIE EN MEER INFORMATIE Gert Vandezande, gert.vandezande@telenet.be

ZATERDAG 14 OKTOBER, 18 NOVEMBER EN 16 DECEMBER 2017 Midmaandelijkse watervogeltellingen en -excursies Zoals ieder jaar gaan ook deze winter de officiële watervogeltellingen door in het Dijleland. Geïnteresseerden kunnen aansluiten op de telronde van de vijvers van de Dijlevallei. Telkens afspraak om 8u ’s morgens stipt aan Oud-Heverlee station. Einde voorzien tegen de middag. Geef een seintje aan Luc Hendrickx bij interesse (luchendrickx2003@yahoo.com, 0477 19 28 35). Op 18 november 2017 gaan ook de slaapplaatstellingen van Aalscholvers en zilverreigers door. Wie weet heeft van slaapplaatsen van deze soorten: geef deze zeker in op waarnemingen.be.

WINTERHALFJAAR 2017/2018 Meeuwentellingen In navolging van enkele simultaantellingen van meeuwen op slaaptrek en op verzamelplaatsen, die werden gehouden in maart 2017, zal de Natuurstudiegroep Dijleland in samenwerking met vogelkijkers uit de Brusselse en Mechelse regio’s tijdens het winterhalfjaar 2017/2018 in meer detail zicht trachten te krijgen op de beweging van meeuwen in en buiten het Dijleland. De aandacht zal daarbij zowel gaan naar aantallen, seizoenaliteit, vliegroutes, soortensamenstelling, en locatie van slaapen voorverzamelplaatsen van meeuwen, alsook op de variatie in deze parameters binnen een winterseizoen. Tellingen zullen verspreid over de winter plaatsvinden (van half oktober tot half maart) waarbij minstens van half november tot half februari de medewerking van meerdere tellers gewenst is. De tellingen zullen steeds plaatsvinden op dezelfde dag als de watervogeltellingen, indien de weersomstandigheden dit toelaten. Meer details zullen voor elke telling worden gecommuniceerd via de mailinglijst van de Natuurstudiegroep en de Facebookpagina van de Natuurstudiegroep Dijleland. Geïnteresseerden medewerkers kunnen zich reeds aanmelden bij Kelle Moreau, kelle.moreau@gmail.com, 0486/12 58 77.

ZATERDAG 25 NOVEMBER 2017 Met de Natuurstudiegroep naar de Opaalkust Naar jaarlijkse traditie zoeken we in het najaar voor één dag andere oorden op en ditmaal zetten we koers naar de Opaalkust in Noordwest-Frankrijk. Doorheen de dag bezoeken we de leukste vogelgebieden langs de kustlijn ten noorden en ten zuiden van Calais. We maken onder andere kans op IJs- en Sneeuwgors, Kuif- en Strandleeuwerik, Ruigpootbuizerd, Frater en diverse duikers, fuutachtigen, zaagbekken, zee-eenden en meeuwen. Inschrijven (of kennis geven van interesse) is verplicht om de deelnemers van de laatste informatie te kunnen voorzien: stuur een mailtje naar maxime.fajgenblat@gmail. com en vermeld of je bereid bent om te rijden (en het aantal personen dat je kan vervoeren). Afspraak om 7u30 op een nog mee te delen parking in het Leuvense. Van daaruit vertrekken we met zo weinig mogelijk auto’s. Normaal gezien zouden we rond 19u30 terug in Leuven aankomen.


Regionale werkgroep van Natuurpunt Studie vzw

Bestuur Luc Hendrickx

Voorzitter, Penningmeester, Watervogeltellingen luchendrickx2003@yahoo.com 0477-19 28 35

Kris Van Scharen

Erevoorzitter kris.van.scharen@telenet.be

Maxime Fajgenblat

Gert Vandezande

Trektelcoördinator gert.vandezande@telenet.be

Kelle Moreau

Archivaris kelle.moreau@gmail.com

Bruno Bergmans

bruno.bergmans@scarlet.be

Secretaris maxime.fajgenblat@gmail.com

Bart Creemers

Roel Uyttenbroeck

Hans Roosen

Gert Vanautgaerden

André Verboven

Ledenadministratie roel_uyttenbroeck@hotmail.com Vuursalamander vanautgaerden.gert@gmail.com

Pieter Moysons

ABV-coordinator, Regioadmin pieter_moysons@hotmail.com

Jonathan Menu

bart.creemers@gmail.com Vleermuizen roosenhans@yahoo.com andre.karine.verboven@telenet.be

Robby Stoks

robby.stoks@yahoo.com

Herwig Blockx

herwigblockx@yahoo.com

jona.menu@gmail.com

Redactie

Website

Hoofdredactie

Webmaster

Clos des Poplis 17, 1332 Genval 0478 92 36 60 maxime.fajgenblat@gmail.com

thomas.vdberghe@gmail.com

Maxime Fajgenblat

Redactieteam

Jonathan Menu, Gert Vanautgaerden, Luc Hendrickx, Kelle Moreau & Herwig Blockx.

Abonnementen Roel Uyttenbroeck

Voor al uw vragen i.v.m. uw abonnement roel_uyttenbroeck@hotmail.com

Colofon

Thomas Vandenberghe Inhoud

Maxime Fajgenblat

maxime.fajgenblat@gmail.com

Waarnemingsarchivaris Kelle Moreau

kelle.moreau@gmail.com

Werkgebied Leuven, Bertem, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Hoeilaart, Tervuren, Kortenberg & Herent.

Rondzendlijst Dijleland http://groups.yahoo.com/neo/groups/Dijlevallei/info maak een Yahoo ID aan en klik op ‘join group’. Bij aanmeldingsproblemen, contacteer roel_uyttenbroeck@hotmail.com

www.natuurstudiegroepdijleland.be

Regiopag.: dijleland.waarnemingen.be - facebook.com/natuurstudiegroepDijleland

De Boomklever Driemaandelijks tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland. De Boomklever brengt bijdragen over studie en beheer van de biodiversiteit in het Dijleland en verschijnt viermaal per jaar (maart, juni, september, december). Abonnement Geïnteresseerden kunnen de Boomklever ontvangen door overschrijving van 15 € op rek.nr. BE8600 115521 6850 van de Natuurstudiegroep Dijleland met opgave van naam en adres. Een steunabonnement kost 20 € of meer. Copyright Het copyright van de teksten, illustraties en foto’s blijft bij de respectievelijke auteurs, tekenaars en fotografen. Overname is enkel mogelijk mits hun uitdrukkelijke toestemming en bronvermelding. Natuurpunt vzw Natuurpunt is de grootste vereniging voor natuur en landschap in Vlaanderen. Ze telt meer dan 88 000 gezinsleden en beheert 19 000 hectare natuurgebied. Lid worden van Natuurpunt vzw kan door storting van 27 € op rekeningnummer BE17 2300 0442 3321. www.natuurpunt.be Lay-out Walda Verbaenen - walda@walda.be Druk Drukkerij Atlanta - Diest info@drukkerijatlanta.be www.drukkerijatlanta.be Oplage: 210 ex. V.U.: Luc Hendrickx, Naamsestraat 142 bus 1 - 3000 Leuven


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.