Beestenberg

Page 1

De Beestenberg

EDUCATIEVE VERHALENBUNDEL VOOR DE TWEEDE EN DERDE GRAAD VAN HET BASISONDERWIJS

naam: .................................................................................

klas: ....................................................................................

een uitgave van het Vredescentrum van de Provincie en de Stad Antwerpen


inhoud Het Beestenbergspel Voorwoord van Mevrouw Slak

4 5

Tweede graad 1. Blaadjes voor mevrouw Nachtegaal 2. Merel verliefd 3. Het gulzige mereljong 4. Het Kraaiennest 5. Hoe Raaf Konijn beledigde 6. Bezoek aan een Mensenhuis 7. De vuilnisbelt 8. Een picknick met nare gevolgen 9. Onderlinge hulp 10. Oorlog aan de kastanjevliegjes!!

6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

Derde graad 1. Mevrouw Ever 2. Hoe Egel aan zijn stekels kwam 3. Het Spreeuwenvolk 4. De Notenbank 5. De tragische dood van Mevrouw Kip 6. De Afschaffers 7. Dolle Eekhoorn 8. De gevaarlijke hond 9. De biecht van een gevaarlijk mens 10. Een ongewenste gast

16 17 18 19 20 21 22 23 24 25

colofon Auteur: Karel Vanspringel Tekeningen: Koen Huybreghts Opmaak: Ogly Doglin’, Antwerpen Bewerking: Bart Van den Bempt Stuurgroep: Lotte Dodion, Kim Driesen, Mieke Hallemans, Agnes Molkens, Ann Van den Bempt, Marleen Van Ouytsel niets uit deze uitgave mag overgenomen worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever 1ste druk - sept 2010 Voor Bas


De Beestenberg

We zijn engelen met slechts ĂŠĂŠn vleugel.. Als we elkaar vasthouden kunnen we vliegen. Andrea da Civitella del Tronto

een uitgave van het Vredescentrum van de Provincie en de Stad Antwerpen Lombardenvest 23 2000 Antwerpen tel: 03 202 42 91 / fax: 03 202 42 99


1. Het Beestenbergspel 1.1. Het Beestenbergspel Het Beestenbergspel is een spel om in je klasgroep te spelen. Het gaat over hoe je in groep problemen kan oplossen door erover te praten en samen goede beslissingen te nemen en uit te voeren. Het virtueel spelterrein is Beestenberg. Je maakt kennis met een dorp, waar dieren zo goed of kwaad als het kan proberen samen te leven en met allerlei moeilijke problemen worden geconfronteerd. Die problemen zijn ongeveer dezelfde als die bij mensen voorkomen. Ze moeten er samen uitgeraken. Je speelt ofwel een dier, ofwel word je gevraagd als waarnemer.

1.2. Het verloop Elk spel verloopt in twee sets. Set 1: opwarming. Je verkent het spelterrein, de spelgegevens, het probleem en de spelers. Je leert hun gevoelens, hun angsten en verwachtingen kennen. Na een korte opwarming duik je samen in een verhaal, om de binnenkant van de spelers te ontdekken. Dat gebeurt door een inleefgesprek. Set 2: het spel De tweede set is een rollenspel, met dieren in de hoofdrol. Jullie moeten, in de rol van dieren, samen het Beestenbergconflict zo goed mogelijk oplossen. Door te onderhandelen met de betrokken partijen. Het belangrijkste is dat er na het spel geen verliezers mogen zijn. Elke speler moet met winst het spel afsluiten. Er wordt de kans gegeven om de link met je eigen leven te maken. Elk spel wordt afgesloten met het invullen van je persoonlijk spellogboek.

1.3. De spelregels - Je vraagt het woord door een kaart omhoog te steken - Je onderbreekt niemand die aan het woord is. - Je gaat respectvol om met je medespelers. - Als je de opdracht niet begrijpt, vraag je uitleg aan de leerkracht - Je bent bereid om mee te zoeken naar een aanvaardbare oplossing voor alle betrokkenen. Je weigert beslissingen bij te treden, waarbij jezelf of anderen, naar jouw aanvoelen, teveel benadeeld worden. - Bij de uitwisseling, na elk rollenspel, moet je niets inbrengen. Ook vertel je over je privĂŠleven slechts wat iedereen mag weten en zelf mag je jouw medespelers niet uitvragen naar hun privĂŠ-leven. - Als je hulp nodig hebt om iets te verwoorden mag je een advocaat (mol/merel) ter hulp roepen.

1.4. De verhalen De Beestenbergverhalen vormen het spelterrein van het Beestenbergspel. Voor elk spel is er een ander verhaal, dus een ander spelterrein. Je probeert zo dicht mogelijk tegen het verhaal aan te spelen en in de rol te blijven die je kiest of je wordt toegewezen. Je mag zelf het scenario met gegevens aanvullen, als die in het verhaal ontbreken.

1.5. De spelkaarten Er zijn twee soorten spelkaarten: de gevoelenskaart en de dierkaarten. Op de gevoelenskaart staan een reeks gevoelens. Deze kaart wordt gebruikt om vooral tijdens de eerste set van elk spel je te helpen om bij het gevoel te komen, dat je in de toegewezen rol ervaart. De dierkaarten geven aan de voorzijde een dierenrol aan. Op de achterzijde staat telkens het normale conflictgedrag van dat dier beschreven. Bij elk spel wordt aangegeven of je vrij een rol mag spelen, zoals je die op dat moment invalt, of een bepaald conflictgedrag moet nabootsen of ontdekken.


De Beestenberg Beste Lezer, Voor je de Beestenbergverhalen leest wil ik je nog enkele belangrijke dingen vertellen. Beestenberg bestaat echt. Het is ongeveer drie hectaren groot. Het dorpsplein ligt net in het midden van Beestenberg, 33 meter boven de zeespiegel, op 51.157111° noorderbreedte en 5.051042° oosterlengte. Het heeft geen zin op zoek te gaan naar deze plek. Je gaat er als mens niets of niemand vinden. De enige die je misschien gaat ontmoeten is een andere onderzoeker, die mijn goede raad in de wind heeft geslagen. De Beestenbergdieren vermijden terecht elk contact met mensen, ook met mensenkinderen, die echt van dieren houden. De Beestenbergverhalen zijn echt gebeurd. Ze worden aan mensenkinderen verteld, omdat die erover kunnen nadenken en erover praten met elkaar en iets leren over hun eigen leven en over de mensenwereld. De verhalen gaan niet over de leukste momenten op Beestenberg. Meestal is leven op Beestenberg heel erg gezellig en ontspannend. Over leuke dingen wordt meestal weinig gezegd, zo ook op Beestenberg. Deze verhalen gaan meestal over heel moeilijke momenten. Wil je een boodschap sturen naar één of ander dier of naar alle inwoners van Beestenberg dan kan je dat op het volgend emailadres: beestenberg@vredescentrum.be Veel lees- en werkplezier,

Mevrouw Slak Voorzitter Dierenraad Beestenberg

Slak


1. Blaadjes voor Mevrouw Nachtegaal Op de Beestenberg hadden ze graag een nachtegaal gehad. Nu hoorden ze hem soms ’s avonds laat of ’s morgens vroeg van ver voorbij de Fluisterbeek zijn prachtige lied brengen. Maar dat was ver weg en klonk heel stilletjes. Het leek hen dan ook een leuk idee om op hun eigen berg een nachtegaal te hebben. Dan zouden ze hem veel beter horen. Daarom stuurden ze een groepje dieren naar die verre Mijnheer en Mevrouw Nachtegaal om hen uit te nodigen om op de Beestenberg te komen wonen. En zo kwam het dat die twee enkele dagen later eens een kijkje kwamen nemen op de Beerstenberg. Ze waren wel een beetje stil tijdens hun bezoek. Mijnheer Nachtegaal zei niet veel en Mevrouw Nachtegaal vond het er eigenlijk helemaal niet leuk. Er was geen loofbos, er waren geen afgevallen, dode blaadjes en er stonden zo weinig gezellige lage struikjes met van die leuke takjes van waarop ze lekker zouden kunnen zingen. Maar de Beestenbergers lieten zich niet van hun stuk brengen. Ze moesten en zouden hun eigen nachtegaal hebben! Daarom besloten ze om een enorme hoop dode bladeren naar de Beestenberg te slepen. Dan zou Mevrouw Nachtegaal daar alvast niet over kunnen zeuren. Elke dierenfamilie moest minstens één hele dag bladeren gaan verzamelen in een bosje en die vervolgens helemaal naar het dorpsplein van de Beestenberg slepen. Het werd een heel zwaar karwei en soms hadden ze ook nog eens pech. Zo waren op een nacht alle verzamelde blaadjes door een felle wind weggeblazen. Toen moesten ze helemaal opnieuw beginnen. Bovendien waren er dieren die niet zo heel erg graag meededen. Nee, niet iedereen vond het even leuk. Er waren zelfs een paar dieren die tegenwerkten. Vooral de merels, maar ook de lijsters, de vinken en de andere zangvogels. Kwatongen beweerden dat die jaloers waren omdat iedereen het gezang van de nachtegalen zo mooi vond. Mooier dan hun gezang. Maar de andere dieren gingen ervoor. “We zullen onze eigen nachtegaal hebben!”, moedigden ze elkaar aan en ze sleepten flink verder. Maar voor zover we weten, zijn Mijnheer en Mevrouw Nachtegaal nog altijd niet verhuisd. Te weinig van die gezellige struikjes, weet je wel...

p6

Tweede graad


2. Merel verliefd Merel was verliefd op IJsvogel. Dat was heel onverwacht gebeurd op een door-de-weeksedierendag om half drie in de namiddag. Ze was op zoek naar een smakelijk torretje in de buurt van de Fluisterbeek, toen ze plots werd verblind door een prachtige, betoverende blauwgroene lichtflits die over het water scheerde. Ze was meteen moeten gaan zitten. Zo onder de indruk was ze er van. Toen zag ze dat die blauwgroene lichtflits eigenlijk gewoon een prachtig vogeltje was. Het was IJsvogel wiens schitterende verenkleed glitterde in de zon. Ze was er volledig door betoverd en bleef nog urenlang staren naar dat prachtige vogeltje. Haar hartje bonsde wild, haar keeltje was helemaal droog, haar merelpootjes voelden helemaal week... Of ze had een stevige merelgriep te pakken of ze was gewoonweg verliefd. Niemand zou het ooit geweten hebben, moest er niet een jongensmerel geweest zijn die stiekem verliefd was op Merel. De verliefde jongensmerel fladderde al dagen ongemerkt achter Merel aan. Zo was hij haar op die doorde-weekse-dierendag om half drie in de namiddag ook gevolgd naar de Fluisterbeek. Vanuit de struiken had hij gezien wat er allemaal was gebeurd. Hij was zo ontgoocheld, droef en jaloers dat hij luid kwetterend terugvloog naar de Beestenberg en iedereen toeriep: “Verraad! Verraad! Er is iets vreselijks aan de hand!� En toen vertelde hij wat hij had gezien bij de

Fluisterbeek. De dieren van de Beestenberg schrokken ontzettend van wat die stiekem verliefde mereljongen hen vertelde. Het was ongehoord dat een dier verliefd werd op een heel ander soort dier. Schandalig was zoiets! Stel je voor dat ze samen een nest zouden beginnen bouwen! Of erger nog... kindjes zouden willen hebben! Verschrikkelijk was zoiets! Merels hoorden bij merels! Bovendien waren ijsvogels vreemden. Ze woonden niet op de Beestenberg. Nee, ze kwamen van ver. Heel ver! Ze aten ook rauwe vis! Gruwelijk was dat! En ze floten zo raar! Eerst werd Merel onder handen genomen door haar eigen ouders. Zij moest IJsvogel vergeten, zeiden die. Meteen en voor altijd. Want anders zou ze schande brengen over de hele familie. Die gekke gevoelens, zo zeiden Merels ouders verder, gingen wel vanzelf voorbij. Maar Merel wilde dat helemaal niet. Ze vond IJsvogel geweldig. En ze zei zelfs dat rauwe vis lekker was! Merels ouders wisten niet wat ze hoorden. En daarom moest die arme Merel verschijnen voor de Dierenraad. Daar werd door de andere dieren beslist dat ze weg moest van de Beestenberg. Zij moest maar met Zwerfkat mee naar het Mensendorp, voor de rest van de zomer of misschien zelfs nog langer. Op die manier zouden haar gevoelens voor IJsvogel wel verdwijnen en zou ze misschien weer een goeie echte Merel kunnen worden.

een uitgave van het Vredescentrum

p7


3. Het gulzige mereljong Mevrouw Merel was die lente van de ene verrassing in de andere gevallen. Eerst had ze op haar eentje zeven dikke eieren uitgebroed en samen met haar Merelman al die jongen van vette pieren voorzien. Maar dat was nog het gewone werk. Wat ongewoon was, was dat er dat jaar één jong uit die eieren was gekropen, dat met kop en vleugels boven zijn broertjes en zusjes uitstak. Het was een reuzenmerel! Hij at voor drie ! Hij groeide sneller dan de anderen en had al eens iemand uit het nest geduwd om zelf meer plaats te hebben. En wanneer de andere mereljongen al zelf begonnen rond te fladderen om vliegjes te vangen, bleef hij zitten in het nest. De luiwammes liet moeder en vader Merel alles in zijn bek stoppen. En hij werd groter en groter en groter... De andere Beestenbergse merels hadden dat ook allemaal opgemerkt en ze begonnen zich zorgen te maken. Wanneer zou die luie slungel nu eindelijk eens voor zichzelf beginnen zorgen? Maar het werd nog erger met die reuzenmerel. Na een tijdje dwong de veelvraat ook zijn jonge broertjes en zusjes om hem insecten en wormen te brengen. Hij maakte zoveel kabaal dat die niet anders durfden dan zijn bek vol te stoppen met lekkers. Bij een pluimenwasbeurt ontdekte mevrouw Merel dat dat lastige jong een ander verenkleed had dan de andere mereljongen. De lastpak was niet gewoon zwart, maar kreeg blauwgrijze rugveren en een witte buik. Vader Merel weigerde hem nog langer te voederen. “Het is geen merel!”, zei hij. “Dat is niet ons jong! Ik moet daar niet voor zorgen!” Moeder Merel deed alsof er niets aan de hand was: ze bleef gewoon voor haar grote hongerige bengel zorgen. “Het is wel mijn jong!”, dacht ze. “Ik heb het zelf toch uitgebroed. Ik kan het toch geen honger laten lijden!” En ze bleef maar aan en af vliegen met allerlei lekkers. Maar niet zo heel veel later, op een late namiddag, kwam ze aan het nest en merkte ze dat het leeg was. Haar reuzenmereljong was verdwenen. Zonder iets te zeggen, weggevlogen van de Beestenberg. Daar zat ze dan op het lege nest. En ze dacht een beetje verdrietig aan die rare gulzige reuzenmerel. Maar wat zij niet wist was dat het geen merel was, maar een koekoeksjong.

p8

Tweede graad


4. Het Kraaiennest Er waren die herfst geen noten, geen kastanjes, geen eikels. Dat jaar was er iets misgelopen in de bomenwereld. De dierenwereld maakte zich zorgen: “Hoe zullen we de winter overleven? Wie gaat er voor voedsel zorgen voor onze kinderen en voor onszelf?” Sommige dieren van de Beestenberg zeiden dat Kraai op een nacht een hele vracht noten had laten brengen uit het buitenland. Een groep vreemde kraaien had hem geholpen om die noten in zijn nest in de hoogste boom van het dorp te verbergen. Iemand had op een nacht de kraaien horen vliegen over zijn huis. Iemand anders had gezien hoe Kraai boven op zijn nest noten zat te snoepen. Ze hadden Kraai om uitleg gevraagd, maar Kraai wilde hen niks vertellen. En daarom besloten ze om Kraai te vangen en hem voor de Dierenraad te brengen. Op een morgen, toen Kraai zijn bad aan het nemen was in een plas onder zijn boom, hadden drie jonge eksters hem gevangen genomen en weggevoerd naar de Dierenraad. Kraai gaf onmiddellijk toe dat hij wel duizend noten in zijn nest had. Hij zei ook meteen dat hij niet van plan was die noten uit te delen aan de andere dieren. Toen Kraai was uitgesproken, viel er een diepe stilte in de vergadering. Niemand had ooit gedacht dat dit hen zou overkomen. Een Beestenbergs dier dat niet wilde delen! Dat vonden de dieren een nare verrassing. Ekster stelde voor om Kraai streng te straffen. “We trekken vijf pluimen uit zijn staart en verdelen de noten onder onze eigen kinderen!!” Maar omdat ze niet zo zeker waren dat het goed zou zijn om Kraai te straffen, gingen de dieren van de Dierenraad op zoek naar een andere aanpak. Terwijl ze zo naar elkaars plannen zaten te luisteren, was baby Eekhoorn de kring binnen getrippeld met een grote noot in zijn kleine pootjes. Moeder Eekhoorn riep verrast: “Maar, meisje, waar heb jij die grote noot gehaald?” En baby Eekhoorn zei verlegen: “Onder de kraaienboom, mama, daar ligt het vol!” En meteen holden al de dieren van de Dierenraad weg. Om ter snelst naar de kraaienboom.

een uitgave van het Vredescentrum

p9


5. Hoe Raaf Konijn beledigde Konijn had Raaf horen roepen: “Ik heb wel zin in een sappig konijnenbilletje! Met pruimen!” Konijn was ontzettend geschrokken en onmiddellijk naar de Dierenwacht gestapt om te klagen over de onbeschoftheid van Raaf. De volgende dag stond er op de muurkrant op het dorpsplein in koeien van letters: “Ik vind dat iedereen moet kunnen zeggen wat ie wil op de Beestenberg!”, ondertekend “Raaf”. Op de Beestenberg gonsde het nu van de gesprekken. Iedereen dacht iets anders. Sommige dieren vonden dat Konijn flauw deed, anderen dat Raaf grof was. Vos stelde voor om Raaf onmiddellijk twintig noten boete te laten betalen, iemand anders vond dat dan weer te weinig. Maar Uil vond niet dat er meteen over straf moest gesproken worden. Hij wilde dat Raaf en Konijn gewoon eens samen zouden zitten aan tafel en praten over wat er gebeurd was. Op lange termijn was dat, zo dacht Uil, beter voor de verstandhouding op de Beestenberg. En zo gebeurde het uiteindelijk dan ook.

p 10

Tweede graad


6. Bezoek aan een Mensenhuis Zwerfkat was op bezoek geweest op de Beestenberg. Ze vertelde daar dat haar nicht Huiskat alleen in haar huis was. Haar mensen waren voor enkele dagen op reis, maar ze hadden wel het kattenluikje opengelaten. Zwerfkat stelde voor om eens op bezoek te gaan in het Mensenhuis. Dan konden de Beestenbergse dieren eens zien hoe dat was. De dieren die meewilden moesten wel een geschenkje geven aan Zwerfkat, want die ging alles regelen. Uiteindelijk wilden zes dieren mee op expeditie: Ekster, Vos, Raaf, Muis, Rat en Mus. Zwerfkat zou hun gids zijn. Er was wel nog één probleem: Huiskat. Die zou het nooit toelaten dat Zwerfkat en zijn vrienden rondhosten in haar Mensenhuis. Dus moesten ze Huiskat eerst uit het huis weglokken voor ze naar binnen konden. De jonge Ekster wilde dat karweitje wel klaren. De volgende nacht ging het groepje op pad. Eens bij het huis gekomen, keek iedereen vol verwachting naar Ekster. Hij vloog naar een boom in de mensentuin en begon te tsjilpen als een kleine mus. Tsjilp, tsjilp, tsjilp klonk het in de stille nacht. Nog geen tel later flapte het kattenluik open en Huiskat rende de tuin in op zoek naar dat tsjilpende hapje. Haastig wurmden de vrienden zich één na één door het kattenluikje. Binnen in het

Mensenhuis was het wel donker, maar niet stil. Er weerklonk een vreemd getik, gezoem, geklik en getok. Al die geluiden kwamen uit de keuken. De vrienden gingen op onderzoek met Zwerfkat voorop. “Hier bewaren ze hun eten!”, zei die en ze wees naar een grote, witte kast in de hoek. “We moeten slechts de deur openen en we kunnen zoveel eten als we willen.” Dat leek hen wel wat. Vos vond een bezem in de keuken. Daarmee probeerden ze de deur open te wrikken. Maar hoe hard ze ook probeerden, het wilde niet lukken. Muis piepte: “Ik heb achteraan een gaatje gezien. Ik ben zo klein dat ik er vast door kan.” Muis holde snel naar de achterkant van de koelkast. Maar ze was nog maar net verdwenen of er verscheen een felle lichtflits van achter de koelkast. Ze hoorden muis angstig piepen samen met een knetterend geluid. Toen werd het plots akelig stil. De geur van verbrand muizenvlees vulde de keuken. Bang ging Rat kijken wat er aan de hand was achter de kast. Hij vond er Muis. Dood, helemaal verschroeid. Ze droegen de dode Muis in diepe stilte naar de Beestenberg. Nooit heeft één van hen nog zin gehad om zich in de wereld van de mensen te wagen.

een uitgave van het Vredescentrum

p 11


7. De vuilnisbelt Als het in de winter veel sneeuwde, werd het voor sommige dieren moeilijk om nog aan voedsel te geraken. Sommigen onder hen gingen dan op expeditie naar het Mensendorp. Daar viel op vuilnisbelten en in vuilniszakken altijd wel iets te rapen. Maar die winter liep het mis... Konijn had in een mensentuin nog wat blaadjes sla en kool gevonden en ook verse wortelschillen. Om dat allemaal naar haar hol te brengen, moest ze een paar keer over en weer rennen tussen het Mensendorp en de Beestenberg. Maar toen ze terug in de mensentuin bij haar groentenschat aankwam, was alles verdwenen. Iemand had, terwijl ze weg was, al het lekkers geroofd. Met een hongerige buik keerde Konijn dan maar terug naar haar hol. Onderweg ontdekte ze iets. Voor de ingang van het hol van Rat lag een vers blaadje sla. Het was dus Rat geweest die de groentenschat had gestolen! Konijn werd zo kwaad dat ze in het rattenhol riep: ”Lelijke dief!” Rat stormde naar buiten en gaf Konijn een duw zodat ze met haar snuit in de sneeuw terechtkwam. Daar bleef Konijn liggen snikken, jammeren en klagen. Andere dieren wilden haar terug op haar pootjes zetten, maar zij riep uit: ”Liever bevriezen dan bestolen worden.” Zoiets waren ze van Konijn niet gewoon. Ze was meestal erg rustig en ze maakte nooit ruzie met de anderen. Misschien was er wel iets meer aan de hand tussen Konijn en Rat. En dat was inderdaad zo. Rat en Konijn lustten graag dezelfde dingen: wortels, sla, kool en andere lekkere groenten. Dat was altijd al zo geweest. Maar Rat was eigenlijk een beetje lui. Vaak volgde hij Konijn stiekem wanneer die op voedselzoektocht ging. Als Konijn dan iets lekkers gevonden had, sprong Rat – die veel sterker was – plots tevoorschijn en bedreigde hij haar. Soms nam hij al het eten van Konijn af. Konijn had ermee leren leven. Als er eten in overvloed was vond zij het niet zo heel erg. Maar in de winter vond ze het verschrikkelijk als Rat haar eten afnam. Misschien ging ze nu wel dood van de honger.

p 12

Tweede graad


8. Een picknick met nare gevolgen Konijn had een picknick georganiseerd voor alle dieren. Ze zouden na een fikse wandeling door het Rapenveld samen eten op de Braambessenduin. Dat was een mooie plek. Je kon er kijken tot ver voorbij de bossen. Elk dier moest een noot, bes of kastanje meebrengen. De eksters stelden voor om alle voedsel over te vliegen. Dat was makkelijker voor de andere dieren, zeiden ze. De anderen vonden dat inderdaad een goed plan en dus gebeurde het ook zo. Maar toen ze, na een lange wandeling, op de duin toekwamen, hoorden ze hoe de eksters, in de top van een boom, alle kastanjes en noten zaten op te eten. De dieren werden boos. Maar Ekster riep sussend: “We hebben nog voldoende voor jullie over gelaten! Jullie dachten toch niet dat we alles gratis zouden overvliegen?â€? Maar er was niet voldoende voor iedereen‌ De dierenkinderen plukten dan maar wat onrijpe braambessen en aten die op. Dezelfde nacht nog kregen ze allemaal krampen en buikloop.

een uitgave van het Vredescentrum

p 13


9. Onderlinge hulp Heel lang geleden, toen de eerste dieren op de Beestenberg aangekomen waren, hadden ze elkaar flink geholpen om schuilplaatsen te bouwen en om voldoende voedsel te vinden. Er was nooit echt iets afgesproken, maar iedereen hielp mekaar vanzelf. Dat was daarna altijd zo gebleven. Honger, koude, ziekte, ouderdom... Als er iets aan de hand was, lieten de dieren elkaar niet aan hun lot over. Het was dan ook goed wonen op de Beestenberg. Er kwamen steeds meer dieren bij en iedereen vond het er gezellig en goed. Maar de laatste tijd was daar verandering in gekomen. Sommige dieren waren alleen maar bezig om zelf zoveel mogelijk voedsel te verzamelen of een zo groot mogelijk nest te bouwen en ze keken niet meer om naar de anderen. Sterker nog, ze keken zelfs neer op de andere Beestenbergers. Dit veroorzaakte jaloezie en wrevel. Zo liep ook Konijn er al een hele tijd ongelukkig bij. Met gebogen hoofd liep hij snel over de Beestenberg en vermeed alle andere dieren. Vos had dat opgemerkt, maar hij wist niet goed hoe hij er moest over beginnen. Op een morgen kwam hij Konijn toevallig tegen in het Bosbessenbos. Konijn stapte weer verder zonder op te kijken, maar Vos hield hem tegen. “Wat is er toch met je aan de hand?”, vroeg Vos bezorgd. “Oh, niks bijzonders!”, zei Konijn en hij probeerde verder te stappen. Maar Vos bleef aandringen en plots kreeg Konijn tranen in zijn ogen. “We gaan verhuizen!”, snotterde Konijn. “Naar een ander dierendorp. Op de Beestenberg is het niet meer leuk. Iedereen denkt hier alleen nog maar aan zichzelf: aan zijn eigen nest, aan zijn eigen buik, aan zijn eigen noten.” “Vind je dat zo erg?”, vroeg Vos. “Ja, heel erg!”, zei Konijn trillend. “Want de dieren geven steeds minder om mekaar! Als je maar hard genoeg roept of slaat, krijg je tegenwoordig gelijk! Misschien komt er wel burgeroorlog van!” Daar werd Vos heel stil van. Hij vond dat Konijn eigenlijk wel gelijk had. De dieren waren niet meer zo hulpvaardig als vroeger. “Van wie heb je het meest last?”, vroeg Vos. Maar dat wilde Konijn niet zeggen. “Er zou toch niets meer veranderen.”, zei hij en stapte droevig verder. Vos werd er verdrietig van en besloot de opmerkingen van Konijn ter sprake te brengen op de volgende zitting van de Dierenraad.

p 14

Tweede graad


10. Oorlog aan de kastanjevliegjes !! Het Kastanjebos lag aan de overkant van de Fluisterbeek. De vierpoters kwamen er nooit, maar voor de vogels van de Beestenberg was het een aangenaam uitstapje. In de herfst werden er kastanjes verzameld. Kastanjes dienden als voorraad voor de lange winter. De meeste dieren vonden kastanjes niet zo lekker, maar als er niets anders meer was, aten ze ze wel. De laatste tijd smaakten de kastanjes steeds minder goed. Ze waren aangetast door kastanjevliegjes. Die legden aan het begin van de zomer hun eitjes in de kastanjes. Hun vliegenlarven knabbelden dan heel de zomer aan het kastanjevlees en in de herfst boorden ze zich een weg naar buiten en lieten de kastanjes vol gaten achter. Raaf klaagde al jaren dat die kastanjevliegjes een echte plaag waren. Er waren steeds minder eetbare kastanjes en dit jaar was de oogst gewoonweg rampzalig. Er moest dringend iets gebeuren! Omdat Raaf er het meest over klaagde, stelde men voor dat hij een oplossing zou bedenken. Een dag later al kwam hij met een keihard voorstel: het ongedierte moest uitgeroeid worden. Hij zei dat het een rechtvaardige oorlog was. Het voortbestaan en de veiligheid van de goede dierensoorten waren in gevaar. De anderen vroegen hem hoe hij de kastanjevliegjes wilde uitroeien. Raaf was zeer duidelijk: ze verbranden met mensenvuur! Opa Raaf had hem ooit verteld hoe hij als jonge vogel een hele wespennest had vernietigd met mensenvuur. Hij had met zijn snavel gloeiende houtskool opgepikt en die laten vallen op het wespennest. De houtskool zette alles in vuur en vlam. Raaf wilde nu iets gelijkaardigs doen. Hij wou het Kastanjebos in brand steken zodat alle kastanjevliegen zouden omkomen. Aan de Fluisterbeek zou het vuur wel vanzelf uitdoven. Konijn en Egel vonden het geen goed idee, want in het Kastanjebos woonde er familie van hen. Maar Raaf zei: “Zo gaat dat nu eenmaal met oorlog. Je maakt altijd onschuldige slachtoffers.” Maar Uil twijfelde of het wel om zo’n rechtvaardige oorlog ging. En jij? Zijn er geen andere oplossingen? Wat denk jij ervan?

een uitgave van het Vredescentrum

p 15


1. Mevrouw Ever Mevrouw Ever was sinds lang de leidster van de Dierenraad. Ze moest de andere dieren uitnodigen, knabbeltakjes, bessen en drankjes uitdelen op de vergadering en – het belangrijkste van al – onthouden wat er allemaal beslist werd op de bijeenkomsten. Niet dat ze hierin beter was dan de andere dieren. Nee, ze hadden haar als leidster van de Dierenraad gekozen omdat ze een groot verdriet moest verwerken. Lang geleden, op een koude winterdag, hadden jagers uit het Mensendorp een klopjacht georganiseerd op everzwijnen. De boeren waren heel erg boos, omdat de everzwijnen nog maar eens hun aardappel– en bietenvelden omgewroet hadden en alle groenten opgevreten hadden. Bij die klopjacht sneuvelden haar allerliefste mijnheer Ever en haar drie schattige biggenkindjes. Mevrouw Ever zelf was zwaar gewond geraakt, maar kon aan de gemene jachthonden ontsnappen door zich te verbergen in een oud vossenhol op de Beestenberg. Ze herstelde heel traag van haar schotwonden en bleef ook nog maanden treuren over het verlies van haar geliefde gezin. Uiteindelijk bleek dat de schotwonde haar achterpoot had verlamd en dat ze de rest van haar leven maar op drie poten zou kunnen rondpikkelen. Omdat het er zo gevaarlijk was, waren alle andere everzwijnen ondertussen weggetrokken en Mevrouw Ever bleef na verloop van tijd als enige everzwijn achter op de Beestenberg. p 16

Derde graad

Nu was ze blij met de aandacht die ze in het dorp kreeg. Ze snuffelde overal rond, speelde vaak met de kleintjes en verzamelde gretig al het nieuws van de dierenfamilies. Maar ze bleek ook een onverbeterlijke roddelaarster te zijn. Ze kon het niet laten om al wat naar haar mening fout liep bij de Beestenberger gezinnen in geuren en kleuren verder te vertellen aan anderen. Sommige dieren vonden al dat geroddel best leuk, maar anderen vonden het net bijzonder vervelend. En toen gebeurde dit... Aan het einde van een lange en ijskoude winter, toen alle dieren door al hun voedselvoorraad heen zaten, vertelde Mevrouw Ever dat Eekhoorn nog steeds een luxe leventje leidde in zijn boom. Daar snoepte hij ’s morgens, ’s middags en soms ook zelfs ‘s nachts van een eindeloze voorraad eikels en noten. Een voorraad waarmee hij eigenlijk heel het dorp zou kunnen voeden.

De roddel ging snel rond. Eekhoorn begon na enkele dagen de vreemde en jaloerse blikken van zijn mededieren vervelend te vinden en vroeg aan zijn vriend Merel: “Waarom kijk je zo raar? Heb ik misschien iets van je gestolen?” Zijn vriend vertelde hem de roddel, die Mevrouw Ever over hem verspreidde. Eekhoorn werd toen vreselijk boos. Hij stormde op Mevrouw Ever af en beet zich vast in haar lamme achterpoot. Daar bleef hij hangen tot de buren hem eraf konden trekken. Vos was de eerste om te zeggen dat Mevrouw Ever niet langer leidster van de Dierenraad mocht zijn: voor roddelaars was daar geen plaats. Hij verzweeg daarbij dat hij zelf eigenlijk wel leider van de Dierenraad wilde worden. De vervelende zaak werd in de Dierenraad besproken. Omdat het over Mevrouw Ever ging, mocht zij zelf niet aanwezig zijn op die bijeenkomst.


2. Hoe Egel aan zijn stekels kwam Heel lang geleden, in de tijd toen de dieren op de wereld hun eigen plek zochten, zagen ze er allemaal ongeveer hetzelfde uit. Ze hadden wat vinnen of vleugels, twee of vier poten, een stel ogen, een snuit, enkele oren en een rond of een langgerekt lijf. Maar het was merkwaardig hoe vlug ze daarna van elkaar gingen verschillen. Zo kreeg Egel, die er vroeger net hetzelfde uitzag als een rat en een konijn, reeds heel vroeg last van puntige uitsteeksels. Eerst probeerde hij dat nog te verbergen. Met een manteltje van bladeren en mos. Daarna trachtte hij ze weg te schuren of plat te kammen, maar al vlug stond hij zo vol dat al zijn vrienden het opmerkten en er grapjes over begonnen te maken. “Zo, vriend Egel,” zeiden ze dan, “dat komt ervan als je altijd bang bent. Daar gaan je haren van rechtstaan!” Terwijl zijn vrienden dat zeiden, voelde Egel achter zijn rechteroor alweer een klein stekeltje door zijn huid prikken. “Ik... altijd bang zijn, waar haal je dat vandaan?” En terwijl hij dat zei, voelde hij net boven zijn neus nog een steekje. “Ik moet leren zwijgen!”, dacht Egel ondertussen,” want telkens als er over mij iets wordt verteld, krijg ik echt schrik.” Hij wist het nog van die allereerste keer. Toen kwam hij op een avond op een smal bospaadje een dikke waterrat tegen. Die rat was zo vet dat ze de weg helemaal versperde. Ze liet meteen haar scherpe tanden zien en siste boosaardig: “Hé, lelijke Egel, jij loopt overal in mijn weg!” Hoewel Egel wist dat hij minstens even sterk was als die gemene rat en best wel een beetje kon vechten, verstijfde hij ineens helemaal van schrik. Dat duurde enkele tellen en daarna liep hij heel hard weg. Diezelfde nacht nog voelde hij hoe de eerste stekel begon te groeien, midden op zijn rug. En dat was daarna nog duizendhonderdvijfendertig keer gebeurd. Tot hij vol met stekels stond, als een bange borstel. “Telkens ik voor mezelf moet opkomen,” dacht Egel, ”slaat de schrik me om het hart. En iedere keer krijg ik dan een stekeltje bij. Duizendhonderdzesendertig, duizendhonderdzevenendertig...” een uitgave van het Vredescentrum

p 17


3. Het Spreeuwenvolk Aan de andere kant van het Mensendorp had zich die zomer een zwerm spreeuwen gevestigd. Het waren echte slokoppen. Ze plunderden gretig alle kersenbomen en bessenstruiken die er stonden. De Beestenbergse vogels waren ten einde raad. Ook zij vlogen graag eens naar die andere kant van het Mensendorp, maar voor hen bleef er haast niets over. Telkens ze een kers of bes wilden plukken, werden ze met een hap of een snauw of zelfs een gemene klauw opzij geduwd en weggejaagd door die spreeuwenboeven. Niemand durfde iets tegen dat kwetterende, brutale volkje te ondernemen. Maar in het zomerseizoen hebben alle vogels die extra bessen en kersen nodig om hun kuikens te voederen... Mevrouw Merel legde dan ook bij de Dierenraad een klacht neer tegen die onbekende spreeuwen. Hoewel de feiten zich ver buiten de Beestenberg afspeelden, vond zij dat het incident alles met hun Beestenbergse leven te maken had. De Dierenraad besliste een groep dieren naar de gulzige spreeuwen te sturen om met hen te onderhandelen.

p 18

Derde graad


4. De Notenbank Op een dag ontdekte Raaf een hele hoop oude spechtengaten in een holle boom. Dat vond hij wel interessant en hij bedacht meteen een slim plannetje. Elk Beestenbergs dier kon, mits een kleine bijdrage, zijn notenoogst bij hem in bewaring geven. Hij zou ze dan in die holle boom verbergen. Raaf verkondigde luid dat het voor iedereen een goede zaak was dat er nu eindelijk iemand zich wilde ontfermen over hun notenoogst. Want soms legden dieren hun noten verloren, anderen bewaarden hun noten op een te vochtige plek, nog anderen konden niet wachten en aten hun voorraad veel te snel op zodat ze aan het einde van de winter honger hadden, anderen waren te vrijgevig en gaven teveel van hun noten weg. Zijn plannetje, zo beweerde Raaf, was echt voor iedereen goed. Alleen had hij ook nog een stel ingewikkelde regels bedacht. Voor elke tien noten, die een dier aan hem in bewaring gaf, moest het twee noten aan Raaf zelf betalen bij afgifte, en ĂŠĂŠn noot bij elke ophaling. En als je je noten al snel terug wou, moest je ook weer een extra noot aan hem betalen. Raaf beweerde dat hij die regels met veel zorg opgesteld had en dat ze erg rechtvaardig waren. Zijn plannetje werkte. Iedereen gaf zijn noten bij hem in bewaring. Het was nu eenmaal heel moeilijk om in de winter droge plekken te vinden op de Beestenberg. Maar in die spechtengaten was het altijd droog. De ganse familie Raaf was weken bezig om de aanstromende noten veilig op te bergen. Het leek een erg mooie winter te zullen worden voor de familie Raaf en de dieren van de Beestenberg. Maar toen gebeurde er iets verschrikkelijks... Midden in de winter, toen de muizen grote honger begonnen te krijgen en als eerste hun noten terugvroegen aan Raaf, bleek dat er een ramp gebeurd was! Alle noten waren aangevreten waren door de houtwormen die ook in die holle boom leefden. Ze hadden overal aan geknaagd en alle noten waren rot geworden. Alle eten was verloren. Maar Raaf werd toch niet gestraft door de andere dieren van de Beestenberg. Ze vonden dat het niet zijn schuld was en dat hij er uiteindelijk niets aan kon doen. Zou hij bij jou ook zoveel begrip gevonden hebben?

een uitgave van het Vredescentrum

p 19


5. De tragische dood van Mevrouw Kip Op een dag stond Mevrouw Kip beneden aan de Beestenberg. Ze was weggelopen uit het Mensendorp, want daar was het te gevaarlijk voor haar geworden, beweerde ze. Mevrouw Kip zei dat de kippen in het Mensendorp elke dag minstens één ei moesten leggen en dat ze, als ze dat niet deden, gruwelijk gestraft werden of erger nog: doodgemaakt! Omdat de mensen zo wreedaardig waren, was ze gevlucht naar de Beestenberg. En nu vroeg ze of ze op de Beestenberg mocht komen wonen. Zoiets was op de Beestenberg nog nooit gebeurd en dus wisten de Beestenbergse dieren niet goed wat ermee te doen... Ten eerste, waren er eigenlijk al te veel dieren op de Beestenberg en omdat het er zo goed leven was, ging er nooit iemand weg. Er werden ook steeds meer dierenkindjes geboren, waardoor het steeds moeilijker werd om voor iedereen eten te vinden. Bovendien vonden sommigen het verhaal van Kip ook maar weinig geloofwaardig. Mensen doden niet zomaar hun kippen... Raaf vond dat ze mevrouw Kip eerst grondig moesten ondervragen, om te zien of ze wel echt de waarheid vertelde. Sommige dieren vonden dat een goed idee. Toevallig kwam ook Zwerfkat die dag langs de Beestenberg. Zwerfkat kende een sterk verhaal uit het Mensendorp. Er was daar een epidemie van vogelkoorts uitgebroken en alle boeren hadden hun pluimvee moeten afslachten. Het was een echt bloedbad zo vertelde hij. Toen ze Zwerfkats verhaal gehoord hadden, p 20

Derde graad

keken de dieren naar Mevrouw Kip. Met veel tranen en gehuil gaf ze eindelijk toe dat ze inderdaad was weggelopen omdat iedereen ziek was. Ze had de Beestenbergers belogen met haar verhaal over de wreedaardige mensen. “Misschien is ze wel besmet!”, riep Raaf woedend en hij sloeg haar met zijn rechtervleugel hard op haar kam. Kip viel kermend neer en kroop moeizaam weer recht. Ze vroeg bevend en trillend om vergeving en beloofde alles te doen wat de dieren maar wilden. De Dierenraad zou de volgende dag daarover een beslissing nemen. Maar ’s anderdaags was mevrouw Kip ziek. Haar oogbollen puilden uit. Het zag er echt niet goed uit, zelfs een beetje griezelig. Om besmetting te voorkomen hadden ze haar aan een brandneteltouw vastgelegd, even buiten het dorpsplein. Later op de dag werd ze dood aangetroffen. Het brandneteltouw zat rond haar nek gedraaid. Had iemand haar vermoord? Had ze zichzelf omgebracht? Of was er een merkwaardig ongeluk gebeurd? Diezelfde avond nog bekende Raaf dat hij het had gedaan. Een kip was geen echt wild dier. Kippen moesten toch altijd vroeg sterven. En door de zieke Mevrouw Kip te laten leven, werd de hele Beestenberg bedreigd in zijn voortbestaan. “Beter dat er één sterft dan de hele troep!”, riep hij zelfzeker op de zitting van de Dierenraad. Vind jij dat ook?


6. De Afschaffers Heel lang geleden hadden de dieren en de mensen een afspraak gemaakt. Mensen mochten sommige dieren gevangen houden, als ze beloofden om alle andere dieren dan met rust te laten. Door die afspraak waren sommige dieren dus huisdieren geworden. Ze leefden in het verre Mensendorp in gevangenschap, terwijl de Beestenbergse dieren vrij waren. Regelmatig werd er op de Beestenberg gepraat over het lot van de arme soortgenoten. Elk seizoen was er wel één of ander jonge Beestenberger die vond dat ze die arme gevangen soortgenoten moesten gaan bevrijden. Meteen en als het moest met geweld! Omdat ze de onderdrukking wilden afschaffen, noemden de ouderen zo’n protestjongeren ‘de Afschaffers’. Afschaffers werden doorgaans streng gestraft door de andere Beestenbergse beesten. Meestal moesten ze de Beestenberg voor altijd verlaten. Stel je voor dat de huisdieren allemaal bevrijd zouden worden, dan zouden de mensen opnieuw op de andere dieren beginnen te jagen. Bovendien zouden al die bevrijde dieren op de Beestenberg willen komen wonen en zou er misschien te weinig voedsel zijn voor iedereen. Daarom werden de Afschaffers het zwijgen opgelegd. Dat jaar, op de eerste dag van de nieuwe lente, ging Kalkoen net na zonsopgang naar het Beestenbergse dorpsplein, schraapte zijn keel en begon luid te roepen. De andere dieren schrokken wakker uit hun slaap en kwamen nieuwsgierig kijken wat die brulkip allemaal te zeggen had. Kalkoen had het over het verschrikkelijke lot dat huisdieren moesten ondergaan. Hij vond dat er een eind moest komen aan het lijden van hun verre soortgenoten. “We moeten hen bevrijden! Treed toe tot het bevrijdingsleger! Dood aan de onderdrukkers! Weg met de slavernij!”, riep hij en het zweet parelde op zijn voorhoofd. Steeds meer volk stroomde toe op het dorpsplein. Maar Kalkoen werd door een stel gespierde buidelratten van de dierenwacht meegenomen en meteen naar de Dierenraad gebracht. Als straf werd hij naar het Mensendorp gestuurd. Dan kon hij eerst zelf eens kijken of die huisdieren wel echt bevrijd wilden worden. Kalkoen is nooit meer teruggekeerd. Kwaadsprekers beweren dat hij zelf een huisdier is geworden in het Mensendorp.

een uitgave van het Vredescentrum

p 21


7. Dolle Eekhoorn Ze noemden hem Dolle Eekhoorn. Hij was als jong uit het nest gevallen. Een beetje op zijn staart, maar grotendeels op zijn hoofd. Sindsdien liep hij wat mank en stelde hij zich behoorlijk aan. Hij beweerde dat hij een leeuw was en gedroeg zich dan ook erg leeuwachtig. Nu ja, voor zover dat kan bij een manke eekhoorn. Eerst dachten de dieren dat hij dat om te lachen deed. Maar toen hij maar bleef briesen, klauwen en grommen, beseften ze dat het echt niet goed ging met Dolle Eekhoorn. Op een keertje had hij op het pad naast het Braambessenbos een voorbijwandelende mens de keel proberen over te bijten. Dat was natuurlijk niet gelukt. Hij had zelf een flink pak rammel gekregen en mankte daarna nog wat harder. Maar voor de andere dieren was de maat vol. Ze wilden niet dat de mensen boos zouden worden en met geweren en honden naar de Beestenberg zouden komen om Dolle Eekhoorn te zoeken. Daarom werd hij met een brandnetelstengel aan een tak vastgebonden. Nu kon hij niemand meer lastigvallen. p 22

Derde graad

Eerst bleef hij nog wat brullen als een leeuw, maar na drie dagen hield zijn geroep op. Eigenlijk dacht niemand nog aan hem. Tot hij op een dag opgemerkt werd door Tortelduif die op bezoek was op Beestenberg. Tortelduif had een nest op de Braambessenduin, maar kwam wekelijks met de andere dieren een nootje kraken of een graantje pikken. “Als hij wil, mag Dolle Eekhoorn bij mij komen wonen”, stelde Tortelduif voor. “In mijn boom is er plaats genoeg. Ik zal wel voor hem zorgen en hij kan spelletjes doen met mijn jongen.” Moeder Eekhoorn sputterde eerst wat tegen, maar liet zich uiteindelijk overtuigen. En zo vertrok Tortelduif die avond met Dolle Eekhoorn naar haar verre Braambessenduin. De eerste week wilde Dolle Eekhoorn in zijn nieuwe thuis weer heel de tijd leeuwtje spelen. Samen met de jonge tortelduiven brulde, gromde en rollebolde hij tot de pluimen in het rond vlogen. Dat ging zo nog een week door. En nog één. Dikke leeuwen-fun! Tot Dolle Eekhoorn op een ochtend ineens zei: “En nu wil ik mens spelen!”

De duivenjongen vonden dat een schitterend idee. Eerst gingen ze aan de rand van het Mensendorp stiekem de mensen bespieden om te zien hoe die zich gedroegen. Ze zagen merkwaardige dingen: mensen peuterden in hun neus, likten aan mekaars wangen, knepen in mekaars voorpoten... Dolle Eekhoorn kon het allemaal meteen nadoen. En er volgden een paar weken vol dikke mensenfun! In het midden van de vijfde week was Dolle Eekhoorn het plots beu. ”Waarom doen we niet eens zoals de eekhoorns?” Dat vonden de duiven alweer helemaal oké. Ze gingen samen stiekem de Eekhoornfamilie op Beestenberg observeren en amuseerden zich vier weken door hun gepiep, gespring en geknabbel na te doen. Eekhoorn vond dat eekhoorntje spelen eigenlijk het leukste spel was dat hij ooit had gespeeld. Het lag hem het best. Hij kon het ook steeds beter en beter. Vier weken later verliet hij de Braambessenduin. Hij bouwde een eekhoornnest op de Beestenberg, vond een lieve mevrouw Eekhoorn en ze kregen samen vele eekhoornjongen.


8. De gevaarlijke hond Sinds enkele dagen maakte een dolle hond het leven op de Beestenberg onmogelijk. Geen dier was er nog veilig. Die hond sprong op alles wat bewoog, speelde er even mee en beet het dan dood. Twee jonge konijntjes en een trage eekhoorn waren al gedood. De paniek bij de dieren was heel groot! Er moest dringend een oplossing gevonden worden. “Laten we proberen hem weg te lokken!’, zei Vos. Dat leek iedereen een goed plan. Enkele konijnen probeerden zijn aandacht te trekken en holden snel weg, maar de hond volgde hen niet. Hij was niet alleen dol, hij was ook lui. “Misschien moeten we hem verwennen en vriendschap met hem sluiten.”, zei Konijn. “Als hij denkt dat we zijn vrienden zijn, zal hij ons niet meer bijten.” Opnieuw leek het een goed plan. De dieren brachten lekkere hapjes, ze gooiden met takjes naar hem om hem aan het spelen te krijgen en riepen troetelnaampjes, maar de hond bleef gemeen. De dieren moesten zich weer in veiligheid brengen. “We moeten hem elke dag een levende prooi geven!”, zei Egel. “Dan zal hij ons wel met rust laten!” Dat plan vond niemand goed. Iedereen dacht verder na, tot Raaf plots zei: “Die hond moet weg. Hij moet dood!” De andere dieren schrokken eerst van zijn harde taal, maar misschien was dit wel de beste oplossing. Raaf stelde voor dat Mijnheer Wezel de dolle hond in een verlaten vossenhol zou lokken, zodat ze hem daarin levend konden begraven. Mijnheer Wezel stemde toe. Hij was lenig, soepel en snel en hij wilde die klus wel klaren voor een nest vol noten. Alles gebeurde zoals afgesproken. De hond dook achter Wezel aan en verdween in het vossenhol. Toen hij diep genoeg was, groeven de konijnen de ingang van het hol toe. De hond kon er niet meer uit en ze hebben hem daarna dan ook nooit meer gezien.

een uitgave van het Vredescentrum

p 23


9. De biecht van een berouwvol mens Zwerfkat had een stokoude man meegebracht naar de Beestenberg. Zwerfkat had als jong poesje nog bij een mensenfamilie gewoond, waardoor ze een beetje Mensentaal verstond. Zo kon ze vertalen wat die oude man allemaal te zeggen had. Hij was meegekomen naar de dieren om vergiffenis te vragen voor alle dierenmoorden die hij in zijn leven had gepleegd. Hij was namelijk altijd slager geweest en toen hij jong was zelfs jager! Nu was hij tot het inzicht gekomen hoeveel leed hij de dieren had aangedaan. Hij stond met tranen in zijn ogen op het Beestenbergerdorpsplein en wilde zijn misdaden opbiechten. Hij hoopte dat de dieren hem zouden kunnen vergeven. De dieren waren in groepjes afgezakt naar het plein en stonden op een veilige afstand toe te kijken. Met een mens wist je maar nooit... Nu was het zo dat de meeste dieren die daar stonden, zelf ook wel eens een ander diertje oppeuzelden. Ze beseften dat ze moeilijk iemand konden veroordelen voor iets wat ze zelf ook deden. Maar om die dierenslachter nu zomaar te vergeven, dat kon ook weer niet, vonden ze. p 24

Derde graad

Vos stelde voor om een Dierentribunaal te organiseren zodat de oude slager met de familieleden van zijn slachtoffers kon spreken. Dat vond iedereen een goed idee. De man kreeg potlood en papier en moest een lijst maken van alle dierenmoorden die hij zich herinnerde. Pas na drie dagen en nachten schrijven was hij klaar. De lijst begon met een opsomming van ontelbaar veel varkens, koeien en schapen. Maar daarover konden de Beestenbergse dieren niks zeggen. Huisen boerderijdieren werden niet beschouwd als slachtoffers van de mensen, ze waren gewoon vrijwillig bij hen gaan wonen... Niet echt slim natuurlijk! Maar verderop stonden de vrije dieren opgesomd: tien vossen, honderdvijftig konijnen, vijftig hazen, honderd fazanten, vijfendertig reeën en dan nog hoop muizen en een oneindig aantal muggen en vliegen... Het was een verschrikkelijke lijst. Toen de lijst helemaal voorgelezen was, viel er een lange stilte. Alle dieren dachten terug aan de bange momenten van het jachtseizoen: het vreselijke geblaf van de jachthonden, de ontplof-

fingen en de dode dieren die door de mensen werden meegenomen. Raaf nam het woord en zei: ”Het is niet genoeg dat hij zijn schuld bekent. Hij kan pas vergiffenis krijgen als hij een schadevergoeding betaalt aan de nakomelingen van de slachtoffers.” De dieren applaudisseerden en juichten. Ze vonden het een goed idee. Maar Vos, die door de oude man tot advocaat was aangesteld, vroeg om stilte. “Laat ons redelijk blijven. Ik ben niet tegen schadevergoeding, maar we krijgen er onze overledenen niet mee terug... Ik stel voor dat we hem vergiffenis schenken en dat hij aan elke getroffen dierenfamilie honderd noten schenkt. Voor de rest moet de oude man beloven nooit nog dierenvlees te eten.” De dierenvergadering keurde dat voorstel goed. Zwerfkat vertaalde de beslissing in Mensentaal. De oude man was duidelijk ontroerd. Hij ging de kring dieren rond en schudde iedereen de poot. De dieren vonden van zichzelf dat zij een goed oordeel hadden geveld. Vind jij dat ook?


10. Een ongewenste gast Meeuw was door Konijn gevonden aan de rand van de heide. Meeuw was gewond aan haar vleugel en er kleefde bloed aan zijn witte borstveren. Hij kon zich niets meer herinneren van het vliegongeval. Hij waggelde, ondersteund door Konijn, zo goed en zo kwaad als het kon, naar de Beestenberg en legde zich daar op een hoopje gras. Dokter Houtduif onderzocht de gewonde en schreef hem drie weken volledige rust voor. Hij mocht niks doen! De komst van Meeuw bracht wat afwisseling in het saaie dorpsleven. Vooral de jonge dieren kwamen de witte reuzenvogel bewonderen. Ze waren erg benieuwd naar zijn manier van leven en luisterden graag naar zijn verhalen. Die gingen over verre vluchten over de grote oceaan, over mooie onbewoonde eilanden, over heftige stormen... Het klonk allemaal heel erg spannend. Eigenlijk, zeiden sommigen, is het leven op de Beestenberg maar saai. Er gebeurt hier niets bijzonders. Het is altijd hetzelfde: opstaan, eten, noten verzamelen, slapen, weer opstaan .... Toen vroeg een jonge ekster aan Meeuw: ”Zouden wij dat ook kunnen leren zoals jij? Ver vliegen en de wereld verkennen?” Meeuw moest even nadenken en zei toen: ”Je kan alles leren, als je het maar echt wil! Als je veel oefent, kan je vast zo ver leren vliegen als ik. Ik kan jullie daar wel bij helpen.” Tien vogels dienden zich aan voor de vliegtraining, die Meeuw wilde geven: drie raven, drie eksters, drie houtduiven en één fazant. Die laatste werd echter geweigerd, omdat die alleen wat fladderde, maar niet kon vliegen. Het werd een harde training en heel het dorp kwam kijken naar de gekke vluchten die het negental moest uitvoeren. Meeuws vleugel genas snel en Meeuw maakte plannen om er weldra echt op uit te trekken samen met zijn groepje leerlingen. Maar de ochtend dat de groep avonturiers zou vertrekken, kwam Meeuw niet opdagen. De jonge vogels waren teleurgesteld. Eerst dachten ze dat Meeuw zonder hen vertrokken was. Maar even later vonden ze hem dood onder een struik. Hij was vermoord!

een uitgave van het Vredescentrum

p 25


Bosbessenbos

Fluis terbe

ek

Beestenberg

Kaart van Beestenberg


bessenstruiken Mensendorp

Kastanjebos

Braambessenduin

Rapenveld


Uil

Vos

Raaf

Egel

Konijn

Slak

Mol

Merel


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.