BOOMKLEVER
de
Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland
Jaargang 45 - juni 2017
Big Day 2017 - een sfeerverslag
35
Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland
Zaterdag 29 april, klokslag 22u. De verwachtingen staan hoog gespannen bij de start van de tiende editie van onze Big Day. Net als vorig jaar proberen we de komende 24u zoveel mogelijk vogelsoorten te spotten binnen ons werkgebied. Ons toen gevestigde record – een fenomenale 132 soorten – verbreken, zou moeilijk maar niet onmogelijk mogen zijn. Niet minder dan 45 vogelaars staan klaar om het veld in te duiken. Met een heus nachtvogelteam horen we enkele ogenblikken na het startsein een Bosuil: de eerste soort is binnen! De doelsoort van deze tocht in Meerdaalwoud, de Houtsnip, liet het echter afweten. Het zal nog spannend worden of we deze soort de volgende avond nog voor 22u zullen kunnen strikken. Terwijl ook pogingen voor Porseleinhoen mislukken, vervoegen soorten als Nachtegaal, Kerk- en Ransuil vlot de lijst. Na een drietal uur slaap is het ’s ochtends vroeg tijd om terug op pad te gaan. De soortenlijst begint meteen aan te zwellen en enkele uren na zonsopgang bereiken we de kaap van 100 soorten met de waarneming van een Bruine kiekendief. Bossen, vallei- en plateaugebieden worden in de uren nadien grondig
Ongewervelden Lieveheersbeestjes in het Dijleland Deel 3 De eerste keer Eén maturna maakt de lente wel
36 40
Vogels Parelduiker pleistert op het meer van Genval
42 Vogelwaarnemingen in de Dijlevallei 44 Predatie Slechtvalk op Rosse vleermuis 51 Zee-eenden in de Dijlevallei 54 Amfibieën en reptielen Muurhagedis - addendum Activiteiten Colofon
58 59 60
EDITORIAAL
inhoud
BIG DAY 2017 een sfeerverslag uitgekamd en tegen de middag staat de teller op 116 soorten. Ook in de komende uren blijven we gecoördineerd verder zoeken en is er al heel wat moois gezien en voorbijgevlogen. Deze editie noteren we onder andere soorten als Smelleken, Geoorde fuut, Snor, Grauwe vliegenvanger, Pijlstaart, Ooievaar, Visarend, Grauwe Kiekendief, Zwarte Ruiter, Raaf en Noordse Kwikstaart. Ook wordt de ene Zwarte wouw na de andere gezien: een tiental exemplaren worden doorheen de dag waargenomen! En jawel, net voor 22u krijgen we op drie verschillende locaties nog een Houtsnip te horen. En zo sluiten we deze prachtige dag af met 128 soorten op de teller, slechts enkele soorten verwijderd van het record van vorig jaar. Ik kijk al uit naar de 11e editie in 2018! Maxime Fajgenblat
Coverfoto ECHTE KOEKOEKSBLOEM IN DE DOODE BEMDE Foto: Rudi Wuyts Foto: Bruno Bergmans
Grasmus Foto: Bert Vereyken
35
Big Day 2017 - een sfeerverslag
35
Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland
Zaterdag 29 april, klokslag 22u. De verwachtingen staan hoog gespannen bij de start van de tiende editie van onze Big Day. Net als vorig jaar proberen we de komende 24u zoveel mogelijk vogelsoorten te spotten binnen ons werkgebied. Ons toen gevestigde record – een fenomenale 132 soorten – verbreken, zou moeilijk maar niet onmogelijk mogen zijn. Niet minder dan 45 vogelaars staan klaar om het veld in te duiken. Met een heus nachtvogelteam horen we enkele ogenblikken na het startsein een Bosuil: de eerste soort is binnen! De doelsoort van deze tocht in Meerdaalwoud, de Houtsnip, liet het echter afweten. Het zal nog spannend worden of we deze soort de volgende avond nog voor 22u zullen kunnen strikken. Terwijl ook pogingen voor Porseleinhoen mislukken, vervoegen soorten als Nachtegaal, Kerk- en Ransuil vlot de lijst. Na een drietal uur slaap is het ’s ochtends vroeg tijd om terug op pad te gaan. De soortenlijst begint meteen aan te zwellen en enkele uren na zonsopgang bereiken we de kaap van 100 soorten met de waarneming van een Bruine kiekendief. Bossen, vallei- en plateaugebieden worden in de uren nadien grondig
Ongewervelden Lieveheersbeestjes in het Dijleland Deel 3 De eerste keer Eén maturna maakt de lente wel
36 40
Vogels Parelduiker pleistert op het meer van Genval
42 Vogelwaarnemingen in de Dijlevallei 44 Predatie Slechtvalk op Rosse vleermuis 51 Zee-eenden in de Dijlevallei 54 Amfibieën en reptielen Muurhagedis - addendum Activiteiten Colofon
58 59 60
EDITORIAAL
inhoud
BIG DAY 2017 een sfeerverslag uitgekamd en tegen de middag staat de teller op 116 soorten. Ook in de komende uren blijven we gecoördineerd verder zoeken en is er al heel wat moois gezien en voorbijgevlogen. Deze editie noteren we onder andere soorten als Smelleken, Geoorde fuut, Snor, Grauwe vliegenvanger, Pijlstaart, Ooievaar, Visarend, Grauwe Kiekendief, Zwarte Ruiter, Raaf en Noordse Kwikstaart. Ook wordt de ene Zwarte wouw na de andere gezien: een tiental exemplaren worden doorheen de dag waargenomen! En jawel, net voor 22u krijgen we op drie verschillende locaties nog een Houtsnip te horen. En zo sluiten we deze prachtige dag af met 128 soorten op de teller, slechts enkele soorten verwijderd van het record van vorig jaar. Ik kijk al uit naar de 11e editie in 2018! Maxime Fajgenblat
Coverfoto ECHTE KOEKOEKSBLOEM IN DE DOODE BEMDE Foto: Rudi Wuyts Foto: Bruno Bergmans
Grasmus Foto: Bert Vereyken
35
Deel 3: voorkomende soorten en hun relatie tot de verschillende biotopen (vervolg). In het vorige deel van deze reeks (Bogaert, 2016) werden de generalisten en de soorten van valleien en moerassen besproken. In dit deel worden de soorten van bossen en agrarische en urbane omgevingen besproken. DE BOSSEN EN HUN OPEN PLEKKEN In bossen moet je niet naar lieveheersbeestjes zoeken. Het is er te koud en lieveheersbeestjes houden niet van koelte. Enkel als het droog en zinderend heet is kan je enkele soorten in het midden van het bos tegen komen. Wil dat zeggen dat je bossen moet vermijden? Alvast niet want de lieveheersbeestjes zijn er wel. In de toppen van de bomen zullen ze wel zitten maar die zijn uiteraard zo goed als onbereikbaar. Beter is het om te zoeken aan de zuidelijke bosranden. Deze zijn bijzonder rijk aan lieveheersbeestjes. En als je dat dan nog eens combineert met wat droge heide en bosbes heb je een sleutel tot vele en vaak zeldzame soorten in handen. De vele open plekken rond De Kluis in het Meerdaalwoud leveren vast mooie resultaten op. In de dennen vonden we Harlekijnlieveheersbeestjes (Harmonia quadripunctata), waarbij het rood wat bleke banden heeft naar achter. Ook het Dennenkapoentje (Scymnus suturalis), een kleinood van minder dan 2 millimeter, is er algemeen op de dennen te vinden maar wordt maar zelden waar36
De boomklever I juni 2017 I ongewervelden
genomen omdat men erover kijkt. Uiteraard zijn er dan nog Struweelnepkapoentjes (Rhyzobius chrysomeloides) die op de dekschilden een dubbel onderbroken U-vormige donkerbruine tekening hebben. En met wat geluk heb je onmiddellijk ook een Viervleklieveheersbeestje (Exochomus quadripustulatus) in je paraplu liggen. Alhoewel je deze soort ook in het vroege voorjaar bij de eerste stralen van de maartzon kan vinden op de stam van loofhout, met een voorkeur voor es. Een andere soort van de dennen is het Achttienvleklieveheersbeestje (Myrrha octodecimguttata). Deze soort is te herkennen aan de zich spiegelende komma links en rechts van het schildje. Ik ben het nog niet tegengekomen in de bossen van onze streek maar het zou me niet verbazen dat het er ook voorkomt, net ten oosten in de meer zandige Kempen komt het vrij algemeen voor. Wat open bos met veel dennen en een droge bodem zijn goede indicatoren voor deze soort. Als je wat opschietende dennen hebt van 2 tot 4 meter hoog, dan maak je kans op het Groot zwart kapoentje (Scymnus nigrinus). Waarom weet ik niet, maar ze zijn steeds op die jonge
Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata) Tervuren/Zoniënwoud Foto: Bart Uitterhaegen
dicht staan. Op dergelijke plaatsen vind je ook een veel zeldzamere soort, namelijk het Bosbesglanskapoentje (Hyperaspis campestris) (Bogaert et al., 2006). Deze soort werd één keer gevonden in het Egenhovenbos. Helemaal niet het biotoop waar ik ze van ken maar in het geslacht van de glanskapoentjes valt nog veel te ontdekken. Met die ene waarneming zijn er uiteraard nog geen besluiten te trekken. Hopelijk komt er snel een hele populatie tevoorschijn. Het Dijleland heeft echter ook een bijzondere betekenis voor de glanskapoentjes. In de collectie van het KBIN werd een nieuwe soort voor de wereld gevonden die afkomstig was van de zuidelijke rand van het Zoniënwoud, in de buurt van La Hulpe. Het exemplaar dateert echter uit 1830. Het is het Grootvlekglanskapoentje (Hyperaspis magnopustulata Bogaert 2011). Daarnaast zouden er ook Chevrolati’s glanskapoentjes (Hyperaspis chevrolati Canepari 1985) gevonden zijn. Jammer genoeg zijn ze sedertdien niet meer waargenomen en worden ze als uitgestorven beschouwd. Het is ook de vraag wat er nog overblijft van de toenmalige bijzondere biotopen (Bogaert et al., 2012). Als er heide aan te pas komt wordt het nog interessanter. Een van de mooiere vangsten was op de grote open heideplek in het Rodebos. Een paar jaar terug was daar een overvloed aan Heidehaantjes (Lochmaea suturalis). En wie eet Heidehaantjes? Inderdaad een lieveheersbeestje, meerbepaald het Hiërogliefenlieveheersbeestje (Coccinella hieroglyphica). Uiteraard dat dergelijke overhoekjes heide met wat eik ook bijzonder
ONGEWERVELDEN
Heidelieveheersbeestje (Chilocorus bipustulatus) - Linden Foto: Erik Toorman
Lieveheersbeestjes in het Dijleland
boompjes te vinden. In de sparren vind je dan weer het Bruin lieveheersbeestje (Aphidecta obliterata), een van onze traagst bewegende soorten. Ook in loofhout kunnen we wat soorten tegen komen. Nog niet in de vallei waargenomen, maar vermoedelijk zal dat niet lang meer duren, is het Twaalfvleklieveheersbeestje (Vibidia duodecimguttata). Dit klein broertje van het Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata) is vorig jaar aan een opvallende opmars begonnen. En het zijn de mensen met vlindervallen die ze in hun val vonden. De zekere waarnemingen zijn nog ver weg maar er is een vermoedelijke waarneming in Halle (Dirk Maes, persoonlijke mededeling). De soort werd vroeger in het Brusselse gesignaleerd (Lock et al., 2007). De typische voorjaarsstruwelen met wilg en meidoorn moeten zeker speciaal in het oog gehouden worden. Is dit een soort die oprukt met de klimaatverandering? In de oudere eikenbestanden vinden we dan weer het Roodrandkapoentje (Scymnus auritus), liefst in het voorjaar. Zoals vele kapoentjes lijkt het een klein zwart puntje maar als je er een loep bij haalt zie je dat de mannetjes een mooi rood kopje en een rood halsschild met een donkere driehoek op hebben. Achteraan is er een amper zichtbaar rood randje aan de dekschilden. Ook het Niervleklieveheersbeestje (Chilocorus renipustulatus) is een loofhoutliefhebber. Maar je kan het ook massaal vinden op oude hoge struiken van blauwe bosbes. Een voorwaarde hiervoor is dat er ook mooi wat zon tot beneden op de bosbesstruiken valt. De dennen mogen dus niet te
Viervleklieveheersbeestje (Exochomus quadripustulatus) - Linden Foto: Erik Toorman
37
Deel 3: voorkomende soorten en hun relatie tot de verschillende biotopen (vervolg). In het vorige deel van deze reeks (Bogaert, 2016) werden de generalisten en de soorten van valleien en moerassen besproken. In dit deel worden de soorten van bossen en agrarische en urbane omgevingen besproken. DE BOSSEN EN HUN OPEN PLEKKEN In bossen moet je niet naar lieveheersbeestjes zoeken. Het is er te koud en lieveheersbeestjes houden niet van koelte. Enkel als het droog en zinderend heet is kan je enkele soorten in het midden van het bos tegen komen. Wil dat zeggen dat je bossen moet vermijden? Alvast niet want de lieveheersbeestjes zijn er wel. In de toppen van de bomen zullen ze wel zitten maar die zijn uiteraard zo goed als onbereikbaar. Beter is het om te zoeken aan de zuidelijke bosranden. Deze zijn bijzonder rijk aan lieveheersbeestjes. En als je dat dan nog eens combineert met wat droge heide en bosbes heb je een sleutel tot vele en vaak zeldzame soorten in handen. De vele open plekken rond De Kluis in het Meerdaalwoud leveren vast mooie resultaten op. In de dennen vonden we Harlekijnlieveheersbeestjes (Harmonia quadripunctata), waarbij het rood wat bleke banden heeft naar achter. Ook het Dennenkapoentje (Scymnus suturalis), een kleinood van minder dan 2 millimeter, is er algemeen op de dennen te vinden maar wordt maar zelden waar36
De boomklever I juni 2017 I ongewervelden
genomen omdat men erover kijkt. Uiteraard zijn er dan nog Struweelnepkapoentjes (Rhyzobius chrysomeloides) die op de dekschilden een dubbel onderbroken U-vormige donkerbruine tekening hebben. En met wat geluk heb je onmiddellijk ook een Viervleklieveheersbeestje (Exochomus quadripustulatus) in je paraplu liggen. Alhoewel je deze soort ook in het vroege voorjaar bij de eerste stralen van de maartzon kan vinden op de stam van loofhout, met een voorkeur voor es. Een andere soort van de dennen is het Achttienvleklieveheersbeestje (Myrrha octodecimguttata). Deze soort is te herkennen aan de zich spiegelende komma links en rechts van het schildje. Ik ben het nog niet tegengekomen in de bossen van onze streek maar het zou me niet verbazen dat het er ook voorkomt, net ten oosten in de meer zandige Kempen komt het vrij algemeen voor. Wat open bos met veel dennen en een droge bodem zijn goede indicatoren voor deze soort. Als je wat opschietende dennen hebt van 2 tot 4 meter hoog, dan maak je kans op het Groot zwart kapoentje (Scymnus nigrinus). Waarom weet ik niet, maar ze zijn steeds op die jonge
Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata) Tervuren/Zoniënwoud Foto: Bart Uitterhaegen
dicht staan. Op dergelijke plaatsen vind je ook een veel zeldzamere soort, namelijk het Bosbesglanskapoentje (Hyperaspis campestris) (Bogaert et al., 2006). Deze soort werd één keer gevonden in het Egenhovenbos. Helemaal niet het biotoop waar ik ze van ken maar in het geslacht van de glanskapoentjes valt nog veel te ontdekken. Met die ene waarneming zijn er uiteraard nog geen besluiten te trekken. Hopelijk komt er snel een hele populatie tevoorschijn. Het Dijleland heeft echter ook een bijzondere betekenis voor de glanskapoentjes. In de collectie van het KBIN werd een nieuwe soort voor de wereld gevonden die afkomstig was van de zuidelijke rand van het Zoniënwoud, in de buurt van La Hulpe. Het exemplaar dateert echter uit 1830. Het is het Grootvlekglanskapoentje (Hyperaspis magnopustulata Bogaert 2011). Daarnaast zouden er ook Chevrolati’s glanskapoentjes (Hyperaspis chevrolati Canepari 1985) gevonden zijn. Jammer genoeg zijn ze sedertdien niet meer waargenomen en worden ze als uitgestorven beschouwd. Het is ook de vraag wat er nog overblijft van de toenmalige bijzondere biotopen (Bogaert et al., 2012). Als er heide aan te pas komt wordt het nog interessanter. Een van de mooiere vangsten was op de grote open heideplek in het Rodebos. Een paar jaar terug was daar een overvloed aan Heidehaantjes (Lochmaea suturalis). En wie eet Heidehaantjes? Inderdaad een lieveheersbeestje, meerbepaald het Hiërogliefenlieveheersbeestje (Coccinella hieroglyphica). Uiteraard dat dergelijke overhoekjes heide met wat eik ook bijzonder
ONGEWERVELDEN
Heidelieveheersbeestje (Chilocorus bipustulatus) - Linden Foto: Erik Toorman
Lieveheersbeestjes in het Dijleland
boompjes te vinden. In de sparren vind je dan weer het Bruin lieveheersbeestje (Aphidecta obliterata), een van onze traagst bewegende soorten. Ook in loofhout kunnen we wat soorten tegen komen. Nog niet in de vallei waargenomen, maar vermoedelijk zal dat niet lang meer duren, is het Twaalfvleklieveheersbeestje (Vibidia duodecimguttata). Dit klein broertje van het Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata) is vorig jaar aan een opvallende opmars begonnen. En het zijn de mensen met vlindervallen die ze in hun val vonden. De zekere waarnemingen zijn nog ver weg maar er is een vermoedelijke waarneming in Halle (Dirk Maes, persoonlijke mededeling). De soort werd vroeger in het Brusselse gesignaleerd (Lock et al., 2007). De typische voorjaarsstruwelen met wilg en meidoorn moeten zeker speciaal in het oog gehouden worden. Is dit een soort die oprukt met de klimaatverandering? In de oudere eikenbestanden vinden we dan weer het Roodrandkapoentje (Scymnus auritus), liefst in het voorjaar. Zoals vele kapoentjes lijkt het een klein zwart puntje maar als je er een loep bij haalt zie je dat de mannetjes een mooi rood kopje en een rood halsschild met een donkere driehoek op hebben. Achteraan is er een amper zichtbaar rood randje aan de dekschilden. Ook het Niervleklieveheersbeestje (Chilocorus renipustulatus) is een loofhoutliefhebber. Maar je kan het ook massaal vinden op oude hoge struiken van blauwe bosbes. Een voorwaarde hiervoor is dat er ook mooi wat zon tot beneden op de bosbesstruiken valt. De dennen mogen dus niet te
Viervleklieveheersbeestje (Exochomus quadripustulatus) - Linden Foto: Erik Toorman
37
interessant kunnen zijn voor het Heidelieveheersbeestje (Chilocorus bipustulatus). Naast deze laatste soort is ook het Niervleklieveheersbeestje in het voorjaar eveneens in tuinen te vinden op fruitbomen. DE LANDBOUWPLATEAUS EN HUN AKKERRANDEN, DROGE GRASLANDEN In de droge oude graslanden kan je het Graslandnepkapoentje (Rhyzobius litura) vinden. Dit lijkt sprekend op het Struweelnepkapoentje (Rhyzobius chrysomeloides) en is enkel met zekerheid op basis van de geslachtsorganen te determineren. Toch zijn er enkele uitwendige kenmerken die het onderscheiden van het tweelingbroertje. De haren zijn korter en minder slordig (het lijkt net van de kapper te komen) en de U-tekening op de dekschilden is enkelvoudig (maar dat kan ook bij een Struweelnepkapoentje). Die oude warme en ijle graslanden zijn ook uitstekend voor het Zestienstippelig lieveheersbeestje (Tytthaspis sedecimpunctata). Dit fletsbruine lieveheersbeestje is met zijn 4 samengesmolten vlekjes langs de zijkant, eenvoudig te determineren. Zenuwachtig loopt het de lange grashalmen af op zoek naar voedsel, vaak weg en weer bewegende met zijn kopje om de graspollen, een van zijn voornaamste voedselbronnen, weg te grazen. In die drogere graslanden zijn er ook wel enke38
De boomklever I juni 2017 I ongewervelden
Heggenranklieveheersbeestje (Henosepilachna argus) Foto: Johan Bogaert
le Scymninae te vinden. Zeker het Roodkopkapoentje (Scymnus rubromaculatus) houdt van deze gevarieerde warme graslanden. Het Conisch kapoentje (Scymnus frontalis) is er ook eentje van. Maar er moet zeker eens nauwer gespeurd worden naar andere soorten: Gemaskeerd kapoentje (Scymnus schmidti), het Breed kapoentje (Scymnus apetzi) en het Bloedpuntkapoentje (Scymnus haemorrhoidalis) mogen zeker vernoemd worden als mogelijke graslandsoorten. Op de Koeheide, maar ook in de verborgenheid van de hole wegen en graften zijn nog heel wat zaken te ontdekken. Een mooie vondst in een holle weg ergens op een van de landbouwplateaus was een Heggenranklieveheersbeestje (Henosepilachna argus). Als je een heggenrank vindt moet je niet speuren naar de lieveheersbeestjes maar naar hun typische vraatsporen. Het bladmoes wordt in rijtjes afgegeten zonder dat er een gaatje in het blad tevoorschijn komt. Je krijgt als het ware een venstertje waarin mooi geploegde bermpjes liggen, rijtje naast rijtje. Maar akkers zijn ook zeer goed voor pionierssoorten. Alvast is het de moeite om de overhoekjes met kamille te onderzoeken. Zevenstippen zal je er zeker in vinden maar ook Ruigtelieveheersbeestjes (Hippodamia variegata) zijn er vaak aanwezig. Ook Vijfstippelige lieveheersbeestjes (Coccinella quinquepunctata) zijn aanwezig op wat bloeiende planten in die overhoekjes. Zeker schermbloemigen zijn geliefd.
STAD EN BEBOUWDE OMGEVING Een bijzondere plaats neemt de stad en de bebouwde omgeving in. Zeker een stad toont meer en meer van zijn troeven. Het hitte-eilandeffect blijkt voor lieveheersbeestjes een voordeel te zijn. Soorten die enkel in de Gaumestreek voorkomen, de warme kalkhellingen, blijken plots op te duiken in de stad. Het is gemakkelijk om in Leuven op een middagpauze meer dan 10 soorten lieveheersbeestjes te vinden. De algemene
soorten kwamen al aan bod. Maar er zijn nog wat speciale soorten gevonden. Zo kan je er van uitgaan dat in een oude klimop die een beetje op het zuiden is gericht, je gemakkelijk het Viervlekkapoentje (Nephus quadrimaculatus) kan vinden. Deze zeer kleine langwerpig soort heeft vier langwerpige rode vlekjes die schuin naar voor gericht zijn. Daarnaast biedt een klimop ook zeker onderdak aan het iets grotere Driehoekkapoentje (Scymnus interruptus). De driehoekige vlek loopt tot de benedenrand breed naar boven in een puntje. Eenmaal werd aan een oude muur die nu afgebroken is, een Boogvlekkapoentje (Clitostethus arcuatus) gevonden. Dit is een bijzonder mooie soort. Ze zijn echter niet groter dan een dikke springstaart en worden dus vrijwel zeker constant over het hoofd gezien. Dat verklaart mogelijk hun (schijnbare) zeldzaamheid. Ook het Spintetend puntkapoentje (Stethorus pusillus), de naam zegt het zelf: een spinteter - houdt van de nabijheid van huizen. Ik vond ze al op lindes, en zelfs op vlinderstruiken in hartje Brussel. Leuven zal er zeker ook herbergen.
ONGEWERVELDEN
Verspreiding van het Heggenranklieveheersbeestje (Henosepilachna argus) in het Dijleland, per UTM 1x1 kmhok, op basis van Waarnemingen.be.
Maisakkers hebben bij ons natuurliefhebbers vaak een wat negatieve bijklank maar ze zijn zeker interessant om te onderzoeken. De pollen die van de mais in grote hoeveelheden naar beneden dwarrelen zijn ware magneten voor enkele soorten. En is het nu daarom of is er een andere reden, zeker is wel dat het Behaard lieveheersbeestje (Platynaspis luteorubra) graag in de mais vertoeft. Ze zijn echter bijzonder snel en oplettend. Als je in de buurt komt draaien ze snel langs de andere zijde van het blad zodat je ze niet meer ziet. En als ze vallen is dit maar een paar centimeter en dan zijn ze al op de vleugels, wees dus snel als je dan toch in staat zou zijn ze in je paraplu te krijgen. Nog eentje typisch voor op melde langs de maisakkers is het Vierentwintigstippelig lieveheersbeestje (Subcoccinella vigintiquatuorpunctata) maar je kan ze waarschijnlijk in de vallei ook vinden op koekoeksbloemen. De soort is nog niet bekend voor het Dijleland maar is ongetwijfeld wel aanwezig (daarom werd deze soort ook vermeld in de lijst). Speciaal voor de plateaus van Dijleland, en dan meer bepaald in de holle wegen en graften van de plateaus, zijn er enkele bosmiernesten gevonden. En inderdaad, op deze bosmiernesten zaten Bosmierlieveheersbeestjes (Coccinella magnifica) (Berwaerts 2012). Klaarblijkelijk worden ze minder lastiggevallen door mieren dan andere lieveheersbeestjes. Hierdoor kunnen ze gemakkelijker bladluizen wegkapen in de bladluiskwekerijen van de mieren.
In het vierde deel van deze reeks worden de algemene patronen beschreven omtrent het voorkomen van lieveheersbeestjes in onze streek vergeleken met de rest van het land. Johan Bogaert Literatuur Berwaerts, K. (2012). Eerste waarneming van het Schitterend lieveheersbeestje voor het Dijleland. De Boomklever 40: 47-48. Bogaert, J. (2016). Lieveheersbeestjes in het Dijleland. Deel 2: voorkomende soorten en hun relatie tot de verschillende biotopen. De Boomklever 44(4): 115-120. Bogaert J., Adriaens T., Constant J., Lock K. & Canepari C. (2012). Hyperaspis ladybirds in Belgium, with the description of H. magnopustulata sp. nov. and faunistic notes (Coleoptera, Coccinellidae). Bulletin de la Société royale Belge d’Entomologie/Bulletin van de Koninklijke Belgische Vereniging voor Entomologie 148: 34-41. Bogaert, J. (2006). Bosbesglanskapoentje Hyperaspis campestris in de bossen van Averbode. Natuur.focus 5(3): 103-104. Lock K., Adriaens T., Bogaert J., San Martin G., en Godeau J.-F. (2007). Literatuurgegevens over lieveheersbeestjes in België. Coccinula lente-zomer 2007: 23-35. De boomklever I juni 2017 I ongewervelden
39
interessant kunnen zijn voor het Heidelieveheersbeestje (Chilocorus bipustulatus). Naast deze laatste soort is ook het Niervleklieveheersbeestje in het voorjaar eveneens in tuinen te vinden op fruitbomen. DE LANDBOUWPLATEAUS EN HUN AKKERRANDEN, DROGE GRASLANDEN In de droge oude graslanden kan je het Graslandnepkapoentje (Rhyzobius litura) vinden. Dit lijkt sprekend op het Struweelnepkapoentje (Rhyzobius chrysomeloides) en is enkel met zekerheid op basis van de geslachtsorganen te determineren. Toch zijn er enkele uitwendige kenmerken die het onderscheiden van het tweelingbroertje. De haren zijn korter en minder slordig (het lijkt net van de kapper te komen) en de U-tekening op de dekschilden is enkelvoudig (maar dat kan ook bij een Struweelnepkapoentje). Die oude warme en ijle graslanden zijn ook uitstekend voor het Zestienstippelig lieveheersbeestje (Tytthaspis sedecimpunctata). Dit fletsbruine lieveheersbeestje is met zijn 4 samengesmolten vlekjes langs de zijkant, eenvoudig te determineren. Zenuwachtig loopt het de lange grashalmen af op zoek naar voedsel, vaak weg en weer bewegende met zijn kopje om de graspollen, een van zijn voornaamste voedselbronnen, weg te grazen. In die drogere graslanden zijn er ook wel enke38
De boomklever I juni 2017 I ongewervelden
Heggenranklieveheersbeestje (Henosepilachna argus) Foto: Johan Bogaert
le Scymninae te vinden. Zeker het Roodkopkapoentje (Scymnus rubromaculatus) houdt van deze gevarieerde warme graslanden. Het Conisch kapoentje (Scymnus frontalis) is er ook eentje van. Maar er moet zeker eens nauwer gespeurd worden naar andere soorten: Gemaskeerd kapoentje (Scymnus schmidti), het Breed kapoentje (Scymnus apetzi) en het Bloedpuntkapoentje (Scymnus haemorrhoidalis) mogen zeker vernoemd worden als mogelijke graslandsoorten. Op de Koeheide, maar ook in de verborgenheid van de hole wegen en graften zijn nog heel wat zaken te ontdekken. Een mooie vondst in een holle weg ergens op een van de landbouwplateaus was een Heggenranklieveheersbeestje (Henosepilachna argus). Als je een heggenrank vindt moet je niet speuren naar de lieveheersbeestjes maar naar hun typische vraatsporen. Het bladmoes wordt in rijtjes afgegeten zonder dat er een gaatje in het blad tevoorschijn komt. Je krijgt als het ware een venstertje waarin mooi geploegde bermpjes liggen, rijtje naast rijtje. Maar akkers zijn ook zeer goed voor pionierssoorten. Alvast is het de moeite om de overhoekjes met kamille te onderzoeken. Zevenstippen zal je er zeker in vinden maar ook Ruigtelieveheersbeestjes (Hippodamia variegata) zijn er vaak aanwezig. Ook Vijfstippelige lieveheersbeestjes (Coccinella quinquepunctata) zijn aanwezig op wat bloeiende planten in die overhoekjes. Zeker schermbloemigen zijn geliefd.
STAD EN BEBOUWDE OMGEVING Een bijzondere plaats neemt de stad en de bebouwde omgeving in. Zeker een stad toont meer en meer van zijn troeven. Het hitte-eilandeffect blijkt voor lieveheersbeestjes een voordeel te zijn. Soorten die enkel in de Gaumestreek voorkomen, de warme kalkhellingen, blijken plots op te duiken in de stad. Het is gemakkelijk om in Leuven op een middagpauze meer dan 10 soorten lieveheersbeestjes te vinden. De algemene
soorten kwamen al aan bod. Maar er zijn nog wat speciale soorten gevonden. Zo kan je er van uitgaan dat in een oude klimop die een beetje op het zuiden is gericht, je gemakkelijk het Viervlekkapoentje (Nephus quadrimaculatus) kan vinden. Deze zeer kleine langwerpig soort heeft vier langwerpige rode vlekjes die schuin naar voor gericht zijn. Daarnaast biedt een klimop ook zeker onderdak aan het iets grotere Driehoekkapoentje (Scymnus interruptus). De driehoekige vlek loopt tot de benedenrand breed naar boven in een puntje. Eenmaal werd aan een oude muur die nu afgebroken is, een Boogvlekkapoentje (Clitostethus arcuatus) gevonden. Dit is een bijzonder mooie soort. Ze zijn echter niet groter dan een dikke springstaart en worden dus vrijwel zeker constant over het hoofd gezien. Dat verklaart mogelijk hun (schijnbare) zeldzaamheid. Ook het Spintetend puntkapoentje (Stethorus pusillus), de naam zegt het zelf: een spinteter - houdt van de nabijheid van huizen. Ik vond ze al op lindes, en zelfs op vlinderstruiken in hartje Brussel. Leuven zal er zeker ook herbergen.
ONGEWERVELDEN
Verspreiding van het Heggenranklieveheersbeestje (Henosepilachna argus) in het Dijleland, per UTM 1x1 kmhok, op basis van Waarnemingen.be.
Maisakkers hebben bij ons natuurliefhebbers vaak een wat negatieve bijklank maar ze zijn zeker interessant om te onderzoeken. De pollen die van de mais in grote hoeveelheden naar beneden dwarrelen zijn ware magneten voor enkele soorten. En is het nu daarom of is er een andere reden, zeker is wel dat het Behaard lieveheersbeestje (Platynaspis luteorubra) graag in de mais vertoeft. Ze zijn echter bijzonder snel en oplettend. Als je in de buurt komt draaien ze snel langs de andere zijde van het blad zodat je ze niet meer ziet. En als ze vallen is dit maar een paar centimeter en dan zijn ze al op de vleugels, wees dus snel als je dan toch in staat zou zijn ze in je paraplu te krijgen. Nog eentje typisch voor op melde langs de maisakkers is het Vierentwintigstippelig lieveheersbeestje (Subcoccinella vigintiquatuorpunctata) maar je kan ze waarschijnlijk in de vallei ook vinden op koekoeksbloemen. De soort is nog niet bekend voor het Dijleland maar is ongetwijfeld wel aanwezig (daarom werd deze soort ook vermeld in de lijst). Speciaal voor de plateaus van Dijleland, en dan meer bepaald in de holle wegen en graften van de plateaus, zijn er enkele bosmiernesten gevonden. En inderdaad, op deze bosmiernesten zaten Bosmierlieveheersbeestjes (Coccinella magnifica) (Berwaerts 2012). Klaarblijkelijk worden ze minder lastiggevallen door mieren dan andere lieveheersbeestjes. Hierdoor kunnen ze gemakkelijker bladluizen wegkapen in de bladluiskwekerijen van de mieren.
In het vierde deel van deze reeks worden de algemene patronen beschreven omtrent het voorkomen van lieveheersbeestjes in onze streek vergeleken met de rest van het land. Johan Bogaert Literatuur Berwaerts, K. (2012). Eerste waarneming van het Schitterend lieveheersbeestje voor het Dijleland. De Boomklever 40: 47-48. Bogaert, J. (2016). Lieveheersbeestjes in het Dijleland. Deel 2: voorkomende soorten en hun relatie tot de verschillende biotopen. De Boomklever 44(4): 115-120. Bogaert J., Adriaens T., Constant J., Lock K. & Canepari C. (2012). Hyperaspis ladybirds in Belgium, with the description of H. magnopustulata sp. nov. and faunistic notes (Coleoptera, Coccinellidae). Bulletin de la Société royale Belge d’Entomologie/Bulletin van de Koninklijke Belgische Vereniging voor Entomologie 148: 34-41. Bogaert, J. (2006). Bosbesglanskapoentje Hyperaspis campestris in de bossen van Averbode. Natuur.focus 5(3): 103-104. Lock K., Adriaens T., Bogaert J., San Martin G., en Godeau J.-F. (2007). Literatuurgegevens over lieveheersbeestjes in België. Coccinula lente-zomer 2007: 23-35. De boomklever I juni 2017 I ongewervelden
39
(“COTE D’OR”, 30-5-‘03 ) “Kijk, daar staan ze …” wijs ik naar enkele grote bladeren die in de ondergroei van het bos staan “… maar er staan geen bloemen in”. De bladeren in kwestie zijn groot, lichtgroen en enigszins geribbeld met duidelijke nerven. “Hhmm, zo groot had ik ze niet verwacht …” luidt het antwoord van Jo. Enkele honderden meter verder gaat een afgebakend paadje rechts de boshelling op en bijna onmiddellijk zien we ze. Het bladerdak zorgt voor een zacht groen licht in het kreupelhout. Hier en daar is er een open plek waar direct zonlicht de bosbodem bereikt. De bodem is vochtig, want bedekt met een dikke laag mos dat ook de dunne stammetjes bedekt tot een halve meter hoogte. “Net alsof de bomen groene kousen aan hebben”, geeft Marijke commentaar. Maar onze aandacht gaat toch uit naar iets helemaal anders. De ene plant na de andere duikt nu op met twee, drie bloemen.” Kijk, hier hebben ze toch veel kleinere bladeren dan daarstraks”, constateert Jo. We kijken elkaar even aan. “Je hebt gelijk, Jo. Die plant van daarnet, dat moet iets anders zijn” krabbel ik terug. “Maar kijk daar eens: hoeveel staan er hier wel niet …” onderbreekt één van de dames onze discussie. Ze heeft natuurlijk overschot van gelijk. Het onderhout is hier letterlijk bezaaid met rijk bloeiende planten. Als je op je hurken gaat zitten en tussen de stammetjes van het kreupelhout doorkijkt, zie je ze overal opblinken in de schemergroene halfschaduw: tientallen bolstaande gele pantoffeltjes, de bordeauxbruine ietwat gedraaide sepalen vallen op afstand veel minder op. Het is niet de eerste keer dat ik Vrouwenschoentjes (Cypripedium calceolus) zie. 40
De boomklever I juni 2017 I de eerste keer
Ik herinner mij de eerste keer, in Noord-Zweden, als de dag van gisteren. Håkan heeft ons, na ons de Laplanduilen getoond te hebben, ook een kruis gezet op een stafkaart waar we de “guckusko” kunnen vinden. “You can keep the map, it’s an old one …”: de vriendelijkheid van de man kent geen grenzen. De volgende dag rijden we er naar toe: “Brännberget naturreservat”. Het is even zoeken naar de “guckusko” maar na een half uurtje zien we ze: grote pollen van forse planten, telkens met 15 of meer bloeistengels met tientallen, maar jammer genoeg grotendeels verwelkte, bloemen. In de diepere schaduw van het sparrenbos vinden we wél nog enige bloemen in vol ornaat, naar het échte feest is eigenlijk al twee, drie weken gedaan, dat is overduidelijk. Dit moest beter kunnen, zoveel was duidelijk … Vandaag hebben we dat wél beter gepland. Ik heb aan René info gevraagd over de dichtstbijzijnde groeiplaatsen van de soort. Er waren twee bekende bereikbare opties: Donau-Eschingen in Zuid-Duitsland of hier, ten NW van Dijon. Deze site is meteen ook één van de rijkste groeiplaatsen van de soort in Frankrijk, én streng gecontroleerd. Aan de ingang van de bosweg staat een bord waarop in verschillende talen duidelijk wordt dat er niet mee gelachen wordt als je op heterdaad zou betrapt worden met een uitgegraven plant. Rondstruinen in het bos, waarbij je de niet-bloeiende jonge planten zou vertrappen, is ook al uit den boze want de wegjes zijn afgezet met linten. Dat belet niet dat je de planten van op het pad schitterend kan zien. Als ik zo eens rond mij kijk is dit inderdaad “boenk” op hét moment waarop de soort in opti-
“Het is in ieder geval een soort die ik al héél lang wou zien. Ik zal straks eens kijken hoe zeldzaam deze parelmoer precies is” pareer ik zijn vraag. De vlinder in kwestie draait nu, terwijl hij zijn vleugels langzaam open en dicht doet, nog een rondje: we kunnen hem erg goed zien. Plots maakt hij een eind aan zijn zonnebad en verdwijnt hoog in de boomkruinen. Als we bijna terug bij de auto zijn, kruip ik even de berm op om de bladeren beter te bekijken die ik daarstraks van op een afstand versleet voor bladeren van Vrouwenschoentjes. “Gele gentiaan!” roep ik naar de anderen, die zijn blijven wachten. Terwijl ik terug afdaal naar de weg schud ik ongelovig mijn hoofd: “Gele gentiaan, ik ken dat alleen van alpenweides, ik zou dat hiér in een laaglandbos zeker niet verwacht hebben.” Jo kent het perfecte antwoord op mijn verbazing: “Je bent hier nog nooit geweest, Herwig. Misschien komen we nog wel onverwachte zaken tegen …” Voor ik in de auto stap overloop ik vlug even welke vlinders zich hier op “onze lijst” hebben gevlogen: Groentje, Sleutelbloemvlinder, Grote parelmoer, Zilvervlek, Bosparelmoer, Citroenvlinder, Oranjetip, Bont zandoogje, Voorjaarserebia, Aardbeivlinder. “Daar kan je in Vlaanderen alleen maar van dromen” zet ik het voor de anderen even in perspectief. Jo trekt vragend zijn wenkbrauwen op: “En waar staat dieje … ?” Ik laat het hem even zien: “Euphydryas maturna, de Roodbonte parelmoervlinder. Lokaal, slechts enkele vliegterreinen met weinig vlinders. Niet in de Benelux. En de zeldzaamheidsstatus is dan nog eens onderschat in dit boek”, verzeker ik de anderen. Jo is mee komen kijken en knikt overtuigd: “Ja, dat is ’m. Geen twijfel mogelijk. En waarvan leven de rupsen? Aha, es, het staat hier vol met essen” leest hij overtuigd verder. Minstens even interessant als het Vrouwenschoentje, hoor” verzeker ik de anderen, terwijl we van de parkeerplaats afrijden. Marijke plaatst daar direct haar persoonlijke kanttekening bij: De boomklever I juni 2017 I de eerste keer
DE EERSTE KEER
Eén maturna maakt de lente wél …
male bloei staat. “Kijk, dat is interessant”, wijs ik de anderen op enkele bijzonderheden van de gele pantoffel. “In Zweden dacht ik dat die doorschijnende vlekjes hier het begin van de verwelking aankondigen, maar dat is niet zo. Ze zorgen ervoor dat er achteraan licht binnenvalt in de pantoffel. En hier op die overlangse groeven van de lip zitten minuscule donkere vlekjes die ook al een pad naar achteraan suggereren. Het insect kruipt door die hoofdingang naar binnen, volgt de wegwijzers naar achter en bereikt tenslotte dit kleine gaatje waar het zich moet doorwringen om terug buiten te geraken en …” “ … zo neemt het dan het stuifmeel mee” vult Jo logisch aan. Het volgende halfuur maak ik ijverig foto’s. Je ziet immers niet élke dag honderden prachtig bloeiende vrouwenschoentjes … Naast deze evidente publiekstrekkers biedt deze plek een keur aan kalkminnende flora: Bijenblad, Soldaatje, Mansoor, Wolfskers, Bosvogelmelk. Voor mij zijn het oude bekenden, maar daarom zeker niet minder interessant. De zon is doorgebroken als we terug op de centrale “bosdreef” aankomen. Van de zonbeschenen bodem fladdert plots een vlinder op: oranje, zwart, was dat een parelmoer? Een vijftal meter verder gaat hij terug op de grond zitten. Jo en ik hebben hem vrijwel meteen in de kijker. De vlinder zit nu met de vleugels dicht: je kan nu mooi de onderkant zien: helder oranje met een okerkleurig bandenpatroon. “En Herwig, wat denk je er van?” vraagt Jo nu. “Hij gelijkt op een Moerasparelmoer, maar er klopt iets niet: hij heeft zo geen puntjesrij in zijn achtervleugels …” aarzel ik. Hij treedt me onmiddellijk bij: “Het is hier ook geen moeras …” Op dat moment klapt de vlinder zijn vleugels open en … mijn hart slaat bijna een slag over. Dat contrasterende patroon van opvallende witte en oranje vlekkenrijen op een bijna zwarte “fond” … !!! “Het is godverdoeme maturna”, stamel ik ongelovig. De anderen kijken mij verbaasd aan. “Hoe noem je dat, Herwig? Is dat zo speciaal … ?” vraagt Jo terwijl hij de vlinder wat nader bekijkt.
41
(“COTE D’OR”, 30-5-‘03 ) “Kijk, daar staan ze …” wijs ik naar enkele grote bladeren die in de ondergroei van het bos staan “… maar er staan geen bloemen in”. De bladeren in kwestie zijn groot, lichtgroen en enigszins geribbeld met duidelijke nerven. “Hhmm, zo groot had ik ze niet verwacht …” luidt het antwoord van Jo. Enkele honderden meter verder gaat een afgebakend paadje rechts de boshelling op en bijna onmiddellijk zien we ze. Het bladerdak zorgt voor een zacht groen licht in het kreupelhout. Hier en daar is er een open plek waar direct zonlicht de bosbodem bereikt. De bodem is vochtig, want bedekt met een dikke laag mos dat ook de dunne stammetjes bedekt tot een halve meter hoogte. “Net alsof de bomen groene kousen aan hebben”, geeft Marijke commentaar. Maar onze aandacht gaat toch uit naar iets helemaal anders. De ene plant na de andere duikt nu op met twee, drie bloemen.” Kijk, hier hebben ze toch veel kleinere bladeren dan daarstraks”, constateert Jo. We kijken elkaar even aan. “Je hebt gelijk, Jo. Die plant van daarnet, dat moet iets anders zijn” krabbel ik terug. “Maar kijk daar eens: hoeveel staan er hier wel niet …” onderbreekt één van de dames onze discussie. Ze heeft natuurlijk overschot van gelijk. Het onderhout is hier letterlijk bezaaid met rijk bloeiende planten. Als je op je hurken gaat zitten en tussen de stammetjes van het kreupelhout doorkijkt, zie je ze overal opblinken in de schemergroene halfschaduw: tientallen bolstaande gele pantoffeltjes, de bordeauxbruine ietwat gedraaide sepalen vallen op afstand veel minder op. Het is niet de eerste keer dat ik Vrouwenschoentjes (Cypripedium calceolus) zie. 40
De boomklever I juni 2017 I de eerste keer
Ik herinner mij de eerste keer, in Noord-Zweden, als de dag van gisteren. Håkan heeft ons, na ons de Laplanduilen getoond te hebben, ook een kruis gezet op een stafkaart waar we de “guckusko” kunnen vinden. “You can keep the map, it’s an old one …”: de vriendelijkheid van de man kent geen grenzen. De volgende dag rijden we er naar toe: “Brännberget naturreservat”. Het is even zoeken naar de “guckusko” maar na een half uurtje zien we ze: grote pollen van forse planten, telkens met 15 of meer bloeistengels met tientallen, maar jammer genoeg grotendeels verwelkte, bloemen. In de diepere schaduw van het sparrenbos vinden we wél nog enige bloemen in vol ornaat, naar het échte feest is eigenlijk al twee, drie weken gedaan, dat is overduidelijk. Dit moest beter kunnen, zoveel was duidelijk … Vandaag hebben we dat wél beter gepland. Ik heb aan René info gevraagd over de dichtstbijzijnde groeiplaatsen van de soort. Er waren twee bekende bereikbare opties: Donau-Eschingen in Zuid-Duitsland of hier, ten NW van Dijon. Deze site is meteen ook één van de rijkste groeiplaatsen van de soort in Frankrijk, én streng gecontroleerd. Aan de ingang van de bosweg staat een bord waarop in verschillende talen duidelijk wordt dat er niet mee gelachen wordt als je op heterdaad zou betrapt worden met een uitgegraven plant. Rondstruinen in het bos, waarbij je de niet-bloeiende jonge planten zou vertrappen, is ook al uit den boze want de wegjes zijn afgezet met linten. Dat belet niet dat je de planten van op het pad schitterend kan zien. Als ik zo eens rond mij kijk is dit inderdaad “boenk” op hét moment waarop de soort in opti-
“Het is in ieder geval een soort die ik al héél lang wou zien. Ik zal straks eens kijken hoe zeldzaam deze parelmoer precies is” pareer ik zijn vraag. De vlinder in kwestie draait nu, terwijl hij zijn vleugels langzaam open en dicht doet, nog een rondje: we kunnen hem erg goed zien. Plots maakt hij een eind aan zijn zonnebad en verdwijnt hoog in de boomkruinen. Als we bijna terug bij de auto zijn, kruip ik even de berm op om de bladeren beter te bekijken die ik daarstraks van op een afstand versleet voor bladeren van Vrouwenschoentjes. “Gele gentiaan!” roep ik naar de anderen, die zijn blijven wachten. Terwijl ik terug afdaal naar de weg schud ik ongelovig mijn hoofd: “Gele gentiaan, ik ken dat alleen van alpenweides, ik zou dat hiér in een laaglandbos zeker niet verwacht hebben.” Jo kent het perfecte antwoord op mijn verbazing: “Je bent hier nog nooit geweest, Herwig. Misschien komen we nog wel onverwachte zaken tegen …” Voor ik in de auto stap overloop ik vlug even welke vlinders zich hier op “onze lijst” hebben gevlogen: Groentje, Sleutelbloemvlinder, Grote parelmoer, Zilvervlek, Bosparelmoer, Citroenvlinder, Oranjetip, Bont zandoogje, Voorjaarserebia, Aardbeivlinder. “Daar kan je in Vlaanderen alleen maar van dromen” zet ik het voor de anderen even in perspectief. Jo trekt vragend zijn wenkbrauwen op: “En waar staat dieje … ?” Ik laat het hem even zien: “Euphydryas maturna, de Roodbonte parelmoervlinder. Lokaal, slechts enkele vliegterreinen met weinig vlinders. Niet in de Benelux. En de zeldzaamheidsstatus is dan nog eens onderschat in dit boek”, verzeker ik de anderen. Jo is mee komen kijken en knikt overtuigd: “Ja, dat is ’m. Geen twijfel mogelijk. En waarvan leven de rupsen? Aha, es, het staat hier vol met essen” leest hij overtuigd verder. Minstens even interessant als het Vrouwenschoentje, hoor” verzeker ik de anderen, terwijl we van de parkeerplaats afrijden. Marijke plaatst daar direct haar persoonlijke kanttekening bij: De boomklever I juni 2017 I de eerste keer
DE EERSTE KEER
Eén maturna maakt de lente wél …
male bloei staat. “Kijk, dat is interessant”, wijs ik de anderen op enkele bijzonderheden van de gele pantoffel. “In Zweden dacht ik dat die doorschijnende vlekjes hier het begin van de verwelking aankondigen, maar dat is niet zo. Ze zorgen ervoor dat er achteraan licht binnenvalt in de pantoffel. En hier op die overlangse groeven van de lip zitten minuscule donkere vlekjes die ook al een pad naar achteraan suggereren. Het insect kruipt door die hoofdingang naar binnen, volgt de wegwijzers naar achter en bereikt tenslotte dit kleine gaatje waar het zich moet doorwringen om terug buiten te geraken en …” “ … zo neemt het dan het stuifmeel mee” vult Jo logisch aan. Het volgende halfuur maak ik ijverig foto’s. Je ziet immers niet élke dag honderden prachtig bloeiende vrouwenschoentjes … Naast deze evidente publiekstrekkers biedt deze plek een keur aan kalkminnende flora: Bijenblad, Soldaatje, Mansoor, Wolfskers, Bosvogelmelk. Voor mij zijn het oude bekenden, maar daarom zeker niet minder interessant. De zon is doorgebroken als we terug op de centrale “bosdreef” aankomen. Van de zonbeschenen bodem fladdert plots een vlinder op: oranje, zwart, was dat een parelmoer? Een vijftal meter verder gaat hij terug op de grond zitten. Jo en ik hebben hem vrijwel meteen in de kijker. De vlinder zit nu met de vleugels dicht: je kan nu mooi de onderkant zien: helder oranje met een okerkleurig bandenpatroon. “En Herwig, wat denk je er van?” vraagt Jo nu. “Hij gelijkt op een Moerasparelmoer, maar er klopt iets niet: hij heeft zo geen puntjesrij in zijn achtervleugels …” aarzel ik. Hij treedt me onmiddellijk bij: “Het is hier ook geen moeras …” Op dat moment klapt de vlinder zijn vleugels open en … mijn hart slaat bijna een slag over. Dat contrasterende patroon van opvallende witte en oranje vlekkenrijen op een bijna zwarte “fond” … !!! “Het is godverdoeme maturna”, stamel ik ongelovig. De anderen kijken mij verbaasd aan. “Hoe noem je dat, Herwig? Is dat zo speciaal … ?” vraagt Jo terwijl hij de vlinder wat nader bekijkt.
41
bezig houdt met sprookjes, Herwig” grinnikt Jo. Mijn antwoord “wel nee, maar ik vond het in ieder geval wél een sprookjesdal” kan op meer begrip rekenen van het vrouwelijk gezelschap. Zelfs als we allemaal verschillende zaken onthouden van onze wandeling, blijft er toch één gemeenschappelijk gevoel hangen: zoveel Vrouwenschoentjes bij elkaar, dat gaat geen van ons ooit vergeten … Herwig Blockx
Pleisterende Parelduiker Gavia arctica op het Meer van Genval Van 3 tot en met 27 december 2016 verbleef een eerste winter Parelduiker Gavia arctica op het Meer van Genval te Overijse. Het is de eerste waarneming deze eeuw en het was al 36 jaar geleden dat men deze prachtige duiker nog eens kon bewonderen in de Dijlevallei. VOORKOMEN EN VERSPREIDING De Parelduiker broedt langs grote, diepe zoetwatermeren in Noord-Schotland, het grootste deel van Scandinavië, in de Baltische Staten en Finland, het Noorden van Rusland en in het Westen van Siberië. De globale populatie wordt op 275.000 tot 1.500.000 individuen geschat (Wetlands International 2015). De relatief kleine Europese populatie wordt op 53.800 tot 87.800 paar geschat, wat overeenkomt met 108.000-176.000 adulte individuen (BirdLife International 2015). Ze onderging in de jaren 1970 tot 1990 een belangrijke achteruitgang. Alhoewel de meeste Europese populaties, ook de omvangrijke Zweedse en Fin42
De boomklever I juni 2017 I vogels
se, stabiel bleven of zelfs toenamen in de periode 1990-2000, bleef de soort achteruitgaan in Noorwegen en in het Russische kerngebied, en nam de populatie globaal af met meer dan 30 %. De soort is dan ook te omschrijven als “kwetsbaar”. Parelduikers overwinteren vanaf Zuidwest-Europa tot de Kaspische Zee, maar vooral in de Zwarte Zee, waar vogels uit Noord- en Noordoost-Siberië verblijven die in het voorjaar via de Oostzee terugkeren naar het noorden van Europa en Azië. De Parelduiker legt in de trektijd dus soms enorme afstanden zonder onderbreking af, bijvoorbeeld van de winterkwartieren aan de Zwarte Zee tot de Oostzee en verder tot Noord-Siberië en omgekeerd.
Parelduikers worden in onze contreien het meest gezien langs de Noordzeekust maar zijn hier en ook in Nederland een schaarse wintergast. De najaarstrek heeft plaats vanaf oktober maar vooral in november, terugtrek is er vanaf februari-maart. De soort is aan zee veel schaarser dan de Roodkeelduiker - Gavia stellata, maar is in het diepe binnenland verhoudingsgewijs minder zeldzaam. Ze verblijven s‘ winters wel eens op de Beneden Schelde en uitzonderlijk ook op de grote vijvers in het binnenland (Hofstade, Overmere, Harchies, Virelles, Lacs de l’Eau d’Heure, de Maas,…). Ook in Zwitserland bijvoorbeeld komen ze tijdens de trek voor op grote stromen en meren. VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI De vogel van Genval werd op 3 december ontdekt. Wellicht was hij reeds enige tijd aanwezig. Het meer wordt immer niet dagelijks door vogelkijkers bezocht. Onterecht, bleek ook nu weer, want zeker in de winterperiode kan men er leuke waarnemingen doen. De vogel had gedurende zijn verblijf heel wat bekijks. Op waarnemingen.be werd hij niet minder dan 234 maal ingevoerd en hij liet zich, mits wat geduld, ook uitstekend fotograferen. De Parelduiker is nochtans een wantrouwige maar toch ook een nieuwsgierige vogel. Aangezien het om een eerste winter exemplaar ging, had hij wellicht nog nooit een menselijk wezen gezien. Dikwijls kon men observeren hoe hij eerst behoedzaam en omzichtig de oever naderde, dan plots onderdook om een eind verder weer boven water te komen om dan terug naar het midden van het meer te zwemmen De vogel werd voor het laatst waargenomen op 27 december. Daarmee was het het langste verblijf van een Parelduiker in de Dijlevallei en het derde geval ooit, na een exemplaar dat van 2 jan 0
feb 0
maa 0
april 0
mei 0
Parelduiker op 20 december 2016 Foto: Eddy Van Hoorebeke
tot en met 10 november 1968 in het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode verbleef en een exemplaar dat, ook in het Grootbroek, op 2 november 1980 werd waargenomen. Vermeldenswaardig is toch ook de waarneming, net buiten onze regio, in het nabijgelegen La Hulpe van 21 tot 24 februari 1962. Drie waarnemingen gedurende al die jaren is niet veel. Herroelen en De Fraine beschreven in 1975 het voorkomen van de Parelduiker in Brabant nog als “Regelmatige doortrekker in zeer klein aantal van oktober tot december en in februari/ maart”, maar dit heeft hoofdzakelijk betrekking op 6 waarnemingen op de plassen van Hofstade. Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com REFERENTIES • BirdLife International (2017) Species factsheet: Gavia arctica. Downloaded from www.birdlife.org • P. Géroudet, Les Palmipèdes d’Europe, Päris, 1999. • M. Hens (red) 2000. – Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven , 2001. • P. Herroelen & R. De Fraine, Inventaris van d Vogels van Brabant 1900-1974, Brussel, 1975. • L. Lippens en H. Wille, Atlas van de Vogels in België en West-Europa, 1972. • Sovon soortenpagina: www.sovon.nl/nl/soort/30
juni 0
VOGELS
“Ja, maar dat was maar éne en hij vloog te snel weg. De orchideeën, daarvan waren er toch veel meer en …” “…ik vond de Vrouwenschoentjes ook geweldig …” valt Hadewig haar bij. Ik kijk even zijdelings naar Jo die zijn schouders ophaalt. Zou hij nu hetzelfde denken als ik: dat vrouwen altijd meer gecharmeerd geraken door bloemen? Mijn volgende opmerking “Wie het schoentje vindt, trekke het aan …” veroorzaakt hartelijk gelach in de auto. “Ik wist niet dat jij je ook al
juli 0
aug 0
sept 0
okt 0
nov 2
dec 1
Tabel 1: Aantal waarnemingen van Parelduiker per maand in de periode 1900-2016 De boomklever I juni 2017 I vogels
43
bezig houdt met sprookjes, Herwig” grinnikt Jo. Mijn antwoord “wel nee, maar ik vond het in ieder geval wél een sprookjesdal” kan op meer begrip rekenen van het vrouwelijk gezelschap. Zelfs als we allemaal verschillende zaken onthouden van onze wandeling, blijft er toch één gemeenschappelijk gevoel hangen: zoveel Vrouwenschoentjes bij elkaar, dat gaat geen van ons ooit vergeten … Herwig Blockx
Pleisterende Parelduiker Gavia arctica op het Meer van Genval Van 3 tot en met 27 december 2016 verbleef een eerste winter Parelduiker Gavia arctica op het Meer van Genval te Overijse. Het is de eerste waarneming deze eeuw en het was al 36 jaar geleden dat men deze prachtige duiker nog eens kon bewonderen in de Dijlevallei. VOORKOMEN EN VERSPREIDING De Parelduiker broedt langs grote, diepe zoetwatermeren in Noord-Schotland, het grootste deel van Scandinavië, in de Baltische Staten en Finland, het Noorden van Rusland en in het Westen van Siberië. De globale populatie wordt op 275.000 tot 1.500.000 individuen geschat (Wetlands International 2015). De relatief kleine Europese populatie wordt op 53.800 tot 87.800 paar geschat, wat overeenkomt met 108.000-176.000 adulte individuen (BirdLife International 2015). Ze onderging in de jaren 1970 tot 1990 een belangrijke achteruitgang. Alhoewel de meeste Europese populaties, ook de omvangrijke Zweedse en Fin42
De boomklever I juni 2017 I vogels
se, stabiel bleven of zelfs toenamen in de periode 1990-2000, bleef de soort achteruitgaan in Noorwegen en in het Russische kerngebied, en nam de populatie globaal af met meer dan 30 %. De soort is dan ook te omschrijven als “kwetsbaar”. Parelduikers overwinteren vanaf Zuidwest-Europa tot de Kaspische Zee, maar vooral in de Zwarte Zee, waar vogels uit Noord- en Noordoost-Siberië verblijven die in het voorjaar via de Oostzee terugkeren naar het noorden van Europa en Azië. De Parelduiker legt in de trektijd dus soms enorme afstanden zonder onderbreking af, bijvoorbeeld van de winterkwartieren aan de Zwarte Zee tot de Oostzee en verder tot Noord-Siberië en omgekeerd.
Parelduikers worden in onze contreien het meest gezien langs de Noordzeekust maar zijn hier en ook in Nederland een schaarse wintergast. De najaarstrek heeft plaats vanaf oktober maar vooral in november, terugtrek is er vanaf februari-maart. De soort is aan zee veel schaarser dan de Roodkeelduiker - Gavia stellata, maar is in het diepe binnenland verhoudingsgewijs minder zeldzaam. Ze verblijven s‘ winters wel eens op de Beneden Schelde en uitzonderlijk ook op de grote vijvers in het binnenland (Hofstade, Overmere, Harchies, Virelles, Lacs de l’Eau d’Heure, de Maas,…). Ook in Zwitserland bijvoorbeeld komen ze tijdens de trek voor op grote stromen en meren. VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI De vogel van Genval werd op 3 december ontdekt. Wellicht was hij reeds enige tijd aanwezig. Het meer wordt immer niet dagelijks door vogelkijkers bezocht. Onterecht, bleek ook nu weer, want zeker in de winterperiode kan men er leuke waarnemingen doen. De vogel had gedurende zijn verblijf heel wat bekijks. Op waarnemingen.be werd hij niet minder dan 234 maal ingevoerd en hij liet zich, mits wat geduld, ook uitstekend fotograferen. De Parelduiker is nochtans een wantrouwige maar toch ook een nieuwsgierige vogel. Aangezien het om een eerste winter exemplaar ging, had hij wellicht nog nooit een menselijk wezen gezien. Dikwijls kon men observeren hoe hij eerst behoedzaam en omzichtig de oever naderde, dan plots onderdook om een eind verder weer boven water te komen om dan terug naar het midden van het meer te zwemmen De vogel werd voor het laatst waargenomen op 27 december. Daarmee was het het langste verblijf van een Parelduiker in de Dijlevallei en het derde geval ooit, na een exemplaar dat van 2 jan 0
feb 0
maa 0
april 0
mei 0
Parelduiker op 20 december 2016 Foto: Eddy Van Hoorebeke
tot en met 10 november 1968 in het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode verbleef en een exemplaar dat, ook in het Grootbroek, op 2 november 1980 werd waargenomen. Vermeldenswaardig is toch ook de waarneming, net buiten onze regio, in het nabijgelegen La Hulpe van 21 tot 24 februari 1962. Drie waarnemingen gedurende al die jaren is niet veel. Herroelen en De Fraine beschreven in 1975 het voorkomen van de Parelduiker in Brabant nog als “Regelmatige doortrekker in zeer klein aantal van oktober tot december en in februari/ maart”, maar dit heeft hoofdzakelijk betrekking op 6 waarnemingen op de plassen van Hofstade. Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com REFERENTIES • BirdLife International (2017) Species factsheet: Gavia arctica. Downloaded from www.birdlife.org • P. Géroudet, Les Palmipèdes d’Europe, Päris, 1999. • M. Hens (red) 2000. – Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven , 2001. • P. Herroelen & R. De Fraine, Inventaris van d Vogels van Brabant 1900-1974, Brussel, 1975. • L. Lippens en H. Wille, Atlas van de Vogels in België en West-Europa, 1972. • Sovon soortenpagina: www.sovon.nl/nl/soort/30
juni 0
VOGELS
“Ja, maar dat was maar éne en hij vloog te snel weg. De orchideeën, daarvan waren er toch veel meer en …” “…ik vond de Vrouwenschoentjes ook geweldig …” valt Hadewig haar bij. Ik kijk even zijdelings naar Jo die zijn schouders ophaalt. Zou hij nu hetzelfde denken als ik: dat vrouwen altijd meer gecharmeerd geraken door bloemen? Mijn volgende opmerking “Wie het schoentje vindt, trekke het aan …” veroorzaakt hartelijk gelach in de auto. “Ik wist niet dat jij je ook al
juli 0
aug 0
sept 0
okt 0
nov 2
dec 1
Tabel 1: Aantal waarnemingen van Parelduiker per maand in de periode 1900-2016 De boomklever I juni 2017 I vogels
43
Ringmus - Kortenberg Foto: Axel Smets
Opmerkelijke vogelwaarneminge in de Dijlevallei en omgeving dec. 2016 – feb. 2017
44
Waarnemingen die door het Belgian Rare Bird Committee (BRBC) beoordeeld dienen te worden, worden onder voorbehoud gepubliceerd vooraleer ze definitief op de Dijlelandse lijst kunnen bijgeschreven worden. Gebiedsafkortingen WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/Leopoldspark, AVP = Heverlee/Abdij van Park, ZW = Oud-Heverlee/Zoete Waters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Heverlee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat (Oud-Heverlee – Korbeek-Dijle) en NGB, NGB = Neerijse/Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde), SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/KMMA = Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
Velduil - Leefdaal Plateau Foto: Pierre Deneve
Wilde Zwaan Cygnus cygnus 28/02 5 ex. NO te Kessel-Lo/N (S. Vranckx) Kleine Zwaan Cygnus bewickii 28-29/12 1 ad te SAR (I. Nel, S. & K. De Backer, L. Hendrickx, J. Nysten) Toendrarietgans Anser serrirostris Op 21/01, dezelfde dag waarop de eerste langdurig pleisterende Kolganzen arriveerden (zie verder), werden 14 Toendrarietganzen waargenomen te Pécrot/Grand-Pré en SAR (F. Van Hove, L. Hendrickx). De groep was zeer honkvast (SAR, SAR/Vette Weide en Pécrot/Grand-Pré) en verbleef tot het einde van de besproken periode in de streek, al bleken ze zich soms goed te kunnen verstoppen waardoor vaak ook kleinere aantallen gemeld werden (versch. waarn.). Op 26/01 werden ze ook waargenomen te Florival/Veeweide (B. Miserez). Kolgans Anser albifrons Tijdens de besproken periode werd een mooi aantal van 93 Kolganswaarnemingen doorgegeven uit het Dijleland. In december ging het slechts om één geval, namelijk de juveniele vogel die reeds sinds 8/10 in de streek verbleef, en op 3/12 nog werd opgemerkt te NGB (L. Hendrickx). Ook tijdens de eerste twee decaden van januari hield de soort het nog bescheiden, met een auditieve waarneming te Erps/Dorenveld op 1/01 (P. Moysons), 1 ex. te Oppem op 8/01 (K. Moreau) en 2 ex. te Erps/ Dorenveld op 15/01 (L. Raty). Vanaf 21/01 pleisterde de soort vervolgens quasi continu in de streek, met name in de zone SAR – SAR/ Vette Weide – Pécrot/Grand-Pré. Het begon hier met 7 ex. op 21/1 (F. Van Hove), waarop de maxima zich als volgt ontwikkelden : 8 ex. op 21-25/01, 25 ex. op 26/01, 58 ex. vanaf 27/01, 68 ex. op 4-5/02, 73 ex. op 6/02 en
75 ex. vanaf 8/02 (versch. waarn.). Na 22/02 namen de aantallen dan plots weer af, met nog resp. 27 en 2 ex. op 24 en 25/02 (I. Nel, J. Nysten). Buiten deze zone langs de zuidgrens van de regio leverden januari en februari nog de volgende gevallen op (mogelijk deels ook betrekking op vogels uit de hierboven beschreven groep): 4 ex. Z over de Doode Bemde op 21/01 (T. de Thier), 12 ex. Z te NGB op 24/01 (I. Nel), 3 ex. te OH/Ormendaal op 27/01 (P. Goubau), 3 ex. ZW te OHN op 9/02 (N. De Clercq), 3 ex. te Kwerps/Vijvers op 14/02 (J. Rutten), en 100 ex. NW te SAR + 43 ex. ZW te OHZ op 23/02 (F. Vanwezer). Bergeend Tadorna tadorna De volgende beknopte samenvatting illustreert dat tijdens december – januari een min of meer vast aantal Bergeenden in de streek verbleef (met sterke voorkeur voor SAR), dat vanaf begin februari aangroeide tot in de derde decade van die maand een ongeveer dubbel zo groot aantal bereikt werd: December 76 waarnemingen, max. 19 ex. te SAR op 27/12 (L. Hendrickx, I. Nel) Januari 72 waarnemingen, max. 19 ex. te SAR op 1-2/01 (I. Nel) (verder 18 ex. op meerdere data tot eind januari) Februari 84 waarnemingen, max. 40 ex. te SAR op 23/02 (F. Vanwezer) Buiten de Dijlevallei ten Z van Leuven (van SAR tot Heverlee/Langestaart) waren er waarnemingen te AVP (17 waarnemingen van 2-3 ex. tss 12/01 & 26/02; D. von Werne, W. Goussey e.a.), WLS/Z (2 ex. op 15/01; J. Menu) en Heverlee/Oost (1 ex. op 28/02; P. Moysons).
VOGELS
Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode december 2016 – februari 2017. Zoals gewoonlijk omvat de bestreken regio de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Tervuren en de aangrenzende gebieden (van uniforme landschapselementen die grotendeels binnen de hoger genoemde gemeenten liggen, worden de kleinere delen buiten de regio sensu stricto ook opgenomen), en voor het eerst ook Hoeilaart (waarnemingen vanaf 1/01/17). De volgende rubriek zal de periode maart – mei 2017 omvatten. Voor opname worden waarnemingen bij voorkeur ingevoerd op www.waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempjeslaan 2, bus 3, 8400 Oostende, 0486/12.58.77, kelle.moreau@gmail.com. Waarnemingen van soorten die niet in dit verslag werden opgenomen (incl. alle exoten), maar wel werden ingevoerd in www.waarnemingen. be kunnen daar geraadpleegd worden. Waarnemingen die als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. In vele soortteksten wordt verwezen naar het aantal waarnemingen, waarbij waarnemingen worden gedefinieerd als ‘records’ in de database (een record is de combinatie van soort, datum, waarnemer, gebied en tijdstip). Omwille van de variatie in invoergedrag van verschillende waarnemers moet men wel oppassen met het interpreteren en vergelijken van deze cijfers.
Smient Anas penelope December 49 waarnemingen, max. 72 ex. te NGB op 27/12 (L. Hendrickx)
45
Ringmus - Kortenberg Foto: Axel Smets
Opmerkelijke vogelwaarneminge in de Dijlevallei en omgeving dec. 2016 – feb. 2017
44
Waarnemingen die door het Belgian Rare Bird Committee (BRBC) beoordeeld dienen te worden, worden onder voorbehoud gepubliceerd vooraleer ze definitief op de Dijlelandse lijst kunnen bijgeschreven worden. Gebiedsafkortingen WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/Leopoldspark, AVP = Heverlee/Abdij van Park, ZW = Oud-Heverlee/Zoete Waters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Heverlee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat (Oud-Heverlee – Korbeek-Dijle) en NGB, NGB = Neerijse/Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde), SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/KMMA = Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
Velduil - Leefdaal Plateau Foto: Pierre Deneve
Wilde Zwaan Cygnus cygnus 28/02 5 ex. NO te Kessel-Lo/N (S. Vranckx) Kleine Zwaan Cygnus bewickii 28-29/12 1 ad te SAR (I. Nel, S. & K. De Backer, L. Hendrickx, J. Nysten) Toendrarietgans Anser serrirostris Op 21/01, dezelfde dag waarop de eerste langdurig pleisterende Kolganzen arriveerden (zie verder), werden 14 Toendrarietganzen waargenomen te Pécrot/Grand-Pré en SAR (F. Van Hove, L. Hendrickx). De groep was zeer honkvast (SAR, SAR/Vette Weide en Pécrot/Grand-Pré) en verbleef tot het einde van de besproken periode in de streek, al bleken ze zich soms goed te kunnen verstoppen waardoor vaak ook kleinere aantallen gemeld werden (versch. waarn.). Op 26/01 werden ze ook waargenomen te Florival/Veeweide (B. Miserez). Kolgans Anser albifrons Tijdens de besproken periode werd een mooi aantal van 93 Kolganswaarnemingen doorgegeven uit het Dijleland. In december ging het slechts om één geval, namelijk de juveniele vogel die reeds sinds 8/10 in de streek verbleef, en op 3/12 nog werd opgemerkt te NGB (L. Hendrickx). Ook tijdens de eerste twee decaden van januari hield de soort het nog bescheiden, met een auditieve waarneming te Erps/Dorenveld op 1/01 (P. Moysons), 1 ex. te Oppem op 8/01 (K. Moreau) en 2 ex. te Erps/ Dorenveld op 15/01 (L. Raty). Vanaf 21/01 pleisterde de soort vervolgens quasi continu in de streek, met name in de zone SAR – SAR/ Vette Weide – Pécrot/Grand-Pré. Het begon hier met 7 ex. op 21/1 (F. Van Hove), waarop de maxima zich als volgt ontwikkelden : 8 ex. op 21-25/01, 25 ex. op 26/01, 58 ex. vanaf 27/01, 68 ex. op 4-5/02, 73 ex. op 6/02 en
75 ex. vanaf 8/02 (versch. waarn.). Na 22/02 namen de aantallen dan plots weer af, met nog resp. 27 en 2 ex. op 24 en 25/02 (I. Nel, J. Nysten). Buiten deze zone langs de zuidgrens van de regio leverden januari en februari nog de volgende gevallen op (mogelijk deels ook betrekking op vogels uit de hierboven beschreven groep): 4 ex. Z over de Doode Bemde op 21/01 (T. de Thier), 12 ex. Z te NGB op 24/01 (I. Nel), 3 ex. te OH/Ormendaal op 27/01 (P. Goubau), 3 ex. ZW te OHN op 9/02 (N. De Clercq), 3 ex. te Kwerps/Vijvers op 14/02 (J. Rutten), en 100 ex. NW te SAR + 43 ex. ZW te OHZ op 23/02 (F. Vanwezer). Bergeend Tadorna tadorna De volgende beknopte samenvatting illustreert dat tijdens december – januari een min of meer vast aantal Bergeenden in de streek verbleef (met sterke voorkeur voor SAR), dat vanaf begin februari aangroeide tot in de derde decade van die maand een ongeveer dubbel zo groot aantal bereikt werd: December 76 waarnemingen, max. 19 ex. te SAR op 27/12 (L. Hendrickx, I. Nel) Januari 72 waarnemingen, max. 19 ex. te SAR op 1-2/01 (I. Nel) (verder 18 ex. op meerdere data tot eind januari) Februari 84 waarnemingen, max. 40 ex. te SAR op 23/02 (F. Vanwezer) Buiten de Dijlevallei ten Z van Leuven (van SAR tot Heverlee/Langestaart) waren er waarnemingen te AVP (17 waarnemingen van 2-3 ex. tss 12/01 & 26/02; D. von Werne, W. Goussey e.a.), WLS/Z (2 ex. op 15/01; J. Menu) en Heverlee/Oost (1 ex. op 28/02; P. Moysons).
VOGELS
Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode december 2016 – februari 2017. Zoals gewoonlijk omvat de bestreken regio de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Tervuren en de aangrenzende gebieden (van uniforme landschapselementen die grotendeels binnen de hoger genoemde gemeenten liggen, worden de kleinere delen buiten de regio sensu stricto ook opgenomen), en voor het eerst ook Hoeilaart (waarnemingen vanaf 1/01/17). De volgende rubriek zal de periode maart – mei 2017 omvatten. Voor opname worden waarnemingen bij voorkeur ingevoerd op www.waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempjeslaan 2, bus 3, 8400 Oostende, 0486/12.58.77, kelle.moreau@gmail.com. Waarnemingen van soorten die niet in dit verslag werden opgenomen (incl. alle exoten), maar wel werden ingevoerd in www.waarnemingen. be kunnen daar geraadpleegd worden. Waarnemingen die als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. In vele soortteksten wordt verwezen naar het aantal waarnemingen, waarbij waarnemingen worden gedefinieerd als ‘records’ in de database (een record is de combinatie van soort, datum, waarnemer, gebied en tijdstip). Omwille van de variatie in invoergedrag van verschillende waarnemers moet men wel oppassen met het interpreteren en vergelijken van deze cijfers.
Smient Anas penelope December 49 waarnemingen, max. 72 ex. te NGB op 27/12 (L. Hendrickx)
45
Februari
31 waarnemingen, max. 80 ex. te NGB op 17/01 (I. Nel) 32 waarnemingen, max. 98 ex. te NGB op 3/02 (J. Vantrappen)
Pijlstaart Anas acuta December 1m1v te SAR op 29/12 (L. Hendrickx) Januari 1m te LP op 15 & 24/01 (E. Toorman), 1m1v te OHN op 19-20/01 (R. Charlier, I. Nel, E. Toorman e.a.) en 1m te NGB op 22/01 (I. Nel) Februari waarnemingen van 1m tot 3m1v te SAR op 18 data tss 2 & 28/02 (I. Nel e.a), resp. 1m1v & 1m te OHN op 2 & 3/02 (R. Polfliet, B. Hermans, I. Nel), 1m N te OHZ op 5/02 (L. Hendrickx, I. Nel) en 1 ex. te NGB op 7/02 (S. Horemans) Tafeleend x Witoogeend Aythya ferina x Aythya nyroca 28-29/01 & 2/02 1 ad m te AVP (W. Wind, F. Vanwezer) Topper Aythya marila 12/01 2 ex. te NGB (S. Horemans) IJseend Clangula hyemalis 04/12 2v te NGB (L. Hendrickx, I. Nel, J. Nysten e.a.) Dit geval betreft de 13e waarneming van IJseend voor het Dijleland, en de 17e en 18e ex. Voor meer info over het voorkomen van deze soort in de regio verwijzen we naar de afzonderlijke bijdrage elders in deze Boomklever. Brilduiker Bucephala clangula 29/12 1 ad m te OHN (T. Caers, M. Fajgenblat) Hybride Blauwe Kiekendief x Steppekiekendief Foto: Eddy Van Hoorebeke
Grote Zaagbek Mergus merganser 03/12 1 ad m te OHZ (R. Gysbertsen) Parelduiker Gavia stellata 3 & 6-27/12 1 1e win te Overijse/Meer van Genval (A. Lefevre e.v.a.) Pas de derde Parelduiker voor het Dijleland, na exemplaren op 2-10/11/68 en 2/11/80 te SAR. Voor meer info verwijzen we naar de soortspecifieke bijdrage elders in deze Boomklever. Roerdomp Botaurus stellaris Kwerps/vijvers 1 ex. op 22/01 (NP Kortenberg) OHN telkens 1 ex. op 12-13, 15, 18 & 22/02 (K. Moreau, B. Augustijns, J. Waumans e.a.) OHZ telkens 1 ex. op 14 data tss 1/12 & 15/02 (R. Gysbertsen, J. Nysten, L. Hendrickx e.a.), 2 ex. op 14/01 (K. Aerts) NGB telkens 1 ex. op 10/12 & 19/02 (L. Hendrickx, I. Nel) NKV telkens 1 ex. op 14-17, 23, 27/12 & 8/01 (S. Horemans, H. Blockx, M. Mergaerts e.a.) SAR telkens 1 ex. op 3 & 14/12 (D. Stiennon, P. Verfaillie, JF Noulard e.a.) Kleine Zilverreiger Egretta garzetta Twee Kleine Zilverreigers die op 3/12 over SAR vlogen (D. Stiennon) luidden het begin in van een lange reeks waarnemingen in de Dijlevallei ten Z van Leuven (140 waarnemingen van de beide vogels tot eind februari, maar ze splitsten regelmatig op en waren dus vaak solitair te zien). Na vorige winter ging het ging hierbij om de 2e succesvolle overwintering van deze soort in de regio. Ditmaal vertoonden de Kleine Zilvers een uitgesproken voorkeur voor de drooggelegde vijver van OHZ, waar exact 100 waarnemingen werden ingevoerd. Verder werden ze in de volgende gebieden waargenomen, in volgorde van afnemende belangrijkheid: SAR 19, OHN 8, Oppem 4, NGB 3, NKV 2, Heverlee/ Langestaart 2, Florival/N 1 en Sint-Joris-Weert 1. Buiten de Dijlevallei werden waarnemingen gemeld van 1 ex. over WLS/N op 13/02 (P. Standaert) en 1 ex. Z over Meerbeek/Rotte Gaten op 15/02 (E. Geeraerts). Grote Zilverreiger Ardea alba December 324 waarnemingen, met max. 32 ex. te OHZ op 11-12/12 (B. Hermans, R. Gysbertsen) maar daarna een opmerkelijke afname van de maxima tot 17 ex. te OHZ op 19/12 (B. Augustijns) en 11 ex. te Leefdaal/plateau op 30/12 (R. Polfliet)
46
De boomklever I juni 2017 I vogels
Januari
Februari
285 waarnemingen, met weer geleidelijke toename van de maxima tot 17 ex. te Leefdaal/plateau op 22/01 (J. Lambrechts) 237 waarnemingen, met max. 15 ex. te Leefdaal/plateau op 18/02 (J. Nysten)
Ooievaar Ciconia ciconia 05/01 1 ex. te Leefdaal/plateau (J. De Rycke, N. Van Overmeeren) 27/01 1 ex. NO te Heverlee/Arenberg (B. Willaert) 09/02 1 ex. te Pécrot/vijver (A. Schretter) 10/02 16 ex. NO te Tervuren/Park KMMA en Vossem (A. Smets, R. Charlier) 12/02 8 ex. NO te LP en Wilsele/dorp (B. Verstraete, LP Arnhem) 13/02 3 ex. NO te NKV (R. Lookman) 14/02 1 ex. te Wilsele-Putkapel/dorp (L. Smets) 15/02 1 ex. NO over Néthen/Meerdaalwoud (K. Debusschere, W. Tamsyn, J. Ruymen, J. Opdebeeck) 16/02 4 ex. te Leefdaal/Duivendelle (F. Hanssens, A. Reygel), 50 ex. over Tervuren/stad (N. De Marre) en 12 ex. langs de E40 (op verlichtingspalen) te Everberg – Vrebos (Van Geersdaele, R. Huybrechts) 19/02 2 ex. N te Tervuren/Park KMMA (N. Ryckeboer) en een groep (die door drie onafhankelijke waarnemers werd geschat op 20, 30 & 40 ex.) over Néthen en de Doode Bemde (P. Kieffer, L. Smets, M. Regent) 24/02 11 ex. NO te Leefdaal/plateau (B. Forget) 26/02 34 ex. NO te Leefdaal/plateau (B. Forget) Rode Wouw Milvus milvus 23/02 1 ex. N te Wilsele/dorp (E. Hoebrechts) 24/02 1 ex. N te Leuven/centrum (H. Roosen) 25/02 1 ex. ZW te SAR (I. Nel, L. Hendrickx) Bruine Kiekendief Circus aeruginosus Meer winterwaarnemingen van deze soort dan gewoonlijk: 04/12 1 ex. te Erps/Dorenveld (J. Lecomte) 12/12 1 ex. te NKV (R. Van Hoofstat) 20/12 1 v Z te AVP (D. von Werne)
05/02 14/02
1 ex. te Wijgmaal/Wijgmaalbroek (L. Bossant) 1 ad m te Leefdaal/plateau (L. Smets)
Blauwe Kiekendief Circus cyaneus Blauwe Kiekendieven werden tijdens de periode december 2016 – februari 2017 maar liefst 374 keer ingevoerd op dijleland.waarnemingen.be, waarbij het in 308 gevallen (82%) om waarnemingen op het plateau van Leefdaal en Korbeek-Dijle ging. Daar werden in december tot 2m + 5v-types gezien (deze vrouwtjestypes zijn veelal vogels in 1e winterkleed, maar de meeste waarnemers onderscheiden deze blijkbaar niet van adulte vrouwtjes, dus rekenen we ze hier samen als v-types), met in januari nog max. 2m + 4 v-types en in februari nog max. 1m + 3 v-types (versch. waarn.). Van Erps/Dorenveld werden tss 4/12 en 27/02 26 waarnemingen doorgegeven (versch. waarn.), met max. 1m + 3 1e win op 18/01 (A. Smets). Andere locaties waren Florival/Z (1 ex. over op 15/12; J. De Meirsman), Neerijse/Zingende Wind (telkens 1m op 18/12 & 8/01; K. Van Acker), het plateau Sterrebeek-Moorsel (resp. 1v, 1m, 1v, 1m & 1m op 19/12, 3/01, 13, 15 & 18/02; J. De Cock, O. Hendrick, A. Smets), Bertem/Koeheide (telkens 1 ex. – 7 x m & 3 x v – op 10 data tss 23/12 & 29/01; G. Bleys, J. Vantrappen), SAR/dorp (1 ex. O op 12/01; E. Van Hoorebeke), Bierbeek/zandgroeve (1v op 13/01; I. Nel, R. Charlier), SAR (1 ex. O op 14/01; I. Nel), Ottenburg (telkens 1mop 15 & 17/01: G. Van Hamme), Veltem-Beisem/thv Kastanjebos (2 1e win op 18/01; B. Laukens, J. Vicca), NGB (1 ex. op 20/01; S. Horemans), Duisburg (1 ex. op 20/01; H. Roosen), Heverlee/Zwanenberg (resp. 1v tpl, 1 ex. tpl + 1m over, 1m ZO & 1v Z op 25, 26/01, 14 & 15/02; G. Bleys, F. Vandekeybus), Heverlee/Terbank (1v op 25/01; M. Jacobs), Leefdaal/Duivendelle (1m op 5/02; M. O’Briain), Vossem (telkens 1v op 7 & 12/02; N. Ryckeboer), Bierbeek/Mollendaalbos (1m O op 19/02; B. Theunis, K. Kaerts) en Neerijse/ Ganzeman (1 ex. op 27/02; I. Nel).
VOGELS
Januari
Blauwe Kiekendief x Steppekiekendief Circus cyaneus x Circus macrourus Naast meerdere Blauwe Kiekendieven verbleef minstens vanaf 20/12 ook een mannetjeshybride Blauwe x Steppekiekendief te Leefdaal/plateau. Op 31/01 werd hij voor het laatst waargenomen, en tijdens zijn verblijf werd hij op 22 data doorgegeven (al opteren sommige waarnemers nog steeds een vraagteken bij de determinatie te plaatsen). De vogel ging aanvankelijk ook als een Blauwe door het leven, maar op basis van foto’s kon zijn ware identiteit achterhaald worden. De Finse roofvogelgoeroe Dick Forsman, die tijdens het determinatieproces werd geconsulteerd, schreef hierover het volgende (vertaald en bewerkt): De boomklever I juni 2017 I vogels
47
Februari
31 waarnemingen, max. 80 ex. te NGB op 17/01 (I. Nel) 32 waarnemingen, max. 98 ex. te NGB op 3/02 (J. Vantrappen)
Pijlstaart Anas acuta December 1m1v te SAR op 29/12 (L. Hendrickx) Januari 1m te LP op 15 & 24/01 (E. Toorman), 1m1v te OHN op 19-20/01 (R. Charlier, I. Nel, E. Toorman e.a.) en 1m te NGB op 22/01 (I. Nel) Februari waarnemingen van 1m tot 3m1v te SAR op 18 data tss 2 & 28/02 (I. Nel e.a), resp. 1m1v & 1m te OHN op 2 & 3/02 (R. Polfliet, B. Hermans, I. Nel), 1m N te OHZ op 5/02 (L. Hendrickx, I. Nel) en 1 ex. te NGB op 7/02 (S. Horemans) Tafeleend x Witoogeend Aythya ferina x Aythya nyroca 28-29/01 & 2/02 1 ad m te AVP (W. Wind, F. Vanwezer) Topper Aythya marila 12/01 2 ex. te NGB (S. Horemans) IJseend Clangula hyemalis 04/12 2v te NGB (L. Hendrickx, I. Nel, J. Nysten e.a.) Dit geval betreft de 13e waarneming van IJseend voor het Dijleland, en de 17e en 18e ex. Voor meer info over het voorkomen van deze soort in de regio verwijzen we naar de afzonderlijke bijdrage elders in deze Boomklever. Brilduiker Bucephala clangula 29/12 1 ad m te OHN (T. Caers, M. Fajgenblat) Hybride Blauwe Kiekendief x Steppekiekendief Foto: Eddy Van Hoorebeke
Grote Zaagbek Mergus merganser 03/12 1 ad m te OHZ (R. Gysbertsen) Parelduiker Gavia stellata 3 & 6-27/12 1 1e win te Overijse/Meer van Genval (A. Lefevre e.v.a.) Pas de derde Parelduiker voor het Dijleland, na exemplaren op 2-10/11/68 en 2/11/80 te SAR. Voor meer info verwijzen we naar de soortspecifieke bijdrage elders in deze Boomklever. Roerdomp Botaurus stellaris Kwerps/vijvers 1 ex. op 22/01 (NP Kortenberg) OHN telkens 1 ex. op 12-13, 15, 18 & 22/02 (K. Moreau, B. Augustijns, J. Waumans e.a.) OHZ telkens 1 ex. op 14 data tss 1/12 & 15/02 (R. Gysbertsen, J. Nysten, L. Hendrickx e.a.), 2 ex. op 14/01 (K. Aerts) NGB telkens 1 ex. op 10/12 & 19/02 (L. Hendrickx, I. Nel) NKV telkens 1 ex. op 14-17, 23, 27/12 & 8/01 (S. Horemans, H. Blockx, M. Mergaerts e.a.) SAR telkens 1 ex. op 3 & 14/12 (D. Stiennon, P. Verfaillie, JF Noulard e.a.) Kleine Zilverreiger Egretta garzetta Twee Kleine Zilverreigers die op 3/12 over SAR vlogen (D. Stiennon) luidden het begin in van een lange reeks waarnemingen in de Dijlevallei ten Z van Leuven (140 waarnemingen van de beide vogels tot eind februari, maar ze splitsten regelmatig op en waren dus vaak solitair te zien). Na vorige winter ging het ging hierbij om de 2e succesvolle overwintering van deze soort in de regio. Ditmaal vertoonden de Kleine Zilvers een uitgesproken voorkeur voor de drooggelegde vijver van OHZ, waar exact 100 waarnemingen werden ingevoerd. Verder werden ze in de volgende gebieden waargenomen, in volgorde van afnemende belangrijkheid: SAR 19, OHN 8, Oppem 4, NGB 3, NKV 2, Heverlee/ Langestaart 2, Florival/N 1 en Sint-Joris-Weert 1. Buiten de Dijlevallei werden waarnemingen gemeld van 1 ex. over WLS/N op 13/02 (P. Standaert) en 1 ex. Z over Meerbeek/Rotte Gaten op 15/02 (E. Geeraerts). Grote Zilverreiger Ardea alba December 324 waarnemingen, met max. 32 ex. te OHZ op 11-12/12 (B. Hermans, R. Gysbertsen) maar daarna een opmerkelijke afname van de maxima tot 17 ex. te OHZ op 19/12 (B. Augustijns) en 11 ex. te Leefdaal/plateau op 30/12 (R. Polfliet)
46
De boomklever I juni 2017 I vogels
Januari
Februari
285 waarnemingen, met weer geleidelijke toename van de maxima tot 17 ex. te Leefdaal/plateau op 22/01 (J. Lambrechts) 237 waarnemingen, met max. 15 ex. te Leefdaal/plateau op 18/02 (J. Nysten)
Ooievaar Ciconia ciconia 05/01 1 ex. te Leefdaal/plateau (J. De Rycke, N. Van Overmeeren) 27/01 1 ex. NO te Heverlee/Arenberg (B. Willaert) 09/02 1 ex. te Pécrot/vijver (A. Schretter) 10/02 16 ex. NO te Tervuren/Park KMMA en Vossem (A. Smets, R. Charlier) 12/02 8 ex. NO te LP en Wilsele/dorp (B. Verstraete, LP Arnhem) 13/02 3 ex. NO te NKV (R. Lookman) 14/02 1 ex. te Wilsele-Putkapel/dorp (L. Smets) 15/02 1 ex. NO over Néthen/Meerdaalwoud (K. Debusschere, W. Tamsyn, J. Ruymen, J. Opdebeeck) 16/02 4 ex. te Leefdaal/Duivendelle (F. Hanssens, A. Reygel), 50 ex. over Tervuren/stad (N. De Marre) en 12 ex. langs de E40 (op verlichtingspalen) te Everberg – Vrebos (Van Geersdaele, R. Huybrechts) 19/02 2 ex. N te Tervuren/Park KMMA (N. Ryckeboer) en een groep (die door drie onafhankelijke waarnemers werd geschat op 20, 30 & 40 ex.) over Néthen en de Doode Bemde (P. Kieffer, L. Smets, M. Regent) 24/02 11 ex. NO te Leefdaal/plateau (B. Forget) 26/02 34 ex. NO te Leefdaal/plateau (B. Forget) Rode Wouw Milvus milvus 23/02 1 ex. N te Wilsele/dorp (E. Hoebrechts) 24/02 1 ex. N te Leuven/centrum (H. Roosen) 25/02 1 ex. ZW te SAR (I. Nel, L. Hendrickx) Bruine Kiekendief Circus aeruginosus Meer winterwaarnemingen van deze soort dan gewoonlijk: 04/12 1 ex. te Erps/Dorenveld (J. Lecomte) 12/12 1 ex. te NKV (R. Van Hoofstat) 20/12 1 v Z te AVP (D. von Werne)
05/02 14/02
1 ex. te Wijgmaal/Wijgmaalbroek (L. Bossant) 1 ad m te Leefdaal/plateau (L. Smets)
Blauwe Kiekendief Circus cyaneus Blauwe Kiekendieven werden tijdens de periode december 2016 – februari 2017 maar liefst 374 keer ingevoerd op dijleland.waarnemingen.be, waarbij het in 308 gevallen (82%) om waarnemingen op het plateau van Leefdaal en Korbeek-Dijle ging. Daar werden in december tot 2m + 5v-types gezien (deze vrouwtjestypes zijn veelal vogels in 1e winterkleed, maar de meeste waarnemers onderscheiden deze blijkbaar niet van adulte vrouwtjes, dus rekenen we ze hier samen als v-types), met in januari nog max. 2m + 4 v-types en in februari nog max. 1m + 3 v-types (versch. waarn.). Van Erps/Dorenveld werden tss 4/12 en 27/02 26 waarnemingen doorgegeven (versch. waarn.), met max. 1m + 3 1e win op 18/01 (A. Smets). Andere locaties waren Florival/Z (1 ex. over op 15/12; J. De Meirsman), Neerijse/Zingende Wind (telkens 1m op 18/12 & 8/01; K. Van Acker), het plateau Sterrebeek-Moorsel (resp. 1v, 1m, 1v, 1m & 1m op 19/12, 3/01, 13, 15 & 18/02; J. De Cock, O. Hendrick, A. Smets), Bertem/Koeheide (telkens 1 ex. – 7 x m & 3 x v – op 10 data tss 23/12 & 29/01; G. Bleys, J. Vantrappen), SAR/dorp (1 ex. O op 12/01; E. Van Hoorebeke), Bierbeek/zandgroeve (1v op 13/01; I. Nel, R. Charlier), SAR (1 ex. O op 14/01; I. Nel), Ottenburg (telkens 1mop 15 & 17/01: G. Van Hamme), Veltem-Beisem/thv Kastanjebos (2 1e win op 18/01; B. Laukens, J. Vicca), NGB (1 ex. op 20/01; S. Horemans), Duisburg (1 ex. op 20/01; H. Roosen), Heverlee/Zwanenberg (resp. 1v tpl, 1 ex. tpl + 1m over, 1m ZO & 1v Z op 25, 26/01, 14 & 15/02; G. Bleys, F. Vandekeybus), Heverlee/Terbank (1v op 25/01; M. Jacobs), Leefdaal/Duivendelle (1m op 5/02; M. O’Briain), Vossem (telkens 1v op 7 & 12/02; N. Ryckeboer), Bierbeek/Mollendaalbos (1m O op 19/02; B. Theunis, K. Kaerts) en Neerijse/ Ganzeman (1 ex. op 27/02; I. Nel).
VOGELS
Januari
Blauwe Kiekendief x Steppekiekendief Circus cyaneus x Circus macrourus Naast meerdere Blauwe Kiekendieven verbleef minstens vanaf 20/12 ook een mannetjeshybride Blauwe x Steppekiekendief te Leefdaal/plateau. Op 31/01 werd hij voor het laatst waargenomen, en tijdens zijn verblijf werd hij op 22 data doorgegeven (al opteren sommige waarnemers nog steeds een vraagteken bij de determinatie te plaatsen). De vogel ging aanvankelijk ook als een Blauwe door het leven, maar op basis van foto’s kon zijn ware identiteit achterhaald worden. De Finse roofvogelgoeroe Dick Forsman, die tijdens het determinatieproces werd geconsulteerd, schreef hierover het volgende (vertaald en bewerkt): De boomklever I juni 2017 I vogels
47
48
Kraanvogel Grus grus 18/02 8 ex. NO te Herent (J. Peeters) 21/02 100 ex. N te Blanden (I. Verhuizen), 20 ex. N te Kessel-Lo/Centraal (A. Sinnesael) 22/02 12 ex. over Heverlee/Egenhovenbos (P. Vranckx) 23/02 4 ex. O te Tervuren/Kapucijnenbos (N. Verbeke), 20 ex. N te OH/Dorp (C. Vanherck) 27/02 ca 340 ex. NO over de regio (11 groepen van 3 tot 72 ex., verschillende groepen konden dankzij snelle communicatie via de lokale Whatsapp-groep op meerdere plekken worden opgepikt, de waarnemingen afzonderlijk weergeven zou te veel replicatie betekenen) 28/02 3 ex. NO te Bertem/Koeheide (G. Bleys), 23 ex. (17/6) NO te OH, Korbeek-Dijle, Heverlee en Leuven (A. Smets, S. Horemans, P. Moysons, K. Kaerts e.a.), 5 ex. N te SAR/Néthen (B. Brochier)
Slechtvalk Falco peregrinus December 53 waarnemingen van 1 ex., waarvan 36 te SAR (versch. waarn.) Januari 54 waarnemingen, telkens 1 ex. met uitzondering van 3 ex. te LP op 11/01 (S. Goethals), 2 ex. te SAR op 20/01 (I. Nel, R. Charlier), 2 ex. te Kessel-Lo/Centraal op 23/01 (F. Vanlerberghe) en 2 ex. te Erps/Dorenveld op 27/01 (P. Deschepper) Februari 45 waarnemingen, telkens 1 ex. met uitzondering van 2 ex. te Leefdaal/ plateau op 10/02 (M. Mortier) en 2 ex. te Leuven/centrum op 24/02 (E. Sente)
Bokje Lymnocryptes minimus 09/02/17 1 ex. te Wijgmaal/Wijgmaalbroek (M. Lehouck)
De boomklever I juni 2017 I vogels
Goudplevier Pluvialis apricaria 11/12 1 ex. tpl te Erps/Dorenveld (F. Wyns) 27/02 9 ex. tpl te Erps/Dorenveld (J. Lecomte), 16 ex. N te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande), 51 ex. NW te Neerijse/Ganzeman (I. Nel) Wulp Numenius arquata 22/01 1 ex. te Leefdaal/plateau (W. Vannotten, M. Fajgenblat)
Watersnip Gallinago gallinago Met 61 waarnemingen van doorgaans slechts enkele ex. kende de Watersnip geen spectaculaire winter VENSTERBANKWAARNEMING VAN HET JAAR Op 23 februari 2017 gebeurde in hartje Leuven een wel heel bijzondere vensterbankwaarneming. Gedurende een vijftal minuten kwam een Velduil (Asio flammeus) er schuilen voor de hevige rukwinden. Foto: H. Bagnoli
2016/2017 in het Dijleland. De enige groepen van 10 ex. of meer betroffen resp. 25, 11 en 25 ex. te Pécrot/GrandPré op 13/12, 21/01 & 12/02 (J. De Meirsman, F. Van Hove), 23 ex. te SAR/Vette Weide op 30/12 (L. Hendrickx) en 10 ex. te Heverlee/Langestaart op 20/01 (E. Toorman).
vgels (I. Nel). In alle andere gevallen ging het telkens om 1 individu. Buiten dit gebied was er enkel de waarneming van een ex. op 18/01 te Erps/ Dorenveld (A. Smets).
Witgat Tringa ochropus Ook Witgatjes waren relatief schaars tijdens de winter 2016/2017. Er werden ‘slechts’ 43 waarnemingen van 1-2 ex. doorgegeven (mooi gespreid over de periode), allen uit de Dijlevallei ten Z van Leuven.
Klapekster Lanius excubitor Vanaf 5/02 tot op het einde van de besproken periode verbleef een Klapekster op de Paardenrenbaan van Groenendaal (M. Van Cutsem, I. Nel, P. Devillers e.a.). De vogel was hier niet altijd makkelijk terug te vinden, en werd ‘slechts’ op 9 februaridagen gemeld (5, 6, 7, 12 14, 17, 18, 19 & 26/02).
Dwergmeeuw Hydrocoleus minutus 13/02 1 ex. te OHZ (K. Aerts)
Noordse Kauw Coloeus monedula monedula 08/01 1 ex. te Bierbeek/Builoog (W. Wind)
Pontische Meeuw Larus cachinnans Pontische Meeuwen kunnen tegenwoordig tijdens het winterhalfjaar op zowat alle grotere waterpartijen in regio Leuven worden waargenomen, waarbij SAR en OHZ deze winter het gros van de waarnemingen lieten noteren. Tijdens de winter 2016/2017 ging het daarbij wel om zeer bescheiden aantallen (telkens solitair, met uitzondering van 2 ex. te SAR op 26/12 en 2 ex. te Pécrot/vijver op 11/02; I. Nel, C. Huyghebaert) en vaak om korte pleisterbeurten. De 85 zekere waarnemingen die tijdens deze periode werden ontvangen waren als volgt verdeeld over de maanden: december 27, januari 20, februari 38. Wat de leeftijden betreft werden de volgende details doorgegeven: 40 x adult, 2 x 4e win, 1 x 3e win, 2 x 2e win, 10 x 1e win en 30 x niet gespecifieerd.
Raaf Corvus corax Hoewel net buiten de regio, vermelden we toch de waarneming van een Raaf op 29/12 te Hamme-Mille/Mollendaal plateau, op een boogscheut van de zuidrand van Mollendaalbos (S. Perremans). Eerder waren geen zekere waarnemingen van Raven gekend uit het werkingsgebied van de Natuurstudiegroep Dijleland of net daarbuiten, maar sinds maart 2017 is daar verandering in gekomen. Meer daarover in het volgende waarnemingenoverzicht en een afzonderlijk artikel over deze soort.
Geelpootmeeuw Larus michahellis Met 49 waarnemingen van als zeker gelabelde Geelpootmeeuwen was de winter 2016/2017 één van de betere periodes uit de Dijlelandse vogelhistorie om deze soort in de streek waar te nemen. De waarnemingen waren mooi gespreid over de periode, en werden allen in de Dijlevallei ten Z van Leuven genoteerd (SAR 25, OHZ 13, Pécrot/vijver 6, Pécrot/Grand-Pré 2, NGB 2, OHN 1). Met uitzondering van 1 2e win op 2/02 te OHZ (I. Nel) hadden alle waarnemingen waarschijnlijk betrekking op hetzelfde solitair adult ex. (wellicht steeds dezelfde vaste overwinteraar, vaak in associatie met een Pontische Meeuw). Velduil Asio flammeus Voor Velduilen kon men deze winter weer redelijk betrouwbaar terecht op het plateau van Leefdaal (soms ook in aangrenzend Korbeek-Dijle), waar de soort tijdens de drie besproken maanden op resp. 9, 16 en 7 data werd genoteerd (met 76 waarnemingen in totaal, waarvan 20 in december, 42 in januari en 14 in februari). Op 8 data in december-januari werden er hier 2 ex. gezien (P. Standaert, R. Stoks, L. Hendrickx e.a.) en op 12/02 ging het om drie
Pestvogel Bombycilla garrulus 12/02 3 ex. te SAR (kort tpl, dan O) (K. Moreau) Boomleeuwerik Lullula arborea 12 & 14/02 resp. 1 & 2 ex. tpl te Leefdaal/plateau (K. Moreau, L. Smets) 25/02 1 ex. over Bertem/Eikenbos (R. Uyttenbroeck) 28/02 3 ex. te Korbeek-Dijle/plateau (A. Smets)
VOGELS
“Zeker een hybride Blauwe x Steppe! De vleugelformule, één van de belangrijkere structuurkenmerken bij de identificatie van kiekendieven, past op geen van de beide soorten maar wel op een hybride (aanvulling redactie: Steppe toont immers vier ‘vingers’ en Blauwe vijf, terwijl deze vogel vier duidelijke vingers toont (P6-P9) en een buitenste vinger (P10) van intermediaire lengte). Andere kenmerken die op een hybride of terugkruising wijzen zijn de vorm van de donkere tekening aan de vleugelpunt die intermediair is tussen de twee soorten, en de combinatie van een donkere vleugelachterrand zoals bij Blauwe Kiekendief, en een algemene structuur van de vogel die dan weer te slank is voor een zuivere Blauwe. Het zou een F1 hybride kunnen zijn (= eerste generatie hybride, dus geboren uit twee zuivere ouders van verschillende soorten), maar het is waarschijnlijker dat het een terugkruising tussen een zuivere Blauwe en een F1 hybride betreft (75% Blauwe en 25% Steppe) aangezien het geheel van de kenmerken toch nauwer aansluit bij een Blauwe dan bij een Steppekiekendief.” Hybriden tussen Blauwe en Steppekiekendief zijn erg zeldzaam. De bestaande kennis over de determinatie van dergelijke hybriden werd pas tijdens recente jaren opgebouwd en is wellicht nog onvolledig. Bovendien bestaat er veel variatie tussen hybriden van dezelfde twee soorten. Op waarnemingen.be werden voor België slechts 4 eerdere gevallen gemeld : een mogelijk mannetje te Landegem (Oost-Vlaanderen) op 25/04/2009, een zeker 2e kj vrouwtje te Villers-le-Gambon (Namen) van 30/01 tot 20/02/2012 en te Surice (Namen) van 13 tot 19/03/2012, een zeker 2e kj mannetje te On (Luik) op 8/04/2012 en een zeker vrouwtje naar ZW over Rotem (Limburg) op 15/10/2012 (dus drie gevallen in 2012!). De vogel van Leefdaal betreft dus slechts het tweede geval van deze hybride voor Vlaanderen, en de eerste voor regio Leuven.
Tjiftjaf Phylloscopus collybita Met 18 december-, 9 januari- en 7 februariwaarnemingen werden er best veel winterse Tjiftjaffen opgemerkt (versch. waarn.). De laatste vogels in februari konden natuurlijk tot de vroeger terugkerende trekkers behoren, maar van een opvallende aankomst was zeker nog geen sprake (bv. slechts 1 ex. in laatste decade februari, namelijk te AVP op 26/01; T. Maniquet). Zwartkop Sylvia atricapilla Ook van deze soort werden meerdere winterwaarnemingen doorgegeven: December 1m te Kessel-Lo/Kesselberg op 14/12 (T. Caers) Januari 1m te Sint-Joris-Weert op 2/01 (R.
49
48
Kraanvogel Grus grus 18/02 8 ex. NO te Herent (J. Peeters) 21/02 100 ex. N te Blanden (I. Verhuizen), 20 ex. N te Kessel-Lo/Centraal (A. Sinnesael) 22/02 12 ex. over Heverlee/Egenhovenbos (P. Vranckx) 23/02 4 ex. O te Tervuren/Kapucijnenbos (N. Verbeke), 20 ex. N te OH/Dorp (C. Vanherck) 27/02 ca 340 ex. NO over de regio (11 groepen van 3 tot 72 ex., verschillende groepen konden dankzij snelle communicatie via de lokale Whatsapp-groep op meerdere plekken worden opgepikt, de waarnemingen afzonderlijk weergeven zou te veel replicatie betekenen) 28/02 3 ex. NO te Bertem/Koeheide (G. Bleys), 23 ex. (17/6) NO te OH, Korbeek-Dijle, Heverlee en Leuven (A. Smets, S. Horemans, P. Moysons, K. Kaerts e.a.), 5 ex. N te SAR/Néthen (B. Brochier)
Slechtvalk Falco peregrinus December 53 waarnemingen van 1 ex., waarvan 36 te SAR (versch. waarn.) Januari 54 waarnemingen, telkens 1 ex. met uitzondering van 3 ex. te LP op 11/01 (S. Goethals), 2 ex. te SAR op 20/01 (I. Nel, R. Charlier), 2 ex. te Kessel-Lo/Centraal op 23/01 (F. Vanlerberghe) en 2 ex. te Erps/Dorenveld op 27/01 (P. Deschepper) Februari 45 waarnemingen, telkens 1 ex. met uitzondering van 2 ex. te Leefdaal/ plateau op 10/02 (M. Mortier) en 2 ex. te Leuven/centrum op 24/02 (E. Sente)
Bokje Lymnocryptes minimus 09/02/17 1 ex. te Wijgmaal/Wijgmaalbroek (M. Lehouck)
De boomklever I juni 2017 I vogels
Goudplevier Pluvialis apricaria 11/12 1 ex. tpl te Erps/Dorenveld (F. Wyns) 27/02 9 ex. tpl te Erps/Dorenveld (J. Lecomte), 16 ex. N te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande), 51 ex. NW te Neerijse/Ganzeman (I. Nel) Wulp Numenius arquata 22/01 1 ex. te Leefdaal/plateau (W. Vannotten, M. Fajgenblat)
Watersnip Gallinago gallinago Met 61 waarnemingen van doorgaans slechts enkele ex. kende de Watersnip geen spectaculaire winter VENSTERBANKWAARNEMING VAN HET JAAR Op 23 februari 2017 gebeurde in hartje Leuven een wel heel bijzondere vensterbankwaarneming. Gedurende een vijftal minuten kwam een Velduil (Asio flammeus) er schuilen voor de hevige rukwinden. Foto: H. Bagnoli
2016/2017 in het Dijleland. De enige groepen van 10 ex. of meer betroffen resp. 25, 11 en 25 ex. te Pécrot/GrandPré op 13/12, 21/01 & 12/02 (J. De Meirsman, F. Van Hove), 23 ex. te SAR/Vette Weide op 30/12 (L. Hendrickx) en 10 ex. te Heverlee/Langestaart op 20/01 (E. Toorman).
vgels (I. Nel). In alle andere gevallen ging het telkens om 1 individu. Buiten dit gebied was er enkel de waarneming van een ex. op 18/01 te Erps/ Dorenveld (A. Smets).
Witgat Tringa ochropus Ook Witgatjes waren relatief schaars tijdens de winter 2016/2017. Er werden ‘slechts’ 43 waarnemingen van 1-2 ex. doorgegeven (mooi gespreid over de periode), allen uit de Dijlevallei ten Z van Leuven.
Klapekster Lanius excubitor Vanaf 5/02 tot op het einde van de besproken periode verbleef een Klapekster op de Paardenrenbaan van Groenendaal (M. Van Cutsem, I. Nel, P. Devillers e.a.). De vogel was hier niet altijd makkelijk terug te vinden, en werd ‘slechts’ op 9 februaridagen gemeld (5, 6, 7, 12 14, 17, 18, 19 & 26/02).
Dwergmeeuw Hydrocoleus minutus 13/02 1 ex. te OHZ (K. Aerts)
Noordse Kauw Coloeus monedula monedula 08/01 1 ex. te Bierbeek/Builoog (W. Wind)
Pontische Meeuw Larus cachinnans Pontische Meeuwen kunnen tegenwoordig tijdens het winterhalfjaar op zowat alle grotere waterpartijen in regio Leuven worden waargenomen, waarbij SAR en OHZ deze winter het gros van de waarnemingen lieten noteren. Tijdens de winter 2016/2017 ging het daarbij wel om zeer bescheiden aantallen (telkens solitair, met uitzondering van 2 ex. te SAR op 26/12 en 2 ex. te Pécrot/vijver op 11/02; I. Nel, C. Huyghebaert) en vaak om korte pleisterbeurten. De 85 zekere waarnemingen die tijdens deze periode werden ontvangen waren als volgt verdeeld over de maanden: december 27, januari 20, februari 38. Wat de leeftijden betreft werden de volgende details doorgegeven: 40 x adult, 2 x 4e win, 1 x 3e win, 2 x 2e win, 10 x 1e win en 30 x niet gespecifieerd.
Raaf Corvus corax Hoewel net buiten de regio, vermelden we toch de waarneming van een Raaf op 29/12 te Hamme-Mille/Mollendaal plateau, op een boogscheut van de zuidrand van Mollendaalbos (S. Perremans). Eerder waren geen zekere waarnemingen van Raven gekend uit het werkingsgebied van de Natuurstudiegroep Dijleland of net daarbuiten, maar sinds maart 2017 is daar verandering in gekomen. Meer daarover in het volgende waarnemingenoverzicht en een afzonderlijk artikel over deze soort.
Geelpootmeeuw Larus michahellis Met 49 waarnemingen van als zeker gelabelde Geelpootmeeuwen was de winter 2016/2017 één van de betere periodes uit de Dijlelandse vogelhistorie om deze soort in de streek waar te nemen. De waarnemingen waren mooi gespreid over de periode, en werden allen in de Dijlevallei ten Z van Leuven genoteerd (SAR 25, OHZ 13, Pécrot/vijver 6, Pécrot/Grand-Pré 2, NGB 2, OHN 1). Met uitzondering van 1 2e win op 2/02 te OHZ (I. Nel) hadden alle waarnemingen waarschijnlijk betrekking op hetzelfde solitair adult ex. (wellicht steeds dezelfde vaste overwinteraar, vaak in associatie met een Pontische Meeuw). Velduil Asio flammeus Voor Velduilen kon men deze winter weer redelijk betrouwbaar terecht op het plateau van Leefdaal (soms ook in aangrenzend Korbeek-Dijle), waar de soort tijdens de drie besproken maanden op resp. 9, 16 en 7 data werd genoteerd (met 76 waarnemingen in totaal, waarvan 20 in december, 42 in januari en 14 in februari). Op 8 data in december-januari werden er hier 2 ex. gezien (P. Standaert, R. Stoks, L. Hendrickx e.a.) en op 12/02 ging het om drie
Pestvogel Bombycilla garrulus 12/02 3 ex. te SAR (kort tpl, dan O) (K. Moreau) Boomleeuwerik Lullula arborea 12 & 14/02 resp. 1 & 2 ex. tpl te Leefdaal/plateau (K. Moreau, L. Smets) 25/02 1 ex. over Bertem/Eikenbos (R. Uyttenbroeck) 28/02 3 ex. te Korbeek-Dijle/plateau (A. Smets)
VOGELS
“Zeker een hybride Blauwe x Steppe! De vleugelformule, één van de belangrijkere structuurkenmerken bij de identificatie van kiekendieven, past op geen van de beide soorten maar wel op een hybride (aanvulling redactie: Steppe toont immers vier ‘vingers’ en Blauwe vijf, terwijl deze vogel vier duidelijke vingers toont (P6-P9) en een buitenste vinger (P10) van intermediaire lengte). Andere kenmerken die op een hybride of terugkruising wijzen zijn de vorm van de donkere tekening aan de vleugelpunt die intermediair is tussen de twee soorten, en de combinatie van een donkere vleugelachterrand zoals bij Blauwe Kiekendief, en een algemene structuur van de vogel die dan weer te slank is voor een zuivere Blauwe. Het zou een F1 hybride kunnen zijn (= eerste generatie hybride, dus geboren uit twee zuivere ouders van verschillende soorten), maar het is waarschijnlijker dat het een terugkruising tussen een zuivere Blauwe en een F1 hybride betreft (75% Blauwe en 25% Steppe) aangezien het geheel van de kenmerken toch nauwer aansluit bij een Blauwe dan bij een Steppekiekendief.” Hybriden tussen Blauwe en Steppekiekendief zijn erg zeldzaam. De bestaande kennis over de determinatie van dergelijke hybriden werd pas tijdens recente jaren opgebouwd en is wellicht nog onvolledig. Bovendien bestaat er veel variatie tussen hybriden van dezelfde twee soorten. Op waarnemingen.be werden voor België slechts 4 eerdere gevallen gemeld : een mogelijk mannetje te Landegem (Oost-Vlaanderen) op 25/04/2009, een zeker 2e kj vrouwtje te Villers-le-Gambon (Namen) van 30/01 tot 20/02/2012 en te Surice (Namen) van 13 tot 19/03/2012, een zeker 2e kj mannetje te On (Luik) op 8/04/2012 en een zeker vrouwtje naar ZW over Rotem (Limburg) op 15/10/2012 (dus drie gevallen in 2012!). De vogel van Leefdaal betreft dus slechts het tweede geval van deze hybride voor Vlaanderen, en de eerste voor regio Leuven.
Tjiftjaf Phylloscopus collybita Met 18 december-, 9 januari- en 7 februariwaarnemingen werden er best veel winterse Tjiftjaffen opgemerkt (versch. waarn.). De laatste vogels in februari konden natuurlijk tot de vroeger terugkerende trekkers behoren, maar van een opvallende aankomst was zeker nog geen sprake (bv. slechts 1 ex. in laatste decade februari, namelijk te AVP op 26/01; T. Maniquet). Zwartkop Sylvia atricapilla Ook van deze soort werden meerdere winterwaarnemingen doorgegeven: December 1m te Kessel-Lo/Kesselberg op 14/12 (T. Caers) Januari 1m te Sint-Joris-Weert op 2/01 (R.
49
Slechtvalk (Falco peregrinus) als predator van Rosse vleermuis (Nyctalus noctula)
Toendrarietganzen - Vette Weide (Sint-Agatha-Rode) Foto: Gert Vandezande
Zwarte Roodstaart Phoenicurus ochruros Op 4/12, 16/01 en 6/02 werd telkens een mannetje Zwarte Roodstaart waargenomen te Leuven/ Gasthuisberg (J. Cuppens, R. Ghijsen, A. Reygel). Op 21/02 werd hier een vrouwtje gezien (J. De Meirsman). Roodborsttapuit Saxicola rubicola 09/01 1 ex. te Haasrode/industrie (D. von Werne) 19/02 1m1v te Hoeilaart/Groenendaal (S. De Rouck, F. Wyns, H. Vandevoorde, J. Helpers) Ringmus Passer montanus 27/12 3 ex. te Leefdaal/plateau (B. Forget) 15, 17, 21/01, resp. 2, 4, 4, 7 & 5 ex. te 2 & 25/02 Everberg / Vrebos (A. Smets) 25/02 11 ex. te Leefdaal/plateau (B. Augustijns) Europese Kanarie Serinus serinus Op 1/01 werd een mooie groep van 12 Europese Kanaries waargenomen in de zandgroeve van Haasrode (D. von Werne). Op 2/01 werden hier 8 ex. gezien (P. Moysons) en op 8/01 werd duidelijk dat er nog meer ex. aanwezig waren, die dag werden immers 17 ex. opgemerkt in Haasrode (D. von Werne) met daarnaast ook een melding van 24 ex. in de naburige zandgroeve op grondgebied Bierbeek (W. Wind). Het lijkt waarschijnlijk dat de beide waarnemingen van 8/01 op (delen van?) dezelfde groep betrekking hadden. Op 9/01 werden in Haasrode nog 13 ex. gezien, en die kwamen alvast uit het NO
50
De boomklever I juni 2017 I vogels
aangevlogen, uit de richting van de groeve in Bierbeek (K. Moreau, S. Horemans). Voor de volledigheid melden we dat er ook op 10/12 reeds een Europese Kanarie werd opgemerkt in de buurt, ca 1,5 km zuidoostelijker in Bierbeek (M. Vandeput). In februari volgden nog waarnemingen van 2 ex. te Heverlee/Oost (Geldenaaksebaan thv Sportoase) op 5/02 (Y. Vanden Bosch) en van 1 ex. te Wijgmaal/ Dijlemeander op 20/02 (L. Smets). Kleine Barmsijs Acanthis flammea cabaret 04/12 3 ex. te Overijse/Terlanen (F. Vandeputte) 10/12 5 ex. te OHZ (I. Nel) 27/02 2 ex. te Haasrode/Meerdaalwoud (K. Moreau) Merk op dat de Kleine Barmsijs hier niet langer als Acanthis cabaret benoemd wordt, maar voortaan als ondersoort van Barmsijs Acanthis flammea wordt gezien (waarbij A. f. flammea dan de Grote Barmsijs is). Grauwe Gors Emberiza calandra Erps/Dorenveld resp. 6, 9 & 3 ex. op 20, 23/01 & 5/02 (J. Denonville, P. Moysons, F. Wyns) Leefdaal/plateau 4 ex. op 8/01 (A. Smets), nadien nog 30 waarnemingen van dit groepje op dezelfde locatie (niet altijd alle 4) tot op 26/02 (versch. waarn.), met op die laatste dag hier 5 ex. (J. Nysten); slechts 3 keer werden op dit plateau Grauwe Gorzen waargenomen op andere locaties: telkens 1 ex. op 17/01 en 12/02 (H. Blockx, K. Moreau) en 5 ex. op 26/02 (S. Horemans) (onduidelijk of het op 26/02 op de beide locaties over hetzelfde groepje van 5 ex. ging)
Samenstelling Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com
en oproep tot gericht uitkijken EEN WAARDEVOL PARK IN KESSEL-LO … Ik woon vlakbij het Provinciaal domein van Kessel-Lo, ook bekend als ‘Leopoldspark’1. Dit park wordt deels ecologisch beheerd (vb. graslanden worden gefaseerd gemaaid), zowel door de eigenaar (Provincie Vlaams-Brabant) als door Natuurpunt Beheer vzw, de beheerder van een klein onderdeel genaamd het Lovenarenbroek. De grote vijver heeft sterke aantrekkingskracht op vogels, vooral in het winterhalfjaar. Er zijn grote voorverzamel- resp. slaapplaatsen van Kokmeeuw (buiten broedtijd, vnl. van augustus- februari) en Kauw (jaar rond) en concentraties watervogels (Meerkoet, diverse eenden). … WAAR AF EN TOE SLECHTVALKEN PASSEREN … Gezien de forse aantallen potentiële prooien, verbaast het me dat er niet vaker Slechtvalken komen jagen. Er komen vaak vogelkijkers en toch zitten er (op 15/05/2017) maar 25 waarnemingen van Slechtvalk in Waarnemingen.be, allen uit de periode oktober 2011-maart 2017. Daarvan zijn dan nog een aantal mogelijke ‘dubbelwaarnemingen’ (meerdere waarnemingen op zelfde dag). Slechtvalk broedde in 2016 namelijk al voor het zesde jaar op rij in Leuven centrum (dus sinds 2011), op het dak van het Sint-Pietersziekenhuis. Dit is slechts op circa 2 km van het Provinciaal domein. Elk jaar waren er vier jongen (med. P. Collaerts). Leuven was de eerste stad in Vlaams-Brabant waar Slechtvalk succesvol broedde. Anno 2016 broedt de Slechtvalk al succesvol op 4 locaties in Oost-Brabant (med. P. Smets).
VOGELS
Februari
Stoks), 1m te Kessel-Lo/Kesselberg op 3 & 6/01 (L. Brusselmans), 1v te Heverlee/West op 15/01 (G. Gootaers) en 1v te Wilsele/Dorp op 30/01 (NJ Berthels) 1v te Kessel-Lo/Centraal op 19/02 (F. Vanwezer)
Overzicht van enkele waarnemingen
Slechtvalk Foto: Johan De Cock De boomklever I juni 2017 I vogels
51
Slechtvalk (Falco peregrinus) als predator van Rosse vleermuis (Nyctalus noctula)
Toendrarietganzen - Vette Weide (Sint-Agatha-Rode) Foto: Gert Vandezande
Zwarte Roodstaart Phoenicurus ochruros Op 4/12, 16/01 en 6/02 werd telkens een mannetje Zwarte Roodstaart waargenomen te Leuven/ Gasthuisberg (J. Cuppens, R. Ghijsen, A. Reygel). Op 21/02 werd hier een vrouwtje gezien (J. De Meirsman). Roodborsttapuit Saxicola rubicola 09/01 1 ex. te Haasrode/industrie (D. von Werne) 19/02 1m1v te Hoeilaart/Groenendaal (S. De Rouck, F. Wyns, H. Vandevoorde, J. Helpers) Ringmus Passer montanus 27/12 3 ex. te Leefdaal/plateau (B. Forget) 15, 17, 21/01, resp. 2, 4, 4, 7 & 5 ex. te 2 & 25/02 Everberg / Vrebos (A. Smets) 25/02 11 ex. te Leefdaal/plateau (B. Augustijns) Europese Kanarie Serinus serinus Op 1/01 werd een mooie groep van 12 Europese Kanaries waargenomen in de zandgroeve van Haasrode (D. von Werne). Op 2/01 werden hier 8 ex. gezien (P. Moysons) en op 8/01 werd duidelijk dat er nog meer ex. aanwezig waren, die dag werden immers 17 ex. opgemerkt in Haasrode (D. von Werne) met daarnaast ook een melding van 24 ex. in de naburige zandgroeve op grondgebied Bierbeek (W. Wind). Het lijkt waarschijnlijk dat de beide waarnemingen van 8/01 op (delen van?) dezelfde groep betrekking hadden. Op 9/01 werden in Haasrode nog 13 ex. gezien, en die kwamen alvast uit het NO
50
De boomklever I juni 2017 I vogels
aangevlogen, uit de richting van de groeve in Bierbeek (K. Moreau, S. Horemans). Voor de volledigheid melden we dat er ook op 10/12 reeds een Europese Kanarie werd opgemerkt in de buurt, ca 1,5 km zuidoostelijker in Bierbeek (M. Vandeput). In februari volgden nog waarnemingen van 2 ex. te Heverlee/Oost (Geldenaaksebaan thv Sportoase) op 5/02 (Y. Vanden Bosch) en van 1 ex. te Wijgmaal/ Dijlemeander op 20/02 (L. Smets). Kleine Barmsijs Acanthis flammea cabaret 04/12 3 ex. te Overijse/Terlanen (F. Vandeputte) 10/12 5 ex. te OHZ (I. Nel) 27/02 2 ex. te Haasrode/Meerdaalwoud (K. Moreau) Merk op dat de Kleine Barmsijs hier niet langer als Acanthis cabaret benoemd wordt, maar voortaan als ondersoort van Barmsijs Acanthis flammea wordt gezien (waarbij A. f. flammea dan de Grote Barmsijs is). Grauwe Gors Emberiza calandra Erps/Dorenveld resp. 6, 9 & 3 ex. op 20, 23/01 & 5/02 (J. Denonville, P. Moysons, F. Wyns) Leefdaal/plateau 4 ex. op 8/01 (A. Smets), nadien nog 30 waarnemingen van dit groepje op dezelfde locatie (niet altijd alle 4) tot op 26/02 (versch. waarn.), met op die laatste dag hier 5 ex. (J. Nysten); slechts 3 keer werden op dit plateau Grauwe Gorzen waargenomen op andere locaties: telkens 1 ex. op 17/01 en 12/02 (H. Blockx, K. Moreau) en 5 ex. op 26/02 (S. Horemans) (onduidelijk of het op 26/02 op de beide locaties over hetzelfde groepje van 5 ex. ging)
Samenstelling Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com
en oproep tot gericht uitkijken EEN WAARDEVOL PARK IN KESSEL-LO … Ik woon vlakbij het Provinciaal domein van Kessel-Lo, ook bekend als ‘Leopoldspark’1. Dit park wordt deels ecologisch beheerd (vb. graslanden worden gefaseerd gemaaid), zowel door de eigenaar (Provincie Vlaams-Brabant) als door Natuurpunt Beheer vzw, de beheerder van een klein onderdeel genaamd het Lovenarenbroek. De grote vijver heeft sterke aantrekkingskracht op vogels, vooral in het winterhalfjaar. Er zijn grote voorverzamel- resp. slaapplaatsen van Kokmeeuw (buiten broedtijd, vnl. van augustus- februari) en Kauw (jaar rond) en concentraties watervogels (Meerkoet, diverse eenden). … WAAR AF EN TOE SLECHTVALKEN PASSEREN … Gezien de forse aantallen potentiële prooien, verbaast het me dat er niet vaker Slechtvalken komen jagen. Er komen vaak vogelkijkers en toch zitten er (op 15/05/2017) maar 25 waarnemingen van Slechtvalk in Waarnemingen.be, allen uit de periode oktober 2011-maart 2017. Daarvan zijn dan nog een aantal mogelijke ‘dubbelwaarnemingen’ (meerdere waarnemingen op zelfde dag). Slechtvalk broedde in 2016 namelijk al voor het zesde jaar op rij in Leuven centrum (dus sinds 2011), op het dak van het Sint-Pietersziekenhuis. Dit is slechts op circa 2 km van het Provinciaal domein. Elk jaar waren er vier jongen (med. P. Collaerts). Leuven was de eerste stad in Vlaams-Brabant waar Slechtvalk succesvol broedde. Anno 2016 broedt de Slechtvalk al succesvol op 4 locaties in Oost-Brabant (med. P. Smets).
VOGELS
Februari
Stoks), 1m te Kessel-Lo/Kesselberg op 3 & 6/01 (L. Brusselmans), 1v te Heverlee/West op 15/01 (G. Gootaers) en 1v te Wilsele/Dorp op 30/01 (NJ Berthels) 1v te Kessel-Lo/Centraal op 19/02 (F. Vanwezer)
Overzicht van enkele waarnemingen
Slechtvalk Foto: Johan De Cock De boomklever I juni 2017 I vogels
51
Aantal waarn.
Aantal ex.
Laatvlieger Eptesicus serotinus
12
15
Watervleermuis Myotis daubentonii
10
12
Rosse Vleermuis Nyctalus noctula
44
70
Ruige Dwergvleermuis Pipistrellus nathusii
24
25
Gewone Dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus
97
191
Soort
Tabel 1: Vleermuizen waargenomen in het Provinciaal Domein Kessel-Lo. Boven: Overdag foeragerende Rosse vleermuis in de Doode Bemde Foto: Emile Kimman
52
De boomklever I juni 2017 I vogels
ROSSE VLEERMUIS ALS SNACK VOOR SLECHTVALK? In het najaar van 2015 zag ik Slechtvalk opvallend vaak in het Provinciaal domein. Tussen 30 september en 22 oktober 2015 noteerde ik de soort er op 6 verschillende dagen (avonden) en op 22 oktober waren het zelfs even 2 exemplaren samen (elkaar achtervolgend). Op al deze dagen zag ik er ook Rosse vleermuizen… De laatste dag van deze periode, 22 oktober 2015, zag ik om 17u55 (wanneer het nog volop licht is) een Slechtvalk, jagend op een Rosse vleermuis. De Slechtvalk achtervolgde de vleermuis meerdere keren. Dan lijkt de Slechtvalk het op te geven, maar enkele minuten later zet de prooivogel opnieuw een aanval in. Om 19u diezelfde avond, in zware schemering, vliegt de Slechtvalk op boomtophoogte aan de rand van de grote vijver. De roofvogel had een prooi in de poten en at daar in de vlucht van, net zoals zo typisch is voor een Boomvalk die een libel eet. Een kleine snack dus, die niet al zittend moet geplukt worden. Ik vraag me dus - vooral gezien de waarneming een uur eerder! - sterk af of die prooi geen Rosse vleermuis was … Twee dagen later, op 24 oktober 2015, was ik in de Paddepoel, een Natuurpunt gebied in Glabbeek3,4 waar ik als vrijwilliger actief ben in het beheerteam. Om 16u44 zie ik een Slechtvalk, laag vliegend, en etend van een prooi die het in de klauwen heeft. De Slechtvalk wordt dan lastig gevallen door een kraai en vervolgens jaagt hij zelf achter de kraai en de vogels verdwijnen uit mijn zicht. Hierdoor bemerk ik een Rosse vleermuis die rondvliegt boven een zeer nat grasland (‘doorstroom-moeras’), aan de rand van een klein, oud bos. Het is op dat moment 16u48, dus zeer ruim voor de schemering. Even later zie ik de Slechtvalk terug en die jaagt op dat moment even achter een Rosse vleermuis! Wat mij meteen bij de vraag bracht: was de eerdere prooi (de “snack” die hij in de vlucht at) een Rosse vleermuis?
IS HET FENOMEEN VAN PREDATIE VAN ROSSE VLEERMUIS DOOR SLECHTVALK BEKEND? Een Google sessie leert me dat ik geen unieke waarnemingen deed ... Het forum van Avifauna Groningen5 vermeldt een analoge waarneming in Groningen in Noord-Nederland. Het volgende citaat aldaar is nog relevanter: “It is not uncommon for Peregrines to hunt Noctule Bats at dusk when they are flying high (Macdonald & Barrett 1993). In Germany, Peregrines take large numbers of Noctule Bats as they migrate south (Peter Wegner pers. comm.)." Drewitt & Dixon (2008) bespreken de prooien en het jachtgedrag van stadsbewonende Slechtvalken in drie steden in Groot-Brittannië. Ze noteerden de Rosse vleermuis als prooi in de steden Exeter en Bath en ze linken dit aan hun vaststelling dat Slechtvalken geregeld ’s nachts jagen. Ze citeren tal van studies die in Europa, Noord-Afrika en Noord-Amerika predatie van vleermuizen door Slechtvalk beschreven. Mikula et al. (2016) geven een compleet overzicht van de literatuur over predatie van vleermuizen door dagactieve vogels. Ze vonden info over 1.530 cases van predatie, waarvan 711 door Accipitriformes (4 families, vnl. Havikachtigen), 608 door Falconiformes (Valkachtigen) en 211 door niet-roofvogels. Het betrof 143 soorten roofvogels waarvan 106 soorten Havikachtigen (familie Accipitridae), 36 soorten valken (Falconidae) en de Visarend. Er is nochtans maar één roofvogelsoort, met name de Vleermuiswouw (Macheiramphus alcinus), gespecialiseerd op predatie van vleermuizen (‘bat hawk’; ‘El milano murcielaguero’, ‘Der Fledermausaar’; ‘Milan des chauves-souris’). Er zijn 124 vleermuissoorten behorende tot 48 genera en 11 families geïdentificeerd als prooi. Deze Amerikaanse website All About Birds6 beschrijft dat in Amerika 450 vogelsoorten als prooi van Slechtvalk zijn gedocumenteerd en mogelijk 2000 vogelsoorten wereldwijd. En vervolgens vermeldt de site: ‘Peregrine Falcons also eat substantial numbers of bats.’
Voorts vind je op internet video’s over Slechtvalken in Amerika die op groepen uitvliegende vleermuizen jagen. De Slechtvalk is immers (samen met onder meer Kerkuil en Visarend) één van de weinige kosmopolitische vogelsoorten (soorten die over de hele wereld voorkomen). OPROEP Omdat er aanwijzingen zijn dat Rosse vleermuis sterk afneemt, lijkt het mij zinvol om waarnemers op te roepen om eventuele andere gevallen van predatie van Rosse vleermuis door Slechtvalk te documenteren. Als mogelijke redenen voor de sterke achteruitgang van Rosse vleermuis worden onder meer verdroging, sterke toename van het aantal windmolens(slachtoffers), insecticiden (imidacloprid in de waterkolom en daardoor afname prooien) en het kappen van oude (kolonie)bomen genoemd (med. René Janssen; med. Alex Lefevre). Jorg Lambrechts Natuurpunt Studie Jorg.Lambrechts@natuurpunt.be Internetverwijzingen 1 Gebiedspagina Waarnemingen.be Leopoldspark: http:// waarnemingen.be/gebied/view/30910 2 Waargenomen soorten in het Leopoldspark: http://waarnemingen.be/gebied/species_list/30910 3 Natuurpunt Velpe-Mene: de Paddepoel: www.velpe-mene. be/paddepoel_index.htm 4 Gebiedspagina Waarnemingen.be Paddepoel: http://waarnemingen.be/gebied/view/189178 5 Avifauna Groningen Forum: www.avifaunagroningen.nl/ phpBB3/viewtopic.php?f=1&t=1871 6 All About Birds: www.allaboutbirds.org/guide/Peregrine_ Falcon/lifehistory
VOGELS
… EN OOK ROSSE VLEERMUIZEN VERTOEVEN … Volgens de gegevens van Waarnemingen.be zijn er 5 soorten vleermuizen bekend van het Provinciaal Domein2. Tabel 1 geeft het aantal waarnemingen en exemplaren per soort. Bijna al deze waarnemingen zijn verzameld in het kader van het project ‘Vleermuizen in bos en park in de provincie Vlaams-Brabant’, dat Natuurpunt Studie en de Vleermuizenwerkgroep uitvoerden met financiële ondersteuning van de Provincie Vlaams-Brabant (Willems et al. 2012). Uitzondering is de Rosse vleermuis. Elk jaar in september en oktober (en in minder mate in maart) worden Rosse vleermuizen gezien in het gebied en gemeld op Waarnemingen.be door vogelkijkers zonder gevorderde kennis van herkenning van vleermuizen. Zo ook in het najaar 2015: op 6 verschillende avonden noteerde ik 2 tot 15 exemplaren Rosse vleermuis. Telkens gaat het om waarnemingen van grote, forse vleermuizen, veelal jagend boven de vijver, in snelle vlucht en vrij hoog, terwijl het nog licht is. Het betreft dus verrekijker-waarnemingen en geen batdetector waarnemingen, maar deze beschrijving blijkt kenmerkend voor Rosse vleermuizen (med. Alex Lefevre).
Referenties Drewitt, E.J.A. & N. Dixon 2008. Diet and prey selection of urban-dwelling Peregrine Falcons in southwest England. British Birds 101: 58–67. Mikula, P., Morelli, F., Lucan, R.K., Jones, D.N. & P. Tryjanowski 2016. Predation of bats by diurnal birds. Mammal Review 2016: 1-15. The Mammal Society and John Wiley & Sons Ltd. Willems W., Lambrechts J. & Lefevre A. 2012. Vleermuizen in bos en park in de provincie Vlaams-Brabant. Rapport Natuurpunt Studie 2012/12, Mechelen. 115 pp.
De boomklever I juni 2017 I vogels
53
Aantal waarn.
Aantal ex.
Laatvlieger Eptesicus serotinus
12
15
Watervleermuis Myotis daubentonii
10
12
Rosse Vleermuis Nyctalus noctula
44
70
Ruige Dwergvleermuis Pipistrellus nathusii
24
25
Gewone Dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus
97
191
Soort
Tabel 1: Vleermuizen waargenomen in het Provinciaal Domein Kessel-Lo. Boven: Overdag foeragerende Rosse vleermuis in de Doode Bemde Foto: Emile Kimman
52
De boomklever I juni 2017 I vogels
ROSSE VLEERMUIS ALS SNACK VOOR SLECHTVALK? In het najaar van 2015 zag ik Slechtvalk opvallend vaak in het Provinciaal domein. Tussen 30 september en 22 oktober 2015 noteerde ik de soort er op 6 verschillende dagen (avonden) en op 22 oktober waren het zelfs even 2 exemplaren samen (elkaar achtervolgend). Op al deze dagen zag ik er ook Rosse vleermuizen… De laatste dag van deze periode, 22 oktober 2015, zag ik om 17u55 (wanneer het nog volop licht is) een Slechtvalk, jagend op een Rosse vleermuis. De Slechtvalk achtervolgde de vleermuis meerdere keren. Dan lijkt de Slechtvalk het op te geven, maar enkele minuten later zet de prooivogel opnieuw een aanval in. Om 19u diezelfde avond, in zware schemering, vliegt de Slechtvalk op boomtophoogte aan de rand van de grote vijver. De roofvogel had een prooi in de poten en at daar in de vlucht van, net zoals zo typisch is voor een Boomvalk die een libel eet. Een kleine snack dus, die niet al zittend moet geplukt worden. Ik vraag me dus - vooral gezien de waarneming een uur eerder! - sterk af of die prooi geen Rosse vleermuis was … Twee dagen later, op 24 oktober 2015, was ik in de Paddepoel, een Natuurpunt gebied in Glabbeek3,4 waar ik als vrijwilliger actief ben in het beheerteam. Om 16u44 zie ik een Slechtvalk, laag vliegend, en etend van een prooi die het in de klauwen heeft. De Slechtvalk wordt dan lastig gevallen door een kraai en vervolgens jaagt hij zelf achter de kraai en de vogels verdwijnen uit mijn zicht. Hierdoor bemerk ik een Rosse vleermuis die rondvliegt boven een zeer nat grasland (‘doorstroom-moeras’), aan de rand van een klein, oud bos. Het is op dat moment 16u48, dus zeer ruim voor de schemering. Even later zie ik de Slechtvalk terug en die jaagt op dat moment even achter een Rosse vleermuis! Wat mij meteen bij de vraag bracht: was de eerdere prooi (de “snack” die hij in de vlucht at) een Rosse vleermuis?
IS HET FENOMEEN VAN PREDATIE VAN ROSSE VLEERMUIS DOOR SLECHTVALK BEKEND? Een Google sessie leert me dat ik geen unieke waarnemingen deed ... Het forum van Avifauna Groningen5 vermeldt een analoge waarneming in Groningen in Noord-Nederland. Het volgende citaat aldaar is nog relevanter: “It is not uncommon for Peregrines to hunt Noctule Bats at dusk when they are flying high (Macdonald & Barrett 1993). In Germany, Peregrines take large numbers of Noctule Bats as they migrate south (Peter Wegner pers. comm.)." Drewitt & Dixon (2008) bespreken de prooien en het jachtgedrag van stadsbewonende Slechtvalken in drie steden in Groot-Brittannië. Ze noteerden de Rosse vleermuis als prooi in de steden Exeter en Bath en ze linken dit aan hun vaststelling dat Slechtvalken geregeld ’s nachts jagen. Ze citeren tal van studies die in Europa, Noord-Afrika en Noord-Amerika predatie van vleermuizen door Slechtvalk beschreven. Mikula et al. (2016) geven een compleet overzicht van de literatuur over predatie van vleermuizen door dagactieve vogels. Ze vonden info over 1.530 cases van predatie, waarvan 711 door Accipitriformes (4 families, vnl. Havikachtigen), 608 door Falconiformes (Valkachtigen) en 211 door niet-roofvogels. Het betrof 143 soorten roofvogels waarvan 106 soorten Havikachtigen (familie Accipitridae), 36 soorten valken (Falconidae) en de Visarend. Er is nochtans maar één roofvogelsoort, met name de Vleermuiswouw (Macheiramphus alcinus), gespecialiseerd op predatie van vleermuizen (‘bat hawk’; ‘El milano murcielaguero’, ‘Der Fledermausaar’; ‘Milan des chauves-souris’). Er zijn 124 vleermuissoorten behorende tot 48 genera en 11 families geïdentificeerd als prooi. Deze Amerikaanse website All About Birds6 beschrijft dat in Amerika 450 vogelsoorten als prooi van Slechtvalk zijn gedocumenteerd en mogelijk 2000 vogelsoorten wereldwijd. En vervolgens vermeldt de site: ‘Peregrine Falcons also eat substantial numbers of bats.’
Voorts vind je op internet video’s over Slechtvalken in Amerika die op groepen uitvliegende vleermuizen jagen. De Slechtvalk is immers (samen met onder meer Kerkuil en Visarend) één van de weinige kosmopolitische vogelsoorten (soorten die over de hele wereld voorkomen). OPROEP Omdat er aanwijzingen zijn dat Rosse vleermuis sterk afneemt, lijkt het mij zinvol om waarnemers op te roepen om eventuele andere gevallen van predatie van Rosse vleermuis door Slechtvalk te documenteren. Als mogelijke redenen voor de sterke achteruitgang van Rosse vleermuis worden onder meer verdroging, sterke toename van het aantal windmolens(slachtoffers), insecticiden (imidacloprid in de waterkolom en daardoor afname prooien) en het kappen van oude (kolonie)bomen genoemd (med. René Janssen; med. Alex Lefevre). Jorg Lambrechts Natuurpunt Studie Jorg.Lambrechts@natuurpunt.be Internetverwijzingen 1 Gebiedspagina Waarnemingen.be Leopoldspark: http:// waarnemingen.be/gebied/view/30910 2 Waargenomen soorten in het Leopoldspark: http://waarnemingen.be/gebied/species_list/30910 3 Natuurpunt Velpe-Mene: de Paddepoel: www.velpe-mene. be/paddepoel_index.htm 4 Gebiedspagina Waarnemingen.be Paddepoel: http://waarnemingen.be/gebied/view/189178 5 Avifauna Groningen Forum: www.avifaunagroningen.nl/ phpBB3/viewtopic.php?f=1&t=1871 6 All About Birds: www.allaboutbirds.org/guide/Peregrine_ Falcon/lifehistory
VOGELS
… EN OOK ROSSE VLEERMUIZEN VERTOEVEN … Volgens de gegevens van Waarnemingen.be zijn er 5 soorten vleermuizen bekend van het Provinciaal Domein2. Tabel 1 geeft het aantal waarnemingen en exemplaren per soort. Bijna al deze waarnemingen zijn verzameld in het kader van het project ‘Vleermuizen in bos en park in de provincie Vlaams-Brabant’, dat Natuurpunt Studie en de Vleermuizenwerkgroep uitvoerden met financiële ondersteuning van de Provincie Vlaams-Brabant (Willems et al. 2012). Uitzondering is de Rosse vleermuis. Elk jaar in september en oktober (en in minder mate in maart) worden Rosse vleermuizen gezien in het gebied en gemeld op Waarnemingen.be door vogelkijkers zonder gevorderde kennis van herkenning van vleermuizen. Zo ook in het najaar 2015: op 6 verschillende avonden noteerde ik 2 tot 15 exemplaren Rosse vleermuis. Telkens gaat het om waarnemingen van grote, forse vleermuizen, veelal jagend boven de vijver, in snelle vlucht en vrij hoog, terwijl het nog licht is. Het betreft dus verrekijker-waarnemingen en geen batdetector waarnemingen, maar deze beschrijving blijkt kenmerkend voor Rosse vleermuizen (med. Alex Lefevre).
Referenties Drewitt, E.J.A. & N. Dixon 2008. Diet and prey selection of urban-dwelling Peregrine Falcons in southwest England. British Birds 101: 58–67. Mikula, P., Morelli, F., Lucan, R.K., Jones, D.N. & P. Tryjanowski 2016. Predation of bats by diurnal birds. Mammal Review 2016: 1-15. The Mammal Society and John Wiley & Sons Ltd. Willems W., Lambrechts J. & Lefevre A. 2012. Vleermuizen in bos en park in de provincie Vlaams-Brabant. Rapport Natuurpunt Studie 2012/12, Mechelen. 115 pp.
De boomklever I juni 2017 I vogels
53
Voorkomen van de
Grote zee-eend Melanitta fusca, Zwarte zee-eend Melanitta nigra en IJseend Clangula hyemalis in de Dijlevallei (1900-2016)
Grote zee-eend op de Langerodevijver (Neerijse) op 21/03/15 Foto: Johan Nysten
Zwarte zee-eend bij de Abdij van Park op 23/03/12 Foto: Gert Vandezande
54
De boomklever I juni 2017 I vogels
GROTE ZEE-EEND - MELANITTA FUSCA De soort broedt in Scandinavië, van Noorwegen en Zweden tot Finland en Estland en West-Siberië langs beboste kusten, bij kleine zoetwatermeren, in de bergen en op de toendra. De belangrijkste overwinteringsgebieden liggen ten noorden van België (Kattegat en Oostzee). Verder overwinteren ze aan de Noordzee, de kust van West-Frankrijk en het westelijk deel van de Middellandse Zee. Sinds ongeveer de jaren tachtig van de vorige eeuw lijken de aantallen van deze soort af te nemen. Sinds de tellingen in 1992-1993, toen de grootte van de Noordwest-Europese populatie werd geschat op circa 1 miljoen vogels, werd er een duidelijke afname met 60 % (jaarlijks - 3,7%) vastgesteld in de Oostzee. Tellingen in 2007-2009 bracht de overwinterende populatie op circa 373.000 individuen, komende van circa 933.000 in 1992-1993. De totale populatie wordt nu geschat op 450.000 individuen (Wetlands International 2012). Nieuwe tellingen in 2015 tonen ook
aan dat de afname nu is vertraagd (BirdLife International 2015). De Grote zee-eend trekt over grote afstanden. De meeste trek over zee vindt plaats in april-mei en oktober-december. Tijdens de trek komen Grote zee-eenden vooral voor op zee, ook buiten de kuststrook maar ook meer dan Zwarte zee-eend in het binnenland op meren en waterlopen. VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI Het aantal waarnemingen van Grote zee-eend in de Dijlevallei is heel beperkt, ondanks het feit dat waarnemingen van de soort in het diepe binnenland iets minder schaars zijn dan van de Zwarte zee-eend. In de Dijlevallei waren er slechts 6 waarnemingen (in totaal 26 exemplaren) in de vorige eeuw. Het duurde ruim 31 jaar voor er in 2015 terug een exemplaar opdook.
jan 1
feb 0
maa 1
april 0
mei 0
• 26 oktober 1968 Neerijse, 13 exemplaren • 9 november 1969 Neerijse 1 vrouwtje • 23 november 1969 Grootbroek SintAgatha-Rode • 15 november 1973 Oud-Heverlee 8 exemplaren • 2 januari 1980 Oud-Heverlee • 18 november 1984 Groot Broek SintAgatha-Rode 1 mannetje en 1 vrouwtje • 21 maart 2015 Neerijse Grote Bron 1 adult mannetje • 26 november 2016 Neerijse Grote Bron 3 eerste najaar De grootste kans op het waarnemen van een Grote zee-eend heeft men in November. De waarneming is ook meestal voorbehouden aan de ontdekker(s) want tot hiertoe bleven de eenden nooit langer dan een dag. Meer zelfs, soms duurt de passage maar even. De vogels van dit najaar bleven maar een half uur te plaatse. Leuk detail: wellicht werden dezelfde vogels ruim een uur eerder in zuidwestelijke richting overvliegend opgemerkt te Stokkem (Oude Maas) in Limburg (waarnemers: Vangompel, Vanderydt, Raymaekers).
juni 0
VOGELS
Het najaar van 2016 bracht een ongeziene variatie van zeldzame watervogels naar de Dijlevallei. Na een Kuifduiker en een groepje Toppers, passeerden er ook Grote zee-eenden, Zwarte zee-enden en Ijseenden. Het voorkomen van deze drie traditioneel op zee overwinterende eenden in het diepere binnenland is altijd al bijzonder geweest maar het wekt des te meer verwondering omdat deze drie soorten het globaal genomen niet goed doen en hun aantallen de afgelopen decennia sterk zijn afgenomen.
Ijseend op de Langerodevijver (Neerijse) op 4/12/16 Foto: Maxime Fajgenblat
juli 0
aug 0
sept 0
okt 1
nov 5
dec 0
Tabel 1: Aantal gevallen van Grote zee-eend per maand in de periode 1900-2016 De boomklever I juni 2017 I vogels
55
Voorkomen van de
Grote zee-eend Melanitta fusca, Zwarte zee-eend Melanitta nigra en IJseend Clangula hyemalis in de Dijlevallei (1900-2016)
Grote zee-eend op de Langerodevijver (Neerijse) op 21/03/15 Foto: Johan Nysten
Zwarte zee-eend bij de Abdij van Park op 23/03/12 Foto: Gert Vandezande
54
De boomklever I juni 2017 I vogels
GROTE ZEE-EEND - MELANITTA FUSCA De soort broedt in Scandinavië, van Noorwegen en Zweden tot Finland en Estland en West-Siberië langs beboste kusten, bij kleine zoetwatermeren, in de bergen en op de toendra. De belangrijkste overwinteringsgebieden liggen ten noorden van België (Kattegat en Oostzee). Verder overwinteren ze aan de Noordzee, de kust van West-Frankrijk en het westelijk deel van de Middellandse Zee. Sinds ongeveer de jaren tachtig van de vorige eeuw lijken de aantallen van deze soort af te nemen. Sinds de tellingen in 1992-1993, toen de grootte van de Noordwest-Europese populatie werd geschat op circa 1 miljoen vogels, werd er een duidelijke afname met 60 % (jaarlijks - 3,7%) vastgesteld in de Oostzee. Tellingen in 2007-2009 bracht de overwinterende populatie op circa 373.000 individuen, komende van circa 933.000 in 1992-1993. De totale populatie wordt nu geschat op 450.000 individuen (Wetlands International 2012). Nieuwe tellingen in 2015 tonen ook
aan dat de afname nu is vertraagd (BirdLife International 2015). De Grote zee-eend trekt over grote afstanden. De meeste trek over zee vindt plaats in april-mei en oktober-december. Tijdens de trek komen Grote zee-eenden vooral voor op zee, ook buiten de kuststrook maar ook meer dan Zwarte zee-eend in het binnenland op meren en waterlopen. VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI Het aantal waarnemingen van Grote zee-eend in de Dijlevallei is heel beperkt, ondanks het feit dat waarnemingen van de soort in het diepe binnenland iets minder schaars zijn dan van de Zwarte zee-eend. In de Dijlevallei waren er slechts 6 waarnemingen (in totaal 26 exemplaren) in de vorige eeuw. Het duurde ruim 31 jaar voor er in 2015 terug een exemplaar opdook.
jan 1
feb 0
maa 1
april 0
mei 0
• 26 oktober 1968 Neerijse, 13 exemplaren • 9 november 1969 Neerijse 1 vrouwtje • 23 november 1969 Grootbroek SintAgatha-Rode • 15 november 1973 Oud-Heverlee 8 exemplaren • 2 januari 1980 Oud-Heverlee • 18 november 1984 Groot Broek SintAgatha-Rode 1 mannetje en 1 vrouwtje • 21 maart 2015 Neerijse Grote Bron 1 adult mannetje • 26 november 2016 Neerijse Grote Bron 3 eerste najaar De grootste kans op het waarnemen van een Grote zee-eend heeft men in November. De waarneming is ook meestal voorbehouden aan de ontdekker(s) want tot hiertoe bleven de eenden nooit langer dan een dag. Meer zelfs, soms duurt de passage maar even. De vogels van dit najaar bleven maar een half uur te plaatse. Leuk detail: wellicht werden dezelfde vogels ruim een uur eerder in zuidwestelijke richting overvliegend opgemerkt te Stokkem (Oude Maas) in Limburg (waarnemers: Vangompel, Vanderydt, Raymaekers).
juni 0
VOGELS
Het najaar van 2016 bracht een ongeziene variatie van zeldzame watervogels naar de Dijlevallei. Na een Kuifduiker en een groepje Toppers, passeerden er ook Grote zee-eenden, Zwarte zee-enden en Ijseenden. Het voorkomen van deze drie traditioneel op zee overwinterende eenden in het diepere binnenland is altijd al bijzonder geweest maar het wekt des te meer verwondering omdat deze drie soorten het globaal genomen niet goed doen en hun aantallen de afgelopen decennia sterk zijn afgenomen.
Ijseend op de Langerodevijver (Neerijse) op 4/12/16 Foto: Maxime Fajgenblat
juli 0
aug 0
sept 0
okt 1
nov 5
dec 0
Tabel 1: Aantal gevallen van Grote zee-eend per maand in de periode 1900-2016 De boomklever I juni 2017 I vogels
55
Zwarte zee-eenden broeden in Europa op IJsland en in het noorden van Scandinavië en Rusland, tot aan Siberië. Voorts is de soort broedvogel in kleine aantallen in Schotland en Ierland. De NW-Europese populatie wordt geschat op minimaal 1.600.000 exemplaren. Overwintering vindt voornamelijk plaats in de kustwateren van West-Europa en West-Afrika. Ze trekken over grote afstanden, slechts met korte stops op binnenwateren. Vele tienduizenden Zwarte zee-eenden overwinteren in de Noord- en Oostzee, waar rijke schelpbanken voorkomen. Van 1987 tot 2002 werden voor de Belgische kust nog tot meer dan 5.000 exemplaren geteld, met een uitschieter van 15.540 in 1994. Na 2002 gaan de aantallen de dieperik in met slechts drie winters waarin de kaap van 1000 nog gerond wordt. De laatste jaren gaat het zelfs amper nog om enkele kleine groepjes. De oorzaak voor deze scherpe terugval moet worden gezocht in een dramatische afname in voedselaanbod, met name van geschikte schelpdieren (Leysen 2012) VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI Deze afname wordt ook duidelijk in de Dijlevallei vastgesteld. In de vorige eeuw waren er 18 waarnemingen, vooral in de jaren 60 tot 80. In de jaren ’90 waren er nog maar twee waarnemingen. • • • • • •
21 maart 1942 Neerijse 1 ex 11 november 1953 Neerijse 1 ex 27 maart 1966 Neerijse 1 vrouwtje 17 oktober 1968 locatie onbekend 3 ex 18 februari 1969 Neerijse 1 vrouwtje 18 februari 1969 Sint-Agatha-Rode 1 immatuur jan
0
feb 3
maa 4
april 4
mei 0
• 11 november – 2 december 1972 Neerijse 1 vrouwtje • 19 april 1975 Oud-Heverlee 1 vrouwtje • 20- 21 april 1979 Neerijse 1 mannetje en 1 vrouwtje • 27 april 1979 Sint-Agatha-Rode 2 mannetjes • 20 oktober 1979 Neerijse Grote Bron 4 vrouwtjes • 30 december 1979 Sint-Agatha-Rode Grootbroek 1 mannetje • 17 november 1981 Kessel-Lo Leopoldspark 2 vrouwtjes • 26 november 1981 Kessel-Lo Leopoldspark 1 vrouwtje • 27 november 1985 Neerijse Grote Bron 6 vrouwtjes • 14 november 1983 Neerijse Grote Bron 1 vrouwtje • 25 april 1992 Neerijse Grote Bron 1 vrouwtje • 20 februari 1993 Sint-Agatha-Rode Grootbroek 1 ex Het zou 14 jaar duren, tot in 2007, vooraleer er nog eens Zwarte zee-eenden verschenen. Deze eeuw zijn er nog maar 4 waarnemingen in de Dijlevallei. • 1 november 2007 Neerijse 1 vrouwtje en 1 1e winter • 13 Maart 2012 Sint-Agatha-Rode 1 vrouwtje • 17 maart – 31 maart 2012 Leopoldspark, Abdij van Park, Wilsele, 1 1e winter mannetje, • 20 oktober 2016 13 exemplaren kort ter plaatse te Sint-Agatha –Rode
juni 0
juli 0
aug 0
sept 0
okt 3
nov 7
De boomklever I juni 2017 I vogels
In totaal zijn er nu 22 gevallen en 48 exemplaren. Meestal gaat het om enkelingen of kleine groepjes van 2, 3, 4 of 6 exemplaren. De grootste groep ooit betrof de waarneming dit najaar van 13 exemplaren. Ook bij Zwarte zee-eenden gaat het meestal om kortstondig (1-2 dagen) pleisterende exemplaren. Uitzondering hierop was het eerste winter mannetje dat in 2012 14 dagen op verschillende locaties in de vallei verbleef en een vrouwtje dat van 8 november tot 2 december 1972 pleisterde te Neerijse. De vroegste waarneming was op 17 oktober 1969 en de laatste op 27 april 1979. IJSEEND - CLANGULA HYEMALIS De Ijseend is de meeste arctische soort van de “familie”. Ze blijven niet langer dan 4 à 5 maanden op de broedgronden, de toendra’s van het noordelijke halfrond in Noord-Amerika en Eurazië. In Europa vindt men ze in IJsland, Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland. Het grootste deel van de
dec 1
Tabel 2: Aantal gevallen van Zwarte ee-eend per maand in de periode 1900-2016
56
Ijseend op de Langerodevijver (Neerijse) op 4/12/16 Foto: Maxime Fajgenblat
jan 1
feb 1
maa 2
april 2
mei 0
populatie broedt in Rusland. De rest van het jaar brengen ze in soms grote troepen door op zee boven schelpenbanken langs de kust. Het merendeel overwintert in de Oostzee, maar een klein deel komt naar de westelijke Waddenzee en het Deltagebied (Brouwersdam). Hierbuiten, dus ook in ons land, zijn ze zeldzaam. Ook hun aantal neemt af door ontwikkelingen in de Oostzee, zoals vermeld het verreweg belangrijkste overwinteringsgebied. Sinds 1993 is hun aantal daar gedaald met liefst 65% door onder andere de verslechtering en verstoring van voedselgronden. VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI In de vorige eeuw werden Ijseenden tienmaal vastgesteld in de Dijlevallei: • 24 September 1928 Zoet Water • 8 December 1962 Sint-Agatha-Rode • 23 November 1963 Neerijse • 19 januari 1969 Oud-Heverlee 2 eerste winter mannetjes • 29-30 November 1975 Florival
juni 1
VOGELS
ZWARTE ZEE-EEND – MELANITTA NIGRA
juli 0
aug 0
sept 1
okt 0
nov 3
dec 4
Tabel 3: Aantal gevallen van Ijseend per maand in de periode 1900-2016 De boomklever I juni 2017 I vogels
57
Zwarte zee-eenden broeden in Europa op IJsland en in het noorden van Scandinavië en Rusland, tot aan Siberië. Voorts is de soort broedvogel in kleine aantallen in Schotland en Ierland. De NW-Europese populatie wordt geschat op minimaal 1.600.000 exemplaren. Overwintering vindt voornamelijk plaats in de kustwateren van West-Europa en West-Afrika. Ze trekken over grote afstanden, slechts met korte stops op binnenwateren. Vele tienduizenden Zwarte zee-eenden overwinteren in de Noord- en Oostzee, waar rijke schelpbanken voorkomen. Van 1987 tot 2002 werden voor de Belgische kust nog tot meer dan 5.000 exemplaren geteld, met een uitschieter van 15.540 in 1994. Na 2002 gaan de aantallen de dieperik in met slechts drie winters waarin de kaap van 1000 nog gerond wordt. De laatste jaren gaat het zelfs amper nog om enkele kleine groepjes. De oorzaak voor deze scherpe terugval moet worden gezocht in een dramatische afname in voedselaanbod, met name van geschikte schelpdieren (Leysen 2012) VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI Deze afname wordt ook duidelijk in de Dijlevallei vastgesteld. In de vorige eeuw waren er 18 waarnemingen, vooral in de jaren 60 tot 80. In de jaren ’90 waren er nog maar twee waarnemingen. • • • • • •
21 maart 1942 Neerijse 1 ex 11 november 1953 Neerijse 1 ex 27 maart 1966 Neerijse 1 vrouwtje 17 oktober 1968 locatie onbekend 3 ex 18 februari 1969 Neerijse 1 vrouwtje 18 februari 1969 Sint-Agatha-Rode 1 immatuur jan
0
feb 3
maa 4
april 4
mei 0
• 11 november – 2 december 1972 Neerijse 1 vrouwtje • 19 april 1975 Oud-Heverlee 1 vrouwtje • 20- 21 april 1979 Neerijse 1 mannetje en 1 vrouwtje • 27 april 1979 Sint-Agatha-Rode 2 mannetjes • 20 oktober 1979 Neerijse Grote Bron 4 vrouwtjes • 30 december 1979 Sint-Agatha-Rode Grootbroek 1 mannetje • 17 november 1981 Kessel-Lo Leopoldspark 2 vrouwtjes • 26 november 1981 Kessel-Lo Leopoldspark 1 vrouwtje • 27 november 1985 Neerijse Grote Bron 6 vrouwtjes • 14 november 1983 Neerijse Grote Bron 1 vrouwtje • 25 april 1992 Neerijse Grote Bron 1 vrouwtje • 20 februari 1993 Sint-Agatha-Rode Grootbroek 1 ex Het zou 14 jaar duren, tot in 2007, vooraleer er nog eens Zwarte zee-eenden verschenen. Deze eeuw zijn er nog maar 4 waarnemingen in de Dijlevallei. • 1 november 2007 Neerijse 1 vrouwtje en 1 1e winter • 13 Maart 2012 Sint-Agatha-Rode 1 vrouwtje • 17 maart – 31 maart 2012 Leopoldspark, Abdij van Park, Wilsele, 1 1e winter mannetje, • 20 oktober 2016 13 exemplaren kort ter plaatse te Sint-Agatha –Rode
juni 0
juli 0
aug 0
sept 0
okt 3
nov 7
De boomklever I juni 2017 I vogels
In totaal zijn er nu 22 gevallen en 48 exemplaren. Meestal gaat het om enkelingen of kleine groepjes van 2, 3, 4 of 6 exemplaren. De grootste groep ooit betrof de waarneming dit najaar van 13 exemplaren. Ook bij Zwarte zee-eenden gaat het meestal om kortstondig (1-2 dagen) pleisterende exemplaren. Uitzondering hierop was het eerste winter mannetje dat in 2012 14 dagen op verschillende locaties in de vallei verbleef en een vrouwtje dat van 8 november tot 2 december 1972 pleisterde te Neerijse. De vroegste waarneming was op 17 oktober 1969 en de laatste op 27 april 1979. IJSEEND - CLANGULA HYEMALIS De Ijseend is de meeste arctische soort van de “familie”. Ze blijven niet langer dan 4 à 5 maanden op de broedgronden, de toendra’s van het noordelijke halfrond in Noord-Amerika en Eurazië. In Europa vindt men ze in IJsland, Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland. Het grootste deel van de
dec 1
Tabel 2: Aantal gevallen van Zwarte ee-eend per maand in de periode 1900-2016
56
Ijseend op de Langerodevijver (Neerijse) op 4/12/16 Foto: Maxime Fajgenblat
jan 1
feb 1
maa 2
april 2
mei 0
populatie broedt in Rusland. De rest van het jaar brengen ze in soms grote troepen door op zee boven schelpenbanken langs de kust. Het merendeel overwintert in de Oostzee, maar een klein deel komt naar de westelijke Waddenzee en het Deltagebied (Brouwersdam). Hierbuiten, dus ook in ons land, zijn ze zeldzaam. Ook hun aantal neemt af door ontwikkelingen in de Oostzee, zoals vermeld het verreweg belangrijkste overwinteringsgebied. Sinds 1993 is hun aantal daar gedaald met liefst 65% door onder andere de verslechtering en verstoring van voedselgronden. VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI In de vorige eeuw werden Ijseenden tienmaal vastgesteld in de Dijlevallei: • 24 September 1928 Zoet Water • 8 December 1962 Sint-Agatha-Rode • 23 November 1963 Neerijse • 19 januari 1969 Oud-Heverlee 2 eerste winter mannetjes • 29-30 November 1975 Florival
juni 1
VOGELS
ZWARTE ZEE-EEND – MELANITTA NIGRA
juli 0
aug 0
sept 1
okt 0
nov 3
dec 4
Tabel 3: Aantal gevallen van Ijseend per maand in de periode 1900-2016 De boomklever I juni 2017 I vogels
57
• 31 Maart-22 April 1979 Grootbroek - SintAgatha-Rode wijfje • 7-28 november 1982 Grootbroek - SintAgatha-Rode en NGB wijfje • 20-26 december 1988 Grootbroek - SintAgatha-Rode eerstejaars wijfje • 23 december 1990 Grootbroek -SintAgatha-Rode 2 eerstejaars wijfjes • 19 februari-20 april 1992 Neerijse Grote Bron en Oud-Heverlee Noord adult man De afnemende trend wordt dus ook bij deze soort sinds begin jaren negentig bevestigd in de Dijlevallei, aangezien we tot 2006 moesten wachten op een nieuwe en dan nog uitzonderlijke juni waarneming. Van 5 juni tot 12 juni verbleven er toen op de Vijvers van de Abdij van Park een mannetje en vrouwtje in zomerkleed. Wellicht was dit koppeltje door de aanhoudende NNW wind tijdens hun voorjaarstrek van koers geraakt. Het zou nog eens tien jaar duren voor er dit najaar op 4 december 2016 twee wijfjes werden opgemerkt te Neerijse Grote Bron. Dat brengt het totaal op 12 waarnemingen en 16 exemplaren. Meestal gaat het om ééndaagse waarnemingen, maar in vijf gevallen pleisterden de vogels meer-
dere dagen, tweemaal een drietal weken en éénmaal zelfs 62 dagen (19 februari-20 april 1992). De vroegste waarneming was op 24 september 1928 en de laatste 12 juni 2006. Juist buiten onze regio, in Sint-Joris-Winge, pleisterde op 12 en 13 december 2014 een mannetje op de Gempvijvers.
58
De boomklever I juni 2017 I vogels
die is verspreid over zuidoostelijke en oostelijke delen van Frankrijk, het westen van Zwitserland en Duitsland tot aan Maastricht (de westelijke clade komt voor in het Atlantische gedeelte van Frankrijk en gedeelten van de Pyreneeën). Referenties: zie Lehouck M., 2017. Een update over de twee Muurhagedispopulaties (Podarcis muralis) in het Leuvense. De Boomklever, 45(1):8-11.
Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com
REFERENTIES • Archief Paul Herroelen • BirdLife International. 2016. Melanitta fusca. The IUCN Red List of Threatened Species 2016: e.T22724836A94880614. http://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2016-3.RLTS. T22724836A94880614.en. • M.Hens (red) 2000. – Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven , 2001. • K. Leysen, Natuurbericht Zee-eenden kopje onder 27/12/2012 • K. Moreau, Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei, Juni-Augustus 2006, De Boomklever, 34, 101. • K. Moreau, Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei, September-November 2007, De Boomklever, 35, 119. • K. Moreau, Waarnemingenarchief Natuurstudiegroep Dijleland (niet gepubliceerd) • www.naturetoday.com/www.sovon.nl/nl/nature-reports/ message/?msg=18566 • Vogelbescherming Nederland website • Website Natuurstudiegroep Dijleland - www.dijleland. waarnemingen.be
MUURHAGEDIS – addendum bij Lehouck (2017)
In de bijdrage over de Muurhagedis door Mark Lehouck in de vorige Boomklever werd vermeld: “De theorie dat de populatie van Heverlee werd gesticht (of versterkt) door een moedwillige – maar illegale – uitzetting door het-goed-bedoelende buurtbewoners, wordt beschreven in Moreau (2004), maar kan niet objectief geverifieerd worden.” De uitzetter was zich namelijk bewust van het illegale karakter van zijn actie, en wilde zijn naam en/of contactgegevens liever niet doorgeven uit angst hierdoor in de problemen te kunnen komen. Teneinde meer zekerheid te verkrijgen rond het uitzettingsverhaal werd de betrokken persoon
gevoerd aan de Universiteit van Antwerpen (Vanderheyden 2015) bevestigt alvast ook dat het in Heverlee (vooralsnog?) enkel om de Atlantische ondersoort Podarcis muralis brogniardii gaat. Dit is voor onze streken de ‘juiste’ ondersoort, dus degene die ook in Wallonië voorkomt. In nog groter detail kon zelfs worden achterhaald dat het om de oostelijke clade van deze ondersoort gaat,
na het verschijnen van de nieuwe bijdrage terug opgespoord en verzekerd van de nodige confidentialiteit, waarop deze akkoord ging om in contact gebracht te worden met vertegenwoordigers van de Natuurstudiegroep Dijleland en Hyla. Op deze manier kon het verhaal bevestigd worden, en de exacte oorsprong van de uitgezette Muurhagedissen worden getraceerd tot een steengroeve in Comblain-Fairon (Hamoir, provincie Luik). Let wel, dit betekent niet noodzakelijk dat er eerder nog geen Muurhagedissen via andere weg (bv. het spoornet) in Heverlee terecht konden zijn gekomen. Het genetisch onderzoek dat werd uit-
Kelle Moreau
Activiteiten juli-sept 2017 Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de website (www.natuurstudiegroepdijleland.be/activiteiten) Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo. com/group/Dijlevallei/) en de NSGD facebookpagina (www.facebook.com/natuurstudiegroepdijleland). JULI Monitoringrondes Meetnet Grote weerschijnvlinder In 2018 gaat het Meetnet Grote weerschijnvlinder officieel van start. Verschillende populaties van deze prachtige vlindersoort zullen vanaf dan op gestandaardiseerde wijze gemonitord worden in Vlaanderen. Het Dijleland vormt een van de belangrijkste regio’s voor deze soort in Vlaanderen. Om de methodiek al uit te testen en scherp te stellen, zullen we in de maand juli verschillende routes in onze bossen (vnl. Zoniënwoud, Meerdaalwoud en Rodebos/Laanvallei) uitstippelen en meermaals al zoekend afwandelen. Tijdens deze rondes gaat onze aandacht ook uit naar andere vlindersoorten. Geïnteresseerde tellers en nieuwsgierigen zijn welkom om mee op pad te gaan om vertrouwd te raken met het protocol. Het blijft echter een lastige soort waarvan de densiteiten beperkt zijn – garantie op het waarnemen van Grote weerschijnvlinders kunnen we dus niet op voorhand bieden. Stuur een mailtje naar maxime.fajgenblat@gmail.com bij interesse.
VROEGE NAJAAR Trektellingen In het vroege najaar komt het trektelseizoen terug op gang. De laatste week van augustus gaan de trektellingen op het plateau van Leefdaal van start, vanaf midden tot eind september zullen ook de overige trektelposten (Meerbeek, Kesselberg en Groenendaal) regelmatig bemand worden. Veelbelovende dagen waarop getrekteld zal worden, zullen vooraf worden aangekondigd op onze mailinglijst en Facebookpagina. COÖRDINATIE EN MEER INFORMATIE Gert Vandezande, gert.vandezande@telenet.be
• 31 Maart-22 April 1979 Grootbroek - SintAgatha-Rode wijfje • 7-28 november 1982 Grootbroek - SintAgatha-Rode en NGB wijfje • 20-26 december 1988 Grootbroek - SintAgatha-Rode eerstejaars wijfje • 23 december 1990 Grootbroek -SintAgatha-Rode 2 eerstejaars wijfjes • 19 februari-20 april 1992 Neerijse Grote Bron en Oud-Heverlee Noord adult man De afnemende trend wordt dus ook bij deze soort sinds begin jaren negentig bevestigd in de Dijlevallei, aangezien we tot 2006 moesten wachten op een nieuwe en dan nog uitzonderlijke juni waarneming. Van 5 juni tot 12 juni verbleven er toen op de Vijvers van de Abdij van Park een mannetje en vrouwtje in zomerkleed. Wellicht was dit koppeltje door de aanhoudende NNW wind tijdens hun voorjaarstrek van koers geraakt. Het zou nog eens tien jaar duren voor er dit najaar op 4 december 2016 twee wijfjes werden opgemerkt te Neerijse Grote Bron. Dat brengt het totaal op 12 waarnemingen en 16 exemplaren. Meestal gaat het om ééndaagse waarnemingen, maar in vijf gevallen pleisterden de vogels meer-
dere dagen, tweemaal een drietal weken en éénmaal zelfs 62 dagen (19 februari-20 april 1992). De vroegste waarneming was op 24 september 1928 en de laatste 12 juni 2006. Juist buiten onze regio, in Sint-Joris-Winge, pleisterde op 12 en 13 december 2014 een mannetje op de Gempvijvers.
58
De boomklever I juni 2017 I vogels
die is verspreid over zuidoostelijke en oostelijke delen van Frankrijk, het westen van Zwitserland en Duitsland tot aan Maastricht (de westelijke clade komt voor in het Atlantische gedeelte van Frankrijk en gedeelten van de Pyreneeën). Referenties: zie Lehouck M., 2017. Een update over de twee Muurhagedispopulaties (Podarcis muralis) in het Leuvense. De Boomklever, 45(1):8-11.
Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com
REFERENTIES • Archief Paul Herroelen • BirdLife International. 2016. Melanitta fusca. The IUCN Red List of Threatened Species 2016: e.T22724836A94880614. http://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2016-3.RLTS. T22724836A94880614.en. • M.Hens (red) 2000. – Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven , 2001. • K. Leysen, Natuurbericht Zee-eenden kopje onder 27/12/2012 • K. Moreau, Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei, Juni-Augustus 2006, De Boomklever, 34, 101. • K. Moreau, Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei, September-November 2007, De Boomklever, 35, 119. • K. Moreau, Waarnemingenarchief Natuurstudiegroep Dijleland (niet gepubliceerd) • www.naturetoday.com/www.sovon.nl/nl/nature-reports/ message/?msg=18566 • Vogelbescherming Nederland website • Website Natuurstudiegroep Dijleland - www.dijleland. waarnemingen.be
MUURHAGEDIS – addendum bij Lehouck (2017)
In de bijdrage over de Muurhagedis door Mark Lehouck in de vorige Boomklever werd vermeld: “De theorie dat de populatie van Heverlee werd gesticht (of versterkt) door een moedwillige – maar illegale – uitzetting door het-goed-bedoelende buurtbewoners, wordt beschreven in Moreau (2004), maar kan niet objectief geverifieerd worden.” De uitzetter was zich namelijk bewust van het illegale karakter van zijn actie, en wilde zijn naam en/of contactgegevens liever niet doorgeven uit angst hierdoor in de problemen te kunnen komen. Teneinde meer zekerheid te verkrijgen rond het uitzettingsverhaal werd de betrokken persoon
gevoerd aan de Universiteit van Antwerpen (Vanderheyden 2015) bevestigt alvast ook dat het in Heverlee (vooralsnog?) enkel om de Atlantische ondersoort Podarcis muralis brogniardii gaat. Dit is voor onze streken de ‘juiste’ ondersoort, dus degene die ook in Wallonië voorkomt. In nog groter detail kon zelfs worden achterhaald dat het om de oostelijke clade van deze ondersoort gaat,
na het verschijnen van de nieuwe bijdrage terug opgespoord en verzekerd van de nodige confidentialiteit, waarop deze akkoord ging om in contact gebracht te worden met vertegenwoordigers van de Natuurstudiegroep Dijleland en Hyla. Op deze manier kon het verhaal bevestigd worden, en de exacte oorsprong van de uitgezette Muurhagedissen worden getraceerd tot een steengroeve in Comblain-Fairon (Hamoir, provincie Luik). Let wel, dit betekent niet noodzakelijk dat er eerder nog geen Muurhagedissen via andere weg (bv. het spoornet) in Heverlee terecht konden zijn gekomen. Het genetisch onderzoek dat werd uit-
Kelle Moreau
Activiteiten juli-sept 2017 Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de website (www.natuurstudiegroepdijleland.be/activiteiten) Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo. com/group/Dijlevallei/) en de NSGD facebookpagina (www.facebook.com/natuurstudiegroepdijleland). JULI Monitoringrondes Meetnet Grote weerschijnvlinder In 2018 gaat het Meetnet Grote weerschijnvlinder officieel van start. Verschillende populaties van deze prachtige vlindersoort zullen vanaf dan op gestandaardiseerde wijze gemonitord worden in Vlaanderen. Het Dijleland vormt een van de belangrijkste regio’s voor deze soort in Vlaanderen. Om de methodiek al uit te testen en scherp te stellen, zullen we in de maand juli verschillende routes in onze bossen (vnl. Zoniënwoud, Meerdaalwoud en Rodebos/Laanvallei) uitstippelen en meermaals al zoekend afwandelen. Tijdens deze rondes gaat onze aandacht ook uit naar andere vlindersoorten. Geïnteresseerde tellers en nieuwsgierigen zijn welkom om mee op pad te gaan om vertrouwd te raken met het protocol. Het blijft echter een lastige soort waarvan de densiteiten beperkt zijn – garantie op het waarnemen van Grote weerschijnvlinders kunnen we dus niet op voorhand bieden. Stuur een mailtje naar maxime.fajgenblat@gmail.com bij interesse.
VROEGE NAJAAR Trektellingen In het vroege najaar komt het trektelseizoen terug op gang. De laatste week van augustus gaan de trektellingen op het plateau van Leefdaal van start, vanaf midden tot eind september zullen ook de overige trektelposten (Meerbeek, Kesselberg en Groenendaal) regelmatig bemand worden. Veelbelovende dagen waarop getrekteld zal worden, zullen vooraf worden aangekondigd op onze mailinglijst en Facebookpagina. COÖRDINATIE EN MEER INFORMATIE Gert Vandezande, gert.vandezande@telenet.be
Regionale werkgroep van Natuurpunt Studie vzw
Bestuur Luc Hendrickx
Voorzitter, Penningmeester, Watervogeltellingen luchendrickx2003@yahoo.com 0477-19 28 35
Kris Van Scharen
Erevoorzitter kris.van.scharen@telenet.be
Maxime Fajgenblat
Gert Vandezande
Trektelcoördinator gert.vandezande@telenet.be
Kelle Moreau
Archivaris kelle.moreau@gmail.com
Bruno Bergmans
bruno.bergmans@scarlet.be
Secretaris maxime.fajgenblat@gmail.com
Bart Creemers
Roel Uyttenbroeck
Hans Roosen
Gert Vanautgaerden
André Verboven
Ledenadministratie roel_uyttenbroeck@hotmail.com Vuursalamander vanautgaerden.gert@gmail.com
Pieter Moysons
ABV-coordinator, Regioadmin pieter_moysons@hotmail.com
Jonathan Menu
bart.creemers@gmail.com Vleermuizen roosenhans@yahoo.com andre.karine.verboven@telenet.be
Robby Stoks
robby.stoks@yahoo.com
Herwig Blockx
herwigblockx@yahoo.com
jona.menu@gmail.com
Redactie
Website
Hoofdredactie
Webmaster
Clos des Poplis 17, 1332 Genval 0478 92 36 60 maxime.fajgenblat@gmail.com
thomas.vdberghe@gmail.com
Maxime Fajgenblat
Redactieteam
Jonathan Menu, Gert Vanautgaerden, Luc Hendrickx, Kelle Moreau & Herwig Blockx.
Abonnementen Roel Uyttenbroeck
Voor al uw vragen i.v.m. uw abonnement roel_uyttenbroeck@hotmail.com
Colofon
Thomas Vandenberghe Inhoud
Maxime Fajgenblat
maxime.fajgenblat@gmail.com
Waarnemingsarchivaris Kelle Moreau
kelle.moreau@gmail.com
Werkgebied Leuven, Bertem, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Hoeilaart, Tervuren, Kortenberg & Herent.
Rondzendlijst Dijleland http://groups.yahoo.com/neo/groups/Dijlevallei/info maak een Yahoo ID aan en klik op ‘join group’. Bij aanmeldingsproblemen, contacteer roel_uyttenbroeck@hotmail.com
www.natuurstudiegroepdijleland.be
Regiopag.: dijleland.waarnemingen.be - facebook.com/natuurstudiegroepDijleland
De Boomklever Driemaandelijks tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland. De Boomklever brengt bijdragen over studie en beheer van de biodiversiteit in het Dijleland en verschijnt viermaal per jaar (maart, juni, september, december). Abonnement Geïnteresseerden kunnen de Boomklever ontvangen door overschrijving van 15 € op rek.nr. BE8600 115521 6850 van de Natuurstudiegroep Dijleland met opgave van naam en adres. Een steunabonnement kost 20 € of meer. Copyright Het copyright van de teksten, illustraties en foto’s blijft bij de respectievelijke auteurs, tekenaars en fotografen. Overname is enkel mogelijk mits hun uitdrukkelijke toestemming en bronvermelding. Natuurpunt vzw Natuurpunt is de grootste vereniging voor natuur en landschap in Vlaanderen. Ze telt meer dan 88 000 gezinsleden en beheert 19 000 hectare natuurgebied. Lid worden van Natuurpunt vzw kan door storting van 27 € op rekeningnummer BE17 2300 0442 3321. www.natuurpunt.be Lay-out Walda Verbaenen - walda@walda.be Druk Drukkerij Atlanta - Diest info@drukkerijatlanta.be www.drukkerijatlanta.be Oplage: 210 ex. V.U.: Luc Hendrickx, Naamsestraat 142 bus 1 - 3000 Leuven