project ‘The Last Post 2010–2012’ ‘StadsPETER’ HOLVOET-HANSSEN
de laatste wacht m.m.v. Max Neetens, wijlen Lode Craeybeckx, Jörg Pyl, Kris Verellen, Irène De Weerdt zaliger, Roland Bergeys, Lucienne Stassaert e.v.a.
gebaseerd op en geïnspireerd door oorlogsgetuigenissen, brieven en gedichten van vele Antwerpenaars, jong en oud
1
2
de laatste wacht project ‘The Last Post 2010–2012’ ‘StadsPETER’ HOLVOET-HANSSEN
m.m.v. Max Neetens, wijlen Lode Craeybeckx, Jörg Pyl, Kris Verellen, Irène De Weerdt zaliger, Roland Bergeys, Lucienne Stassaert e.v.a.
gebaseerd op en geïnspireerd door oorlogsgetuigenissen, brieven en gedichten van vele Antwerpenaars, jong en oud opgemaakt door Koen Huybreghts, oglydoglin.be www.vredescentrum.be
Inhoud
4
Een zachte paniek Max Neetens & Peter Holvoet-Hanssen gebaseerd op getuigenissen
p. 6
Antwerpen, 1940, einde augustus. Lode Craeybeckx
p. 12
The Last Post (met ‘De laatste wacht’) gedicht van ’t Stad
p. 14
Lied voor Theresienstadt Jörg Pyl
p. 24
Voorwoord “Vrede is een werkwoord, van generatie tot generatie zetten we het voort” - Marie De Keulenaer, 11 jaar*
Wat betekent vrede voor u? Samen met stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen besloot het Vredescentrum op ontdekking te gaan naar wat vrede betekent voor jong en oud in deze stad. De zoektocht resulteerde in het project ‘The Last Post 2010-2012’. Het startschot werd gegeven in 2010 toen de stadsdichter in het Vredescentrum resideerde. Drie dagen lang tekende hij de oorlogsgetuigenissen van Antwerpenaars op. Dit resulteerde in het stadsgedicht ‘De laatste wacht’ dat Peter samen met de honderdjarige dichteres Irène De Weerdt, ‘Godin van de Vrede’, en Kris Verellen, Bard van Berchem, voorstelde op Wapenstilstand 2010. De aanhef van ‘De Laatste Wacht’ werd op Wapenstilstand 2011 vereeuwigd in het medaillon van het Bisschoppelijk Paleis aan het Vredescentrum. Daarna was het de beurt aan de kinderen en jongeren van onze stad en provincie. In 2011, het jaar waarin Antwerpen werd uitgeroepen tot Europese Jongerenhoofdstad, organiseerde het Vredescentrum een grote Vredesgedichtenwedstrijd. De respons was overweldigend. Uit meer dan 300 inzendingen werden de allermooiste gedichten van kinderen en jongeren bekroond en gebundeld in de prachtige dichtbundel ‘De Tuin van Heden’, uitgegeven door het Vredescentrum. Wapenstilstand 2012 vormt het slotstuk van het Last Post-project. Op 11 november 2012 wordt de volledige versie van ‘The Last Post’ voorgesteld. Van 6 tot 100 jaar: iedereen kreeg zijn zegje over vrede. Het gedicht evolueerde van stadsgedicht naar een groots ‘gedicht van ’t Stad’: het bevat talrijke bijdragen van jonge en oude Antwerpenaars, van oorlogsgetuigen en kinderen uit vredestijd. Een uniek document dat een stem geeft aan de blijvende roep om vrede uit de stad. Veel leesplezier!
Gilbert Verstraelen Voorzitter Vredescentrum van de Provincie en Stad Antwerpen *Quote van Marie De Keulenaer, laureate van de Vredesgedichtenwedstrijd, uit ‘De Tuin van Heden’.
5
Een zachte paniek
herinneringen en deugnietstreken uit mijn kinderjaren in de oorlog – Toen de oorlog begon, was het schoon weer, en toen de oorlog gedaan was, was de oorlog nog niet gedaan. Armzalige Belgische kanonnetjes. Het was of ze sneeuwballen naar de Duitsers gooiden. – En iemand zei: ‘De kathedraal ligt plat. De boerentoren ligt plat…’ België bestond gewoon niet. I. Ge zult het toch niet geloven. Ge kunt het niet geloven. Ik ben uit mijn bed uit het raam gevlogen, ik kwam op het trottoir op mijn voeten terecht. Het waren eigenaardige feiten, die zich bijna filmistisch afspeelden. Kruip onder de biljarttafel! Maar ze lachten ons uit. De humor speelt altijd in alle omstandigheden. We waren de enige overlevenden. Had ik een zesde zintuig? Niemand weet het, er is geen vraag achter. Er was een soort zachte paniek, grote paniek was er niet. De stadsdienst was in die tijd perfect georganiseerd. Ik heb dat vliegmachientje zien vliegen – “och lieve heereken, valt hier alstublieft niet.” In een schoon vierkant eskader. ’t Dokske. Daar ging ik altijd zitten en dan zag ik ze komen van de zee, in een schoon vierkant eskader. Honderden en honderden. In een schoon vierkant eskader.
6
Wij met ons trottinette vol schrik naar huis.
De V1, dat maakte een wolkje (toef, toef, toef). De V1, dat was een motorbootje. Als dat stopte dan viel dat. (toef, toef, toef ) De V1, dat was een motorfiets die slecht geregeld was. (toef, toef, toef) De V2, dat was de dood zonder niks. We lagen daar allemaal op de grond, dat lag daar vol stof. Dat was precies of ge waart, ja, waar waart ge dan? ‘Wat komt ge hier eigenlijk doen?’ Mijn tante. ‘Ik dacht dat ge dood waart.’ Ik zei: ‘Ik heb veel mensen zien doodgaan. Van Antwerpen naar Veurne, stuka’s, van Veurne naar Frankrijk, gemitrailleerd, via Spanje naar Engeland. Marseille ging niet meer.’ Ge waart in een niets. Ge hoorde dat gehuil en gekerm. Alles is 10 mei 1940. Alles is verloren. Het verschrikkelijke was niet dat die mensen dood waren, ge moest die lijken nog vinden. ’t Was een maandag in de lente bij een mooie, blauwe lucht toen er boven ’t luchtruim zweefden vogels met een hels gerucht zij zwaaiden dood en vernieling brachten grote rouw en smart vrouwen kind’ren zijn gevallen (…) Wij zullen nooit vergeten het grote, diepe leed en voor uwe nabestaanden zijn wij … Een oranje-blauwe vlam. De zaal verlicht omdat het plafond wegvloog. Ik ben gekatapulteerd van het balkon tegen het filmscherm. Stof, stof, stof. Een hand met een trouwring. Buiten lichte regen.
7
II.
Op bevel der Feldkommandatur werden we opgevorderd voor het verrichten der waakdienst. Feldwebels (Kolonel Silvertop). Panzerfausten (Sten guns). Spitfires (Shermantanks). Die Duitse soldaten, die waren effenaf tof. Die Duitse uniforms, die stonken naar schimmel. Bier of dood, riep een Duitser met een bajonet. Zijt nu kalm, zei m’n tante. Aan het weeshuis stond een grote, zwarte camion. Rachel. De Joodse kinderen werden ingeladen. Aline. Daar werd gehuild in die camion. Baby’s werden als zakken op de camion geladen. Één van de juffrouwen had met den Duits te doen. De apothekeres uit de Zirkstraat hebben ze naakt onthoofd. Ze noemen dat altijd een herenvolk. Ik noem dat geen herenvolk. Een heer doet zoiets niet. Een heel chique, fijn madammeke. Wir kommen wieder, zei de Gestapo. Toen heb ik als kind de angst van mijn ouders gevoeld. ‘Nonkel Jos, dat gij nog gelooft in de Engelsen.’ Nonkel Jos zei: ’Wait and see.’
8
Wij namen de belongings mee van de Britten, om later aan hun nabestaanden te geven. Ik weet hem liggen, Ted Day, hij ligt er nog.
III. In gedachten hoor ik nog altijd tram 9 rijden. Blauw papier tegen het glas. Patattenzakken in de ramen. Nooit vergeet ik die geur in de trams, want de mensen aten bonen en savooien. En hadt ge dan nog in de regen gestaan, hadt ge nog de reuk van dat nat erbij. Weelde maakt de mensen individueel. Als wij een patat hadden, dan deelden we die met elkaar. Kolen halen aan de kaai, met de wielen in het spoor. Ik heb toen voor de eerste keer een bulldozer gezien. Wat de mensen vergeten, is dat wij goed gelachen hebben in de oorlog. Vijf uur in de rij voor een zwart, nat broodje. Pas de pain pour les Belges! Negentig frank per week: vijftien frank huur de week. Twintig frank voor een eitje. Nu ziet ge dat in boeken, maar dat is hetzelfde niet.
9
IV. Zwarte wolken boven de Zuidstatie: de petroleumtanks brandden. Weken nadien vonden we nog een stukje hoofdhuid, het was Jef, Jef was kaal. Het inslaan van de kogels en de geur van het gras. Bloedsporen in het plantsoen. Ik probeerde mij zo diep mogelijk in de aarde te begraven. Vader zat met een jachtgeweer in de douche. Ze hebben hem nooit gevonden. De beenhouwer zat in de ijskast: ik ben veilig, ik ben veilig, ga de anderen helpen! In die tijd hielp iedereen elkaar. Brood was een hoop brij dat ze bijeen trachtten te houden, door die vuiligheid kreeg je schurft. Eerlijk gezegd, dat was niet plezant. Tabakverslaafden rookten sigaretten met gedroogde bladeren. Wintervoeten, winterhanden; gij lacht, maar dat waren drama’s, hÊ man! Maar goed. We leefden daarmee, en op den buiten was het al eens kermis. Toen de oorlog begon, was het schoon weer, en toen de oorlog gedaan was, was de oorlog nog niet gedaan. Alles is 10 mei 1940. Alles is verloren.
10
Max Neetens & Peter Holvoet-Hanssen gebaseerd op getuigenissen en brieven van o.a. Albert Vanhaute, Theo Wouters, Gaston Bulckens, Louis Van Gysel, Georges M. Pinckaers, Maria Borgman, Julia De Beukelaer, Lia Van Den Bosch, Josie Rongé, Armand Steenackers, Diane Simons, Pierre Peenen, Albert Müsing, Irène Verheyden, Simone Daelemans, Eugénie Willems, Jules Vanwonterghem, Frans Broers, Jacqueline Havermans, Hilda Craeybeckx (las een gedicht voor van haar vader, wijlen Lode Craeybeckx, zie verder) en Simone De Keersmaecker – met dank aan Eddy Van Hee, Denis Tubex, Norbert Willems, F. De Beule e.v.a.
11
Antwerpen, 1940, einde augustus. ’t Is stil ’t is aaklig stil de stilte suizelt door de late straten langs het late lover der leien lispelt de stilte over de stad ritselt de stilte over de slapende huizen schreit de stilte met ingehouden snikjes geheimnisvol een naamloos verdriet In de nacht in de nare huizenvlakken huist de stilte en schuilt de zwarte duisternis over de zwarte daken zweeft de bevende stilte ze valt ze zoeft neer de stilte als zwermen zwarte droomvogels huivert ze op en neer met hard geritsel
12
Met een ruk om d’onzichtbare hoek die men raadt glijdt een pracht van ‘n krachtwagen met bajonetpunten die groenig flikkeren ’n stem helmt een korte kreet scheurt de nacht een rauwe stem die opschrikt en versterft ’t is stil ’t is akelig stil de stilte duizelt in een grondeloos verdriet over de stad schreit ze tranenloos met ingehouden snikjes. Lode Craeybeckx (1897–1976), burgemeester van Antwerpen (1947–1976)
13
The Last Post gedicht van ’t Stad
Well I was there, and it was bloody great. I rode on a motorbike, went in a plane, and shot three Germans. I had a marvellous time.
14
Tom Hobson, Sudbury
I. De laatste wacht
DE BARD
Mensenbeeld, gedenk ook zelf eens dat gij stof zijt tot nadenken. Immer speelden wrede kinderen in dit planetair salon. Poppen zonderden zich af van oren, benen, handen.
DE SOLDAAT
Zoals ik, gevallen, waarom vergeten zoals ik vergeten ben vlammeke, o vlammeke stil. Lili Marleen zong aan weerskanten. God wordt oud, de sterren koud. Niemand danst nog in de Dikke Mee en de spanten kraken, breken.
GODIN DER VREDE
Aan elke dag Reik ik de hand Als de zon ten oosten daagt De vlakte kleurt Is elke dag een droom In kostbaar schrijn bewaard
DE SPIN
Een gedicht begint met de eerste zin. Zing: neem wat wit van een wolk neem wat blauw van de lucht maak een lint van de wind. Aanvaard elkaar tot de bommen in het rag blijven hangen. Want de waterval die is nabij.
15
VREDESKIND
II. Bommentapijt Ik maak een reis rond de wereldbol … La paix, ça me fait penser à l’amour que ma mère me donne, aux jeux que les autres enfants inventent pour moi. En laat de wereld zien wat het verschil is tussen hemel en hel.
OORLOGSKIND
16
Het lijkt alsof ik alleen ben. Alsof ik niemand die in de buurt is ken. Overal is het stil, niemand die naar me luisteren wil. Ik zit met mijn mama thuis in de kelder van het huis. We zijn allebei even bang. Ik luister naar mama haar gezang. Ik hoor wel honderd keer het geluid van een geweer. Ik kan niet slapen van de honger in m’n maag …
GETUIGE 1
Toen WO II uitbrak, was ik pas 8 jaar. Een vroegrijp straatjoch. Mijn vader was een fervent lid van de Witte Brigade. Als hoofd van een rederij met scheepvaartlijnen op Engeland ieder inkomen kwijt. Ik ging regelmatig voor mijn moeder aanschuiven bij Winterhulp. De angst om met lege handen terug te keren. Wij hadden een goed zicht op een schoolgebouw in de Vinçottestraat, waarin de Duitsers Joden onderbrachten. Zo zag ik bejaarde Joden uit de vrachtwagens geschopt worden en als zij op de straatstenen lagen, kregen ze nog keiharde schoppen. Hetzelfde zag ik in de Jodenwijk, mensen werden van de trappen gegooid. Daarbij moest ik me schuilhouden in een deurgat of, beter nog, in een deels openstaande garage, want SSers ontruimden de straat en hielden toezicht. De vreselijkste herinnering. Een regen van V-bommen. In de doorgang van een spoorwegbrug kleefde een man tegen het plafond, met wijd opengesperde armen en benen.
GETUIGE 2
Frieda van – ironisch genoeg – de Gasstraat. Zondag, spelen op school met haar tweeling. Roza en Rachel droegen een Jodenster. Ze werden opgepakt.
GETUIGE 3
Enkele dagen later zijn de mensen van beneden die Joden waren ’s nachts gevlucht en wij hebben die nooit meer teruggezien en ’s morgens werd dan de winkel opengebroken door Belgen en op enkele uren leeg gestolen of kapotgeslagen.
HET SPOOK VAN WO II leven gutst weg langs de spoorwegberm
over de blakerende stenen, onder puin en scherven onder de canada’s en achter de hagen families neergemaaid – O Vox Clamans in Deserto
17
HET SPOOK VAN WO I Louise die op een hondenkar
van Frankrijk droomt van Frankrijk droomt Louise die op een voddenbaal langs leien populieren stroomt FRITZ OP ZIJN BRITS op een Flammenwerfer dansend met een bajonet
met de 15-inch-houwitsers houwend op de kou boven Brandhoek, Ieper, Hellblast Corner, no-man’s-Land WARD VAN HET 13e
Woorden zijn maar woorden een zin is maar een zin flarden die je hoorde geen einde geen begin dingen die vervagen rimpels in je ziel kleuren van de dagen licht dat binnenviel zon die ondergaat en daarna op je gelaat een sluier van mysterie een masker achterlaat het klokje op de kast twee wijzers maar geen uur vingers op de tast de foto aan de muur woorden die niet komen en reden die vergaat woorden in een droom in een droom die niet bestaat nevel in een brein die nevel achterlaat leven alleen zijn en iedereen soldaat.
DE DOCHTER
18
De angst staat hoog. Het duurt een eeuwigheid voordat hij begint te bestaan en de nacht ten klaarste oplicht – Ik val als een ster in zijn hand.
DE STADSPETER
reuzinneke en zijt ge moe doe dan maar de luiken toe oh jolie rose que tombe la nuit pour toi ciel d’étoiles amies
DE JAPANNER
Stukgeschoten huis met menselijke ogen staart naar camera. Doden in lakens dagelijkse kost op nieuws gewikkeld in bloed. Een zwerm geweren reist in geen tachtig dagen trekvogels vluchten. Onbemande dar zeg: ‘same player shoot again’ alweer een mens dood. Onbegrip voor moord toegestaan in oorlogstijd wijsvinger rot af.
19
DE POSTBODE
De postbode brengt elke morgen doden met de krant. Na het avondmaal volgen de nieuwe slachtoffers als nagerecht van het journaal, laf beschoten vanuit de lucht uiteengereten door landmijnen levend verbrand na beschieting verdronken in vluchtende wankele bootjes. Nieuwsankers oefenen zich in het formuleren van gruwelijke beelden van elders dus niet bij ons. Graan en warmte worden duurder. Doden heten mensen op een verkeerde plaats, ten minste duizend mijl hier vandaan kletteren hongerige wapens. Al goed dat het nieuwsanker ons hiervoor bewaart. Straks dansen de beurzen en een dolle dans en een volksdansgroep uit Nazareth. Morgen regent het en overmorgen schijnt brutaal genoeg de zon alweer. Elke dag brengt de postbode verse doden met de nieuwe krant van maandag tot zaterdag. Alleen zondag is er geen krant.
20
Maar maandag een dunne met extra veel doden.
DE DORPSDICHTER
Op ’t kerkhof stilte alom Geen mens is er zich van bewust Dat leven niet recht is maar krom
VAN OSTAIJEN
jef jef jef ’ne Zeppelin kruipt al gauw de kelder in
WARD
Leven alleen zijn en iedereen soldaat.
21
I. De laatste wacht De bard: door Kris Verellen, Bard van Berchem (fragment uit ‘Merodyssee III: een upgrade voor een animalier’);
De soldaat: Peter Holvoet-Hanssen, met dank aan Nel ‘vergeten en vergeten’ Rosiers; Godin der Vrede: Irène De Weerdt (1910-2011); De spin: Irène De Weerdt in een regie van PHH – verzen aangebracht op een muur van het binnenplein aan het Vredescentrum, Lombardenvest (ingehuldigd 11.11.2011) i.s.m. Antwerpen Boekenstad. Tot hier het PHH-stadsgedicht ‘De laatste wacht’ dd. 1 november 2010 (verscheen tevens in de stads- en zeegedichtenbundel ‘Antwerpen/Oostende’ van Peter Holvoet-Hanssen, uitgeverij Prometheus, 2012).
II. Bommentapijt Vredeskind: Vincent Vansteenhuyse (11 jaar), Elizabeth Vervloet (11 jaar), Valya Borremans (11 jaar);
Oorlogskind: fragment uit ‘Oorlog, oorlog, oorlog’ door Dora Brams (10 jaar); Getuige 1: Eddy Van Hee; Getuige 2: Irène Verheyden; Getuige 3: Gaston Bulckens; Het spook van WO II: Peter Holvoet-Hanssen, fragment uit ‘Spokenlied 2’ (uit de bloemlezing-bundel ‘De reis naar Inframundo’, uitgeverij Prometheus, 2011);
Het spook van WO I: Peter Holvoet-Hanssen, fragment uit ‘Coördinaten voor wolkengaten: the poppies blow’ (uit ‘De reis naar Inframundo’);
Fritz op zijn brits: Peter Holvoet-Hanssen, fragment uit ‘Solferino’ (uit ‘De reis naar Inframundo’);
22
Ward: Roland Bergeys (uit ‘Aanvallen! Het verhaal van Ward van het 13e’, uitgeverij C. de Vries-Brouwers, oktober 2012): ‘1968 – Eduard Ceulemans heeft Alzheimer, hij leeft terug in de periode die hem het meest heeft getekend: die bij zijn regiment uit de Eerste Wereldoorlog’;
De dochter: Lucienne Stassaert (dichtbundel ‘Keerpunt’, vierde gedicht uit de cyclus ‘Met wisselend gemoed’, uitgeverij P, 2009); De StadsPeter: Peter Holvoet-Hanssen, fragmenten uit ‘Reuzenlied (met Reuzenwijsje)’ (uit ‘Antwerpen/Oostende’);
De Japanner: ‘Vijf haiku’s van de dood’ door Jörg Pyl; De postbode: Jörg Pyl; De Dorpsdichter: Ludo Peeters van Turninum Volksmuseum Deurne; Van Ostaijen: Paul van Ostaijen, fragment uit ‘Bedreigde Stad’ (uit ‘Bezette stad’, Het Sienjaal, 1921).
Mix en redactie: Peter Holvoet-Hanssen. Dank aan Chris Van de Velde, zoon van wijlen Irène De Weerdt en Louis Van de Velde, alsook aan de gedreven Marleen Van Ouytsel, directeur van het Vredescentrum, en Lotte Dodion voor de warme steun tijdens dit project.
23
Lied voor Theresienstadt (of Heer Nazischwein) wordt gezongen op de melodie (publiek domein) van het oude volkslied Heer Halewijn:
Lied voor Theresienstadt Herr Nazischwein zong een liedekijn, joden die het hoorden wilden bij hem zijn, zij gingen voor hunnen Rabbi staan, ach rabbi, moeten wij naar Theresienstadt gaan. Ach neen gij speelman, neen gij niet, zij die daar en gaan en keren niet. Maar de nazi’s kwamen midden in de nacht met knuppels en het recht van de brute macht,
24
in lange mantels met hun zwarte wagens aan en begonnen de joden uit hun bed te slaan.
Het Davidsvolk werd uit hun huizen verdreven, later werd hun verdriet in boeken opgeschreven. Met alleen hun herinneringen en wat fantasie kwamen zij berooid in het verzamelkamp aan. Theresienstadt was een kleine oude stad geschikt voor niet meer dan zevenduizend man. Met zestigduizend kwamen zij in het plaatsje aan, waar de nazi’s besloten de joden op te slaan. Hier werden de mensen op werkkracht gesorteerd of naar Auschwitz en Treblinka getransporteerd. De muzikanten hadden hun partituren goed onthouden en noteerden opnieuw de klanken van Bohemens wouden. Een van die werken was een opera voor kinderen geschreven om het leed van wezen te verminderen. Verhaalt over broer en zus die op straat gaan zingen om melk voor hun zieke moeder te kunnen brengen. De boze brombeer Brundibar nam hun verdiende centjes af. Maar dieren snelden ter hulp en gaven Brundibar straf. Brundibar stond symbool voor die boze Hitlerman, maar dat hadden die domme nazi’s niet verstaan. Zij vonden de zangen van de kinderen toch zo schoon. Dus nodigden zij uit de delegatie van het Rode Kruis,
25
om de wereld te tonen, hoe goed zij voor joden artiesten en kinderen in de kampen zorgden. De kinderen hebben de opera toen gezongen, de nazi’s zijn van vreugde de lucht in gesprongen. Het Rode Kruis was onder de indruk en gecharmeerd, en zijn met lof over de nazi’s naar huis teruggekeerd. Maar nauwelijks was het Rode Kruis weggegaan, werden de mooie kleren van de kinderen uitgedaan. De kinderen werden in lompen op de trein gezet naar een plaats waar een wei met berken en gasovens staan. In Birkenau werden zij allen vlug vergast, zogezegd gedoucht, daarna verbrand en verast. Een jaar later kwamen de Russen in Theresienstadt aan. Kort daarop was de verschrikking van de grote oorlog gedaan. De gruweldaden werden luid aan de wereld verteld, de brave burgers werden door walg en afschuw gekweld. Er werd gehouden in Nürnberg een groot proces. Herr Nazischwein werd in de beklaagdenbank gezet. Herr Nazischwein leeft nu op water en brood, maar de joodse kinderen die zijn allen dood. Jörg Pyl
26
Irène De Weerdt, ‘Godin van de Vrede’, 11 november 1910 – 7 augustus 2011
27
28
aanhef van het PHH-Stadsgedicht onthuld op 11.11.11, een samenwerking van het Vredescentrum en Antwerpen Boekenstad