Perstribune u
MEDIAMAGAZINE
e 4,95
02/2014
Journalistiek in beweging
Arbeidsmarkt: Vrouwenbladen: Freelancer misbruikt? einde in zicht?
Camjo’s: Storystelling: Journalistieke alleskunners De toekomst?
Gastschrijver Angelo van Schaik: ‘Alles moet tegenwoordig gratis’
Bloggers: Vernieuwing of bedreiging?
Social Media: Column: Wie maakt het nieuws? Minder publieke omroep!
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Editorial
Twitteren onder de brug ‘Alle journalisten werkloos’, ‘Kranten vallen om, ‘De tijdschriftenmarkt stort in’, ‘Veel freelancers, weinig werk. De rampscenario’s over de toekomst van de journalistiek liggen voor het oprapen. Nog even en we liggen in een kartonnen doos onder de brug. Is de toekomst van de journalistiek echt zo deprimerend of zitten we gewoon in een overgangsfase? Natuurlijk verkeert de journalistiek in zwaar vaarwater, maar er zijn ook veel ontwikkelingen gaande. De opkomst van internet heeft voor veel veranderingen gezorgd. Wereldwijde informatie is nu beschikbaar met een paar muisklikken, al valt de muis ook bijna onder de noemer “antiek”. Internet neemt de papieren media over en daardoor verdwijnen veel banen. Wat doe je dan als journalist? Kruip je teleurgesteld in een hoekje met een zeldzaam krantje als troost? Of kijk je naar de nieuwe mogelijkheden? In het laatste geval moet je gebruik maken van de veranderingen. Dit kan door het bieden van orde en duiding te midden van de enorme hoeveelheid aan online informatie. Of je maakt van jezelf een alleskunner door interviewer, cameraman en geluidsman in één te zijn. Ook kun je mooie verhalen gaan schrijven, die tijdloos zijn en de drukke wereld doen vergeten. Naast journalisten maken meer mensen dankbaar gebruik van de moderne journalistiek. Bloggers bloggen alsof hun leven ervan afhangt. Terwijl blogs van oorsprong online dagboeken zijn, waardoor je eerder verwacht dat hun blogs afhangen van hun leven. En vooral de jongere generatie twittert, facebookt en googleplust erop los. Hoe verlopen al deze ontwikkelingen, hoe vallen ze samen? Lees het in deze Perstribune. Misschien geeft het een beetje vertrouwen in de toekomst van de journalistiek. En mochten we toch onder de brug belanden? Gedeeld leed doet toch net iets minder pijn. Jos Baas Hoofdredacteur De Perstribune
Inhoud pagina 03
4
INHOUD Actueel
25
6.
WAAROM GING TONE TER ZIELE?
10.
ONGERUSTHEID IN ITALIE OVER TOEKOMST JOURNALISTIEK
30. DAMESBLAD MOET INDEPENDENT WOMAN WORDEN
Ontwikkeling 4. CAMJO IS DE TOEKOMST 12. VERANDERINGEN IN DE JOURNALISTIEK
17. HET MISTERIE VAN DE VERHALENDE JOURNALISTIEK 22. FREELANCER BLIJKT MELKKOE VOOR WERKGEVER 20. WIE BEPAALT HET NIEUWS?
Ontspanning 25. MEDIANIEUWS
26. DOOR DE OGEN VAN JAN-WILLEM ZELDENRUST
30
28.
BLOGGEN VOOR PROFESSIONALS
34. COLUMN: TWEE PUBLIEKE ZENDERS: HET IS ZO GEK NOG NIET 16. COLUMN: VROEGER WAS ALLES BETER 35. COLOFON
28
20
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Ontwikkeling pagina 04
Camjo is de toekomst
Camerajournalist Henk Harding strijdt tegen conservatief H Ook het journalistieke werkveld is getroffen door de economische malaise. Het puinruimen is begonnen en vele banen worden geschrapt. Volgens Henk Harding, een van de oprichters van opleidingsbedrijf ProCamjo en eigenaar van Character Media, kunnen camerajournalisten een oplossing bieden. Alleen lijkt niet iedereen het hiermee eens te zijn.
H
DOOR SEBASTIAAN VAN DEN BOVENKAMP
et is 19 Augustus 1992. Henk Harding vertrekt met studiegenoot Eric Arends, tegenwoordig actief als verslaggever voor Argos, richting de toenmalige Sovjet-Unie. Het tweetal is zojuist afgestudeerd aan de School voor Journalistiek te Utrecht. “De periode was hetzelfde als nu. Nauwelijks werk. Iedereen van School van Journalistiek was per definitie werkloos,” aldus Harding. Twee dagen later arriveert het duo na een barre tocht in de hoofdstad van het immense land, net de dag dat Gorbatsjov werd afgezet. Hun eerste dag als journalist was een coup in Moskou. De telefoons staan roodgloeiend en iedere krant vraagt om hun verhaal. Het is de start van de indrukwekkende carrière van Harding.
Bij terugkomst haalt coryfee Aad van den Heuvel hem binnen bij de KRO. Na enkele omzwervingen bij onder andere ‘Ook Dat Nog’ richt de Almeerder in 2001 zijn eigen bedrijf Character Media op en start vier jaar ProCamjo met Kolijn van Beurden. Het balletje van de camerajournalistiek begint pas echt te rollen met ‘Uruzgan
“Vroeger was camjo een vies woord”
Kamp Holland, een docu-soap waarin zes Nederlandse militairen en hun thuisfront worden gevolgd tijdens de gevaarlijke ISAF-missie in Uruzgan. Ondertussen werkt Harding ook nog aan de formatontwikkeling van NCRV. Fantastische ideeën krijgen helaas geen kans. “Ik kreeg dan van de baas te horen dat het leuk klonk, maar hij het niet helemaal voor zich zag. Heel frustrerend. Maar dan laat ik het toch gewoon zien?” Met de hulp van kleine camera’s ging hij op een goedkope manier pilots maken. In die tijd was dat nog ongekend, Henk Harding was een pionier. Op dat moment werd hij gebeld door SBS. “Of ik voor Hart van Nederland een cursus kon geven. Ik had nog helemaal geen ervaring, maar in het land der blinden is eenoog koning. Het werd uiteindelijk fantastisch, een heel leuke cursus.” Camjo, afkorting voor camerajournalistiek, bestaat uit vier dingen: het video-, audio-, regie- en interviewgedeelte. Disciplines
Oprichter ProCamjo Henk Harding aan het werk als
die je volgens Harding goed moet beheersen volgens Harding wil je een goede camjo worden. “Als je daar stappen in kunt maken, word je steeds beter. Maar het is wel een vak. In Hilversum staat de regisseur hoger dan een camjo, maar camjo is vele malen moeilijker dan regie. Regie is maar een onderdeeltje. Bij camjo moet je veel meer dingen zelf doen. Als ik met een ploeg op pad moet, heb ik een dagje uit. Als camjo moet ik alles naar mijn hand zetten. Regie is in hiërarchie hoger dan camjo, maar eigenlijk is camerajournalistiek veel ingewikkelder.” Een voordeel van camjo is dat het goedkoper is . Vroeger was het misschien een vies woord, maar inmiddels speelt geld ook een
c
als
pagina 05
Hilversum Ondanks de mogelijkheden van een camjo neemt niet iedereen het vakgebied even serieus. Crit Pingen, Chef nieuwsdienst van de Limburgse omroep L1 is hier een voorbeeld van. Volgens Pingen is camerajournalistiek niet meer dan een hype. Harding kan weinig met de kritiek. Sterker
“Er breekt een heel mooie tijd aan voor camjo”
camerajournalist.
rol. “Ik heb altijd gezegd dat als je moet kiezen tussen een item wel of niet maken en het gaat om geld, dan ga je het toch maken als camjo. We leven toch in een markteconomie. Prijs blijft een ding. Als het niveau tussen camjo en cameraploegen steeds kleiner wordt, zal het voor bedrijven aantrekkelijker worden om voor het eerste te gaan vanwege de prijs.” De dynamiek lijkt ook een van de grootste krachten van de camjo te zijn. Geen oeverloos overleg over verschillende schijven, geen poldermodel: de camjo bepaalt. “Ik kan meteen actie ondernemen en de kwaliteit lijdt er niet onder. Vroeger was dat echt een drempel. “ Mede door technologische ontwikkelingen is de kloof met de profes-
sionele cameraman vele malen kleiner geworden. “Er is nauwelijks verschil meer. Als je weet wat je doet, kun je fantastische items maken.” Met een goede camera van een paar duizend euro en een goede laptop met editsoftware kan de jonge camjo volgens Harding de hele wereld aan. “Dat is het mooie van deze tijd. Alles gaat veel sneller, je hebt veel meer mogelijkheden voor beginnende journalisten. Wat dat betreft breekt er een heel mooie tijd aan. Tegenwoordig gebeurt ook alles op internet, alles is visueel ingesteld. Het heeft ook gewoon de mogelijkheden en dat vind ik ook weer mooi. Het geeft een concurrentiestrijd. De echt goede mensen komen altijd boven drijven.”
nog, hij veegt de Limburgse woorden met harde hand van tafel. “Flauwekul. Dat is vast een man van rond de vijftig jaar. Dat zijn mensen die niet meer willen leren. Zij zijn alleen maar bang om hun status te verliezen. Links en rechts worden ze ingehaald door jongeren.” Hoewel de mede-oprichter van CamjoPro niet van mening is dat cameraploegen ooit vervangen worden door camjo, moet de journalistieke wereld hun ogen ook niet sluiten voor de mogelijkheden die de camerajournalistiek biedt. “Je bent gek als je er geen gebruik van maakt. Mensen met camjo-ervaring hebben streepje voor. Zij kunnen namelijk visueel denken, in plaatjes.” Harding lacht nog enkele moment smadelijk om de woorden van Pingen. Alsof camjo geen mooie verhalen kan voortbrengen. Hij kan zo tien producties geven waar de Limburger likkebaardend naar kan kijken. Tijden veranderen. Vroeger waren er nauwelijks talentvolle camjo’s. De mensen waren er niet mee opgegroeid. Tegenwoordig is het nieuw, spannend en wordt er veel meer van je gevraagd. De nieuwe generatie camjo’s komt eraan. De mensen die nu op school zitten, kunnen in potentie betere camjo’s worden dan die er nu rondlopen. Zij zijn ermee opgegroeid. Harding weet het zeker: “Camjo is een blijvertje en gaat nooit meer weg. Afgeven op camjo is een verloren strijd.”
Perstribune
‘TONE HAD GEEN LEZERSPUBLIEK’
MEDIAMAGAZINE
Actueel pagina 06
pagina 07
Waarom ging Tone ter ziele? Binnen zeven maanden tijd was Nederland een journalistiek initiatief rijker én weer armer. Het digitale weekblad Tone ontstond met de beste bedoelingen, maar ging uiteindelijk roemloos ten onder. Waarom moest Tone verdwijnen? En wat zegt de aftocht van dit medium over vergelijkbare digitale media? DOOR YVO OSTERLOH
H
et is juli 2013. In de App Store van Apple duikt een opvallende app op. Het logo is donkerblauw en heeft een sierlijke witte ‘T’ in het midden. Tone is de naam. Een digitaal weekblad voor de iPad, opgezet door een groep Nederlandse journalisten. Het blad komt voor nog geen twee euro per nummer in de digitale kiosk liggen. Elke week zal er een nieuwe editie verschijnen, met daarin elf artikelen. Tone biedt de nieuwsgierige consument daarnaast de kans voor een klein bedrag losse artikelen aan te schaffen. Het eerste nummer is tevens gratis te downloaden. Nadat de eerste editie is verschenen, zullen de artikelen op de website achter een betaalmuur verdwijnen, maar Tone geeft potentiële klanten wel de kans de eerste regels van een artikel gratis te lezen voordat ze besluiten het artikel te kopen. ‘Een nieuw geluid in Nederland,’ zo luidt het motto van het digitale blad. Journalist Arno Laeven, één van de initiatiefnemers van Tone, verklaart: ‘’Tone is een journalistiek platform zonder hoofdredactie, zonder advertenties en zonder dominante ideologieën. Onze speerpunten zijn nieuwsverhalen, analyse en opiniërende artikelen en we hebben veel aandacht voor het buitenland.’’ Op de website stelden de makers dat lezers hier geld voor over zouden hebben: ‘’Want wat schaars is, is geld waard. Toch?’’
Enkele honderden abonnees We schrijven nu februari 2014. We zijn eenruime zeven maanden verder. Het medium was geen lang leven beschoren, want het digitale weekblad brengt deze maand zijn laatste reguliere editie uit. De website blijft nog wel even in de lucht. De vraag die zich onmiddellijk opdringt is: wat ging er nou precies mis? Laeven: ‘’Ons streven was om 20.000 abonnees te krijgen, maar we zouden al positief draaien bij 3500 abonnees. We hebben uiteindelijk slechts enkele honderden abonnees gekregen.’’ Wat schaars is, is dus niet zoveel geld waard. Maar waarom trok Tone te weinig betalen-
de lezers aan? De expertise van de auteurs zal ongetwijfeld niet hebben bijgedragen aan de teloorgang van het medium. Tone kreeg het namelijk voor elkaar grote namen uit de gevestigde journalistieke orde binnen te halen. Gerenommeerd interviewer Frénk van der Linden, publicist Petra Stienen en oud-hoofdredacteur van de NOS Hans Laroes verbonden hun naam aan het nieuwe journalistieke initiatief. Verder schreven niet alleen journalisten voor Tone. Ook aan het woord kwam bijvoorbeeld de wereldberoemde Amerikaanse econoom Nouriel Roubini. Het is uniek te noemen dat een persoon van zijn statuur voor een Nederlands medium schreef.
‘Aan de expertise van de auteurs lag het niet’ ‘Niemand kende Tone’ Maar waarom hebben zo weinig mensen dan een abonnement afgesloten? Alexander Pleijter is lector Journalistiek en Innovatie aan de Fontys Hogeschool in Tilburg en hoofdredacteur van de journalistieke weblog De Nieuwe Reporter. In juni schreef hij een artikel voor de weblog over Tone. Sindsdien heeft hij het medium nauwlettend in de gaten gehouden. Pleijter maakt een pijnlijke balans op: ‘’Niemand kende Tone. Het medium was totaal onbekend. Als je zoiets tot een succes wilt maken, zal je reclame moeten maken. Iedereen moet het kennen en je moet mensen ervan overtuigen waarom ze het moeten gaan gebruiken. Als mensen het niet kennen, kopen ze het niet. Tone had simpelweg geen lezerspubliek en dat heeft het de kop gekost.’’ Piet Bakker, lector Crossmedia en Journalistiek aan Hogeschool Utrecht, trekt daarnaast de inhoud van het digitale weekblad in twijfel: ‘’Het schortte bij Tone aan marketing, maar ook aan variatie in de artikelen. Tone telde te veel essays en columns en te weinig nieuwsverhalen met een urgente leeswaar-
de. Dat heeft niet bepaald bijgedragen aan de ontwikkeling van het medium.’’
‘Tone telde te weinig urgente inhoud’ Een nobel streven Initiatiefnemer Arno Laeven blikt terug op Tone: ‘’Als alle inkomsten gegenereerd worden door abonnees, dan moet je ze wel werven. En dat is ons onvoldoende gelukt. Daarnaast hebben we ons in het begin te veel gefocust op het verkopen van abonnementen. We merkten al snel dat mensen niet alleen voor content wilden betalen, maar ook ergens bij wilden horen. Eind november hebben we onze strategie daarom aangepast. We kwamen met de leus: ‘’Wij zijn Tone, sluit je aan.’’ Die nieuwe strategie heeft tot meer abonnees geleid, maar niet genoeg. Als we meer tijd hadden gehad, dan hadden we een grotere lezerskring op kunnen bouwen.’’ Dat Tone weinig marketing heeft bedreven, is volgens Laeven geen bewuste keuze geweest: ‘’We hebben in de korte tijd geen geschikte investeerder kunnen vinden om de reclame te kunnen bekostigen. Hier waren we nog naar op zoek.’’ Tone wilde terug naar de kern van de journalistiek. Geen commercie of poespas, wel keiharde journalistiek. De zakelijke kerngedachte van Tone viel af te lezen aan de applicatie en de website. De layout oogde zeer sober. De kleine pasfoto’s van de auteurs boven de artikelen en een sporadische foto bij het onderwerp vormde de enige visuele informatie. Alle afwisseling in de longreads kwam van het wit van de witregels. Tone was wel actief op social media als Twitter en Facebook en de artikelen waren los te koop via de digitale kiosk Blendl. De werkwijze van Tone was een nobel streven met de moordende concurrentie van de gratis journalistiek op het internet. Maar aangezien het medium na een paar maanden al ten onder is gegaan, mag gesteld worden dat deze manier van journalistiek bedrijven anno 2014 bij een nobel streven blijft.
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Actueel
Aanschuiven bij DWDD Het digitale dagblad De Correspondent, dat afgelopen september van start ging, bewijst dat de stelling die zojuist werd geponeerd misschien wel onterecht is. De Correspondent is in grote lijnen vergelijkbaar met Tone. De redactie bestaat uit bekende namen uit de journalistiek en uit het literaire milieu. Ook De Correspondent besteedt veel aandacht aan analyse, opinie, nieuwsverhalen en reportages. Het medium laat net als Tone geen advertenties toe, dus moeten alle inkomsten gegenereerd worden door de klanten die voor een relatief klein bedrag abonneren of losse artikelen aanschaffen. Maar De Correspondent doet het vooralsnog wél goed. Al ver voordat de eerste editie van het digitale dagblad online ging, hadden al tienduizenden Nederlanders een abonnement afgesloten. Hoe valt dit succes te verklaren met de pijnlijke aftocht van Tone in het achterhoofd? Pleijter: ‘De Correspondent heeft veel publiciteit gehad nadat er een item aan werd gewijd in De Wereld Draait Door. Rob Wijnberg, het brein achter De Correspondent, mocht hier reclame maken voor zijn nieuwe project. Naar DWDD kijken zo’n miljoen mensen per avond. Dan komt de boodschap wel over. Daarnaast heeft Wijnberg veel aanhangers overgehouden aan zijn tijd als hoofdredacteur van NRC.Next. Een cruciaal verschil dus met Tone, dat mede door eigen toedoen niet veel publiciteit heeft gekregen.’’ Bakker sluit zich bij Pleijter aan: ‘’Het helpt echt als je wekelijks bij dit of een vergelijkbaar programma aanschuift en mensen aan boord hebt die dat begrijpen. Tone is te voorzichtig begonnen en heeft dat dus nooit in de praktijk gebracht.’’
pagina 08
pagina 09
De toekomst Tone verdwijnt, maar wat zal de toekomst inhouden voor digitale media als De Correspondent? Pleijter: ‘’Dat weet nog niemand. De Correspondent doet het tot nu toe goed, maar zal na een jaar iedereen weer zijn abonnement verlengen? Dat wordt nog spannend.’’ Ook Bakker weet nog niet wat hij moet verwachten: ‘’Er gebeurt ontzettend veel op dit gebied er komen veel digitale media bij. Het is moeilijk te voorspellen hoe de situatie er over een paar jaar voorstaat.’’
Geert Groot Koerkamp Geert Groot Koerkamp is correspondent in Rusland. Hij schreef voor Tone meerdere artikelen, voornamelijk over Rusland en Azië. Hij vertelt over het werken voor Tone: ’’Als nieuwe journalistieke initiatieven zich aandienen zijn die altijd de moeite waard om te onderzoeken, omdat het niet goed gaat in de journalistiek. Soms moet je een sprong in het diepe doen en nieuwe wegen inslaan. Tone leek me een interessant en perspectiefrijk initiatief. Het was een uitdaging om een nieuw medium op te bouwen. Vrijwel wekelijks een flink analytisch stuk schrijven waar je je ei in kwijt kunt is mooi werk. Het is jammer dat het verdwijnt, maar er zullen ongetwijfeld soortgelijke initiatieven ontstaan in de komende jaren.’’
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Actueel pagina 10
Ongerustheid in Italië ov Angelo van Schaik werkt als correspondent in Italië. In 2001 verruilde hij Nederland voor de Italiaanse hoofdstad Rome. Hij werkt tegenwoordig als multimediaal freelancer voor onder meer de NOS en de VPRO. Vanuit het zonnige Zuid-Europese land laat Angelo voor Perstribune zijn licht schijnen over de veranderende journalistiek, en over de daarmee gemoeide geldstromen. Het is een interessante visie van Angelo van Schaik: ‘’Alles moet tegenwoordig gratis.’’
“P
ing. De mailbox. “Beste mijnheer Van Schaik. Ik ben die en die en werk voor een website en ik wilde u vragen of u iets zou willen schrijven over dat en dat onderwerp. Helaas hebben we daar geen budget voor.’’ Tring. De telefoon. “Goedemiddag mijnheer Van Schaik. Of mag ik Angelo zeggen? Ik ben van de radio. We willen graag dat je in de uitzending iets vertelt over Berlusconi. Lekker sappig weet je wel.’’ “Dat is goed, maar dat kost 150 euro.’’ “Oh, ik dacht dat je dat wel gratis zou doen.’’ Steeds meer van mijn tijd gaat op aan het beantwoorden van dit soort telefoontjes en mails. De vraag naar nieuws wordt steeds groter, – steeds meer radiostations, web-tv’s, blogs, kranten en tijdschriften hebben ruimte te vullen – , maar de budgetten worden met de dag kleiner. Dit is het twaalfde jaar dat ik het vak van correspondent uitoefen. Ooit maakte ik alleen radioreportages en kon daar van leven, inmiddels ben ik een multimediale correspondent. Ik schrijf, ik maak radio, ik maak televisie, ik ben cameraman en fotograferen doe ik er ook nog bij. Dat is leuk, maar het gaat wel ten koste van de
kwaliteit. Ik ben geen cameraman noch fotograaf en ook heb ik niet geleerd om televisie te maken. En dat is het probleem van de moderne, freelance correspondent. Om van je werk te kunnen leven moet je verschillende dingen kunnen en voor veel verschillende opdrachtgevers werken. Spreiding is het toverwoord, maar als er dan eens iets groots gebeurt, zoals het aftreden van een Paus, dan is er een probleem. Dan willen ineens al je opdrachtgevers dat je, exclusief, voor hen werkt. De teleurstelling
“Het wordt cool gemaakt door het camjo te noemen, maar het is armoe troef” en vaak woede is groot, als ze je ze meedeelt dat je die dag voor een ander op pad bent en dus niet beschikbaar bent. De moderne correspondent leert zichzelf allerlei technische vaardigheden aan om, vanwege de krimpende budgetten, nog wat verdienen. Tegelijkertijd probeert diezelfde correspondent zichzelf via Twitter en Facebook te profileren om nog meer po-
tentiële opdrachtgevers aan te trekken. Dit alles leidt af van het dagelijkse journalistieke handwerk en gaat, dus, ten koste van de inhoud. Als je in de gaten moet houden of het shot wel scherp is of het geluid wel goed opgenomen wordt, dan word je afgeleid van wat de geïnterviewde nou eigenlijk zegt en mis je net de mogelijkheid voor die ene cruciale doorvraag. Het gevolg is vervlakking van de journalistiek. Toch lijkt dat niet echt een probleem. De keuzes die de afgelopen jaren op redacties in Nederland gemaakt worden, zijn
pagina 11
v er toekomst journalistiek Veel collega’s, mijzelf incluis, steken uit een soort beroepseer eigen onbetaalde tijd in research. De vraag is hoe lang ze dat kunnen blijven doen. De verleiding om mooie verhalen te laten schieten voor goed betaalde commerciële klussen is groot. De schoorsteen moet toch roken, nietwaar? Als de uitgeverijen, omroepen en kranten deze bezuinigingstrend doorzetten ben ik somber gestemd over de toekomst van de buitenlandjournalistiek in het algemeen
“Soms zijn de teleurstelling en woede groot als ik meld dat ik niet kan”
en de positie van de correspondent in het bijzonder. Nu al wordt steeds meer buitenlandnieuws afgehandeld op de redactie in Nederland en worden de bijdragen van correspondenten, vanwege de kosten, tot een minimum beperkt. Het centraal stellen van een Nederlands uitgangspunt is daarbij een geliefde techniek. Daarmee kun je een groot deel van de onderwerpen afserveren.
financiële. Er wordt bijna nooit gekozen voor kwaliteit. Ooit werden televisiereportages gemaakt door vijf personen; een cameraman, een geluidsman, een regisseur en een journalist. De editor monteerde het geheel. Tegenwoordig doet de cameraman ook het geluid en soms de montage. Soms doet de journalist alles zelf. Dat wordt dan cool gemaakt door het ‘camjo’ te noemen, maar eigenlijk is het armoe troef. Een camjo kan in zijn eentje niet dezelfde kwaliteit afleveren als een journalist, een professionele cameraman en een professionele editor. Dat vind ik vrij erg.
“Het gaat niet meer om kwaliteit, maar om geld” Ik vind het van belang dat er een keuze wordt gemaakt voor kwaliteit en ik vind het van belang dat een nieuwsorganisatie investeert in research en goed onderzoek. Met de huidige budgetten is het niet mogelijk om goede research te doen en dat gaat ten koste van de kwaliteit.
De vraag is natuurlijk of een correspondent nog wel nodig is in deze wereld, waar we via internet alle hoeken van de planeet kunnen bezoeken. Ik denk, en dat zal jullie niet verbazen, dat een correspondent meer nodig is dan ooit. Lezen, zien, horen en weten van een plek op deze planeet wil niet zeggen dat het ook begrijpen is. Een correspondent is er om het bombardement aan informatie in een kader te plaatsen en begrijpelijk te maken voor de nieuwsconsument in Nederland. Het wordt tijd dat redacties in Nederland nadenken over hoe die nieuwsconsument zo goed mogelijk te bedienen en niet altijd op de kleintjes te letten. Je kan niet voor een dubbeltje op de eerste rang zitten.”
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Ontwikkeling pagina 12
“Vroeger had je nog tijd om de Twee oud-journalisten over de Ton van Ingen Schenau (80) en Homme Krol (74), twee oude rotten in het journalistieke vak. De voormalig dagbladjournalisten zagen en zien veel veranderingen en ontwikkelingen binnen de journalistiek. De eerste School voor Journalistiek, de digitalisering, de individualisering en een toenemende werkdruk. DOOR JOS BAAS
T
on van Ingen Schenau kwam pas in de journalistiek terecht toen hij met de fut ging. “Ik schreef erg veel voor mijn baan als hoofd P&O, maar een opleiding voor journalist heb ik nooit gevolgd. Een korte cursus, dat is alles.” Van Ingen Schenau denkt dat het tegenwoordig wel anders ligt. “Nu heb je echt een papiertje nodig voor een baan in de journalistiek.”
Praktijk of papiertje Begin jaren zeventig kwam de eerste School voor Journalistiek in Utrecht. “Dat was een goede verandering”, vindt Homme Krol. “Ik begon in 1961 als leerling bij Dagblad Kennemerland. Je kreeg een eendaagse cursus en de rest leerde je in de praktijk. Tijdens een opleiding leer je echter veel vaardigheden die steeds belangrijker worden. Bijvoorbeeld alle technische mogelijkheden, maar ook een scherp oog, vakkundigheid en de focus op kwaliteit.”
“Vroeger werkte ik met een typmachine en ging mijn artikel in de brievenbus” Krol ziet dat journalisten met een bepaald specialisme het goed doen tegenwoordig. “Er is zoveel informatie beschikbaar. Je kunt je niet meer op alle mogelijke onderwerpen focussen. Iemand met veel kennis over één discipline heeft een voorsprong op de rest.”
Van envelop naar email
De journalist als alleskunner
Die zee van informatie komt voornamelijk door de digitalisering. “Vroeger werkte ik nog met een schrijfmachine”, vertelt Van Ingen Schenau. “Als ik klaar was, deed ik mijn artikel in een envelop in een brievenbus en zo kwam het bij de redactie terecht. Later moest ik mijn bijdragen op een schijfje zetten en in de bus doen. Nu gaat het allemaal digitaal.” Het afdrukken gebeurde vroeger nog met handdrukpersen. In de jaren zeventig bestonden er al digitale printers, maar pas sinds eind jaren negentig kwamen deze in opkomst.
“De veranderingen vragen veel van de huidige journalisten”, zegt Ton van Ingen Schenau. “Journalisten moeten veel meer kunnen. Naast het schrijven van artikelen, moet je ook je foto’s en filmpjes maken. Dat zou ik echt niet allemaal kunnen.”
De digitalisering en de opkomst van internet hebben ervoor gezorgd dat nieuws snel voor handen is en dat de stroom van informatie ontzettend rap gaat. De huidige journalisten moeten hierop anticiperen. “Kranten die enkel nieuws brengen, redden het niet doordat internet tien keer sneller is”, vertelt Ton Van Ingen Schenau. “Ik zou het echt jammer vinden als kranten omvallen. Gewoon dat papier in je handen tijdens je kopje koffie ’s morgens. Maar veel jonge lezers denken daar helaas anders over.” Ook Homme Krol ziet dat jonge lezers eerder gaan surfen dan dat ze een krant pakken. “Daarom moet je juist inspringen op jonge lezers”, zegt Krol. “Dat doe je door de inhoud van de krant te gelde te maken. Je moet meer bieden dan puur het nieuws. Daarnaast moet je online informatie betaald zien te krijgen.” Krol vindt dat de aanpak van Rob Wijnberg met De Correspondent navolging verdient. “Wijnberg maakt gebruikt van professionele journalisten die kwaliteit leveren en daar willen mensen voor betalen.”
“Journalisten moeten tegenwoordig voortdurend alert zijn en snel produceren” “De werkdruk is enorm toegenomen”, beaamt Krol. “Je bent niet klaar na het schrijven van je artikel, want dan moet je nog stukken online zetten. Journalisten moeten tegenwoordig voortdurend alert zijn en heel snel kunnen produceren. Wij hadden vroeger veel langer de tijd om aan een artikel te werken en je had minder deadlines. Nu wordt je ingehaald door internet als je niet snel genoeg bent.” “Vroeger gingen we na het werk met alle collega’s de kroeg in”, zegt Krol lachend. “Daar heb je nu als journalist echt geen tijd meer voor. Je moet altijd paraat staan. Daarnaast is de collegiale losheid grotendeels verdwenen.”
Autonome cultuur Naast de toegenomen werkdruk is de individualisering ook een verklaring waarom er minder verbondenheid is tussen collega’s. “Die losse ontspannen sfeer van vroeger heerst vaak niet meer op redacties”, vertelt de voormalig dagbladschrijver Krol. “Bovendien heeft het flexwerken ervoor gezorgd dat steeds meer journalisten vanuit huis werken.”
pagina 13
e kroeg in te gaan na het werk� veranderingen in de journalistiek
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Ook Ton van Ingen Schenau noemt de individualisering als grote verandering in de journalistiek. “Niet alleen de verbondenheid met de werkplek en met collega’s neemt af, ook de verbondenheid met de lezers wordt steeds minder.” De democratiseringsbeweging in de jaren zestig en de industriële ontwikkelingen in de twintigste eeuw zorgden voor een autonome cultuur in de samenleving en ook voor een autonome cultuur in de journalistiek. Van Ingen Schenau zag die wisselwerking: “De steeds individualistischere samenleving maakt dat de journalistiek onafhankelijker en afstandelijker wordt. Deze afstand zorgt er vervolgens
Ontwikkeling pagina 14
weer voor dat lezers zich niet verbonden voelen met een krant of regio.”
De waakhond blijft staan Hoe zit het dan met de toekomst van de journalistiek? Komt het nog goed? “Ik denk van wel”, zegt Homme Krol. “We zitten nu gewoon in een overgangsfase.” Wel hoopt hij dat de overheid de journalistiek wil steunen. “Het gaat om de toekomst van het democratische proces en daar heeft ook de overheid baat bij.”
“De moderne journalist is een gids in de zee van online informatie”
“De journalistiek moet weer de functie van waakhond krijgen. Daar ligt de toekomst van de journalistiek”, vinden zowel Krol als Van Ingen Schenau. “De wereld is groter geworden door het internet”, vertelt Krol. “Informatie van over de hele wereld is online te vinden. Bovendien zijn jongeren heel actief op social media.” Hier komt de rol van de moderne journalist om hoek kijken. “De jongeren praten elkaar na en dan ontstaat er een sneeuwbaleffect. Mensen moeten een punt hebben waar ze horen hoe het écht zit, waar duiding en achtergrond wordt gegeven. De journalist van de toekomst moet dus als gids fungeren in de zee van nieuws en informatie. Als dat lukt, komt de journalistiek wel op zijn pootjes terecht.”
Entertainment pagina 15
Twee oud-journalisten over de veranderingen in de journalistiek
Waakhondfunctie in uitvoering Rob Wijnberg is hoofdredacteur van De Correspondent. Dit medium richt zich op de ontwikkelingen en dieperliggende structuren achter het nieuws. In een interview voor de blog ‘Blinde Paniek’ vertelt hij: “Een krant kan geen nieuws blijven brengen op de manier waarop teletekst of nieuwssites dat doen, want dan wordt de krant gewoon een heel trage versie van nu.nl. Nu is nieuws voornamelijk een verzameling in het oog springende gebeurtenissen, dingen die fout gaan of op de agenda staan. Wat ik mis, is de structuur er onder, een beetje meer van hoe de wereld werkt.” Specialisatie “De veranderingen in de journalistiek vragen om specialisatie. Ik zou wel willen betalen voor interviews van iemand die heel erg goed is in interviews, of voor het werk van een geweldige fact-checker. Voor de specifieke interesses en expertises van deze mensen, voor hun visie op de wereld, zou ik wel willen betalen.” Digitalisering “Voor contextgerichte journalistiek is een digitaal medium zeer geschikt, omdat je geen last hebt van genrebeperkingen – het maakt niet uit of je foto’s, video’s, illustraties of tekst gebruikt.” Individualisering “Je ziet dat een steeds grotere individualisering optreedt. Wat van oudsher nieuwsinstituten waren, zoals de grote kranten en het journaal, worden steeds verder afgebroken ten gunste van individuele journalisten en bloggers die hun persoonlijke kijk op de wereld tentoonspreiden. Je kijkt niet meer het nieuws van de BBC, maar je volgt Louis Theroux, Joris Luyendijk of Frits Wester in hun journalistieke werk.”
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Ontspanning pagina 16
Column
Vroeger was alles beter
I
k zie hoe ze hun hoofd boven water proberen te houden, naar adem haptpend, verzuurd en verrimpeld. Angstige blikken, trillende, blauwe lippen, in een zee van nieuwe ontwikkelingen en innovatieve ideeën. Het zijn de journalisten die ooit ver verheven waren boven de maatschappij, maar die nu op handen en voeten tussen de benen van de burgers doorkruipen. Ze kunnen niet meer meekomen in de tijd van nu.
DOOR ELISE DE JONG
In hún tijd hoefde de journalist zich niet te haasten, maar hadden ze juist tijd. Tijd die wij al niet meer hebben, niet eens meer kennen. En hoewel het merendeel vindt dat het zinloos is om terug te kijken naar wat is geweest, toch zouden we, naar mijn mening, onze voorgangers juist moeten eren voor het pad dat zij voor ons hebben geplaveid. Soms vraag ik me af of het zelfs niet beter is om een blik in het verleden te werpen. Want vroeger was het helemaal zo slecht nog niet “Den geheimzinnigen weemoed der Indische zeeën, die opspokenden weemoed der zeeën van Java; den weemoed, die aanruischt van verre als op suizende wieken van geheimzinnigheid”, schreef mijn eigen verre voorvader Louis Couperus. Hij reisde in de jaren ’20 voor de Haagsche Post af naar exotische landen, waar hij sliep op de raarste plekken, de vreemdste gerechten at en met de bijzonderste mensen sprak. Waarom zien we de taal die je meevoert naar onbekende oorden niet meer? Waarom zijn de lange verhalen van verwondering en spanning, ontsteltenis en verrukking verdwenen uit de krant? Later waren het de journalisten die in de voetsporen van Carl Bernstein traden. Wekenlang wroetten ze, groeven ze, baggerden ze en beulden ze, totdat ze uit de verborgen onderwereld prachtige verhalen tevoorschijn toverden. Waar zijn die verhalen gebleven? Waarom vind ik slechts heel af en toe een parel tussen de vele oesters? Ja, dat waren nog eens tijden. Dat je op de fiets door de stad ging, met een notitieblokje onder je arm, zoekend naar bijzonderheden. Dat je met een handvol dubbeltjes naar een telefooncel ging om de politie te bellen of er nog een nieuwtje was. Dat een hele rij rokende dames de verhalen overtikten op een Olivetti. Dat de journalisten van alle kranten ’s avonds bijeen kwamen in de plaatselijke kroeg om elkander wilde verhalen te vertellen en bovenal: dat een journalist een talent bezat, een gave had waardoor hij anders was dan anderen. Ik hoor het de laatste tijd vaak: “Jullie weten niet half wat de mogelijkheden zijn voor de journalistiek op dit moment.” Toch kan degene die dat het hardste roept niet ontkennen dat elke beginnende journalist zich op dit moment in een oorlogsgebied bevindt. Van alle kanten word je gebombardeerd met verwachtingen en verlangens en het enige dat je kunt doen is je verstoppen in loopgraven of je beste munitie inzetten en strijden voor wat je waard bent. We weten allemaal dat de laatste optie de enige is. Maar aan de ijverige toekomstdenker zou ik toch willen vragen om ook eens achterom te kijken. Want de verhalen met diepgang, achtergronden, emoties en zeggingskracht, de verhalen die onze toekomst zouden moeten redden, stammen uit het verleden. Met een dikke, vette knipoog naar mijn verre voorvader Louis Couperus.
Ontwikkeling pagina 17
Het mysterie van de verhalende journalistiek Inge maakt haar vinger met het puntje van haar tong nat en slaat de volgende bladzijde om. “Koffie?” vraagt haar moeder. “Hmm, lekker.” Ze roert in haar kommetje met yoghurt en muesli en volgt zonder te lezen de weg van de woorden. Tussen de koppen: ‘Wateroverlast in Engeland’, ‘Plasterk houdt steun coalitie’ en ‘PME gaat pensioenfonds verlagen’, zoekt ze de verhalen van rust en bezinning, verwondering en vereenzelviging. Verhalen die zij had kunnen schrijven, zoals ze leert op school. Ze zucht en wrijft enkele blonde plukken haar uit haar gezicht, waardoor er een donkere inktstreep op haar wang verschijnt. “Verhalende journalistiek is de toekomst”, zei haar docent de eerste les. “Door het vak Storytelling te volgen, zullen jullie altijd een streepje voorhebben op anderen.” Het had mooi geklonken, maar als Inge de laatste bladzijde van het Friesch Dagblad omslaat, heeft ze nog steeds geen storytelling gevonden. DOOR ELISE DE JONG
Z
e vouwt haar handen om de kop koffie en staart door het vensterraam naar buiten, naar de schapen die dicht tegen elkaar aan liggen en lijken te verdwijnen in de ochtenddauw, naar de zon die plagerig tussen de wolken prikt. “Maar het is om moedeloos van te worden”, had ze vorige week tegen dezelfde docent geroepen. “Er staan nooit verhalen in mijn krant zoals wij die schrijven. Wat heb ik er dan aan?” De journalistiekdocent was even stil en draaide aan zijn trouwring. “Maar Inge, daar kun je toch zelf verandering in brengen?” “Die verandering is ook noodzakelijk”, stemt Jeroen Smit, hoogleraar Journalistiek, met Inge’s docent in. In zijn oratie ‘Op eigen benen’ refereert hij aan de Amerikaan Benjamin Day. Ooit, in de jaren ‘30 van de negentiende eeuw, zat de Verenigde Staten in een economische crisis. Een drieëntwintigjarig knaap uit New York zag dat de kranten veel te duur werden voor
“Door het vak Storytelling te volgen, zullen jullie altijd een streepje voorhebben op anderen” de gewone man en bedacht dat het anders moest. Daarom maakte hij een krant die één penny kostte en die je elke dag op straat kon kopen. Binnen een jaar was de
door Benjamin Day’s bedachte The New York Sun de grootste krant van de hele wereld. Day was een ware held. Iemand die niet meeging met de rest, maar alternatieven bedacht om lezers te geven wat ze wilden.
“Het ligt in onze handen, in die van jou en in die van mij, om de dagbladen uit de misère te trekken” “Nu is de tijd dat onze Benjamin Day’s opstaan,” meent Smit, “dat de dagbladjournalisten, die het al bekende nieuws nog een keer via hun eigen titel door geven, die krampachtig vasthouden aan langzaam uitstervende structuren en die werk verzetten waarvoor niemand meer voor hoeft te betalen, de strijdbijl neerleggen. ”Volgens Smit moet de journalist beter naar de lezer luisteren. Deze roept, of schreeuwt zelfs om verhalen -nee, geen artikelen of verslagen- met diepgang en analyse. “We zijn het snelle nieuws aan internet kwijtgeraakt en de verhalen uit het oog verloren”, beaamt ook journalist Hans Blanken. Maar terwijl het nieuws nu jaagt, flitst en raast, als een zee op je afstormt en je meesleurt in een kolk van verontrustende berichten, heeft de mens, volgens Smit en Blanken, juist de behoefte aan een goed verhaal.
Hoe doen we dat dan? Zo’n goed verhaal heeft alles te maken met mysterie. Wat gaat er nu gebeuren? Waarom doet de hoofdpersoon de dingen die hij doet? Hoe loopt het af? “Het belangrijkste bewaar je voor het laatst, de ontknoping van het plot. En in de tussentijd neem je de lezer mee in het leven van de hoofdpersoon, volg je zijn handelingen, zijn emoties, zijn ontwikkelingen”, zegt Blanken. Met vernieuwingen als deze kunnen we volgens Smit de ontwrichte hedendaagse journalistiek een hand boven het hoofd
Benjamin Day, de bedenker van de krant van één penny: The New York Sun.
Perstribune
Ontwikkeling
MEDIAMAGAZINE
pagina 18
“Verhalende journalistiek heeft veel meer zeggingskracht” bieden. Smit meent dat het aan ons is, aan jou, aan Inge en aan mij, om de dagbladen uit de misère te trekken. “ Niet de adverteerders, de uitgevers of de lezers moeten iets doen. Nee, jullie!” aldus Smit. Dus daar ging Inge. Op weg om de verhalende journalistiek te introduceren bij hen die het nog niet kenden. Ze bestudeerde de huisnummers, totdat ze achtendertig vond. Even aarzelde ze en ze bekeek de statige, donkergroene voordeur met het sierlijke trappetje ervoor. “Niet zo kinderachtig doen, Ing”, sprak ze zichzelf streng toe en ze belde aan. Ze tuurde de straat door, met deftige herenhuizen die stuk voor stuk prachtig versierde hoge plafonds hadden. Onder de bloesembomen, die de straat bedekten met roze blaadjes, stonden de duurste Duitse statusblikken. “Blijkbaar hebben sommigen geen last van de journalistieke crisis”, bedacht Inge, toen ze de versiersels op de voorgevel van het huis bekeek. “Jij moet Inge zijn”, klonk een zware stem, terwijl de deur open zwiepte. Een grote man met een groezelig, grijs baardje en een vierkant brilletje dat balanceerde op het puntje van zijn neus, stond in de deuropening. “Kom binnen!” Inge volgde de journalist naar zijn werkkamer. Zijn bureau lag bezaaid met kranten, die zo nu en dan opwaaiden door de ventilator en zijn computerbeeld-
scherm was volgeplakt met geeltjes. Aan de wand hingen grote vellen papier met uitgewerkte brainstormsessies. ‘Abonnees’, stond in grote letters in het midden. “Ja, er moet toch wat gebeuren”, zei hij, terwijl hij Inge’s blik volgde. “Kom, ga zitten.” Hij tilde een grote stapel papieren op, totdat er een stoel tevoorschijn kwam en knikte vriendelijk.
“De gemiddelde journalist heeft geen zin in vernieuwing en innovatie”
zijn baard en bekeek Inge vanachter zijn brilletje. “Maar dat is nou juist wat we op school leren”, zei Inge zacht. “Mijn docent zegt dat mensen juist behoefte hebben aan meer achtergrond en diepgang en dat verhalende journalistiek de toekomst is.” De journalist glimlachte en schudde zijn hoofd. “Meissie, je kunt niet van twee walletjes eten. Dit is meer iets voor in de boeken, niet voor in de krant. Daar hoort het nieuws in de vorm van een bericht, een verslag of een reportage. Dat is ook wat mensen willen en verwachten. Denk je echt dat zo” n verhaal de regionale krant kan redden?”
Weinig enthousiasme onder senioren “Zo, nou, ik wil ten eerste zeggen dat ik het verhaal dat je me mailde met veel plezier gelezen heb.” Hij rommelde tussen de chaos op zijn bureau en vond op onmogelijke wijze Inge’s verhaal. Inge beet op haar lip toen ze de rode krassen en strepen zag. “Natuurlijk staan er wat spelfouten in, maar het grootste probleem is dat ik niet weet wat ik hier nou precies mee kan. Het is te lang en uitgebreid voor een journalistiek verslag, maar het is te kort en te beknopt voor een verhaal. Het hangt tussenbeide, je maakt geen keuze.” De man wreef over
Inge zal niet de eerste en de laatste zijn die teleurgesteld naar huis gaat. Want als verhalende journalistiek inderdaad de toekomst is, waarom wordt het dan nog zo vaak afgewezen en waarom zien we het dan nog zo weinig? Volgens Blanken komt dat omdat de journalistiek nog te conservatief is. “Er wordt wel geëxperimenteerd, maar de meeste journalisten weten helemaal niet wat de mogelijkheden zijn. Ze zitten vastgeroest in een systeem en durven de sprong, die Benjamin Day ooit wel nam, niet te wagen.” “Bovendien willen de meeste dagbladjournalisten ook he-
Wie is Jeroen Smit? Jeroen Smit is een 51-jarige bedrijfseconoom en journalist. Hij was redacteur bij Het Financiële Dagblad en chef economie bij Het Algemeen Dagblad. Ook is was hij de eerste hoofdredacteur en uitgever van Reed Elseviers’ zakenweekblad FEM/De Week. Hij is daarnaast actief als freelancer en presenteert radio- en tv-programma’s (BNR en NPS). Als onderzoeksjournalist schreef hij enkele boeken, waaronder Het Drama Ahold (2004) en De Prooi, blinde trots breekt ABN AMRO (2008). Voor beide boeken ontving hij verschillende prijzen. Sinds september 2011 is hij Hoogleraar Journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen.
pagina 19
Wie is Henk Blanken? Henk Blanken werd in 1959 geboren in Rotterdam. Hij werkte onder andere als journalist bij Het Vrije Volk, De Volkskrant en was hoofdredacteur van Dagblad van het Noorden. Voor het verhaal Carels hoofd ontving Blanken de Groninger persprijs en voor ditzelfde verhaal werd hij genomineerd voor de EU Health Prize for Journalists. Daarnaast ontving Blanken De Tegel, een erkenning en eerbetoon aan journalisten die een bijdrage hebben geleverd aan de handhaving en verbetering van de kwaliteit van journalistieke producties, voor het verhaal dat hij samen met enkele anderen schreef over Project X Haren. Op dit moment is Blanken, samen met een collega bezig met een handboek over verhalende journalistiek. Dit boek verschijnt in augustus.
lemaal niet veranderen”, meent Smit. “De journalist, met een gemiddelde leeftijd van zevenenveertig jaar, wil gewoon zijn laatste jaren uitzitten door te doen wat hij altijd deed. Hij heeft geen zin in vernieuwing en innovatie.” Voor Inge rest dan de vraag: blijven proberen of wachten totdat de oude garde met een cocktail en een sigaar aan de Spaanse Costa ligt? Blanken meent dat we het vooral niet op moeten geven. “Het is belachelijk dat dagbladen geen verandering willen. In Amerika maken ze al veelvuldig gebruik van verhalende journalistiek en dat kan hier ook. Als journalisten maar meer lezen en horen over de ontwikkeling, als ze maar beter weten wat het is, hoe het moet en wat je er mee kunt”, zegt Blanken.
Er is hoop Bovendien zitten we, net zoals in de jaren ‘30 van de negentiende eeuw, in een
journalistieke crisis. “Dit is bij uitstek het moment om er iets aan te doen”, zegt Smit. Daarnaast is de Tegel - een prijs voor journalisten die een bijdrage hebben geleverd
“We zitten in een journalistieke crisis. Dit is het moment daar iets aan te doen”
aan de verbetering en handhaving van de kwaliteit van journalistieke producties - al twee keer gewonnen door een verhaal dat onder de categorie ‘literaire non-fictie’ valt. “Dat zegt volgens mij genoeg”, beaamt Blanken.
“Met een goede coach kan iedere journalist de mooie verhalen over gewone mensen, maar ook de moeilijke onderzoeksverhalen, op een narratieve manier vertellen”, noemt Blanken. “Want zegt het verhaal van een Nederlandse jongen die zich bekeert tot de Islam en vertrekt naar Syrië voor de jihad niet veel meer dan een terrorismeexpert die simpelweg de feiten noemt?” Blanken onderstreept dat er al enkele jonge journalisten zijn die de mooiste, verhalende producties maken en met hen zullen wij de stap moeten nemen. “Als andere journalisten niet weten hoe belangrijk verhalende journalistiek is en kan worden, dan zullen wij ze dat moeten laten zien”, zegt Inge tegen haar klasgenoten, terwijl ze een hap van haar appel neemt. “Wij zijn tenslotte de Benjamin Day’s van de toekomst. Dat is onze roeping en onze plicht.” Smit en Blanken zullen ongetwijfeld trots op Inge zijn.
Wat is verhalende journalistiek? Volgens het Initiatief Narratieve Journalistiek Nederland bestaat verhalende journalistiek uit de volgende punten: - Je schrijft scenisch (de lezer is erbij). - Je verhaal heeft een hoofdpersoon, wiens ontwikkelingen je volgt. - Je schrijft over een bepaald tijdsbestek, waarin zich verschillende gebeurtenissen afspelen. - Je werkt naar een bepaald punt toe, het plot met je eindbestemming, het moment van realisatie. - De lezer kent je persoonlijkheid en herkent daardoor je stem als verteller. - Je hebt een bepaalde relatie met je lezer. “Verhalende journalistiek boeit de lezer niet noodzakelijkerwijs of niet in de eerste plaats door de nieuwsachtige relevantie van het onderwerp, maar door de manier waarop het wordt verteld. Daar komen vaak literaire technieken bij kijken: kies een ongewoon standpunt, bouw je stuk op met een bijzondere constructie, beschrijf de gebeurtenissen in scènes.” – Journalist en schrijver Jutta Chorus.
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Ontwikkeling pagina 20
Wie bepaalt het nieuws? Social media: Sneller, Slimmer, Sterker Inmiddels weten we het wel. Het medialandschap is 180 graden veranderd door de opkomst van social media. Informatie verspreidt zich ontzettend snel over de wereld en communiceren is makkelijker dan ooit. Er is zelfs sprake van een ‘global village’. Social media zijn niet meer weg te denken en nemen een steeds grotere rol aan in onze samenleving. Wat voor invloed hebben social media op de maatschappij en hoe sterk is de kracht van dit fenomeen? DOOR DILAN KUTLUBAY
D
e informatiestroom via social media is sneller dan bij traditionele media. Het internet is een platform dat niet meer weg te denken is in ons dagelijks leven. Vaak staat een journalist dan ook voor een dilemma: snel informatie delen maar mogelijk ook foutieve informatie verspreiden. Maar liefst 76 procent van de journalisten vindt dat hun vak niet meer uitgeoefend kan worden zonder social media. ‘Ontdekken wat er speelt’, is een van de voornaamste redenen om het platform te gebruiken volgens het onderzoek van Social Embassy, een onderzoeksbureau dat gespecialiseerd is in social media. Uit dit onderzoek blijkt dat 83% van de journalisten dagelijkse werkzaamheden niet kan uitvoeren zonder social media. Uit een ander onderzoek van Bex Communicatie blijkt dat acht van de tien respondenten dagelijks gebruik maken van sociale netwerken voor hun werk. 79% wil met Twitter en andere social media snel informatie vergaren, 60% volgt de berichten van opinieleiders, 53% gebruikt de social media voor achtergrondonderzoek en 50% bekijkt live reacties op actuele gebeurtenissen. Harreld de Haan van Stentor Zwolle beaamt dit: ‘Wij halen het meeste nieuws uit social media. We maken er veel gebruik van. Wij zouden het als een gemis ervaren als social media zouden verdwijnen. Dus of we echt zonder kunnen? Ik denk het niet.’ Maar als journalisten willen ontdekken wat er speelt op social media, wie bepaalt dan eigenlijk wat het nieuws is? Zijn de traditionele media hun machtspositie aan het verliezen wat de selectie van nieuws betreft?
Wie bepaalt het nieuws? Waar professionele journalisten voorheen zelf de macht hadden om te bepalen wat wel of niet nieuwswaardig was, wordt door de komst van social media de macht steeds meer aan de burger toebedeeld. Voorheen had je een vooraanstaande rol als correspondent in het buitenland, tegenwoordig vervaagt die rol omdat buitenlands nieuws razendsnel de wereld overgaat via internationale, social media. Denk bijvoorbeeld aan Twitter. Daarnaast kan de burger zich makkelijker identificeren in de informatie die verspreidt wordt via Twitter door een andere burger. De gebruiker durft meer ‘insight information’ vrij te geven waardoor de informatie op social media vaak interessanter en gedetailleerder is. Dit komt omdat gebruikers op social media anoniem kunnen blijven.
Van hot naar her Razendsnel vliegtickets boeken en last minute alles regelen om informatie te vergaren bij de plek van een nieuwswaardige ontwikkeling is verleden tijd. De kans is veel groter dat de burger tegen die tijd al veel meer informatie en afbeeldingen heeft gedeeld via sociale platformen zoals Facebook en Twitter. Deze betrokkenen veranderen in online reporters, maar dan vanuit een perspectief van een ooggetuige of een slachtoffer. ‘Burgerjournalistiek’ is een term die de laatste tijd vaak gebruikt wordt. Niet gek dat meer dan drie kwart van de journalisten aangaf dat ze niet zonder social media kunnen werken. Niet alleen het gemak van sociale netwerken zorgt ervoor dat informatie snel en gemakkelijk wordt gedeeld, maar ook het feit dat de platformen gratis zijn en
in verband met elkaar kunnen worden gebracht.
Arabische lente Social media en de Arabische lente gaan hand in hand. Zonder social media was de Arabische lente nooit zo groot geworden. Burgers riepen elkaar op om in opstand te komen via social media in de lente van 2010. Via sociale platformen bespraken de opstandelingen wanneer en waar ze zouden afspreken. Amateurbeelden van schokkende gebeurtenissen zijn ook steeds vaker op sociale platforms te vinden. Een voorbeeld hiervan zijn amateurbeelden die stiekem opgenomen waren in een Syrisch ziekenhuis waar martelingen plaatsvonden. De traditionele media voelen een bepaalde druk om het nieuws op te pikken omdat ze er niet meer om heen kunnen. Hieruit blijkt hoe sterk de invloed van de burger via sociale media is.
Verdwijnen traditionele media? We kunnen concluderen dat social media niet meer weg te denken zijn. Door de komst van ‘burgerjournalistiek’ vervagen de rollen tussen amateurjournalisten en professionals. Hoewel deze kloof er zal blijven, hoeven professionals niet bang te zijn om hun baan te verliezen. Integendeel, ‘burgerjournalistiek’ zorgt voor nieuwe mogelijkheden waar professionals snel en makkelijk gebruik van kunnen maken. Professionele journalisten moeten een manier vinden om te kunnen anticiperen op social media en dit als een verrijking te aanvaarden om hun vak uit te kunnen blijven oefenen.
pagina 21
SOCIAL MEDIA FACTS
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Ontwikkeling pagina 22
Freelancer blijkt melk “De positie van de freelancer is gewoon Kom op een willekeurige redactie en je zult zien dat er lang niet meer zoveel mensen werken als voorheen. Ook in de journalistiek is het crisis, met als gevolg dat er gedwongen ontslagen vallen. Een dienstverband als freelancer lijkt de oplossing te zijn. Voor de media een win-winsituatie, maar is het voor de journalisten wel zo voordelig? DOOR ANDOR FABER
T
egenwoordig heb je als beginnend journalist weinig keuze. Waar het voorheen normaal was dat je de beginstapjes in de journalistiek bij een medium zette, moet je tegenwoordig hopen dat je überhaupt de gelegenheid krijgt om die beginstapjes te maken. Het is namelijk niet meer vanzelfsprekend dat je in de journalistiek aan het werk kunt, want de arbeidsmarkt puilt uit. Het perspectief voor de beginnend journalist lijkt tegenwoordig nog sneller te dalen dan de bodem in Noordoost-Groningen. Er zijn in Nederland ongeveer 15.000 journalisten, van wie het grootste deel in vaste dienst is. In de afgelopen jaren is er echter een kentering zichtbaar. Er verdwij-
“De journalistieke arbeidsmarkt is meer dan verzadigd”
ondenkbaar. Maar de trend van het stijgende aantal freelancers lijkt nog wel even door te zetten. Bovendien zit nog 14% van de journalisten werkloos thuis op de bank. En dan nog te bedenken dat er momenteel zo’n 4.500 studenten zijn die journalistiek studeren. Een propvolle arbeidsmarkt dus, zo blijkt uit cijfers van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ). Thomas Bruning is algemeen secretaris bij de NVJ. Ook bij de beroepsvereniging voor journalisten maken ze zich zorgen over de huidige situatie. “De journalistieke arbeidsmarkt is meer dan verzadigd. Er is een veel groter aanbod van journalisten dan er vraag naar is. Met heel veel sta je in de rij voor die ene vacature. Als een bekend medium een vacature uitzet, moet je er rekening mee houden dat er 300 gegadigden zijn”, vertelt Bruning, die in zijn glazen bol weinig verbetering kan ontdekken. “In Nederland zie ik nog geen lichtpuntjes in de ontwikkeling. Er is in de mediawereld een dubbele dip. Ten eerste is er de economische crisis. Ten tweede heb je te maken met digitalisering. Daardoor vallen bij de traditionele media de belangrijkste inkomsten terug.”
Omstandigheden
nen steeds meer vaste banen en daarvoor in de plaats komen –de voor werkgevers voordeligere– freelancers. Gemiddeld zes op de tien journalisten op een redactie is in vaste dienst. Vier op de tien is freelancer, ook wel zelfstandige zonder personeel (zzp) genoemd. Tien jaar geleden was dat
Het feit dat er steeds meer freelancers komen, beschouwen ze bij de NVJ vooralsnog niet als een positieve ontwikkeling. Er moet namelijk nog veel gedaan worden aan de omstandigheden. “In de huidige situatie is de positie van de freelancer gewoon ronduit zwak. Er is ontzettend veel competitie voor weinig banen. Daarnaast worden de freelancetarieven steeds lager. Als freelancer kom je moeilijker
Een redactie zoals deze zal steeds meer worden gevuld door
aan een opdracht en je krijgt er ook nog eens minder voor betaald”, zegt Bruning, die daarmee de aandacht vestigt op een maatschappelijk probleem. De ontwikkeling is namelijk niet alleen gaande in de journalistiek. De journalistiek is een onderdeel van het grotere geheel. Mark Deuze is hoogleraar mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Hij bespeurt in de Nederlandse journalistiek eenzelfde tendens als in de rest van de samenleving. “De economische realiteit is dat vaste medewerkers heel duur zijn. Ze hebben geen geld. Dat is het probleem. Overal zie je dat
f
pagina 23
k koe voor werkgever
oor
ronduit zwak”
verzekering of aan een pensioenfonds. Toch is dat wel aan te raden, vindt Deuze. “Onderzoek laat zien dat heel weinig freelancers en zzp’ers investeren in pensioenopbouw en in andere sociale voorzieningen, omdat het veel te duur is. Dat is een heel groot probleem.” In de toekomst zou het zelfs finaal uit de hand kunnen lopen. “Je krijgt een hele generatie, die hun oude dag niet verzorgt. Over dertig of veertig jaar krijg je dan dat ze hun hypotheek niet meer kunnen betalen of nauwelijks huur kunnen betalen. Ze gaan allemaal leunen op de Nederlandse overheid, die het ook niet meer kan betalen. Op de lange termijn is het een gigantisch probleem”, betoogt hoogleraar Deuze.
“Het is belachelijk dat de machtspositie van freelancers aan alle kanten wordt uitgebuit”
freelancers.
vaste banen verdwijnen en dat tijdelijke contracten, deeltijdcontracten, zzp en freelancers in opkomst zijn. Tien procent van de werkzame bevolking in Nederland is zzp’er.” Zolang de positie van de freelancende journalist nog uitermate zwak is, is het onmogelijk om de opkomst van de freelancers als positief te beschouwen. Het grootste probleem is een gebrek aan goede arbeidsvoorwaarden. De NVJ is verantwoordelijk voor de cao voor journalisten. Die cao geldt echter alleen voor journalisten die in vaste dienst zijn bij een mediabedrijf. Freelancers vallen dus niet
onder een cao. Dat betekent dat ze zelf ver- Freelancerpositie antwoordelijk zijn voor hun sociale verzeke- Daarom moet de groep freelancers ringen en de pensioenopbouw. Om kosten te zorgen dat haar positie in de maatschapbesparen, besluiten ze zich niet te verzekeren. pij wordt verbeterd. Deuze: “Freelancers Maar de gevolgen zijn niet te overzien als er moeten zichzelf organiseren, maar dat een ongeluk gebeurt en je arbeidsongeschikt doen ze niet. Daardoor hebben ze geen raakt. Daarnaast wordt er teveel naar het macht bij bijvoorbeeld het afdwingen van heden gekeken en niet naar bijvoorbeeld een goede arbeidsvoorzieningen. Je ziet dat zorgeloze oude dag. ‘Dat pensioen komt later de tarieven ieder jaar omlaag gaan, terwijl wel’, is een veelgehoorde gedachte. de afhankelijkheid van opdrachtgevers Aan de andere kant is het begrijpelijk dat free- ten opzichte van freelancers groter wordt. lancers weinig verdiensten willen afdragen. Het is belachelijk dat de machtspositie van Omdat ze geen vast inkomen hebben, zijn ze freelancers aan alle kanten wordt uitgena een klus blij met het loon dat ze krijgen. buit.” De NVJ probeert daarom om betere Dan wil je niet direct een deel afstaan aan de voorwaarden af te dwingen voor de
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Ontwikkeling pagina 24
“Wij moeten goede afspraken maken, zodat freelancers niet het putje van de journalistiek worden” freelancers. “Wij moeten voor hen opkomen. Wij moeten proberen goede afspraken te maken, zodat de freelancers niet het putje van de journalistiek worden”, vertelt Bruning. Maar als er journalisten ontslagen worden en de freelancers nog niet achterover kunnen leunen omdat ze hun zaakjes zo goed op orde hebben, waarom laten we dan jaarlijks honderden studenten toe tot de opleiding journalistiek? Daar moet kritisch naar gekeken worden, vindt ook Bruning van de NVJ. “Heel veel studenten komen na de opleiding niet in de journalistiek terecht. Dan moet je je afvragen hoe ver-
standig het is om daar gemeenschapsgeld in te pompen.” Daarbij is er een belangrijke rol weggelegd voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. “Wij zeggen al een aantal jaar richting de minister en de staatssecretaris dat daar beter beleid op moet worden gevoerd. Met name welke opleidingen accreditaties krijgen en welke aantallen studenten er toegelaten worden. Het moet vanuit het ministerie strenger aangestuurd worden.” Of strenger overheidsbeleid een oplossing is, dat is maar de vraag. De verschillende media-opleidingen blijken erg populair. Dat zal in de praktijk lastig blijken om te
bestrijden. “De bedrijvensector media is ontzettend aantrekkelijk voor mensen. Ze blijven ervoor in de rij staan. Dat krijg je er niet uit”, denkt Deuze. De blik die enkel op het heden is gericht, moet op de toekomst. Het versnipperde landschap van freelancers moet veranderen in ‘Freelancers United’. Alleen op die manier kunnen de dalende freelancetarieven en de verzekeringsproblematiek bestreden worden. Een eigen cao is een ‘must-have’ voor de freelancers. Liever vandaag dan morgen.
“Voor twintig uren aan de slag en daarnaast freelancen” Sander de Vries schrijft als freelancer voor onder andere de Leeuwarder Courant en De Voetbaltrainer. Hij erkent de risico’s, die aan het bestaan als freelancer kleven. “Ik moet hopen dat ik geen ernstig ongeval krijg, waardoor ik arbeidsongeschikt raak.” Nadat De Vries afstudeerde als journalist, kon hij direct als freelancer aan het werk bij de sportafdeling van De Telegraaf. Een bliksemstart van zijn nog jonge carrière als journalist. “Ik had heel veel geluk. Ik liep stage bij Telesport. Tijdens mijn stage bleek dat ze nog een correspondent in Noord-Nederland zochten. Daardoor was ik nog meer gemotiveerd. Een dag na mijn stage kon ik mijn freelancecontract bij Telesport tekenen. Ik maakte gemiddeld zo’n 35 tot 40 uur per week in die tijd.” De wind waaide in de richting van De Vries, want vrij snel kwam er nog een opdrachtgever bij. En dat al op 21-jarige leeftijd. “Ik kon al heel snel bij de Leeuwarder Courant aan de slag. Ik had dus hartstikke veel werk in mijn eerste jaar. Het was perfect. Ik heb toen geen vast dienstverband geambieerd.” De ontwikkelingen op de journalistieke arbeidsmarkt volgen elkaar in rap tempo op. De vaste dienstverbanden die gestaag afnemen en daarentegen het groeiende aantal freelancers. Volgens De Vries heeft het een financiële oorzaak. “Het is een logisch gevolg van de moeilijkheden bij de media. Het scheelt
enorm in de kosten voor de mediabedrijven”, vertelt De Vries, die beaamt dat je als jonge journalist het meeste gevaar loopt. “Als er gesaneerd moet worden, ben je als nieuwkomer het eerst aan de beurt.” Het gros van de freelancers heeft hun sociale verzekeringen en pensioenopbouw slecht op orde. Met de verdiensten die binnen komen wordt bijvoorbeeld niet geïnvesteerd in een goede oude dag. Dat komt De Vries bekend voor. “Ik ben niet bezig met pensioenopbouw en dat soort verzekeringen. Ik moet hopen dat ik geen ernstig ongeval krijg, waardoor ik arbeidsongeschikt raak. De sociale zekerheid is een nadeel aan het freelancen. Het is gewoon minder goed geregeld. Wanneer jij vast onder contract staat bij een medium en er gebeurt iets met je, dan is het wel prettig dat je salaris wordt doorbetaald. Dat heb je als freelancer niet.” De 26-jarige De Vries loopt dus een risico. Stel dat er iets voorvalt, waardoor je je inkomsten kwijtraakt. Dan is het toch wel fijn om iets meer zekerheid te hebben. Daarom volgde hij na zijn studie Journalistiek nog een master Communicatiekunde. Dat moet uiteindelijk een vaste baan opleveren naast de werkzaamheden voor zijn huidige vijf opdrachtgevers. “Mijn ideaal is om ergens vast aan de slag te gaan voor twintig uren en daarnaast mijn freelanceklussen te behouden.”
Ontspanning pagina 25
Medianieuws Olympische Spelen scoren op tv De fantastische sportprestaties van de Nederlanders op de Olym-
Van Westerloo niet weg bij SBS Programmadirecteur Remko van Wes-
pische Spelen blijven natuurlijk niet onopgemerkt in ons land. De kijkcijfers van het grootste sportevenement ter wereld zijn ontzettend hoog. 4,5 miljoen mensen bekeken de 5000 meter voor mannen, waar Sven Kramer, Jan Blokhuijsen en Jorrit Bergsma het oranjepodium vormden. Ook de 1500 meter voor mannen bleek populair. Zelfs doordeweeks zijn er miljoenen mensen die de sport in het Russische Sotsji op Nederland 1 volgen.
terloo hoeft niet langer te vrezen voor een vertrek bij het tv-bedrijf SBS. Het Finse mediaconcern Sanoma vraagt niet langer om het ontslag van de zoon van voormalig RTL-CEO Fons van Westerloo. Vanwege de dalende prestaties van de SBS-zenders zou Sanoma volgens het Financieele Dagblad het ontslag van Van Westerloo hebben geëist. Tv-producent John de Mol wist dit echter tegen te houden.
Krantje lezen met Google Glass
Reorganisatie Sanoma-titels
Libelle-medewerkers op straat Er worden opnieuw werknemers van Sanoma ontslagen. Bij het
Stoned met Rolling Stoned Het eerste magazine voor stoners is een
tijdschrift Libelle gaat het mes door het personeelsbestand. Er verdwijnen in dit jaar tien banen bij het tijdschrift. Dat betekent dat er een kwart van de medewerkers plaats moet maken. Bij alle geledingen van het bedrijf worden mensen ontslagen. Niet alleen de journalisten zijn dus de pineut, ook bij bijvoorbeeld de marketingafdeling worden mensen geslachtofferd. ‘We bereiden ons voor op de toekomst’, was het commentaar van een woordvoerster van Sanoma, het overkoepelende bedrijf van Libelle.
feit. Vorige maand is het eerste online cannabis lifestyle magazine gelanceerd, RollingStoned.nl. Het magazine is een initiatief van Joop Mestrom (oudhoofdredacteur Highlife en het in 2012 opgeheven blad EssensiE) en vormgeefster Sanne van Schie. Na het overlijden van het blad EssensiE richtte het tweetal zich op een eigentijds vervolg. De Nederlandse website biedt onder andere cannabisnieuws uit binnen- en buitenland en deskundige kweekinformatie aan.
Opnieuw mislukt project BNN Het wil vooralsnog niet vlotten met de pro-
‘Strijd om beelden Eredivisie’ NOS is met RTL en SBS verwikkeld in een strijd om de samenvat-
gramma’s van BNN. De jongste omroep van Nederland zag eerder al de soap ‘StartUp’ mislukken. Nu blijkt ook ‘De Social Club’ niet te draaien. De omroep besloot om de opnames van ‘StartUp’ te staken. Het programma wordt daarnaast verplaatst van de vroege avond naar de middag. Ook ‘De Social Club’ moet vrezen voor een vervroegd einde. De kijkcijfers zijn tegenvallend en wellicht wordt ook dat programma door BNN vervroegd van de buis gehaald.
tingen van de Eredivisie. Momenteel zendt de NOS de samenvattingen uit, maar zowel SBS als RTL zou de samenvattingen willen hebben. De NOS laat dit niet zomaar gebeuren. Volgens NRC Handelsblad biedt de NOS twintig miljoen euro per jaar voor de tv-rechten. Dat zou twee keer zoveel zijn als de biedingen van SBS en RTL. De commerciële omroepen kijken naar het reclamegeld dat er aan het voetbal is te verdienen. Het zou gaan om maximaal tien miljoen euro.
Lezers van de Belgische krant ‘De Standaard’ kunnen de dag in de toekomst op een wel heel moderne manier beginnen. De Belgen kunnen hun krantje namelijk lezen met een Google Glass-bril. Het duurt nog wel even tot het zover is, want de bril van Google is nog volop in ontwikkeling. De verwachting is dat het product binnen een paar maanden in de Verenigde Staten verschijnt. De krant zelf is bezig met een applicatie, waarmee De Standaard het lezen met de Google Glass-bril mogelijk maakt.
Drie titels van Sanoma staan op de nominatie om gereorganiseerd te worden. Het zou gaan om de glossy’s Beau Monde, Grazia en MarieClaire. Volgens NVJ-tijdschriftsecretaris Yvonne Dankfort zou het gaan om een bezuinigingsmaatregel waarbij redacties ingekrompen worden. De vakbond heeft Sanoma om opheldering gevraagd, omdat deze plannen niet zouden stroken met bestaande redactiestatuten. Sanoma heeft moeite om de reorganisatie in de bladentak rond te krijgen. Onlangs maakte het bekend dat 32 titels samengevoegd of verkocht moeten worden.
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Ontspanning pagina 26
Door de ogen van:
Jan Willem Zeldenrust Jan Willem Zeldenrust woont in Brazilië. De 32-jarige journalist is sinds 2011 gehuisvest in Rio de Janeiro. Hij werkt onder meer voor Spits, de Persdienst en Novum. In dit nummer van de Perstribune is hij als gastschrijver aan het woord om meer te vertellen over de ontwikkelingen in Brazilië en de problemen waar een buitenlandcorrespondent zoal tegen aanloopt.
“S
inds anderhalf jaar werk ik in Brazilië als correspondent. Brazilië is een prachtig land en Rio de Janeiro een nog mooiere stad. In alle objectiviteit durf ik te zeggen dat Brazilië op dit moment het meest interessante land is om te werken als correspondent. Het is natuurlijk een subjectief oordeel, maar er is geen hoekje van de samenleving dat niet in ontwikkeling is. Aan de ene kant hebben we het over de zevende economie ter wereld, maar aan de andere kant het land waar het gemiddelde loon op nog geen zeshonderd
“Je wordt tenslotte geen journalist om rijk te worden”
euro per maand ligt. Het land waar voetbal een religie is en waar religie het land in zijn ban heeft. De sociale balans verandert in rap tempo, met tientallen miljoenen Brazilianen die de afgelopen jaren de ar-
moede achter zich lieten, economisch is de potentie van het land ongekend met alle grondstoffen en enorme olievelden voor de kust en politiek schudt het land op zijn grondvesten na de enorme demonstraties tijdens de Confederations Cup van vorig jaar waarbij politici zich voor het eerst realiseerden, dat de bevolking het allemaal niet langer zomaar pikt. Voor het eerst in de geschiedenis van het land gingen de Brazilianen in zulke grote aantallen de straat op. Niet dat het heel veel heeft opgeleverd, maar de jonge generatie lijkt politiek meer ‘geëngageerd’, zoals dat zo mooi heet. Ze voelen zich betrokken. Toch viert corruptie hoogtij. Je wordt in Brazilië geen politicus om je land te verbeteren, maar om in vier jaar tijd je eigen pensioen veilig te stellen. Belastingen zijn torenhoog, maar publieke diensten bar slecht. Openbaar vervoer is een drama, ziekenhuizen kampen met enorme wachtrijen die voor mensen met regelmaat letterlijk hun dood betekenen en de openbare basisscholen zijn van zo’n slecht niveau dat je nog beter zelf je kind kunt onderwijzen. Dat komt nu dus allemaal samen in een jaar waarin het wereldkampioenschap voetbal op het programma staat, direct gevolgd door de presidentsverkiezingen. U zult begrijpen, vervelen hoef is in Brazilië niet nodig.
De Toekomst Maar de toekomst van een buitenlandcorrespondent is altijd ongewis. Je regio kan ineens minder interessant worden. De hoogtijdagen van een oorlog, een WK
voetbal, een Olympische Spelen of een verschrikkelijke ramp gaan altijd weer voorbij. Met een beetje geluk woon je in Brazilië, ik roep maar wat, en dan heb je het WK en de Spelen direct achter elkaar. Dan zit je dus goed. Maar uiteindelijk wordt de
“Maar de toekomst van een buitenlandcorrespondent is altijd ongewis”
interesse vanuit Nederland op de meeste plekken weer minder. Het kan ook zijn dat je werkgever behoefte heeft aan nieuw bloed. Dan heb je de keus om te blijven en moet je op zoek naar een andere opdrachtgever, of met je verhalen gaan leuren bij elke krant of elk tijdschrift. Je kunt ook vertrekken naar een nieuwe plek met nieuwe uitdagingen, waar je echter ook privé weer helemaal van vooraf aan moet beginnen. De grootste veranderingen voor correspondenten in het buitenland zijn min of meer gelijk aan die van journalisten in Nederland. Er is minder ruimte om je verhalen te plaatsen, minder woorden, meer vluch-
pagina 27
tig nieuws, meer internet, minder print, minder geld, minder reisbudget, meer centrale redacties, minder correspondenten, minder werk. Oftewel, er wordt nog min of meer hetzelfde van je verwacht dan vroeger, maar je krijgt er wel minder voor betaald. In elk geval heb je minder zekerheid, aangezien het gros van de buitenlandcorrespondenten tegenwoorden als freelancer wordt aangesteld. Hier moet je verder niet over klagen of moeilijk over doen, het is gewoon iets wat erbij hoort. Je wordt tenslotte geen journalist om rijk te worden. Werken als correspondent in het buitenland is tenslotte zonder meer de beste baan die je kunt wensen. Een bevoorrechte positie, die maar voor weinigen is weggelegd. Er is uiteindelijk maar een beperkt
“Soms heeft het buitenlandcorrespondentschap wel wat weg van een mooie, lange betaalde vakantie”
aantal landen waar je als correspondent je werk kunt doen of waar interesse voor is, en een nog veel beperkter aantal media waar je je artikelen kwijt kunt. Als je jezelf dan toch op één of andere manier in deze positie hebt weten te manoeuvreren, zit je gebakken. Je maakt je eigen uren, je bedenkt je eigen artikelen, je woont in een land waar je fan van bent -of wordt-, je wordt betaald in je eigen munteenheid en zo nu en dan moet je je verantwoorden voor wat je allemaal aan het uitspoken bent. Bijkomend voordeel is dat je met de euro eigenlijk altijd een voordelige wisselkoers hebt. Soms heeft het buitenlandcorrespondentschap wel wat weg van een mooie, lange betaalde vakantie. Dat is dan wel een -soms hele zware- werkvakantie weliswaar.”
“Het land waar voetbal een religie is en waar religie het land in zijn ban heeft”
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Ontspanning pagina 28
Bloggen voor pro Vrijdagmiddag, een uur of drie. Vroeger las ik op dit tijdstip een tijdschrift. Lekker op de bank zijn er nog steeds, maar tegenwoordig surf ik daarbij op mijn tablet naar een vervangen door een website? Daar is een aantal redenen voor: DOOR CATHALIJNE RUNIA
H
et zal je niet ontgaan zijn: blogs zijn populair. Tegenwoordig is over iedere hobby, verzameling, literaire smaak of politieke voorkeur wel een blog te vinden. Ondanks dat het er zoveel zijn worden ze enorm vaak gelezen. Wat maakt bloggers zo succesvol? En hoe kunnen wij- de journalisten - hier ons voordeel mee doen?
Crossmediaal
Ten eerste leest een blog lekker weg. Het multi- en crossmediale karakter van de meeste blogs zorgt ervoor dat een blog niet snel verveelt. Dit raakt natuurlijk meteen de kern van het tijdschriftenprobleem: papieren journalistieke producten zijn beperkt. Uiteraard kan er verwezen worden naar de website van een tijdschrift, maar veel lezers laten deze mogelijkheid links liggen. Op een blog is dit anders. Een filmpje hier, een plaatje daar: als blogger kun je alle kanten op.
Beste vriend
Daarnaast zijn blogs persoonlijk. Een blogger wordt vaak als vriend of vriendin van de lezer gezien. Bloggers zijn in staat om heel persoonlijke verhalen te vertellen aan hun volgers, wat voor een soort ‘vertrouwensband’ zorgt tussen de lezer en de blogger.
Vooral bij blogs over bepaalde hobby’s en interesses is dit sterk terug te zien. Elisa Lee, oprichtster en eigenaar van lifestyleblog Memorable Days legt het als volgt uit: “Als lezer leer je de persoon achter de blog kennen, dit zorgt voor vertrouwen in de schrijfster en interesse in de producten waarover ze schrijft. In modebladen weet de lezer niet zo gauw wie de artikelen geschreven heeft en vaak worden er geen reviews gedeeld.”
“Bloggers hebben een voordeel dat zij sneller zijn met het verspreiden van het nieuws”
Snelheid
Een andere belangrijke reden om een blog te verkiezen boven een tijdschrift is de snelheid van blogs. Wie echt op de hoogte wil zijn van de laatste ontwikkelingen op zijn interessegebied, kan beter een blog bezoeken dan een tijdschrift lezen. Elisa Lee is het hiermee eens: “Zodra ik een modeblad opensla, zie ik meestal niets nieuws meer. Bloggers hebben een voordeel dat zij sneller zijn met het verspreiden van het nieuws over de nieuwste collecties en beautytrends”
Geen geld
Blogs zijn daarnaast gratis. Bloggers hebben allerlei manieren om- anders dan via hun lezers- geld te verdienen. Reclames en zogenaamde doorklik-linkjes zijn hier voorbeelden van. Adverteerders zijn maar al te graag bereid om te adverteren op succesvolle blogs. Grote Nederlandse blogs worden om al deze redenen vaak gelezen. De meest populaire beautyblog van Nederland (beautygloss) heeft ruim 61.000 unieke views per dag. Het moge duidelijk zijn: blogs doen het goed.
Nieuwsblogs
Ook de journalisten in binnen- en buitenland is dit niet ontgaan. Zo heeft de Engelse nieuwszender BBC een speciaal blog-team bestaande uit journalisten. Op de site van de BBC zijn deze blogs onderverdeeld in overzichtelijke categorieën. En allemaal nieuwsgerelateerde, uiteraard. Ook the Guardian probeert een soortgelijk format uit. De Amerikaanse krant New York Times heeft een van de grootste blogpagina’s onder de kranten. Bijna ieder groot medium heeft tegenwoordig een groep ‘blogjournalisten’ in dienst. Ook in Nederland zetten de eerste journalisten voorzichtig een stap in de bloggerswereld. Zo heeft Nu.nl een eigen pagina met blogs over nieuwsachtergronden. Ook de grootste Nederlandse kranten bloggen, maar doen dit nog in erg beperkte mate. Op deze sites vind je vooral tekst- en weinig beelden. Een goed voorbeeld van een populaire Nederlandse nieuwsblog is De Nieuwe Reporter: een blog met de laatste ontwikkelingen binnen de nieuwe journalistiek.
pagina 29
o fessionals
p
de bank met een kopje thee. Het kopje thee en paar leuke blogs. Waarom is mijn papieren blaadje
Booming business
Toch ontbreekt het in veel van de bovenstaande blogs nog aan de crossmediale mogelijkheden die er zijn op het internet. We zouden een voorbeeld moeten nemen aan onze Amerikaanse en Engelse collega-journalisten. Filmpjes, muziek, foto’s en tekst worden afgewisseld, en vormen samen
“Een filmpje hier, een plaatje daar: als blogger kun je alle kanten op�
een boeiend platform voor de journalistiek. We zullen als journalisten van nu- en van de toekomst- een manier moeten vinden om te kunnen overleven ondanks het internet. En bloggen is is booming business... Beste journalist, jij bent toch nieuwsgierig? Zoek dan naar de mogelijkheden die het internet je biedt.
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Actueel pagina 30
Het damesblad moet een
independent woman worden
De damesbladen van Sanoma staan in de uitverkoop. Marie-Claire, Beau Monde en Grazia worden waarschijnlijk omgevormd tot één rompredactie. Niet voor elk blad geldt een rampscenario: de betaalde oplages van Linda, Flow en Happinez stijgen zelfs. Wat moeten de andere damesbladen doen om niet te verzuipen? Door Charley Blomjous
Vrouwenblad Flow is met haar knutselpagina’s meer dan een magazine.
pagina 31
V
eel tijdschriften dromen ervan: een oplage van bijna 210.000 verkochte exemplaren per maand. Uitblinker LINDA. lukt het, het blad heeft zelfs een hogere verkoop dan drie jaar geleden. Ook de oplages van Happinez en Flow schieten nog steeds omhoog. Het wordt tijd dat de andere damesbladen niet meer jaloers toe blijven kijken, maar in actie komen.
Het ik-hoor-hier-bij-gevoel Margriet de Groot is journaliste en schreef onder andere voor Viva, Beau Monde en Margriet. Ze doceerde Tijdschriftenjournalistiek aan Hogeschool Windesheim en werkt momenteel voor Libelle en KRO Magazine. De Groot heeft overleeftips voor de bladen. “Als ik een advies zou moeten geven, is het dat tijdschriften een sterkere band met de lezer moeten kweken. Juist in deze tijd van veel ontwikkelingen, heeft de lezer behoefte aan een persoonlijkere benadering. De lezeres wil zichzelf herkennen, zij wil een vertrouwd blad waar ze op terug kan grijpen. Ze wil het ‘ik-hoor-hierbij-gevoel’ ervaren.” De Groot heeft een voorbeeld van een blad dat hiermee werkt. “Libelle doet het goed, in haar columns en tijdschriften geeft ze de lezer altijd een kleine tip of gebruikt ze een anekdote waarmee de lezer zich aangesproken voelt. Een blad als LINDA. is zo populair omdat het een heel eigen, brutale toon heeft. De opbouw is vertrouwd, de inhoud verrassend. Maar eigenlijk denk ik ook wel dat cadeaus als een hele nagellakdoos bij een abonnement meespelen.”
“De lezeres wil het ik-hoor-hier-bij-gevoel ervaren” Van de crossmediale trend, waarbij bladen hun content ook via andere kanalen als het internet en apps aanbieden, moet de Groot niet zoveel hebben. “Ik geloof niet in digitale bladen. Zelf ben ik verslaafd aan mijn IPad, maar door een tijdschrift bladeren zie ik toch echt als ontspanning. Ook de studenten die ik spreek, geven de voorkeur aan een tastbaar blad - terwijl dat
de digitale generatie is.” De Groot denkt dat vrouwentijdschriften minder snel over zullen gaan op het web. ”Ik denk dat special interest bladen als AutoWeek eerder digitaal zullen gaan dan een mooi damesblad. De Flow bijvoorbeeld, dat is echt een blad dat alleen op papier kan bestaan. Je kunt er in knippen, het werkt op het gevoel, het is tastbaar. Van die bladen voor puzzelverzamelaars zullen misschien wel alleen nog op de IPad verschijnen.” Ze kan zich geen leven zonder de papieren versie van het magazine voorstellen. “Ik hoop dat het tijdschrift nog een lang leven heeft. Laatst was ik op de 80e verjaardag van Libelle, ik vroeg me af of ze haar honderdste verjaardag wel zal halen.”
“De bladenmaker moet meegaan met de crossmediale ontwikkeling” Happiness bij Happinez Simone Lemsom werkt bij het kleurrijk geïllustreerde zingevingsblad Happinez, dat sinds de oprichting in 2003 weinig problemen ervaart. “Wij maken echt een groei door, wat natuurlijk wel bijzonder is in deze tijd.” Het succes staat niet alleen met het blad, denkt Lemsom.“Wij zijn echt een merk. Zo hebben we een webshop met producten die echt bij ons blad passen. Daarnaast hebben we veel contact met de lezer. Via de mail ontvangen wij tips van hen, ze denken echt mee. Wij pikken zo op waar de lezers mee bezig zijn, maar we voelen het ook aan - het fingerspitzengefühl.” Happinez gaat ook met de ontwikkelingen mee. “Wij spelen in op de markt, zo breiden we ons uit door meer online doen.” Bang voor de andere uitblinkers is het mindstyle blad niet. “Wij zien Flow en Happinez niet als concurrentie. We zorgen gewoon dat ons blad er mooi uit ziet, het draait bij ons om het design. Pas hebben we dat een ander tintje gegeven, maar het vaste, vertrouwde gevoel blijft wel intact.”
Independent woman Journalist en bladenmaker Esther Barfoot signaleert een laatste trend op bladengebied. “Nieuwe verdienmodellen zoals die van de independent magazines – bladen zonder
grote uitgeverij en die niet afhankelijk zijn van adverteerders - werken ontzettend goed. Op die manier behoudt een blad zijn journalistieke integriteit en onafhankelijkheid. Lezers zijn heus wel bereid om te betalen voor de content, zolang die maar goed is en voldoet aan hun behoeftes.” Een blad als Viva doet er goed aan om afhankelijker te worden, vindt Barfoot. “Ik maakte eens een artikel dat Viva niet wilde plaatsen omdat een belangrijke adverteerder daarin negatief naar voren kwam. Advertenties zijn echt ziekmakend voor de tijdschriftenbranche, die tasten de inhoud van het blad aan. Damesbladen moeten afhankelijker worden en hun inhoud aanpassen op de behoeften van de lezers in plaats van die van de adverteerder.” Ondanks de vele advertenties in het blad, doet LINDA. het goed. Toch denkt Barfoot dat het vrouwenblad zich wel meer moet vernieuwen om succesvol te blijven. “LINDA. is mooi, maar heeft al jaren hetzelfde format. Wanneer je in de supermarkt staat, kom je ook altijd hetzelfde tegen - het is allemaal glitter en glamour en het draait erom dat je sexy moet zijn.”
“Wanneer je in de supermarkt staat, kom je ook altijd hetzelfde tegen”
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Actueel pagina 32
Barfoot kent nog een ander verdienmodel dat bladen in kunnen voeren. “Het verdienmodel waarbij een succesvol blad zich uitbouwt tot een imperium is in opkomst. Dat zie ik bijvoorbeeld bij het technologiemagazine Wired, dat consultancydagen organiseert voor hun lezers. Wired heeft erg goed in de gaten wat er speelt bij hun doelgroep.” Een paar Nederlandse bladen werken al met dit nieuwe model. “Libelle organiseert jaarlijks de Zomerweken, waar erg veel vrouwen af op komen. Misschien dat Viva wel een café zou kunnen openen voor haar lezeressen.” Bladen moeten wel met één ding rekening houden, volgens Barfoot. “Voorwaarde bij dit verdienmodel is dat de tijdschriften moeten doen wat past bij hun identiteit, ze moeten goed weten waar ze voor staan.”
“Misschien dat Viva wel een café zou kunnen openen voor haar lezeressen” Papier: here to stay? Theo Eijspaart werkt al meer dan twintig jaar als hoofdredacteur en uitgever, momenteel werkt hij bij Max Magazine. Regelmatig analyseert hij de ontwikkelingen in de tijdschriftenwereld. Twee jaar geleden dacht hij nog dat papier here to stay was, inmiddels nuanceert hij deze opvatting. “Hoewel de markt onder druk staat, zie ik nog wel degelijk ontwikkeling in print. De mediaconsumptie verschuift, die wordt steeds meer digitaal”, vertelt de magazinedeskundige. “Veel bladen zullen het daardoor niet overleven, denk maar eens aan de bladen die nu in de etalage staan - van die titels die oorspronkelijk zijn opgericht door Sanoma om de concurrentie aan te gaan, maar die geen ziel hebben en niet authentiek zijn. De shake-out van deze bladen zorgt ervoor dat de sterke titels als Margriet en Libelle ruim baan hebben.” Liever toiletpapier dan een tijdschrift
Vooral in de supermarkt gaat het mis. De consument gooit steeds minder vaak een blad in zijn winkelmandje. Eijspaart: “Het gaat erg slecht met de losse verkoop. Supermarktmanagers hebben nu ook een
kritische blik en hebben liever extra schapruimte voor bijvoorbeeld toiletpapier, dat wordt toch wel verkocht.” Maar er zit ook een voordeel aan deze ontwikkeling. “Waar voorheen door een overvloed aan bladen
pagina 33
Het damesblad moet een independent woman worden
voldoen. “Flow en Happinez zijn meer dan bladen alleen, ze hebben een sterk merk gebouwd met een heel internationale aanpak. Flow heeft een enorme range aan producten - van agenda’s tot kleurboeken. Laatst sprak ik de directeur van Sanoma, die vertelde dat hij nooit had gedacht kleurplaten in een blad voor volwassenen te stoppen. Het succes van Flow en Happinez laat zien dat bladen een nieuw verdienmodel moeten ontwikkelen, dat veel verder gaat dan alleen maar print.” LINDA. is daar nu al mee bezig, net zoals Libelle. “Deze magazines houden evenementen, van concerten tot zomerweken. Belangrijk is dat bladen niet elkaar gaan na-apen, maar dat ze de dingen kiezen die passen bij hun lezers en bij de identiteit van hun merk.”
Afkijken bij de mannen In de algemene zin denkt Eijspaart dat de general interest bladen – bladen die grof gezegd over van alles gaan – het snelst het loodje leggen. “Maar een blad als LINDA. gaat ook over heel diverse onderwerpen, dus zeker weten doe ik het niet.” Special interest blad AutoWeek heeft geleerd van het succesvolle damesblad, ziet Eijspaart. “LINDA. weet zich steeds weer te vernieuwen. Dan wordt er bijvoorbeeld een verrassend onderwerp over ouder worden behandeld, waardoor een breder publiek wordt aangesproken. Wanneer titels zich weten te vernieuwen, breiden ze hun doelgroep uit. En dat zie je ook terug bij een autoblad.”
“Mensen moeten gewoon hun favoriete blad blijven lezen” alleen de linkerhelft van de cover zichtbaar was voor de shopper, is er nu ruimte voor een full-face cover. Nu zie je alles.” Net zoals Barfoot beklemtoont Eijspaart het belang om aan de lezersbehoeften te
Omgekeerd kunnen vrouwenmagazines ook een voorbeeld nemen aan AutoWeek, vindt Eijspaart. “Dat is het enige blad dat echt heel goed met crossmedialiteit werkt.
Wat veel bladen doen is al hun content via elk social media kanaal - YouTube, apps, websites – aanbieden, maar AutoWeek heeft heel goed in de gaten via welk kanaal specifieke delen van de lezersgroepen worden bereikt.”
Glazen bol Eijspaart vindt het lastig om een voorspelling te doen hoe de tijdschriftenwereld er over een paar jaar uit ziet, maar probeert het toch. “Ik denk dat over vijf jaar iets meer dan de helft van het aanbod damesbladen verdwenen is. Niet opgegaan in de digitale wereld, gewoon echt helemaal weg.”
Tijdschriften moeten het dus echt onder ogen zien: papier voert niet meer de boventoon en luisteren naar de behoefte van de lezers is belangrijk
Om te overleven, zit er volgens hem maar één ding op. “Hoewel papier emotie is, moet de bladenmaker meegaan met de crossmediale ontwikkeling. Niet de ogen sluiten, maar openstaan voor de realiteit.” Tijdschriften moeten het dus echt onder ogen zien: papier voert niet meer de boventoon en luisteren naar de behoefte van de lezers is belangrijk. Maar die lezers kunnen ook hun steentje bijdragen, denkt tijdschriftjournalist Margriet de Groot. “De bladenmarkt is negatief in het nieuws, dat speelt zeker ook mee. Het is een soort van selffulfilling prophecy, mensen denken dat het blad toch wel failliet gaat en dus nemen ze geen abonnement meer. En dan gaat het mis. Mensen moeten gewoon hun favoriete blad blijven lezen.”
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Actueel pagina 34
Column
Twee publieke zenders: het is zo gek nog niet
W
ij, Nederland, zijn zo langzamerhand een beetje het lelijke eendje aan het worden. We jammeren veel, beslissen weinig en pragmatisme lijkt een niet begrepen begrip. Het begon al lang geleden door het invoeren van een poldermodel, waardoor elk wetsvoorstel door minimaal dertig commissies beoordeeld moet worden. Dan heeft het vaak nog weinig kans van slagen. Ook het geflopte Rusland-Nederlandjaar verliep niet zo heel lekker. Ondertussen bleven we klagen omdat er bezuinigd moet worden en de publieke omroep misschien op korte termijn één van de drie kanalen moet inleveren. Juist dat laatste lijkt me een goede zet. Waarom? Dat zal ik uitleggen. Bijna elke Nederlandse huishouding heeft inmiddels wel een internetaansluiting. Van hen die dat niet hebben mogen we concluderen dat ze of bejaard zijn of niet bepaald voorop lopen. De publieke omroep publiceert heel veel online. Niet alleen is daar tekst te vinden, maar vrijwel alle nieuwsbulletins en geluidsfragmenten zijn zichten hoorbaar. Daarnaast is er een complete website waar bijna alle programma’s op terug te zien zijn, mocht de klagende carrièretijger in spe al een uitzending gemist hebben, omdat hij moest overwerken. Als zijn kleine dan in bed ligt, kan hij lekker zijn laptop openslaan en die via een kabeltje aansluiten op de tv. Vervolgens klikt hij het programma aan dat vaak vrijwel meteen na de reguliere uitzending online staat. Hallo zelfde programma! Kortom: gemist op tv wil niet zeggen dat je kans verkeken is. De horizon is breder geworden. We kunnen van bepaalde omroepen en programma’s betaal-tv maken. Als jij zo graag naar een specifiek programma kijkt, kun je er voor betalen. De publieke omroep is er voor iedereen toch, niet alleen voor joden, Chinezen of moslims. Daarom kunnen dergelijke zeer specifieke programma’s best apart worden aangeboden. Dat is het idee van 24Kitchen, de goeroeomroep voor culinaire wondertjes. Die kunnen 24/7 aan hun trekken komen als Rudolf weer in de keuken staat. Zolang daar kwaliteit geboden wordt, is men bereid te betalen. Als we de –nader te bepalen- algemene programma’s gratis houden en betaal-tv invoeren voor specifieke programma’s kunnen we best een kanaal inleveren. FOX Sports zit ook nog steeds bij menig voetbalfan in het pakket. Het is niet zo dat FOX voor noppes wordt aangeboden. Het kost tegenwoordig genoeg. Onze beroepsgroep is zelf verantwoordelijk voor wat die produceert. Als we zorgen dat we een prima mix kunnen bieden met de juiste programma’s en weinig poespas kunnen we best met een kanaaltje minder toe. De beroepsgroep is innovatief en creatief genoeg om daar iets mee te doen. We mogen juist blij zijn dat er überhaupt nu nog een derde kanaal bestaat, kijkend naar de soms exorbitant hoge salarissen onder journalisten in tijden van recessie. Het zou fijn zijn als we gewoon stoppen met zeuren en accepteren dat zich soms ontwikkelingen voordoen waar bepaalde maatregelen voor nodig zijn, willen we het betaalbaar houden. Soms moet er wel eens wat bezuinigd worden. Ik hou mijn zorgpremie liever op betaalbaar niveau dan de hele dag naar de herhaling van het sportjournaal te moeten kijken, omdat we zo nodig drie zenders nodig hebben. Niet zeuren maar accepteren, dat is prettig en ook nog eens goed voor je hart. Lekker toch!
DOOR CHRIS BIL
pagina 35
Colofon
MEDIAMAGAZINE
Rubriek pagina 00
u Perstribune MEDIAMAGAZINE
Chris Bil
Perstribune
pagina 00
4,95
09/2012
Elise de Jong
Andor Faber
Jos Baas
Cathalijne Runia
Aan deze editie van De Perstribune werkten mee:
Arbeidsmarkt: Freelancer misbruikt?
Vrouwenbladen: einde in zicht?
Camjo’s: Journalistieke alleskunners
Storystelling: De toekomst?
Gastschrijver Angelo van Schaik: ‘‘Alles moet tegenwoordig gratis’’
Bloggers: Vernieuwing of bedreiging?
Social Media: Wie maakt het nieuws?
Column: Minder publieke omroep!
Dilan Kutlubay
Sebastiaan van den Bovenkamp
Yvo Osterloh
Charley Blomjous
Journalistiek in beweging
Perstribune MEDIAMAGAZINE