1 minute read

Wisselbediening bij trams

Wisselbediening en beveiliging zijn aspecten waarin spoor- en tramwegen al van oudsher van elkaar verschillen. Snelheid en gewicht spelen daarbij een rol. De bediening gebeurt bij spoorwegen in de regel op afstand, bij trams ter plaatse. Parallel daaraan verschilt ook de techniek. De praktijk bij trams is tot dusver weinig belicht. Dit gemis maken we goed in twee afleveringen, te beginnen met de wisselbediening.

Toen de eerste trams gingen rijden, waren bij de spoorwegen al wissels in gebruik die een beetje leken op wat we nu nog kennen. Toch waren bij de eerste paardentrams wissels nog een stuk primitiever. Een van de eerste paardentrams in Nederland, de ANRM die vanaf 1866 reed tussen Den Haag en Delft, gebruikte rijtuigen die ook over straat konden rijden. Als het kon lagen er rails, zodat de rijtuigen lichter liepen, maar als het nodig was dan liet de koetsier het rijtuig ontsporen en werd over de keien gereden. Dat gebeurde bij het ontmoeten van een tegenligger en bij het oversteken van de spoorbaan.

Advertisement

De latere paardentrams hadden vaste assen en wielen met flenzen en reden al op spoorstaven. Soms waren dat groefrails, maar er waren ook andere profielen in gebruik die leken op de huidige vignole-rails. Bij wissels reden de tram- wielen op de flens over een ondieper deel van de groef of over een vlakke ijzeren plaat. De koetsier moest het paard zo sturen dat de flenzen in de juiste groef terecht kwam. Het begin van het groefspoor was dan als een soort trechter uitgevoerd. Bij wisselplaatsen werd gezorgd dat de aankomende tram altijd rechtuit over het eerste wissel reed. De wielen konden dan gewoon rechtdoor rijden op de flenzen. Bij splitsingen van lijnen werden al vrij snel wissels met tongen gebruikt, die met een wisselijzer werden omgelegd. Soms werd één tong genoeg gevonden om het tramrijtuig de goede kant op te sturen. Er zijn proeven genomen met een soort automatische bediening, waarbij het paard over een beweegbare plaat moest lopen om het wissel te bedienen. Er waren dan twee van die platen naast elkaar. Veel paarden vonden dat eng en weigerden erop te stappen, zodat deze proef niet overal succes had.

Op NS CHH (gesloten 12-tons wagen) 6680 staat het voormalige HSM-nummer 10408 nog doorgestreept op één zijwand. De opdracht gaf aan dat het oude opschrift had moeten blijven staan met het NS-nummer op een nabijgelegen schroot. Mogelijk had men de wagen al aan beide zijden omgenummerd, feit is dat deze ‘omgekeerde’ uitvoering vaker voorkwam.

Foto: Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek, collectie auteur.

This article is from: