Omschakelbrochure Fruitteelt

Page 1

omschakelen naar de biologische landbouw

> fruitteelt


| pag 2

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | ALGEMEEN | Februari 2011

3

Voorwoord

4

Colofon

5 5 5 5 6 7

Omschakelen naar biologische landbouw

8

Basisprincipes van de biologische landbouw

Goed boeren, hoe doe je dat? Slaap er nog eens over Ga planmatig te werk Een erkenning als biologisch producent biedt vooral voordelen De belangrijkste stappen van het controleproces op een rijtje

10

Biologische plantaardige productie

12

De omschakeling technisch bekeken: akkerbouw-vollegrond

12 13 14 14 15 20 20 21 23 23 24 24 25 27 28 29 28

Het teeltplan Opbouw van de rotatie De omschakelingsperiode Onkruidbestrijding

Speciale teeltzorg

Bemesting en bodemzorg Arbeid Economische doorrekening

De omschakeling technisch bekeken: fijne groenten

Het teeltplan Opbouw van de rotatie De omschakelingsperiode Onkruidbestrijding

Speciale teeltzorg

Bemesting en bodemzorg Arbeid Economische doorrekening

31 31 33 33 33 34 34 34 35 37 37 38 39

De omschakeling technisch bekeken: glasgroenten

40

Steunmaatregelen van de overheid

42

Nuttige adressen

Vruchtwisseling Bodem Bemesting Watervoorziening Kasklimaat Onkruidbeheersing Gewasbescherming

Speciale teeltzorg

Arbeid Bedrijfseconomische resultaten Afzet De effectieve omschakeling


Voorwoord De maatschappij vraagt aan de landbouw steeds nadrukkelijker om voedsel te verbouwen dat in alle denkbare opzichten gezond is en daarbij een productiemethode te hanteren die duurzaam is. Duurzaam produceren betekent produceren zonder ecologische belasting van de omgeving en zonder een ecologische last voor de toekomst na te laten. Leven en produceren in goed rentmeesterschap voor onze aarde. Al in de tachtiger jaren van de vorige eeuw erkende de fruitteelt de hopeloze strijd tussen de chemische industrie enerzijds en resistentieontwikkeling bij enkele hoofdplagen zoals fruitspint en perenbladvlo anderzijds. Men besloot niet meer tegen maar met de natuur te werken door daar waar dat mogelijk was natuurlijke regulatiemechanismen hun werk te laten doen en het systeem aan te vullen met selectieve chemische middelen. Dit systeem van geïntegreerde teelt is ver ontwikkeld en wordt vrij algemeen toegepast. Biologische teelt gaat een stap verder en wil in het systeem slechts hulpmiddelen van organische oorsprong gebruiken, uit de overtuiging dat daarmee het duurzaamheidprincipe het meest gediend wordt. De kennis vanuit de geïntegreerde fruitteelt vormt daarin slechts een stukje van de basis. Om het systeem succesvol te ontwikkelen moeten alle aspecten van de teelt -bodemvruchtbaarheid, bemesting, grondbewerking, rassenkeuze, gewasbescherming, enz...- veel sterker worden geïntegreerd en doordacht dan bij de gangbare geïntegreerde fruitteelt het geval is. Bij de ontwikkeling van biologische fruitteelt staan we nog slechts aan het begin. Veel moet nog onderzocht en ervaren worden. Het feit dat fruitteelt een meerjarige cultuur is maakt biologische fruitteelt moeilijker dan veel andere biologische teelten. Een fruitteler is niet flexibel en kan bij het kiezen van variëteiten niet snel de ontwikkeling van kennis en markt volgen. Hij of zij kan ook niet bij een tegenvallende ziekten of gewasontwikkeling rooien en schoon opnieuw beginnen zoals in akker- en groenteteelt gewassen wel mogelijk is. Omschakelen naar de biologische fruitteeltmethode is een zeer ingrijpende stap met zoveel onzekerheden dat het op dit moment en persoonlijke ideële keuze moet zijn. Al is er dan onvoldoende ervaring om het als een verantwoorde economische keuze voor te stellen, wel is het proces van omschakeling en de consequenties daarvan te beschrijven. De potentiële omschakelaar kan zo een goed beeld krijgen van wat de omschakeling voor haar of zijn bedrijf zou betekenen. De in deze brochure samengevatte praktijkervaringen helpen bij een gedegen afweging en voorbereiding. Om de omschakeling te vergemakkelijken heeft de overheid enkele steunmaatregelen uitgewerkt, gaande van investeringssteun, omschakelingsbegeleiding, het ondersteunen van studievergaderingen, hectaresteun voor omschakelende bedrijven tot het bevorderen van de informatieverspreiding over de teeltmethode. In het kader van dit laatste werkte BioForum de reeks ‘omschakelen naar de biologische landbouw’ bij. In deze brochure krijgt u een overzicht van de belangrijkste veranderingen die op en rond uw bedrijf zullen uitgewerkt moeten worden voor een succesvolle omschakeling. Van doorslaggevend belang daarbij is dat u inzicht hebt in de principes van de biologische landbouw die schuilgaan achter de normen en wetgeving. Door verder te kijken dan de regeltjes waaraan voldaan moet worden, zal ook een bedrijfsdynamiek tot stand komen die voortdurend anticipeert op de ontwikkeling van die normen. Daarnaast wordt met deze brochure ook heel wat informatie meegegeven die het praktisch omschakelen kan vergemakkelijken. Elke ondernemer is uniek en daarmee is elke bedrijfssituatie uniek. Alle aspecten van de omschakeling naar de biologische teelt kunnen onmogelijk in een gebruiksklare handleiding worden gegoten. Het lezen van deze brochure is slechts een start.

Marc Trapman,

| pag 3

bedrijfsadviseur in de biologische fruitteelt


Colofon auteurs

Wim Vandenberghe, Lieven Delanote en Femke Temmerman (PCBT), Yves Hendrickx (PPK Pamel), Kurt Cornelissen (PCG), Antoine Pennewaert (Foliant), Marc Trapman (Bio Fruit Advies)

eindredactie An Jamart, BioForum Vlaanderen vormgeving Koen Huybreghts, Ogly Doglin GCV datum 3de uitgave - februari 2011 verantwoordelijke uitgever Leen Laenens Deze brochure is een uitgave van BioForum Vlaanderen vzw. Deze publicatie kwam tot stand met de steun van de Afdeling Duurzame Landbouw Ontwikkeling van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Overname uit deze publicatie kan enkel mits duidelijke bronvermelding.

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | Ffruit | Februari 2011

| pag 4

_________________________

BioForum Vlaanderen is de koepel- en ketenorganisatie van de Vlaamse biologische landbouw en voeding. BioForum vertegenwoordigt de boeren, verwerkers, verdelers en verkooppunten uit de biosector en ondersteunt hen met onder meer advies, informatie, beleidswerk en ketenontwikkeling. BioForum wordt aangestuurd door haar leden-ondernemers uit de sector en door een beperkt aantal organisaties actief rond biolandbouw en voeding: Landwijzer, PCBT, Velt, Vredeseilanden, T端v Nord en Certisys. Voor meer info surf naar www.bioforum.be of contacteer ons via info@bioforum.be of 03 286 92 78.


Omschakelen naar biologische landbouw Een land- of tuinbouwer die omschakelt naar de biologische bedrijfsvoering doet dit weldoordacht. Motieven voor zo’n ingrijpende verandering zijn vaak van persoonlijke aard. In de meeste gevallen overheerst een grote zorg voor natuur, milieu en dierenwelzijn. Een argument dat vaak opduikt, is onvrede met de huidige wijze van produceren. Het bedrijf wordt steeds meer afhankelijk van chemische middelen en wordt als het ware een bepaalde richting uitgestuurd. Die evolutie doet afbreuk aan de liefde voor het vak. Omschakelen kan dan een grotere arbeidsvreugde geven. Het vakmanschap wordt zo nieuw leven ingeblazen. Andere bedrijfsleiders overwegen een omschakeling om louter economische redenen. Bij bedrijven die het goed doen, gaat de rendabiliteit na de omschakeling meestal nog de hoogte in. Bijkomend voordeel is dat heel wat milieumaatregelen die de overheid oplegt nu niet meer als beperkend worden ervaren. Van groot belang is dat je bewust kiest voor de nieuwe bedrijfsopzet. De biologische landbouw is over het algemeen een moeilijker pad dat, zeker in het begin, extra inspanningen en onzekerheden met zich mee brengt. Omschakelen begint tussen de oren, zonder innerlijke overtuiging lukt het niet. Je weet uiteraard al langer dat er zoiets bestaat als biologische landbouw. In principe zou je misschien zelf ook milieu- en mensvriendelijker willen werken, maar je denkt dat je er nooit fatsoenlijk gaat kunnen van leven. Ten onrechte. Het Belgische Planbureau gaat er, net als de Europese Commissie, van uit dat er tegen 2050 alleen nog duurzame landbouwmethoden zullen bestaan. Of het kleinschalige of grootschalige bedrijven zullen zijn of van alles een beetje, weten ze niet, maar dat het duurzaam zal moeten zijn, dat is zeker. Biologische landbouw is duurzaam. Dat is dus de goede weg. En op termijn is de goede weg ook altijd een rendabele weg. Trouwens niet alleen op termijn: vandaag zijn er heel wat boeren die nu ze biologisch werken, meer verdienen dan toen ze het nog op de klassieke manier probeerden. Je hebt ook gehoord dat een bioboer gecontroleerd wordt dat het niet schoon meer is? Dat klopt, alleen is het niet de bedoeling van die controles om je het werken onmogelijk te maken of om aan je winst te zitten. Het is net het omgekeerde. Van een gecontroleerde bioboer weet iedereen dat zijn werkwijze en zijn producten volledig voldoen aan de voorwaarden van de biologische landbouw. Dat is een verkoopsargument waar klanten steeds meer oog voor hebben. En als je weet dat je omzet stijgt dankzij de controles, ga je dan nog klagen? Natuurlijk niet, het is gewoon een correcte manier van werken.

In die optiek is het ook logisch dat de wetgeving niet blind is voor de dagelijkse praktijk. Mest of zaadgoed bijvoorbeeld moeten in principe biologisch zijn, maar de wetgever staat uitzonderingen toe. Omdat de sector nog klein is, is een volledig gesloten kringloop van mest op dit ogenblik immers moeilijk haalbaar. Een zekere input vanuit de gangbare landbouw is dus nog toegelaten. Naarmate de sector groter wordt, lost het inputprobleem zichzelf op en kunnen de principes wel volledig hard gemaakt worden. Op een nieuwe manier gaan werken brengt in het begin natuurlijk altijd wat meer onzekerheid. Je moet ook nieuwe dingen leren en andere afleren. Maar je kunt op veel steun rekenen en wat het belangrijkste is: je werk biedt toekomst.

Slaap er nog eens over Van boeren is bekend dat ze gezond verstand hebben. Ze storten zich dan ook zelden in onbekende avonturen. Zelf uitvissen hoe de vork in de steel zit, is het uitgangspunt. Als je overweegt om biologisch te gaan werken, kijk dan eerst eens goed rond. Wat bedoelen ze precies met biologische productiemethoden? Je leest er iets over in een vakblad, hoort er iets over op een voorlichtingsavond en als je de kans krijgt, geef je je ogen en oren de kost op een bedrijfsbezoek. En in plaats van chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest te gebruiken ga je op zoek naar alternatieven en probeer je die eens uit. Als je experimenten lukken, ben je natuurlijk extra gemotiveerd. En dat is nodig want uiteindelijk moet je heel je bedrijfsstructuur tegen het licht houden en bekijken wat er kan en moet veranderen. Het belangrijkste daarbij is voldoende ruimte voor vruchtwisseling, organische bemesting en onkruidbeheersing zonder synthetische middelen. Specifiek voor de groenteteelt gaan de veranderingen vooral over preventie van onkruid en ziekten door een aangepast bodembeheer en aangepaste vruchtwisseling. Een juridische vertaling van wat het biologische productieproces precies inhoudt, vind je in de ‘EU Verordeningen inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en haar uitvoeringsbesluiten’. (EG 834/2007 en EG 889/2008).

Ga planmatig te werk Uit onderzoek blijkt dat nieuwsgierige mensen het meest succesvol zijn in het leven. Ze staan open voor anderen, leren bij en gebruiken dat in hun eigen verhaal. Doe dan ook een beroep op experts als je de stap zet om biologisch te gaan werken. Je hoeft je uiteraard niet te laten overdonderen en zomaar alles te slikken wat ze zeggen. Denk na over hun adviezen en zeg hen hoe jij het zou doen. Uiteindelijk kom je via zo’n gesprek tot de beste resultaten. Experts van erkende centra voor bedrijfsbegeleiding hebben door| pag 5

Goed boeren, hoe doe je dat?


gaans heel wat ervaring met het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan (of omschakelingsplan). Daar kun je veel tijd (en dus geld) mee winnen. Een bedrijfsontwikkelingsplan is erg handig om knelpunten op voorhand in te schatten en op te lossen. Uitgaande van de specifieke biologische normen worden de vruchtrotatie, de veestapel, de voederrantsoenen, de bemestingscyclus, de arbeidsverdeling en de afzetmogelijkheden op papier gezet. Daarna volgt een bedrijfseconomische doorrekening en zo krijg je een beeld van de perspectieven die je bedrijf en jijzelf hebben. Door hier en daar iets aan te passen kan dit plan nog wat worden verfijnd en kun je de resultaten eventueel nog wat opkrikken. Bij zo’n plan horen ook lijsten met subsidie- en afzetmogelijkheden en met adressen van organisaties die je eventueel kunt contacteren.

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | Ffruit | Februari 2011

| pag 6

Dankzij dat bedrijfsontwikkelingsplan weet je dus op voorhand wat er gaat gebeuren en vallen er dus al heel wat onzekerheden weg. Gaat er ondanks alles toch iets fout, dan zie je ook onmiddellijk dat er iets niet volgens plan verloopt en kun je al aan een oplossing werken vooraleer het echt uit de hand begint te lopen. Een bedrijfsontwikkelingsplan is dus een krachtig instrument dat je helpt om je bedrijf, stap voor stap en zonder onaangename verrassingen, duurzaam uit te bouwen.

Een erkenning als biologisch producent biedt vooral voordelen Je kunt uiteraard perfect biologisch werken zonder je te laten controleren. Je zorgt er zelf voor dat het hele productieproces, van het wortelzaad dat je aankoopt tot de biefstuk die terechtkomt bij de slager, beantwoordt aan de voorwaarden van de biologische landbouw. Alleen mag je in dit geval de term ‘biologisch‘ en het keurmerk Biogarantie® niet gebruiken. Aangezien ze bedoeld zijn als kwaliteitswaarborg voor de consument, moeten ze ook gecontroleerd worden door een controleorganisme. Deze erkende organisaties oefenen in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap de controle uit. Als je dan toch biologisch werkt, heb je er natuurlijk alle belang bij om je te laten controleren. Je mag dan op je etiketten, in je reclame en op je facturen vermelden dat je ‘biologisch’ produceert. Steeds meer klanten stellen een wettelijke controle trouwens als voorwaarde voor een levering: particulieren, maar zeker ook overheidsbesturen. De controle-organisaties voor de biologische landbouw: • Certisys bvba (BE-BIO-01)
 Blaise Hommelen
 K. Maria Hendrikaplein 5-6 • 9000 Gent
 tel 09/245 82 36
 info@certisys.eu • www.certisys.eu • TÜV Nord Integra (BE-BIO-02) 
 Annick Cnudde
 Statiestraat 164 A • 2600 Berchem
 tel 03/287 37 60 • fax 03/287 37 61
 info@tuv-nord-integra.com
• www.tuv-nord-integra.com • Quality Partner nv (BE-BIO-03)
 Samya Aweis 
 Rue Hayeneux 62 • 4040 Herstal
 tel 04/240 75 00 • fax 04/240 75 10
 info@quality-partner.be • www.quality-partner.be

• Control Union (BE-BIO-04)
 Wim Overlaet
 Abtsdreef 10B • 2940 Stabroek
 tel 03 /32 49 70 • fax 03/232 75 42
 woverlaet@controlunion.com • www.controlunion.com Als je wil dat er een controle-organisatie langskomt om te controleren of je bedrijf de biologische productieregels naleeft dan moet je als volgt te werk gaan. Zodra je start met de omschakeling vraag je bij één van de controle-organisaties een erkenning aan. Zo breng je het hele controleproces op gang. Na een omschakelingsperiode ontvang je een bedrijfscertificaat en kan je je producten als ‘biologisch’ of ‘biologisch in omschakeling’ op de markt brengen. Wens je bijkomend ook vrijwillig het keurmerk Biogarantie® te gebruiken dan dien je lid te worden van de ledenorganisatie BioForum Vlaanderen vzw. Het certificaat stelt je dus op een geloofwaardige manier in staat om de hogere kosten die praktisch altijd samengaan met een biologische productiemethode door te rekenen in de verkoopprijs. Voor producten in eindverpakking geeft het keurmerk Biogarantie®‚ aan dat je product voldoet aan de strengste eisen op het vlak van biologische landbouwmethodes. Jij betaalt de kosten die de controle van je biologische productiewijze meebrengt. In zekere zin is dat logisch omdat jij er uiteindelijk ook bij wint: je krijgt een geloofwaardig verkoopsargument tegenover de klant en je hebt recht op een teeltpremie. De controlekosten zijn wettelijk vastgelegd. Het gaat om een vast bedrag dat wordt berekend op basis van het aantal dieren (per diersoort) en het aantal hectaren (per teeltgroep). Voor een gemiddeld bedrijf beloopt dit ongeveer 750 euro per jaar. Zorg ervoor dat je de biologische teeltpremie niet misloopt. Het kan soms afhangen van kleine zaken zoals de manier waarop en het tijdstip dat je de erkenning aanvraagt. Gebruik daarvoor het officiële formulier. Het omvat een verklaring van biologische landbouwactiviteit en een verbintenis om de geldende reglementering na te leven. Het is ook belangrijk dat je weet dat elk product dat volgens de biologische teeltmethode wordt gewonnen, door dat erkende organisme gecontroleerd moet worden. Dat organisme geeft ook de toelating om het in de handel te brengen. En tot slot moet je als producent ook een toelating hebben voor de percelen die je gebruikt. Pas als dat allemaal in orde is, kun je door aangifte via verzamelaanvraag aanspraak maken op de premie voor biologische teeltmethode.


Aanmelding en officiële omschakelingsdatum Als je als biologisch producent erkend wil worden, moet je bij het controle-organisme eerst de nodige officiële formulieren en documenten aanvragen. Dat pakket omvat vijf zaken: 1) Het tweedelige bekendmakingsformulier: het eerste deel heeft betrekking op de referenties van de producent en op zijn verbintenis om de specifieke reglementering na te leven; het tweede deel heeft betrekking op alle percelen met biologische teeltmethode. 2) Een brochure met een vereenvoudigde versie van de reglementaire bepalingen. 3) De originele wetteksten betreffende de biologische landbouw. 4) Het prestatiecontract tussen het controleorganisme en de producent, waarbij deze ermee akkoord gaat dat zijn bedrijf gecontroleerd wordt. 5) Het tarief dat het controleorganisme vraagt om het bedrijf in kwestie te controleren. Stuur het tweedelige bekendmakingsformulier en het prestatiecontract, ingevuld en ondertekend, terug naar het controle-organisme. De omschakeling start pas officieel op de ‘omschakelingsdatum’. Dat is de datum waarop de controle-organisatie het bekendmakingsformulier en het prestatiecontract ontvangt.

Regeling controlebezoeken De controleur ontvangt je documenten en maakt met jou een afspraak voor het eerste controlebezoek. Dat verloopt als volgt: 1) Alle percelen worden beschreven en bezocht. En er wordt een overzicht gemaakt van de geschiedenis van de percelen. 2) Het teeltplan en de rotatie worden onderzocht. 3) De teelttechnieken worden onderzocht: bemesting, onkruidbestrijding, teeltbescherming, oorsprong van het teeltmateriaal... 4) De opslagplaatsen en -lokalen worden bezocht. Voor een vlot verloop van de controle is het erg belangrijk dat de oorsprong en de aard van de inkomende en uitgaande producten van je bedrijf duidelijk vermeld zijn in je boekhouding. In de regel neemt de controleur ook stalen mee om te laten ontleden. Na het bezoek krijg je van de controleur een rapport en de bevestiging dat je bedrijf wordt gecontroleerd op de biologische teeltmethode. Het rapport vermeldt welke punten je moet veranderen om ervoor te zorgen dat je bedrijf beantwoordt aan de biologische teeltnormen. Daar hoort ook een timing bij die aangeeft wanneer de veranderingen ten laatste moeten doorgevoerd zijn.

Jaarlijks moet je ook per perceel een gedetailleerd teeltprogramma opmaken en vóór een vastgelegde datum opsturen naar het controleorganisme. Als je het teeltplan tijdens het seizoen wijzigt, moet je dat ook meteen doorgeven. Hoeveel controles mag je verwachten? Ten minste één per jaar. Maar het zullen er wellicht meer zijn, zowel na afspraak als onverwachts. Wat als de controleur onregelmatigheden vaststelt? Dan mag je de term ‘biologisch‘ niet meer gebruiken voor het geheel of het gedeelte van de teelt dat problemen geeft. Als de controleur vindt dat het gaat om een ‘klaarblijkelijke inbreuk’ of een ‘inbreuk met langdurig gevolg’ dan kun je ook je bedrijfscertificaat voor een bepaalde periode verliezen.

Hoe lang duurt de omschakelingsperiode? 1) Plantaardige productie Bij de plantaardige productie duurt de omschakelingsperiode bij éénjarige gewassen twee jaar voor het zaaien en bij doorlevende gewassen drie jaar voor de oogst. Tijdens die periode moet je de biologische teeltprincipes wel al toepassen op die percelen, maar je mag de producten nog niet ‘biologisch’ noemen. In de praktijk gebeurt het wel meer dat het controleorganisme de omschakelingsperiode verkort of verlengt. Ze stemt de periode dan af op de exacte voorgeschiedenis van de percelen en op de ontleding van de genomen stalen. Na een omschakelingsperiode van ten minste 12 maanden vóór de oogst kunnen producten worden verkocht als ‘biologisch in omschakeling’. Opgelet: bij de plantaardige productie beïnvloedt ook de omschakelingsdatum (voor of na het zaai- of plantseizoen) de omschakelingsperiode! Stel dat je als akkerbouwer in juni 2008 een erkenning als biologische landbouwer aanvraagt. Je tarweoogst van het seizoen 2009 kan een erkenning ‘biologisch in omschakeling’ krijgen, indien op het perceel waar de tarwe geteeld wordt, tenminste vanaf juli 2008 (dit is 12 maanden vóór de oogst) de principes van biologische landbouw zijn toegepast. Je maïsoogst van 2009 kan een erkenning ‘biologisch in omschakeling’ krijgen indien op dit perceel tenminste vanaf oktober 2008 de regels van de biologische teelt zijn toegepast. De oogsten van 2010 van deze percelen krijgen ook een erkenning ‘biologisch in omschakeling’. De oogsten vanaf 2011 van deze percelen krijgen een erkenning als biologisch landbouwproduct, want ze zijn gezaaid of geplant na juni 2008 (de omschakelingsdatum + 2 jaar). Indien je je percelen niet in juni 2008, maar in maart 2008 (dus vóór het zaai- of plantseizoen) had aangemeld, dan waren je producten al een jaar eerder, in 2010, biologisch en dus winstgevender geweest. De expert die je zo’n zaken vooraf vertelt, betaalt zichzelf uiteraard meer dan terug. En dat is ook de bedoeling.

2) Dierlijke productie Voor de dierlijke productie hangt de omschakelingsperiode af van de duur van de productiecyclus en van het omschakelingsregime dat je kiest: | pag 7

De belangrijkste stappen van het controleproces op een rijtje


-gelijktijdige omschakeling van dieren, uitloop en percelen voor voederproductie: de omschakelingsperiode bedraagt 24 maanden voor zowel de dieren, de uitloop als de percelen voor de voederwinning. Hierbij mogen de nog aanwezige (gangbare) voedervoorraden opgebruikt worden (als die niet buitensporig groot zijn) en mag ook al het voeder dat tijdens deze 24 maanden op het bedrijf wordt geproduceerd, aan de dieren worden gegeven. Dit is een aantrekkelijk systeem voor bedrijven die zelf een aanzienlijk deel van hun voer kunnen produceren.

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | Ffruit | Februari 2011

| pag 8

- enkel omschakeling van dieren (kan enkel als de uitloop al biologisch in omschakeling is). In dit geval bedraagt de omschakelingsperiode: (a) 12 maanden voor runderen, paardachtigen en hertachtigen die bestemd zijn voor de vleesproductie, met als bijkomende voorwaarde dat ze ten minste driekwart van hun levensduur moeten doorgebracht hebben in de omschakelingsperiode ; (b) 6 maanden voor dieren die voor melkproductie worden gehouden ; (c) 6 maanden voor schapen, geiten, en varkens die bestemd zijn voor de vleesproductie. Voor de uitloop gelden minimaal zes maanden. Legkippen moeten vanaf hun zesde levensweek biologisch worden gekweekt, vleeskippen vanaf hun derde levensdag. Mestafzet: bedrijven die meer dan 2 GVE/ha hebben, moeten vóór de omschakeling al contractueel mestafzet vastleggen op andere biologische percelen. Er zijn verschillende erkende centra voor bedrijfsbegeleiding: BB Consult, Diksmuidsesteenweg 406/4, 8800 Roeselare (tel 051/26 03 85)

Basisprincipes van de biologische landbouw Duurzaamheid duurt het langst Biologische landbouw gebruikt de aarde, maar maakt ze niet kapot. Het is een productiewijze die de natuur de gelegenheid biedt om zichzelf telkens weer te herstellen. Zo kan ze steeds opnieuw worden gebruikt en zorgen we voor onze toekomst en die van onze kinderen. Dat is ook het mooie van biologische landbouw: als bioboer investeer je vandaag in smaakvolle en gezonde kwaliteitsproducten die vriendelijk zijn voor milieu en mens, maar tegelijk investeer je ook in de toekomst van die producten. Anders gezegd: het uitgangspunt van de biologische productie is duurzaamheid. Dat wil zeggen produceren op een manier die ook in de toekomst mogelijk blijft en die voldoet aan de verwachte normen die de samenleving in de toekomst zal stellen op het gebied van:

- productkwaliteit

- milieu

- dierenwelzijn

- economie

- arbeidsomstandigheden.

Wat zijn de concrete doelstellingen van de biologische landbouwmethode? - het produceren van voldoende voedingsmiddelen met hoge voedingswaarden en die geen residu’s bevatten van stoffen die de gezondheid van mens en dier schaden - het behoud of herstel van een optimale bodemvruchtbaarheid - het behoud of herstel van natuur en landschap - het behoud van de genetische diversiteit

BioForum, Quellinstraat 42, 2018 Antwerpen (tel 03/286 92 65)

- het vermijden van handelingen die het milieu belasten of tot verarming daarvan bijdragen

VAC, Ambachtsweg 20, 9820 Merelbeke (tel 09/252 59 19)

- een minimaal gebruik van eindige grondstoffen

PCBT, Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke (tel 051/27 32 50) PCG, Karreweg 6, 9770 Kruishoutem (tel 09/381 86 86)

- een veelzijdige bedrijfsstructuur met een kringloop die zo goed mogelijk gesloten is - landbouwhuisdieren zoveel mogelijk vrijlaten in hun soorteigen gedrag - de producent de kans geven om een leefbaar inkomen te verwerven; zorgen voor een democratische consumentenprijs en een leefbaar inkomen voor elke schakel tussen producent en consument.

Hoe kun je die doelstellingen praktisch verwezenlijken?

- zorgen voor een levende, vruchtbare bodem

- toepassen van preventieve gewasbescherming door middel van cultuurmaatregelen zoals vruchtwisseling, gewas- en rassenkeuze - bemesten met organische meststoffen, groenbemesters en natuurlijke mineralen


- kiezen voor grondgebonden productiesystemen en grondverbonden mestbeheer

Kiezen voor een gemengd of een ontmengd bedrijf?

- onkruidbestrijding met behulp van mechanische en/of thermische middelen

In het landbouwecosysteem zijn twee kringlopen te herkennen die allebei een opbouw-, afbraak- en mineralisatiegedeelte hebben. De eerste is de kringloop van plantaardige productie via veevoer en dier naar de bodem en dan weer terug naar plantaardige productie. De tweede is de kringloop van plantaardige productie via gewasresten en composthoop naar de bodem en weer terug naar plantaardige productie. Op een bedrijf zonder vee grijpt enkel de tweede kringloop plaats, terwijl op een gemengd bedrijf beide kringlopen terug te vinden zijn.

- geen gebruik maken van chemisch-synthetische bestrijdingsmiddelen en kunstmest - geen gebruik maken van chemisch-synthetische toevoegingen in veevoer en van groeistoffen en hormonen - geen gebruik maken van genetische modificatie in de productietechnieken en -middelen.

Wat is de meerwaarde van de biologische productiemethode? De biologische landbouwmethode gebruikt de lokale natuur zonder de samenhang en het evenwicht ervan onherstelbaar te verstoren. Ze houdt steeds rekening met de bodemvruchtbaarheid en het milieu. Daarom zorgt ze ook voor een ruimere vruchtwisseling, gebruik van groenbemesters en organische bemesting. De onkruidbestrijding gebeurt voornamelijk mechanisch of thermisch. In de veeteelt ligt de nadruk op dierenwelzijn, preventieve gezondheidszorg en biologisch geteeld veevoeder.

Het gemengde bedrijfstype is het biologische bedrijf bij uitstek. De mineralenkringloop wordt zoveel mogelijk gesloten gehouden. Dat wil zeggen dat er steeds een sluitende relatie bestaat tussen enerzijds de voederbehoefte en anderzijds de mestproductie. Het gesloten bedrijf is minder afhankelijk van buitenaf en zorgt zoveel mogelijk zelf voor veevoeders en mest. Indien dit niet te realiseren is op één bedrijf, kunnen een aantal bedrijven regionaal als koppelbedrijven functioneren.

De biologische landbouwer benut het zelfregulerend vermogen van het landbouwecosysteem maximaal. Hij teelt met respect voor mens, dier, gewas en cultuurland. Net als elke andere ondernemer zoekt hij daarvoor naar de economisch meest rendabele weg. De normering en regelgeving rond biologische landbouw steunen op deze principes. Sleutelwoorden bij de bedrijfsvoering zijn: werken aan de bodemvruchtbaarheid, preventie en natuurlijke evenwichten.

Agro-ecologische meerwaarden - door grondverbonden mestbeheer zijn mestoverschotten per definitie onmogelijk - door een efficiëntere omgang met stikstof worden de EU-nitraat-richtlijnen vlot gehaald - er is ruime aandacht voor dierenwelzijn en er is geen plaats voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) - ruimere teeltrotaties zorgen voor meer gediversifieerde landschappen en respecteren de natuur.

Socio-economische meerwaarden - een kortere afstand tussen consument en producent - minder nutriëntenimport en geen verstoring van de Noord-Zuidrelaties

- meer werkgelegenheid en kansen voor plattelandsontwikkeling.

| pag 9

- geen bijkomende milieukosten voor de gemeenschap


Biologische plantaardige productie

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | Ffruit | Februari 2011

| pag 10

Zoals reeds aangehaald: biologische land- en tuinbouw is een landbouwsysteem dat veel aandacht schenkt aan de samenhang tussen plant, dier, mens en omgeving. Dierenwelzijn, het behoud van de bodemvruchtbaarheid en het milieu staan centraal. Biologische land- en tuinbouw is gebaseerd op een ruime vruchtwisseling. Organische bemesting uit de biologische veehouderij en groenbemesters (bij voorkeur vlinderbloemigen) brengen de nodige stikstof aan voor een evenwichtige plantengroei. Rassenkeuze (resistente variëteiten), een goede bodemgesteldheid, een ruime vruchtwisseling en een aangepaste bemesting zijn belangrijke teeltmaatregelen in de gewasbescherming. De onkruidbestrijding gebeurt mechanisch of thermisch. Tenslotte stelt de biologische boer de normen voor een biologisch bedrijf ruimer en is met name de integratie van het bedrijf in de natuurlijke omgeving en in de maatschappij een belangrijk aandachtspunt. De algemene basisprincipes werden reeds genoemd, hoe deze in de praktijk vertaald worden vindt je hieronder wat verder uitgewerkt. Ongeacht welke richting je in de toekomst met je bedrijf uitgaat, blijft het belangrijk deze basisprincipes in het achterhoofd te houden.

Een gezond teeltplan steunt op vruchtwisseling Een zorgvuldig samengestelde vruchtwisseling is de basis van gezonde gewassen en het behoud van de bodemvruchtbaarheid. Een gezond teeltplan besteedt erg veel aandacht aan : • voldoende ruimte (minimum 1/5) • verschillende gewassen van verschillende families • de afwisseling van veeleisende gewassen (naar nutriënten en structuur) met minder eisende gewassen • de opvolging van gewassen volgens hun N-behoefte, wortelstelsel, onkruiddruk, … • voldoende plaats voor structuuropbouwende gewassen.

Gemiddelde mestinhoud van enkele mestsoorten (kg per ton mest) N

P2O5

K2O

Drijfmest zeugen 3,9

3,8

4,2

rundvee

4,4

1,8

5,5

Vaste mest vleesvarkens

10,1

7,2

7,8

zeugen

4,5

8,7

4,2

rundvee (loopstal)

6,5

2,5

10,5

rundvee (grupstal)

4,5

3,8

3,5

Hoe maak je de bodem op een biologische wijze vruchtbaarder? De biologische teelt gebruikt geen chemisch-synthetische meststoffen en bestrijdingsmiddelen, maar zorgt ervoor dat planten in optimale omstandigheden kunnen groeien. Als bioboer moet je de bodem dus zo vruchtbaar mogelijk houden. De vruchtbaarheid van de bodem hangt af van het bodemtype, de bodemstructuur, de pH, de voedingstoestand, het gehalte aan organische stof, het humusgehalte, het bodemleven… Je bouwt de vruchtbaarheid van de bodem op door de vruchtwisseling, maar ook door te zorgen voor maaivruchten. Deze brengen leven en structuur in de bodem (en vergen geen intensieve grondbewerking in voor- en najaar). De voedingstoestand en het humusgehalte worden op peil gehouden door middel van stalmest, vlinderbloemigen en groenbemesters. Een vlinderbloemige kan tot 450 kg N per ha per jaar uit de lucht vastleggen. Een deel hiervan wordt afgevoerd bij elke maaibeurt. Wanneer de stoppel ingewerkt wordt, komt 50 tot 125 kg N beschikbaar voor de volgteelt. Andere groenbemesters werken vooral als vanggewas en verbeteren de structuur: bodembedekking tijdens de winter voorkomt uitspoeling van nutriënten en erosie en


draagt bij aan de opbouw van het gehalte aan organische stof. Er wordt bij voorkeur gewerkt met een teeltplanbemesting: na een N-leverende voorteelt en een bemesting met stalmest is de bodem klaar voor N-eisende gewassen. Voor gewassen met een lagere N-behoefte wordt dan niet bemest. Organische handelsmeststoffen (sojameel, bloedmeel…) worden niet gebruikt als basisbemesting omdat ze te duur zijn. Organische handelsmeststoffen zijn wel interessant voor een eventuele bijsturing in de loop van het groeiseizoen. Een belangrijke parameter voor de voedingstoestand in de bodem is de pH. De pH is sterk afhankelijk van de structuur, maar moet in elk geval hoog genoeg zijn voor een evenwichtige plantengroei. Net als in de gangbare landbouw kun je de pH bijsturen op basis van een bodemanalyse. Zeewierkalk kan worden gebruikt om te voldoen aan de kalkbehoefte. Via de dierlijke mest wordt voldoende fosfaat aangevoerd om de afvoer te compenseren. Algemeen moet je in je teeltplan streven naar een goede kalivoorziening. Kali versterkt immers de weerstand van je planten tegen ziekten en plagen. De kalibehoefte kan worden ingevuld met haspargit, kaïniet, patentkali, ... Kieseriet kan interessant zijn voor gronden waar makkelijk Mg-tekort optreedt. Zodra de voedingstoestand in de bodem op peil is, komt het erop aan het evenwicht via de bemesting te bewaren. De aanvoer van mineralen moet dus ongeveer gelijk zijn aan de afvoer. Als je werkt met organische meststoffen, is dat niet zo eenvoudig. Opletten dus.

Zaaizaad en plantgoed

Het zaaizaad en het vegetatief teeltmateriaal moeten afkomstig zijn van biologische landbouw. Eveneens kan er gebruik gemaakt worden van uitgangsmateriaal afkomstig van een productie-eenheid die zich in de fase van omschakeling naar de biologische landbouw bevindt. Indien de producent kan aantonen dat dit teeltmateriaal niet verkrijgbaar is in biologische kwaliteit, dit wil zeggen dat het niet in de databank http://www.organicxseeds.be staat, kan ontheffing verkregen worden. De producent moet een aanvraag indienen bij zijn controleorganisme en verklaren dat het teeltmateriaal niet verkrijgbaar is in biologische kwaliteit.

Voorkomen van ziekten en plagen

sterk genoeg om hun eigen weerstand op te bouwen. Dat is het uitgangspunt. Een vlotte groei steunt dus op een goede toestand en vruchtbaarheid van de bodem. Daarnaast vermindert een teeltrotatie die ruim genoeg is, de kans op bodemgebonden ziekten. Tevens voorkomt een evenwichtige bemesting (matige Nvoorziening, voldoende kalium…) schade door insecten en schimmels. Ziekten en plagen kunnen ook worden vermeden via andere teeltmaatregelen zoals rassenkeuze, plantafstand, zaaitijdstip…. Plagen zoals trips in prei worden in de biologische teelt in beperkte mate getolereerd. Voor plagen die je niet onder controle kunt houden, bestaan er een aantal biologische bestrijdingsmiddelen (voornamelijk pyrethrum en Bacillus thuringiensis) die onder bepaalde omstandigheden gebruikt mogen worden. Het verstuiven van gesteentemelen (o.a. basaltmeel) wordt wel eens gebruikt om planten te versterken.

Slimme onkruidbestrijding

In een biologisch bedrijf is onkruidbestrijding een absolute prioriteit. De biologische bestrijding van het onkruid maakt dan ook deel uit van het teeltplan en de arbeidsorganisatie en wordt al in een vroeg stadium aangepakt. Een belangrijk instrument in de biologische onkruidbestrijding is het ‘vals zaaibed’. Bij teelten die niet heel vroeg gezaaid of geplant worden (na april) kan het perceel al enkele weken voor het zaaien of planten klaargelegd worden. Heel wat onkruidzaden uit het zaaibed gaan dan al kiemen. Deze jonge onkruiden kunnen dan in het volle veld bestreden worden met wiedeg, cultivator, brander ... Goed ontwikkelde, meerjarige maaigewassen hebben een reducerend effect op de onkruidpopulatie. Ze zijn erg efficiënt tegen wortelonkruiden. De groei van het onkruid wordt beperkt door de felle loofontwikkeling van het maaigewas en het maaien van zware sneden. In gewassen met een snelle jeugdgroei (maïs, aardappelen, kolen…) gaat de mechanische onkruidbestrijding doorgaans vlot. Door wat later te gaan zaaien kan de jeugdgroei vaak nog versneld worden. Zaaigewassen zoals ui en peen zijn echter wat weerbarstiger. Mechanische onkruidbestrijding moet afgestemd zijn op de teelten en de bedrijfsomstandigheden. Je hebt dus verschillende toestellen en machines nodig: wiedeg, schoffelmachines, vingerwieder, aanaardploeg … Deze gereedschappen stellen je in staat om het manueel wegschoffelen of wieden van de laatste onkruiden zo veel mogelijk te beperken.

| pag 11

In de biologische teelt ligt de nadruk op het voorkomen en beheersen van ziekten en plagen. Als planten kunnen groeien in goede omstandigheden dan zijn ze


o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | AKKERBOUW - VOLLEGROND | december 2008

| pag 12

De omschakeling technisch bekeken De beslissing van een fruitteler om zijn of haar fruitbedrijf om te schakelen naar de biologische teelt is zelden een economische keuze. De subsidieregelingen voor omschakeling en de beklemmende financiële situatie in de gangbare teelt doen telers wel naar de economische mogelijkheden van biologische fruitteelt kijken, maar een afweging op economische gronden is slechts zeer globaal te maken. Teelt en markt zijn daarvoor te sterk in beweging. Productie en kwaliteit van biologisch fruit nemen de laatste jaren toe waardoor de kostprijs zou kunnen dalen. De intensivering van de teelt brengt ook extra kosten met zich mee. Cijfers over de in het verleden gerealiseerde financiële opbrengsten zijn niet bruikbaar omdat een toenemende kwaliteitsspiraal zichtbaar is in de markt, zonder dat de bijhorende middenprijzen stijgen. Kon enkele jaren geleden in het biologisch circuit bij wijze van spreken nog alles verkocht worden wat op een appel leek, nu stellen vooral de supermarktketens steeds hogere eisen aan uiterlijke kwaliteit en maattraject van het geleverde product. Subsidieregelingen lijken aanlokkelijk, maar zijn vergankelijk. Uiteindelijk zullen teelttechniek en afzet zodanig moeten worden ontwikkeld dat een financieel gezonde bedrijfsvoering mogelijk is. De bedrijfsvoering mag niet afhankelijk zijn van subsidies. Zoals gezegd is op dit moment alles in beweging. Vooral door het omschakelen van enkele grotere geïntegreerde fruitbedrijven naar de bioteelt en het goed functioneren van de kennisuitwisseling binnen de vakgroep biologische fruitteelt wordt er teelttechnisch vooruitgang geboekt. Maar voor de toegenomen productie moet ook afzet worden gevonden. Dat is niet eenvoudig want ook in de omringende landen schakelen fruitbedrijven om. Ook al is er dan de politieke wens om 10% biologische productie te realiseren tegen 2010, uiteindelijk bepaalt de markt voor hoeveel biologische productie er ruimte is.

van de fruitteler. Zonder dat zal hij zich in de biologische fruitteelt niet thuis voelen.

Omschakelingsplannen Tot nu toe zijn er in de praktijk voor de omschakeling naar biologische fruitteelt in Vlaanderen nog geen bedrijfsomschakelingsplannen geschreven. De bedrijven die de laatste 10 jaar omgeschakeld zijn, zijn er eenvoudigweg ingestapt en hebben kun kennis gaandeweg door het bezoeken van collega biotelers in binnen- en buitenland, door het volgen van cursussen en bijeenkomsten en vooral door veel vallen en opstaan ontwikkeld. Nu er de laatste jaren wat meer bedrijven zijn omgeschakeld ontstaat er meer ervaring en zal het in de toekomst wel mogelijk zijn de omschakeling beter te structureren en economisch door te rekenen. De inhoud van deze brochure geeft daar een aanzet toe.

Bio zonder vruchtwisseling Fruitteelt is een meerjarige cultuur. Een appelaanplant wordt gemiddeld na 12 tot 15 jaar vervangen, een perenaanplant gaat meer dan 30 jaar, zo niet een heel mensenleven, mee. Dat heeft grote consequenties en maakt dat de omschakeling van een fruitaanplant veel ingrijpender is dan het omschakelen van een akkerbouw- of groenteteeltperceel.

Dit alles maakt dat voor fruittelers de reden om biologisch te gaan telen doorgaans een strikt persoonlijke keuze is, ingegeven door idealen op het vlak van milieu, natuur en de ecologische kwaliteit van het stukje aarde waarop men iedere dag werkt. Of ook gedrevenheid vanuit de nieuwsgierigheid om te zien of er na 10, 15 jaar geïntegreerde teelt toch nog méér mogelijk is. Of zelfs argumenten zoals reactie op de gang van zaken in het wereldje van gangbare boeren en tuinders.

Vruchtwisseling is in de biologische landbouw het dragende principe om de opbouw van ziekten en plagen en de uitputting van de grond te voorkomen. Men zou kunnen denken dat juist door het meerjarig karakter van een boomgaard zich een evenwicht kan instellen tussen schadelijke en nuttige organismen, maar dat geldt slechts voor een beperkt aantal plagen. In de praktijk is de balans negatief. Een aantal plagen zoals appelbloesemkever, appel- en perenzaagwesp, boswantsen en fruitmot neemt van jaar tot jaar toe waardoor enkele jaren na de omschakeling oogstreducties van 50 % en meer kunnen optreden. Ook bewaarziekten, zoals chlorosporium, kunnen leiden tot een grote uitval. Door het niet kunnen toepassen van vruchtwisseling zijn in een biologische boomgaard meer ingrepen nodig om het plaagcomplex te beheersen dan in een biologisch akkerbouw- of groentegewas.

Hoe dan ook, omschakelende fruittelers hebben een stevige portie pioniersgeest nodig omdat er op veel vragen nog geen pasklare antwoorden zijn en ze heel veel zelf zullen moeten ervaren en ontwikkelen.

Een gedegen kennis van en een ecologische kijk op ziekten en plagen in de boomgaard zijn noodzakelijk. Indien je voorheen bewust geïntegreerde gewasbescherming hebt toegepast, vormt dat een zeer goede basis.

De omschakeling wordt in deze brochure vooral technisch beschreven. Toch is de belangrijkste omschakeling de omschakeling die in het hoofd moet plaatsvinden. ‘Bio’ moet passen bij de manier van leven en werken

Naast vruchtwisseling is de keuze van weinig ziektegevoelige en resistente rassen in de biologische landbouw een belangrijk principe om oogstreductie door ziekten en plagen te verminderen. Bij de omschakeling van een


bedrijf met eenjarige teelten is het mogelijk om onmiddellijk over te stappen op voor bioteelt geschikte rassen. De vervangingscyclus van een boomgaard van 12 jaar of meer maakt dat een fruitteler daarin niet flexibel is. De fruitaanplanten vertegenwoordigen een enorm kapitaal dat bij omschakeling versneld moet worden afgeschreven. Een nieuwe aanplant vraagt een grote investering. En de keuze van een ras moet zeer goed overwogen worden, want het is een keuze voor nog eens 12 jaar of langer.

Een levende bodem, een goede bodemstructuur en een aangepaste vocht- en luchthuishouding zijn noodzakelijk. Een slechte bodemstructuur leidt tot een grotere gevoeligheid van de boom, bijvoorbeeld voor kanker en kan tot meer bewaaruitval leiden. Administratief duurt de omschakeling in de fruitteelt 3 jaar. De opbouw van een voor biologische teelt geschikte bodem duurt zeker 5 jaar. In de praktijk zal het 10 jaar duren voordat een fruitbedrijf in al zijn facetten is omgeschakeld.

De omschakeling practisch bekeken

De omschakelingsdatum is de datum van schriftelijke aanmelding bij een certificerende organisatie. De teler vermeldt in een brief vanaf welke datum hij zich zal houden aan de regels voor de biologische fruitteelt. Kort daarna krijgt hij het eerste bezoek van een controleur van een certificerende organisatie (Certisys bvba (BE-BIO-01), TÜV Nord Integra (BE-BIO-02) , Quality Partner nv (BE-BIO-03)
en Control Union (BE-BIO-04))
. Dit heet een ingangscontrole.

Ik heb al contacten gelegd met de vakgroep biologische fruitteelt en heb me aangesloten bij een adviesdienst. Door alle bijeenkomsten, open dagen enz. bij te wonen heb ik heel wat kennis uit de praktijkervaringen van andere biotelers kunnen opdoen en ook voor mezelf kunnen uitmaken of ik me in die biowereld wel thuis voel. In overleg met een adviseur heb ik een globaal omschakelingsplan opgemaakt. Belangrijke elementen daarin waren: • Organische bemesting;

Deze datum is belangrijk. Fruit dat binnen 12 maanden na de ingangsdatum wordt geoogst moet als gangbaar fruit worden verkocht. Fruit dat daarna wordt geoogst, mag als ‘product in omschakeling naar de biologische teelt’ worden aangeboden. Pas het fruit dat 36 maanden na omschakeling wordt geoogst mag als ‘biologisch’ worden verkocht. Dit betekent in de praktijk dat het het handigste is om de ingangscontrole in augustus, vlak voor de oogst van de vroegste fruitsoorten te laten plaatsvinden en vanaf dat moment de regels voor biologische teelt te volgen. Voor zowel het product in omschakeling als het biologisch product kan het Biogarantie®-label worden aangevraagd.

• Investeringen in schoffelapparatuur, denkende maaier, eventueel mestverspreider;

Mogelijk stappenplan voor de omschakeling van een fruitbedrijf

De oogst heb ik als geïntegreerd fruit afgezet maar niet voor zeer lange bewaring bestemd want er werden geen laatste bespuitingen ter bestrijding van bewaarziekten meer uitgevoerd.

Uit het logboek van een omgeschakelde bioteler. Jaar 1 Dit jaar heb ik tot de oogst geïntegreerd geteeld, maar wel al met toepassing van verteerde organische mest en compost om het bodemleven te stimuleren en het organische stofgehalte te verhogen.

• Afzet van het fruit; • Vervangingsplan voor de boomgaarden: voor ieder jaar geldt dat indien de investeringsruimte het toelaat er geïnvesteerd moet worden in nieuwe aanplant van minder ziektegevoelige rassen. Welke rassen dat zijn en hoeveel van elk geplant moet worden is sterk afhankelijk van de afzetstructuur. In augustus heb ik dan de ingangscontrole voor de biologische teelt laten uitvoeren. Vanaf dan heb ik volgens het biologisch lastenboek gewerkt.

Jaar 2 Ik volg al vanaf de vorige oogst de regels voor de biologische fruitteelt. Ik heb bijzondere aandacht geschonken aan voldoende bemesting om de productieval in het volgende jaar op te vangen. In juli heb ik bladanalyses laten uitvoeren om de voedingstoestand van het gewas te volgen. In de biologische fruitteelt moet je veel meer | pag 13

Omschakelingsdatum


| pag 14

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | AKKERBOUW - VOLLEGROND | Februari 2011

vooruit zien, want snel corrigeren is zelden mogelijk.

ten goede te laten komen.

Door de reserves in de bomen en de bodem zal het productieniveau nog vergelijkbaar zijn met voorgaande jaren, maar de kwaliteit zal minder zijn. Mijn beeld van de mogelijkheden voor biologische productie in dit eerste productiejaar is bemoedigend. De oogst kan ik afzetten als ‘product in omschakeling’, maar de markt voor omschakelingsfruit is beperkt. Er komt pas laat in het afzetseizoen ruimte voor dit fruit. Op tijd plukken en goed bewaren (ULO) is dus de boodschap. Ik hou er rekening mee dat een deel van het product wellicht als geïntegreerd fruit zal moeten worden afgezet. Goede kansen voor afzet als geïntegreerd fruit zal ik dus niet laten liggen.

In een gangbare boomgaard, waar vrijwel uitsluitend met kunstmeststoffen wordt bemest, is de bodem lui en het bodemleven weinig divers. Het verdient aanbeveling om tijdens de omschakeling een bodemmonster te laten nemen door een laboratorium dat ervaring heeft met biologische teelten. In dit monster worden niet alleen op de gebruikelijke wijze de voedingsreserves en het organische stof gehalte bepaald, maar wordt ook gepeild naar de activiteit van het bodemleven en de naleveringscapaciteit voor stikstof.

Jaar 3 Het verloop van dit tweede omschakelingsjaar was soms ontmoedigend. De bomen zijn verzwakt en de bodem is nog niet zo actief dat gemakkelijk en op tijd stikstof wordt aangeleverd. Bladanalyses gaven een dramatisch beeld van de stikstofverzorging van het gewas. Ruime bemesting was noodzakelijk. Er was een sterke terugval in de productie en hier en daar maakte ik fouten in de gewasbescherming omdat het in de bioteelt allemaal veel nauwer komt dan in de geïntegreerde teelt. Vertaling van geïntegreerde productie naar bio blijkt toch niet zo eenvoudig als ik gedacht had……. Bio is anders! En dan moet ik het fruit ook nog als omschakelingsproduct zien af te zetten.

Jaar 4 Dit jaar had ik als vooruitzicht dat het fruit als gecertificeerd biologisch product mocht worden afgezet. Wel heb ik daar zelf veel tijd en aandacht in moeten investeren, o.a. door me aan te sluiten bij een afzetgroep om er gezamenlijk werk van te maken. De situatie in de boomgaard stabiliseert zich. Uit eigen ervaring is me nu duidelijk dat alles in de biologische fruitteelt zeer precies komt. Ik heb me daarop ingesteld: ik denk nu anders en beheers de teelttechniek al beter. Ook nu nog betekent kennisuitwisseling met collega’s een grote meerwaarde! Ik merk dat die uitwisseling ver reikt: er is veel contact tussen biologische fruittelers in Europa.

Bemesting Structuur en organische stof-gehalte In de gangbare en geïntegreerde fruitteelt worden de planten met direct opneembare (kunst)meststoffen gevoed. De bodem wordt vaak slechts gezien als een inert substraat dat zorgt dat de boom stevig verankerd is. Ze dient om de voedingsstoffen vast te houden en tijdig aan de plant af te geven. In de natuur is het vrijkomen van plantenvoedingsstoffen een onderdeel van de kringloop waarin de bouwstoffen van afstervende organismen opnieuw worden gebruikt. In de biologische fruitteelt worden daarom vrijwel uitsluitend organische meststoffen toegepast. Uit organische meststoffen worden door het bodemleven voedingsstoffen vrijgemaakt in de bodemoplossing. Een divers en evenwichtig bodemleven is een eerste voorwaarde om organische bemesting ook aan de boom

Het geven van organische mest en vooral van compost die rijk is aan micro-organismen dient tijdens de omschakelingsfase de opbouw van een gezonde bodem met een divers bodemleven te bewerkstelligen. De ervaring leert dat het minimaal 5 jaar duurt om de bodem in de boomgaard stabiel en gezond te krijgen. Jaarlijks wordt 10-20 ton organische mest of compost gegeven om zo het organische stofgehalte op peil te brengen en te houden, het bodemleven te stimuleren en voedingsstoffen toe te dienen.

Voeding De volgende tabel geeft een overzicht van de jaarlijkse onttrekking van voedingsstoffen door een appelboomgaard in kg/ha bij een opbrengst van 25-50 ton appels per hectare. Jaarlijkse onttrekking van voedingsstoffen door een appelboomgaard in kg. (Greenham 1980) N

P2O5

K2O

CaO

MgO

Vruchten

15-30

5-10

40-70

2-5

3-5

Hout

5

3

10

15

3

Totaal

20-35

8-13

50-80

17-20

6-8

Deze hoeveelheden mogen echter niet gezien worden als de jaarlijks te geven hoeveelheden voeding. Ook in de graszode worden voedingsstoffen vastgelegd en er zijn verliesposten door uitspoeling en vervluchtiging. Daarnaast is er een toevoer van voedingsstoffen door regen en verwering en een binding van stikstof door vlinderbloemigen. Er kan een globale balans worden opgemaakt van de jaarlijkse aan- en afvoer van voedingsstoffen in een biologische boomgaard.

Bemestingsplan Uit deze balans blijkt dat de totale hoeveelheden aan- en afvoer van de hoofdelementen door de jaarlijkse toevoer van 15 ton organische mest grofweg gedekt worden. Er zitten echter zeer ruime marges in de berekeningen die in praktijksituaties tot grote verschillen leiden. Voor een bemestingsplan is het in iedere situatie noodzakelijk de balans op te maken, rekening houdend met de grondsoort, de uitslagen van bodem- en bladanalyses en de bemestingsgeschiedenis. Ook de boomstrookbehandeling die wordt toegepast en eventuele wortelsnoei zijn hierbij van belang. In Nederland is recentelijk een adviesbasis opgesteld voor de interpretatie van bladanalyses


op biologische fruitbedrijven. Bij het opstellen van het bemestingsplan moet er ook op worden gelet dat de wettelijk toegestane maximale stikstof- en fosfaatgiften niet worden overschreden.

meestal een relatief of door omstandigheden ingegeven gebrek. Een tekort kan optreden door: onder andere een te lage pH, natte grond, onevenwichtige K-Mg-beschikbaarheid.

De controleorganisaties vragen van de biologische fruittelers jaarlijks een bemestingsplan. Er mogen alleen meststoffen gebruikt worden die vermeld worden in bijlage II.A van de Europese verordening voor de biologische landbouw. Bovendien moet de aangevoerde organische mest bij voorkeur afkomstig zijn van biologische veehouderijbedrijven. Bij uitzondering en na overleg met de controleorganisatie mag ook gebruik gemaakt worden van mest van als zodanig erkende extensieve veehouderijbedrijven. Het toepassen van bladbespuitingen met sporenelementen is uitsluitend toegestaan na aangetoond gebrek (bladanalyses) en toestemming van de controleorganisatie.

Het Mg-gehalte van appelbladeren is in de zomer meestal goed. Rond de bloei kan een tijdelijk gebrek optreden dat kan worden ondervangen door (preventief) enkele bespuitingen met bitterzout uit te voeren. Daarvoor is toestemming van de controle-organisatie nodig.

Bepalend is niet de jaarlijks beschikbare hoeveelheid N maar de hoeveelheid die tijdens het groeiseizoen vrij komt, of nog specifieker de beschikbaarheid van N in het voorjaar (april-juni). Doordat de bodem dan nog koud is, is de nalevering uit oude kracht nog gering en kan gemakkelijk een N-tekort optreden. De mineralisatie van N uit de organische stof in de bouwvoor kan worden versterkt door de boomstrook al voor de bloei te schoffelen en er moeten aanvullend snelwerkende N-meststoffen worden toegepast om in die periode voldoende N voor de boom beschikbaar te maken (bijvoorbeeld: bloedmeel, kippenmestkorrels of Maltaflor). Zelfs met deze maatregelen worden in de praktijk de streefwaarden voor N in de gewasanalyses niet gehaald. Dat is één van de redenen voor tegenvallende en onregelmatige productie op biologische fruitbedrijven.

Fosfaat (P2O5) De totale fosfaataanvoer dekt de behoefte van appel en peer. Daarbij komt dat ook bij een geringe beschikbaarheid van fosfaat in de bodem, de boom in staat is voldoende fosfaat op te nemen. De fosfaatgehaltes van appelbladeren op biologische bedrijven zijn altijd voldoende tot hoog.

Kalium (K2O) In de balans lijkt de Kalium-behoefte maar net te worden gedekt door de kalitoevoer. In de praktijk blijken de kaliumgehalten in bladanalyses van biologische bedrijven goed tot hoog te zijn. In combinatie met een zwakke Magnesium- en Calciumverzorging valt het echter ongunstig uit. De kaligift wordt best afgestemd op het advies dat is gegeven op basis van de bodemanalyses. De meeste gronden hebben een regelmatige kaligift nodig. Voor appel gemiddeld 100 kg K2O per hectare, voor peer het dubbele.

Magnesium (MgO) De nalevering van Magnesium is sterk van het bodemtype en de omstandigheden afhankelijk. Mg-tekort is

In de volgende tabel worden de voor de fruitteelt belangrijkste meststoffen genoemd. Er zijn er weliswaar meer en er worden ook veel organische mengmeststoffen op de markt gebracht. De meeste biologische fruittelers geven echter de voorkeur aan de meststoffen uit de onderstaande tabel. Vooral de vraag “Hoe zorg ik er voor dat er in het voorjaar voldoende N voor de boom ter beschikking komt?” speelt bij het maken van een bemestingsplan de hoofdrol.

Belangrijkste meststoffen voor de biologische fruitteelt (*)De biologische wetgeving legt normen op wat betreft de inhoud aan zware metalen bij groencompost. Deze zijn iets strenger dan momenteel met GFT gegarandeerd wordt. De teler is verantwoordelijk voor eventueel bijkomende analyses.

Onkruidbeheer De fruitbomen, de bodem en de kruidvegetatie vormen een systeem waarin de biologische fruitteler ingrijpt. Teeltmaatregelen hebben meer consequenties dan de direct zichtbare en bedoelde effecten. Het is de opgave van de fruitteler om het systeem zo goed mogelijk te doorzien en per perceel de beste beheersmaatregelen te treffen. Grassen en kruiden concurreren met de vruchtboom om water en voedingsstoffen. Het accepteren van gras of kruiden onder de bomen leidt dus tot minder groei en lagere producties. Niet alleen bij M9 maar ook bij iets sterkere onderstammen als M26 en MM106. Het voordeel daarentegen van een boomstrook met bloeiende kruiden is dat daardoor de diversiteit van natuurlijke vijanden (wantsen, sluipwespen, gaas- en zweefvliegen) toeneemt en dat sluipwespen langer leven indien ze zich met nectar kunnen voeden. Dit is ook duidelijk aangetoond. Deze algemene toename van natuurlijke vijanden heeft echter in onderzoek niet geleid tot het minder optreden van plagen. Enkele waardplantwisselende plagen zoals groene appelwants en roze appelluis komen zelfs meer voor in boomgaarden met een kruidenondergroei. Zolang het voordeel van een gevarieerde kruiden-ondergroei onder de vruchtbomen niet wetenschappelijk is aangetoond en de nadelen als een lagere produc| pag 15

Stikstof (N)

Meststoffen


o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | AKKERBOUW - VOLLEGROND | Februari 2011

| pag 16

tie en het versterkt optreden van enkele plagen wel duidelijk aangetoond zijn, kiezen we er in de biologische fruitteelt voor om de boomstrook belangrijke perioden van het jaar onkruidvrij te houden. Op sommige zeer krachtige gronden kan het mogelijk of zelfs wenselijk zijn gras onder de bomen te laten groeien, maar dit is een uitzondering. In de regel leidt een kruidlaag tot een te sterke verzwakking van de boom, te lage N-gehalten in de bladeren en bijgevolg tot onregelmatige en te lage productie. Wel is de kleuring en de bewaarbaarheid van fruit van bomen die ‘in het gras staan’ beter en is er minder chlorosporiumrot. Uit onderzoek is gebleken dat een onkruidvrije strook onder de bomen van 1 meter breed voldoende is om tot een optimale productie te komen. Het is in de biologische fruitteelt gebruikelijk deze strook ten minste van april tot juli onkruidvrij te houden. Het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen is uiteraard niet toegestaan. Maar ook het gebruik van biologische onkruidbestrijdingsmiddelen op basis van zouten of organische vetzuren wordt door controle-instanties niet geaccepteerd.

Schoffelen Op verreweg de meeste biologische fruitbedrijven wordt de grond onder de bomen van april tot juli zoveel mogelijk onkruidvrij gehouden met een schoffelmachine. Schoffelen in het voorjaar neemt niet alleen de wortelconcurrentie weg in een voor de boom belangrijke periode voor voedselopname, maar stimuleert ook de mineralisatie waardoor meer N voor de boom beschikbaar komt. Onbedoelde consequenties van schoffelen in het voorjaar kunnen echter zijn dat nesten van oorwormen in de bodem worden verstoord, de natuurlijke regulatie van luizen wordt verzwakt, en problemen met bijvoorbeeld bloedluis worden versterkt. In juli is het door het doorhangen van de onderste takken niet meer mogelijk om te schoffelen zonder vruchten te beschadigen. Bovendien kan de opkomende onkruidvegetatie het teveel aan gemineraliseerde N opnemen en daarmee bodemvervuiling door uitspoeling van nitraat voorkomen. Vanaf juli worden de boomgaarden enkele malen gemaaid met een ‘denkende’ maaier (met zwenkarm en geleidingssysteem om dicht tegen de stammen te werken). Na de oogst wordt, als het weer het toelaat, nog één maal geschoffeld om problemen met ratten en muizen te verminderen en omdat de eerste schoffelbehandeling in het volgende voorjaar dan gemakkelijker verloopt. Voor het schoffelen van boomgaarden zijn vele machines in de handel, waarvan er slechts enkele in de praktijk echt voldoen. Dat betekent: - onder veel weersomstandigheden inzetbaar zijn, - goed tot vlak bij en tussen de bomen werken, - een redelijke rijsnelheid aankunnen, - geen kuilen graven of grond op de grasbaan brengen, - niet versmeren en niet opstroppen,

- slechts 5 cm diep werken, - bedrijfszeker zijn, - enzoverder. Het valt ten zeerste af te raden om op dit vlak te proberen het wiel nogmaals zelf uit te vinden. Hierin is door biologische fruittelers al teveel leergeld betaald. Het ontwikkelen van een goede schoffelmachine is erg moeilijk en kan in kritische periodes heel wat tijdverlies opleveren door technische problemen. Er zijn nu ook tweezijdige werkende machines die in de praktijk goed werken. Eénmaal voor de bloei en 2 tot 3 maal na de bloei wordt een schoffelbehandeling uitgevoerd. De rijsnelheid van een rotorfrees is 2,5-3 km/uur wanneer met de taster tussen de bomen moet worden gewerkt en 5-7 indien alleen langs de bomen wordt geschoffeld.

Witte klaver De fruitteeltafdeling van het Louis Bolk Instituut (Nederlands onderzoeksinstituut voor biologisch landbouw) doet onderzoek naar de mogelijkheid van de inzaai van witte klaver onder fruitbomen als permanente, weinig concurrerende ondergroei. Veel andere gewassen die als ondergroei geprobeerd zijn, bleken wel met de boom te concurreren of werden al snel overwoekerd door andere kruiden. Klaver concurreert niet met de boom om voedingsstoffen en kan een bijdrage aan de N balans leveren door zijn N binding als vlinderbloemige. De ervaringen met dit systeem zijn dat de ondergroei het eerste jaar wel N uit de bodem onttrekt. Daarmee moet voor het zaaien van de klaver rekening worden gehouden. Na enkele jaren treedt, afhankelijk van omstandigheden en grondsoort, veronkruiding van de klaver op. De veronkruiding moet worden voorkomen door deze regelmatig op geschikte hoogte af te maaien. Klaverondergroei is een geschikt alternatief voor gronden met een goede vochtnalevering, of percelen waar water kan worden gegeven.

Mulchen Op verschillende proeftuinen in Europa is onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van mulchen met boomschors of ander organisch materiaal ter voorkoming van onkruid onder de bomen. Ook op de PCF Proeftuin voor Pit- en steenfruit in Velm werden dergelijke proeven gedaan. Dit werkt, is goed voor de groei en de productie, maar is kostbaar en bewerkelijk. Bovendien zal het organische materiaal de eerste jaren N aan de bodem onttrekken. Meestal vielen de resultaten tegen omdat het toegevoegde organisch materiaal de eerste jaren de stikstof aan de bodem onttrekt (immobilisatie).

Branders Allerlei soorten branders en zelfs behandelingen met heet water en stoom werden in de praktijk en op proeftuinen uitgeprobeerd om de boomstrook onkruidvrij te houden. Hierbij moet uiterst langzaam worden gereden en het kost veel energie. Het werkt bovendien veel korter dan schoffelen zodat minimaal 6 behandelingen per jaar nodig zijn. Vooral wortelonkruiden komen snel


Plantsysteem Buitenstaanders associëren biologische fruitteelt met hoogstamweiden waaronder vee graast. Natuurlijk is de biologische teelt de meest passende en logische beheersvorm voor landschappelijk waardevolle hoogstamboomgaarden. Maar het is omgekeerd niet zo dat hoogstamteelt de meest logische of beste vorm van biologische fruitteelt is. Het grote aantal arbeidsuren, dat nodig is voor de snoei en pluk van een hoogstamboomgaard en de lange aanlooptijd voordat een hoogstamboomgaard in productie gaat, hebben in de beroepsmatige fruitteelt tot de overgang naar laagstamplantages geleid. De voordelen van hoogstamplantages als zijnde van nature minder ziektegevoelig zijn nooit echt gebleken. Wel zijn de rassen van weleer die op hoogstam geteeld werden gemiddeld genomen minder gevoelig voor de belangrijkste ziekten. Een biologische fruitteelt die een reëel alternatief vormt voor de gangbare en geïntegreerde productie moet een goede kwaliteit tegen een redelijke kostprijs kunnen produceren. Dit is alleen mogelijk met intensieve plantsystemen en met gebruik van alle teelttechnische kennis die in de moderne fruitteelt aanwezig is. Hoewel het theoretisch wellicht zinvol zou zijn om in sommige situaties op M26 te planten, is M9 de meest gebuikte onderstam voor appel. Bij overgang naar biologische teelt neemt de groeikracht in de plantages af en is de vruchtmaat bij eenzelfde vruchtzetting ook iets kleiner. De appels zijn compacter. Een nog zwakkere onderstam als M27 komt daarom niet in aanmerking. Op professionele biologische fruitbedrijven komen zowel extensievere beplantingen voor met bomen op 2 x 4 meter, als zeer intensieve systemen met bomen op 3 x 0,5 meter. Bij de omschakeling vormen meerrijige plantsystemen en bedden een probleem omdat niet tussen de rijen geschoffeld kan worden. Omschakelende bedrijven proberen dit meestal op te lossen door tussen de boomrijen te maaien. Meestal echter wordt in het omschakelingsplan opgenomen dat deze aanplanten met voorrang vervangen worden door enkele-rij beplantingen. De meest gekozen afstand voor nieuwe appelbeplantingen zijn 3,5 x 1,5 meter of 3,25 x 1,25 meter, natuurlijk afhankelijk van de groeikracht van de gekozen variëteiten. Plantafstanden in de rij korter dan 1 meter vallen af te raden omdat de denker van de schoffelmachine en de maaier er dan niet meer tussen kan.

Steunmateriaal In de Europese verordening voor biologische productie worden géén regels gesteld voor het steunmateriaal dat in de fruitteelt wordt toegepast. Toch ligt het in de lijn van de teeltmethode om bij nieuwe beplantingen te kiezen voor niet chemisch behandelde palen en duurzame of vernieuwbare materialen te kiezen. Dat betekent bij voorkeur geen creosoot of gewolmani-

seerde palen. Kunststofpalen van gerecycleerde plastic zijn tot op heden geen succes. Er wordt voornamelijk gewerkt met palen van spanbeton, bamboe of hardhout.

Appel- en perenrassen In de biologische land- en tuinbouw is het gebruik van robuuste rassen die minder gevoelig zijn voor ziekten en plagen één van de belangrijkste maatregelen om de verliezen door het optreden van ziekten en plagen te beperken. In het voorgaande werd reeds uitgelegd dat door de lange vervangingscyclus het omschakelen op robuuste rassen voor een biologisch fruitbedrijf een langdurig proces is en dat het kiezen van een ras grote economische consequenties heeft. Bij de marktkansen van fruitrassen spelen het uiterlijk en de smaak een veel grotere rol dan bij groenten en akkerbouwgewassen het geval is. Er is door biologische fruittelers in het verleden veel leergeld betaald door het (te vroeg) aanplanten van rassen die wel resistent waren tegen schurft, maar die kwalitatief onvoldoende bleken om een commercieel succes te zijn (Prima, Priscilla, Florina, Vanda). Enkele variëteiten uit de nieuwste generatie schurftresistente rassen kunnen zich in kwalitatief opzicht zeer goed meten met de toprassen Jonagold en Elstar.

Oude rassen De oudere variëteiten zijn gemiddeld genomen minder gevoelig voor de belangrijkste ziekten: schurft, meeldauw en vruchtboomkanker. Op verschillende plaatsen in Europa werden in de 70er en 80er jaren van de twintigste eeuw rassencollecties aangelegd waarin gezocht werd naar variëteiten die zowel kwalitatief goede vruchten leverden, als ongevoelig waren voor ziekten. Dergelijk onderzoek werd in België uitgevoerd (in Gembloux). Deze onderzoeken hebben géén variëteiten opgeleverd die én ongevoelig waren voor ziekten, én concurrentiëel waren in productie en kwaliteit t.o.v. de moderne appel- en perenrassen.

Bestaande rassen Binnen de nu commercieel geteelde variëteiten bestaan er grote verschillen in gevoeligheid voor de belangrijkste ziekten en plagen. De hoofdrassen Jonagold, Delbarestivalle, Golden en Gloster zijn zeer gevoelig voor schurft en daarom niet geschikt voor biologische fruitteelt. Oudere rassen (Boskoop, Cox’s Orange) en uit het voormalige Oostblok afkomstige variëteiten (Alkmene) zijn meer robuust tegen schurft en kunnen vanaf juni onbespoten blijven. Deze rassen kunnen op een biologisch fruitbedrijf worden aangeplant voor zover lokale teelt- en afzetomstandigheden dat toelaten.

Nieuwe resistente rassen In 1910 werd resistentie tegen schurft gevonden in wilde kleinvruchtige Malus-soorten. Vanaf 1945 werd deze door het Vf-gen bepaalde resistentie ingekruist in commerciële appelvariëteiten. De eerste kruisingsproducten en rassen (o.a. Prima en Priscilla) bleken kwalitatief onvoldoende, maar vormden de basis voor

| pag 17

weer terug. Het branden gaf nogal eens schade aan de onderstammen van vruchtbomen. Branden wordt dan ook slechts experimenteel toegepast.


Regels voor het behoud van Vf-resistentie: verder veredelingswerk. In de voormalige DDR en in Tsjechië waren fungiciden schaars en kostbaar en werd om die reden al vroeg begonnen met het inkruisen van weerstand tegen ziekten.

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | AKKERBOUW - VOLLEGROND | Februari 2011

| pag 18

De geringe schurftvatbaardheid (= veldresistentie) van een aantal gangbare en oude rassen (Boskoop, Alkmene, Discovery, Pirouette) wordt bepaald door meerdere genen. De resistentie van de commercieel belangrijkste schurftresistente appelvariëteiten berust slechts op één resistentiegen: het Vf-gen van Malus floribunda 821 werd ingekruist. In de schurftpopulatie in West-Europa is omstreeks 1980 een schurftstam ‘Ras 6’ ontstaan die de meeste Vf-schurftresistente variëteiten kan aantasten, maar niet de Malus floribunda 821 zelf. Rond 1995 is echter een schurftstam ‘Ras 7’ ontstaan die niet alleen de meeste schurftresistente rassen kan aantasten, maar ook de oorspronkelijke resistentiedrager Malus floribunda 821. De schurftstammen 6 en 7 komen algemeen voor in de fruitteeltgebieden in noord-west Europa. Omdat deze schurftrassen ook Jonagold aantasten, is het aannemelijk dat de stammen 6 en 7 een onderdeel uitmaken van onze normale schurftpopulatie. Vf-resistentie is uiterst belangrijk voor de biologische fruitteelt, maar kan worden doorbroken.

Resistentiemanagement Om te voorkomen dat de resistentie wordt doorbroken moeten een aantal teeltmaatregelen worden genomen. Daar moet al bij de planning van de aanplant rekening mee gehouden worden. Het ras dat geplant wordt, verandert natuurlijk niet. Het doel van de maatregelen is om de kans op aanpassing van de schurftschimmel in de boomgaard door recombinatie of import van genen te minimaliseren.

De belangrijkste schurftresistente appelrassen De afgelopen 15 jaar werden op fruitteeltproeftuinen in Europa ruim 200 schurftresistente appelrassen beproefd en vergeleken met de gangbare rassen. Het overgrote deel van deze rassen kan zich niet meten met de kwaliteit van de gangbare rassen en bieden voor de biologische fruitteelt géén alternatief. Zelfs over die paar rassen die de onderzoeksinstellingen aanbevelenswaardig vinden, zijn de meningen verdeeld. Het is voor de telers bij de keuze van rassen uiterst belangrijk informatie van veel verschillende bronnen te raadplegen en te vergelijken alvorens een beslissing te nemen.

1. Vf-resistente appelrassen niet gemengd planten met schurftgevoelige rassen.

Plant de Vf-rassen in een aparte boomgaard. Gebruik schurftresistente rassen of resistente siermalussen als bestuivers. Creëer buffers (afstand, windschermen, peren) tussen de Vf-aanplant en de rest van het fruitbedrijf. Deze maatregelen houden de schurftdruk in de Vfboomgaard zo laag mogelijk en de genetische basis van de schurftpopulatie zo smal mogelijk.

2. Voor de bloei enkele bespuitingen uitvoeren

Wanneer de meeste ascosporen vrijkomen, is er de grootste kans dat er enkele ‘aangepaste sporen’ tussen zitten en moet een bespuiting worden uitgevoerd. De meeste schurftresistente rassen zijn meer of minder gevoelig voor meeldauw. Deze bespuitingen zijn in veel gevallen voldoende om de meeldauwaantasting in de zomer op een aanvaardbaar niveau te houden.

3. Bedrijfshygiëne

Bladvertering bevorderen door het versnipperen van afgevallen blad in de herfst. Dat verlaagt de schurftdruk in het volgende voorjaar. Door schurft aangetaste vruchten en bladeren plukken en verwijderen. Deze aangetaste vruchten en bladeren zijn zéér gevaarlijk en moeten vernietigd worden omdat de vlekken door Ras 6 of Ras 7 veroorzaakt zijn. Modelstudies en praktijkervaringen bewijzen dat door deze maatregelen toe te passen zelfs nadat er in een Vf-resistente beplanting schurft is gevonden, toch met een minimaal gebruik van fungiciden biologisch fruit geproduceerd kan worden.

• Bij volledige rijpheid gele grondkleur. • Gestreepte blos. De vrucht is minder mooi dan Elstar/ Jonagold. • Pluk eind september- begin oktober. • Bewaarbaar tot in mei. • Weinig beurtjaargevoelig. • Zwakke groei, gemakkelijke boom. • Nadelen: Gevoeligheid voor roze appelluis, Gloeosporium, soms stip. Komt laat op kleur. • 2 maal doorplukken is noodzakelijk.

Topaz

Santana

Een Tsjechische kruising uit 1984 tussen de rassen Rubin en Vanda. Dit is het resistente ras dat door biologische fruittelers in Europa van Zuid-Tirol tot in Denemarken het meest wordt aangeplant.

Is een Nederlands ras dat in 1978 werd gewonnen uit een kruising tussen Elstar en Priscilla. Komt vooral in Nederlands onderzoek als zeer goed naar voren en wordt tot nu toe ook vooral in Nederland op biologische fruitbedrijven aangeplant. In het Belgische onderzoek waardeert men de smaak en kwaliteit van Santana maar ervaart men problemen bij de bewaring van de vruchten. In productieomvang is Santana op de Nederlandse biologische bedrijven het derde ras. In België tot nog toe slechts sporadisch aangeplant.

• Zoet-zure appel die door smaakpanels als gelijkwaardig aan Elstar wordt beoordeeld en in de handel veel gevraagd wordt. • Harder dan Elstar, productieniveau vergelijkbaar met Elstar.


• Harder dan Jonagold en Elstar. • Succesvolle verkoop via grootwinkelbedrijf.

• sterk groeiende boom Ook het proefstation te Gembloux beschikt over enkele veelbelovende vF-resistente rassen, met als voornaamste AG90.

• Niet beurtjaargevoelig.

Perenrassen

• Productie hoger dan Elstar, iets lager dan Jonagold.

De hoofdrassen Doyenne du Comice en Durondeau zijn weinig geschikt voor biologische fruitteelt. Durondeau is zeer gevoelig voor schurft. Bij Doyenne is de productie bij biologische teelt minder dan 50% van die bij een geïntegreerde teelt.

• Geel-groene ondergrond. Mooie blos, aantrekkelijke vrucht. • Pluk half september. • Afzet tot in januari. Naar het optimale bewaarregime wordt nog onderzoek gedaan. • Gemakkelijke kleuring, in één of twee maal plukken. • Zeer weinig gevoelig voor roze appelluis. • Weinig sorteeruitval. • Nadelen: onzekerheid over juiste bewaarregimes, gevoeligheid voor meeldauw.

Initial Een ras uit het veredelingsprogramma van het Franse INRA Instituut in Angers ontstaan uit een kruising tussen Gala en Redfree. In Noord Frankrijk is de afgelopen jaren redelijk wat Initial aangeplant op biologische bedrijven. Helaas werd in 2001 in Noord-Frankrijk de resistentie doorbroken en is ondertussen op Initial ook veel schurft opgetreden. Het is een triploïd ras met een mooie kleur (Jonagoldachtig), goede vruchtmaat en productie. Het is een herfstras dat eind augustus - begin september geplukt wordt en een kort uitstalleven heeft. Initial wordt slechts zeer beperkt op Belgische biologische bedrijven aangeplant.

Collina Een Nederlands ras gewonnen door de Limburgse biologische fruitteler Mart Vandewal. Waarschijnlijk uit een kruising tussen Elstar en Priscilla. Het is een vroeg ras dat al begin augustus geplukt kan worden. In 2002 is door een aantal Nederlandse en Belgische biologische fruittelers Collina geplant. • Mooie, goed smakende appel. • Ongeveer een maand bewaarbaar. Naar bewaarmogelijkheden en uitstalleven wordt nog onderzoek gedaan. • Ervaringen beperkt. Waarschijnlijk redelijke productie en niet erg gevoelig voor beurtjaren. • Zeer weinig gevoelig voor roze appelluis.

Pirouette (Rubinstep) • pluk begin september • veldresistent tegen schurft • zeer harde appel • een goede smaak • een rustiek uiterlijk

Conference is een van de minder schurftgevoelige perenrassen, maar krijgt de laatste jaren toch schurft. De biologische teelt van Conference is uitsluitend mogelijk indien men bereid is regelmatig en ook in de zomer behandelingen met een lage dosering koper uit te voeren. Er is bij biologische fruittelers interesse om het ras Concorde aan te planten omdat dit ras kwalitatief goed is en tot op heden zeer weinig schurft krijgt.

Plantmateriaal De opkweek van een nieuwe aanplant blijkt veel moeilijker dan onder geïntegreerde omstandigheden. De groeikracht valt vaak tegen waardoor het te lang duurt voordat er productievolume is. Dat betekent dat met zeer goed plantmateriaal vertrokken moet worden. Ook al is dat in aankoop duurder, het verschil wordt al in het eerste productiejaar terugverdiend. In principe is het gebruik van biologisch plantmateriaal verplicht. Alleen als de gevraagde ras-onderstamcombinatie of de gevraagde boomkwaliteit niet te verkrijgen is, kan men bij de controle-instelling ontheffing krijgen voor het planten van gangbaar gekweekte bomen. Tot voor kort was de kwaliteit van de bomen van biologische kwekerijen zo zwak dat de voor de professionele biologische fruitteelt benodigde boomkwaliteit niet leverbaar was, en er vrijwel altijd gangbare bomen moesten worden geplant. Ondertussen zijn er zowel in België als in Nederland boomkwekerijen die biologische bomen voorzien. Zowel het aanbod als de kwaliteit is daardoor verbeterd. In de toekomst kunnen er binnen de Europese regelgeving inzake biologische productie geen ontheffingen meer worden verleend voor het planten van gangbare bomen op biologische bedrijven. Het wordt dan zaak om als biologische fruitteler ruim op tijd (2 jaar van te voren!) bindende afspraken te maken met biologische boomkwekers over de opkweek van plantmateriaal.

Gewasbescherming Indien in een boomgaard géén bestrijdingsmiddelen meer worden toegepast treden verschuivingen op in het plaagcomplex. Luizen, spint, roestmijt en perenbladvlo worden minder belangrijk doordat de natuurlijk regulatie toeneemt. Enkele andere plagen zoals appelbloesemkever, appelzaagwesp en fruitmot nemen echter van jaar tot jaar toe en kunnen na enkele jaren meer dan 50% oogstreductie geven. Deze verschuiving is al gekend van de geïntegreerde teelt, maar in de

| pag 19

• Ook Santana wordt door smaakpanels even hoog als Elstar gewaardeerd.


biologische teelt zet dit proces nog sterker door. Schurft en meeldauw treden in een biologische boomgaard niet minder op dan in een geïntegreerde boomgaard en vragen dus van af de eerste dag een gerichte aanpak. In de biologische fruitteelt mogen uitsluitend gewasbescherminghulpstoffen worden toegepast die zijn opgenomen in de bijlage II.B van de Europese verordening voor biologische productie. Bovendien moeten deze middelen ook een erkenning als gewasbeschermingsmiddel in België hebben.

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | Ffruit | Februari 2011

| pag 20

Schurft De beschikbare koper- en zwavelverbindingen werken uitsluitend preventief en moeten dus vlak voor een schurftinfectie worden toegepast. Zwavel is zwak tegen schurft en is beneden 12 °C volstrekt onvoldoende effectief. In het voorjaar zijn koperverbindingen de belangrijkste middelen. Koper is al in zeer lage dosering effectief ter voorkoming van een schurftinfectie, mits het vlak voor de infectie wordt toegepast. Actuele informatie van een schurftwaarschuwingssysteem is noodzakelijk om de juiste beslissingen te kunnen nemen. De meeste biologische telers gebruiken hiervoor het computerprogramma RIMpro en gebruiken voor de berekeningen weergegevens van nabijgelegen automatische weerstations. Op appel wordt na de bloei overgeschakeld op zwavel omdat koper verruwing kan geven. Op peer wordt ook na de bloei koper toegepast omdat de hoofdrassen Conference en Doyenne slecht zwavel verdragen, waardoor bladschade en vruchtval optreedt. Schurftbestrijding op gangbare rassen in de biologische teelt is moeilijk en vraagt veel bespuitingen. Vaak is de bestrijding zelfs dan nog niet sluitend. Vandaar de grote nadruk op het opstellen van een omschakelingsplan dat de overgang naar minder gevoelige rassen op het bedrijf structureert. Bedrijfshygiëne in de vorm van het opruimen en versnipperen van gevallen blad in de herfst helpt aantoonbaar bij het beheersen van de schurftontwikkeling.

Meeldauw Meeldauw is relatief gemakkelijk met zwavel te bestrijden, mits voldoende vroeg in het voorjaar wordt gestart. Neemt de meeldauwaantasting toch toe in de zomer, dan is het noodzakelijk om de aangetaste scheuten weg te knippen omdat anders de infectiedruk te hoog wordt om met zwavelbehandelingen voldoende succes te kunnen halen.

Bewaarziekten Koper mag ook in de zomer worden toegepast. Toch worden in de regel op biologische bedrijven kort voor de oogst geen specifieke behandelingen ter bestrijding van bewaarziekten uitgevoerd. Bedrijfshygiëne, nauwkeurig plukken, goede bewaaromstandigheden en zo vroeg mogelijk afzetten zijn de belangrijkste maatregelen om verliezen door bewaaruitval te beperken.

Er loopt veelbelovend onderzoek naar de mogelijkheden van na-oogstbehandeling met antagonisten en het behandelen met heet water. Naargelang de te behandelen variëteit moet zowel de temperatuur als de tijdsduur van dompelen aangepast worden. Vooral voor Topaz wordt deze heetwaterbehandeling toegepast ter voorkoming van bewaarrot. De uitval door bewaarziekten kan groot zijn en zelfs tot 30% van het bewaarde product betreffen.

Fruitspint, wantsen, schildluizen Een behandeling met minerale olie vroeg in het voorjaar is vrijwel standaard op biologische fruitbedrijven ter bestrijding of onderdrukking van vele schadelijke insecten, zonder veel effect op natuurlijke vijanden. Minerale olie lijkt niet te passen binnen biologische teelt, maar is wel toegestaan. Koolzaadolie is in verschillende vormen ook geprobeerd, maar was minder effectief.

Rupsen van bladrollers, wintervlinder en voorjaarsuil Rupsenplagen kunnen momenteel slechts onderdrukt worden door het gebruik van Bacillus thuringiënsis preparaten. De meeste bladrollersoorten zijn echter weinig gevoelig voor dit middel en de werking is zeer temperatuursafhankelijk. Ondertussen is ook feromoonverwarring toegelaten.

Boswantsen Momenteel is één van de grootste plagen bij perenteelt de aanwezigheid van boswantsen. De peren worden sterk misvormd, hebben een stenig vruchtvlees waar ze aangeprikt zijn en zijn niet meer te verkopen. Voorlopig is er nog geen effectieve bestrijding mogelijk en moeten de boswantsen manueel uit de bomen geklopt worden.

Overige plagen Voor het reguleren van aantasting door overige plagen zijn momenteel geen middelen in België toegelaten. Door de vakgroep biologische fruitteelt wordt de toelating van een aantal essentiële hulpstoffen voor de biologische fruitteelt bepleit. De hoeveelheid door schurft en insecten beschadigd fruit is groter dan bij geïntegreerde teelt en zal gemiddeld tussen 5 en 10 % bedragen. Er komen echter ook uitschieters voor indien bijvoorbeeld de bladrolleraantasting, de schurftaantasting of het bewaarrot uit de hand loopt. Het beperken van de aantasting vraagt inzicht en een zeer secure aanpak.

Economische aspecten Het is onmogelijk hier concrete gegevens in te vullen omdat alles afhankelijk is van de individuele bedrijfsomstandigheden, de boomgaarden, de keuzes die gemaakt worden en de capaciteiten van de teler. Naarmate er meer bedrijven zijn omgeschakeld en er ervaring ontstaat met het omschakelen van fruitbedrijven zal het mogelijk zijn hier concrete getallen in te vullen.


Arbeid De arbeidsbehoefte voor biologische fruitteelt is hoger dan voor gangbare teelt. Deze extra arbeid zit in diverse teelthandelingen: • Mechanische onkruidbestrijding (3-5 x per jaar). • Handmatige onkruidbestrijding (1 x per jaar). • Handdunning (sterk afhankelijk van het ras). • Bedrijfshygiëne: kanker uitsnijden, meeldauwknippen, enz. • Sorteren (mindere kwaliteit maakt meer sorteerwerk). • Afzet.

Directe kosten De kosten voor aanschaf van organische meststoffen liggen hoger dan voor gangbare teelt. De kosten voor gewasbeschermingsmiddelen liggen op een vergelijkbaar niveau.

Investeringen De extra investeringen in apparatuur bij de omschakeling naar biologische fruitteelt zijn: • Schoffelmachine (5000 - 12.000 1). • Denkende maaier. • Mestverspreider (eventueel samen met andere telers of huren). De grootste investering is echter het versneld afschrijven van bestaande aanplanten en de aanleg van nieuwe boomgaarden.

Opbrengsten en kwaliteit De kilogramopbrengst van biologische percelen is 50 tot 80% van de gangbare opbrengst. De verschillen tussen de bedrijven zijn groot en de productie is minder regelmatig. Er is meer uitval door ziekten en beschadigingen en het fruit is vaak ruwer dan dat van geïntegreerde bedrijven.

is om biologische bomen van voldoende kwaliteit te vinden. Plantmateriaal van slechte kwaliteit is altijd te duur. De prijzen voor biologisch fruit liggen hoger dan voor gangbaar, maar gangbaar moet veel afleveren onder de kostprijs. Het is niet mogelijk hier vaste verhoudingen aan te geven. De prijs voor biologisch fruit beweegt zich rond een euro per kilogram, maar de markt staat zwaar onder druk.

De afzet van biologisch fruit in Vlaanderen Tot voor enkele jaren kende Vlaanderen slechts enkele biologische fruitbedrijven. Zij verkochten hun fruit in eigen winkel en leverden aan natuurvoedingswinkels. De mindere kwaliteit werd in eigen beheer verwerkt en verkocht. Doordat in 1999 en 2000 enkele grotere geïntegreerde fruitbedrijven omschakelden naar biologische fruitteelt, is het productievolume sterk toegenomen en moesten nieuwe markten worden gevonden. Enkele supermarktketens zoals Colruyt, Bio Planet en Delhaize hebben besloten biologisch fruit te verkopen, maar stellen veel hogere kwaliteitseisen dan het traditionele afzetcircuit van de natuurvoedingswinkels. Bij het invullen van de vraag van de supermarktketens moeten de Belgische biologische fruittelers niet alleen concurreren met Europese collega’s uit bijvoorbeeld Nederland en Italië; er is ook aanbod van biologisch fruit van zeer goede kwaliteit uit Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en Argentinië. Het groeipotentieel van de markt is moeilijk in te schatten. Marktstudies geven een zeer rooskleurig beeld van de afzetkansen maar in de praktijk blijkt het aardig druk in de markt. Een fruitteler die omschakelt naar biologische fruitteelt zal zelf veel energie moeten steken in het ontwikkelen van zijn afzet. Overleg met collega’s-bioboeren kan hierbij helpen of een andere mogelijkheid is contact op te nemen met de ketenmanager van BioForum Vlaanderen. Voor namen en adressen van afnemers en leveranciers willen we verwijzen naar de online databank www.biobedrijvengids.be waar op de tab ‘Boer Zoekt’ producten contactgegevens te vinden zijn.

Het is een ongeschreven wet in de biologische fruitteelt in Europa dat op klasse 2.1 gesorteerd en verhandeld wordt. Vruchten met geringe uiterlijke beschadigingen door schurft, rupsen of verruwing mogen worden meegeleverd. De prijzen die genoemd worden voor biologisch fruit zijn die voor klasse 2. Het is echter duidelijk merkbaar dat met name supermarkten strengere eisen stellen waardoor vrijwel altijd klasse 1 geleverd moet worden.

| pag 21

Grove berekeningen leiden tot een kostprijs voor het verkoopbare bioproduct die minimaal 50% hoger ligt dan die voor gangbare productie. Bijvoorbeeld plantgoed is grofweg 25% duurder. Dat het duurder is, is niet zo’n probleem. Een groter probleem is dat het moeilijk


Steunmaatregelen van de overheid

Subsidiebedragen per Omschaketeeltgroep (euro/ha) ling (1)

Bio (2)

Bio 5+ (3)

Eénjarige akkerbouwen ruwvoederteelten

600

360

240

In België geldt sinds 1994 een systeem waarbij Belgische landbouwers en tuinders, die de biologische productiemethode invoeren of verder toepassen en een aanvraag voor de biologische productiemethode indienen, rechtstreeks kunnen worden gesubsidieerd middels hectaresteun.

grasland

450

150

120

Eénjarige groententeelten tot en met 2,50 ha

1000

800

495

Eénjarige groententeelten boven 2,50 ha

1000

700

380

De producenten, zowel in hoofdberoep als in nevenberoep, kunnen verbintenissen van 5 jaar aangaan voor het verkrijgen van de subsidiebedragen zoals vermeld in Tabel 1. Deze subsidie wordt toegekend voor verbintenisperiodes van 5 jaar. Vanaf het 6de jaar en voor zover de reglementering het op dit ogenblik toelaat, kan een nieuwe verbintenis voor 5 jaar afgesloten worden.

Beschutte teelten

1650

990

790

Meerjarige groentenen fruitteelten (4)

900

620

555

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | ALGEMEEN GROENTEN |

Februari 2011

| pag 22

Hectaresteun biologische landbouw

De land- of tuinbouwer doet de jaarlijkse aangifte van de percelen biologische productiemethode via de verzamelaanvraag en volgens de richtlijnen en toelichtingen bij de verzamelaanvraag. De verzamelaanvraag geldt tegelijkertijd als aanvraag tot uitbetaling. (Dit is de verzamelaanvraag voor het verkrijgen van de bedrijfstoeslag, voor de agromilieumaatregelen/ beheersovereenkomsten en voor de mestbankaangifte.) De formulieren met bijhorende toelichtingsbrochure worden verstuurd door het Agentschap voor Landbouw en Visserij.

http://lv.vlaanderen.be De verzamelaanvraag kan ook online ingediend worden via het e-loket.

https://www.landbouwvlaanderen.be Voor bijkomende informatie over de subsidiemaatregel biologische productiemethode kan u zich richten tot uw buitendienst van het Agentschap voor Landbouw en Visserij, Afdeling Markt- en Inkomensbeheer. De omschakeling moet gestart zijn en aangemeld zijn bij een erkend controleorgaan ten laatste op de uiterste indieningsdatum van de verzamelaanvraag van het betrokken jaar om in aanmerking genomen te worden als eerste jaar.

(1) eerste twee jaren na start omschakeling, drie jaren voor meerjarige fruitteelten. (2) derde, vierde en vijfde jaar na omschakeling, vierde en vijfde jaar voor meerjarige fruitteelten. (3) zesde en volgende jaren na omschakeling. (4) De subsidie kan niet worden toegekend als de fruitopbrengst van hoogstammige fruitbomen die meer dan vijf jaar geleden werden aangeplant, niet wordt gecommercialiseerd.

Investeringssteun Investeringssteun: de overheid biedt zowel kapitaalsubsidie (tot 38%!) als rentesubsidie voor investeringen in de biologische landbouw voor zover die gericht zijn op milieuvriendelijkheid, dierenwelzijn of diversificatie. Ook voor het opstarten van samenwerkingsverbanden kan VLIF-steun verkregen worden.

Bedrijfsontwikkelingsplan en bedrijfsbegeleiding Om u een idee te geven van wat de omschakeling naar de biologische productiemethode voor uw bedrijf zou betekenen, biedt de Vlaamse Overheid een subsidie aan voor het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan. Deze subsidie aanvragen verplicht de landbouwer niet tot omschakeling. Deze vergoeding dekt een gedeelte van de kosten en bedraagt (anno 2010) 868 euro per bedrijf. Om na omschakeling de biologische teelt maximale slaagkans te geven biedt de Vlaamse Overheid een subidie aan voor bedrijfsbegeleiding met minimaal drie bedrijfsbezoeken per jaar. Een landbouwer kan maximaal 5 jaar een beroep doen op deze subsidie voor bedrijfsbegeleiding die 496 euro per jaar bedraagt (anno 2010). Indien u hiervoor interesse heeft, contacteert u een erkend centrum voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw. Enkel de door de Vlaamse Overheid erkende centra komen hiervoor in aanmerking.


Subsidie controlekost Vlaanderen legt aan de controleorganisaties, erkend voor controle in de biologische productiemethode, bijkomende voorwaarden op voor het uitvoeren van een minimaal aantal analyses en steekproefcontroles omdat dit bijdraagt tot een efficiĂŤnt en sluitend controlesysteem. Deze voorwaarde zorgt echter ook voor een verhoging van de controlekost. Om enerzijds de kwaliteitsgaranties te behouden, maar anderzijds de Vlaamse biologische marktdeelnemers niet langer de meerkost te laten dragen heeft Vlaams Minister van Landbouw beslist om een subsidie toe te kennen. Meer info bij BioForum Vlaanderen of bij de Vlaamse Overheid, afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling.

| pag 23

http://lv.vlaanderen.be/


Nuttige adressen Voor een actuele adressenlijst van instanties en van gecertificeerde biologische bedrijven kan je steeds terecht bij de online databank van BioForum Vlaanderen vzw: www.biobedrijvengids.be.

Vlaamse overheid - beleidsdomein landbouw & visserij

Ellipsgebouw - Koning Albert II-laan 35, bus 40 • B-1030 Brussel • http://lv.vlaanderen.be Vlaamse Overheid, Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) - Biologische Landbouw

o m s c h a k e l e n n a a r d e b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | ALGEMEEN GROENTEN |

Februari 2011

| pag 24

Strategisch Plan Biologische Landbouw Marie Verhassel Brigitte Becu Elfi Laridon Malgorzata Szulc Ellipsgebouw 6de verdiep tel 02/552 78 77 • fax 02/552 78 71

marie.verhassel@lv.vlaanderen.be brigitte.becu@lv.vlaanderen.be elfi.laridon@lv.vlaanderen.be malgorzata.szulc@lv.vlaanderen.be

Europese Wetgeving biologische productie Elfi Laridon Ellipsgebouw 6de verdiep tel 02/552 79 19 • fax 02/552 78 71

elfi.laridon@lv.vlaanderen.be

Vlaamse wetgeving, importmachtigingen, afwijkingen, controle-organisaties biologische productie Vanessa De Raedt Ellipsgebouw 6de verdiep tel 02/552 78 86 • fax 02/552 78 71

vanessa.deraedt@lv.vlaanderen.be

Vlaamse Overheid, Agentschap voor Landbouw en Visserij - Markt- en Inkomensbeheer - Aangiftes

Hectaresteun (verzamelaanvraag) Karla Timmermans Ellipsgebouw 3de verdiep tel 02/552 75 38 • fax 02/552 75 11

karla.timmermans@lv.vlaanderen.be

VLIF - Vlaams landbouwinvesteringsfonds (Structuur en Investeringen) Johan De Schryver Ellipsgebouw 4de verdiep tel 02/552 74 70 • fax 02/552 74 71

johan.deschryver@lv.vlaanderen.be

Beroepsverenigingen en keurmerkbeheer BioForum Vlaanderen vzw Quellinstraat 42 • 2018 Antwerpen

www.bioforum.be voor alle afdelingen Coördinatie Producenten An Jamart tel 03/286 92 65 • fax 03/286 92 79

an.jamart@bioforum.be

Coördinatie Biobedrijfsnetwerken Koen Dhoore tel 0494 99 21 85

koen.dhoore@landwijzer.be

Coördinatie Verwerkers Elke Denys tel 03/286 92 72 • fax 03/286 92 79

elke.denys@bioforum.be

Coördinatie Verkooppunten Marijke Van Ranst tel 03/286 92 67 • fax 03/286 92 79

marijke.vanranst@bioforum.be

BioForum is ook medebeheerder van het nationale privaatkeurmerk Biogarantie® BioForum Vlaanderen/Biogarantie® Quellinstraat 42 • 2018 Antwerpen Martine Van Schoorisse tel 03/286 92 69 • fax 03/286 92 79

martine.vanschoorisse@bioforum.be


Certisys bvba (BE-BIO-01)

Fruittuinweg 1 • 3800 Sint-Truiden tel 011/69 70 80 • fax 011/69 71 10

Blaise Hommelen
 K. Maria Hendrikaplein 5-6 • 9000 Gent
 tel 09/245 82 36

charles.deschaetzen@pcfruit.be

Symorganic (Bodemmanagement)

TÜV Nord Integra (BE-BIO-02)

symorganic@gmail.com

info@certisys.eu • www.certisys.eu Annick Cnudde
 Statiestraat 164 A • 2600 Berchem
 tel 03/287 37 60 • fax 03/287 37 61

info@tuv-nord-integra.com
• www.tuv-nord-integra.com

Quality Partner nv (BE-BIO-03)
 Samya Aweis 
 Rue Hayeneux 62 • 4040 Herstal
 tel 04/240 75 00 • fax 04/240 75 10

info@quality-partner.be • www.quality-partner.be

Control Union (BE-BIO-04)
 Wim Overlaet
 Abtsdreef 10B • 2940 Stabroek
 tel 03/232 49 70 • fax 03/232 75 42

Nico Vandevannet tel 0473/20 04 07

Wim Vandenberghe (Bedrijfsontwikkeling & Kleinfruit) Valkenberg 11c • 8970 Poperinge tel 0496/10 70 96

wim.vandenberghe5@pandora.be

De erkende centra voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw BioForum Vlaanderen vzw An Jamart Quellinstraat 42 • 2018 Antwerpen tel 03/286 92 65 • fax 03/286 92 79

an.jamart@bioforum.be

woverlaet@controlunion.com • www.controlunion.com

BoerenBond-consult

Vorming

Ignace Deroo Diksmuidsesteenweg 406/4 • 8800 Roeselare tel 051/26 03 85 • fax 051/26 03 89

Landwijzer vzw Algemeen vormingscentrum in de landbouw 2-jarige beroepsopleiding biologische landbouw Koen Dhoore Quellinstraat 42 • 2018 Antwerpen tel 03/281 56 00 • fax 03/281 56 01

koen.dhoore@landwijzer.be

Externe bedrijfsbegeleiding Bio Fruit Advies Marc Trapman Dorpsstraat 32 • NL 4111 KT Zoelmond tel +31 (0)345/50 33 00 • fax +31 (0)345/50 10 05

marc.trapman@biofruitadvies.nl

ignace.deroo@boerenbond.be

PCBT - Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt vzw Lieven Delanote Ieperseweg 87 • 8800 Rumbeke-Beitem tel 051/27 32 50 • fax 051/24 00 20

lieven.delanote@west-vlaanderen.be

PCG - Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt vzw Justine Dewitte Karreweg 6 • 9770 Kruishoutem tel 09/381 86 86 • fax 09/381 86 99

FarmDevelopment (Bedrijfsontwikkeling & Kleinfruit)

justine.dewitte@proefcentrum-kruishoutem.be

Marcel de Jong Kasteellaan 6 • 3450 Geetbets tel 493/50 12 15

Ambachtsweg 20 • 9820 Merelbeke tel 09/252 59 19 • fax 09/252 40 66

marcel.dejong@skynet.be

Proefcentrum Fruitteelt vzw (Diensten aan telers) Charles de Schaetzen

VAC - Vlaams Agrarisch Centrum vac@vacvzw.be

Consumentenorganisatie VELT vzw

Jan Van Noppen Uitbreidingstraat 392 C • 2600 Berchem

| pag 25

Controle & certificering


Biologische landbouw is een landbouwsysteem dat de samenhang tussen plant, dier en omgeving voorop stelt. Centraal staan de bodemvruchtbaarheid, milieu en dierenwelzijn. De interesse van boeren en tuinders voor de bioteelt is er wel degelijk, maar effectief omschakelen vinden ze vaak een te groot risico. Omschakelen naar de biologische teeltmethode is immers een ingrijpende stap in de bedrijfsvoering. Boeiend is het ongetwijfeld. Want wie zich verdiept in de principes van de biologische landbouw, ontdekt een landbouw die aan vele eisen van de moderne maatschappij voldoet. En de boer een enorme voldoening schenkt. Tenminste, als je je goed voorbereidt. Om goed gewapend de omschakeling aan te pakken, is er deze omschakelingsbrochure voor fruitteelt. Ze biedt een overzicht van de belangrijkste veranderingen die je bedrijf zullen omvormen tot een succesvolle biologische onderneming.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.