Perstribune u
MEDIAMAGAZINE
Nr. 1
2 4,95 09/2013
Oorlogsjournalist actieheld?
Enter Blendle Wat?! Ghostwriter Autosportfotograaf Frits van Eldik
Perstribune MEDIAMAGAZINE
COLOFON /DE PERSTRIBUNE De Perstribune is een vakblad over media gemaakt door studenten van Hogeschool Windesheim in Zwolle /REDACTIE Hoofdredacteur: Tom van Appeldoorn Beeldredacteur: Sophie Wassink Vormgeving: Mitchel van Essen, Hermen Oldengarm en Wido Ekkel Webredactie: Allard Bolks en Kelly Westra Eindredactie: Berber Bennabi en Hjalmar Guit /REDACTIEADRES Hogeschool Windesheim Uitgevers, X2.22, Campus 2-6, 8017 CA Zwolle, eindredactiets02@gmail.com /MEDEWERKING Mederwerking aan deze uitgave werd verleend door Peter Groeneveld, Jan Eijbrink. Hylke van der Zee, Frits van Eldik, Ger Bomans en de opleiding journalistiek Windesheim Zwolle. /ABONNEMENTEN EN VOORWAARDEN Ga voor het afsluiten van een abonnement naar onze website www.omnizine.nl. Nieuwe abonnees vinden daar ook onze introductiekortingen en speciale aanbiedingen. Jaarabonnement (24 nummers) 274,95 Halfjaarabonnement (12 nummers) 239,95 Prijzen buitenland op aanvraag. Alle va toepassing zijnde voorwaarden vindt u op onze website. /SERVICE Mail voor klachten, vragen over bezorging of betaling naar: eindredactiets02@gmail. com Daar kunt u ook adreswijzigingen doorgeven. In dringende gevallen kunt u bellen met onze servicedesk: 0316-238138 /PRIVACY De door u verstrekte informatie en gegevens worden opgenomen in ons abonnementenbestand. Dit bestand kan worden gebruikt om u informatie te verschaffen over abonnementen , voordeelaanbiedingen et cetera van R2 Publishing. Als u daartegen bezwaar hebt, kunt u dit kenbaar maken door contact op te nemen met onze servicedesk.
www.omnizine.nl © 2013 Perstribune
pagina 2
VAN DE HOOFD REDACTEUR
K
lokkenluiders zijn de hoofdrolspelers van droevige blockbusters. Een hardwerkende man besluit het niet meer te pikken dat hij van zijn baas alles wat er gebeurt op het werk geheim moet houden. Hij laat zijn stem horen en treedt naar buiten met de waarheid. Dan komt zijn baas erachter dat het hij was die heeft ‘gelekt’ en ontslaat onze ster van de film. Oh, en hij zorgt er ook nog even voor dat de man nergens meer kan werken omdat hij een ontrouwe werknemer zou zijn. De naam van het bedrijf is na een paar jaar weer vergeten, die van de klokkenluider niet. Die zal zijn leven doorgaan als klokkenluider. Verrader. Sinds vorige week is er een manier om anoniem te lekken. Althans, dat verzekert de stichting Publeaks op hun website. Op deze website kun je documenten naar een aantal grote Nederlandse mediaorganisaties lekken. Hoe zou het voor een man als Edward Snowden zijn gelopen als hij via een site als Publeaks zijn verhaal had kunnen vertellen? Hij had nu niet op een Russisch vliegveld gewoond, dat is zeker. Hij had ook bovenaan de lijst van meest gezochte mensen in Amerika gestaan. Of in ieder geval niet zijn naam. Tenminste, als Publeaks echt zo anoniem is als de stichting zegt dat het is. In een tijd waar de Amerikaanse regering (Om over de Chinese en Russische nog maar te zwijgen) het hele internet in de gaten kan houden hun programma genaamd Prism, lijkt het me onwerkelijk dat een site waarop mogelijk geheimen van landsbelang gelekt kunnen worden, niet in de gaten gehouden zal worden. Dus, om tot een oordeel te komen: Publeaks is een briljant concept. Ik twijfel alleen aan het bestaansrecht dat het claimt in een tijd waarin het internet niet meer anoniem is. Er zullen natuurlijk een aantal zeer slimme ICT-ers aan te pas gekomen zijn om de identiteit van de klokkenluiders verborgen te houden, maar als zelfs de site van de CIA al gehackt kan worden door Chinezen kun je het wat mij betreft opgeven. Een klokkenluider zal voor altijd de held blijven in een actiefilm. Strijdend voor de waarheid, in een film zonder happy ending.
Tom van Appeldoorn
pagina 3
INHOUD INTERVIEW FRITS
ANALYSE
VAN ELDIK
SPINDOCTOR
Frits van Eldik vertelt over zijn 25 jaar ervaring in de autsportfotografie.
“De kernboodschap is het belangrijkste”
4
8
REPORTAGE Nederlands eerste trailerpremière, reclamestunt?
14 10 11 16 26 28 30 32 34
COLUMN Journalistieke talenten Blendle, het Spotify voor artikelen
Spoedcursus oorlogscorrespondentie COLUMN Toekomst van kranten
Persfotograaf VS. hobbyfotograaf Gadgets
WAT?! Ghost writers Irritantste reclame van 2013
INTERVIEW RENÉ VAN RIJCKVORSEL Elseviers nieuwe maandblad: Juist!
23
Perstribune MEDIAMAGAZINE
INTERVIEW pagina 4
Autosportfotograaf Frits van Eldik:
‘‘Wielen mogen nooit stilstaan op de foto’’
pagina 5
autosportfotograaf
Elke jongen die ook maar een beetje van auto’s houdt, zou dromen over de baan van Frits van Eldik : autosportfotograaf. De hele wereld over reizen, foto’s maken van de snelste auto’s en de mooiste vrouwen en er ook nog een lekker salaris aan overhouden. Maar is het wel zo’n droombaan, of wordt de glitter en de glamour van het vak overschat? Tekst: Mitchel van Essen Foto’s: Frits van Eldik
“L
oop een willekeurige kiosk in en ik durf te wedden dat ik in bijna elk dagblad of blad op autogebied wel gestaan heb met een foto’’, aldus Frits van Eldik (1969). Deze autosportfotograaf mag je met recht een oude rot in het vak noemen met zijn 25 jaar ervaring. Jaarlijks reist hij ongeveer 9 maanden de wereld over om de mooiste kiekjes te schieten bij evenementen als de Grand Prix of DTM (Deutsche Tourenwagen Masters)-wedstrijden. Ook mag hij zich met trots één van de twaalf ambassadeurs van cameramerk Canon noemen, wereldwijd. Hoe is het allemaal begonnen voor jou? ‘‘Mijn vader had vroeger een autobedrijf en was hobbyfotograaf. Dit was natuurlijk nog niet in de tijd van de digitale camera, maar van het zelf ontwikkelen van je foto’s. Daarom bouwden we iedere winter onze keuken om tot donkere kamer om de foto’s te kunnen ontwikkelen. Zo kwam ik al vroeg in aanraking met fotografie, wat >>
Perstribune MEDIAMAGAZINE
INTERVIEW pagina 6
>> ik toen al heel erg mooi vond. Het was zo gaaf om een plaatje tevoorschijn te zien komen in de vloeistof als ik over het randje van de bak keek. Dan had je ook nog de televisieserie Q en Q die in het teken van fotografie stond. Dat zorgde er extra voor dat ik toen al wist dat ik fotograaf wilde worden. Als 11-jarig jochie zei ik al tegen de monteurs op de werkplaats dat ik later autosportfotograaf zou worden, wat me uiteindelijk dus ook gelukt is.’’ Maar hoe heb je er dan een carrière van kunnen maken? ‘‘Vroeger gingen we altijd naar Zandvoort op vakantie. Die planden we dan wel zo dat er een evenement op het circuit was. Ik kon dan hele dagen fotograferen en die foto’s verkocht ik twee weken later door aan vooral coureurs. Ik geloof dat ik er destijds maximaal 10 gulden voor vroeg, zodat ik weer nieuwe rolletjes kon kopen om weer meer te kunnen fotograferen. Door veel te oefenen, hard te werken en vol te blijven houden bouwde ik een netwerk op en zette ik mijn naam op de kaart. Hierdoor kan ik nu leven van dit vak en ben ik onder andere ambassadeur voor Canon. Dit betekent dat ik het nieuwste van het nieuwste mag uittesten voor het cameramerk en geef ik presentaties over hun producten. Het is dan natuurlijk gaaf om die nieuwe camera’s te mogen testen, maar verder zorgt het niet voor opendeuren of iets dergelijks.’’
Zijn er sindsdien veel dingen veranderd in de fotobranche? ‘’Er zijn zeker dingen veranderd. Afgelopen weekend kwam ik tijdens de Grand Prix in Monza een uitgave van Rolling Stone tegen met op de cover een oude foto van een F1-auto die werd gesponsord door Marlboro. Dat deed me gelijk terugdenken aan die goede oude tijd. Toen gingen we elke week gesponsord door bijvoorbeeld Marlboro ergens heen. Alles werd voor me betaald en de foto’s werden veel gepubliceerd. Ook hadden de bladen een veel breder budget voor fotografie. Toen werd de reis nog betaald door het blad. Tegenwoordig, met name door de crisis, is alles veel commerciëler. Ik maak nu gericht foto’s voor verschillende sponsors. Het doel van dit commerciële werk is dat de foto’s nog steeds
gepubliceerd worden in bladen, maar niet de bladen maar de sponsor betaalt ervoor. Dit maakt het lastiger, want de sponsors willen op beeld krijgen wat zij voor ogen hebben. Zo is er niet veel ruimte meer over voor een originele ‘the sky is high’ reportage waar alles kan, wat ik erg jammer vind. Ik heb veel ideeën, ik wil ergens heen, zie het alleen maar betaald te krijgen. Het is ook niet meer aantrekkelijk om zelf foto’s aan te bieden bij bladen. Er zijn namelijk paginaprijzen. Dus of je nu foto’s uit Zandvoort of uit Melbourne hebt, je krijgt vaak evenveel betaald. Zo haal je er dus nooit de kosten van je reis naar Melbourne uit. Terwijl ik dus eerst voor een hele reportage werd betaald, zoals in die Marlboro-tijd. En we hebben natuurlijk de komst van digitale fotografie. Al deze apparatuur maakt het makkelijker voor ons, maar uiteindelijk maakt de fotograaf nog steeds het verschil. Het maakt dus nog steeds niks uit hoe goed of duur je camera is, door goed na te denken is je foto geslaagd of niet.’’ Hoe ziet jouw raceweekend er gemiddeld uit? ‘‘Laat ik een Grand Prix-weekend als voorbeeld nemen. Zo’n weekend begint al op woensdag. Globaal gezien begint alles rond de wedstrijd op donderdag, maar aangezien bijna alle races niet naast de deur liggen, reis ik ‘s woensdags al af naar het circuit. De donderdag begint dan meestal rond 8:00 uur. Dan komen we in de persruimte en moeten we onze plek uitzoeken. Je reserveert altijd al een plek
pagina 7
van tevoren, maar ik wil graag een rustig plekje met niemand achter me zodat ze niet op mijn beeldscherm kunnen kijken als ik de foto’s uitzoek. Ik probeer origineel te zijn met mijn kiekjes en vind het dan zonde als degene achter mij mijn ideeën zo kan overnemen. Verder regel ik donderdagmorgen alles wat ik nog nodig heb. Denk hierbij aan een goed werkende WiFi. Daarna is het koffietijd en ga ik op het circuit opzoek naar nieuws en praat met opdrachtgevers over hun wensen. Dan is het rond 11:00 uur tijd voor mij om een rondje te maken over het circuit met zo’n achttien kilo aan apparatuur om m’n nek. Dat doe ik al jaren, al ken ik het circuit als mijn broekzak. Er kunnen bijvoorbeeld bomen zijn gekapt waardoor de lichtval anders is en ik kijk naar de reclameborden. Als ik bijvoorbeeld voor het bandenmerk Pirelli foto’s moet schieten, wil ik wel weten waar hun reclameborden staan langs het parcours. ‘s Avonds zijn er vaak dan nog persconferenties waar ik portretfoto’s maak van de coureurs. Vrijdags ben ik rond 7:00 weer aanwezig op het circuit, zodat ik op tijd ben en om de files te ontwijken. Dan neem ik alle
tijd om even te ontbijten en een rondje te maken. Om 10:00 beginnen de auto’s met hun ronden over het circuit en duren de trainingen de hele dag. Aan het einde van de dag zet ik de foto’s op de laptop en kijk ik wat elke opdrachtgever nodig heeft. De zaterdag en de zondag zien er ongeveer hetzelfde uit als de vrijdag qua tijdsindeling. ‘s Maandags vertrek ik dan weer naar huis om ‘s woensdag weer weg te gaan. Per jaar ben ik alles bij elkaar opgeteld zo’n 9 maanden van huis.’’ Naar welk autosportevenement kijk je elk jaar weer uit? ‘‘Dat is voor mij de 24 uur Le Mans. Doordat deze race zowel overdag als ‘s avonds plaatsvindt, is het fotografisch gezien een gaaf evenement. Als fotograaf moet je gedurende die 24 uur enorm spelen met je licht. Als je hier goed in bent, kan je jezelf enorm onderscheiden van de anderen.’’ Wat is voor jou de ideale autosportfoto? ‘‘Een goede foto op autosportgebied moet voor mij aan een aantal eisen voldoen. Ten eerste mogen autowielen nooit stilstaan! Als je aan autosport denkt, dan denk je aan
actie en kracht. Voor mij betekent actie rollende wielen. Een stilstaand wiel kan dan ook echt niet. Verder moet de foto alles zeggen zonder een woord tekst. Je moet zelf een verhaal kunnen vormen als je de foto ziet. Dus in één seconde moet de kijker zien en snappen wat er op de foto gebeurt. Verder kick ik zelf erg op een ‘wauw-effect’ of ‘Fuck, dit is mooi’. Het gaafste vind ik als de foto op beeld net zo geworden is zoals ik van tevoren heb bedacht. Dan ben ik echt gelukkig. Dat is ook het belangrijkste in de fotografie: jij moet blij zijn met het resultaat. Als een ander het dan ook mooi vindt, ben ik dubbel zo blij. En wordt het gepubliceerd in een blad met een grote oplage, dan is het een feest in jezelf.’’ Wat maakt jou zo uniek tussen al die andere fotografen? ‘‘Mijn manier van werken zorgt voor risico’s. Ik doe namelijk graag iets anders dan anderen. Nu kan ik dat doen door mijn ervaring die ik de afgelopen 25 jaar heb opgedaan. Denk bijvoorbeeld aan het podiumfoto aan het eind van een race. Veel fotografen kiezen voor een shot van recht voor een podium. Dus de nummers 1, 2 en 3 juichend met een fles champagne. Dat vind ik te standaard. Ik wil graag iets anders. Daarom sta ik dan bijvoorbeeld beneden het podium, want het podium ligt altijd een stuk hoger. Aan de manier waarop de coureur rondkijkt en rekening houdend met de plek waar zijn team staat, kan je inschatten hoe hij juichend bij de rand van het podium gaat staan en de champagne over het publiek spuit. Dit zorgt voor veel originelere foto’s. Daar zit natuurlijk een risico aan, want als hij nou geen champagne spuit of iets dergelijks heb ik geen foto. Dat is dan jammer, maar volgende keer beter. Als het echter wel lukt, dan is het 100% score. Ik moet het dus hebben van mijn jarenlange ervaring en mijn werkzaamheden van toen ik jong was. Vroeger dacht je namelijk eerst veel meer na voordat je een foto nam. Doordat je niet zoals nu eindeloos foto’s kon schieten, bedacht je eerst goed wat je wilde. Zo denk ik nu nog steeds na. Je moet als fotograaf ook soms gewoon een knop omzetten en het gewoon doen. Als het heeft geregend en er liggen plassen op de grond, maar vanaf de grond kun je wel de mooiste foto’s maken, dan ga ik gewoon liggen terwijl mijn collega’s dat weigeren om te doen. Ik denk dan gewoon: ‘Over een half uurtje trek ik wel weer wat droogs aan.’ Zo moet je ook in verschillende weersomstandigheden kunnen blijven functioneren. Of je nu voor Volvo in IJsland moet zijn met -20 graden of voor de Grand Prix in Maleisië met plus 39 graden, je moet het gewoon doen.’’
Perstribune MEDIAMAGAZINE
ACHTERGROND pagina 8
Media onmisbaar voor sp Spindoctors: al jarenlang een fenomeen in de politieke wereld. Taak: Een positief beeld creëren van een politicus of politica. Benodigde vaardigheden: Gladde praatjes kunnen houden, ontwijkende antwoorden kunnen geven en in staat zijn de vraag van de journalist weglachen. Wat is het geheim van de spindoctor?
“De kernbo
TEKST: ALLARD BOLKS
I
emand die een politicus adviseert over beeldvorming, de omgang met de media,’’ aldus de Dikke van Dale over de term spindoctor. Ondanks deze duidelijke omschrijving blijft de rol van spindoctor voor buitenstanders vaak vaag. Bill Clinton zette in 1992 het fenomeen spindoctor voor het eerst op de politieke kaart, zijn manier van campagne voeren werd een nieuwe maatstaf in de politieke wereld. Met een heel team aan voorlichters en adviseurs wist Clinton zijn plek in Het Witte Huis op te eisen. Het Amerikaanse politieke landschap bleek zeer gevoelig voor spindoctors, met slechts twee politieke partijen was het voor journalisten lastig om meer bronnen te horen. Hierdoor was het voor de spindoctor een koud kunstje om met ‘zijn’ waarheid te komen. Ondanks een ander politiek systeem in Nederland, zijn spindoctors inmiddels ook niet meer weg te denken uit Politiek Den Haag. Desondanks vindt Chris Aalberts, hij deed onderzoek naar het effect van spindoctors in de Tweede Kamer, dat de rol van de spindoctor bij ons niet zo groot is: ‘’Je kunt in Nederland niet zomaar zeggen: ‘’Ik negeer RTL, dan raak je gewoon
de helft van je publiek kwijt als politicus.’’ Volgens spindoctor Kay van de Linde gaat het niet alleen om het negeren van bepaalde media: ‘’Het is voornamelijk de kernboodschap, die is het belangrijkste. En het brengen van die boodschap proberen we als spindoctor zo positief mogelijk te doen.’’ De taak van de journalist, prik door het positieve beeld heen dat de spindoctor om die kernboodschap heen creëert.
Nederlands eerste spindoctor Kay van de Linde werd in Nederland de eerste bijnaamgenoemde spindoctor, ook al leerde hij het vak in Amerika. In de VS werkte hij onder andere mee aan verkiezingscampagnes van Al Gore. Verschillen tussen de Nederlandse en Amerikaanse spindoctor zijn volgens hem groot: ‘’In Nederland word je gewoon niet serieus genomen als spindoctor, de media zien je als bedreiging. In Amerika is het precies andersom, zonder spindoctor ben je niemand.’’ Toch keerde hij in 2000 terug naar zijn geboorteland. Hij werd in 2001 campagneleider van Leefbaar Nederland, en verwierf zo nationale bekendheid. Later begeleidde hij ook Rita Verdonk tijdens haar verkiezingscampagne. ‘’Spindoctors
zijn noodzakelijk geworden voor een politicus, een goede communicatie is onmisbaar. Er zijn tegenwoordig zoveel mediakanalen, dat de communicatie cruciaal geworden is. En een spindoctor helpt bij de communicatie van de politicus.’’
De trucs van een spindoctor Van de Linde ziet de communicatie tussen de journalist en spindoctor als een spel, en hij legt uit hoe dat in zijn werk gaat: ‘’Iedereen in Nederland denkt dat de journalist de gespreksinhoud moet bepalen, maar dat is een misverstand. Als spindoctor moet je de regie overnemen van de journalist, zo krijg je het uiteindelijk voor elkaar om te zeggen wat je wil zeggen.’’ Wat daarnaast ook van groot belang is volgens de communicatiestrateeg: ‘’Het belangrijkste van de hele boodschap is de emotie, emotie bepaalt hoe de boodschap bij de mensen binnenkomt. Weet je een mens emotioneel te pakken, dan doe je het als politicus goed.’’ Daarnaast proberen spindoctors negatief nieuws vaak zo onopvallend mogelijk te brengen, dit doen zij bijvoorbeeld door negatief nieuws achter te houden en pas naar buiten te brengen, als er ander groot nieuws is. Ook zijn spindoctors soms het brein achter het lekken van gevoelige politieke informatie. Dit allemaal met het doel om het beeld van de politicus positief te houden.
“Emotie bepaalt hoe de boodschap bij mensen binnenkomt” Bill Clinton was de eerste politicus die overduidelijk profiteerde van spindoctors.
Chris Aalberts, die door zijn onderzoek het werk van spindoctors van dichtbij zag, praat liever niet over de term spindoctors,
pagina 9
p indoctors in Nederland odschap is het belangrijkste”
“De media zijn duizend keer machtiger dan een nietige spindoctor” hij houdt het bij voorlichters: ‘’Een voorlichter kan helpen om de politicus goed met de media om te laten gaan. Hij kan de media echter niet binden, daar geloof ik niet in.’’ In Politiek Den Haag hebben alleen de kopstukken, politici die interessant zijn voor de media, een voorlichter of spindoctor.
De toekomst In vergelijking met de Verenigde Staten is het Nederlandse medialandschap een stuk kleiner, hierdoor is de rol van de spindoctor ook niet zo groot. Amerika kent met CNN, NBC, FOX, CBS en ABC veel machtige nieuwskanalen, in Nederland zijn er met NOS en RTL echter maar twee grote media die veel aandacht aan de politiek in Den Haag besteden. Van de Linde ziet, ondanks het kleinere medialandschap in Nederland, de communicatiefactor in de politiek steeds belangrijker worden: ‘’Eerst werd ik gezien als de duivel, maar dat beeld is aan het veranderen. Nu krijg ik vragen hoe je zelf spindoctor kan worden.’’ Onderzoeker Aalberts zegt dat de rol van de spindoctor altijd klein zal blijven. Het medialandschap is volgens hem te klein in Nederland. De ex-spindoctor van Verdonk bevestigt dat beeld: ‘’De media zijn duizend keer machtiger dan een nietige spindoctor, dat zal altijd zo blijven.’’
De 5 stappen van Kay Met zijn jarenlange ervaring zijn er volgens Van de Linde 5 belangrijke stappen die je moet nalopen alvorens je het werk met succes kan doen: 1. Vraag je als geïnterviewde af, voor welk podium word ik geïnterviewd? 2. Wat is de boodschap die je over wil brengen aan de ontvanger? 3. Welke vragen kan ik verwachten? 4. Hoe ontwijk ik die vragen of hoe herleid ik die vragen naar de boodschap? 5. Executie, neem de regie over en vertel de boodschap zoals jij hem wil vertellen.
Perstribune MEDIAMAGAZINE
ANALYSE pagina 10
Eeuwig talent of topjournalist?
Belofte ingelost In onze rubriek ‘eeuwig talent of topjournalist?’ staat elke week een journalistiek talent van weleer centraal. Deze week de voormalige geschiedenisstudent Thijs Niemantsverdriet. In 2007 schreef hij ‘Vertaler van het nee’ over staatssecretaris Frans Timmermans en europarlementariër Joost Lagendijk. Het artikel kwam in Vrij Nederland en Niemantsverdriet werd beloond met een journalistieke prijs. De journalist won de Tegel 2007 in de categorie talent. TEKST: Hermen Oldengarm
T
hijs Niemantsverdriet volgt Frans Timmermans tijdens vele arbeidsuren. Ook zes jaar geleden is de huidige minister van Buitenlandse Zaken lid van het kabinet, maar dan als staatssecretaris. De Vrij Nederland-redacteur volgt Timmermans naar Berlijn voor een conferentie en ook is hij bijvoorbeeld aanwezig als de politicus bij BNR Nieuwsradio de strijd aanbindt met eurosceptische burgers.
maar opvallend genoeg wordt hij pas in 2008 lid van de politieke redactie van VN. 2012 is een verkiezingsjaar en net in dat jaar maakt Niemantsverdriet de overstap van een opinieblad naar een krant. De vrijwel altijd bebaarde redacteur treedt vanaf april in dienst van NRC Handels-
In de categorie talent is Thijs Niemantsverdriet de tweede winnaar van de Tegel. Het is 2007 en zijn verhaal wordt beloond door de vakjury. De nu 35-jarige journalist toont aan een goede parlementaire verslaggever te zijn. Het artikel leest lekker weg en het onderwerp is voor vrijwel elke Vrij Nederland-lezer interessant, maar het spreekt ook minder in politiek geïnteresseerde mensen aan.
Het zorgt voor naamsbekendheid bij de dertiger, die ook af en toe bij Knevel en Van den Brink te zien is. Daarnaast blijft hij natuurlijk in dienst van het NRC. Als politiek redacteur van een kwaliteitskrant mag je zeggen dat Thijs Niemantsverdriet zijn belofte redelijk heeft ingelost. De ‘transfer’ van Vrij Nederland naar de krant van hoofdredacteur Peter Vandenmeersch was al een teken aan de wand: blijkbaar behoort de voormalige Tegelwinnaar tot de beste politieke verslaggevers van het land.
Het taalgebruik is te begrijpen, de stijl redelijk soepel en de opmerkingen soms scherp. Met anekdotes uit de jeugd van Timmermans doet hij de lezer glimlachen. Thijs Niemantsverdriet is oudgeschiedenisstudent en voormalig stagiair van het Amerikaanse Newsweek als hij in 2004 aantreedt als redacteur bij het opinieblad Vrij Nederland. De jonge journalist (1978) maakt indruk en toont aan over een prima pennetje te beschikken. De bekroonde profielen over Lagendijk en Timmermans schrijft hij drie jaar na zijn aantreden,
2007 waardering van collega’s. Vanaf het jaar 2012 leert Nederland hem echt kennen: de kersverse NRC-journalist maakt meerdere keren zijn opwachting in de ‘actualiteitentalkshow’ van Matthijs van Nieuwkerk, De Wereld Draait Door. Van maart tot mei geeft hij in vier afleveringen acte de présence. De kijker leert hem kennen als kalme gast die nuanceert, duidt en af en toe simpelweg vertelt wat hem als politiek redacteur ter ore is gekomen.
blad. Daar komt hij bovenop het dagelijkse politieke nieuws; het werkt toch anders dan bij een opinieweekblad. Niemantsverdriet krijgt met zijn Tegel in
Het kan je slechter vergaan. Want ook al is de journalistiek wereld niet de sportwereld, bij mooie prestaties op jonge leeftijd kunnen de verwachtingen te hooggespannen raken. Thijs Niemantsverdriet is iemand die gestaag zijn carrière opbouwde. En als het aan het NRC ligt, zal hij voorlopig nog wel in dienst blijven. Zelf bedenkt Niemantsverdriet zich ook wel tweemaal voordat hij vertrekt: als politiek verslaggever zit hij op z’n plaats: bij een kwaliteitskrant.
pagina 11
Enter Blendle Internet: het walhalla voor de hedendaagse journalistiek. Duizenden blogs schieten als paddenstoelen uit de grond, maar de kranten komen steeds verder in de problemen. De dure abonnementen voor de internetversie van een krant gaan niet als zoete broodjes over de toonbank. Oplages kelderen en adverteerders zoeken een ander podium.
Blendle moet de oplossing bieden
Perstribune MEDIAMAGAZINE
ACHTERGROND pagina 12
Blendle, door de oprichters Alexander Klöpping en Marten Blankesteijn gedoopt als een soort iTunes voor kranten, werd begin deze maand geïntroduceerd. Duizenden mensen schreven zich in en inmiddels telt de wachtrij bijna 9000 mensen. Omdat Blendle net nieuw is en de veiligheid van de betalingen nog niet kan garanderen worden maar beperkt nieuwe leden toegelaten. Maar wat is Blendle eigenlijk, en hoe verandert het de manier waarop we met journalistiek omgaan? TEKST: KELLY WESTRA
A
lexander Klöpping (26 jaar), een oprichter van Blendle, zei onlangs in De Wereld Draait Door dat hij het verschrikkelijk vindt om op Twitter of Facebook te lezen dat iemand een stuk uit de Volkskrant geweldig vindt, om daarna te realiseren dat als Alexander het stuk ook wil lezen, hij de complete krant moet kopen. “Dat accepteren we niet meer bij muziek, waarom dan wel bij een krant? Als wij één nummer goed vinden, dan hoeven we toch niet gelijk het hele album te hebben?” zei een van de bedenkers tegen Matthijs van Nieuwkerk.
Marten Blankesteijn (26 jaar), medeoprichter, is het hier mee eens. “Wij kwamen met het idee voor Blendle omdat wij het belangrijk vinden dat mensen kunnen lezen wat ze willen lezen. Je kijkt in Blendle door een overzicht van de kranten en tijdschriften en spreekt iets je aan, dan koop je alleen dat stuk en niet de hele krant. Het gaat net zo makkelijk als een app kopen. Twee keer klikken en het is van jou. Internetkranten bestaan natuurlijk al, maar dan betaal je nog steeds voor de hele krant waar je misschien maar een fractie van leest. Blendle is precies wat deze generatie wil.”
De sociale generatie
In de kinderschoenen
“In deze tijd delen we heel veel. Twitter wordt steeds geüpdate met onze bezigheden en op Facebook delen we constant dingen. Bij Blendle kun je na het kopen en lezen van een artikel dat artikel delen via verschillende social mediakanalen. Op die manier kunnen je vrienden zien wat jij gelezen hebt, zo kan je ook dingen aan elkaar aanbevelen. Zo kun je je kennis en je interesses uitbreiden terwijl je ook nog eens leuke dingen leest en leert. Je ziet op het homescreen van Blendle de activiteiten van je vrienden. De stukken die zij gekocht hebben en hun persoonlijk samengestelde kranten. Zo kom je ook in aanraking met de artikelen van anderen.”
“We hebben voor Blendle al een behoorlijk lijstje met deelnemende aanbieders. We hebben Telegraaf,
We snappen het niet “Mensen van mijn generatie snappen de krant niet meer. Dat betekent niet dat ze niet begrijpen wat er in staat, maar ze snappen niet waarom het nieuws als een bundel gebracht moet worden. Kranten bieden wel deelabbonnementen aan op bijvoorbeeld alleen het sportkatern. Maar als ik alleen van voetbal houd, waarom moet ik dan ook voor hockey betalen? Het heeft ook zeker met geld te maken. Waarom moet ik vijf euro voor een tijdschrift betalen als er maar één leuk interview in staat?Blendle is goedkoop: de prijzen van de artikelen komen te liggen tussen de tien en negentig cent. Je betaalt dus nooit een fortuin voor iets wat je graag wilt lezen.
De breinen achter Blendle: Marten Blankesteijn (boven) en Alexander Klopping.
Nederlands Dagblad, NRC, etcetera onder de kranten.Van de tijdschriften hebben we Quest, Viva, Panorama en nog veel meer. Ook Belgische kranten hebben zich aangemeld en landen aan de andere kant van de wereld hebben ook interesse in Blendle. We hebben echt een wereldproduct bedacht. Ik ben trots op wat we gemaakt hebben.” “Blendle is net gelanceerd en in de eerste maand hopen we tweeduizend mensen toe te kunnen laten. Het team werkt heel hard om het allemaal voor elkaar te krijgen. Het gaat namelijk wel om veel mensen die constant betalingen doen. Dat moet wel veilig zijn. We werken met specialisten om het allemaal zo soepel mogelijk te laten verlopen. Totdat we de veiligheid van de betalingen kunnen garanderen laten we telkens kleine groepjes toe. Zo testen we ons systeem en kunnen we het verbeteren zodat iedereen er veilig gebruik van kan maken.” Klinkt allemaal leuk en aardig, toch? Maar waarom is niet iedereen aangesloten bij Blendle? Grote kranten zoals de Volkskrant, het Algemeen Dagblad en het Parool zijn niet te koop via Blendle. Waarom? Corine de Vries, redacteur bij de Volkskrant, vertelde waarom. “In principe is de Persgroep, waar een boel kranten onderdeel van zijn, erg geïnteresseerd in Blendle. We zijn dan ook in onderhandeling met Alexander en Marten. Maar naast sympathieke internet-nerds, zijn het ook keiharde zakenmannen. We kunnen het nog niet eens worden over de voorwaarden enhet percentage dat deze heren ontvangen van elk verkocht artikel.”
pagina 13
Blendle is ontworpen voor de generatie van Marten en Alexander, maar wat vindt die generatie eigenlijk van de ambitieuze droom van deze heren? Perstribune vroeg het aan vijf studenten.
Ik ga Blendle niet gebruiken. De gratis kranten op internet vind ik voldoende. Huffington Post heeft hele goede journalisten in dienst. Hun stukken zijn van hoge kwaliteit, waarom zou ik dan alsnog geld gaan betalen voor een Zuid-Afrikaanse krant of een tijdschrift. Eden Weiss, 25 jaar, Kaapstad
Ik vind Blendle een tof idee. Ik lees de krant bijna nooit, omdat ik altijd moet zoeken door dat onhandige ding naar een leuk artikel. Het is veel handiger om gewoon een aantal dingen te volgen en vanuit dat punt te bepalen wat ik ga lezen.
Ik denk dat het een slecht idee is, omdat de interesse van mensen beperkter blijft. Hoe vaak lees je een artikel dat je normaal niet zou lezen alleen omdat de lay-out er goed uitziet?
Mike Reinders, 20 jaar, Apeldoorn
Michiel Elzerman, 23 jaar, Apeldoorn
Ik denk dat zo’n nieuw concept maanden nodig heeft om zich te nestelen in de automatismen die mensen graag hebben. Goede PR en veel links met Google, Facebook, Twitter en andere populaire websites zou de volgende stap zijn voor Blendle. Brent van Ooijen, 21 jaar, Zwolle
Ik ga me ook inschrijven voor Blendle. In de trein lees ik alleen Metro en Spits, maar dat is vooral reclame. Een complete krant vind ik te duur, maar zo’n klein bedrag voor goede stukken vind ik echt een goed idee. Het delen vind ik ook leuk, dan zie je nog eens wat je vrienden lezen. Laura Westerhof, 23 jaar, Apeldoorn
Perstribune MEDIAMAGAZINE
REPORTAGE pagina 14
De media als
Goedkoop reclame maken is tegenwoordig heel gemakkelijk. Sociale media zoals Facebook en Twitter hebben er al een tijd geleden een functie bij gekregen: Promotie. ‘Deel, like en win’ is een zin die we dagelijks op onze nieuwspagina’s zien veschijnen. Tekst: Sophie Wassink Beeld: Berber bennabi
I
n tijden van crisis moet je creatief zijn. Reclame maken op de ‘ouderwetse’ manier is veel werk en kost een hoop geld. Het is goedkoper om de sociale media in te schakelen. Zo dachten ze ook bij NL Film en TV, het productiebedrijf van de nieuwe Nederlandse komedie Mannenharten. Zij organiseerden afgelopen week de eerste trailerpremière van Nederland. Een première in Tuschinski Amsterdam, compleet met rode loper, een borrel en de aanwezigheid van
V.l.n.r. Mark de Cloe, Kim Feenstra, Teun Kuilboer, Katja Herbers, Fabian Jansen, Georgina Verbaan, Hadewych Minis en Jeroen Spitzenberger
een deel van de cast. Geen première van de gehele film maar de bezoekers krijgen slechts de trailer van de film te zien. Een première, niet voor de gebruikelijke genodigden, maar voor het ‘gewone’ publiek. Via Facebook kon het ‘gewone’ publiek zich aanmelden. De eerste duizend bezoekers die de uitnodiging via Facebook accepteerden konden gratis in TusGeza Weisz maakt zich klaar voor zijn rol als gastheer chinski een kijkje komen nemen. Het productiebedrijf heeft zo op een simpele (en goedkope) wijze gebruik gemaakt van Facebook om reclame voor de nieuwe film te maken. Het lijkt net echt. De rode loper ligt uit, een fotograaf staat klaar achter de hekken en er worden hapjes en drankjes geserveerd in de entree van het theater in Amsterdam. Maar de glitter en glamour blijven achter-
wege. Geen rijen van BN’ers gehuld in de mooiste jurken, geen waas van flitsers van de vele fotografen, alleen twee promotiemeisjes die hard hun best doen om bezoekers te trekken. Want de duizend bezoekers die zich aan konden melden via Facebook zijn niet allemaal op komen dagen. Anouk van Schaik, PR manager bij NL Film en TV en bedenker van de trailerpremière, vindt Facebook een goed medium voor filmpromotie. “Het is de eerste keer dat wij als producent, naast de gebruikelijke promotiemogelijkheden, Facebook gebruiken om publiek te trekken. De trailerpremière is een originele kick off van onze publiciteitscampagne voor de nieuwe film. Op deze manier is de trailerpremière toegankelijk voor het publiek, het is een keer iets anders dan de trailer simpelweg bekendmaken via RTL Boulevard of zo’n soort programma.” De uitnodiging voor de trailerpremière is gratis verstuurd via Facebook. Op deze manier verspreidt een uitnodiging zich snel. Verstuur de uitnodiging, vraag de genodigden om de uitnodiging te delen, voeg er nog een prijsvraag aan toe en tel uit je winst. Als bedrijf kan je nog een stap verder gaan. Er zijn zelfs modellen ontwikkeld waarmee je de meeste likes binnenhaalt, meer volgers krijgt, of waarmee jouw boodschap precies bij jouw doelgroep op de nieuwspagina verschijnt. Het SMF-mod-
reclameplatform el (Social Media Fasering Model) bijvoorbeeld leert je in vier stappen sociale media optimaal te gebruiken als reclameplatform.
Een handjevol journalisten, scholieren met hun rugzakken nog op, moeders met dochters en een aantal bekenden uit de
pagina 15
filmwereld staan geduldig te wachten. Om 18.00 uur gaan de deuren van Tuschinski open en het publiek neemt plaats in zaal 1. Bijna de gehele cast van de nieuwe film verschijnt: Hadewych Minis, Teun Kuilboer en regisseur Mark de Cloe in spijkerbroek. Georgina verbaan en Kim Feenstra hebben voor deze première iets meer moeite gedaan en verschijnen in cocktailjurkjes. Ook Katja Herbers en Fabian Jansen zijn van de partij. De zaal zit niet bomvol, maar de mensen die de moeite hebben genomen om naar Amsterdam af te reizen zijn enthousiast en genieten volop van de trailer van tien minuten. Geza Weisz (bekend van Alleen Maar Nette Mensen en Expeditie Robinson) heeft de rol van gastheer toegewezen gekregen en stelt de cast voor.
De gasten van de trailerpremière wachten voor de opening
De nieuwe film: Mannenharten is een remake van de Duitse film Männerherzen en gaat over de zoektocht naar echte liefde. Naast de trailer worden de aanwezigen nog getrakteerd op een sneak-preview (nog tien minuutjes extra beeldmateriaal van de film) die komende winter in de bioscopen moet gaan draaien. De duizend bezoekers die zich via dit medium hadden aangemeld zijn niet allemaal komen opdagen. Toch is Anouk van Schaik van NL Film en TV tevreden. “ Ik schat dat er zo’n 450 man op de première zijn afgekomen. Het was een leuk PR-moment en we sluiten een trailerpremière bij een volgende film zeker niet uit.”
Entree Tuschinski
Producent Alain de Levita vertelt over de film
Foto: Nl Film en TV
Maar soms is zelfs Facebook niet eens meer nodig, het kan nog makkelijker. Gebruik de media zelf als reclameplatform. Afgelopen week verscheen er een filmpje op Dumpert.nl waarin Tim Hofman, presentator bij BNN, innig staat te zoenen met een man. Op Twitter verscheen naar aanleiding van dit filmpje de volgende tweet van Tim Hofman: ‘Fijn dat iedereen zich zo met me bemoeit, maar goed ik val dus op mannen. Lekker interessant. Fijne dag nog’. De media namen het bericht direct over en de volgende koppen verschenen. ‘Tim Hofman uit de kast’, ‘Tim Hofman: Ik ben dus homo’. Wat bleek achteraf? Het was een promotiestunt voor de nieuwe reeks afleveringen van het BNN programma Spuiten en Slikken. Het programma start met een uitzending over homo’s en op deze manier wilde Tim onderzoeken wat er op je af komt op het moment dat je uit de kast komt. En natuurlijk aandacht vragen voor het programma. Promotiestunt geslaagd, creatief en goedkoop.
Perstribune
Profiel
Actiehelden in de Nominaties meest irritante MEDIAMAGAZINE
pagina 32
V
Verslag doen vanuit een conflictgebied brengt de nodige risico’s met zich mee. Er komt heel wat bij kijken voordat een oorlogscorrespondent kan afreizen naar Nu nominaties voor de Gouden Televizier-ring eenderisicogebied ergens in de wereld. Freebekend zijn, hebben wij de Hans nominaties de meest irrilance oorlogsjournalist Jaapvoor Melissen en NOS-verslaggever ter Velde tante televisiereclames opPeter een rijtje gezet. lichten een tipje van de sluier op. Tekst: Mitchel van Essen Bron: Youtube
Goed voorbereid televisiereclame van 2013 4
Teskt: Berber Bennabi
De Hè? Is die er nu weer?! Echt waar?! Niet weer?! Hou inderdaad eens op! - reclame De eerste drie keer is de ‘Huh? Echt?! Serieus?! Meen je dat nou?! Hou eens op!’ - reclame van Ziggo op televisie wel grappig, maar als het dan nog niet lukt om de reclame mee te praten wordt het irritant. Dan wordt het nog irritanter als je hem drie keer per dag langs ziet komen.
Ga weg, ga weg, ga weg nou Na jarenlang met ‘Oh buurman, wat doet u nu?’ geassocieerd te worden, wilde Tatjana Simic een nieuw levensmotto: ‘Kom op, kom op, kom op nou!’ Dit tot groot verdriet van veel televisiekijkers die er nu wel klaar mee zijn. Basic Fit zal waarschijnlijk niet veel leden werven met hun irritante motto.
Lieke, ouwe shopaholic!
Deel je Coca Cola met je ‘vrienden’!
Lieke, Lieke, Lieke, oh lieve Lieke: waarom?! Je bent zo leuk, maar waarom leen je jezelf uit als het nieuwe gezicht van online kledingwinkel Zalando? Het idee is op zich prima, maar iedereen die de reclame voor de eerste keer ziet kan het voorspellen. Jij die door de postbezorger niet herkend wordt door je bekendheid, maar als degene die altijd shopt bij Zalando. En dan de te knappe vrouwen die helemaal gek worden van de ietwat sullige postbezorger. Jammer, heel jammer.
Leuk idee van Coca Cola om een flesje met je eigen naam erop te krijgen, de reclame wordt na een tijdje alleen onuitstaanbaar. De acteurs moeten doen alsof ze zo van de straat geplukt zijn, het is echter zo overdreven vrolijk dat het niet helemaal gelukt is. Een verliefd stelletje dat alles behalve verliefd overkomt, maakt alles behalve geloofwaardig.
Perstribune MEDIAMAGAZINE e journalistiek? V
MEDIAMAGAZINE
pagina 33
Nr. 2
op weg naar een conflictgebied
VOLGEN DE KEER
LINDA DE MOL: “Ik heb het flink verneukt.”
VANAF WOENSDAG 2 OKTOBER IN DE WINKEL
Perstribune MEDIAMAGAZINE
ACHTERGROND pagina 18
A
lvorens je naar een risico- of conflictgebied afreist bereid je je voor door zoveel mogelijk te weten te komen over de plek waar je naartoe gaat. Volgens Hans Jaap Melissen doe je dat onder meer door artikelen te lezen die al eerder over het gebied verschenen zijn: “Als ik in Nederland ben volg ik bepaalde conflicten heel intensief op internet, dus dan houd ik die conflictgebieden in de gaten door te lezen wat er via de media beschikbaar is.” Verdiep je ook in de culturele achtergrond en juridische aspecten van het land. Peter ter Velde: “Eigenlijk alles wat je van een gebied te weten kan komen, probeer je te achterhalen.”
Ambassade Naast je eigen voorbereiding - kennis verzamelen over het land en het conflict dat zich daar afspeelt - komen er ook wat administratieve zaken bij kijken die je dient te regelen voor vertrek. Het kan zijn dat je een visum moet aanvragen. Je kunt je ook als journalist laten registreren bij de Nederlandse ambassade in het land waar je naartoe gaat. Belangrijk is wel om je ook weer uit te laten schrijven. De ambassade weet dan wanneer je het land hebt verlaten. Dit kan goed van pas komen als je voor het thuisfront langere tijd niet bereikbaar bent. Via de ambassade valt dan te achterhalen of je het land (veilig) hebt verlaten of nog in het land bent en dan misschien in een gevaarlijke situatie zit.
Verzekering Het is ook van belang je goed te laten verzekeren. Als je niet voor een omroep werkt dien je dit zelf te regelen. Tien jaar geleden was verzekeren voor freelancers in een conflictgebied zeer prijzig. Tegenwoordig valt dit volgens Hans Jaap Melissen erg mee. “Inmiddels zijn de premies veranderd en is er een ander systeem gekomen. Zelf haak ik meestal aan bij een omroep waarvoor ik dan op stap ben. De KRO bijvoorbeeld. Als ik het verzekeren zelf moet doen kost het me 250 euro per week.”
Veiligheidstraining Via verschillende organisaties kun je een veiligheidstraining volgen voor journalisten die afreizen naar risico- en conflictgebieden. Op die trainingen leer je onder meer iets over een goede voorbereiding vóór vertrek en hoe te handelen in gevaarlijke situaties. Peter ter Velde is naast zijn werk als binnenlandverslaggever voor de NOS ook docent bij de cursus ‘Verslaggeving in conflictgebieden’ van de NVJ Academy. Hij is van mening dat journalisten die naar conflictgebieden afreizen eerst een cursus zouden moeten volgen. “Alles wat je in je voorbereiding kunt doen scheelt. Dus ook in dit geval is het voor je voorbereiding van belang.” Zelf heeft hij geen cursus gedaan voordat hij voor het eerst als verslaggever in een risicogebied terechtkwam. “Ik was correspondent in Israël van 1996 tot 2001. In 2000 brak toen de Intifada (opstand in de Palestijnse gebieden tegen de Israëlische bezetting, red.) uit en zat ik onverwachts in een oorlogsgebied. Ik wist natuurlijk ook niets, maar zat plotseling tussen schietende Israëliërs en schietende Palestijnen en dat was een compleet nieuwe ervaring.” Toen hij in 2001 vervolgens terugkwam van vijf jaar correspondentschap en overstapte van radio- naar televisiejournaal, is hij cursussen gaan volgen.”Dat heeft me buitengewoon geholpen. Ik bedoel, ik heb het zelf geleerd door schade en schande, maar tijdens die cursus leer je zo verschrikkelijk veel, dat je denkt van: ‘Oeh, ik heb
toch wel op een aantal vlakken fouten gemaakt’.” Een voorbeeld daarvan was ter Velde’s reactie midden in de vuurregen in Israël. “De eerste keer dat er geschoten werd, dat was in Ramallah, begon ik weg te rennen. Dat is precies wat je niet moet doen. Je moet liggen, jezelf klein maken en beoordelen. Kijken wat er gebeurt. Zien wie waar naartoe schiet, waar schiet de ander naartoe en hoe kom ik veilig uit deze situatie? Als je rent ben je groot en dus een makkelijk doelwit. Je bent dan veel makkelijker te raken, dus je moet je juist klein maken. Je handelt natuurlijk in een soort opwelling, je schrikt heel erg en je wilt onmiddellijk wegwezen, maar het kan dus gevaarlijk zijn. Dat leerde ik toen wel, want de volgende keer deed ik het niet meer zo, maar die eerste keer had het wel fout kunnen gaan.”
Het medische deel van de training Hans Jaap Melissen heeft ook een veiligheidstraining gevolgd. “Het meeste dat ik daar hoorde, wist ik al of deed ik al. Ik was toen al actief als oorlogsverslaggever. De medische training, Eerste Hulp Bij Oorlogsongevallen, die er ook bij hoorde vond ik nog een nuttige, maar voor de rest heb ik er niet zo heel veel op gesteund, omdat ik het allang deed.” Op die medische training leer je onder meer hoe te handelen als je gewond raakt. Ter Velde: “Stel je voor dat jij een kogel door je arm heen krijgt, om maar een niet al te dramatisch voorbeeld te noemen, dan is het wel
pagina 19
Fixer Een fixer vertaalt, regelt en is je gids. Om goed te communiceren met de mensen in het land is het noodzakelijk een goede fixer te hebben. Als je nooit eerder op de plek van bestemming bent geweest en er niemand kent, kun je dit via via regelen. Peter ter Velde ging voor de eerste keer naar Afghanistan en kende daar nog niemand. “Je landt op een vliegveld en moet daar iemand hebben die je oppikt.
“Het kameleon-principe: Je gaat niet elke dag om acht uur de deur uit en gaat dan rechtsaf. Je varieert in tijden, je varieert in plaatsen, je varieert in vervoersmiddelen en je varieert in momenten, om zo maar risico’s te vermijden. Er hoeft maar één iemand te zijn die je in de gaten houdt die denkt: ‘Verdorie, hij gaat elke morgen om acht uur weg.’ Dat moet je voorkomen.”
>>
Hams Jaap Melissen interviewt een brandweerman met een scherf in Gori.
Achtergrond
goed om te weten ‘wat moet ik doen?’. Dat kun je door schade en schande zelf leren, maar het helpt natuurlijk als je daarvoor een cursus volgt.” In de cursus leer je ook principes te hanteren om een eventuele gijzeling te voorkomen. Één daarvan noemt Ter Velde het ‘kameleon-principe’. “Dat je één wordt met je omgeving, maar ook dat je nooit routine hebt in wat je doet. Dus je gaat niet elke dag om acht uur de deur uit en gaat dan rechtsaf. Je varieert in tijden, je varieert in plaatsen, je varieert in vervoersmiddelen en je varieert in momenten, om zo maar risico’s te vermijden. Er hoeft maar één iemand te zijn die je in de gaten houdt die denkt: ‘Verdorie, hij gaat elke morgen om acht uur weg.’ Dat moet je voorkomen.” De cursus van de NVJ Academy duurt drie dagen en wordt gegeven op het terrein van Defensie in Harskamp. Hier worden ook gijzelingssituaties nagebootst. Verder leer je er munitie en mijnen herkennen en hoe te handelen bij checkpoints en wegblokkades.
Perstribune MEDIAMAGAZINE
>> Ik heb een collega journalist gebeld die daar al vaker had gezeten. Ik wist dat hij daar een fixer had die wel goed was. Die heb ik benaderd. Hij kon niet, maar had wel weer een vriend die heel goed was en ook voor andere media werkte.” Het heeft streng de voorkeur dit van tevoren te doen, maar bij Ter Velde is het ook een keer anders gelopen. “Het is weleens gebeurd dat ik blind een gebied inging, omdat er gewoon te kort tijd was. Op het vliegveld probeer je dan iets te regelen, maar dat heeft niet de voorkeur. Als er tijd is en je de mogelijkheid hebt om zaken van te voren te regelen, dan moet je dat doen.” Een fixer is niet alleen handig als tolk om te kunnen communiceren met de bevolking. Als je in een gevaarlijke situatie terechtkomt ben je over het algemeen op jezelf aangewezen, maar de rol van de fixer is hier ook aanzienlijk. “Natuurlijk is het belangrijk dat je in elk conflictgebied waar je zit een klein team vormt van lokale mensen om je heen. Mensen die je echt helemaal vertrouwt. Dat is je fixer en dát is je chauffeur. Als die mensen echt onderdeel van je team zijn moet je helemaal op ze aankunnen, maar ook heel erg goed naar die mensen luisteren. Zij verstaan de taal, zij kennen de straat, zij weten wat er omgaat in het land. Jij komt als een soort toerist binnenlopen, dus je weet niets. De ene baard die je ziet is dezelfde als de andere baard, maar voor hen... Zij zien het verschil. Zij zien het verschil waar mensen toe behoren. Zij zien het verschil in de straten. Het beeld van vandaag is niet het beeld van gister, dus als je met een klein team van lokale mensen werkt moet je ook honderd procent naar ze luisteren. Dat is eigenlijk het belangrijkste punt waar je in eerste instantie op aangewezen bent. Zij kunnen jouw leven redden op het moment dat het fout gaat,” zegt Ter Velde.
Informatie delen Volgens Peter ter Velde is ook het delen van informatie met de mensen met wie je werkt van belang voor je veiligheid . “Het is van essentieel belang dat je zoveel
“De eerste keer dat er geschoten werd, dat was in Ramallah, begon ik weg te rennen. Dat is precies wat je niet moet doen” mogelijk informatie aan je thuisfront achterlaat. In mijn geval was dat een redactielid bij de NOS die alles van me wist. Hij wist met wie ik reisde, waar ik naartoe ging, hoe ik me verplaatste. Hij wist alles. Op
ACHTERGROND pagina 20
het moment dat het fout gaat weet hij ook: ‘waar was hij de laatste keer?’, ‘wanneer heb ik voor de laatste keer contact met hem gehad?’, ‘waar zat-ie?’. Zodat je dan vervolgens op te sporen bent. Dus zoveel mogelijk informatie achterlaten aan thuis: je medium, een contactpersoon of wat dan ook.” Dat het natuurlijk niet altijd mogelijk is om je thuisfront op de hoogte te stellen als je je in een oorlog bevindt, bewijst Hans Jaap Melissen in 2011 als hij tijdens een middaguitzending van het NOS Journaal vanuit Libië aan de telefoon is met nieuwslezer
“Als je het aleen maar voor het geld gaat doen, bestaat de kans dat je risico’s gaat nemen die niet verantwoord zijn. Ik denk dat heel veel beginnend journalisten, dat misschien beter niet in de oorlog kunnen doen”
Hans Jaap Melissen in Zuid-Libanon.
Herman van der Zandt. “Ineens komt er een granaat langs en wordt de verbinding verbroken. Ik had dekking gezocht en ben blijven liggen, maar ik was gevallen omdat die granaat nogal hard langskwam en er nog veel meer achteraan kwam. Ik wist niet precies van wie en waar. Het gaat natuurlijk altijd erg chaotisch. Ik moest daar weg en kon mijn telefoon niet opnemen. Achteraf zag ik aan mijn gemiste oproepen dat de redactie me wel veertig keer heeft geprobeerd te bellen. Die was natuurlijk ongerust en dacht ‘misschien is hij wel dood’. Op een gegeven moment als je weer in veiligheid bent, kuMisschien is hij wel dood’. Op een gegeven moment als je weer in veiligheid bent, kun je je telefoon beantwoorden en dan zeggen dat het in orde is.” Volgens Peter ter Velde is het cruciaal om, met uitzondering van je vertrouwensclubje, zo weinig mogelijk informatie naar buiten te brengen. “In het land waar je bent, moet eigenlijk niemand dan jouw fixer en jouw chauffeur weten wat je aan het doen bent, waar je naartoe gaat en hoe je je verplaatst. In de meeste gevallen gaat het toch fout
door mensen in de directe omgeving. Dat zijn mensen in het hotel of die je gewoon ergens hebt gesproken. Dat is een beetje in heel kort gezegd het plaatje dat ik kan schetsen. Zoveel mogelijk info aan thuis achterlaten, zij moeten alles weten. Je fixer en je chauffeur zoveel mogelijk informeren. Goed naar ze luisteren. Voor de rest moet het helemaal donker en zwart om je heen zijn, zonder enige informatie te delen met wie dan ook. Je gaat gewoon ergens naartoe op de bonnefooi. Je maakt geen afspraken, want hoe meer mensen weten wat je aan het doen bent, hoe gevaarlijker het voor je is. Daar komt het eigenlijk op neer.”
Kleding en apparatuur De kleding die je draagt en de apparatuur waarmee je werkt, kunnen ook bijdragen aan je veiligheid. Welke apparatuur dat is, ligt er net aan welke tak van journalistiek je beoefent. “Je moet je eigen journalistieke materiaal bij je hebben en het moeten goede spullen zijn,” zegt Hans Jaap Melissen. Peter ter Velde werkte met zijn cameraman in Afghanistan altijd met een klein came-
pagina 21
raatje. “Zodat je niet al te zichtbaar bent op grote afstand. Het is allemaal wat makkelijker. Het is niet vanaf een kilometer al te zien dat iemand aan het filmen is.” Het ‘kameleon-principe’ dat Peter ter Velde als veiligheidsmaatregel hanteert komt ook in de kleding weer naar boven. Tijdens zijn tijd in Uruzgan droeg hij Afghaanse kleding om niet op te vallen. Het is niet gebruikelijk om in elk conflictgebied het uiterlijk van de bevolking over te nemen.“Het is per gebied verschillend. In Kabul bijvoorbeeld, was dat niet zo. In een stad als Bagdad ook niet. Daar droeg ik gewoon mijn spijkerbroek. Het verschilt inderdaad per gebied, maar in het algemeen is de stelling dat je als journalist zoveel mogelijk een kameleon bent. Je past je aan de kleuren van de omgeving aan. Ben je ‘embedded’, dan draag je geen roze t-shirt maar iets een beetje groen of bruin, zodat je niet teveel opvalt. Als je in gebieden als Uruzgan, waar echt nooit buitenlanders komen, in gewone kleding loopt dan is het van kilometers afstand te zien dat daar hele aparte mensen lopen. Als je lokale kleding draagt valt dat veel minder op. Je bent natuurlijk wel herkenbaar als iemand dichtbij je staat. Die ziet dan natuurlijk wel dat je een buitenlander bent, maar je moet proberen om je zoveel mogelijk aan te pas-
Peter ter Velde embedded in Afghanistan.
sen aan de omgeving en aan de kleur. Om maar dingen uit te sluiten. In Uruzgan en Zuid-Afghanistan reisden we heel veel met de auto. Dan had ik een sjaal om mijn gezicht heen zodat ik niet van buiten de auto herkenbaar was. ‘Hé, daar zit een buitenlander in de auto!’, dat moet je gewoon niet hebben. Je hoeft maar door één iemand ge zien te worden die het doorgeeft aan anderen en dat is niet goed.”
Amerikaanse televisieverslaggeving Hans Jaap Melissen raadt aan een kogelwerend vest mee te nemen en een helm. “Die moet je niet permanent opzetten en niet opeens opzetten als je verslag voor de camera moet doen. Amerikaanse televisieverslaggeving noem ik dat ,” zegt hij grinnikend. Als tip aan beginnend journalisten die naar een conflictgebied willen afreizen geeft Melissen mee om het niet enkel te doen om de reden dat je het een stoere baan vindt. “Ga erheen voor het verhaal en niet omdat je iets wilt bewijzen ten opzichte van je vriend of vriendin.” Oorlogsjournalist worden alleen voor het geld, lijkt hem ook geen slim idee. “Als je het alleen maar voor het geld gaat doen, bestaat de kans dat je risico’s gaat nemen die niet verantwoord zijn. Ik denk dat heel veel beginnend journalisten,
die nog bezig zijn het vak van journalist te beheersen, dat misschien beter niet in de oorlog kunnen doen. Je kunt beter in Nederland beginnen met interviews af te nemen en na verloop van tijd eens proberen de lat hoger te leggen. Het is ook handig als je er talent voor hebt, denk ik. Dat je het heel goed kunt en goed begrijpt hoe je moet werken in een oorlog. Dat je dat eigenlijk van nature al hebt. Maar ja, dat is niet aan te leren.”
Actiehelden Oorlogsjournalist worden is meer dan met je kladblokje op zak een vliegtuig instappen richting een conflictgebied. Zonder een goede voorbereiding is dit onverantwoord en de kans dat je terugkomt met een goed verhaal is nihil. In de journalistiek zijn er geen actiehelden, maar wel journalisten die hun leven op het spel zetten om ons de werkelijkheid te laten zien.
Met medewerking van: Peter ter Velde, NOS-verslaggever Hans Jaap Melissen, freelance oorlogsjournalist Egbert Hermsen, freelance binnen- en buitenlandverslaggever Myrte Derks, coördinator NVJ Academy
Foto’s: Peter ter Velde/Hans Jaap Melissen
Perstribune MEDIAMAGAZINE
Onderzoek pagina 20
Juist nú?
pagina 23
Waarom
‘Wij staren niet als een konijn in de koplampen van een auto’
Perstribune MEDIAMAGAZINE
INTERVIEW pagina 24
Wat kun je het beste doen tijdens zware economische tijden? Nee, niet bij de pakken neer gaan zitten en hopen dat het goedkomt. Positief blijven en vooruitkijken. Elsevier greep dat devies en smeedde het nieuwe maandblad Juist.
Ja, juist nu. TEKST: HJALMAR GUIT
V
rijdagmiddag, ergens midden augustus. De wekelijkse ronde langs de kiosk om even een kijkje te nemen naar wat de tijdschriftenwereld weer voor prachtcovers heeft verzonnen. Ogen schieten over de bladen, maar veel is al eerder gekocht of niet interessant genoeg. Dan staat de blik ineens stil, gefocust haast. Het blad dat de aandacht trekt is tot dan nog onbekend. Een nieuw tijdschrift! Dat het nog kan in deze crisistijd. Met grote witte letters staat de naam van het blad prominent bovenaan de cover. Juist gaat de winkelwagen in. De nieuwste aanwinst voor bladenland is een maandelijks verschijnend tijdschrift van Elsevier. Ondanks dat het blad niet met veel bombarie is aangekondigd, komt het volgens hoofdredacteur René van Rijckevorsel niet uit de lucht vallen. “We liepen al een hele tijd rond met het idee voor een maandblad. Dat het juist nu uitkomt, is extra bijzonder.” Dat is het inderdaad. Printmedia luiden al tijden de noodklok over het dalen van oplages. Het gevreesde einde van papieren kranten en tijdschriften komt volgens velen dichter en dichter bij. Denk aan Intermediair: een tijdschrift voor hoger opgeleiden dat in november 2012 volledig online verder ging. Denk ook aan dagblad De Pers, dat vorig jaar maart de persen moest stoppen. Dat media het steeds zwaarder krijgen is voor niemand een geheim. Over het algemeen gaan de oplages omlaag en dat lijkt een beetje een trend te worden.
Anders dan anderen
Van Rijckevorsel meent dat Juist tegen die trend ingaat. “Wij willen bewijzen dat het nog best kan, een nieuw tijdschrift uitgeven. Wij gaan niet als een konijn in de koplampen van een auto staren.” Dus besloot Elsevier de gok te nemen en het blad op
de markt te gooien. Zonder nulnummer, zonder marktonderzoek. “Het blad ís het marktonderzoek. Net als ondernemen hebben we risico genomen. Dat past ook weer bij Elsevier en de mensen die ons blad lezen.” Voor een progressieve doelgroep die zelfstandigheid hoog in het vaandel heeft staan, klinkt dat vrij aantrekkelijk. Toch is die aanpak niet per definitie succesvol. Afgelopen jaar werd de journalistieke glossy Park gepresenteerd. De verwachtingen waren hoog en het blad zag er goed uit. Helaas voor Park hebben er van het tweemaandelijkse tijdschrift maar vijf edities in de schappen gelegen. Het is geen goede voorbode voor het op de markt brengen van een nieuw tijdschrift. “Daarom doen wij het anders dan Park. Dat tijdschrift werd met veel poeha de markt op de markt gebracht met onder andere een groot feest, rode loper, veel champagne. Wij doen het wat rustiger aan, laten het blad geleidelijk de markt op.” Zo werd de eerste editie verstuurd naar alle abonnees van Elsevier. Met resultaat: volgens Van Rijckevorsel heeft het blad nu al vijfduizend abonnees, terwijl het tweede nummer pas net te koop is.
“Juist geeft de lezer de kans om zelf een oordeel te vellen” Dat snelle succes valt voor een deel te verklaren: Juist en Elsevier hebben dezelfde doelgroep. De toon is hetzelfde en de focus ligt net als bij Elsevier op ondernemen en vooruitgang. Het blad richt zich zowel op mannen als vrouwen die uitgaan
van zelfstandigheid. “De lezers zijn al bekend met het merk Elsevier, dus ze weten precies wat ze kunnen verwachten.” Je kunt je dan afvragen of Juist überhaupt nodig is. Wat voegt het blad toe aan het bladenlandschap? Er is immers al Elsevier, dat iedere week verschijnt. Moet er dan nog een maandblad komen die dezelfde koers vaart? Volgens de hoofdredacteur zeker wel. In het voorwoord van het eerste nummer zegt hij dat zo’n soort blad er al lang had moeten zijn. Waar zit hem dan het verschil in? “Elsevier richt zich veel meer op de actualiteit. Dat kan ook, want dat is een weekblad. De artikelen in Juist zoeken juist meer de achtergrond. Noodzakelijk, want het blad moet zo lang mogelijk ‘goed’ blijven.” Een
pagina 25
“Als alles goed gaat maken we er volgend jaar tien” Positief
Is die mix van overeenkomsten en verschillen de ideale formule om het blad levend
te houden? De toekomst kan niemand zien en ook Van Rijckevorsel geeft geen uitgesproken visie over de lange termijn. “We maken dit jaar in totaal vier nummers. Nog twee te gaan dus. Als alles goed gaat, gaan we volgend jaar door en maken we er tien.” Voorzichtig dus, maar wel op een positieve toon. En dat past wel bij Juist. Vooruitkijken, innovatie, progressie. Allemaal termen die Juist op het lijf geschreven zijn. De instelling van zowel blad als hoofdredacteur verschilt enorm van de overwegend negatieve toon van zowel de printmedia als de Nederlander in crisis. Misschien, heel misschien, zijn die autokoplampen in werkelijkheid het licht aan het einde van de tunnel.
Interview
ander groot verschil met het weekblad is het ontbreken van opinie. Dat genre hoort volgens Van Rijckevorsel bij de actualiteit. “Juist geeft de lezer de kans om zelf een oordeel te vellen.”
Perstribune MEDIAMAGAZINE
OPINIE pagina 26
De digitale revolutie: De journalistieke piramide staat op losse schroeven. Nu tijdschriften, maar vooral kranten, hun oplagecijfers steeds verder terug zien lopen. Deze twee mediums zijn al bijna 500 jaar de basis van het journalistieke veld. Nu krijgen zij concurrentie van jonge, frisse internetondernemingen. Deze ondernemingen bieden hun content vaak gratis aan en trekken daardoor vooral jonge lezers naar zich toe. Tekst & Beeld: Tom van Appeldoorn
D
‘‘Als jonge journalist ben ik van mening dat er veel meer mogelijkheden zijn om journalistiek aan de man te brengen op het internet’’
e krant was - tot een kleine honderd jaar geleden - het enige middel om aan nieuws te komen. Wanneer de krant ’s ochtends niet geleverd werd stond de wereld van de lezer voor een deel stil. Met de komst van televisie en radio - en in het afgelopen decennium ook internet - is hier een eind aan gekomen. Van alle kanten wordt de journalistieke grootmacht belaagd en steeds vaker vallen er dan ook slachtoffers. Het fenomeen waar we mee te maken hebben heet ‘digitalisering’ en alleen de sterksten overleven deze ontwikkeling. In de documentaire ‘Stop de persen’ van het Canvasprogramma ‘Panorama’ voorspelt media-analist Jeff John Roberts (verbonden aan de website GigaOM, red.) dat de toekomst van de geprinte pers een grimmige is. GigaOM houdt trends in de wereld, maar vooral in Amerika in de gaten. Uit die trends blijkt dat steeds meer mensen overstappen naar het internet voor hun nieuws. Er betaalt echter maar een fractie van die mensen voor het nieuws dat ze daar vinden. Dit komt enerzijds doordat mensen alleen even snel de hoofdpunten doornemen op een site als NU.nl zonder de tijd te hebben (of te nemen) om die punten door te nemen. Anderzijds werpen steeds meer kranten een zogenaamde ‘paywall’ op. Dit is een virtuele muur waarachter ze de artikelen die geproduceerd zijn plaatsen en waar je vaak alleen doorheen mag wanneer je een abonnement aanschaft. Is dit de juiste manier waarop kranten zich profileren op het internet? Nee. Als jonge journalist ben ik van mening dat er veel meer mogelijkheden zijn om journalistiek aan de man te brengen op het internet. Jeff John Roberts zegt dat het tijd wordt dat kranten hun geld gaan investeren in het opbouwen van een naam op het internet in plaats van het te steken in bezuinigingsplannen. Plannen die er allen zijn om de “ouderwetse techniek” (zoals hij het noemt) kunstmatig in leven te houden.
Een krant die hier al een hele tijd druk mee bezig is geweest, is de Engelse krant ‘The Guardian’. In mei van dit jaar kwam deze krant met een samengestelde productie waar de hele journalistieke wereld jaloers op was. In ‘Firestorm’ wordt het verhaal van een, door een bosbrand getroffen, gezin uit Tasmanië verteld met beeld, geluid en tekst. Nu we een paar maanden verder zijn zien we steeds vaker dit soort producties. Het voorbeeld van hoe ik de journalistiek het liefst zie op het internet: onbeperkt (in financiering en qua inhoud) en professioneel. Er gaat ongetwijfeld veel meer geld in zo’n productie dan in een normaal artikel, en wanneer je het aantal lezers met elkaar zou vergelijken, zou je zien dat de samengestelde producties een enorme afstand nemen van normale artikelen. Er worden echter geen specifieke cijfers vrijgegeven over het aantal lezers van specifieke artikelen dus daadwerkelijk vergelijken gaat niet. Wat in mijn zoektocht duidelijk naar voren kwam is dat hoofdredacteuren, leden van het bestuur en andere mensen uit deze sector stoïcijns blijven geloven in de papieren krant. In ‘Stop de persen’ komt dat ook erg zichtbaar naar voren. De drie hoofdredacteuren van twee Belgische kranten en ons NRC Handelsblad lijken stuk voor stuk te geloven dat de krant, zoals deze nu is, er over tien jaar nog is. Mensen die aan de krant gewend zijn zullen deze niet zomaar weg doen. Daar zit een kern van waarheid in, maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat wanneer deze mensen eenmaal overleden zijn de krant zoals wij hem nu kennen nog een voortbestaan gegund is. Wanneer abonnees weg zijn, komen ze niet meer terug. Dit komt doordat zij alternatieven voor hun dagelijkse nieuws hebben gevonden. In het NRC Handelsblad van acht augustus stond het volgende: “Kenmerkend voor veel ‘innovatieve’ ideeën is dat er een eind zou moeten komen aan de autonomie van de professional. Hij zou moeten samenwerken met of de regie overdragen aan zijn
pagina 27
hoe overleeft de krant? publiek. Zijn nieuwskeuzes zouden niet meer moeten afhangen van professionele criteria, maar van de algoritmes die de informatiestromen op internet bepalen.” Dit staat haaks op wat de kranten momenteel doen. Besparen en bezuinigen staat met chocoladeletters boven het programma en er wordt zelfs al rekening mee gehouden dat één op de drie krantenjournalisten
hun baan zullen verliezen. Het is moeilijk te zeggen wat nou dé oplossing is om te overleven in dit klimaat. Wat wel duidelijk is dat door vallen en opstaan vanzelf werkende ideeën boven komen drijven. Als het aan mij ligt worden kranten een online platform met multimediale content. Internet en kranten zijn dan geen concurrenten meer, maar werken samen om een
kwaliteitsproduct te realiseren. ‘De lezer’ is geen ijkpersoon meer maar een sponsor: wie een bedrag betaalt helpt het platform om te blijven bestaan. Met een account geef je aan wat je leuk vindt om te lezen en wat niet. Op die manier kunnen journalisten veel duidelijker bepalen wat de lezer wil lezen. Macht naar de lezer, dat is de toekomst.
Perstribune MEDIAMAGAZINE
ACHTERGROND pagina 28
Persfotografie: een uitstervend vak Het zijn economisch zware tijden. Dat is overal te voelen en de journalistiek vormt daarop geen uitzondering. Krantenredacties krimpen en leveren in op financieel gebied. Maar het- an nog erger: van het vak persfotografie is nog maar weinig over. Tot verdriet van de oude rotten in het vak. Maar nieuwe deuren openen zich: ‘‘Het wordt aantrekkelijker om zelf een goede foto in te sturen.’’ TEKST: HERMEN OLDENGARM
P
ersfotografie is een vak apart. Maar het vak het sterft langzaam uit. ‘‘De tijd van luxueus afwegen waar je wilt werken en welke opdrachten je wel of niet aanneemt is al lang voorbij’’, meent professioneel fotograaf Roel Visser. Deze man werkte jarenlang voor zowel weekbladen (Nieuwe Revu, HP/De Tijd) als kranten (NRC Handelsblad). Nu toont hij zich realistisch. ‘‘Niemand zou op dit moment nee zeggen tegen een vaste baan. De moderne markt is freelance.’’ Een niet te onderschatten factor speelt mee in de teloorgang van de nieuwsfotografie. Sites als NU.nl en persbureaus als Novum maken veel gebruik van ‘burgerfotografen’. Mensen van wie fotografie een hobby is en die soms een nieuwswaardige foto produceren. ‘‘Wij werken goed samen met een selecte groep van zulke amateurfotografen’’, vertelt Mark Vos, chef van NUjij en NUfoto. ‘‘Zo’n foto moet echt relevant en snel gebracht zijn.’’ Vos en Visser; ze hebben tegengestelde belangen. Een belangrijke twist tussen medium en fotograaf blijft natuurlijk de vergoeding. Terwijl een beroepsfotograaf van zijn werk moet kunnen leven, is een amateurfotograaf al zó blij als zijn foto op een nieuwssite verschijnt dat hij er geen vergoeding voor hoeft te hebben. Eeuwige roem is voldoende.
Roel Visser ageert sterk tegen die gang van zaken. ‘‘Want nee, je vergaart geen eeuwige roem door een keer je naam onder zo’n leuke foto te zien. Roem is iets heel
en bekendheid. Dat kan hij later altijd nog in zijn voordeel gebruiken. En ook al ben je amateur, een goede foto kan altijd voor die kleine opdracht zorgen waarop je wachtte. ‘‘Maar de belangrijkste reden is toch dat je andere mensen wilt laten genieten van jouw foto’s; dat vind ik het mooist’’, zegt amateurfotograaf Bennie de Boer. Hij schiet plaatjes voor de naburige voetbalclub en filmt en fotografeert voor de historische vereniging in Smilde. ‘‘Ik heb zelfs tweemaal een bruiloft op de gevoelige plaat vastgelegd’’, lacht De Boer. ‘‘Een mooie ervaring, maar toch compleet anders dan mijn overige werkzaamheden. Alles moet direct goed gaan, er komt geen tweede kans om de foto te maken.’’
anders. Je eigen stijl ontwikkelen; dat hoort bij eeuwige roem. Jaren geleden vergaarden de betere journalisten hun eigen, karakteristieke stijl. Maar een dag je in de krant of op een site is heel vluchtig. En wees eerlijk, als ik je vraag wie vorige week een prominente foto op NU.nl had... dan weet je het niet.’’ Er zijn diverse redenen voor die gulle houding van zo’n amateurfotograaf. Immers, doordat hij zijn foto op een site als NU.nl of bij een persbureau ziet verschijnen, genereert hij – al is het misschien maar voor heel even – aandacht
Je hoeft tegenwoordig geen goede fotograaf te zijn om een mooie nieuwsfoto te maken. Meer dan de helft van de Nederlandse consumenten heeft een smartphone en dat stelt hen in de gelegenheid een foto van dergelijke kwaliteit te produceren dat hij de moeite van het plaatsen waard is. Op een website, in een krant; op het Journaal bij wijze van spreken.
“Dit zijn de laatste loodjes van een fulltime baan”
pagina 29
Bron: www.dodmedia.osd.mil ‘‘Je fietst met je iPhone langs Schiphol. Een vliegtuig stort neer, jij hebt het eerste shot. Helemaal duidelijk in beeld, stom toeval. Je zou dan al bijna kandidaat zijn voor een fotoprijs in de nieuwssector’’, legt Roel Visser uit. En juist dat soort foto’s is extra interessant voor de maker ervan, benadrukt NUfoto-chef Mark Vos. ‘‘Als wij een foto plaatsen, blijft die voor 100 procent eigendom van de maker. Het wordt aantrekkelijker om een goede foto te sturen, want het zou zomaar kunnen dat wij ‘m doorverkopen aan een ander medium of persbureau.’’
“Je hoeft geen goede fotograaf meer te zijn om een mooie nieuwsfoto te maken” Bennie de Boer biedt zijn beelden ook regelmatig aan bij bekende nieuwssites of regionale kranten, maar succes levert het niet op. Dat zou te maken kunnen hebben met het feit dat deze hobbyist – dit in tegenstelling tot de meeste collega’s – graag financiële compensatie ontvangt.
Die eeuwige roem is vaak voldoende, daar hoeft geen vergoeding bij te komen. ‘‘Het is niet mijn bedoeling om professionals hun werk af te pakken’’, benadrukt De Boer. Maar toch gebeurt dat bij tijd en wijle. Onbewust. ‘‘Een maandje geleden maakte ik de teamfoto van ons eerste elftal (voetbalclub ACV uit Assen, red.). Maar doordat ik dat doe, met veel plezier trouwens, krijgt een bedrijf uit Hoogeveen die order niet meer.’’ En zo krijgt ook Roel Visser lang niet meer zo veel orders als vroeger. Hij weet dat de fotojournalistiek van tien, vijftien jaar geleden niet meer terugkomt. ‘‘Zonde, want het was toen wel leuker werken. In de jaren negentig deed ik een serie over junks. Revu, het blad waar ik destijds werkte, vroeg van tevoren gewoon aan me hoeveel tijd ik nodig dacht te hebben. De drie weken die ik noemde vonden ze prima. Zoiets is nu ondenkbaar.’’ Visser noemt nog een verschil tussen het vroeger en nu. ‘‘Soms spreek ik vandaag de dag jonge fotografen, die net het vak zijn ingerold. Die geloven gewoon niet wat je ze vertelt. Wat er toen allemaal kon... Op een bepaald moment in mijn carrière
werkte ik niet alleen voor Revu, ik hoorde daar ook bij. Ik kwam er toch wel drie keer per week over de vloer, leerde mensen kennen en zij leerden mij kennen. Met als gevolg dat we elkaar gingen begrijpen; een binding kregen zelfs. Ik kreeg soms klussen waarvan ze vonden dat die bij mijn manier van fotograferen pasten. Hierdoor presteerde ik weer beter.’’ ‘‘Tegenwoordig krijg je een opdracht binnen – en als jij hem niet aanneemt hebben ze vijftig anderen die wel geïnteresseerd zijn. Vervolgens ben je klaar en mail je het resultaat naar de redactie. Je krijgt minder tijd, de beloning is lager en je hebt als fotograaf nog maar weinig contact met de mensen voor wie je werkt.’’ In het verlengde daarvan, denkt Visser, is persfotografie binnen vijf tot tien jaar verdwenen. Dat wil zeggen: je kunt er niet meer van leven. ‘‘En dan zal het een bijbaantje worden ofzo, want het foto’s maken zelf blijft wel. Maar veel toekomst zit er niet meer in. De huidige markt wordt nog overspoeld door jongeren die zichzelf creatief vinden, maar dat werkt gewoon niet. Dit zijn de laatste loodjes van een fulltime baan.’’
Perstribune MEDIAMAGAZINE
RUBRIEK pagina 30
pagina 31
Journalisten, bloggers, vloggers, schrijvers. We zijn altijd onderweg. Om het je makkelijk te maken hebben we een lijstje samengesteld met de zeven must-have gadgets voor onderweg. Alsjeblieft. Wordt je leven niet makkelijker, dan in ieder geval een stuk cooler. Tekst & Beeld: Kelly Westra
De iPad + draadloos toetsenbord Ietwat achterhaald als dé gadget. Maar met zijn eindeloze mogelijkheden en uitbreidingen verslaat de iPad nog steeds alle netbooks. Gecombineerd met een draadloos toetsenbord is de iPad handzaam en perfect voor het uittikken van observaties en interviews.
vanaf 379 euro
Moleskine Notebooks Overpriced? Misschien. Maar het klassieke geliniëerde papier van Moleskine schrijft heerlijk en je ziet er gewoon professioneler uit met een gebonden schrijfboekje dan met een A5 notitieblok.
vanaf 15 euro
Mikey-add on voor de iPhone Een handige recorder die je in je iPhone kan pluggen. Tien keer beter dan de standaard opname functie op de telefoon. Met drie verschillende instellingen zodat je van de zachtste fluistering tot een keihard concert kan opnemen. Plug hem in, zet hem aan en je interview staat er perfect kraakloos op.
48 euro
The Flip portable camera Of je nu een vlogger (video blogger) of reporter bent, het landschap digitaliseert. Met een flipcam kun je makkelijk goede kwaliteit video opnemen. Het apparaatje is licht en handzaam, past makkelijk in je tas en levert scherpe beeld met goed geluid.
vanaf 40 euro
Trackstick
Of je nu door Syrië loopt en gifgas ontwijkt of aan het wadlopen bent, update je lezers/volgers met informatie over waar je je bevindt. Trackstick verzamelt informatie over waar je bent en upload dat naar Google Earth. Ook handig als je ontvoerd wordt, lees meer over journalistiek in oorlogsgebieden op pagina zestien.
110 euro
Gorilla-pod Makkelijk mee te nemen tripod met flexibele poten. Verkrijgbaar in verschillende uitgaven die perfect bij jouw camera passen. Met een tripod zijn je foto’s beter en stabieler. Ideaal voor de journalist/blogger die alles zelf moet doen.
vanaf 15 euro
Mophie Juicepack Nee, geen pakje sap voor onderweg. Juice voor je smartphone. Deze hoesjes zijn beschikbaar voor de drie grote merken: Apple, Samsung en HTC. Het zijn externe accu’s die je aan je telefoon kan klikken. Ze laden je telefoon op en zorgen ervoor dat je, zelfs als je de hele dag onderweg bent, gebruik kunt maken van je smartphone.
vanaf 60 euro
Perstribune MEDIAMAGAZINE
RUBRIEK pagina 32
Wekelijks wordt in de rubriek Wat?! een interessant begrip uit de journalistiek besproken en uitgelegd, met voorbeeld.
Wat?! Ghostwriter? Nee, daar staat inderdaad niet ‘ghostrider’, maar ghostwriter, heel iets anders dus. Niet iedereen beschikt over de kwaliteiten om een perfect en aantrekkelijk geformuleerd- en geschreven stuk te produceren. Al lijkt dat soms wel zo…
tekst: Wido Ekkel
G
hostwriting is binnen de journalistiek een erg bekend begrip. In tegenstelling tot het begrip zijn de ghostwriters zelf niet heel bekend, ze heten immers niet voor niets ghostwriters. Ze zijn voor sommige mensen van groot belang. Met name columnisten blijken steeds vaker de hulp van anderen te gebruiken om de kwaliteit van hun stukken te verbeteren. Columns zijn van alle tijden. Er waren en zijn nog steeds ontzettend veel journalisten die dagelijks of wekelijks een stukje proza in een blad laten plaatsen. De laatste jaren is er echter iets aan het veranderen. Steeds vaker worden columns niet alleen door journalisten geschreven, maar ook door Bekende Nederlanders. Op zich is daar natuurlijk niets mis mee. Journalist is een vrij beroep, dat iedereen dus mag uitoefenen. Maar het is op zijn minst opvallend dat iemand die bekend is geworden door zijn of haar werk ineens ook goed is in het goed op papier zetten van zijn of haar mening. Een goede column schrijven is nu eenmaal niet gemakkelijk. Maar daar is inmiddels iets op gevonden: de ghostwriter. Een ghostwriter is iemand die namens iemand anders een column, een boek, een toespraak of andere journalistieke stukken schrijft. We beperken ons hier tot de ghostwriters die actief zijn als columnschrijver. Zo kan
bijvoorbeeld een voor een krant of tijdschrift interessant persoon een column hebben, zonder dat hij of zij zelf goed in schrijven hoeft te zijn. Zoals elke week zoeken we weer een journalist die een voorbeeld kan geven over het onderwerp dat besproken wordt. Logischerwijs is dat deze keer een ghostwriter, namelijk Martijn van Wieringen.
“In de ogen van de meeste lezers besta ik niet. Gek is dat eigenlijk” Hij studeerde journalistiek en heeft inmiddels een baan als tekstschrijver bij voetbalclub FC Utrecht. Samen met wat collega’s zet hij onder meer het clubblad in elkaar met daarin ook de nodige columns van prominenten binnen de club zoals eigenaar Frans van Seumeren en hoofdcoach Jan Wouters.
Een van de columns die Martijn schreef
Martijn, hoe bevalt het je als ghost? “Haha, daar heb ik eigenlijk nooit over nagedacht. Maar ik ben een geest, dat klopt. In de ogen van de meeste lezers besta ik niet. Gek is dat eigenlijk.” Hoe ben je ghostwriter geworden? “Ik werk al een tijd voor FC Utrecht en het was op gegeven moment zo dat de supporters vonden dat de eigenaar van de club, Frans van Seumeren, een stukje moest schrijven in het clubblad. Ik heb toen aan onze redactie voorgesteld er een column van te maken en daar mocht ik zelf mee aan de slag gaan. Later ben ik ook de column van Wouters gaan schrijven.”
pagina 33
Waarom schrijven Wouters en Van Seumeren hun column niet zelf? “Dat is heel simpel, dat kunnen ze niet. Ze praten erg in voetbaltaal en kunnen dat niet op papier zetten. Spreektaal is iets heel anders dan schrijftaal. Een column schrijven is namelijk best lastig, helemaal als je er geen ervaring mee hebt. Ik ben journalist en heb die ervaring wel, zo kan ik hun ideeën op papier zetten. Bovendien zien ze het niet als hun taak, ze vinden het prima dat ik hun column schrijf.” Betekent dat ook dat je veel zelf mag bepalen? “In zekere zin wel, want ik bepaal meestal waar de column over gaat. Vóór een gesprek bedenk ik onderwerpen waarover ik hun mening wil horen en op basis van die mening zet ik de column in elkaar. Het gebeurt maar zelden dat ze zelf met iets komen. Volgens mij vinden ze het meestal wel goed zo, ik kan er mee doen wat ik wil.” Dus het interesseert ze niet wat jij er van maakt? Je bedoelt of ze willen weten wat ik er in zet en wat niet? Ja. “Nou ja, dat ook weer niet. Ik laat het ze wel zelf lezen voor ik het plaats. Dat vind ik zelf ook prettig. Het is een keer gebeurd dat Jan Wouters me boos opbelde (hij belt altijd over wat er moet worden aangepast, hij verandert nooit zelf dingen in de tekst. Dat is mijn taak, zegt hij).
“Volgens mij vinden ze het meestal wel goed zo, ik kan er mee doen wat ik wil” Hij had me over een speler verteld, maar ik heb toen zelf wat nieuws moeten verzinnen omdat die speler een dag voordat de column uit kwam verkocht werd. Ik
“Zijn vrouw leest de column altijd na, hij zelf is niet zo goed met taal”
‘auteur’. Ik moet er namelijk wel voor zorgen dat zij het idee krijgen dat Wouters en van Van Seumeren het stuk zelf hebben geschreven, de meesten weten niet dat ik de stukken schrijf. Dat is een uitdaging maar dat lukt me volgens mij aardig goed, ze hebben nog niet geklaagd. ”De meesten weten niet dat ik de stukken schrijf? Zet je je naam er dan niet onder? “Nee, klopt. Ik zet mijn naam er niet onder.” Waarom niet? “Ik hoef de credits niet, omdat het niet mijn column is. Het zijn ook niet mijn woorden, ik heb alleen de woorden van anderen verwerkt tot een goedlopend verhaal. Dat is mijn werk. Waarom zou ik mijn naam er dan onder zetten?” Ok. Maar is dat niet vreemd? “Ik vind van niet, het is gewoon heel leuk om te doen.” Er zijn naast Van Wieringen nog veel meer journalisten die iemand hulp bieden bij het schrijven van een column. Waarschijnlijk zijn het er veel meer dan we denken, omdat veel van hen niet bekend zijn. We hebben ze nog niet ontdekt, waarschijnlijk doen Martijn en zijn collega ghostwriters dus goed werk.
Wist u dat?
was toen blij dat ik het heb kunnen aanpassen voor dat het geplaatst werd. Maar Van Seumeren interesseert het inderdaad niet zo veel wat ik er van maak. Zijn vrouw leest de column altijd na, hij zelf is niet zo sterk met taal. Maar ik denk dat ik namens alle ghostwriters spreek als ik zeg dat er altijd goedkeuring moet zijn van de persoon in wiens naam je schijft. Die kan er immers op worden afgerekend, jij niet.” Oké, die goedkeuring heb je dan. Maar wordt je column ook goedgekeurd door de supporters, die zo graag een stukje van de eigenaar wilden lezen? “Ja, eigenlijk wel. Maar dat bereiken is moeilijker dan de goedkeuring van de
... onder meer Johan Cruijff zijn column in de Telegraaf niet zelf schrijft? … Linda de Mol juist wel zelf haar column schrijft, ondanks dat haar vaak het tegendeel is verweten? Daarom noemt ze haar column nu steevast: “Ja, ik schrijf ze écht zelf.” … er ook een film is die over ghostwriters gaat? De verrassende titel is “The Ghost Writer” … ook veel zangers ghostwriters gebruiken? … Gijp zijn biografie niet zelf schreef?
Perstribune MEDIAMAGAZINE
pagina 34
V
Nominaties meest irritante televisiereclame van 2013 Nu de nominaties voor de Gouden Televizier-ring bekend zijn, hebben wij de nominaties voor de meest irritante televisiereclames op een rijtje gezet. Tekst: Mitchel van Essen
Bron: Youtube
De Hè? Is die er nu weer?! Echt waar?! Niet weer?! Hou inderdaad eens op! - reclame De eerste drie keer is de ‘Huh? Echt?! Serieus?! Meen je dat nou?! Hou eens op!’ - reclame van Ziggo op televisie wel grappig, maar als het dan nog niet lukt om de reclame mee te praten wordt het irritant. Dan wordt het nog irritanter als je hem drie keer per dag langs ziet komen.
Ga weg, ga weg, ga weg nou Na jarenlang met ‘Oh buurman, wat doet u nu?’ geassocieerd te worden, wilde Tatjana Simic een nieuw levensmotto: ‘Kom op, kom op, kom op nou!’ Dit tot groot verdriet van veel televisiekijkers die er nu wel klaar mee zijn. Basic Fit zal waarschijnlijk niet veel leden werven met hun irritante motto.
Lieke, ouwe shopaholic!
Deel je Coca Cola met je ‘vrienden’!
Lieke, Lieke, Lieke, oh lieve Lieke: waarom?! Je bent zo leuk, maar waarom leen je jezelf uit als het nieuwe gezicht van online kledingwinkel Zalando? Het idee is op zich prima, maar iedereen die de reclame voor de eerste keer ziet kan het voorspellen. Jij die door de postbezorger niet herkend wordt door je bekendheid, maar als degene die altijd shopt bij Zalando. En dan de te knappe vrouwen die helemaal gek worden van de ietwat sullige postbezorger. Jammer, heel jammer.
Leuk idee van Coca Cola om een flesje met je eigen naam erop te krijgen, de reclame wordt na een tijdje alleen onuitstaanbaar. De acteurs moeten doen alsof ze zo van de straat geplukt zijn, het is echter zo overdreven vrolijk dat het niet helemaal gelukt is. Een verliefd stelletje dat alles behalve verliefd overkomt, maakt alles behalve geloofwaardig.
V
MEDIAMAGAZINE Perstribune MEDIAMAGAZINE
pagina 33
Nr. 2
VOLGEN DE KEER
LINDA DE MOL: “Ik heb het flink verneukt”
VANAF WOENSDAG 2 OKTOBER IN DE WINKEL
Voor een mix van tekst en beeld surf naar: www.omnizine.nl